Timothy Kirkhope(PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Ik en mijn collega’s van de Britse conservatieven steunen al heel lang de pogingen om het aantal officiële zetels van het Europees Parlement te beperken tot één, en dat moet Brussel zijn. De kosten voor de belastingbetaler van de zetel in Straatsburg worden geschat op ongeveer 150 miljoen Britse pond per jaar. Dat is een grove verspilling van publieke middelen. De Britse belastingbetalers verdienen waar voor hun geld.
Wij willen ons werk namens onze kiezers doen op de plek waar dat het meest effectief en het meest efficiënt is, namelijk in Brussel. De kosten van het gedwongen handhaven van parlementaire werkzaamheden in zowel Straatsburg als Brussel zijn niet meer te verdedigen. We zullen doorgaan met onze campagne om het Parlement in de toekomst alleen in Brussel te laten werken.
Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór het verslag-Roure gestemd omdat ik het een zeer positief veiligheidsinitiatief vind. Voor het eerst wordt nu ook de samenwerking van de verbindingsofficieren van de lidstaten die in derde landen gedetacheerd zijn, geïnstitutionaliseerd en concreet geregeld. Voor het eerst worden nu ook de samenwerking tussen die verbindingsofficieren en de verbindingsofficieren van Europol en de coördinatie door de verbindingsofficieren van Europol in de derde landen verzekerd. Indien lidstaten geconfronteerd worden met potentiële bedreigingen vanuit landen waar zij zelf geen verbindingsofficieren gedetacheerd hebben, kunnen zij voor het verkrijgen van informatie nu ook een beroep doen op de verbindingsofficieren van andere lidstaten.
Door deze geïnstitutionaliseerde samenwerking van verbindingsofficieren wordt een grotere veiligheid rondom de Europese Unie en haar onmiddellijke omgeving gecreëerd. Dat is in het belang van de burgers en van de veiligheid in de Europese Unie.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Dit voorstel vloeit voort uit de evaluatie van Besluit nr. 2003/170/JBZ, dat gericht is op de versterking en intensivering van de samenwerking tussen de lidstaten als het gaat om het mandaat van verbindingsofficieren die in derde landen en bij internationale organisaties gedetacheerd zijn.
Ook ik geloof dat de nodige wijzigingen moeten worden aangebracht om aan te kunnen sluiten bij de praktijk zoals die bij het inzetten van Europol-verbindingsofficieren wordt aangehouden. We moeten die praktijk een bindend karakter verlenen.
Verbindingsofficieren uit de lidstaten dienen dus rechtstreeks contact te leggen met de plaatselijke autoriteiten van het gastland of de internationale organisatie waarbij ze gedetacheerd zijn, en wel om het vergaren en uitwisselen van informatie gemakkelijker en sneller te laten verlopen. Die informatie dient dan weer aan Interpol te worden doorgegeven.
Het is de bedoeling een Europese samenwerkingsgeest te kweken bij de verschillende politieautoriteiten. Verbindingsofficieren moeten bij het uitvoeren van de hun toevertrouwde taken een communautaire benadering volgen en informatie rechtstreeks uitwisselen met het hoofdkwartier van Europol om zo de samenhang en doeltreffendheid van hun missies te vergroten en de problemen, die zich als gevolg van het ontbreken van coördinatie en samenwerking, of zelfs als gevolg van overlapping, kunnen voordoen, zoveel mogelijk te vermijden.
Ik steun daarom de door de rapporteur ingediende amendementen en ik hoop dat reeds in eerste lezing overeenstemming kan worden bereikt.
Philip Claeys (NI). - Voorzitter, de teneur van het programma van het verslag-Takkula doet me automatisch denken aan de arrogante, belerende houding van het officiële Europa na de referenda in Frankrijk en Nederland. De domme Fransen en domme Nederlanders hadden het niet begrepen en moesten opnieuw worden voorgelicht. De perfecte vertegenwoordiger van deze arrogante elite is commissaris Michel, die letterlijk stelde dat de burger niet altijd gelijk heeft en dat in zo'n geval de politici dan maar de weg moeten uitstippelen.
Ook het voorliggende programma "Burgers voor Europa" past in die dubieuze communicatie- en informatiestrategie. Door honderden miljoen euro's in allerhande nietszeggende, politiek correcte projecten en organisaties te pompen wil de Commissie naar eigen zeggen de burgers dichter bij de Unie brengen. Niet weinig ironisch is dat de tekst ook verwijst naar het plan D, zogenaamd voor democratie, dialoog en debat, maar in dezelfde maand dat het plan werd voorgesteld is men begonnen met de onderhandelingen over de toetreding van Turkije, terwijl men heel goed wist dat de meerderheid van de bevolking in Europa daartegen is. Kijk, dit soort hypocrisie is juist waartegen zich steeds meer Europeanen verzetten.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb voor het verslag van mijn collega, de heer Takkula, gestemd over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma ter bevordering van een actief Europees burgerschap voor de periode 2007-2013. Het is van essentieel belang de aandacht te vestigen op dit originele aspect van de Europese eenwording, dat inhoudt dat Europeanen een dubbel burgerschap kan worden geboden: een nationaal en een Europees.
Het vermogen van de lidstaten om gemeenschappelijke ambities te verkondigen en tegelijkertijd onze waarden tot uitdrukking te brengen, hangt zeer nauw samen met de mate waarin de bevolking zich verbonden voelt met de Europese eenwording. Hier moeten wij dus allemaal aan werken. Dit geldt in het bijzonder voor de Europese parlementsleden, die moeten samenwerken met de collega’s uit de nationale parlementen, die het nationale burgerschap van de inwoners van de lidstaten vertegenwoordigen.
Het Europese burgerschap is de bindende kracht die overal moet worden gevoed met het trotse gevoel deel uit te maken van een heel bijzonder en uniek project in de wereld, namelijk de opbouw van de Europese Unie. Deze leidt niet tot een natie maar tot oprichting van een humanistische beschaving, in vrede en langs democratische weg.
Gerard Batten, Graham Booth, Derek Roland Clark, Roger Knapman, Michael Henry Nattrass, Jeffrey Titford en Thomas Wise (IND/DEM), schriftelijk. - (EN) De Britse Onafhankelijkheidspartij heeft tegen de amendementen 62 en 63 op het programma ‘Burgers voor Europa’ gestemd, omdat wij van mening zijn dat de voorgestelde projecten, waarvoor wij veel sympathie hebben, moeten worden georganiseerd en gefinancierd op nationaal niveau.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. - (SV) De Zweedse conservatieven hebben vandaag besloten om zich te onthouden van stemmig over het verslag “Burgers voor Europa”. In het verslag worden goede voorstellen benadrukt, zoals het belang van de verspreiding van kennis over de slachtoffers van het nazisme en het communisme. Verder is het een goede zaak dat de instellingen van de EU informatie verschaffen over hun werkzaamheden en over de rechten en plichten in verband met het Europees burgerschap. Wij staan echter kritisch tegenover de verhoging van de financiële middelen voor opinievorming rond een Europese identiteit. Een Europese identiteit ontstaat door ontmoetingen tussen mensen en verdiepte samenwerking, niet door pogingen van publieke instellingen om aan opinievorming te doen.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. - (PT) Ik heb me bij de eindstemming over dit verslag van stemming onthouden, omdat de door mij gesteunde amendementen 62 en 63 niet zijn aangenomen. Ik vind deze poging om de geschiedenis te herschrijven onaanvaardbaar. De slachtoffers van fascistische en andere dictatoriale regimes, die niet al te lang geleden nog in Europa bestonden, mogen niet worden vergeten. Het is een politieke en historische fout om tegen deze amendementen 62 en 63 te stemmen.
Dit nieuwe programma is er eerst en vooral op gericht de waarden, verworvenheden en culturele verscheidenheid van Europa te bevorderen, de burgers dichter bij elkaar te brengen en zo de banden die de burgers van Europa en de Europese instellingen met elkaar verbinden aan te halen. Ook moet hiermee de samenhang tussen de Europeanen worden verbeterd. Dan mag je de slachtoffers van het fascisme niet ongenoemd laten of verzuimen te vermelden hoe belangrijk het is dat vrijheid en democratie uiteindelijk een historische overwinning hebben behaald. Als dat niet zo was geweest, hadden landen als Portugal nu niet aan het Europese project kunnen meewerken.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het bevorderen van burgerschap houdt veel meer in dan uitsluitend het versterken van de democratie en de politieke en maatschappelijke integratie in Europa, zaken die dit verslag beweert voor te staan. Om burgerschap te bevorderen moet je de burgers ook aanmoedigen om deel te nemen aan de vaststelling van het beleid dat direct dan wel indirect op hun levens van invloed is. Dat kan onder andere worden bereikt door: gelijke kansen voor mannen en vrouwen, voor iedereen toegankelijk openbaar onderwijs van goede kwaliteit, recht op werk en banen met rechten, recht op gratis gezondheidszorg van goede kwaliteit en culturele rechten, toegang tot de rechter, behoorlijke huisvesting en vrede. Dat zijn overigens de economische, sociale en culturele vrijheden, rechten en garanties die in de grondwet van de Portugese Republiek zijn verankerd.
Wij geloven dat de individuele en collectieve identiteit van de burgers wordt bepaald door hun collectieve herinnering. Die herinnering moet dus aandacht krijgen, zodat we weten waar we vandaan komen en kunnen bepalen waar we naar toe willen.
Wij betreuren het echter dat het aangenomen verslag zal bijdragen tot een verdraaiing van de Europese geschiedenis en dat de meerderheid van dit Parlement heeft gekozen voor een dergelijke verdraaiing van de collectieve herinnering waarop de identiteit van deze en volgende generaties zal worden gebaseerd. De meerderheid heeft voorstellen voor steun aan initiatieven om slachtoffers van het fascisme te eren afgewezen …
(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Wij staan zeer negatief tegenover een aantal amendementen van de Commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement.
Het verslag is primair gebaseerd op een visie waarin men duidelijk weinig begrip toont voor het lage aantal kiezers dat kwam opdagen bij de verkiezingen voor het Europese Parlement in 2004 en voor het feit dat het Grondwettelijk Verdrag is afgewezen bij de referenda in Frankrijk en Nederland. Het programma “Burgers voor Europa” levert geen enkele bijdrage aan het veranderen van die politieke situatie.
Wij zijn tegen de in amendement 36 bepleite verhoging van de begroting van dit programma, die bovenop de 235 000 000 euro zou moeten komen die reeds zijn uitgetrokken voor de periode 2007–2013. Het genoemde bedrag is al te veel van het goede.
De werkzaamheden in verband met plaatselijke amateursportverenigingen ademt een geest van verachting van de burgers. Tevens stellen wij vast dat het weliswaar belangrijk is dat de volkeren van Europa hun herinneringen aan dictaturen en tragedies in hun geschiedenis bewaren, maar dat dat op nationaal niveau moet gebeuren. Het is geen thema waar eurocraten in Brussel zich mee moeten bemoeien.
Wij hebben daarom tegen dit verslag gestemd.
Anna Hedh (PSE), schriftelijk. - (SV) Ik sta positief tegenover dit verslag waar het gaat om de noodzaak dat de burgers van de EU zich sterker bewust worden van de Unie en beter geïnformeerd zijn over de Unie en over de mogelijkheden om daar invloed op uit te oefenen. Ook steun ik het standpunt van de rapporteur dat het programma toegankelijk moet zijn voor alle burgers en zich niet alleen moet richten tot goed opgeleide en geprivilegieerde groepen. Ik sta echter kritisch tegenover de passages waarin naar de nieuwe Grondwet wordt verwezen en tegenover het streven naar een gemeenschappelijk Europees burgerschap.
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Ik en mijn collega’s van de Britse conservatieven zijn het er over eens dat de burgers van de Europese Unie op grote schaal vervreemd zijn van de Europese instellingen. Dit is gebleken uit het ‘nee’ in Frankrijk en Nederland bij de referenda over de grondwet van de Europese Unie, maar was ook al gebleken bij de lage opkomst voor de Europese verkiezingen van 2004.
Wij zijn van mening dat de Europese instellingen transparanter moeten worden en meer verantwoording moeten afleggen aan het Europese electoraat. Ook moeten ze efficiënter en kosteneffectiever worden. Het Parlement en de andere instellingen moeten optreden op een wijze die vertrouwen en respect afdwingt. Dit verslag benadert het probleem op een fundamenteel verkeerde manier. Het zal het vertrouwen in de EU verder ondermijnen met de roep om een begroting van bijna 300 miljoen euro - geld van de belastingbetaler - dat moet worden uitgegeven aan willekeurige projecten die ten doel hebben de burgers een kunstmatige Europese identiteit op te dringen.
We willen duidelijk stellen dat de Britse conservatieven groot voorstander zijn van plechtigheden tot herdenking van de gruwelen die door het nazisme en het stalinisme zijn begaan tegen miljoenen mensen in Centraal- en Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie. Wij vinden echter dat dergelijke plechtigheden een zaak zijn van de individuele lidstaten en hun bevolking.
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) De Europese burgers zijn erg teleurgesteld in de instellingen en het Europese integratieproces. Ze hebben het gevoel dat ze daar niets mee te maken hebben. De afwijzing van het Grondwettelijk Verdrag in Frankrijk en Nederland heeft dat nog eens extra duidelijk gemaakt. Daarom heeft de Commissie een programma “Burgers voor Europa” opgesteld om Europese waarden en actief Europees burgerschap te bevorderen.
Op basis van dit programma kunnen maatregelen worden geïmplementeerd die de Europese burgers moeten samenbrengen om ervaringen, opvattingen en waarden te delen en uit te wisselen, maar ook om via de samenwerking tussen Europese maatschappelijke organisaties acties, debatten en denkoefeningen over het Europees burgerschap te bevorderen. Dat kan ook via het organiseren van evenementen met een hoge zichtbaarheid, via studies en onderzoeken, en door het inzetten van andere hulpmiddelen voor het verspreiden van informatie.
Ik ben het in het algemeen eens met de amendementen op dit verslag, zeker als het gaat om de naam van dit programma. “Europa voor de burgers” geeft duidelijk aan dat Europa er is om de aspiraties van de bevolking te concretiseren, en niet andersom.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Met het programma “Burgers voor Europa” zetten de Commissie en het Europees Parlement een hersenspoelingscampagne op touw onder de Europese volkeren om het hoofd te kunnen bieden aan de steeds toenemende ontevredenheid onder de burgers, die hun beleid veroordelen en zelfs het bestaan van de EU betwisten.
Het ideologisch arsenaal stut op twee pijlers: de heiligverklaring van de kapitalistische barbaarsheid, die als eenrichtingsverkeer wordt gepresenteerd, en het anticommunisme, dat opnieuw via de achterdeur wordt binnengebracht met het ‘memorandum’, dat fascisme en communisme op een hoop gooit.
235 miljoen euro worden ter beschikking gesteld om allerlei lofzangers en propagandisten van het Europese ‘eenrichtingsverkeer’ te betalen en te kopen. Hiermee moeten de jaren geleden geconstrueerde mechanismen en de zogenaamde NGO’s worden gemobiliseerd om een positief klimaat te creëren en de volkeren zand in de ogen te strooien, opdat zij niet zien hoe de EU en haar beleid werkelijk zijn. Een soortgelijke opdracht krijgen ook de heulende vakbondsleidingen, opdat met de titel ‘burgers van Europa’ de grote en onverzoenbare klassentegenstellingen in de samenleving, de tegenstellingen tussen kapitaalhouders en arbeidersklasse, kunnen worden verhuld.
De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland hebben tegen het verslag gestemd. Bij de stemming over het amendement waarin het fascisme en de dictaturen in Europa worden veroordeeld, hebben wij ons van stemming onthouden omdat de dictaturen van Spanje, Portugal en Griekenland niet duidelijk worden genoemd. Het amendement is zo geformuleerd dat men zou kunnen denken dat de socialistische regimes dictaturen zijn.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Zoals bekend maakt de EU een moeilijke tijd door. We worden op een aantal gebieden met nieuwe uitdagingen geconfronteerd. De zwakke economische groei heeft sociale gevolgen en dat stelt ons op mondiaal niveau voor problemen waar we tot nu toe geen oplossing voor hebben kunnen vinden. De grootste uitdaging van het moment is echter wel de wijze waarop de burgers tegen het Europese project aankijken. De scepsis neemt toe en men is zichtbaar ontevreden over de Europese integratie. Als gevolg daarvan wordt de kloof tussen de burgers en de politieke besluitnemers steeds wijder. We zullen dus opnieuw moeten gaan nadenken over de wijze waarop de Europese democratische instellingen communiceren.
Ik geloof dat dit programma ertoe kan bijdragen dat burgers beter gaan nadenken over Europese waarden. Voor dat doel kunnen op de burger gerichte projecten worden opgezet. We kunnen steun verschaffen bij het verspreiden van informatie over het Europees maatschappelijk middenveld, en er kunnen evenementen met hoge zichtbaarheid worden georganiseerd om zo de kennis van het Europese verleden te vergroten.
Het Europese project wordt gekenmerkt door het respect voor diversiteit en culturele rijkdom. Dat gebeurt via maatregelen die de cohesie tussen de Europeanen vergroten. Dat is voor het verwezenlijken van de interne markt en de groei en duurzame ontwikkeling van onze maatschappijen van fundamenteel belang.
Ik heb derhalve voor dit verslag gestemd.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. - (FR) Uiteraard steun ik dit verslag dat de burgers dichter bij de Europese instellingen wil brengen. Dit is een doelstelling, of liever gezegd een noodzaak in het huidige Europa, waarin de scepsis alsmaar terrein wint.
Dit verslag biedt een nieuwe benadering als het gaat om communicatie, om burgerprojecten met een transnationaal karakter en vooral om de plicht tot “actief Europees gedenken”, een bundelend initiatief dat ten doel heeft de nagedachtenis aan de slachtoffers van de massadeportatie en -vernietiging onder het nazi-bewind en het communistische bewind levendig te houden. Ik heb tegen alle pogingen gestemd om de tekst te verzwakken, aangezien sommigen naar andere vormen van totalitarisme in Europa wilden verwijzen. De wreedheden die door deze twee regimes zijn begaan en waaronder alle Europese volkeren hebben geleden, vormen de directe aanleiding voor de Europese integratie, en het is van cruciaal belang dat deze niet worden getrivialiseerd.
Afgezien van dit initiatief is het onze taak de burgers te informeren, te ontmoeten, de dialoog met hen aan te gaan en hen te overtuigen. Wij moeten er tevens voor zorgen dat iedere burger weet hoezeer Europa zijn dagelijks leven beheerst. Wij moeten het gevoel deel uit te maken van Europa versterken, iedere vorm van terugval naar nationalisme bestrijden, de toegevoegde waarde van Europa concreet vormgeven en erop wijzen dat de Europese idee de mooiste van de twintigste eeuw is.
Laten wij niet vergeten dat in een tijd waarin sommigen van ons beginnen te twijfelen, de rest van de wereld van Europa droomt.
Lydia Schenardi (NI), schriftelijk. - (FR) Het programma “Burgers voor Europa” is niet meer dan een propagandamiddel ten dienste van de Europese Unie. In dit verslag wordt geconstateerd dat het Grondwettelijk Verdrag in Frankrijk en in Nederland verworpen is en dat de Europeanen sceptisch staan tegenover de uitbreiding, waarmee de uitbreiding met Turkije wordt bedoeld. In plaats van conclusies te trekken uit deze vernietigende kritiek wil men met dit verslag echter de burgers “heropvoeden”! Een initiatief als stedenpartnerschappen, dat zijn waarde al gedurende lange tijd heeft bewezen, wordt schaamteloos overgenomen, terwijl er miljoenen euro’s zullen worden gestoken in op communicatie gerichte organisaties en activiteiten.
Eén amendement, namelijk amendement 14, moedigt zelfs acties op communautair niveau aan! Er wordt ook naar acties op sportgebied verwezen, en daarover staat in het verslag, en ik citeer: “Op deze manier kunnen lijdzame en zelfs aan Europa twijfelende burgers worden bereikt.” U bent werkelijk van plan een klopjacht te houden op de Europeanen die zich - in tegenstelling tot uzelf - niet laten misleiden. De nieuwe uitdrukking ‘actieve’ Europese waarden, die in dit verslag wordt gepromoot, heeft geen enkele betekenis. Een waarde is noch actief, noch passief; het is geen schakelaar die we aan of uit kunnen zetten, behalve als we ons net als u als ideologen gedragen.
John Attard-Montalto (PSE). - (MT) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Ik wil om te beginnen mijn dank uitspreken aan al de afgevaardigden - zo’n 30 procent van het totaal - die uit respect voor mijn land naar de toespraak van de president van Malta zijn komen luisteren. Als ik nu het woord vraag is dat echter om uitleg te verschaffen over de wijze waarop ik heb gestemd over het verslag over de Culturele Hoofdsteden van Europa. Er heeft zich gisteren namelijk een misverstand voorgedaan. Ik zou de gelegenheid krijgen om het woord te voeren, maar om de één of andere reden is dat er niet van gekomen. Wat ik wilde zeggen is dat ik mij, net al de overige Maltese leden van de socialistische fractie, van stemming heb onthouden. Binnen de categorie nieuwe lidstaten stond ons land onderaan de lijst met landen die genomineerd kunnen worden. En op de lijst met alle vijfentwintig lidstaten plus de twee landen die nu tot de Unie zullen toetreden, stond Malta op de één na laatste plaats. Ik geloof niet dat het billijk is dat Malta een zodanige plaats krijgt toebedeeld dat het tenminste twaalf jaren moeten wachten voordat het in aanmerking komt voor een nominatie. Dank u.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Wij hebben voor de amendementen van de rapporteur gestemd, aangezien ze het oorspronkelijke voorstel van de Commissie verbeteren en de belangen van Portugal veilig stellen. Dat blijkt uit de herziene formulering van artikel 13, waarmee Portugal in 2012 een Culturele Hoofdstad van Europa krijgt.
De wijzigingen houden bovendien een vereenvoudiging in van de administratieve procedures voor het selecteren en controleren van de “Culturele Hoofdsteden van Europa”, terwijl nu ook gegarandeerd wordt dat de beoordeling geschiedt aan de hand van nieuwe, minder strakke criteria. Met betrekking tot het programma wordt nu alleen maar verlangd dat het aansluit bij het nationale beleid of de strategie van de betrokken lidstaat.
Wij geloven dat de diversiteit daarmee gediend is en dat de specifieke kenmerken van het cultureel erfgoed van de verschillende lidstaten zo beter tot hun recht kunnen komen. Bovendien zal de dialoog tussen de verschillende culturen op deze wijze gemakkelijker kunnen verlopen.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Wij staan positief tegen de grondgedachte achter het evenement “Culturele Hoofdstad van Europa”. We zien echter tevens hoe dit evenement nieuwe dimensies aanneemt wat betreft de verplichtingen van de EU en de organisatie eromheen.
Het concept van een Culturele Hoofdstad van Europa is prima, zelfs zo prima dat het op een heleboel andere manieren kan worden gefinancierd, onder andere door lokale sponsoring. Financiële middelen van de Europese Unie moeten niet nodig zijn om dit project te laten overleven.
Wij stemmen daarom tegen dit verslag, maar we zijn niet tegen het concept van een culturele hoofdstad van Europa als zodanig.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. - (DE) De titel “Culturele Hoofdstad van Europa” kan het imago van een stad behoorlijk opvijzelen. Culturele Hoofdsteden van Europa dienen zich echter niet in eerste instantie te richten op het organiseren van één groot festival gedurende een jaar en op het kortstondig aan de man brengen van de lokale cultuur. Uit de voorbeelden van Newcastle en Bilbao blijkt namelijk dat cultuur ook een duurzaam effect kan hebben.
In tijden waarin de begroting tot op het bot uitgemergeld is, wordt vaak geen geld uitgetrokken voor de follow-up van nieuwe prestigieuze projecten. Door gebruik te maken van het voorgestelde internetportaal om ervaringen uit te wisselen en ondersteuning te bieden, zouden problemen in verband met bijvoorbeeld de organisatie en tenuitvoerlegging van het culturele jaar voorkomen kunnen worden. Daardoor zou ook in een veel eerder stadium voorkomen kunnen worden dat potentiële kandidaten onnodig miljoenen aan uitgebreide advertentiecampagnes besteden, als uiteindelijk blijkt dat zij niet in aanmerking komen voor de betreffende subsidie. Op die manier had in het geval van de voormalige Culturele Hoofdstad Weimar ook de sluiting van het stedelijk museum als gevolg van de grote financiële verliezen voorkomen kunnen worden.
In 2009 zal wederom een Oostenrijkse provinciehoofdstad als Culturele Hoofdstad fungeren, namelijk Linz. De voorbereidingen daarvoor zijn al in gang gezet en wij zullen moeten afwachten of daarbij een adequaat en ruim toekomstperspectief is gehanteerd.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De herstructurering van het evenement “Culturele Hoofdstad van Europa” maakt deel uit van meer algemene pogingen om het culturele weefsel van elk land op te nemen in één groot, homogeen geheel. Het doel is een op gemeenschappelijke leest geschoeide ‘Europese cultuur’ te creëren, een mengelmoes van subcultuur, folkloristische presentie van nationale culturen en moderne commerciële voortbrengselen.
De ervaringen die mijn land met Athene in 1985 en Thessaloniki in 1997 heeft opgedaan, zijn in cultureel en economisch opzicht tragisch: peperdure, historisch onsamenhangende en cultureel oppervlakkige programma’s van commerciële bureaus, agentschappen en sponsors, die waren opgesteld aan de hand van vulgaire commerciële en speculatieve criteria en elke lichtende uitzondering verstikten. Door mondaine bijeenkomsten, rijke buffetten en happenings werd al het progressieve dat in het land en de buurlanden bestond, gemarginaliseerd en gedwarsboomd. Dat is het ‘Europees cultuurmodel’, dat echter wel een enorme bron van winst is voor de diverse ondernemingen.
De voorgestelde herstructurering verandert niets aan het karakter van de “Culturele Hoofdstad van Europa”. Daarmee worden alleen de lidstaten opgezadeld met de kosten en krijgt de EU meer toezichts- en controlemogelijkheden. Het volk wordt gevraagd om op nationaal niveau te betalen voor de winsten van de ondernemingen en de kosten te dragen van het EU-beleid, dat de Europese subcultuur en de ‘waarden’ van de kapitalistische barbaarsheid oplegt. Wij hebben tegen het verslag gestemd en roepen de werknemers, de mensen in de kunst- en cultuursector op om zich hiertegen te verzetten.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het programma “Culturele Hoofdstad van Europa” is in 1985 opgezet en heeft van begin af aan een belangrijke rol gespeeld bij het dichter bij elkaar brengen van de Europese burgers. Dat gebeurt door de aandacht te vestigen op de rijkdom, de diversiteit en de bijzondere kenmerken van het Europese culturele erfgoed.
Het feit dat dit programma de burgers in zulk een overtuigende mate aanspreekt heeft de Europese dimensie en de sociale en economische ontwikkeling van de geselecteerde steden gestimuleerd.
Dit programma zal nog vele malen doeltreffender zijn als we nieuwe maatregelen nemen en die als uitgangspunt gebruiken om synergieën te creëren, die anders ongebruikt zouden blijven. Als voorbeeld noem ik het opzetten van een internetportaal met informatie over de steden die zijn aangewezen als Culturele Hoofdstad, de bestaande contactnetwerken en de uitwisseling van ervaringen, een strategie die op alle communautaire programma’s zou moeten worden toegepast. Ik wil daar graag aan toevoegen dat dit programma vanwege zijn succes en innovatieve karakter de inspiratie is geweest voor een reeks voorstellen van mijn kant die door het Europees Parlement zijn goedgekeurd en tot doel hadden om een Europese kwaliteitsbestemming in te stellen. Dat concept zal ons ook helpen Europa overal ter wereld te promoten.
Ik heb daarom voor dit verslag gestemd.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. - (SV) Dit besluit brengt geen nieuwe kosten met zich mee, maar geeft de nieuwe lidstaten en de toetredingslanden de mogelijkheid om Culturele Hoofdsteden te kiezen. Culturele samenwerking is iets waardoor burgers elkaar kunnen leren kennen en respect voor elkaar kunnen krijgen. De macht van de Commissie wordt beperkt, en de uitwerking wordt een taak van de landen en de steden.
Dit alles is positief, in tegenstelling tot de opgelegde EU-wetgeving die de democratische rechten van de burgers om actief deel te nemen beperkt. Ik heb daarom voor het voorstel gestemd, al staat er een bepaalde hoeveelheid euronationalistisch gezwets in.
Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik leg deze stemverklaring af namens de delegatie van de Oostenrijkse Volkspartij.
Wij hebben tegen het verslag gestemd omdat daardoor de geldende overgangsregeling voor het vrije verkeer van werknemers afgeschaft wordt. Wij hebben tegen gestemd omdat wij verwachten dat het toetredingsverdrag dat door iedereen - ook door de nieuwe lidstaten - ondertekend is, onverkort van kracht blijft. In dat toetredingsverdrag zijn ook overgangsbepalingen voor de bescherming van de Oostenrijkse arbeidsmarkt opgenomen. Die bescherming is hard nodig want uit de statistieken blijkt dat het aantal nieuwe arbeidskrachten afkomstig uit de nieuwe lidstaten in de afgelopen twee jaar al verdubbeld is.
De delegatie van de Oostenrijkse Volkspartij is tegen het verslag omdat ook in de toekomst uitsluitend Oostenrijk zelf kan en zal bepalen hoe lang de toegangsbeperkingen die in het toetredingsverdrag zijn verankerd, in het belang van de Oostenrijkse werknemers van kracht zullen blijven; dat zou best nog wel eens een periode van zeven jaar kunnen zijn.
Oldřich Vlasák (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, gezien het feit dat niet alleen de mededeling van de Commissie COM 2006 over de effectiviteit van de overgangsmaatregelen aantoont dat de toevloed van werknemers uit de tien nieuwe lidstaten naar de lidstaten die hun arbeidsmarkt hebben opengesteld, nu niet bepaald massaal was, maar volgens de beschikbare deskundigenonderzoeken juist een positief effect heeft gehad op productie en economie, en gezien het feit dat de overgangsmaatregelen significant bijdragen aan de groei van illegale arbeid, beschouw ik de aanneming van het verslag van de heer Őry als een belangwekkend initiatief om een bijdrage te leveren aan de volledige openstelling van de arbeidsmarkten in de lidstaten. Alleen op deze manier komen alle in het EG-Verdrag verankerde vrijheden volledig tot uiting en wordt de economische groei in de hele Unie versneld. Ik heb dan ook voor goedkeuring van dit verslag gestemd.
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Het vrij verkeer van personen en de toegang tot de arbeidsmarkt vormen een van de pijlers van de Europese integratie. Als we dit beginsel niet eerbiedigen, in overeenstemming met de fundamentele waarden van de Gemeenschap, zullen we de Verenigde Staten nooit inhalen, zelfs niet als Amerika dichter naar ons toe groeit, noch zullen we erin slagen de Aziatische kolos af te remmen.
Ik ben er heilig van overtuigd dat de bezwaren van sommige van de EU15-landen ongegrond zijn, en het is treurig dat zij de aanbevelingen uit het verslag van de Europese Commissie, dat is opgesteld overeenkomstig de toetredingsverdragen, niet aanvaarden. Aan de andere kant zijn we vol lof over de beslissing van de landen die hun arbeidsmarkt tijdens het Europese jaar van de mobiliteit van werknemers wel zullen openstellen.
Daarom moeten we het verslag-Öry niet zozeer zien als een boeman, maar meer als een eenvoudige gids voor de geleidelijke bewerkstelliging van de herziene doelstellingen van de Lissabon-strategie. Het is een poging om gelijke rechten voor de oude en de nieuwe lidstaten in een verenigd Europa te bewerkstelligen. Daarom heb ik voor het verslag gestemd.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook bij de toetreding van Griekenland en Portugal was er sprake van overgangsbepalingen om de arbeidsmarkten aan de nieuwe omstandigheden aan te passen. Dit is dus geen middel om de nieuwe lidstaten als landen van een tweede garnituur te bestempelen. Bovendien zijn die overgangsregelingen ook nuttig voor de nieuwe lidstaten in het oosten, aangezien die regelingen ook hun nationale belangen dienen. Gezien de hoge werkloosheid in met name Oostenrijk en Duitsland, in combinatie met de toenemende druk op de lagelonensector, zou een vrij verkeer van werknemers met onmiddellijke ingang buitengewoon onverantwoord zijn.
Nu al is er sprake van talloze schijnzelfstandigen die voor een deel de sociale premies en belastingverplichtingen ontduiken. Een volledig vrij verkeer van werknemers is onverantwoord zolang bedrijven blijven verhuizen naar fiscaal aantrekkelijke landen in het oosten en proberen om cao’s te omzeilen en zolang de markt zich niet aan de nieuwe omstandigheden aangepast heeft c.q. er ondersteunende maatregelen in dat verband zijn genomen. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Hynek Fajmon (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de vier Europese vrijheden, dat wil zeggen vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en voornamelijk van personen, hebben altijd tot de zaken behoord die de mensen het meest aan de Europese Unie waarderen. Het is daarom onbegrijpelijk, onrechtvaardig en discriminerend dat mensen uit de acht nieuwe lidstaten, inclusief de Tsjechische Republiek, wat dit betreft nog steeds niet dezelfde rechten en plichten hebben als de burgers van de andere EU-lidstaten. De beweegredenen voor de beperking van deze fundamentele Europese vrijheden zijn volledig ongegrond en onzinnig. Uit de situatie in Groot-Brittannië, Zweden en Ierland blijkt duidelijk dat er geen enkele dreiging bestaat. Ik ben verheugd dat andere lidstaten zich nu bij deze landen aansluiten en hun arbeidsmarkten openen, en ga ervan uit dat de resterende lidstaten binnenkort zullen volgen. Wat we nodig hebben is een Unie waarin alle burgers dezelfde rechten en plichten hebben, en niet een Unie waarin sommigen gelijk zijn en sommigen gelijker, zoals in Orwell’s Animal Farm. Daarom heb ik voor het verslag van de heer Őry gestemd.
Milan Cabrnoch (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb evenals de overige afgevaardigden van de Tsjechische democratische burgerpartij ODS mijn steun verleend aan het verslag over het vrije verkeer van werknemers van de heer Őry. Wij hebben volledig respect voor het recht van individuele regeringen om in het kader van het toetredingsverdrag al dan niet tijdelijke beperkingen op te leggen aan het vrije verkeer van werknemers. Wij waarderen het besluit van Groot-Brittannië, Ierland en Zweden om geen gebruik te maken van dit recht en zijn ingenomen met het besluit van de regeringen van Finland, Spanje, Nederland en Portugal om deze beperkingen op te heffen. We zijn ervan overtuigd dat er geen objectieve redenen bestaan voor beperkingen op het vrije verkeer van werknemers in de EU. De politieke redenen voor de beperking van deze vrijheden zijn voor de oude lidstaten even steekhoudend als de mate waarin het vrije verkeer van werknemers belangrijk is voor de nieuwe lidstaten. Daarom hebben wij onze steun verleend aan de tot alle regeringen gerichte oproep om de beperkingen op het vrije verkeer van werknemers binnen de EU op te heffen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) De stemming over dit verslag over de overgangsregeling die het vrij verkeer van werknemers op de arbeidsmarkten van de Europese Unie beperkt, is kenmerkend voor de wijze waarop het Parlement zichzelf tegenspreekt.
Men beweert het vrije verkeer van werknemers te verdedigen en een einde te willen maken aan de onrechtvaardige situatie waarin werknemers uit de nieuwe lidstaten verkeren.
Wanneer dat vrije verkeer er echter toe leidt dat zulke werknemers ook gelijke rechten krijgen, stemt men evenwel tegen. Het komt er dus op neer dat men het vrije verkeer alleen wil toelaten als dat tot lagere lonen en het verlies van rechten leidt.
De voorstellen die wij hebben ingediend zijn daarom helaas verworpen. Daarin stond het volgende:
- meent dat het van fundamenteel belang is dat er een einde wordt gemaakt aan de uitbuiting van werknemers in een aantal landen van de Europese Unie als gevolg van het feit dat veel werknemers uit de nieuwe lidstaten en zelfs uit een aantal oudere lidstaten, zoals Portugal, alleen illegaal kunnen werken;
- dringt erop aan dat er voortdurend controle wordt uitgevoerd en dat er doeltreffend wordt ingegrepen om een einde te maken aan discriminatie, ongelijke behandeling en illegaal werk, om aldus de rechten van werknemers te garanderen en ervoor te zorgen dat voor alle werknemers die in een lidstaat werken dezelfde sociale en arbeidswetgeving geldt, ongeacht het oorsprongsland van de betrokken werknemer.
We hebben daarom besloten ons van stemming te onthouden.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Wij verdedigen een goed functionerende interne markt en geven onze volledige steun aan het vrije verkeer van werknemers in de EU. Dat is een van de fundamentele vrijheden in het EG-Verdrag. Het vrije verkeer van werknemers draagt bij tot het scheppen van meer werkgelegenheid en tot versterking van het concurrentievermogen van de Unie. Wij zijn trots dat Zweden een van de drie landen is die geen overgangsregels hebben ingevoerd.
Wij betreuren het dat de staatshoofden en regeringsleiders besloten om overgangsbepalingen op te nemen in het toetredingsverdrag met de tien nieuwe lidstaten. Tegelijkertijd respecteren we de besluiten van de afzonderlijke lidstaten die handelen vanuit de mogelijkheden die de gesloten toetredingsverdragen hun geven.
In het verslag roept het Europees Parlement de lidstaten op om de geldende overgangsbepalingen af te schaffen. Wij vinden dat over deze kwestie moet worden beslist door de afzonderlijke lidstaten, op nationaal niveau. We zijn er dus tegen dat het Europees Parlement de lidstaten een bepaalde opinie opdringt om te zorgen dat ze in dit belangrijke vraagstuk een bepaald standpunt innemen.
Ook vinden wij dat de EU geen informatiecampagnes over het vrije verkeer van werknemers moet houden. We hebben er het volste vertrouwen in dat de afzonderlijke nationale autoriteiten deze taak op bevredigende wijze kunnen uitvoeren. We plaatsen daarom vraagtekens bij het voorstel om een systeem in te voeren “voor systematisch toezicht op de migratie van werknemers binnen de EU” en dat voor dit doel “noodzakelijke financiële middelen” ter beschikking moeten worden gesteld (paragraaf 11).
Wij hebben besloten om tegen dit verslag te stemmen.
David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Op 1 mei 2004 hebben drie ‘oude’ lidstaten (Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden) hun arbeidsmarkten opengesteld, zonder enige beperking voor burgers uit de ‘nieuwe’ lidstaten. De andere lidstaten van de EU-15 hebben ervoor gekozen om nationale beperkingen in het kader van transnationale regelingen toe te passen.
In het Verenigd Koninkrijk zijn in 2004, na de openstelling van de arbeidsmarkt, 60 000 werkzoekenden uit de nieuwe lidstaten gearriveerd. De twee sectoren die hier het sterkst mee gemoeid waren, waren landbouw en visserij. Door het hoge aantal vacatures heeft de toevloed zeker niet de werkloosheid vergroot in deze twee sectoren. In tegendeel, het onmiddellijke effect was dat de betrokken bedrijven hun winstgevendheid en concurrentievermogen konden opvoeren, hun productiviteit konden verbeteren en hun financiële positie konden versterken.
In macro-economisch opzicht uit het openstellen van de arbeidsmarkt zich in een duidelijke toename van het Britse groeicijfer. Volgens de beschikbare deskundigenrapporten heeft de migratie van werknemers uit de tien nieuwe lidstaten gezorgd voor meer productie, nieuwe banen en een substantiële vermindering van het aantal illegale werknemers. Ik verwelkom deze positieve effecten.
Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. - Aanvulling van het vrije verkeer van kapitaal met vrij verkeer van arbeid wordt aangeprezen als daad van solidariteit. De praktijk is omgekeerd. Het versterkt de uitbuiting en roept onnodige tegenstellingen op tussen de arbeiders uit verschillende lidstaten.
Overhaaste doorvoering leidt in de ontvangende landen tot onvoldoende controle op de toepassing van het minimumloon en de collectieve arbeidsovereenkomsten. Ondanks de tot 2011 geldende beperkingen worden nu al werknemers uit nieuwe lidstaten gebruikt om de loonkosten te drukken. Uit onderzoek van mijn partij, de Socialistische Partij in Nederland, is gebleken dat de toestroom van werkers uit nieuwe lidstaten leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt, oneerlijke concurrentie voor kleine zelfstandigen, uitbuiting van goedkope werknemers, slechte woon- en werkomstandigheden en lonen van minder dan 3 euro per uur. Veel Nederlandse vrachtwagenchauffeurs zijn al ingeruild voor Poolse rijders.
Ook een fors deel van de bouwbedrijven ondervindt ernstige hinder van oneerlijke concurrentie uit Oost-Europese landen, blijkt uit onderzoek dat de SP eerder hield onder aannemers in de regio Den Haag. De Nederlandse vakbonden voerden hiertegen in maart actie. In de landen van oorsprong is in sommige sectoren al een tekort aan gekwalificeerde werknemers ontstaan. Mijn partij voert actie tegen een dergelijke neoliberale vrije markt. Daarom stem ik tegen het verslag-Öry.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het verslag over de overgangsregeling die het vrij verkeer van werknemers op de arbeidsmarkten van de Europese Unie beperkt, komt precies op het juiste moment: het valt namelijk samen met de aankondiging dat Portugal, Spanje en Finland besloten hebben de sinds 1 mei 2004 bestaande barrières op te heffen.
Het vrije verkeer van werknemers is een essentieel onderdeel van de EU. Het geeft aan dat de Unie royaal kan zijn en dat er oprecht gewerkt wordt aan de totstandkoming van een gemeenschappelijke ruimte.
Er is een tijd geweest waarin de inwoners van Oost-Europa hun landen wilden ontvluchten maar dat niet konden doen. Nu is er voor deze landen beslist hoop op een betere toekomst. De toetreding heeft verwachtingen gewekt en men vertrouwt erop dat de nationale economieën inderdaad ontwikkeld kunnen worden, en dat is ook gebeurd. Daar komt bij dat de landen die de barrières hebben opgeheven (het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Zweden) geen grotere migratiestroom te verwerken hebben gekregen dan de overige lidstaten, waar slechts een gering aantal, voornamelijk tijdelijke werkvergunningen zijn verleend. De eerstgenoemde categorie landen is bovendien bereid te erkennen dat de migratie een gunstig effect op hun economie heeft gehad, wat overigens reeds bekend was.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. - (FR) Uit principiële overwegingen ben ik er uiteraard voor dat de arbeidsmarkten in de EU 15 open worden gesteld voor de werknemers uit acht nieuwe lidstaten.
In 2004 hebben het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Zweden hun grenzen zonder beperkingen opengesteld. Twee jaar later wordt deze politieke aanpak in een verslag van de Commissie verdedigd, en ondersteund door cijfers: er zijn minder migranten dan verwacht en zij vullen het tekort aan personeel in bepaalde sectoren op.
Aangezien wij ons geen naïef optimisme kunnen veroorloven, ben ik echter ook voor de overgangsmaatregelen die een meerderheid van de lidstaten op dit gebied heeft genomen. Daarom steun ik het besluit van de Belgische federale regering om tot uiterlijk 2009 bepaalde voorwaarden te hanteren voor de toegang tot de arbeidsmarkt.
Deze beperkingen hebben een begrensd toepassingsgebied en gelden niet voor de vrije beroepen, zoals winkeliers, ambachtslieden en liberale beroepen, waarvoor al sinds de uitbreiding een volledige vrijheid van vestiging geldt.
Het belangrijkste is dat er aan deze beperkingen een tijdslimiet is gesteld en dat ze zowel inspelen op de reële arbeidssituatie als op de soms oneerlijke concurrentie tussen Europese werknemers en werkgevers. We moeten de “onvoorbereide” lidstaten de tijd gunnen om de registratie- en controlesystemen in te voeren die nodig zijn om werknemers in staat te stellen zich vrij buiten hun land van herkomst te bewegen.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) We hebben onlangs de twintigste verjaardag van de toetreding van Portugal gevierd. Portugese werknemers hebben van begin af aan te kampen gehad met beperkingen op het vrije verkeer, omdat de lidstaten uit angst voor een verstoring van hun arbeidsmarkten barrières hadden opgeworpen.
De geschiedenis herhaalt zich. Werknemers uit de acht nieuwe lidstaten ondergaan nu dezelfde beproevingen.
Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat aangetoond is dat migratie uit deze landen een gunstig effect heeft gehad op de economie van de lidstaten die besloten hebben hun arbeidsmarkten open te stellen, precies zoals dat in 1986 het geval is geweest. Deze landen hebben vastgesteld dat er geen gegronde redenen meer bestaan om de beperkingen op het vrije verkeer voort te zetten. Dit soort beperkingen leidt namelijk tot meer illegale arbeid en dus ook tot uitbuiting van werknemers.
Het gaat hier echter eerst en vooral over solidariteit tussen de lidstaten.
De EU mag op de mondiale uitdagingen waarvoor het zich nu gesteld ziet, niet reageren met het door een aantal lidstaten bedreven nationalisme en protectionisme. Om het concurrentievermogen van onze ondernemingen te verbeteren en de economische groei in de EU te vergroten hebben we alle Europese werknemers nodig.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. - Ik ondersteun het verslag-Öry over de overgangsregeling die het vrij verkeer van werknemers op de arbeidsmarkten van de Europese Unie beperkt, omdat ik de mening deel dat het beter is dat alle lidstaten, ook België, de overgangsmaatregelen afschaffen.
De drie landen die hun grenzen hebben opengesteld, hebben geen massale migratiestroom gekend. Het is intussen ook bewezen dat overgangsperioden leiden tot aanzienlijk meer zwartwerk en schijnzelfstandigheid, waardoor de lonen onder druk staan en werknemers geconfronteerd worden met slechte arbeidsomstandigheden en oneerlijke arbeidsvoorwaarden.
Het beperken van het vrij verkeer van werknemers uit de nieuwe lidstaten is discriminerend, leidt tot uitbuiting en getuigt van een kortetermijndenken dat voorbijgaat aan de realiteit van vandaag. Dit verslag kan ervoor zorgen dat met de afschaffing van de overgangsperioden ook de blokkering van de sociale rechten opgeheven wordt en de weg vrijgemaakt wordt voor een sociaal en rechtvaardig Europa.
Cruciaal is dat er een Europese arbeidsmarkt komt waar gelijke lonen voor gelijke arbeid en gelijke arbeidsvoorwaarden gelden en dat daarbij de gelijke toegang van alle werknemers tot de sociale rechten wordt gegarandeerd. Gelijktijdig moeten ook de sociale inspectiediensten versterkt worden en transnationaal samenwerken.
Gary Titley (PSE), schriftelijk. - (EN) In dit verslag over het vrije verkeer van werknemers wordt vastgesteld dat de winstgevendheid en het concurrentievermogen van bedrijven in Ierland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk - landen die hun arbeidsmarkt hebben opengesteld - zijn verbeterd.
De Britse ervaring laat zien dat het Verenigd Koninkrijk juist heeft gehandeld met de stoutmoedige stap om de arbeidsmarkt open te stellen. De Britse groei- en productiviteitscijfers hebben aangetoond dat de angst voor het openstellen van arbeidsmarkten ongegrond is.
De interne markt kan niet goed functioneren zolang de arbeidsmarkten worden beschermd en afgegrendeld. Het Verenigd Koninkrijk heeft laten zien hoe vrije arbeidsmarkten, gekoppeld aan een goede sociale bescherming, een welvarende economie kunnen aanjagen. Dit heeft geleid tot de langste periode van aanhoudende economische groei sinds mensenheugenis in het Verenigd Koninkrijk.
De Labour-delegatie in het Europees Parlement is van mening dat de Europese arbeidsmarkten open moeten zijn, zoals die van het Verenigd Koninkrijk, en dat we niet bang moeten zijn voor een vloedgolf aan immigranten.