Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2004/2125(INL)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0052/2006

Debatten :

PV 03/04/2006 - 12
CRE 03/04/2006 - 12

Stemmingen :

PV 04/04/2006 - 8.7
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0122

Volledig verslag van de vergaderingen
Maandag 3 april 2006 - Straatsburg Uitgave PB

12. Openbaarheid van de bijeenkomsten van de Raad wanneer die als wetgever optreedt - Toegang tot de documenten van de instellingen - (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- het verslag (A6-0056/2006) van David Hammerstein Mintz, namens de Commissie verzoekschriften, over het speciaal verslag van de Europese Ombudsman naar aanleiding van de ontwerpaanbeveling aan de Raad van de Europese Unie in klacht 2395/2003/GG betreffende de openbaarheid van de bijeenkomsten van de Raad wanneer die als wetgever optreedt (2005/2243(INI)), en

- het verslag (A6-0052/2006) van Michael Cashman, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, houdende aanbevelingen aan de Commissie inzake de toegang tot de documenten van de instellingen (2004/2125(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  David Hammerstein Mintz (Verts/ALE), rapporteur.(ES) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik het Oostenrijkse voorzitterschap bedanken voor de medewerking aan deze kwestie, en in het bijzonder wil ik commissaris Wallström bedanken, die zich enthousiast heeft ingezet voor transparantie en manieren om die te bevorderen.

Tevens wil ik wijzen op het initiatief van de heer Cashman in verband met de verordening inzake de toegang van het publiek tot documenten. Zijn verslag loopt parallel aan het onderhavige verslag en heeft dezelfde strekking.

De Raad heeft op dit moment een geloofwaardigheidsprobleem. Enerzijds staan de politieke leiders van de lidstaten achter artikel 1.2 van het EU-Verdrag en hebben ze zelfs hun handtekening gezet onder het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa. Volgens dat verdrag dient de Raad zich in zijn besluitvorming transparanter, opener en dichter bij de burger op te stellen.

Anderzijds laat de realiteit een heel ander beeld zien. De Raad zelf weigert zijn wetgevende vergaderingen open te stellen voor publiek en de media. De Europese Ombudsman stelt terecht dat we te doen hebben met een geval van wanbeheer, wanneer hij concludeert dat de Raad geen enkele gegronde reden heeft aangevoerd voor zijn weigering om in het openbaar te vergaderen.

Om de belangstelling en betrokkenheid van de gewone burgers van de Europese Unie te vergroten, moet Europa, mede gelet op de huidige constitutionele crisis, zijn verbeeldingskracht gebruiken en gedurfde maatregelen nemen om de Europese kwesties dichter bij de burger te brengen. Om te beginnen moet de deur worden opengezet voor het publieke debat, iets wat de Raad echter niet wil. Als miljoenen Europeanen op de televisie konden volgen hoe hun ministers in alle openheid overleggen over Europese kwesties als de energiecrisis, de dienstenrichtlijn, de opslag van persoonsgegevens of stamcelonderzoek, zouden we veel meer belangstelling wekken voor Europese onderwerpen en zouden we miljoenen Europeanen die nauwelijks interesse tonen voor de Europese actualiteit wakker kunnen schudden. De publieke opinie is verwikkeld in strikt nationale debatten.

In dit door de Commissie verzoekschriften goedgekeurde verslag schaart zij zich volledig achter de aanbeveling van de Europese Ombudsman, die van oordeel is dat het transparantiebeginsel niet alleen op de besprekingen van de Raad van toepassing is, maar op alle gevallen waarbij het Europees Parlement betrokken is, inclusief raadplegingen en onderwerpen die betrekking hebben op individuele rechten en vrijheden, of onder de derde pijler vallen.

In oktober van het vorig jaar publiceerde de Europese Ombudsman een verslag waarin de Raad werd gevraagd om zijn weigering om in het openbaar te vergaderen over besluiten van wetgevende aard, te herzien. De Europese Ombudsman verzocht de Raad om zijn reglement van orde te wijzigen teneinde de media en de publieke opinie toegang te garanderen tot zijn besprekingen. Desondanks, en ondanks de aanbeveling van het Britse voorzitterschap, heeft de Raad geen enkele maatregel genomen om zijn reglement van orde te wijzigen ten behoeve van een meer transparantie.

Zo kunnen de leiders van de lidstaten doorgaan met in Brussel het tegenovergestelde te zeggen van wat ze thuis tegen hun kiezers zeggen. De door ons gewenste openheid zou verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor de Raad, die er wezenlijk door zou veranderen. De ministers zouden zich moeten uitspreken onder het toeziend oog van de kritische pers en ten overstaan van miljoenen mensen. Dat zou de beste manier zijn om de Europese democratie een gezicht te geven en ons te doen opschrikken uit de huidige apathie en verveling.

De Raad zou met een proefprogramma kunnen starten waarin voor het oog van miljoenen televisiekijkers wordt uitgelegd hoe de besluiten tot stand komen en hoe de procedure in elkaar steekt. Ik zou de fungerend voorzitter van de Raad en de Commissie de volgende vraag willen voorleggen: bent u bereid concrete initiatieven voor te stellen om een transparant, open debat en dito besluitvorming in de Raad mogelijk te maken? Indien het antwoord nu ontkennend is, wanneer dan wel?

Samen met de burgers verzoekt het Europees Parlement de Raad om volstrekte transparantie. Het woord is aan de Raad. Alstublieft, zet u de deur toch open. De Europeanen willen participeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cashman (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit me volmondig aan bij de verklaring van collega Hammerstein Mintz. Ik was de oorspronkelijke rapporteur voor Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten. Ik kan me nog goed de verhitte debatten in het Parlement, de Raad en de trialoog herinneren, toen we de argumenten uiteenzetten voor wat indertijd een grensverleggende verordening was. Ik herinner me het felle verzet – het is de moeite waard enkele van de vijftien oude EU-lidstaten bij naam te noemen – van Frankrijk, Spanje, Italië, Duitsland en Oostenrijk. Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft zijn houding nu gelukkig gewijzigd, maar ik noem dit verzet toch, want het laat zien welke lange weg we hebben afgelegd.

Er zijn verschillende benaderingen van openheid en transparantie. We kennen het fraaie voorbeeld uit Scandinavië, maar ook de nogal achterdochtige houding die men in andere lidstaten aantreft. We hebben toch niets te vrezen van transparantie. Wat hebben we te vrezen wanneer we onze besluiten onderwerpen aan een extern onderzoek? Wat heeft een lidstaat te vrezen wanneer hij aan zijn eigen parlement uitlegt waarom een minister heeft gestemd zoals hij of zij heeft gestemd?

In mijn verslag doe ik diverse aanbevelingen en roep ik de Commissie op actie te ondernemen. We erkennen dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 niet het einde van het spel was, maar eerder het begin van een lange – wellicht culturele – reis om het pleidooi voor openheid en transparantie binnen de drie instellingen te winnen. We komen uit verschillende tradities. Daarom heb ik ook gevraagd om verdere herziening van de verordening. De oorspronkelijke aanbeveling voorzag in deze herziening. De tenuitvoerlegging van de verordening zou nu, enkele jaren later, op verschillende punten aanzienlijk kunnen worden verbeterd op grond van de lessen die we uit de tenuitvoerlegging hebben getrokken.

We moeten opnieuw kijken naar de definitie van wetgevingsdocumenten en niet-wetgevingsdocumenten in verband met de toegang van het publiek tot documenten, teneinde te verzekeren dat alle instellingen op een open en transparante manier werken. Toegang tot documenten is geen cadeautje, maar een recht. Dit is vooral van belang wanneer het Parlement en de Raad als wetgever optreden. De grotere interinstitutionele samenwerking en het toegenomen gebruik van de medebeslissingsprocedure maken grotere openheid noodzakelijk, met name van de kant van de Raad. De burgers moeten kunnen zien wat de nationale ministers van de nationale regeringen in hun naam afspreken, zodat zij en de oppositieleiders hen rekenschap kunnen laten afleggen.

We moeten kijken naar de manier waarop we de voorwaarden vaststellen waaronder bepaalde documenten geheel of gedeeltelijk als vertrouwelijk mogen worden geclassificeerd. Deze regels moeten voorzien in legitieme uitzonderingen op bepaalde duidelijk omschreven gronden. Zij mogen evenwel niet ruimer worden uitgelegd, want als dat wel gebeurt, zou dat in wezen betekenen dat het publiek de toegang tot documenten wordt ontzegd.

Ik sluit af met de volgende opmerking: we hebben de discussie gewonnen die van 1999 tot mei 2001 werd gevoerd, toen de verordening is vastgesteld. We hebben steeds weer het pleidooi gewonnen voor een herziening van de interne regels van de instellingen, zodat met name de Raad nu in het openbaar moet bijeenkomen en in het openbaar moet stemmen wanneer hij als wetgever optreedt. De discussies zijn gewonnen. Ik weet dat de ondervoorzitter het hele concept van openheid en transparantie een warm hart toedraagt. Ook dit Parlement zet zich hiervoor in. Dat is echter niet genoeg. We hebben op 9 mei, Europadag, een prachtkans. Laten we van Europadag een positieve dag maken, een dag waarop we bekendmaken hoe we verbetering gaan brengen in het recht van de burgers om te weten wat er in hun naam gebeurt.

Er is, tot slot, sprake van een toenemend anti-Europeanisme, niet in de laatste plaats in de tien nieuwe landen die twee jaar geleden tot de Europese Unie zijn toegetreden. Vaak ondervinden regeringen die een land binnen de familie van de Europese Unie brengen, daarvan negatieve gevolgen; ze worden niet herkozen. We zouden een vriend van het anti-Europeanisme zijn als we ons werk in geheimzinnigheid zouden blijven hullen. Laten we de confrontatie aangaan met de tegenstanders van Europa. Laten we onze instellingen promoten. Laten we met trots verkondigen wat we doen. Laten we die herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 voorstellen, niet schoorvoetend, maar vol enthousiasme.

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik het Europees Parlement en natuurlijk de rapporteurs, de heren Hammerstein Mintz en Cashman, gelukwensen met de twee zeer belangrijke verslagen. Staat u mij toe te beginnen met een opmerking over de openheid in de Raad: de Commissie geeft haar volledige steun aan openbare Raadsvergaderingen. We zeiden reeds in oktober in plan D dat de Raadsvergaderingen openbaar moeten zijn wanneer de Raad als wetgever optreedt, en wij steunen de initiatieven die de Raad heeft genomen.

Ik ben ervan overtuigd dat openbare Raadsvergaderingen de geloofwaardigheid van de EU en de interesse van burgers zouden vergroten. Ik weet dat er op dit punt een principiële consensus tussen onze instellingen bestaat, en nu is het aan de lidstaten om actie te ondernemen en resultaten te boeken. Bovendien denk ik dat het een effectieve manier zou zijn om een eind te maken aan de zogenaamde “blame-game”, dus dit is een belangrijke kwestie.

Openbaarheid heeft ook betrekking op de toegang van het publiek tot documenten en op Verordening 1049/2001. Formeel gezien geldt deze wetgeving alleen voor het Parlement, de Raad en de Commissie, maar toch is ze veel meer instellingen gaan omvatten. De verschillende kantoren en agentschappen van de EU – in feite de meeste EU-organen – hebben vrijwillig overeenkomstige regels over de toegang tot documenten aangenomen. Precies zoals rapporteur Cashman zei, hebben de Europese instellingen op die manier – en vooral dankzij het Europees Parlement – in opmerkelijk korte tijd een niveau van openbaarheid bereikt dat zeer hoog is in vergelijking met dat van vele lidstaten.

Dat wil niet zeggen dat het niet nog beter kan. Het kan namelijk wel degelijk beter en het moet ook beter. In 2003 heeft de Commissie onderzocht hoe de invoering van de verordening in de eerste jaren is verlopen. In 2004 hebben we ons evaluatieverslag gepubliceerd. Toen was de verordening nog geen twee jaar van kracht, maar ze had goed gefunctioneerd, en er was ook geen directe behoefte noch een wettelijke verplichting om wijzigingen aan te brengen. Dat bracht de Commissie op de gedachte dat het beter was om de ratificatie van het Grondwettelijk Verdrag af te wachten voordat we verdere stappen zouden nemen. De Grondwet vereist nieuwe wetgeving op dit gebied.

We weten echter allemaal hoe het met het Grondwettelijk Verdrag staat. Ondertussen is ook het Hof van Justitie met diverse voorstellen gekomen over de invoering van regels inzake de toegang tot documenten. Volgens de Commissie is het daarom nu een geschikt moment om te beginnen aan een herziening van de verordening, en ze heeft besloten om de herziening deel te laten uitmaken van het brede Europese transparantie-initiatief waartoe we in november van het vorige jaar in de Commissie hebben besloten.

Het verslag-Cashman komt daarom op een zeer geschikt moment, nu we bezig zijn om te kijken hoe we de regels voor de toegang van het publiek tot documenten zo goed mogelijk kunnen verbeteren. De Commissie – en ook ik persoonlijk, dat kunt u van me aannemen – zal zeer nauwgezet naar de aanbevelingen in het verslag kijken.

Een van de conclusies die de Commissie in haar evaluatieverslag van januari 2004 trok, was dat de verordening vooral is gebruikt door EU-professionals, lobbyisten, adviseurs en advocatenkantoren en niet zozeer door het grote publiek. Dat is iets waarin we verandering willen aanbrengen, en we moeten nog veel meer doen om de burgers te bereiken. Het gaat hier natuurlijk primair om de toegang van het publiek tot documenten of om het recht van het publiek om op de hoogte te blijven, en dat vormt een extra argument voor onze wens om een algemene raadpleging te houden voordat we de wetgeving veranderen. De Commissie is van plan om van juni tot oktober van dit jaar een dergelijke raadpleging te houden, en daarna zullen we een concreet voorstel presenteren aan het eind van dit jaar of aan het begin van volgend jaar.

Zonder gedetailleerd op de verschillende aanbevelingen in het verslag in te gaan, zal ik slechts enkele zaken verduidelijken. In aanbeveling 2 wordt gesproken over meer openheid in de wetgevingsprocedure en een duidelijker afbakening tussen wetgevingsdocumenten en administratieve documenten. Dat is een zeer interessant voorstel, waar we nauwkeurig naar zullen kijken. Dezelfde aanbeveling betreft ook het Publicatieblad van de EU en de elektronische publicatie daarvan. De instellingen hebben reeds in 2004 gezamenlijk besloten om naar deze kwestie te kijken, en het Publicatiebureau heeft al een verslag uitgegeven over de toekomst van het Publicatieblad.

In aanbeveling 3 wordt gesproken over documenten die als vertrouwelijk zijn geclassificeerd. In dit verband moeten we oppassen dat we geen zaken met elkaar verwarren. Vertrouwelijkheid is op zich geen algemene uitzondering op het recht op toegang tot documenten. Een weigering om een als vertrouwelijk geclassificeerd document uit te reiken moet op precies dezelfde manier worden gemotiveerd als een weigering inzake welk ander document dan ook. De procedure is dezelfde en de verplichtingen van de instellingen zijn dezelfde. In dezelfde aanbeveling wordt ook de kwestie aan de orde gesteld van de toegang van het Europees Parlement tot als vertrouwelijk geclassificeerde informatie. Ook hier lopen we het gevaar om zaken met elkaar te verwarren. De rechten van het Parlement op dit gebied worden niet geregeld in de verordening, maar in bijlage 1 van de kaderovereenkomst tussen onze instellingen. De kaderovereenkomst functioneert goed, is onze ervaring.

In aanbeveling 5 heb ik verschillende zeer interessante en bruikbare voorstellen aangetroffen inzake gebruikersvriendelijker registers en gegevensbanken. Voor deze voorstellen is geen wetgeving nodig, want ze betreffen praktische details en maatregelen, en het interinstitutionele comité dat bij deze verordening is ingesteld, is in november van het vorige jaar voor het laatst bijeengeweest en heeft besloten om een werkgroep in te stellen om naar deze vraagstukken te kijken, dus een oplossing is misschien dichterbij dan we denken

Tot slot: de Commissie is zeer betrokken bij het thema van de toegang van het publiek tot documenten. We zijn begonnen met een herziening van de verordening, en we zijn begonnen met het bestuderen van veel van de kwesties die in het verslag aan de orde worden gesteld. We hopen op verdere steun van het Europees Parlement en we verwachten veel van de algemene raadpleging die wij tussen juli en oktober zullen uitvoeren. De toegang van het publiek tot documenten is een kwestie van transparantie en geloofwaardigheid en is in de grond van de zaak een kwestie van democratie. Daarom is het belangrijk dat wij onze goede samenwerking voortzetten en dat we naar het grote publiek luisteren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Schwab, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, allereerst wil ik namens de leden van de PPE-DE-Fractie in de Commissie verzoekschriften rapporteur Hammerstein Mintz en collega Cashman hartelijk danken voor hun werk en de daaruit voortvloeiende verslagen. Die dragen er inderdaad wezenlijk toe bij dat er geen twijfel meer kan bestaan aan de bereidheid van het Europees Parlement om Europa transparanter te maken.

Als u mij toestaat, zou ik kort willen ingaan op de voorgeschiedenis van het verslag-Hammerstein Mintz. Het begon met een gesprek dat we met onze vrienden van CDU-jongerenorganisatie hadden. We vroegen ons af hoe het toch mogelijk is dat de nationale media zo vaak berichten over bepaalde besluiten die ze vervolgens aan Europese instellingen toeschrijven, terwijl de Raad – die vanavond zeer zichtbaar aanwezig is – op voet van gelijkheid aan deze besluiten heeft bijgedragen. Daaruit ontstond in samenhang met de Conventie het idee om via Elmar Brok contact te leggen met de Europese Ombudsman om erachter te komen wat het geldende Europese recht, waar de Raad immers mede over beslist, op dit punt te zeggen heeft.

Wie almaar zegt dichter bij de burger te willen staan en de mond vol heeft van een democratischer Europa, moet natuurlijk het zijne doen om hieraan concrete gestalte te geven. Het aanzien van Europa, en in dit geval vooral het aanzien van de Raad en de Europese Unie als geheel, zou daar zeer mee gediend zijn.

Ik denk dat de Commissie en het Parlement op de vele punten die de collega’s Cashman en Hammerstein Mintz ter spraken brengen niet zo veel huiswerk meer hoeven te doen wat betreft transparantie en openbaarheid, maar dat geldt niet voor de Raad van ministers. Natuurlijk is de werkwijze van de Raad van ministers in zekere zin lastiger, omdat de verhoudingen er minder constant zijn dan in het Parlement en de Commissie. Dat neemt niet weg dat zeker een debat als dit door de Raad serieuzer zou mogen worden genomen – zonder overigens het Oostenrijkse voorzitterschap te willen beledigen. Natuurlijk kan niet aan elke wens om informatie tegemoet worden gekomen, maar de grondbeginselen van transparantie dienen geëerbiedigd te worden. Misschien kunt u dat nog eens onder de aandacht van uw collega's brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cashman, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het Parlement niet ophouden door twee waardevolle minuten in beslag te nemen, maar ik wil het Parlement graag opmerkzaam maken op het zeer waardevolle werk van de heer Hammerstein Mintz. Hij heeft nauw met ons allen samengewerkt, en namens de PSE-Fractie wil ik hem graag meedelen dat hij op volledige steun van mijn fractie kan rekenen.

Als u mij toestaat, wil ik graag mijn verzuim om mevrouw Cederschiöld te bedanken, goedmaken. Ik heb met haar, en met anderen, nauw samengewerkt aan mijn verslag, en ik bedank het Parlement voor het betoonde geduld.

 
  
MPphoto
 
 

  Chris Davies, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er bestaat een wijdverbreid publiek wantrouwen jegens het Europese besluitvormingsproces en dat is geen wonder als ministers elkaar achter gesloten deuren ontmoeten om wetten te maken. Het hoeft niet zo te zijn. Wellicht zullen we de Europese Unie nooit perfect maken, maar we kunnen haar wel verbeteren. De Europese Ombudsman heeft ons een groot moreel gezag toegekend en heeft extra moreel gezag gegeven aan de dwars door de partijen lopende campagne van het Parlement, die een verbazingwekkend omvangrijke steun heeft gekregen. In mijn eigen land heeft het ertoe geleid dat Europagezinde liberalen en leden van de anti-Europese UK Independence Party zich met een gezamenlijk doel hebben verenigd op één platform – een unieke gebeurtenis.

Hierachter gaat een eenvoudig principe schuil: wetten moeten in het openbaar worden gemaakt. Ministers moeten hun mening onder woorden brengen, op een eerlijke manier en in het openbaar, zodat burgers op de hoogte kunnen zijn van wat zij doen en nationale parlementen hen ter verantwoording kunnen roepen.

Door het Grondwettelijk Verdrag te ondertekenen, hebben alle regeringsleiders zich tot dat principe verplicht: de Raad dient in het openbaar te vergaderen over wetgevingsdocumenten. Er is echter geen wijziging van het Verdrag voor nodig, we kunnen volstaan met een wijziging in het reglement van orde van de Raad. Hiervoor is niet eens een meerderheid van 25 stemmen nodig, 13 stemmen – een eenvoudige meerderheid – kunnen die zeer fundamentele wijziging bewerkstelligen en dat principe invoeren.

Het Britse voorzitterschap heeft hartelijke woorden gesproken, maar er uiteindelijk omheen gedraaid.

(Interruptie van de heer Cashman: Nee!)

Wel, ze hebben het reglement van orde niet veranderd, Michael, dat is de realiteit.

Het Oostenrijkse voorzitterschap krijgt nu de kans dingen te veranderen. Toen ik de vraag in januari voorlegde aan de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken, zei zij: we zullen doen wat we kunnen, maar we zijn ons bewust van het delicate karakter van de kwestie. Waarom is het delicaat? Dit gaat over openbaarheid en transparantie, een fundamenteel Europees principe waartoe alle Europese regeringsleiders zich hebben verplicht.

Ik zie ernaar uit dat het Oostenrijkse voorzitterschap het initiatief neemt en de zaak ter stemming voorlegt. Als het zo is dat sommige lidstaten – Frankrijk bijvoorbeeld – achter de schermen proberen dit initiatief tegen te houden, dan moeten ze bij naam en toenaam worden genoemd en moeten zij zich verantwoorden ten overstaan van de eigen bevolking en de Europese burgers.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Voggenhuber, namens de Verts/ALE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, wat is democratie? Hoeveel antwoorden de Europese geschiedenis in de loop der eeuwen ook op die vraag gegeven heeft, er is er geen een bij waarin de openbaarheid van de wetgeving niet als fundament van de democratie aangemerkt wordt, als iets waar democratie niet buiten kan. De Raad van de Europese Unie meent zijn neus op te kunnen halen voor dit grondbeginsel. Men heeft daar de euvele moed dat als interne aangelegenheid aan te merken, als een eigen beleidskeuze. Men onttrekt zich op een ongelooflijk cynische manier aan de verplichting uit het Verdrag ten aanzien van openbaarheid en transparantie door te zeggen dat dit transparantiegebod voor een toekomstige Unie geldt.

Dat kan voor het Europees Parlement niet anders dan onverteerbaar zijn. Dit verslag raakt de kern van de vertrouwenscrisis onder de Europese burgers. Hoe meer ik mij in deze misstand verdiep, die ik trouwens met succes tot een speerpunt van de Conventie heb weten te maken, des te meer komt mij de Raad voor als het zwarte gat van de democratie. De Raad ís het democratisch tekort.

Het Parlement zou alles in het werk moeten stellen om te zorgen dat dit hier geen symbolisch initiatief wordt om ons geweten te sussen. Wij zijn de rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van de burgers van Europa en wij moeten deze zaak tot de onze maken. Mijn voorstel gaat veel verder dan dit verslag, waar ik overigens dankbaar voor ben. Wij als Parlement, als vertegenwoordigers van de Europese burgers, zouden de Raad een ultimatum moeten stellen. Als men niet voor het einde van het jaar dit democratische grondbeginsel eerbiedigt, zijn reglement van orde aanpast en in het openbaar als wetgever optreedt, zou dit Parlement alle wetgevingsvoorstellen van de Raad moeten verwerpen die niet via openbare discussie en stemming tot stand zijn gekomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. Voorzitter, in de Europese Unie trekken de Commissie en het Parlement misschien wel de meeste aandacht, maar de Raad is uiteindelijk het machtigste orgaan. Daar liggen de veto's en de vertragingsmogelijkheden voor wat Commissie en Parlement hebben besloten, daar wordt ruilhandel bedreven tussen de regeringen van de lidstaten, daar worden ondoorzichtige zakelijke belangen beschermd en daar bestaat de meeste geheimzinnigheid. De voorgestelde grondwet, die vorig jaar is afgewezen door de kiezers in Frankrijk en Nederland, zou die machtige rol van de Raad niet hebben veranderd. De Raad is regering en senaat tegelijk.

Het achter gesloten deuren vergaderen van de Raad is een van de grootste democratische tekorten van de Unie. In de praktijk maakt dit het voor Europese en nationale parlementsleden onmogelijk om zekerheid te krijgen over de vraag of de ministers van hun lidstaten stemmen zoals ze hebben toegezegd. Een goed praktijkvoorbeeld is de stemming over de softwareoctrooien een jaar geleden, waarbij ofwel de Nederlandse of de Deense minister het eigen parlement heeft voorgelogen over het eigen stemgedrag. Democratische controle op de besluitvorming wordt zo onmogelijk. Openbaarheid van de Raadsvergaderingen, niet alleen van de wetgevende vergaderingen maar van alle vergaderingen, hoeft niet te wachten op een grondwet maar kan ook nu al. Verder uitstel betekent een welbewuste ondermijning van de parlementaire democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  Marcin Libicki, namens de UEN-Fractie.(PL) Het is mij een waar genoegen vandaag de vergadering toe te spreken, omdat we ons buigen over twee documenten die door het Parlement zijn voorbereid, door leden van dit Parlement, door een voortreffelijk lid van de Commissie verzoekschriften, waarvan ik voorzitter ben, namelijk de heer Hammerstein Mintz, maar ook omdat we een verslag bespreken dat namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken is opgesteld door de heer Cashman, tevens vice-voorzitter en bijzonder gewaardeerd lid van de Commissie verzoekschriften.

Een van de vertrekpunten van de discussie is het verslag van de Europese ombudsman, professor Diamandouros, over de openbaarheid van de werkzaamheden van de Raad. Het werk van professor Diamandouros, onze Europese ombudsman, hangt ook nauw samen met dat van onze commissie. Ik ben heel blij namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten, maar ook als voorzitter van de Commissie verzoekschriften het woord tot u te mogen richten over deze drie bijzonder gedegen documenten en ik zou de opstellers ervan, de heren Hammerstein Mintz en Cashman, met hun uitstekende werk willen feliciteren.

We hebben het vandaag over openbaarheid gehad. Je hoort vaak zeggen, al was dat vandaag niet het geval, dat niet alles openbaar hoeft te zijn, dat er onderhandelingen, discussies en voorbereidende gesprekken zijn. Wij kunnen ons daarin vinden. Zulke onderhandelingen, discussies en voorbereidende gesprekken moeten achter de schermen plaats vinden. We vragen niet om het soort openbaarheid dat ons in staat zou stellen luistervink te spelen bij wat ministers op hun werkkamer bespreken, of in de wandelgangen voorafgaand aan de vergaderingen van de Raad. Maar zodra een vergadering van de Raad geopend is, willen we weten wat er besproken wordt en van wie bepaalde standpunten afkomstig zijn.

Er zijn ten minste drie redenen om dergelijke openbaarheid te eisen. De eerste reden is dat we eenvoudigweg recht hebben op de waarheid. Ten tweede hebben we een recht van toezicht. Het recht van toezicht komt individuele leden van het Europees Parlement toe, maar ook het Europees Parlement als instelling. Daarnaast hebben wij een recht van toezicht als leden en burgers van de Europese Unie. Bovendien hebben ook onze collega-parlementsleden in de lidstaten het recht om te weten wat hun ministers in de Raad zeggen. Met andere woorden: zowel de Europese als de nationale publieke opinie heeft er recht op te weten wat er in de Raad gebeurt.

Er is ook een kwestie die vooral de Commissie verzoekschriften na aan het hart ligt en dat is het streven om de Europese instellingen dichter bij de burger te brengen. Als we constateren dat het vertrouwen in de Europese instellingen in een crisis verkeert, zouden we de openbaarheid van beraadslagingen juist moeten aangrijpen om die crisis te overwinnen. Wat we kortom willen, is dat er vertouwen in Europa ontstaat, een vertrouwen waaraan de Commissie verzoekschriften en haar beide voortreffelijke leden hard werken, zo kan ik u met groot genoegen zeggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie.(DA) Mijnheer de Voorzitter, er is een zeer eenvoudige methode om openbaarheid in te voeren in de EU: draai de procedure om zodat alle vergaderingen en documenten in principe vrij toegankelijk zijn, tenzij tot het tegenovergestelde wordt besloten. Zo gaat het hier in het Europees Parlement ook, en daarvan kunnen de andere instellingen nog wat leren. De vergaderingen waarin onze commissies wetgeving voorbereiden zijn openbaar. Waarom kunnen de vergelijkbare beraadslagingen van de driehonderd semi-geheime werkgroepen van de Raad niet voor het publiek worden opengesteld? Ons gebruik van deskundigen is een openbare aangelegenheid. Waarom wil de Commissie niet zeggen wie er in haar drieduizend geheime werkgroepen zitten?

Het voorstel om de procedure om te draaien kon in de Conventie rekenen op tweehonderd van de 220 mogelijke handtekeningen. Geen enkel ander voorstel kreeg zo veel steun, namelijk van alle gekozen vertegenwoordigers in de nationale parlementen, van op één na alle leden van het Europees Parlement en van 23 van de 28 regeringen. Voor dit voorstel hoeft het Verdrag niet eens te worden gewijzigd. Het kan ten uitvoer worden gelegd door middel van een eenvoudige wijziging in het reglement van orde. Zowel de Commissie als de Raad kan het voorstel aannemen met een gewone meerderheid van stemmen: 13 van de 25 commissarissen en 13 van de 25 landen in de Raad. Kom op, mijnheer Barroso en mijnheer Schüssel, neem het initiatief om ervoor te zorgen dat mensen weer respect kunnen hebben voor de noodzakelijke grensoverschrijdende samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Charlotte Cederschiöld (PPE-DE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, allereerst mijn hartelijke dank aan de heer Cashman voor de goede samenwerking gedurende de afgelopen jaren ten behoeve van meer openbaarheid. Het Europees Parlement is op dit gebied altijd de drijvende kracht geweest, maar ik moet eerlijk bekennen dat de Commissie en de Raad de laatste tijd ook hebben bijgedragen tot de werkelijk enorme kwaliteitsverhoging die we de afgelopen vijf jaren hebben gezien. We hebben in de EU nu een openbare wetgevingsprocedure die in bepaalde opzichten veel verder gaat dan in de meeste nationale parlementen, waaronder dat van mijn eigen land.

De bedoeling van deze herziening is dat we voor alledrie de instellingen dezelfde regels instellen. Ik hoop natuurlijk dat dit op de lange duur aanstekelijk werkt voor de nationale organen. De regelgeving moet een zodanige vorm krijgen dat ze door de meeste organen wordt overgenomen, zowel in de EU als in de lidstaten. Het Parlement neemt dit initiatief ten aanzien van openbaarheid om de democratische controle te vergroten en om te zorgen voor verduidelijking waar de wetgeving onduidelijk is. De notulen van de Raadsvergaderingen moeten openbaar worden als de Raad als wetgever optreedt, wat niet betekent dat alle details van Coreper-vergaderingen openbaar moeten worden gemaakt.

Net als in de bemiddelingsprocedure moet men een zekere onderhandelingsruimte garanderen. Daarentegen moet natuurlijk openbaarheid worden toegepast als het besluit over de desbetreffende wetgeving zelf feitelijk wordt genomen. Het publiek zonder meer toegang geven tot juridische adviezen zou neerkomen op een beperking van de politieke onderhandelingsruimte. Hierdoor zou de kwaliteit van de adviezen achteruit gaan. Daarentegen moeten Parlementsleden die bij een kwestie betrokken zijn, in bepaalde gevallen op de hoogte worden gesteld van de juridische adviezen, nadat zij zich schriftelijk hebben verplicht tot de geheimhouding die geldt voor alle anderen die bij de zaak betrokken zijn.

Een krachtige en duidelijke gegevensbescherming is een voorwaarde voor meer openbaarheid. De desbetreffende rechten – openbaarheid en gegevensbescherming – completeren en versterken elkaar. In vertrouwen verstrekte informatie moet worden gerespecteerd, en we moeten op dit gebied ook geen maatregelen met terugwerkende kracht nemen. Ik ben ervan overtuigd dat we een redelijk en evenwichtig voorstel krijgen als de Commissie eenmaal klaar is. Ik heb alle vertrouwen in mevrouw Wallström. De procedure voor de toegang van de burgers tot documenten moet verder worden uitgewerkt, en de Raad moet respect betonen aan de burgers en aan het democratische proces. Op dat gebied is nog veel te doen.

(Applaus vanuit verschillende banken)

 
  
MPphoto
 
 

  Alexandra Dobolyi (PSE). – (HU) De commissaris is er samen met het Parlement duidelijk voorstander van om de beraadslagingen van de Raad openbaar te maken. Daarvoor wil ik haar bedanken. Ik kan enkel herhalen wat de andere sprekers al hebben gezegd, want iedereen heeft hetzelfde punt aangesneden: parlementaire wetgeving is een grondbeginsel van de moderne democratie met haar afgebakende wetgevende en uitvoerende bevoegdheden. Hoewel er in lidstaten van de Europese Unie parlementaire kamers bestaan die niet rechtstreeks door de burgers zijn gekozen – zoals het Britse Hogerhuis – wordt ook de besluitvorming van deze kamers, op het niveau van de lidstaat, openbaar gemaakt.

Helaas vormt de Raad een uitzondering op dit fundamentele beginsel. De Raad is als onderdeel van het democratisch bestel van de Europese Unie de enige wetgevende instelling ter wereld die achter gesloten deuren wetten maakt. De besloten vergaderingen, die niet toegankelijk zijn voor het publiek, maken de Europese Unie er bepaald niet geloofwaardiger op. Bij heel belangrijke en controversiële wetgeving zou het debat tussen de lidstaten voor iedereen transparanter en begrijpelijker zijn als de Raad gedurende een van de eerdere fasen van het proces in het openbaar zou beraadslagen. Ik neem dan ook met voldoening kennis van het uitmuntende verslag van de heer Hammerstein, de voorstellen van de heer Cashman en het verslag van de Europese Ombudsman met betrekking tot dit vraagstuk, en ik wil hen bedanken voor hun werk. Ik wil eenieder eraan herinneren dat krachtens het eerste artikel van het Verdrag betreffende de Europese Unie de besluitvorming zo openbaar mogelijk dient te geschieden om zo de Europese Unie nog dichter bij de burgers te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE).(FI) Mijnheer de Voorzitter, overeenkomstig de Europese Verdragen moeten besluiten zo openbaar en zo dicht mogelijk bij de burgers worden genomen. Geen van beide beginselen wordt in de praktijk gerealiseerd en dat siert de Europese Unie beslist niet. Het is onaanvaardbaar dat het belangrijkste wetgevende orgaan van de Europese Unie, de Raad, nog steeds achter gesloten deuren vergadert als hij als wetgever optreedt. Ik weet precies wat er zou gebeuren als een nationaal parlement van een lidstaat de deuren zou sluiten wanneer het wetten gaat opstellen. Het parlement zou hieraan zeker aanstoot nemen. In de Europese Unie is het echter nog steeds mogelijk om op ondemocratische wijze wetten op te stellen.

Meer transparantie zou de controlerende taken van het Europees Parlement en de nationale parlementen vergemakkelijken en het publiekelijk gevoerde debat over EU-kwesties doeltreffender maken. Vandaag de dag is het voor de nationale parlementen en de burgers heel moeilijk de besluiten die hun eigen ministers in de Raad nemen te controleren en te evalueren. Dit is in deze tijd echt niet meer aanvaardbaar: transparantie is een onderdeel van democratie.

Momenteel hoort men in de Europese Unie geluiden dat het Grondwettelijk Verdrag snel geratificeerd moet worden. Ik vind het in feite veel belangrijker dat de Europese Unie de transparantie bevordert en dat alle Europese instellingen, in eerste instantie natuurlijk de Raad, hiervoor hun uiterste best doen. Dan kan dit zwarte gat in de democratie worden gedicht en kan transparantie in de communautaire regelgeving worden verwezenlijkt.

 
  
  

VOORZITTER: MARIO MAURO
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE). (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteurs bedanken voor hun goede werk. Ik steun het voorstel van de heer Voggenhuber om te weigeren ons medeplichtig te maken aan ondemocratische besluitvorming. Waar is de Raad? Hebben ze moeite om wakker te blijven op dit late tijdstip? Dat komt doordat ze zich opsluiten in hun kamers – als ze die openen, krijgen ze genoeg zuurstof tot de avond, zodat ze ook aan de debatten hier kunnen deelnemen. Waarom openen ze hun deuren niet? Politici grijpen toch elke kans aan om op tv te komen? Ik vraag me af waarom de Raad zichzelf die kans ontneemt. Net als de hele bevolking van Europa vraag ik me af wat ze doen. Er is een gemakkelijke manier om een eind te maken aan deze situatie: open de deuren, dan kunnen we zien wat er gebeurt. Ik vertrouw erop dat mevrouw Wallström de EU de eenentwintigste eeuw zal binnenleiden en de Raad zal wekken uit zijn twintigste-eeuwse droom. Ik vind het heel belangrijk dat we de Raad erop wijzen dat het openbaar maken van de Raadsvergaderingen niet mag betekenen dat het een vergadering van een uur plus een werklunch van vier uur wordt waardoor de openbaarheid een drogbeeld wordt. We vertrouwen er ook op dat de Raad snel luncht en zich openlijk en langdurig aan de besluitvorming wijdt.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE).(PT) Mevrouw Wallström, dames en heren, wij geloven dat het recht op toegang tot documenten één van de belangrijkste rechten van de Europese burgers is.

De Europese Unie stelt de burger steeds meer documenten ter beschikking. We hebben echter vastgesteld dat zich een aantal problemen voordoet, vooral als gevolg van de inadequate tenuitvoerlegging van de Verordening (EG) nr. 1049/2001. Het Europees Parlement heeft er daarom herhaaldelijk – en terecht – op aangedrongen dat deze Verordening werd herzien en dat de communautaire wetgeving op het gebied van transparantie werd verbeterd en uitgebreid.

We doen dat omdat het cruciaal is dat de burgers zich bij het Europees project betrokken voelen. Het besluitvormingsproces zal daarom gebaseerd moeten zijn op openbare en transparante onderhandelingen en de instellingen zullen op loyale wijze met elkaar moeten samenwerken – het achterhouden van gegevens is dus een slechte zaak. De gewijzigde Verordening moet de rechtsgrond vormen voor het opstellen van regels, goede werkwijzen en interinstitutionele akkoorden die zijn gericht op het verbeteren van de wetgevingsteksten. We moeten bovendien garanderen dat de definitieve teksten toegankelijk zijn.

Ik ben het geheel eens met de heer Cashman. Hij heeft opnieuw heel goed werk geleverd. De omstandigheid dat het Europees Parlement niet over een duidelijke rechtsgrond beschikt met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke informatie over de Europese Unie is inderdaad onverenigbaar met het democratische beginsel waarop de Unie is gebaseerd.

Het is ook een kwalijke zaak dat de drie instellingen geen gemeenschappelijke benadering volgen bij het beheer, de opslag en de uitwisseling van de verschillende typen documenten. Er zijn op dit gebied beslist vorderingen gemaakt, maar de coördinatie tussen de instellingen laat nog steeds veel te wensen over, vooral als het gaat om documenten die betrekking hebben op de interinstitutionele procedures. Er zouden ook duidelijke regels moeten bestaan over de toegang tot documenten van administratieve aard.

Ik besluit, mijnheer de Voorzitter, met een opmerking over een punt dat voor mij als voorzitter van de tijdelijke commissie die de CIA-vluchten onderzoekt heel belangrijk is. Ik betreur het namelijk dat er niets wordt gezegd over de problematiek rond de toegang tot vertrouwelijke documenten die door de lidstaten aan de Raad ter beschikking worden gesteld.

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Knapman (IND/DEM). (EN) Mijnheer de Voorzitter, het lijkt erop dat de UK Independence Party voor het eerst een bijdrage kan leveren, dus ben ik blij met mijn minuut spreektijd. Wij hebben de Raad meermalen veroordeeld vanwege het gebrek aan transparantie. De oplossing is erg eenvoudig: wijzig het reglement van orde van de Raad, zoals de heer Hammerstein Mintz voorstelt in zijn verslag. Een dergelijke wijziging zou zeker garanderen dat het Britse volk er in de toekomst getuige van kan zijn als Britse ministers zich niet houden aan de beloften die ze, voorafgaand aan dergelijke bijeenkomsten, doen.

Maar dat is niet genoeg. De Commissie blijft overeind als de niet-gekozen regering van de EU, met de macht wetten te formuleren en te dicteren zonder dat zij daarvoor enig democratisch mandaat heeft gekregen. Ondertussen blijft dit Parlement op lachwekkende wijze de ene stemming na de andere afwerken bij twijfelachtig handopsteken. Bovenal wordt het op democratische wijze afwijzen van de mislukte EU-Grondwet door Frankrijk en Nederland met minachting beschouwd door zowel de Raad, de Commissie als het Parlement. Laten we dus ophouden de rest van de wereld de les te lezen over democratie. Gooi de deuren van de Raad, en die van de Commissie, wijdopen.

 
  
MPphoto
 
 

  Inés Ayala Sender (PSE) .(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de heer Hammerstein en de commissaris van harte met hun pogingen om de bijeenkomsten van de Raad eindelijk te democratiseren en de deuren te openen van die vergaderingen waar wetten worden gemaakt zonder dat wij als burgers afdoende worden geïnformeerd.

In mijn land, Spanje, dat heeft ingestemd met de Europese Grondwet, was dat een van de argumenten die het breedst ingang vonden onder de burgers: de mogelijkheid om de Raadsvergaderingen te democratiseren en toegang te krijgen tot al die informatie.

Ik steun derhalve de voorstellen van de rapporteur en in het bijzonder die over de publicatie van alle informatie op internet, inclusief die over de achtereenvolgende voorzitterschappen, en wel in alle officiële talen van de Gemeenschap, zodat we belemmeringen in de communicatie vermijden.

Het zou weinig zinvol zijn alle informatie te publiceren en de deuren van de Raadsbijeenkomsten te openen, als het aantal talen beperkt zou blijven tot twee of drie, zoals bepaalde instellingen momenteel lijken te suggereren. Transparantie vereist ook dat wat er bekend wordt gemaakt, begrijpelijk is en begrepen wordt door alle burgers. We sporen alle instellingen die vóór democratische transparantie van de Raad zijn, geen middelen te sparen om die transparantie in alle talen te waarborgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bill Newton Dunn (ALDE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag beginnen met het leveren van enig commentaar op de absurde opmerkingen van de heer Knapman. Hij zegt dat de Commissie een niet-gekozen regering is. Natuurlijk weet iedereen heel goed dat de Commissie helemaal geen regering is. Zou u willen dat de Commissie werd gekozen? Streeft u naar een federaal Europa met een gekozen regering? Kom toch, welke kant wilt u nu op, mijnheer Knapman? Vervolgens bezigt hij dit belachelijke woord: de Commissie "dicteert" wetten. De Commissie dicteert helemaal niets: zij krijgt haar macht van de Raad en het Parlement. Vertel het Britse volk de waarheid, meer verlangen wij niet. Daarbij laat ik het nu voor wat de heer Knapman betreft.

De ALDE-Fractie staat helemaal achter deze verslagen en wij streven naar meer openbaarheid. Onder het Britse voorzitterschap hebben we een zwaar gevecht geleverd om de heer Blair ervan te overtuigen dat hij iets moest doen. Zoals gebruikelijk sprak hij veel grote woorden en werd er veel beloofd, maar werd er tijdens het Britse voorzitterschap weinig ondernomen, wat erg droevig was. Wij willen dat de Raad in het openbaar als wetgever optreedt. Het is volstrekt helder en eenvoudig: alleen Noord-Korea en Peking opereren zoals de Raad van ministers in Brussel. Dat moet veranderen als we willen dat het publiek begrijpt wat er in Europa gaande is.

In de tweede plaats willen we dat de juridische adviezen die worden opgesteld in het kader van het wetgevingsproces beschikbaar zijn, niet alleen voor de Parlementaire commissies, maar ook voor het publiek, dat wij vertegenwoordigen.

Mijn tijd is op. We zullen echter met zijn allen voor stemmen – zelfs de heer Knapman, hoop ik.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb (PPE-DE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, met mijn werkervaring van zes jaar bij de Finse vertegenwoordiging en het Finse ministerie van Buitenlandse Zaken – met andere worden de Raad – en drie jaar als ambtenaar bij de Commissie, weet ik niet of ik een goede discussie nu in de weg sta of daar positief aan kan bijdragen. Waarschijnlijk ben ik een sta-in-de-weg en die boodschap richt ik tot Pekka Shemeikka en al zijn vrienden in de Raad.

Ik wil op een paar punten ingaan. In de eerste plaats hebben we te maken met twee afzonderlijke maar toch aan elkaar gekoppelde kwesties: toegankelijkheid van documenten en de openbaarheid van de bijeenkomsten van de Raad. Als de heer Cashman mij toestaat, wil ik me richten op dat laatste. Soms heb ik het gevoel dat we in het debat wat hypocriet zijn, omdat als we kijken naar de nationale parlementen, veel commissievergaderingen nooit openbaar zijn. Wij zijn veel opener dan nationale parlementen, dat moeten we niet vergeten.

Mijn tweede punt betreft de openbaarheid van bijeenkomsten van de Raad. Het is een lang verhaal dat begint met het verslag-Trumpf-Piris van 1999, vervolgens kwam er een aantal besluiten van de Raad in 2001, de Grondwet in 2004 en tot slot een Raadsbesluit in 2005. Het verhaal duurt maar voort, maar we bereiken niets. Persoonlijk denk ik dat het een fantastisch idee is om de bijeenkomsten van de Raad openbaar te maken. We weten allemaal hoe ministers de EU als zondebok gebruiken. Eerst slaan ze elkaar tijdens de bijeenkomst van de Raad op de schouder en zeggen: "Goed compromis", en vijf minuten later spreken ze de media van hun land toe en zeggen: "We konden niets doen". We moeten de bijeenkomsten van de Raad openbaar maken als hij als wetgever optreedt en hoe eerder we dat doen, hoe beter het is.

Een ander punt is dat ik, met honderden uren ervaring met bijeenkomsten van de Raad, kan zeggen dat het waarschijnlijk de saaiste bijenkomsten zijn die er maar zijn. Openbaarheid zou het debat in de Raad levendiger maken, omdat er nu vaak mensen komen die voorbereide documenten voorlezen. Het is werkelijk heel saai en als we het openbaar maken, zou het een beetje beter worden.

Het volgende punt dat ik aan de orde wil stellen is Coreper. Laten we eerlijk zijn: ik denk niet dat Coreper ooit openbaar zal worden en ik denk ook niet dat dit per se slecht is.

Ik wil graag besluiten met een onrealistisch voorstel, dat erg veel wegheeft van het voorstel van de heer Voggenhuber. Wat wij nodig hebben, is een Raad die bijeenkomt in een ruimte zonder begeleiding van assistenten, en in alle openbaarheid. Dat zou een echte, open en transparante Raad zijn, en dat is wat we nodig hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, een levendig, openbaar, politiek debat over concrete kwesties is de basis voor het creëren van een Europese politieke ruimte. Door toe te staan dat een van onze wetgevende instellingen niet in het openbaar bijeenkomt en besluiten neemt achter gesloten deuren, belemmeren we het ontstaan en de groei van die politieke ruimte.

Ik onderschat de problemen die gepaard gaan met het communiceren van een dergelijk debat naar een bevolking van 450 miljoen die meer dan 25 talen spreekt niet, maar we beschikken vandaag de dag wel over de technologie: we hebben satelliet-tv, radio, internet en een heel scala aan communicatiemiddelen die we kunnen gebruiken, en ik geloof niet dat de kosten mogen worden gebruikt als excuus om dat niet te doen. De prijs die immers moet worden betaald als we dat niet doen, de kosten die gepaard gaan met het ontbreken van een openbaar, levendig debat in Europa, bestaan in het nalaten een toekomst voor Europa te scheppen.

Op 22 april zal de Raad Concurrentievermogen bijeenkomen achter gesloten deuren om besluiten te nemen over de dienstenrichtlijn, een richtlijn waar duizenden Europese burgers actief bij betrokken zijn en in zijn geïnteresseerd. Dat debat zou openbaar moeten zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Kudrycka (PPE-DE).(PL) Het doet mij deugd dat de Europese instellingen steeds opener en transparanter worden, maar we dienen ons er bewust van te blijven dat de toegang tot documenten en de openbaarheid van de vergaderingen van de Raad geen gunst zijn die de EU-instellingen de Europese burgers naar eigen goeddunken kunnen verlenen. Het is veeleer een wettelijke en morele plicht, overeenkomstig de grondbeginselen van goed openbaar bestuur, ook wel bekend geworden onder de noemer good governance. Immers, openbaarheid stelt ons in staat geleidelijk een eind te maken aan de vervreemding van de Europeanen ten opzichte van de instellingen van de Europese Unie en aan de groeiende euroscepsis. Zo neem je de voedingsbodem weg voor grapjes als zouden we ons hier slechts bezighouden met het vastleggen van de symbolische kromming van bananen.

Als de Europese Unie een exportproduct wil maken van haar democratische grondbeginselen, die samenhangen met de bescherming van de mensenrechten en de waarden van behoorlijk bestuur, moet ze zelf het goede voorbeeld geven bij de toepassing van deze waarden. Helaas moet ik, kijkend vanuit het perspectief van de post-communistische nieuwe lidstaten, maar ook van landen die naar democratie streven en landen in een overgangsfase, vaststellen dat de instellingen van de Europese Unie door hun gebrek aan transparantie nog altijd niet het beste voorbeeld zijn om te volgen. We hebben dan ook absoluut behoefte aan nieuwe regels, waarin de taken van de EU-instellingen nauwkeurig worden vastgelegd en een volstrekt heldere definitie wordt gegeven van de omstandigheden waarin toegang tot documenten en verslagen van vergaderingen van de Raad geweigerd kan worden.

Helaas blijkt de meeste informatie in de praktijk moeilijk te achterhalen. Om toegang te krijgen tot een document, moet je eerst afweten van het bestaan ervan. De volgende belangrijke stap in de richting van een zo groot mogelijke openbaarheid rond de vergaderingen van Europese instellingen is het tegengaan van corruptie en belangenverstrengeling, het wegnemen van onduidelijkheden, het weerleggen van beschuldigingen van vooringenomenheid bij de besluitvorming. Hoe vaak beschuldigt men Europese instellingen er niet van bevooroordeelde besluiten te nemen, of zich door vage principes te laten leiden…?

(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Matsouka (PSE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in feite is het debat over de openbaarheid van de Raadsbijeenkomsten een debat over democratie. Ik ben het volmondig eens met de aanbevelingen van de Europese Ombudsman en met de voorstellen van de heer Hammerstein Mintz en mijn collega Michael Cashman.

De kiezers worden niet geïnformeerd over de standpunten die hun regeringsvertegenwoordigers innemen op Europees niveau en dat zorgt voor veel onduidelijkheid over wie er verantwoordelijk is voor de beslissingen die hun dagelijkse leven beïnvloeden. Regeringen vinden het handig beslissingen die niet in hun belang zijn te wijten aan de Europese Unie, terwijl ze wel de eer opstrijken voor de beslissingen die hun land ten goede komen.

Democratie vereist echter kennis, beoordeling en reactie. Het gebrek aan kennis over de standpunten van de regeringen in de Raad ontneemt ook de nationale parlementen de mogelijkheid hun regeringen te controleren als het gaat om Europese aangelegenheden.

Het transparantieprobleem in de Raad komt in feite neer op de fundamentele vraag of we al dan niet een Europese publieke opinie willen. Een publieke opinie die in staat is haar tevredenheid en ontevredenheid te uiten, maar ook om aan de Europese instellingen een boodschap af te geven en de Raad te verplichten – zoals de rapporteur correct opmerkt – tot collectieve verantwoordelijkheid van de ministers.

Dat kan inderdaad leiden tot Europese eenwording.

 
  
MPphoto
 
 

  David Hammerstein Mintz (Verts/ALE) .(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle collega's van de Commissie verzoekschriften – een heel belangrijke commissie van dit Parlement – en met name de voorzitter en vice-voorzitter van deze commissie, respectievelijk de heer Libicki en de heer Cashman, bedanken voor hun steun.

Ik meen samenvattend te kunnen stellen dat dit debat duidelijk maakt dat het Parlement roept om meer transparantie. Deze roep is echter aan dovemansoren gericht en het antwoord is autistisch of blijft helemaal uit. Veel woorden maar weinig daden.

Als ik stilsta bij het voorstel van de heer Voggenhuber, vraag ik me af of het echt tot een parlementaire staking moet komen om een minimum aan transparantie binnen de Europese Raad te bereiken? Of moeten we dit debat soms elk jaar of elke twee jaar opnieuw voeren, alleen om te constateren dat het Europees Parlement zich unaniem uitspreekt maar de Raad niet thuis geeft, de Commissie geen krachtig initiatief neemt en de mensen op straat er niets van merken?

Het is natuurlijk heel mooi, mevrouw de commissaris, dat de openbaarheid van de Raadsbijeenkomsten in oktober is goedgekeurd, maar de mensen op straat hebben daarvan niets gemerkt, ze zien geen ministers met elkaar in gesprek op televisie, er is geen zichtbaar debat.

We moeten het Europese politieke debat zichtbaar maken, we moeten niet alleen het debat in het Parlement maar ook dat in de Raad een politieke lading geven. Dat is wat we vragen en ik geloof dat we het niet moeten laten bij mooie woorden maar dat we concrete maatregelen en voorstellen moeten aannemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elmar Brok (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, neemt u mij niet kwalijk dat ik op het laatste moment binnenval, maar de vergadering van de Commissie buitenlandse zaken is nog geen minuut geleden afgelopen. Ik ben blij dat dit verslag ingediend is, omdat het een belangrijke stap in de goede richting is. Als het Grondwettelijk Verdrag ondertekend was, hadden we niet over dit verslag hoeven te praten, want in dat verdrag is een van onze voornaamste ambities vervat, namelijk dat transparantie cruciaal is voor de legitimiteit van de politiek.

Dat betekent niets anders dan dat we antwoorden moeten vinden op de vragen van burgers naar de verantwoordelijken en naar de momenten waarop besluiten genomen worden. Als een van beide wetgevende lichamen, te weten de Raad van ministers, geen openbare bijeenkomsten houdt als hij als wetgever optreedt, hebben we op termijn een probleem. Nu we ons in deze periode van bezinning bevinden, zou men juist daarop ook kunnen reageren door de deuren voor het publiek te openen.

Natuurlijk besef ik maar al te goed dat er grenzen zijn – zeker ook wat het Coreper betreft – aan wat men in het openbaar kan behandelen. Ik weet ook best dat onderhandelingen door openbaarheid belemmerd kunnen worden. Hier kunnen grenzen worden getrokken waarover ik het niet helemaal met de rapporteur eens ben. Mevrouw de commissaris, mevrouw de vice-voorzitter, ik verzoek u beiden vriendelijk samen met ons dit initiatief te nemen om op dit terrein vooruitgang te boeken.

Ik dank ook de Europese Ombudsman voor de positieve houding die hij in zijn verslag aangenomen heeft, want de aanzet tot dit alles is gegeven door een verzoekschrift dat vertegenwoordigers van de CDU-jongerenorganisatie van Noordrijn-Westfalen met mijn hulp ingediend hebben. We zijn blij dat de druk van jonge mensen het mede mogelijk gemaakt heeft een debat als dit te houden, aangezien het ons uitzicht biedt op meer transparantie en meer democratie.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). (EN) We zijn al een heel eind op weg om de Raad aan het daglicht bloot te stellen, maar we moeten nog meer doen en daarom ben ik blij met de strekking van dit verslag.

De Raad was gewoon voortdurend achter gesloten deuren te vergaderen, zonder dat documenten toegankelijk waren voor het publiek, en zonder dat zelfs ook maar de uitslagen van stemmingen werden gepubliceerd, zodat het voor nationale parlementen onmogelijk was zicht te houden op het stemgedrag van de ministers die hun land vertegenwoordigden. In de afgelopen paar jaar is dat aanzienlijk veranderd, dankzij druk vanuit het Europese Parlement.

Nu publiceert de Raad ten minste de uitslag van zijn stemmingen, geeft hij toegang tot de meeste documenten en vergadert hij dankzij het Britse voorzitterschap van het afgelopen jaar in het openbaar over wetgeving waarop de medebeslissingsprocedure van toepassing is. Het is nu tijd om verder te gaan en het principe in te voeren dat alle wetgevende activiteiten van de Raad plaatsvinden in het openbaar, zoals nu al het geval is voor het andere wetgevende orgaan van de EU, het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Jules Maaten (ALDE). – Het Oostenrijkse voorzitterschap moet een prioriteit maken van het openbaar maken van de vergaderingen van de Raad van ministers. Het Europees Parlement vergadert en stemt als medewetgever in het openbaar en alle vergaderdocumenten staan op het internet, zodat alle mensen, organisaties, media en nationale politici die dat willen, ons in de gaten kunnen houden. Ik zie geen enkele reden waarom de Raad dat niet zou doen.

De Raadsconclusies van 21 december jl. over dit onderwerp tonen te weinig durf. Juist op de punten waarover de Raad alleen en bij algemene stemmen beslist is het van belang dat zowel de stemming als het debat in het openbaar plaatsgrijpen. Alleen zo komen we van achterkamertjesdeals af. Dat is niet moeilijk, aangezien voor de openbaarheid van Raadsvergaderingen geen Verdragswijziging nodig is, maar slechts een wijziging van het reglement van orde van de Raad.

Het is niet van deze tijd dat de Raad nog steeds goeddeels achter gesloten deuren besluiten neemt. Ook de toegang tot documenten van de instellingen moet worden verbeterd. De Europese burgers die in de zomer van 2005 het verdrag inzake de Grondwet verwierpen hebben de noodzaak aangetoond van een transparantere en democratischere Unie.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid