Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/2247(INI)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0051/2006

Debatten :

PV 03/04/2006 - 14
CRE 03/04/2006 - 14

Stemmingen :

PV 04/04/2006 - 8.8
CRE 04/04/2006 - 8.8
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0123

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 4 april 2006 - Straatsburg Uitgave PB

9. Stemverklaringen
Notulen
  

- Verslag-Laperrouze (A6-0071/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, Ewa Hedkvist Petersen, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. – (SV) Wij hebben gestemd voor de amendementen inzake Europese coördinatoren, omdat wij vinden dat een vrijwillige en tijdelijke coördinatiefunctie kan voorzien in een behoefte, vooral waar het gaat om grensoverschrijdende projecten.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De Zweedse partij Junilistan vindt dat de lidstaten van de EU moeten samenwerken in grensoverschrijdende kwesties waarin de samenwerking een meerwaarde oplevert. Trans-Europese energienetwerken vormen zo’n kwestie en daarom hebben wij ook voor het verslag in zijn geheel gestemd toen het eerder in het Parlement werd behandeld. Diverse amendementen waar we vandaag over hebben gestemd zijn echter onnodig bureaucratisch, en de extra kosten en de administratieve lasten die deze met zich zouden meebrengen staan niet in verhouding tot het potentiële nut. Daarom hebben we tegen deze amendementen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ik feliciteer mevrouw Laperrouze met haar krachtige en opportune aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het door de Raad vastgestelde gemeenschappelijk standpunt met het oog op de aanneming van de beschikking van het Europees Parlement en de Raad tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector.

Ik ben het eens met het standpunt van de rapporteur dat het noodzakelijk is in dit voorstel opnieuw de bepalingen op te nemen over de verklaring van Europees belang en de mogelijkheid een Europees coördinator voor deze kwesties aan te stellen.

Dit zijn inderdaad onmisbare maatregelen om een echte interne markt voor gas en elektriciteit tot stand te brengen die de continuïteit van de energievoorziening kan garanderen.

In dit verband wil ik ook nog herinneren aan de standpunten van de laatste Europese Raden over deze thema’s.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Dit is een unieke kans om de burgers te laten zien dat wij bereid zijn een echt Europees energiebeleid te ontwikkelen. Daarom dienen we onszelf de nodige instrumenten en middelen te geven ter bereiking van dit doel.

De trans-Europese energienetwerken zullen de koppeling, interoperabiliteit en ontwikkeling van energienetwerken in het uitgebreide Europa bevorderen en tegelijkertijd de efficiënte exploitatie van de interne markt stimuleren.

Het realiseren van een op de toekomst gerichte interne markt voor gas en elektriciteit is misschien wel het belangrijkste doel in deze ontwerpbeschikking.

Ook de afstemming van de richtsnoeren op een Europa van 25 lidstaten, het verlenen van machtiging voor de financiering van projecten van gemeenschappelijk belang en het zorgen voor de continuïteit van de voorziening via de onderlinge koppeling van de lidstaten en de koppeling met buurlanden – Zuidoost-Europa, de Middellandse-Zeelanden, Oekraïne en Wit-Rusland – zijn van fundamenteel belang. Deze aanpak voor de trans-Europese energienetwerken komt overeen met die voor de trans-Europese vervoersnetwerken.

Ik heb dan ook vóór het verslag-Laperrouze gestemd.

 
  
  

- Verslag-Kósáné Kovács (A6-0086/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de strijd tegen zwartwerk is ongetwijfeld een belangrijk instrument om negatieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkt op te vangen. Het vrij verkeer van werknemers zal dit probleem echter niet op kunnen lossen, zoals sommigen hopen. Werknemers die de sociale premies willen ontlopen, kunnen dat blijven doen. Het is echter ook zorgelijk dat steeds meer ondernemingen hun werknemers in de hoek van de schijnzelfstandigheid duwen. Ook op die manier willen ze proberen om CAO's en sociale minimumnormen te ontduiken. Daar moeten we een stokje voor steken.

We zeggen telkens weer dat het van het grootste belang is om de werkgelegenheid te verbeteren. Tegelijkertijd wil de EU de mobiliteit en de flexibiliteit van de werknemers verhogen. Uit onderzoek blijkt echter dat de hoeveelheid werk stagneert, en dat de nieuwe vormen van arbeid, zoals deeltijdwerk, het werk gewoon over meer personen verdelen. We doen niet genoeg om deze ontwikkelingen te verhinderen, en daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Lambsdorff (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de vertegenwoordigers van de Freie Demokratische Partei in dit Parlement hebben meegestemd over het verslag A6-0086/2006 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. We zijn namelijk solidair met onze fractiegenoten en volgen de koers van onze fractie. We willen er echter wel op wijzen dat het werkgelegenheidsbeleid geen taak van de EU is. Daarom zou deze kwestie door de lidstaten moeten worden behandeld, en niet door ons hier in Straatsburg of in Brussel. Als de Europese Unie goed werk wil doen moet ze zich concentreren op haar hoofdtaken. Dat is het subsidiariteitsbeginsel, en dat moeten we in de toekomst serieus nemen en respecteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Lena Ek (ALDE), schriftelijk. – (SV) In principe ben ik tegen dit soort verslagen, waarin het Parlement in bij uitstek routinezaken zijn reeds bekende standpunten en algemene goede wil op een bepaald politiek terrein herhaalt. Dat draagt niet bij tot een groter vertrouwen in het Parlement en biedt een legitieme basis voor degenen die steeds grotere ingrepen door de EU wensen, ook op beleidsterreinen die nationaal zouden moeten zijn en die het voorwerp van concurrentie zouden moeten zijn, in dit geval het werkgelegenheidsbeleid.

Ik heb echter besloten om voor het verslag te stemmen, en wel om een belangrijke reden: het vrije verkeer van werknemers. De besluiten die discriminerende overgangsregels hebben toegestaan met betrekking tot werknemers in de nieuwe lidstaten zijn een flagrante schending van het beginsel van vrij verkeer en een ronduit schandalig optreden tegen de nieuwe leden van de EU, die zich met groot enthousiasme bij de Unie hebben aangesloten.

De ervaringen van landen die beperkte overgangsregels of helemaal geen overgangsregels hadden, hebben nadrukkelijk aangetoond dat zulke regels niet nodig zijn en dat de “invasie” waar sommige politieke leiders mee dreigden, geheel is uitgebleven. Er is eerder behoefte aan om meer werkwilligen aan te trekken dan om hun komst te verhinderen.

De behoefte om hier duidelijk op te wijzen en om duidelijk te laten merken dat het Parlement elke vorm van uitbreiding van deze obstakels afwijst, is voor mij een zeer goede reden om dit verslag te steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het verslag-Kovács, dat vandaag in stemming is gebracht, betreft de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Hoewel het verslag in een aantal passages verwijst naar de gelijkheid van man en vrouw en discriminatiebestrijding, stelt het niet de bescherming van de werknemersrechten aan de orde, terwijl dat voor ons juist de kernkwestie is.

Daarom hebben wij, rekening houdend met de door de lidstaten ingediende nationale hervormingsprogramma’s en de aangegeven maatregelen ter naleving van de richtsnoeren, een aantal amendementen op het verslag ingediend. Het doel daarvan is meer concrete en met vast termijnen verbonden richtsnoeren te garanderen en op doeltreffende wijze de realisering te verzekeren van vrouwenrechten, toegang tot goed en openbaar algemeen en beroepsonderwijs, het scheppen van stabiele arbeidsplaatsen met rechten en meer investeringen in gezondheidszorg en huisvesting.

Helaas heeft de meerderheid van het Parlement onze voorstellen verworpen. Derhalve kunnen wij niet vóór het verslag stemmen, ofschoon wij een aantal door de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken ingediende amendementen positief beoordelen. Daarom hebben wij ons bij de stemming over het verslag onthouden en tegen de wetgevingsresolutie gestemd over de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid, die volgens ons ondergeschikt gemaakt zijn aan uitgesproken liberale economische richtsnoeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Lang (NI), schriftelijk. - (FR) In de verslagen over het beleid inzake werkgelegenheid en sociale zaken die ons Europees Parlement produceert, wordt steeds weer een irritante pro-Europese preek afgestoken die wel een enorme berg papier, maar geen enkel concreet resultaat oplevert.

We kunnen iedere dag zien dat het proces van Lissabon volkomen mislukt is, en de werkgelegenheid en economie in Frankrijk krijgen we er echt niet bovenop door haastig en slordig een vernislaagje aan te brengen op de richtsnoeren van een beschikking van de Raad waarbij beslist slecht "beschikt" is.

Met dit allegaartje wordt geprobeerd het iedereen naar de zin te maken. De liberale lijn die de Commissie voorstaat blijft intact, en tegelijkertijd wordt benadrukt dat de Europese instellingen zichzelf meer ruimte moeten geven om controle uit te oefenen op de lidstaten, terwijl dat toch autonome landen zijn.

Om het allemaal wat mooier te maken is het geheel gekruid met goede bedoelingen inzake het beschermen van de zwaksten in dit monstrueuze model, en die zwaksten worden maar al te graag met immigranten verward, alleen maar om weerwerk op dat punt te voorkomen.

Precies daar moeten we echter de oplossing van onze problemen zoeken. Willen we ervoor zorgen dat onze economie en de werkgelegenheid opnieuw tot leven komen, gelijk een feniks die uit zijn as herrijst, dan moet er een einde komen aan de op bevolkingsaanwas gerichte immigratie en moet geboorten bevorderend beleid gestimuleerd worden, en verder moeten in Europa communautaire preferentie en bescherming, en in Frankrijk nationale preferentie en bescherming toegepast worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vormen – mijns inziens terecht – een uitdaging voor de Europese Unie om een antwoord te geven op een aantal essentiële kwesties in verband met de werkgelegenheid. Terecht stellen de richtsnoeren degenen centraal die uitgesloten zijn van de arbeidsmarkt, met name jongeren, ouderen en andere groepen burgers die zijn uitgesloten, hetzij in eigen land, hetzij in andere lidstaten.

Ik geloof evenwel dat we nog een zekere weg hebben te gaan tussen deze uitdaging voor de communautaire en nationale instellingen en de verdediging van concrete en doeltreffende oplossingen. Het debat over het werkgelegenheidsbeleid kent een Europese dimensie die wij niet mogen negeren. Dat is trouwens een voortdurende zorg van mij als lid van het Europees Parlement geweest, omdat ik meen dat we in Europa ons dienen in te spannen om synergie voor hervormingen te creëren. Het Europees Parlement is één van de geschiktste instellingen om dat doel te realiseren.

 
  
  

- Verslag-Lipietz (A6-0065/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het primaat van de mededinging is één van de pijlers van de interne markt en vormde de rechtvaardiging voor het proces van liberalisering en privatisering in strategische sectoren als energie, vervoer en communicatie. Met de goedkeuring van de strategie van Lissabon is dat proces vanaf 2000 in een stroomversnelling terechtgekomen.

Het is duidelijk dat wat tot nu toe is gerealiseerd ons niet de beloofde prijsverlagingen, betere toegang tot diensten, diensten van meer kwaliteit en het einde van de monopolies heeft gebracht, verre van dat De ontwikkelingen hebben juist geleid tot meer werkloosheid ten gevolge van herstructureringen en fusies in deze branches en het verlies aan soevereiniteit van de lidstaten in strategische sectoren.

Hoewel het verslag stelt dominante en monopolieposities te willen bestrijden, aanvaardt het de richtsnoeren in het verslag van de Commissie over 2004, waarin energie en telecommunicatie centraal staan. Ook bevestigt het verslag de prioriteit die de Voorjaarstop van de Europese Raad de vorige maand heeft gegeven aan de totale liberalisering van de gas- en elektriciteitssector.

Met betrekking tot de communicatiesector, die overigens al vrij ver geliberaliseerd is, blijft men onder meer hameren op concurrentie in de breedbandsector en op het internationaliseren van de productie. Toenemende verplaatsingen van bedrijven of van delen van de productieketen worden daardoor nog gemakkelijker.

Om al die redenen hebben wij tegengestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. - (FR) De toelichting bij het verslag van de heer Lipietz is heel wat leerzamer dan het verslag zelf, dat niet veel meer is dan een opeenstapeling van loftuitingen aan het adres van de Commissie voor het "bijzondere" werk dat zij verricht heeft in haar klopjacht op de ook maar geringste belemmeringen voor de vrije concurrentie.

In de toelichting wordt betreurd dat studies van de werkelijke gevolgen van de beschikkingen van de Commissie ontbreken, evenals studies inzake de dogmatische toepassing van de staatssteunregels. Vermeld wordt dat marktwerking alleen - waaraan verder alle mogelijke deugden toegeschreven worden - tekort kan schieten als het gaat om het verwezenlijken van bepaalde politieke en zelfs economische doelstellingen. Verder wordt gesuggereerd dat de liberalisering van bepaalde markten ertoe geleid heeft dat de oude, vertrouwde staatsmonopolies plaats hebben gemaakt voor particuliere monopolies, waarbij de aan de staatsmonopolies verbonden positieve aspecten zijn verdwenen zonder dat dit de consument iets extra's opgeleverd heeft. Tot slot wijst de rapporteur erop dat het de Commissie volledig aan zelfkritiek ontbreekt in gevallen waarin haar ondeugdelijke beschikkingen desastreuze economische gevolgen hebben, zoals in de zaak-Rhodia.

Het beeld dat na lezing van het verslag overheerst, is echter dat het mededingingsbeleid van Brussel de weerslag vormt van een ultraliberale doctrine, namelijk de doctrine die de Commissie aanhangt in haar strijd tegen het "economisch nationalisme" - en paradoxaal genoeg wordt die doctrine toegepast door een ambtenarenapparaat dat over iedere komma valt en zich voortdurend bemoeit met ondernemingsstrategieën of beleidskeuzen van landen. We leven in een wereld van vrije, ongebreidelde concurrentie, en die aanpak leidt dan ook onvermijdelijk tot werkloosheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Met de voorschriften en doelstellingen van het Europees mededingingsbeleid wordt de middenstand kapot gemaakt en krijgen de Europese monopolies gigantische groeimogelijkheden, dankzij de hun toegekende financiële middelen en de privatiseringen. Daarmee worden niet de belangen van de consument gediend, zoals zo schijnheilig wordt beweerd.

Het woord “mededingingsvermogen” is trouwens zo goed als synoniem met niet alleen een nog grotere uitbuiting van de werknemers, wier verworvenheden onder de voet worden gelopen, maar ook loonsvermindering voor de werknemers, ondanks hun toegenomen behoeften.

De mededingingswetgeving staat in dienst van de volksvijandige strategie van Lissabon en heeft tot doel elke overheidssubsidie of staatssteun voor het tegemoet komen aan de behoeften van de volksklasse, waarvoor de werknemers soms lang hebben moeten strijden, te controleren, te verijdelen en te verminderen.

Dat mededinging leidt tot lagere prijzen voor de consumenten is een leugen. Uit de tot nu toe opgedane ervaring blijkt immers het tegendeel: verdeling van de markten, verhoging van de winsten voor de ondernemingen en hogere prijzen voor de werknemers.

Worden de jongeren soms niet in naam van het mededingingsvermogen arbeidsomstandigheden opgelegd die eerder bij galeislaven zouden passen, en die tot alle werknemers uitgebreid zullen worden? Terecht komen de jongeren in Frankrijk in opstand, en wij zijn solidair met hen. Zij geven ons hoop op radicale veranderingen in het uitbuitingsbeleid van de EU en de regeringen, en daarom staan wij aan hun zijde.

 
  
  

- Verslag-Hammerstein Mintz (A6-0056/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Alexander Stubb (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil enkele woorden zeggen over het verslag-Hammerstein Mintz en mijn stemgedrag. Ik ben weliswaar voor openheid, maar ik ben ook voor een zeker realisme. Het is zonder meer duidelijk dat de bijeenkomsten van de Raad openbaar moeten zijn, maar in de paragrafen 14 en 15 stemde dit Parlement ervoor dat de Coreper-vergaderingen ofwel de vergaderingen van de permanente vertegenwoordigers, de EU-ambassadeurs, openbaar moeten zijn en de bijeenkomsten van het bemiddelingscomité ook. Wij kunnen deze eis natuurlijk stellen, maar ik denk dat dan ook de Raad het recht heeft te eisen dat al onze fractievergaderingen, voorbereidende vergaderingen en alle Conferenties van voorzitters openbaar moeten zijn. Ik ben dus voor openbaarheid van de kant van de Raad, maar ik vind niet dat het realistisch is openbaarheid van het Coreper te eisen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het verslag gestemd van de heer Hammerstein Mintz over de openbaarheid van de bijeenkomsten van de Raad wanneer die als wetgever optreedt. In een tijd waarin de noodzaak om te komen tot een politiek Europa steeds duidelijker wordt, is het hoe langer hoe moeilijker te begrijpen dat de Raad van de Europese Unie achter gesloten deuren blijft vergaderen wanneer hij als wetgever optreedt. Niet alleen is die opstelling in strijd met artikel 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (Verdrag van Maastricht van 7 februari 1992), waarin het beginsel van openheid van de Europese besluitvorming is neergelegd, maar ze komt ook niet overeen met de verwachtingen die onze medeburgers hebben ten aanzien van de transparante werking van de Europese instellingen. Als we ons zo blijven opstellen, lukt het ons nooit de kloof te dichten die is ontstaan tussen de Europese constructie en de burgers. In afwachting van de ratificatie van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa dient de Raad nu zo snel mogelijk zelf zijn reglement van orde te herzien; zo kan hij vooruitlopen op deze ontwikkeling naar meer transparantie in zijn beraadslagingen wanneer hij als wetgever optreedt en tegelijkertijd beslotenheid handhaven voor gedachtewisselingen tussen staatshoofden en regeringsleiders.

 
  
MPphoto
 
 

  Robert Goebbels (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb me bij de kwestie inzake de openbaarheid van de bijeenkomsten van de Raad van stemming onthouden, omdat ik van oordeel ben dat het hier om een schijnprobleem gaat. Als we de Raad ertoe verplichten onder het oog van de camera's te beraadslagen, krijgen we een splitsing tussen formele gedachtewisselingen en onderhandelingen in de achterkamers. Iedere vorm van onderhandeling vraagt om een zekere mate van vertrouwelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij zijn van mening dat de vergaderingen van de Raad en het Coreper openbaar moeten zijn wanneer deze organen als wetgever optreden. Dat is een belangrijk democratisch beginsel om het mogelijk te maken dat kiezers de door hen gekozen vertegenwoordigers ter verantwoording kunnen roepen.

Helaas bevat het ontwerpverslag diverse paragrafen waarin steun wordt gegeven aan het aannemen van het ontwerp van het Grondwettelijk Verdrag dat bij de referenda in Frankrijk en Nederland is verworpen. Wij hebben geprobeerd deze passages uit het verslag geschrapt te krijgen door te vragen om aparte stemmingen over deze specifieke paragrafen.

Ongeacht de uitslag van deze stemmingen zullen wij toch voor het verslag in zijn geheel stemmen, omdat de hervormingen inzake openheid van het werk van de Raad en van het Coreper hoge prioriteit hebben, en wij willen de Raad onder druk zetten om zijn reglement te wijzigen. Wij zijn echter sterk tegen de manier waarop de meerderheid van het Europees Parlement zich in verband met deze belangrijke openbaarheidskwestie mengt in het debat over de toekomst van het Grondwettelijk Verdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Dit verslag is een resultaat van een onderzoek van de Ombudsman van het Europees Parlement naar de openheid van de Raad. De Ombudsman van het Europees Parlement is van oordeel dat de bijeenkomsten van de Raad, wanneer die als wetgever optreedt, niet openbaar zijn en dat de weigering van de Raad om deze bijeenkomsten in het openbaar te houden, een voorbeeld van wanbeheer zijn.

Dit tijdige verslag volgt op het verzoek van het Britse voorzitterschap om grotere transparantie. Bovendien onderstrepen opiniepeilingen en uitspraken van NGO’s, de burgermaatschappij en de academische wereld de behoefte van burgers aan een meer democratische rekenschapsplicht van hun regeringen betreffende EU-kwesties.

Ik ben het ermee eens dat het onaanvaardbaar is dat een belangrijk wetgevend orgaan van de EU nog steeds achter gesloten deuren vergadert wanneer het als wetgever optreedt, temeer daar de EU zich thans als bevorderaarster van democratisering en democratische rekenschapsplicht beschouwt. Daarom ben ik ervoor dat de openbare bijeenkomsten van de Raad door de omroep en op internet worden uitgezonden en dat officiële transcripties van de wetgevende vergaderingen worden gepubliceerd.

De aan de Raad voorgelegde amendementen moeten worden gezien als een langverwachte aanpassing van de Raad aan de Europese realiteit en de institutionele gelijkheid op het vlak van de wetgeving in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Ik feliciteer mijn fractiegenoot, de heer Hammerstein Mintz, van harte met zijn belangrijke verslag dat raakt aan de kern van veel van de problemen waarmee de EU momenteel te kampen heeft. In Schotland, waar ik vandaan kom, heeft de grootste verwarring over de EU, net als in veel andere landen, betrekking op het gebrek aan transparantie en het gevoel dat de EU op de een of andere manier geen rekenschap aflegt. Volgens mij heeft dit allemaal te maken met het feit dat de Raad van ministers achter gesloten deuren en vaak midden in de nacht vergadert.

Voor een organisatie die de mond zo vol heeft van openheid, merken we daar in de praktijk buiten dit Parlement weinig van. Als de Raad zijn deuren zou openen, zou de bevolking van Europa meer te weten komen over wat in hun naam wordt gedaan. Dit verslag is slechts het begin van dat proces en we moeten blijven hameren op deze cruciale kwestie.

 
  
  

- Verslag-Cashman (A6-0052/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ik feliciteer de heer Cashman met zijn belangrijke verslag houdende aanbevelingen aan de Commissie inzake de toegang tot de documenten van de instellingen. Het verslag heeft mijn stem gekregen en die steun geldt met name de noodzaak dat de Commissie in 2006 het Europees Parlement een wetsvoorstel doet toekomen over “het recht op toegang tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, en algemene beginselen en beperkingen op grond van openbare of particuliere belangen met betrekking tot dit recht van toegang”. Debatten tussen de instellingen moeten het voorstel voorbereiden en het voorstel zelf dient de gedetailleerde aanbevelingen te volgen.

Verder zijn we het ook eens met de opvatting dat de nieuwe regels inzake de toegang tot documenten geen terugwerkende kracht mogen hebben en van toepassing moeten zijn met ingang van de inwerkingtreding van de gewijzigde verordening.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Sinds de ratificatie van het Verdrag van Amsterdam en het van kracht worden van artikel 255 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is transparantie een fundamenteel beginsel van de Europese Unie, met als belangrijkste doel de versterking van het democratische karakter van de Europese instellingen.

Dit verslag doet een beroep op de Commissie om een wetgevingsvoorstel te vormen voor het recht op toegang tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Door middel van dit voorstel wordt in het verslag getracht het subsidiariteitsbeginsel, de fundamentele rechten van burgers, de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens, met name inzake artikel 8, alsmede artikel 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten na te leven.

Ik steun dit verslag van harte omdat ik van mening ben dat de EU niet alleen de verplichting heeft om naar haar burgers toe zo open en transparant mogelijk te zijn; de EU heeft ook een voorbeeldfunctie te vervullen voor de regeringen en parlementen van de lidstaten en die van de toetredende landen en kandidaat-lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Ik feliciteer de heer Cashman met dit verslag dat ik vandaag met alle genoegen heb gesteund. De problemen die veel leden hebben gehad in verband met toegang tot documenten hebben het hele Parlement beziggehouden en het is dan ook terecht dat we er nu bij stilstaan. Ik hoop wel dat de doelstellingen van dit verslag zullen worden vertaald in actie.

 
  
  

- Verslag-Papastamkos (A6-0051/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de EU staat binnen de WTO in meerdere opzichten onder druk. Aan de ene kant zullen we bepaalde veranderingen moeten accepteren om de armoede in de armste landen te bestrijden, maar aan de andere kant mogen we niet te royaal zijn met de unilaterale concessies die we doen. Met name de ACS-landen lopen het gevaar dat ze zich in eigen vlees snijden met hun eis om de tarieven te verlagen. Dat kan niet de zin van deze onderhandelingen zijn, en daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.

Tegelijkertijd moeten we verhinderen dat het invoerverbod op genetisch gemanipuleerd materiaal wordt opgeheven, zoals dreigt te gebeuren. Hier ligt voor de Europese Unie een mooie kans om op het internationale toneel te laten zien dat ze een sterke gemeenschap is. Tot slot moeten we ook snel een oplossing vinden voor het Chinese probleem van de douaneheffingen op auto-onderdelen. Als dat niet lukt zullen waarschijnlijk ook de laatste autofabrikanten definitief uit Europa naar China verhuizen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het voortreffelijke verslag gestemd van mijn collega en vriend Georgios Papastamkos over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong van december 2005. Ik ben namelijk van oordeel dat de - met name westerse - economieën steun moeten geven aan het ontwikkelingsprogramma van Doha, dat voorziet in open en eerlijke handel die het mogelijk maakt de armoede in de wereld terug te dringen, doordat deze vorm van handel fungeert als motor voor vooruitgang in zowel de ontwikkelingslanden als de ontwikkelde landen. Maken we die keuze niet, dan zullen we daarvoor een hoge prijs betalen op politiek vlak, met name via de opkomst van extremistische bewegingen. Ik ben blij dat in deze onderhandelingen erkend is dat een multilaterale aanpak zinvol is en dat internationale handel welvaart kan genereren en dus kan bijdragen tot vooruitgang op sociaal gebied. Het zal voor iedereen duidelijk zijn welke buitengewoon nuttige rol een krachtige, verenigde politieke Europese Unie kan spelen in deze mondiale strijd, in een wereld waarin nationaal eigenbelang steeds meer terrein wint ten koste van verzwakte internationale instellingen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. - (FR) De WTO probeert op dit moment oplossingen te vinden voor problemen die zonder haar nooit zouden zijn ontstaan, problemen die voortvloeien uit haar pogingen koste wat kost wereldwijd vrijhandel ingevoerd te krijgen, hoe nadelig dat ook uitpakt voor de bevolking: dumping in alle soorten en maten, problemen met vervalsing en namaak, belemmering van de markttoegang voor de meeste landen behalve de EU-landen, transparante subsidies (in Europa) of versluierde subsidies (elders, met name in de Verenigde Staten) die tot concurrentievervalsing leiden, enzovoort. De wereldmarkt is een jungle waarin de zwaksten, de armsten, de aangewezen slachtoffers zijn, en de enige regio die zich aan de spelregels houdt, Europa, is een collateral victim. Als we de minst ontwikkelde landen willen helpen bij hun ontwikkeling, moeten we ze niet in het WTO-systeem opnemen, maar ze daartegen beschermen.

Net zoals sommige laureaten van de Nobelprijs voor economie zijn wij van mening dat vrijhandel waarbij alle partijen baat hebben alleen kan bestaan tussen landen die een gelijk niveau van ontwikkeling hebben; de handel met alle andere landen moet gereguleerd worden - hetgeen overigens niet betekent dat er geen speciale handelsregelingen kunnen worden getroffen ten gunste van de ontwikkelingslanden. Het betekent evenmin dat in iedere "zone" die zo ontstaat een gezamenlijk handelsbeleid gevoerd moet worden dat aangestuurd wordt door een supranationaal ambtenarenapparaat. Kortom, vrijhandel is geen doel op zich.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Dit initiatiefverslag belicht de dubbele moraal van de EU in het internationale handelsbeleid. Er wordt in enthousiaste bewoordingen gesproken over de noodzaak dat zich ontwikkelende economieën hun markt openstellen voor Europese ondernemingen. Tegelijkertijd zegt de rapporteur dat het “multifunctionele karakter” van de landbouwsector in de EU “in ere moet worden gehouden”.

Wij vinden dat vrijhandel op termijn leidt tot een betere wereld. Er moet echter wel rekening worden gehouden met het ontwikkelingsniveau van de verschillende landen. Om ervoor te zorgen dat handel, ook in het begin van het ontwikkelingsproces, de armoede vermindert, moet de EU haar handelsbeleid veranderen door de landbouwsteun af te schaffen en door arme landen toe te staan om op goede voorwaarden te concurreren.

Omdat het verslag voor het grootste deel uit negatieve bewoordingen bestaat, hebben wij bij de stemming van vandaag tegen gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Met deze resolutie wil de meerderheid van het Europees Parlement een bijdrage leveren aan de voortzetting van de liberalisering van de wereldhandel – in de landbouw, voor niet-landbouwproducten en in de dienstensector – bij de lopende WTO-onderhandelingen. De meerderheid in dit Parlement wil dolgraag dat die onderhandelingen voor het eind van 2006 zijn afgesloten.

De gevolgen van de verdieping van de liberalisering van de handel – met het omzeilen van de huidige tegenstrijdigheden of het verzwakken van de standpunten die een aantal zogenaamde ontwikkelingslanden tot nu toe hebben verdedigd – zouden uiterst negatief zijn voor de werknemers en voor de bevolking in het algemeen.

We kunnen het voorbeeld aanhalen van de dienstensector, waarvoor of de EU of de VS tot 28 februari verzoeken tot liberalisering van de volgende sectoren hadden ingediend: lucht- en zeevervoer, audiovisuele diensten en cultuur, informatica, bouw, onderwijs, energie, milieu, telecommunicatie, distributie, architectuur en engineering, postdiensten en financiële en juridische diensten.

Dat betekent dat ze voor die sectoren het opheffen verlangen van de beperkingen voor buitenlandse investeringen, vestiging en dienstverlening in andere landen, nationaliteitsvereisten en concurrentiebeperkingen.

Men wil met andere woorden de mechanismen afschaffen waarmee de minder (of meer) ontwikkelde landen hun ontwikkeling kunnen garanderen en een antwoord kunnen geven op de noden van hun inwoners. Dit allemaal tot veel genoegen van de grote financieel-economische groepen in de EU en de VS met hun onbeperkte drang naar uitbuiting en onmenselijk winstbejag.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Dit verslag over de uitkomst van de conferentie van de WTO in Hongkong komt op een cruciaal moment, aangezien de uitkomst van de onderhandelingen momenteel nog onzeker is. We hebben vandaag gestemd voor een duidelijk politiek signaal naar de onderhandelingspartners, waaronder de EU, om de toezeggingen ten aanzien van de armste landen, zoals die in Doha zijn afgesproken, na te komen.

Als woordvoerder op het terrein van de internationale handel voor de sociaal-democraten heb ik in het commissiestadium een aantal amendementen op dit verslag ingediend. Net als nu was mijn verzoek toen om essentiële overheidsdiensten (waaronder water) van de liberalisering uit te sluiten. In verband met de paragraaf over NAMA vroeg ik om flexibiliteit ten aanzien van het aantal en het bereik van de coëfficiënten die worden gehanteerd bij de formulering van tariefverlagingen, zodat er voor ontwikkelingslanden voldoende beleidsruimte overblijft om het tempo van het liberaliseringsproces te bepalen. Ik heb vandaag voor een vergelijkbaar amendement gestemd.

Wat betreft landbouw: ik ben het eens met de Commissie dat onderhandelingen parallel dienen te lopen met die van andere sectoren, maar ik kon mijn stem niet geven aan de verzoeken van een aantal van mijn collega’s om het huidige EU-voorstel voorwaardelijk en zelfs herroepelijk te maken. Ik ben van mening dat het huidige aanbod in ieder geval van kracht moet blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het verslag- Papastamkos over de evaluatie van de ministersconferentie van de WTO in Hongkong noopt ons bij twee zaken stil te staan. In de eerste plaats zou het niet moeilijk moeten zijn in te zien dat de internationale handel een uniek potentieel vormt om ontwikkeling en welvaart te bevorderen. Aan de ene kant zullen bij stijgende handelstransacties de afhankelijkheid en samenwerking van staten toenemen. Aan de andere kant zal bij intensivering van de internationale handel de economische welvaart van de verschillende landen groeien. Daarmee verbeteren we niet alleen de levensomstandigheden van de wereldbevolking maar wordt de wereld ook veiliger.

Op de tweede plaats moeten we echter concluderen dat degenen die vandaag streven naar een wereld met meer en eerlijker handel en meer respect voor de regels na deze Top onmogelijk tevreden kunnen zijn. Naarmate het jaar 2006 vordert, verwijderen we ons steeds meer van het doel de eind 2001 gestarte ronde voor het eind van dit jaar met succes te beëindigen. Om dat doel te realiseren dienen wij zelf een akkoord te bereiken over de voordelen van vrijhandel en de regels die ervoor zouden moeten gelden.

 
  
MPphoto
 
 

  Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. - (EN) Er waren zoveel amendementen op dit verslag dat ik het niet kon steunen, hoewel ik het met een aantal punten eens ben. De doelstellingen van de campagne “Maak armoede geschiedenis” en de mars in Edinburgh afgelopen zomer zijn van geen kant gehaald en dat is een gemiste kans. We hadden vandaag een luider en duidelijker boodschap aan onze regeringen en de Europese Commissie kunnen afgeven. In plaats daarvan hebben we de huidige situatie min of meer bestendigd en dat vind ik onwenselijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Marc Tarabella (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik wil aangeven waarom ik uiteindelijk, tijdens de eindstemming, tegen het verslag gestemd heb.

De reden is de verwerping van amendement 22, waarin afkeuring uitgesproken werd over het feit dat de Commissie aandringt op liberalisering van de diensten in de EU en daarbuiten zonder maatregelen voor te stellen voor een passend regelgevingskader op sociaal en milieugebied.

Het is mijn diepste overtuiging dat geen enkel land de verplichting opgelegd mag worden een dienstensector, om het even welke, te liberaliseren en dat in het bijzonder sectoren als gezondheidszorg, watervoorziening, onderwijs en audiovisuele diensten uitgesloten dienen te worden van liberaliseringsmaatregelen.

Dit deel van het amendement is op het nippertje verworpen, met 291 stemmen voor en 299 tegen bij 20 onthoudingen. Om die reden heb ik het niet wenselijk geacht een positieve stem uit te brengen tijdens de eindstemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen het verslag over de evaluatie van de Doha-ronde gestemd, omdat dit zich beweegt binnen het reactionair, volksvijandig kader van de ministeriële bijeenkomst van de WTO in Hongkong en een herhaling vormt van de waanzinnige eisen die het EU-kapitaal, in bewonderenswaardige samenwerking met de VS, heeft opgesteld en promoot. Het doel van de EU en de VS voor de nog steeds lopende onderhandelingen is een nog grotere uitbuiting van de volkeren en de natuurlijke hulpbronnen van de ontwikkelde kapitalistische landen, en in nog sterkere mate van de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen.

De EU en de VS gaan, samen met de andere imperialistische mogendheden, over tot een selectieve openstelling van de markten en tot afschaffing van de subsidies op landbouwproducten - ten nadele van de kleine en middelgrote boeren - om het monopolistisch kapitaal de mogelijkheid te bieden om de markten van de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen te penetreren, de industrieproducten onder controle te brengen, de dienstverlening in handen te krijgen en water, energie, enzovoort te kunnen uitbuiten en plunderen, om aldus hun winsten te optimaliseren.

 
  
  

- Verslag-García-Margallo y Marfil (A6-0077/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het voortreffelijke verslag gestemd van mijn collega José Manuel García-Margallo y Marfil over de toestand van de Europese economie in het kader van het voorbereidend verslag over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor 2006, waarin de voorwaarden onderstreept worden die nodig zijn om te komen tot duurzame economische groei.

Dit verslag is van groot belang om goed te begrijpen waarom Europa behoort tot de - met name ontwikkelde - regio's van de wereld waar we de zwakste groei waarnemen. Overregulering, met als gevolg een minder flexibele economie, een gering aantal ondernemingen dat in de wereld een vooraanstaande rol speelt, een groeitempo van kleine en middelgrote ondernemingen dat achterblijft bij dat in de Verenigde Staten, een laag werkgelegenheidscijfer en een te geringe gemiddelde arbeidsduur, en tot slot een gebrek aan investeringen op het gebied van beroepsopleiding, onderzoek en ontwikkeling: dat zijn de factoren die de huidige situatie voor een groot deel verklaren.

Tegen de achtergrond van de wereldwijde concurrentiestrijd die Europa op economisch en sociaal gebied moet aangaan, is het dringend noodzakelijk dat de lidstaten via hun nationale hervormingsplannen en samen met de Europese Unie de voorwaarden scheppen die nodig zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen van Lissabon, waarmee beoogd wordt Europa tot de best presterende economie van de wereld te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Weer een verslag over de toestand van de economie! Weer de bevestiging van een aantal dwalingen! Weer dezelfde aangedragen oplossingen! De economische en sociale situatie is nog steeds precair, ongelijkheid neemt toe, het niveau van armoede en werkloosheid is onaanvaardbaar en de economische groei blijft traag en wankel.

Het financiële aspect prevaleert boven de reële economie en er wordt opnieuw gesteld dat het nodig is vertrouwen te wekken door een strikte toepassing van het Stabiliteitspact en het monetair beleid door de ECB. Tevens wordt de noodzaak bekrachtigd de belastingen voor de ondernemingen te verlagen. Dat zijn puur liberale standpunten die we alleen maar kunnen verwerpen.

Wat is er uit naam van de mondialisering gebeurd? De rechten van werknemers en de sociale zekerheid zijn ondermijnd, er is een grotere flexibilisering van de arbeidsmarkt opgelegd (met de nieuwe toverformule “flexzekerheid”, waarvan het CPE-contract voor de starters op de arbeidsmarkt in Frankrijk het eerste voorbeeld is), de verhoging van de daadwerkelijke en wettelijke pensioenleeftijd wordt gerechtvaardigd, de liberalisering van de energiesector wordt bevorderd en er wordt gepleit voor liberalisering van de dienstverlening. Het gevolg is deregulering van de arbeidswetgeving en sociale en ecologische dumping.

Dat is prachtig nieuws voor de economische en financiële groepen. Maar zoals altijd krijgen de werknemers en de zwakkeren in de samenleving de hardste klappen.

Daarom hebben wij tegengestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. (FR) Zoals ieder jaar is het verslag van het Europees Parlement over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid wat het onderdeel constateringen betreft niet meer dan een verzameling gemeenplaatsen en wat het onderdeel voorstellen betreft een waslijst van aanbevelingen waarmee zowel de linkse als de rechtse afgevaardigden in dit Parlement enthousiast instemmen, maar die door de partijen waartoe zij behoren nooit ofte nimmer uitgevoerd zullen worden wanneer zij aan de macht zijn.

Hypocrisie alom dus, maar daarnaast zou ik drie punten willen benadrukken die ik echt verbazingwekkend vind. Ten eerste ontbreekt iedere verwijzing naar de ongerechtvaardigde verhogingen van de rentetarieven waartoe de Europese Centrale Bank is overgegaan, terwijl die toch een rol spelen bij de stagnatie waarvan op dit moment sprake is in de eurozone. Ten tweede wordt de Europese Unie door de rapporteur beschouwd als een volkomen homogene zone die bestaat uit landen die allemaal met precies dezelfde problemen te maken hebben; sinds de laatste uitbreiding verschillen de omstandigheden echter zeer sterk van land tot land. En ten derde: de roep om EU-wetgeving die "verenigbaar moet zijn met de wetgeving van onze concurrenten" kan geïnterpreteerd worden als een onacceptabele oproep tot neerwaartse nivellering op sociaal en milieugebied.

Als wij er niet reeds van overtuigd waren dat het beleid van Brussel als zodanig grotendeels verantwoordelijk is voor de economische problemen die wij ondervinden, zouden deze drie punten alleen al genoeg geweest zijn om tegen te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. - (FR) Ik heb geen steun gegeven aan de globale richtsnoeren voor het economisch beleid, die nu al een aantal jaren enkel een bekrachtiging inhouden van de liberale koers van de EU en de oorzaak zijn van de zwakke groei, de werkloosheid, de baanonzekerheid van werknemers en de achteruitgang van onze socialezekerheidsstelsels.

In het verslag wordt nergens steun uitgesproken voor richtsnoeren op basis waarvan een alternatief beleid gevoerd zou kunnen worden: ondersteuning van de koopkracht en opwaardering van de lonen om de particuliere consumptie en de groei een impuls te geven; steun voor ruime publieke investeringen met het oog op modernisering en bevordering van de werkgelegenheid; harmonisatie in opwaartse richting van belastingen en sociale normen ter bestrijding van dumpingpraktijken; en instelling van een echte economische regering als tegenwicht tegen de ECB.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de EU voor 2006 omvatten alle volksvijandige maatregelen die maar mogelijk zijn. Deze zullen gepaard gaan met duur leven, werkloosheid, ongelijkheid, armoede, onzekerheid, misère voor de arbeiders en de volksklasse en nog meer rijkdom voor het kapitaal van het euroverbond.

Deze richtsnoeren zijn veiliggesteld met de nationale hervormingsprogramma’s (NHP’s), die tot doel hebben de lus in het touw van de kapitalistische barbaarsheid - die met de strategie van Lissabon tot uitdrukking komt - snel en strak om de hals van de volkeren te leggen.

Alibi’s zijn er genoeg: de vergrijzing van de bevolking voor de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd; de noodzaak van energiezekerheid voor de privatisering van de energiesector - waarbij energie wordt veranderd van sociaal goed in handelswaar -, vermindering van de tekorten via de “beteugeling” van de uitgaven voor de volksbehoeften overeenkomstig de vereisten van het Stabiliteitspact, en koppeling tussen loon en productiviteit om loons- en pensioenverminderingen te kunnen bewerkstelligen.

Tegelijkertijd zijn er belastingverminderingen en administratieve vereenvoudigingen ter bevordering van de oprichting van nieuwe bedrijven, soepele arbeidsvormen en levenslang leren - teneinde aan de behoeften van de markt te kunnen voldoen -, staatssteun en onderzoek in dienst van de ondernemers en niet om aan de behoeften van de samenleving te kunnen voldoen.

Dat is de nieuwe aanval van de EU op de arbeidersklasse en de jeugd. Alleen een massale beweging kan die pareren en nieuwe wegen openen. De enorme rijkdom die wordt geproduceerd moet in de praktijk worden gebruikt en de vruchten daarvan moeten ten goede komen van de scheppers daarvan, de werknemers, en niet van hun uitbuiters.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Moraes (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb dit verslag gesteund omdat erin naar wordt gestreefd om de kosten voor gezondheidszorg en medicijnen voor veel van de armste landen te verlagen. Ik sta achter de opzet van amendement 3 om deze kosten te verlagen, maar het amendement deugt niet aangezien het voorziet in een algemene limiet voor alle patiëntenbescherming voor gerelateerde producten die de markten op mondiaal niveau zou kunnen verstoren en de verdere ontwikkeling mogelijk in de weg staat.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) In grote lijnen kan ik instemmen met de zorgen en de aanbevelingen in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor 2006. In deze tijd dient het debat zich te richten op het nemen van concrete besluiten met als doel het economisch klimaat voor groei, concurrentie, innovatie, het scheppen van werkgelegenheid en het genereren van inkomen gunstig te beïnvloeden. Daarbij moeten we onze energie niet steken in bijkomstige of, wat even erg is, vanzelfsprekende zaken.

De lidstaten van de Europese Unie, en met name hun politieke leiders, hebben de plicht een politiek milieu te bevorderen dat gunstig is voor economische hervormingen. Het is hoognodig een verhaal te houden waarin waarheid, moed en resultaten centraal staan. We moeten de moed hebben onze samenlevingen uit te dagen te investeren in de toekomst en in zichzelf. We moeten in staat zijn de noodzakelijke voorwaarden voor die investeringen te creëren. De toekomst hoeft ons niet per se angst in te boezemen, maar de meeste Europese regeringen lijken zich door vrees te laten leiden. Dit verslag gaat daar tegen in en daagt uit tot actie met concrete doelstellingen en voornemens die ik in meerderheid deel. Daarom verdient dit verslag mijn instemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. - (EN) Ik heb tegen het verslag-García-Margallo y Marfil gestemd omdat het verslag het voorstel van de Commissie voor een geconsolideerde gemeenschappelijke belastinggrondslag voor de vennootschapsbelasting steunt, zoals in paragraaf 16 staat. Dit voorstel voor een geconsolideerde gemeenschappelijke belastinggrondslag is duidelijk de eerste stap in de richting van belastingharmonisatie, die grote maar nauwelijks uitgesproken bedreiging voor de Ierse welvaart. Ook ben ik tegen de regeling inzake belastingheffing voor het MKB in het land van oorsprong.

Deze belastingharmonisatie druist in tegen de wensen van het Ierse volk. Als we in de EU een gemeenschappelijke belastinggrondslag hebben, verspelen we een van de belangrijkste bepalende factoren voor onze economische onafhankelijkheid en ons huidige welvaartspeil. Ik beschouw dat als de opmaat naar gedwongen gemeenschappelijk Europees belastingbeleid voor Ierland. Ik moet de Ierse regering adviseren bijzonder goed op te letten, want onze vrijheid komt hier in gevaar en moet krachtig worden verdedigd. Ierse regeringskringen komen telkens met het verhaal dar er geen plan bestaat om de belasting te harmoniseren, en als dat wel zo was, zouden ze ertegen zijn.

Nu, het plan daagt al aan de horizon. Het wordt tijd om te laten zien wat u waard bent.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Skinner (PSE), schriftelijk. - (EN) We staan achter de opzet van amendement 3 om de kosten voor gezondheidszorg en medicijnen voor veel van de armste landen te verlagen, maar het amendement deugt niet aangezien het voorziet in een algemene limiet voor alle patiëntenbescherming voor gerelateerde producten die de markten op mondiaal niveau zou kunnen verstoren en de verdere ontwikkeling mogelijk in de weg staat. Dergelijke kwesties kunnen het beste op het niveau van de VN en de WHO worden aangepakt.

De EPLP houdt vast aan haar standpunt over vennootschapsbelasting, dat wil zeggen dat we tegen een herziening van de belastinggrondslag zijn. We willen dat de belastingautoriteiten de steun voor KMO’s die grensoverschrijdend opereren, beter coördineert, maar we erkennen dat dit de bevoegdheid van de EU-lidstaten moet blijven.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid