De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0065/2006) van Alain Lipietz, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid 2004 (2005/2209(INI)).
Alain Lipietz (Verts/ALE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, voor ons ligt het eerste mededingingsverslag dat ook echt een politieke dimensie heeft. Een van de centrale thema's in de debatten die gevoerd zijn in het kader van de referenda van 2005 over de ratificatie van het Grondwettelijk Verdrag was immers het concept van een ruimte waarin sprake is van vrije en open mededinging – zoals we nu zeggen – of van vrije en onvervalste mededinging – zoals we zouden zeggen als de ontwerp-Grondwet aangenomen was.
Het probleem waar we nu voor staan is dat we moeten aantonen dat het mededingingsbeleid de bevolking ten goede kan komen, ten goede moet komen en op dit moment inderdaad ook al ten goede komt. Op dit punt bestond er brede consensus binnen onze commissie, maar steeds wanneer ik als rapporteur gevallen onder de aandacht bracht die overduidelijk wezen op de noodzaak van heroverweging of heroriëntatie van het mededingingsbeleid, of die juist vroegen om krachtige ondersteuning van het huidige mededingingsbeleid, kwamen er meningsverschillen aan het licht.
Het verslag zoals het nu voorligt, dat wil zeggen na verwerking van alle amendementen, is typisch zo'n verslag van het Europees Parlement dat bijna niemand kan of wil lezen, omdat het volstrekt niets zegt. Ik zou graag zien dat op ten minste drie punten alsnog krachtig stelling wordt genomen, zodat we de burgers kunnen laten zien dat de Europese instellingen er voor hen zijn.
Het mededingingsbeleid valt uiteen in drie grote componenten: bestrijding van het ontstaan van monopolies, bestrijding van kartels en bestrijding van onwettige overheidssteun dan wel overheidssteun die een gezonde, onvervalste concurrentie in de weg staat. Voor elk van deze drie beleidsonderdelen zal ik een punt noemen, dames en heren, ten aanzien waarvan volgens mij een krachtige lijn gevolgd moet worden.
Ten eerste, de bestrijding van monopolies. De manier waarop de Europese Unie de strijd heeft aangebonden met Microsoft wegens misbruik van machtspositie is bewonderenswaardig. Mijn commissie, de Commissie economische en monetaire zaken, heeft ervoor gekozen het directoraat-generaal Concurrentie in deze strijd niet te steunen. Ik zou u, beste collega's, van mijn kant willen vragen nogmaals uit te spreken dat het Europees Parlement het directoraat-generaal Concurrentie en de Commissie steunt in de krachtmeting met Microsoft.
Ten tweede, het ontstaan van dit soort monopolies en de bestrijding van kartels. Over het geheel genomen heeft het directoraat-generaal Concurrentie ook op dit punt prima werk geleverd. Ik denk dan met name aan de zaak Vivendi/Hachette. Wel is de Commissie in 1999 bij de fusie tussen Rhône-Poulenc en Hoechst naar mijn idee wat al te haastig te werk gegaan, waardoor er onnodig fouten zijn gemaakt. We moeten proberen te achterhalen wat er precies is misgegaan. Wij hebben niet het recht maatregelen die de Commissie genomen heeft te herroepen, en dat recht claim ik ook niet, maar wel vraag ik om de instelling van een onderzoekscommissie die moet nagaan wat er gebeurd is, want we willen wel graag weten hoe het kan dat tienduizenden werknemers en tienduizenden kleine aandeelhouders geruïneerd zijn omdat de Commissie verzuimd heeft controles uit te voeren die zij nochtans had moeten uitvoeren.
Het derde punt ten aanzien waarvan ik u vraag actie te ondernemen en krachtig stelling te nemen, betreft het hoofdstuk overheidssteun. Het directoraat-generaal Concurrentie keurt overheidssteun goed wanneer die steun met de strategie van Göteborg en die van Lissabon in overeenstemming is. Dat is ook de strekking van het verslag over 2004. Ik denk dat we het directoraat-generaal daarin moeten steunen. Kritiek is evenwel op haar plaats als het gaat om de goedkeuring die het directoraat-generaal heeft verleend voor de ruime subsidies die de stad Charleroi aan Ryanair heeft verstrekt. Deze subsidies leiden immers tot vervalsing van de concurrentie tussen steden, ondernemingen en vervoerswijzen en doen afbreuk aan de strategieën van Lissabon en Göteborg.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik bedank de rapporteur, de heer Lipietz, en de Commissie economische en monetaire zaken voor dit verslag. Ik besef dat ik de rapporteur op een aantal punten moet bedanken voor het feit dat hij de Commissie en haar diensten prijst.
Het mededingingsbeleid moet de mededinging, het concurrentievermogen en de groei in de EU stimuleren. Deze moeten uiteindelijk, zoals de rapporteur opmerkte, allemaal ten goede komen aan de consumenten, die hij de gewone mensen noemt.
Ik ben blij dat het Parlement de ontwikkelingen op het gebied van het mededingingsbeleid nauwlettend en proactief volgt. Ons waardevolle debat in februari over de herziening van de regels inzake staatssteun is hiervan een zeer goed voorbeeld. Ik zal u bij de ontwikkeling van het beleid volledig blijven betrekken, ook al geeft het Verdrag dit Parlement geen wetgevende rol op dit gebied.
Dit Parlement is ook een vurig en consequent voorstander van het werk van de Commissie om de mededingingsregels eerlijk, streng en doelmatig te handhaven, zoals de rapporteur terecht heeft opgemerkt, en ik ben daar dankbaar voor. Ik ben het eens met uw opmerkingen over veel zaken: de hervorming van de kartelwetgeving die in 2004 ten uitvoer is gelegd, de coördinatie van het Europees mededingingsnetwerk, de Europese concurrentiedagen, de internationale samenwerking en natuurlijk de informatieverstrekking aan de consumenten.
Op het gebied van de particuliere schadeclaims wegens schending van de kartelwetgeving van de EG, kijk ik uit naar de beoordeling van ons groenboek door het Parlement. We blijven werken aan de herziening van artikel 82 van het Verdrag, aan gebieden die van belang zijn voor de informatiemaatschappij, en aan de sectoronderzoeken, waarvoor ik uw opmerking meeneem betreffende de gebieden waarop onze methoden zouden kunnen worden verbeterd.
Ik zal nu ingaan op enkele specifieke punten die de rapporteur heeft genoemd. We hebben eerder al uitvoerig over Altmark gediscussieerd. De Commissie zal richtsnoeren geven wanneer zij in individuele gevallen een beschikking geeft. Ik heb geen aanwijzingen die reden geven vraagtekens te plaatsen bij het gedrag van de nationale mededingingautoriteiten in verband met bestaande exploitanten, maar ik herinner u eraan dat de Commissie kan ingrijpen en de zaak zelf kan afhandelen als zich een dergelijke situatie mocht voordoen.
Ik wil tot slot twee opmerkingen maken in antwoord op de vraag van de heer Lipietz. De behandeling van de fusie van Hoechst met Rhône-Poulenc door de Commissie in 1999 en 2004 is tijdens de voorbereiding van dit verslag uitvoerig en in detail besproken in de commissievergaderingen. De Commissie heeft op alle opgeworpen punten gedetailleerde antwoorden gegeven. Ik geloof niet dat er nieuwe feiten naar voren zijn gebracht. Wat mij betreft, ligt deze zaak dan ook achter ons.
Op de tweede plaats heeft de Commissie besloten dat een deel van de steun die aan Ryanair in Charleroi is verleend, verenigbaar was met de gemeenschappelijke markt in het kader van het vervoersbeleid. Het betrof steun die de ontwikkeling en een beter gebruik mogelijk maakte van de secundaire infrastructuur van de luchthaven. Deze infrastructuur werd tot dan toe niet volledig benut en vormde een kostenpost voor de maatschappij als geheel. Ik moet hier echter aan toevoegen dat de rest van de steun niet verenigbaar is bevonden en moet worden terugbetaald.
Jonathan Evans, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst mijn lof uitspreken voor het verslag zoals dat uit de commissie tevoorschijn is gekomen, en ik bedank de heer Lipietz voor zijn werk.
Ik denk dat men het er in het algemeen over eens is dat een aantal van de aangebrachte wijzigingen het verslag heeft verbeterd. Ik wil snel op enkele daarvan ingaan: de nadruk op consumenten, met de specifieke voorstellen die duidelijk maken dat we de idee van particuliere concurrentie en verbetering van de rol van de contactpersoon voor consumenten steunen. We verheugen ons over het eerste jaar van de tenuitvoerlegging van het hervormingsproces dat de Commissie heeft ondernomen, en we kijken ook uit naar de voltooiing van de aanpassing van artikel 82; over de interpretatie daarvan vindt momenteel raadpleging plaats.
Ik zal hier evenwel niet alle bepalingen in het verslag in detail doornemen. Ik wil wel zeggen dat ik bijvoorbeeld de geïnitieerde sectoronderzoeken toejuich. Daarmee vestig ik de aandacht op het streven van de Commissie en van commissaris Kroes om het protectionisme aan te pakken.
Ik bied in dat verband dan ook geen excuses aan voor het feit dat ik iets onder de aandacht breng wat voor ons allemaal van groot belang is, en wat zich heeft voorgedaan sinds dit verslag is opgesteld, namelijk de stemming die onlangs in de Senaat van de Verenigde Staten is gehouden over uitbreiding van de procedure voor de behandeling van fusiezaken, op een manier die neerkomt op overduidelijk protectionisme van de VS. Volgens mij kan deze wijziging in de regels van de Committee on Foreign Investments in de Verenigde Staten nieuwe en schadelijke beperkingen opleggen aan buitenlandse investeringen. Dit zijn niet mijn woorden, maar de woorden van zes vooraanstaande financiële dienstverlenende instellingen in de Verenigde Staten.
De commissaris werkt, samen met haar collega's, zeer nauw samen met de regering van de VS op het gebied van de regelgeving. Ik heb een kopie van het akkoord van afgelopen december voor me liggen. Punt 8 daarvan luidt: “Wij – dat is de regering van de VS en de Commissie – komen overeen alle belangrijke resterende belemmeringen voor transatlantische investeringen die de andere partij constateert, te bespreken, en we zullen nagaan hoe dergelijke belemmeringen kunnen worden aangepakt en weggenomen teneinde een nauwere transatlantische economische integratie te bevorderen.”
Naar mijn mening betekenen de voorstellen in de Verenigde Staten een flinke knauw voor die verklaring, en ik zou willen zeggen dat de situatie zo ernstig is dat de commissaris haar gesprekspartners in de Verenigde Staten duidelijk moet maken dat tegenmaatregelen in Europa noodzakelijk kunnen zijn als zij op deze weg voortgaan.
Antolín Sánchez Presedo, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte afgevaardigden, de presentatie van het jaarverslag over het mededingingsbeleid dat ter bestudering, bespreking en goedkeuring aan het Parlement wordt voorgelegd, is een taak van de Commissie.
Het biedt de gelegenheid om de belangrijkste mijlpalen te benadrukken, om het verwezenlijkte acquis te consolideren en te verrijken met de in de verslagperiode opgedane ervaringen en met toekomstperspectieven. In die zin vind ik het verslag van de heer Lipietz zonder meer nuttig.
Als rapporteur voor de Sociaal-democratische Fractie wil ik allereerst zeggen er verheugd over te zijn dat als gevolg van de uitbreiding het mededingingsbeleid zich sinds 1 mei 2004 uitstrekt tot tien nieuwe lidstaten en dat de nationale mededingingsautoriteiten van deze landen zijn opgenomen in het Europees mededingingsnetwerk.
Na de verkiezingen heeft het Parlement zich uitgesproken over de investituur van de nieuwe Commissie, waarbinnen een nieuw lid is belast met concurrentiezaken.
Een actieve, sterkere rol van het Parlement kan bij de tenuitvoerlegging van het mededingingsbeleid bijdragen tot grotere transparantie en legitimiteit, zoals is gebleken. Dat het Parlement steeds opnieuw laat weten medebeslissingsbevoegdheden te ambiëren, is dan ook niet meer dan terecht.
In 2004 heeft de Commissie haar moderniseringspakket afgerond. Ze heeft de garanties van haar procedures verbeterd en initiatieven op het gebied van de informatiemaatschappij en de communicatie bevorderd. Ze heeft kartelvorming en misbruik van machtsposities aan de kaak gesteld en tevens de vinger aan de pols gehouden ten aanzien van concentraties en overheidssteun. Ik noem deze maatregelen om het belang ervan te onderstrepen en om te laten weten dat wij ze steunen.
Het verslag schiet onzes inziens op sommige punten echter ook tekort. Zo bevat het geen evaluatie van de gevolgen van de belangrijkste beslissingen over concentraties en overheidssteun, de behandeling van diensten van algemeen belang, de problemen die in gevoelige sectoren, zoals de landbouw, aan collectieve onderhandelingen zijn verbonden, de bevordering van internationale samenwerking, ook met opkomende en ontwikkelingslanden, of de rol van consumenten in een echte concurrentiecultuur. De uiteindelijke resolutie is completer als al deze aspecten erin worden meegenomen en de aandacht krijgen die ze verdienen.
Het mededingingsbeleid is cruciaal voor het welslagen van de strategie van Lissabon en voor de verwezenlijking van de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen. De resolutie die we straks aannemen is waardevoller als deze realiteit, het strategisch belang ervan en het potentieel van het Europees mededingingsnetwerk erin tot uiting komen. Ze is krachtiger als de twee volgende richtsnoeren er duidelijk in tot uiting komen: dat de Commissie zich richt op relevante kwesties voor onze burgers, om hun levensomstandigheden te verbeteren, en dat zij proactief handelt, dat wil zeggen, dat zij inspeelt op veranderingen en die steunt en er niet alleen maar op reageert.
Sharon Bowles, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in 2004 heeft de Commissie een beschikking gegeven in de zaak-Microsoft. Persberichten die sindsdien zijn uitgegeven over de pogingen gehoor te geven aan de beschikking, bevatten strijdige informatie.
Dit is niet de eerste keer dat de voortgang, en zelfs het recht op verdediging voorafgaand aan hoorzittingen of een beroep, in gevaar lijkt te zijn gebracht doordat de Commissie ondernemingen de toegang tot volledige informatie of bewijs tegen hen heeft geweigerd. In feite krijgen ondernemingen te horen: u moet meer doen, maar nee, u krijgt het bewijs niet te zien, en we vertellen u ook niet precies wat we willen. Is een dergelijk gebrek aan transparantie nodig, zinvol of, extreem gesteld, zelfs maar in overeenstemming met de rechtsbeginselen die men van een moderne democratische gemeenschap verwacht?
Ik heb enkele bedenkingen, maar verwelkom toch de raadpleging over artikel 82, waarbij gebruik wordt gemaakt van de recente ervaringen. Het lijkt mij echter dat er ook meer raadpleging zou moeten plaatsvinden over de procedures van de Commissie en Verordening (EG) nr. 773/2004. Deze raadpleging zou ook een vergelijking met andere landen, waaronder de Verenigde Staten, moeten omvatten. Daarbij moet worden vastgehouden aan ons doel een concurrerend bedrijfs- en investeringsklimaat te bevorderen.
De zaak-Microsoft is extra moeilijk omdat deze zaak ook gaat over interoperabiliteit op een zeer technisch gebied. Het is heel belangrijk de algemene procedures voor interoperabiliteit te definiëren, die we in de CII-richtlijn helaas zijn kwijtgeraakt. De algemene procedures voor interoperabiliteit moeten echter niet worden vastgesteld aan de hand van een moeilijk dossier. Moeilijke dossiers leveren slechte wetgeving op, en momenteel is het zelfs moeilijk de voorstellen in het raadplegingsdocument – zoals de punten 238, 239 en 240 – met elkaar en met de kennelijke eisen aan Microsoft in overeenstemming te brengen. Er zijn ook nog verdere punten van zorg in punt 242, inzake de handelsgeheimen.
Godfrey Bloom, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag me af of het Parlement en de Commissie zo enthousiast voor commissaris Kroes voor mededingingsbeleid zouden applaudisseren als ze wisten dat ze ongeveer dertien jaar lang lid was van de raad van commissarissen van Ballast Nedam, die is opgezet om de belangen van de werknemers te beschermen. Ze moet dus hebben beseft welke situatie zou ontstaan toen Ballast Nedam, dat eigendom is van een Nederlandse bouwonderneming, botweg de stekker uit de Britse dochteronderneming trok, waardoor ongeveer tweeduizend werknemers op straat kwamen te staan met een sterk ondergefinancierd pensioenfonds. Veel mensen in mijn kiesdistrict zijn nu vrijwel alles kwijt.
Als dit het type gedrag is dat mensen een plaats in de Commissie oplevert, is het niet verbazingwekkend dat Europa zo ontstellend slecht presteert in alles waar het zich mee bemoeit.
Gunnar Hökmark (PPE-DE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, als wij over het mededingingsbeleid debatteren, is er reden om met nadruk op één ding te wijzen, namelijk het feit dat mededinging de Europese welvaart, Europese bedrijven en Europese banen een impuls heeft gegeven. Door de mogelijkheid om nieuwe bedrijven te starten en om oude, bestaande ondernemingen uit te dagen, zijn de Europese welvaart en het Europese welzijn ontstaan. Het is dan ook volstrekt legitiem en uiterst belangrijk om het mededingingsbeleid te verdedigen tegen de krachten die op allerlei manieren het protectionisme willen invoeren. Zoals ook uit het onderhavige verslag blijkt, zijn er in dit verband een aantal taken waarin de Commissie een bijzonder belangrijke rol speelt.
Ten eerste moeten mededingingskwesties worden besproken vanuit het perspectief van de hele interne markt. Dat is een noodzakelijke stap, want om wereldwijde marktleiders te krijgen, moeten we er ook voor zorgen dat we in Europa levenskrachtige, grote ondernemingen kunnen krijgen die ook over de grenzen heen actief kunnen zijn als spelers op de wereldmarkt. Dat vereist een nieuw mededingingsbeleid dat op verschillende manieren voortbouwt op het oude. Ik vind dan ook dat de Commissie krachtdadig moet optreden en strikt moet blijven vasthouden aan de tenuitvoerlegging van het Verdrag.
Ik bedoel daarmee dat de Commissie krachtig moet optreden tegen die delen van de interne markt waar lidstaten zich niet aan de gestelde voorwaarden houden. Dat geldt voor kwesties rond de telecommunicatie, waar we hebben gezien dat deregulering van de mededinging tot welvaart heeft geleid. Het is belangrijk dat dit voor alle delen van de economie gaat gelden. Het geldt ook voor energiekwesties, en ik juich het toe dat de Commissie, naar ik uit de media heb begrepen, zich actief zal inspannen voor de interne markt en dat ze de strijd zal aanbinden met het protectionisme dat we vandaag de dag om ons heen zien in verband met diverse fusies van ondernemingen.
De laatste taak is ook al door de heer Evans aan de orde gesteld, namelijk dat we moeten zorgen voor een transatlantisch mededingingsbeleid dat wederzijds is en dat de hele transatlantische economie versterkt. Hiermee wil ik ook benadrukken dat de mededinging en het mededingingsbeleid de grootste krachten achter de hedendaagse Europese integratie zijn. Daardoor raken de Europese economieën met elkaar vervlochten en dat levert ons nieuwe banen op.
(Applaus)
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, deze jaarlijkse afspraak is belangrijk, omdat dit het enige moment is waarop het Europees Parlement uitgebreid kan debatteren over het door de Commissie gevoerde mededingingsbeleid en daarover ook zijn oordeel kan geven. Van belang daarbij is dat dit Parlement erop toeziet dat de vrije en onvervalste mededinging ook inderdaad vrij en onvervalst blijft en dat ook in deze zaal stilgestaan kan worden bij zaken die om speciale aandacht vragen, of het nu gaat om Microsoft, Rhodia-Rhône-Poulenc of Ryanair-Charleroi.
Aangezien u het debat over onder meer het belangrijke concept van concentraties gaat heropenen, mevrouw de commissaris, een concept dat een sleutelrol speelt in het mededingingsbeleid, zou ik uw aandacht willen vestigen op een specifiek punt, in de hoop dat het Parlement ons op dat punt zal willen steunen. Wij hebben de indruk dat een van de criteria voor het ondernemen van actie zoals die op dit moment binnen de Commissie gelden, de omzetdrempel, verhindert dat de Commissie zich in alle gevallen waarin dat eigenlijk nodig zou zijn bevoegd verklaart. Zo was u in de kwestie betreffende de toenadering tussen de London Stock Exchange en Deutsche Börse uiteindelijk niet bevoegd, omdat de omzet in dit geval onder de drempelwaarde lag. Dat lijkt me echt een punt waarover nagedacht moet worden.
Mijn tweede opmerking betreft de zaak Mittal-Arcelor. Betekent vrije en onvervalste concurrentie dat de wijze waarop de eigendom van de betrokken ondernemingen geregeld is volledig buiten beschouwing moet worden gelaten? Ook dit lijkt me een vraag waar we nadrukkelijk bij stil moeten staan.
Laatste punt: u zult niet verbaasd zijn als ik u zeg dat het mededingingsbeleid in de ogen van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement enkel zin heeft als het bijdraagt tot de strategie van Lissabon. In het mededingingsbeleid moeten sociale doelstellingen, ecologische doelstellingen en langetermijndoelstellingen geïntegreerd zijn. Ik hoop dat we het concept vrije en onvervalste concurrentie in die zin kunnen ombuigen dat de Unie daadwerkelijk de sterkst concurrerende regio van de wereld wordt, terwijl tegelijkertijd gestreefd wordt naar volledige werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling.
Corien Wortmann-Kool (PPE-DE). – Voorzitter, het mededingingsbeleid is een van de voornaamste pijlers van het Europese beleid en een goede en solide uitvoering ervan is belangrijk in het licht van de strategie van Lissabon. Ik steun dan ook van harte het hervormingsbeleid van commissaris Kroes met meer nadruk op de vereenvoudiging van de procedures en het voorkomen van administratieve rompslomp en juridische kosten. In dit verslag van het Europees Parlement staat terecht uw mededingingsbeleid centraal, want politici moeten niet, als het om concrete gevallen gaat, op de stoel van de commissaris of zelfs op de stoel van de rechter gaan zitten. Sommige collega's lijken het zelfs moeilijk te vinden dat niet te doen, maar in het verslag dat nu ter discussie staat, staat uw mededingingsbeleid centraal.
De oprichting van het Europees concurrentienetwerk is een belangrijke ontwikkeling en ik roep de Commissie op om de informatie-uitwisseling tussen de nationale mededingingsautoriteiten in het Europees netwerk te verbeteren, zodat de eenheid in de uitvoering van het Europese mededingingsbeleid gewaarborgd blijft.
Tot slot zou ik de Commissie willen oproepen om vaart te maken met het laatste deel van de moderniseringsoperatie en dan heb ik het over artikel 82 – misbruik van economische machtspositie. Ik zou hierbij het belang willen onderstrepen van een beleid dat in ruime mate oog heeft voor de marktstructuur en zich niet, zoals het op dit moment het geval is, vooral concentreert op het marktaandeel van een bepaalde onderneming. Globalisering heeft immers de wereld veranderd en grote bedrijven met een aanzienlijk marktaandeel, die bijvoorbeeld belangrijke bijdragen leveren op het gebied van innovatie, moeten niet zonder meer beoordeeld worden op hun machtspositie, maar worden beschouwd in een bredere economische context. Ik hoop dat u dat goed recht wil doen in het beleid waarmee u gaat komen als het om artikel 82 gaat.
Ieke van den Burg (PSE). – Voorzitter, vergun mij eerst even een korte reactie op hetgeen de heer Bloom net zei over de Ballast Nedam-affaire en de pensioenfondsen van de Engelse medewerkers van Ballast Nedam. Toevallig heb ik mij indertijd in die zaak verdiept en ik denk dat het typisch een zaak was van ontbrekend toezicht in het Verenigd Koninkrijk en ontbrekende regels in het Verenigd Koninkrijk en dat het dus onjuist is om daar nu Europa de schuld van te geven. Bovendien was dat in de periode-Thatcher – even voor de duidelijkheid.
Mijn opmerking zal ik beperken tot een aantal zaken die ook in het verslag aan de orde komen en die de laatste tijd aan de orde waren, met name in de discussie over de wijze waarop nationale belangen weer kunnen meespelen in het mededingingsbeleid.
Op dat punt zijn er in ieder geval twee zaken die ook relevant zijn voor de spelregels van het Europese mededingingsbeleid. Een daarvan is de tweederde-regel. Het is goed als daar verdere stappen worden genomen, omdat in dezen toch te weinig rekening gehouden wordt met de verschillen in grootte van lidstaten en de uitstraling die bepaalde maatregelen hebben, ook voor omliggende landen en voor een regionaal beleid. Dat is een heel belangrijk punt dat wij nog eens aan de orde gesteld hebben. Het andere punt is ook al genoemd door collega Berès aan de hand van het voorbeeld van de effectenbeurzen.
Daar blijkt duidelijk dat, ook al is er sprake van een omzet die onder de drempel van Europese bemoeienis ligt, de uitstraling van een dergelijke concentratie wel degelijk Europees kan zijn en dat is dus een reden – u heeft dat ook al aangegeven, commissaris – om ook in dit verband te bekijken of we de criteria voor Europese bevoegdheden niet kunnen verruimen. Op die punten zou ik dat graag nog eens aan de orde willen stellen en tevens wil ik om steun vragen voor ons amendement nummer 9.
Andreas Schwab (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil eerst commissaris Neelie Kroes bedanken voor het werk dat zij als commissaris voor mededinging gedaan heeft in de verslagperiode, waarvan zij slechts de helft van de tijd in functie was. Ik denk dat het Parlement mede dankzij het verslag van de Commissie een goede alternatieve tekst heeft kunnen opstellen, een tekst waarvan de positieve elementen al meermalen genoemd zijn.
Ik wil het over twee dingen hebben die nog niet aan bod zijn gekomen. Allereerst lijkt het mij wenselijk dat de Commissie het komende jaar, dus bij de evaluatie van 2005, de diensten van algemeen economisch belang weer gescheiden opvoert. De Commissie is immers van plan binnenkort weer met wetgeving op dit terrein te komen en daarom zou het handig zijn als we een afzonderlijk overzicht kregen.
Ten tweede was ik enigszins verrast dat in het verslag over het jaar 2004 de postmarkten helemaal niet genoemd worden. Wij volgen de initiatieven voor het openstellen van de postsector met grote belangstelling en vertrouwen erop dat we er de komende jaren in deze verslagen nog wel het een en ander over te lezen zullen krijgen.
Staat u mij toe om los van het verslag een paar korte kanttekeningen te plaatsen bij het mededingingsbeleid in het algemeen. Er wordt altijd gezegd dat het mededingingsrecht de kern van de Europese verdragen vormt, alleen – en daar werd al over geklaagd – is de uitvoering ervan zeer intensief. De actualiteit in Europa roept echter de vraag op of het mededingingsrecht nog wel boven alles gaat en of het niet deels door andere elementen verdrongen is. Ik vind dat wij er als Europees Parlement onomwonden voor moeten uitkomen dat we in ons economisch beleid wel degelijk prioriteit willen geven aan de volledige omzetting van de artikelen 81 en 82.
Deze artikelen bereiden bovendien enkele hervormingen van het kartelrecht voor, wat ik een uitstekend idee vind. Toch geloof ik dat uit vele gevallen, bijvoorbeeld bij de stop-the-clock-shop, blijkt dat de nationale mededingingsautoriteiten beter met elkaar moeten samenwerken. In dat opzicht nodig ik u nadrukkelijk uit verder te gaan op de weg die u in uw laatste toespraken ingeslagen bent.
Elisa Ferreira (PSE). – (PT) Het mededingingsbeleid moet eerst en vooral verzekeren dat de interne markt goed functioneert en aldus garanderen dat burgers kunnen beschikken over goederen en diensten van een behoorlijke kwaliteit, en tegen prijzen die voor de meeste Europese consumenten betaalbaar zijn.
We hebben nu kunnen vaststellen dat er zich op de interne markt een aantal concentraties hebben voorgedaan die hebben geleid tot de vorming van natuurlijke monopolies voor de levering van essentiële goederen en diensten. De benadering die de Commissie ten aanzien van deze concentraties volgt is formeel correct, maar ze is voor de verwezenlijking van de zojuist genoemde doelstellingen vaak niet geschikt, vooral als het gaat om openbare diensten. Protectionistische ideeën doen weer opgeld, en op een moment als dit moet Europa de burger kunnen garanderen dat het in ieder geval in staat is de regelmatige levering van essentiële goederen en diensten te garanderen – aan iedereen en tegen de laagst mogelijke kosten.
Het volstaat dus niet om de interne markt verder uit te diepen. We moeten onze mogelijkheden om die markt te reguleren nu in ieder geval uitbreiden. Die communautaire regulering moet doeltreffend zijn en verhinderen dat de onderlinge verschillen tussen de lidstaten een extra factor voor het vervalsen van de mededinging wordt. Het vertrouwen van de Europese burgers in de totstandkoming van de interne markt hangt ook af ons vermogen om hun fundamentele belangen beter te behartigen. Het is dus heel belangrijk dat de nu geldende regels voor de verwezenlijking van onze doelstellingen aan de huidige situatie worden aangepast.
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het mededingingsbeleid is de motor van de strategie voor groei en werkgelegenheid. Het spreekt daarom voor zich dat het Europees Parlement meer inspraak eist, omdat we zoveel mogelijk concurrentie willen en – om sociale en ecologische redenen, omwille van gelijke kansen en vanuit morele overwegingen – alleen strikt noodzakelijke regelgeving.
Daarom is elke afbakening een politieke keuze. Het mededingingsbeleid is de motor van de interne markt. Er bestaat daarom een samenhang tussen enerzijds de uitwerking van de vier vrijheden door middel of ten dienste van het mededingingsbeleid en anderzijds de versteviging van de interne markt in het economisch verkeer binnen en buiten Europa. Ik heb het gevoel dat we het mededingingsbeleid telkens op drie niveaus bekijken: mededingingsbeleid binnen de lidstaten, mededingingsbeleid tussen de lidstaten en ten slotte dat van de Europese Unie in een geglobaliseerde wereldeconomie. Daardoor ontstaat ook zeer veel rechtsonzekerheid. Weliswaar is er nu het Altmark Trans-arrest, waarin de toetsingscriteria nauwkeurig omschreven staan, maar toch zijn er vaak aanwijzingen dat de Commissie deze toetsingscriteria niet consistent interpreteert. Zo is er nog een discussie gaande over de vraag of bij het onderzoek naar marktdominantie nu eens naar de nationale en dan weer naar de Europese markt gekeken moet worden. Er is geen duidelijke grens tussen de zaken die onder het mededingingsbeleid vallen en zaken die met het algemeen belang te maken hebben. En nu komt het thema al helemaal niet meer in het verslag voor. Voor mij komt mededingingsbeleid er ook op neer ervoor te zorgen dat de richtlijnen die we vaststellen tegelijkertijd omgezet worden. Ongelijke omzetting van de richtlijnen leidt tot concurrentievervalsing en is een van de factoren die het groeiende protectionisme aanwakkert, dat wij juist met alle middelen moeten bestrijden.
Vandaar dat wij ons hard maken voor een Europese Onderzoeksruimte en een gemeenschappelijk energieruimte, alsmede voor een medebeslissingsrecht in het belastingbeleid. Het minste wat daar zou moeten gebeuren is een uniforme grondslag voor de belastingen voor ondernemingen.
Alexander Stubb (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb drie opmerkingen. Allereerst verwelkom ik zowel het verslag van het Europees Parlement zoals dat is gewijzigd, als het verslag van de Commissie over de richtsnoeren voor 2004. De dingen gaan de goede kant op, en ik feliciteer het hele team van het DG Concurrentie en de commissaris, die het werk van de heer Monti bijzonder goed voortzet. Er heerst nu een sfeer van economisch nationalisme, en er zijn nu misschien gemakkelijkere banen dan die van commissaris belast met het mededingingsbeleid. De commissaris doet het echter goed.
Mijn tweede opmerking, die ook de heer Hökmark heeft gemaakt, is dat het heel belangrijk is dat we een brede aanpak hanteren. Mededinging en de interne markt zijn mijns inziens met elkaar verbonden; ze gaan hand in hand. Commissaris Kroes zorgt voor het mededingingsgedeelte, en commissaris McCreevy voor de kant van de interne markt. Als we vandaag de vier vrijheden zouden moeten definiëren, denk ik helaas dat we daar in de huidige sfeer niet zouden slagen. Houd daarom de vier vrijheden in gedachten; ze liggen onder vuur, net als het mededingingsbeleid in het algemeen.
Dit brengt me bij mijn laatste punt, dat gaat over de vier hoofdgebieden die in het verslag zelf worden besproken. Het eerste gebied is dat van de fusies: blijf vechten tegen het soort protectionistisch gedrag dat u bijvoorbeeld ziet van de Spaanse regering in de zaak Endesa en van de Poolse regering in de banksector. Het tweede gebied is de staatssteun: zet uw strenge controle voort, maak zo veel mogelijk nationale "sterren" onschadelijk, want ze zijn slecht voor de consumenten en de belastingbetalers. Ik dring er bij u op aan het verslag-Hökmark over dit onderwerp te lezen. Het derde gebied is artikel 81 over kartels: bestrijd deze. Ze komen overal voor. Ze proberen zich te verbergen, maar lok ze uit hun schuilplaats en houd de consumenten tevreden.
Tot slot heb ik een opmerking over artikel 82 over machtsposities: er is nu een dossier dat voldoende aandacht krijgt. Ik weet niet helemaal zeker of alles duidelijk is in die zaak. Er is misschien voor beide kanten van het verhaal iets te zeggen, maar het is belangrijk voet bij stuk te houden. Zoals de heer Evans in feite al zei: als we een transatlantische markt willen, moeten we die ook behouden, en ondertussen moeten we oppassen voor Amerikaans protectionisme.
Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, voordat ik begin, verzoek ik iemand de "t" uit mijn naam op het scherm te verwijderen, want die is echt storend!
Ik sluit me graag aan bij de opmerkingen van de heer Stubb en mevrouw Bowles, maar ik wil het ook hebben over de transparantie in deze zaken. Ben ik de enige hier die vindt dat het gedrag van de Commissie met betrekking tot transparantie in mededingingszaken heel vreemd is? Het is in zekere zin bizar, want de Commissie lijkt haar vervolgingen in de media uit te voeren, in plaats van in hoorzittingen of rechtbanken. Vóór de kerst heeft de woordvoerder van de Commissie enkele vreemde uitspraken gedaan in de zaak van de collectieve verkoop van de tv-rechten van de hoogste Britse voetbalcompetitie, en deze tactiek is herhaald in het lopende kartelonderzoek van de Commissie naar Microsoft.
Ik vind het beslist zorgwekkend dat de Commissie in mededingingszaken optreedt als onderzoeker, aanklager, rechter en jury, dat zij publieke verklaringen kan afleggen waarin zij de mensen die zij onderzoekt alvast veroordeelt, en dat zij vrolijk vertrouwelijke documenten laat uitlekken, zonder dat zij zich zorgen maakt, en zonder dat zij de zaak onderzoekt. Degenen onder ons die geïnteresseerd zijn in transparantie in het Europees Parlement, en eigenlijk degenen onder ons die geïnteresseerd zijn in gerechtigheid in de wereld in het algemeen, maken zich steeds meer zorgen over het feit dat de Commissie, in haar streven naar een gerechtelijke overwinning en een pr-overwinning op degenen die zij vervolgt, bereid lijkt te zijn onzorgvuldig om te gaan met het recht.
Mevrouw de commissaris, u hebt een aantal zeer verstandige verklaringen afgelegd over de toekomstige richting van het mededingingsbeleid in de EU, met inbegrip van uw verklaring van 13 december 2005 over de verbetering van de regels voor de toegang tot documenten in concentratie- en kartelprocedures. Ik wil u vriendelijk verzoeken deze verklaring in ruimere kring binnen uw departement te verspreiden, want in de recente zaak-Microsoft en in andere zaken daarvoor – in de zaak-General Electric, de zaak-Tetra Laval en de zaak van de tv-rechten van de hoogste voetbalcompetitie – was de toegang tot de informatie en de documenten die u beheert, een van de zwakke kanten van de Commissie.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop oprecht dat u me niet zult onderbreken. Ik ben heel blij met de verklaringen van bijna iedereen in dit debat, vooral met de opmerkingen die over deze portefeuille zijn gemaakt. Het mededingingsbeleid is een uitdaging. Het is eigenlijk een instrument, een motor om de agenda van Lissabon te verwezenlijken. Ik ben het volledig met de heer De Rossa en mevrouw Van den Burg eens dat we, in het kader van Europa, duurzame en volledige werkgelegenheid en sociaal welzijn moeten brengen. Uiteindelijk moeten we echter ook zorgen voor meer economische groei en voor meer en betere banen.
Ik kom nu op een aantal details van het mededingingsbeleid. Er is terecht opgemerkt dat kartels volstrekt onaanvaardbaar zijn, en dat we ze moeten bestrijden. Waar sprake is van een bijna-monopolie, moeten we beseffen dat dit niet in het voordeel van de consument is. Mensen kunnen aanvoeren dat een bijna-monopolie op de korte termijn een aangename situatie is, maar ik kan u verzekeren dat een monopolist of een bijna-monopolist niet graag geld zal steken in zaken als onderzoek of innovatie. Dat type investeringen hebben we echter hard nodig. Waarom? Omdat we moeten concurreren op het wereldtoneel, omdat we moeten beseffen dat concurrenten van buiten Europa wel veel investeren in onderzoek, in innovatie en in hun concurrentievermogen. De heer Evans heeft dus terecht gewezen op de noodzaak van een eerlijke behandeling, van een bilaterale, maar niet onevenwichtige aanpak: als wij ons gedragen, moeten de anderen zich ook gedragen. Het is een kwestie van het concurrentievermogen van Europa.
Ik waardeer uw belangstelling voor het mededingingsbeleid zeer. De Commissie informeert u over alle belangrijke beleidsinitiatieven op dit gebied, en ik besteed natuurlijk aandacht aan alle standpunten van het Parlement. We zijn het misschien niet op elk moment over elk onderwerp en elk dossier helemaal met elkaar eens. Zo ben ik het niet eens met enkele opmerkingen die vanavond zijn gemaakt, omdat hun formulering niet strookt met de waarheid en niet realistisch is. Ik zal hier later nader op terugkomen.
Ik heb zorgvuldig geluisterd naar de standpunten die de rapporteur, de leden van de Commissie economische en monetaire zaken en alle andere afgevaardigden naar voren hebben gebracht. Ik wil nog een paar woorden zeggen in antwoord op enkele specifieke kwesties. Met betrekking tot de internationale samenwerking, denk ik dat mededinging in een mondiale markt zeer belangrijk is, en dat de mededingingsautoriteiten op één lijn moeten zitten. Voorts ben ik echt onder de indruk van het Europees mededingingsnetwerk. De betrokkenen doen hun werk zeer goed. We kunnen nog steeds van elkaar leren, en we moeten nog altijd beseffen dat de tijd van nationaal beleid voorbij is. Uiteindelijk hebben we maar één interne markt. Het gaat om tweerichtingsverkeer. De heer McCreevy en ik zijn vrienden, en we moeten alle belemmeringen uit de weg ruimen die uit de weg moeten worden geruimd.
In de zaak Microsoft, die door enkele leden is genoemd, werkt de Commissie actief aan de tenuitvoerlegging van de beschikking van maart 2004. Ik accepteer natuurlijk opmerkingen die afwijken van mijn standpunt, maar het is niet waar dat we niet transparant zouden zijn en dat we niet zouden luisteren naar alle vragen en opmerkingen. Sinds maart 2004 ligt er een beschikking, die terecht is genoemd en is besproken; dat heb ik ook zelf gedaan met het hoofd van Microsoft. Professor Neil Barrett, een zeer gerespecteerd adviseur van de Commissie, is inderdaad benoemd door de Commissie, maar hij stond boven aan een lijst die van Microsoft kwam. Hij staat zeer goed bekend om zijn kennis en onafhankelijkheid. Om het in klare taal te zeggen: hij is de brug tussen Microsoft en de Commissie. Hij is inderdaad de adviseur. Toen we de beschikking in december 2005 gaven, is de mededeling van de punten van bezwaar – die de voorlopige bevinding bevatte dat Microsoft niet had gedaan wat het had beloofd, dat zijn verplichting uit hoofde van de beschikking van maart 2004 niet de vorm kreeg die we hadden verwacht – echter niet openbaar gemaakt om redenen die te maken hebben met bepaalde procedures, protectionisme en de gerechtvaardigde belangen van alle partijen. De hoorzitting bood de mogelijkheid om een, naar ik hoop, vruchtbaar debat te houden. Ieder die aan deze hoorzitting heeft deelgenomen, heeft het woord kunnen voeren. Het gaat hier niet alleen om Microsoft; er zijn ook elders klagers, en er zijn nog een aantal andere zeer interessante Amerikaanse ondernemingen.
Microsoft is dus niet de enige interessante onderneming uit de Verenigde Staten: er zijn nog enkele andere interessante ondernemingen die een klacht bij mij hebben ingediend. Ik moest daarom zonder twijfel handelen en reageren. Ik hoop dat dit de situatie zal verduidelijken wanneer we datgene bespreken waarover afgelopen donderdag en vrijdag is gesproken. Van 24 tot 28 april 2006 zal in Luxemburg weer een hoorzitting plaatsvinden, en wel de hoorzitting van het Gerechtshof. Nadat we hebben besproken wat vorige week is besproken, zullen we zo spoedig mogelijk een conclusie trekken.
Mevrouw Berès noemde het bod van Mittal op Arcelor. Ze zou het moeten lezen, en ze heeft ook beloofd dat te zullen doen. De bekendmaking van het bod van Mittal op Arcelor heeft veel aandacht gekregen, niet alleen in de media, maar ook in enkele Europese hoofdsteden. De Commissie is nog niet formeel in kennis gesteld van de operatie. Als en wanneer zij dat gebeurt, zal de Commissie de operatie zeer nauwkeurig en onpartijdig onderzoeken en zal zij een breed onderzoek verrichten teneinde de mogelijke gevolgen van de operatie voor de staalindustrie in Europa te beoordelen.
Het is de verantwoordelijkheid van de Commissie, de commissaris en de betrokken diensten altijd zeer zorgvuldig en onpartijdig naar alle zaken te kijken. Omvang en nationaliteit spelen op zichzelf geen rol in onze besluiten. Het gaat om de vraag of een besluit kan worden genomen, en of de dingen gedaan kunnen worden op de wijze die de partijen hebben voorgesteld, of dat er correcties nodig zijn. We zullen daarnaar kijken.
Dan kom ik nu op de fusieverordening en de bevoegdheid voor zaken krachtens de zogeheten "tweederde-regel", die enkele afgevaardigden hebben genoemd. Momenteel vragen we de lidstaten om informatie. Wanneer we die informatie hebben ontvangen, vindt er een debat plaats, is er een dialoog met die lidstaten, en proberen we conclusies te trekken. De regels en besluiten zijn in de jaren tachtig van de vorige eeuw opgesteld en vastgesteld. Op dat moment waren ze juist. Gelukkig heeft de interne markt zich sindsdien echter ontwikkeld. Ik besef dat de interne markt nog niet voltooid is. We hebben nog heel wat werk te verrichten, en de vier belangrijkste vrijheden moeten nog worden verwezenlijkt. Indertijd was de "tweederde-regel" het juiste instrument, maar nu moeten we ons afvragen of die regel nog steeds passend is op dit gebied. In bepaalde sectoren moeten we zorgen voor evenwicht en een gelijke behandeling. Ook moet er sprake zijn van transparantie, ongeacht het land waarin een fusie plaatsvindt. Brussel moet een gelijke behandeling waarborgen, ongeacht de achtergrond van een fusie.
De heer Hökmark en mevrouw Ferreira hebben het onderwerp van de fusies in de interne markt naar voren gebracht. We weten allemaal dat er zorgen zijn geuit over de beweerde toename van het protectionisme. Dat protectionisme moet worden bestreden. Ik heb er wel een beetje begrip voor, maar het is niet toegestaan, en het mag niet worden getolereerd. We moeten de betrokkenen uitleggen dat het niet in overeenstemming is met het besluit dat we hebben genomen over één interne markt, één Europa, waarin we ons in een betere positie bevinden en zullen bevinden om met de rest van de wereld te concurreren. De Commissie heeft krachtens het Verdrag aanzienlijke bevoegdheden om als onafhankelijke en onpartijdige scheidsrechter op te treden, teneinde te verzekeren dat de lidstaten de regels van de interne markt volledig eerbiedigen en geen onwettige obstakels opwerpen voor grensoverschrijdende fusies. Ik kan u verzekeren dat de Commissie vastbesloten is deze bevoegdheden te gebruiken en het bedrijfsleven in Europa te herstructureren. Daarvoor hebben we een verenigd Europa nodig.
Er is terecht opgemerkt dat we de regels van het spel op dezelfde manier moeten toepassen, of het team nu een thuiswedstrijd of in het buitenland speelt. We hebben te maken met regels en besluiten die geëerbiedigd dienen te worden, namelijk de besluiten die in het verleden zijn genomen. We moeten deze besluiten ten uitvoer leggen: één interne markt en de agenda van Lissabon. U was het er bijna unaniem over eens dat we daarvoor moeten vechten.