Pełne sprawozdanie z obrad

Środa, 26 kwietnia 2006 r. - Bruksela

15. Absolutorium z wykonania budżetu ogólnego Unii Europejskiej za rok 2004 (debata)

  Presidente. L'ordine del giorno reca, in discussione congiunta,

- la relazione, presentata dall'on. Jan Mulder, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio generale dell'Unione europea per l'esercizio 2004: Sezione III, Commissione [SEC(2005)1159 - C6-0351/2005 - 2005/2090(DEC)] [SEC(2005)1158 - C6-0352/2005 - 2005/2090(DEC)] [2005/2090(DEC)] (A6-0108/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Markus Ferber , a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio generale dell'Unione europea per l'esercizio 2004: Sezione I, Parlamento europeo [2005/2091(DEC)] (A6-0119/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Nils Lundgren, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio generale dell'Unione europea per l'esercizio 2004: Sezione II, Consiglio [2005/2092(DEC)] (A6-0111/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Nils Lundgren, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio generale dell'Unione europea per l'esercizio 2004: Sezione IV, Corte di giustizia [2005/2093(DEC)] (A6-0112/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Nils Lundgren, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio generale dell'Unione europea per l'esercizio 2004: Sezione V, Corte dei conti [2005/2094(DEC)] (A6-0113/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Nils Lundgren, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio generale dell'Unione europea per l'esercizio 2004: Sezione VI, Comitato economico e sociale europeo [2005/2095(DEC)] (A6-0114/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Nils Lundgren, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio generale dell'Unione europea per l'esercizio 2004: Sezione VII, Comitato delle regioni [2005/2096(DEC)] (A6-0115/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Nils Lundgren, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio generale dell'Unione europea per l'esercizio 2004: Sezione VIII(A), Mediatore europeo [2005/2042(DEC)] (A6-0116/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Nils Lundgren, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio generale dell'Unione europea per l'esercizio 2004: Sezione VIII(B), Garante europeo della protezione dei dati [2005/2208(DEC)] (A6-0117/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Rodi Kratsa-Tsagaropoulou, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio del sesto, settimo, ottavo e nono Fondo europeo di sviluppo per l'esercizio 2004 [COM(2005)0485 - C6-0430/2005 -2005/2157(DEC)] (A6-0110/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio del Centro europeo per lo sviluppo della formazione professionale per l'esercizio 2004 [2005/2106(DEC)] - (A6-0094/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio della Fondazione europea per il miglioramento delle condizioni di vita e di lavoro per l'esercizio 2004 [2005/2107(DEC)] (A6-0093/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio dell'Agenzia europea per la ricostruzione per l'esercizio 2004 [2005/2108(DEC)] (A6-0095/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio dell'Osservatorio europeo dei fenomeni di razzismo e xenofobia per l'esercizio 2004 [2005/2109(DEC)] (A6-0096/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio dell'Osservatorio europeo delle droghe e delle tossicodipendenze per l'esercizio 2004 [2005/2110(DEC)] (A6-0097/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio dell'Agenzia europea dell'ambiente per l'esercizio 2004 [2005/2111(DEC)] (A6-0098/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio dell'Agenzia europea per la salute e la sicurezza sul lavoro per l'esercizio 2004 [2005/2112(DEC)] (A6-0099/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio del Centro di traduzione degli organismi dell'Unione europea per l'esercizio 2004 [2005/2113(DEC)] (A6-0100/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio dell'Agenzia europea per i medicinali per l'esercizio 2004 [2005/2114(DEC)] (A6-0101/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio di Eurojust per l'esercizio 2004 [2005/2115(DEC)] (A6-0092/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio della Fondazione europea per la formazione professionale per l'esercizio 2004 [2005/2116(DEC)] (A6-0102/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio dell'Agenzia europea per la sicurezza marittima per l'esercizio 2004 [2005/2117(DEC)] (A6-0103/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio dell'Agenzia europea per la sicurezza aerea per l'esercizio 2004 [2005/2118(DEC)] (A6-0104/2006),

- la relazione, presentata dall'on. Umberto Guidoni, a nome della commissione per il controllo dei bilanci, sul discarico per l'esecuzione del bilancio dell'Autorità europea per la sicurezza alimentare per l'esercizio 2004 [2005/2119(DEC)] (A6-0105/2006).

  Jan Mulder (ALDE), Rapporteur. – Voorzitter, vanmiddag om een uur of drie vroeg ik hoe laat ik ongeveer zou moeten spreken en toen werd mij gezegd dat het ongeveer kwart voor zes zou zijn. Het is nu kwart voor acht. Ik weet niet wie de wijsheid heeft gehad om deze agenda samen te stellen, maar ik geloof niet dat het goed is voor het Parlement dat een kwijtingsdebat over de Europese instellingen op dit moment van de dag plaatsvindt.

Om over te gaan tot de orde van de dag en om maar meteen met de deur in huis te vallen: de kwijting van de Commissie over het begrotingsjaar 2004. Ik beveel dit Parlement aan om kwijting te verlenen. Eigenlijk is dat een verrassing, want zoals iedereen weet en waarschijnlijk ook vele mensen zullen zeggen, geeft de Europese Rekenkamer al elf jaar op rij geen betrouwbaarheidsverklaring over het gevoerde beleid van de Commissie. Waarom dan toch kwijting verlenen? Ik heb daar twee argumenten voor. In de eerste plaats is deze Commissie in het jaar 2004 pakweg één maand in functie geweest en in de tweede plaats is deze Commissie zeer ambitieus begonnen om wél tot een positieve betrouwbaarheidsverklaring te komen. Ik kom daar nog op terug.

Jammer dat Terry Wynn hier niet is, maar ik zou willen beginnen met de resolutie van vorig jaar van zijn hand, die toen een aantal nieuwe elementen bracht. Het belangrijkste element daarvan was wel dat wij vonden dat de hoogste politieke autoriteit in iedere lidstaat aan het begin en het eind van ieder begrotingsjaar een verklaring moet afleggen dat wat de politieke controle betreft alles in orde is . Deze eis van het Parlement is op grote weerstand gestoten in de lidstaten en dat is jammer.

Ondertussen is er het een en ander gebeurd. We hebben een Interinstitutioneel Akkoord gesloten en daarin hebben wij een compromis bereikt met de Raad, waarin wij zeggen dat het er niet toe doet of het nu wel of niet op het hoogste politieke niveau is. Wij nemen ook genoegen met een verklaring op een bepaald niveau dat daarvoor geschikt is in iedere lidstaat, als die verklaring maar wordt afgelegd. Mijn vraag aan de Commissie is wat zij met het Interinstitutioneel Akkoord gaat doen.

Ten tweede zijn er in de tussentijd een aantal ontwikkelingen geweest, namelijk dat sommige landen nu zeggen dat ze daar bezwaar tegen hebben. Wat doet de Commissie met die houding? Er sluiten zich daar namelijk steeds meer landen bij aan, heb ik de indruk. Ik moet bij dit alles zeggen het zijn nooit de lidstaten die alleen verantwoordelijk zijn. Het is altijd de Europese Commissie die de uiteindelijke verantwoordelijkheid heeft.

Het actieplan van de Commissie moeten wij zeer verwelkomen. Het is goed dat er gemeenschappelijke standaarden komen, dat er een geïntegreerde controle is, dat er betere samenwerking met de nationale rekenkamers is, enzovoort. En wij zouden het ook op prijs stellen in een ander verband dat de Commissie risicogebieden in de begroting zou aangeven, namelijk wat hoge risicogebieden en gebieden met een laag risico zijn. Het is dus belangrijk dat de lidstaten politieke verantwoordelijkheid afleggen. Dat vragen wij ook van de Commissie zelf. Niet alleen de directeur-generaal moet tekenen over de jaarrekening. Wij vinden dat de commissaris die verantwoordelijk is voor een bepaald beleid, ook mede moet ondertekenen.

Ik moet snel door de punten heengaan want de klok loopt. De president van de Europese Rekenkamer heeft in november weer zijn jaarlijks verslag gepubliceerd en heeft een interessante suggestie gedaan. Hij stelde voor dat een peer review zou plaatsvinden, dat oud-presidenten van nationale rekenkamers eens gaan kijken of de methodologie en de werkwijze van de Europese Rekenkamer al dan niet correct is. Dat vinden wij een belangrijke zaak, wij juichen het toe en we willen daar graag met de Europese Rekenkamer aan meewerken.

Er is nog meer werk aan de winkel voor de Europese Rekenkamer. In het kwijtingsverslag wordt specifiek gevraagd om twee verslagen. In de eerste plaats over het beheer van het geld dat de Europese Unie geeft aan organen van de Verenigde Naties. Wat is de toegevoegde waarde voor Europa als wij het geld via de Verenigde Naties geven? En in de tweede plaats hoe is de financiële controle daar?

Wij willen eveneens dat de niet-gouvernementele organisaties ook eens het onderwerp zijn van een onderzoek van de Rekenkamer. Hoeveel 'niet-gouvernementeel' is er aan die niet-gouvernementele organisaties? Hoeveel geld hebben zij zelf?

Tenslotte, de komende jaren worden essentieel voor de Commissie. Er moet een keer een positieve betrouwbaarheidsverklaring komen.

Ik wil de leden van het secretariaat van COCOBU zeer bedanken voor hun grote efficiëntie en bekwaamheid, en uiteraard ook mijn persoonlijke medewerkers.

  Markus Ferber (PPE-DE), Berichterstatter. – Herr Präsident, Herr Kommissionsvizepräsident, liebe Kolleginnen, liebe Kollegen! Zunächst einmal möchte ich schon ein bisschen meine Verwunderung darüber zum Ausdruck bringen, dass für viele wichtige Dinge wie die Ein-Minuten-Redebeiträge ausreichend Zeit vorhanden war, während die Frage, ob das europäische Steuerzahlergeld ordentlich ausgegeben wird, jetzt um die Abendunterbrechung herum behandelt wird.

Zweitens wäre ich froh gewesen, wenn ich heute ähnlich wie der Berichterstatter für den Kommissionshaushalt hätte berichten können, dass die Parlamentsverwaltung alles ordentlich gemacht hat, dass wir lediglich ein paar Probleme hatten, weil sie viele Stellen, die damals im Zusammenhang mit der Erweiterung geschaffen worden waren, nicht besetzt hat, weil wir die größte Nichtausführungsquote, sprich Mittelübertragung, hatten, die es in der Geschichte des Parlamentshaushalts je gegeben hat, und ein paar andere Dinge mehr.

Aber in den letzten Tagen ist eine Geschichte hochgekommen, die natürlich aufgrund ihrer Besonderheit hier auch entsprechend erwähnt werden muss. Ich glaube schon, dass es klug ist, dass wir zum jetzigen Zeitpunkt für den Parlamentshaushalt keine Entlastung erteilen. Ich sage aber auch sehr deutlich, dass ich es bedauere, dass die Dienste dieses Hauses ein Verfahren nicht zugelassen haben, das es ermöglicht hätte, auch klarzulegen, warum wir keine Entlastung erteilen. Ich halte das für inakzeptabel, was heute Mittag im Haushaltskontrollausschuss vom Juristischen Dienst dieses Hauses gegen die Interessen – übrigens, Herr Vizepräsident, auch des Präsidiums – und gegen die Interessen der Abgeordneten abgeliefert wurde. Das ist ein inakzeptabler Vorgang, und der allein bedarf einer besonderen Würdigung.

Ein zweiter Punkt ist ebenso wenig akzeptabel. Es wird zu prüfen sein, ob die Stadt Straßburg aufgrund der Tatsache, dass sie ein Grundstück zur Verfügung gestellt hat, auf dem ein niederländischer Pensionsfonds ein Gebäude errichtet hat, sich mit uns in einem Mietverhältnis befindet mit einem Betrag, der sich von dem Betrag, den sie dann an den Pensionsfonds weitergibt, deutlich unterscheidet – und zwar nicht zu Lasten der Stadt Straßburg, sondern zu Gunsten der Stadt Straßburg. Ich sage hier auch in aller Deutlichkeit: Es geht nicht um die Frage des Sitzes in Straßburg – die ist in den Verträgen geregelt –, sondern es geht um die Frage, ob es wirklich Sinn und Zweck einer solchen Kettenvertragssituation ist, dass wir über den Mietpreis, den wir an die Stadt Straßburg zahlen, eine direkte Beihilfe – und etwas anderes wäre es nicht – an den städtischen Haushalt der Stadt Straßburg geben. Nachdem dieses Vertragsverhältnis aber nicht erst seit gestern besteht, sondern dies, wenn die Informationen, die mir bisher zur Verfügung stehen, stimmen, schon seit 1980 stattgefunden hat, wird auch die Frage zu klären sein, wer in diesem Hause auch in der Vergangenheit über diese Dinge Bescheid gewusst hat und wer keinen Beitrag dazu geleistet hat, dass die Interessen der europäischen Steuerzahler in diesem Zusammenhang gewahrt wurden, die ja gewahrt worden wären, wenn wir den Mietvertrag direkt mit diesem Pensionsfonds abgeschlossen hätten. Dann hätten wir das Gebäude ja wohl billiger bekommen. Wenn also hier im Hause jemand so etwas gewusst und nicht im Interesse der europäischen Steuerzahler gehandelt hat, dann ist das auch eine besondere Überprüfung wert. Das sind jetzt genau die Dinge, die wir miteinander tun werden.

Ich kann deswegen wirklich nur bitten – momentan bitten, die Geschäftsordnung bietet für die weitere Prozedur auch andere Möglichkeiten –, dass die Verwaltung alle ihr vorliegenden Informationen zur Verfügung stellt. Ich kann auch die Stadt Straßburg nur bitten, alle Informationen zur Verfügung zu stellen und hier mit dem Parlament sehr eng und kooperativ zusammenzuarbeiten. Wenn sie das nämlich nicht tut, und wenn alles nur unter der Frage diskutiert wird, das Europäische Parlament suche eine schnelle Gelegenheit, Straßburg für immer zu verlassen, dann wird die Stadt Straßburg selbst einen Beitrag dazu leisten, dass das eintritt, was sie selbst gar nicht will.

Deswegen wirklich meine Aufforderung – ich habe die Presseerklärung der Stadt Straßburg von heute Nachmittag auch gelesen, mit meinem rudimentären Französisch habe ich sie so weit aber verstanden; dies ist noch nicht die Form der Zusammenarbeit, die ich mir vorstelle. Die Stadt Straßburg profitiert vom Europäischen Parlament, ohne dass sie auf solche Zahlungen angewiesen wäre. Deswegen auch hier meine Bitte, eng mit uns zusammenzuarbeiten, die Dinge aufzuklären. Nur so werden wir auch im Interesse der Steuerzahler handeln können. Und wir werden dann auch die richtigen Schlussfolgerungen daraus ziehen. Deswegen bedauere ich – obwohl ich mich bei allen bedanke, die im Vorfeld mitgearbeitet haben, bei den Diensten, dem Ausschusssekretariat, bei den Kolleginnen und Kollegen –, dass ich Ihnen empfehlen muss, morgen gegen den Bericht zu stimmen, die Entlastung nicht zu erteilen, damit wir all die Dinge, die ich angesprochen habe, seriös aufklären können.

(Beifall)

  Nils Lundgren (IND/DEM), föredragande. – Herr talman! Europeiska unionens politiska legitimitet är låg och sjunkande. Detta bristande förtroende är dessvärre välförtjänt. EU demonstrerar inte en övertygande beslutsamhet att slå ner på maktmissbruk, oegentligheter och bedrägerier i sina institutioner. Beredskapen att faktiskt utkräva ansvar är svag. Instinkten är att lägga locket på. ”Whistle-blowers” förlorar jobbet i stället för att få beröm. Skandaler och fusk blir inte utredda. Skandaler och fusk som blir utredda går inte till åtal. Ansvarsfrihet beviljas, trots att vi inte vet om allt har gått rätt till.

En majoritet i denna kammare tycks vilja dölja obehagliga sanningar om EU för medborgarna för att inte organisationen skall bli ännu mer impopulär. Detta är en djupt odemokratisk inställning. Vår uppgift är att ta fram sanningen och utkräva ansvar å medborgarnas vägnar, inte att dölja sanningen för dem.

Jag har som föredragande i budgetkontrollutskottet haft att förbereda frågan om ansvarsfrihet för ”Övriga institutioner”, sammanlagt sju till antalet. Bland dessa har jag inte funnit anledning att sätta några frågetecken för ombudsmannen eller datatillsynsmannen. Mot fyra av de övriga fem kan det riktas kritik, men inte av så allvarlig karaktär att det finns skäl att ifrågasätta beviljandet av ansvarsfrihet. Det gäller rådet, domstolen, revisionsrätten och Europeiska ekonomiska och sociala kommittén. Beträffande Regionkommittén finner jag däremot att det krävs ytterligare undersökningar innan vi kan ta beslut i frågan om att bevilja ansvarsfrihet.

Europeiska ekonomiska och sociala kommittén hade under 2004 problem med oegentligheter avseende utbetalning av ledamöters resekostnadsersättningar. Vi hoppas nu att det är ett problem som tillhör det förgångna. Det har funnits problem med byggnaderna Belliard I och II. Jag förväntar mig en fullständig redogörelse i revisionsrättens kommande rapport.

Beträffande rådet ligger som vanligt mycket av riskerna i administrativa verksamheter i de byggnadsprojekt som rådet är inblandat i. Jag vill här framhålla fördelen med att hyra byggnader i stället för att själv driva sådana gigantiska byggnadsprojekt. För rådet vore det dessutom välkommet med en tydligare definition av vad som är administrativa utgifter och vad som är operativa utgifter.

Domstolens interna kontroll var under 2004 långt ifrån tillfredsställande. Dess internrevisor fungerade även som chef för verifieringsenheten som utför förhandskontroller, vilket helt enkelt är oacceptabelt. Internrevisorn har dessutom sedan han utnämndes 2003 inte slutfört någon av sina granskningar. På detta område förväntar sig parlamentet kraftfulla åtgärder och förbättringar.

Domstolens pågående våldsamt stora byggnadsprojekt kan inte annat än oroa. En noggrann och fullständig redogörelse till budgetkontrollutskottet för detta projekts fortskridande är därför en nödvändighet.

Att domstolen för närvarande inte kräver att domare skall redovisa sina ekonomiska intressen är inte acceptabelt. Domstolen måste, oavsett om det för närvarande finns något rättsligt krav eller ej, utarbeta sina egna bindande regler på området. Avseende användningen av officiella bilar uppmanar parlamentet återigen domstolen att inte tillåta användningen av dessa för privat bruk.

Revisionsrätten: Den dominerande ställning som innehas av några få stora revisionsbyråer i Luxemburg för granskning av revisionsrättens räkenskaper är oroande, samtidigt som parlamentet förstår att revisionsrätten har svårt att undvika detta. Ett öppet, rättvist och begripligt anbudsförfarande är därför av yttersta vikt.

Revisionsrätten har problem med sin organisationsstruktur som är i behov av förändring. Man måste ta itu med detta i den utvärdering som pågår för översyn av organisationen, gärna i enlighet med det förslag till reform som utarbetats av det brittiska överhuset.

Återigen bör parlamentet uppmana revisionsrätten att inte tillåta användningen av officiella bilar för privat bruk.

Så kommer jag då till vårt svarta får, nämligen Regionkommittén. Regionkommittén har flest anmärkningar från revisionsrätten av de granskade ”Övriga institutioner”. Internrevisionen sköttes under 2004 i praktiken av enbart en, dessutom tillfälligt anställd, internrevisor. En internrevisor som är beroende av ständigt förnyat anställningskontrakt måste ha mycket svårt att upprätthålla sitt oberoende från ledningen. Det är oförsvarligt att Regionkommittén alltså inte hade en fungerande internrevision under 2004, trots den skarpa kritik som parlamentet tidigare framfört beträffande 2003. Vi har fortfarande inte fått någon förklaring till att den internrevisor som verkade fram till i maj 2004 inte var i stånd att lägga fram några revisionsrapporter.

Det pågår vidare en OLAF-utredning av Regionkommittén avseende överföring av personalersättningar med tillämpning av en korrigeringskoefficient. Överföringar har beviljats utan att de grundats på belägg för att det förelåg rätt till sådana överföringar. Det framstår som uppenbart att detta borde ha upptäckts av Regionkommittén redan under 2004 och att dessa utbetalningar då borde ha stoppats. Trots detta uppger ledningen att det inte har varit fråga om några fall av bedrägerier. Inte heller i fråga om detta har det getts några tydliga besked om att åtgärder har vidtagits för att återkräva oriktiga överföringar. Läget förvärras av att dessa utbetalningar avsett personer som innehar nyckelpositioner inom administrationen. Olika slag av oegentligheter har varit något av Regionkommitténs signum under de senaste åren, vilket pekar på att den utlovade kulturförändringen inom organisationen inte har ägt rum. Som det ser ut nu kommer OLAF med sin slutrapport i mitten av maj. Det vore oansvarigt att bevilja ansvarsfrihet innan vi vet resultatet av denna utredning.

Regionkommitténs omorganisation har i flera fall inneburit att personer inblandade i misstänkta oegentligheter befordras, vilket också är regelvidrigt.

Revisionsrättens granskning av Belliard I och II-byggnaderna pågår fortfarande. Även Montoyerprojektet borde granskas. Hittills har ingen förklaring getts till varför den f.d. chefen för infrastrukturen verkar ha dragit tillbaka sin förklaring som vidaredelegerad utanordnare för budgetåret 2004. Vi måste också få klarhet i varför jag som föredragande inte har informerats om detta liksom om hur tidpunkten för det teoretiska mottagandet fastställdes. Kanske skulle det skadestånd som ålagts byggfirman ha varit högre? Dessutom förvägrades Regionkommitténs internrevisor tillgång till de handlingar som han hade begärt avseende detta. Det finns starka skäl att invänta även revisionsrättens pågående undersökning om detta innan vi beviljar ansvarsfrihet.

Jag vill också ta detta tillfälle i akt och informera kammaren om hur egendomlig hanteringen av Regionkommittén har varit i budgetkontrollutskottet. Jag hade på olika vägar fått information som pekade på att det fanns mycket mera att kritisera i Regionkommitténs ekonomiska fögderi än kommittén själv hade informerat om. Jag fick därför budgetkontrollutskottet med på att vi bakom lyckta dörrar skulle hålla en utfrågning med OLAF:s utredare och Regionkommitténs internrevisorer för 2004. Den utsattes till tisdag morgon den 21 mars 2006. När utskottet började sitt sammanträde kl 15 dagen före och som första punkt skulle godkänna dagordningen, fanns det plötsligt en majoritet som krävde att utfrågningen följande morgon skulle inställas.

En majoritet av budgetkontrollutskottets ledamöter vägrade alltså att ta del av information som jag som föredragande ansåg vara av vital betydelse för att ta ställning till frågan om ansvarsfrihet. Jag har inte fått veta varför. Jag hävdar att skyddet av EU:s ekonomiska intressen kräver att utskottet tar till sig all relevant information i sådana frågor. Utskottets majoritet vägrade att ta del av informationen och röstade sedan för att vi skulle föreslå parlamentet att bevilja ansvarsfrihet redan nu, trots att jag som föredragande hävdar att vi bör avvakta resultatet av pågående utredningar i OLAF och revisionsrätten.

Jag har förstått att ledamöterna i budgetkontrollutskottet nu har haft möjlighet att ta del av dokument som påvisar olika oegentligheter. Om parlamentet ändå beviljar ansvarsfrihet, kan man således inte efteråt säga att man inget visste. Jämför med vad som nu händer med ansvarsfrihet för talmannen när det gäller hyrorna i Strasbourg.

När det gäller det kommer parlamentet till slutsatsen att ny information har tillkommit som måste gås igenom innan beslut om ansvarsfrihet tas. Parallellen med Regionkommittén är perfekt. Enda skillnaden är att Strasbourgfrågan har kommit ut i medierna. Måste det krävas skriverier i tidningarna för att EU-parlamentariker skall reagera? Borde det inte vara självklart att ledamöterna beslutar att rösta nej till ett beviljande av ansvarsfrihet för Regionkommittén tills alla oklarheter har retts ut?

Jag vädjar alltså till samtliga ledamöter att noga tänka över vad det är de röstar om i morgon. Eftersom vi inte har fått alla oklarheter utredda, uppmanar jag er att rösta nej till beviljandet av ansvarsfrihet för Regionkommitténs genomförande av EU:s allmänna budget för budgetåret 2004. Om det blir omröstning om betänkandet, uppmanar jag er att rösta ja till de ändringsförslag som jag har lagt fram tillsammans med Bart Staes för att få fram fakta i målet. Så måste vi göra om vi tar ansvarsutkrävandet på allvar. Att utkräva ansvar är kärnan i den demokratiska processen.

  Ρόδη Κράτσα-Τσαγκαροπούλου (PPE-DE), Εισηγήτρια. – Κύριε Πρόεδρε, κύριε Επίτροπε, ως εισηγήτρια για την απαλλαγή που αφορά τα ευρωπαϊκά ταμεία ανάπτυξης, θέλω κατ' αρχάς να σας αναφέρω ότι τα ταμεία αυτά είναι σημαντικά και πολύτιμα εργαλεία για να προωθήσουμε την αλληλεγγύη, την ευημερία στον κόσμο, την ειρήνη, τις αρχές της δικαιοσύνης και του σεβασμού των ανθρωπίνων δικαιωμάτων.

Η Επιτροπή Ελέγχου των Προϋπολογισμών εξετάζει την εκτέλεση του προϋπολογισμού των ταμείων αυτών και διατυπώνει τις απόψεις της για την όσο το δυνατόν καλύτερη διαχείριση με αποτελεσματικότητα και διαφάνεια.

Όσον αφορά λοιπόν το 6ο, 7ο, 8ο και 9ο Ταμείο για το οικονομικό έτος 2004, λαμβάνοντας υπόψη την έκθεση του Ελεγκτικού Συνεδρίου, την ανταλλαγή απόψεων που είχαμε με την Επιτροπή και τον ίδιο τον Επίτροπο, κύριο Louis Michel, προτείνουμε τη χορήγηση απαλλαγής στην Επιτροπή. Προτείνουμε επίσης έγκριση του κλεισίματος των λογαριασμών των ταμείων αυτών για το έτος 2004.

Με το ψήφισμα που προτείνει η επιτροπή μας στην ολομέλεια τονίζεται η σημασία που έχουν τα ευρωπαϊκά περιφερειακά ταμεία για τη συμβολή της Ευρωπαϊκής Ένωσης στην επίτευξη των στόχων της Χιλιετίας με κύριο στόχο την εξάλειψη της φτώχιας. Εκφράζουμε την ανησυχία μας από το γεγονός ότι μόνο 12 εκατ. ευρώ (0,4% του προϋπολογισμού) διατίθενται για τη βασική εκπαίδευση, 74 εκατ. (μόνο 2,7%) στη βασική υγεία, παρά τις συστάσεις που έκανε το Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο στο περσινό του ψήφισμα.

Είναι πολύ σημαντικό να προωθήσουμε μέσω των ευρωπαϊκών ταμείων ανάπτυξης τις αρχές του εκδημοκρατισμού, της χρηστής διακυβέρνησης και της ισότητας των ευκαιριών για να πετύχουμε τον διπλό στόχο: αφενός τη βιώσιμη ανάπτυξη των χωρών που επωφελούνται αλλά και την αποτελεσματικότερη απορρόφηση των πόρων, όπως οφείλουμε από το Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο ως εκλεγμένοι εκπρόσωποι των ευρωπαίων πολιτών.

Οι στόχοι αυτοί αφορούν τόσο τα ευρωπαϊκά όργανα και τις αποκεντρωμένες υπηρεσίες στις χώρες ΑΚΕ που επωφελούνται από τα ταμεία, όσο και τις εθνικές αρχές διαχείρισης, καθώς και τα κοινοβούλια των χωρών αυτών.

Ένα άλλο θέμα στο οποίο αναφερόμαστε είναι ότι, όσον αφορά τα κονδύλια που διαχειρίζεται η Ευρωπαϊκή Τράπεζα Επενδύσεων, τα οποία δεν ελέγχονται ούτε από το Ελεγκτικό Συνέδριο ούτε από το Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο στο πλαίσιο της διαδικασίας απαλλαγής, θεωρούμε ότι θα πρέπει να βελτιωθεί η διαφάνεια και η αποτελεσματικότητα εάν προσκομίζονται πληροφορίες και επισημαίνονται στοιχεία στις εκθέσεις της Ευρωπαϊκής Τράπεζας Επενδύσεων σχετικά με τα ευρωπαϊκά ταμεία ανάπτυξης.

Θεωρούμε επίσης ότι η εγγραφή των ταμείων αυτών στον κοινοτικό προϋπολογισμό θα άρει πολλές από τις περιπλοκές και το κόστος διαχείρισης και η εκτέλεση των διαδοχικών ταμείων θα συμβάλει στην επιτάχυνση της ρευστοποίησής τους και θα εξαλείψει το σχετικό δημοκρατικό έλλειμμα.

Κάτι άλλο το οποίο μας ανησυχεί είναι το ποσόν το οποίο μένει προς εκκαθάριση. Πρέπει να μειωθεί, προωθώντας δράσεις ευέλικτες και με γρηγορότερα αποτελέσματα.

Τέλος, επιθυμούμε να ενισχυθεί η ορατότητα της εξωτερικής δράσης της Ευρωπαϊκής Ένωσης. Οι ευρωπαίοι πολίτες είναι περήφανοι γι' αυτήν την πολιτική αλληλεγγύης και οι πολίτες του τρίτου κόσμου την επιζητούν, την έχουν ανάγκη. Είναι καιρός η πολιτική μας στόχευση και η αποτελεσματική μεθόδευση να συνδυασθούν με καλύτερη επικοινωνία και ορατότητα όσον αφορά τις δράσεις μας ως αυτοτελείς δράσεις, αλλά και στο πλαίσιο διεθνών οργανισμών, στον ΟΗΕ ή στη Διεθνή Τράπεζα και άλλους οργανισμούς.

  Presidente. – La discussione è chiusa.

La votazione si svolgerà giovedì alle 11.00.

(La seduta, sospesa alle 20.15, è ripresa alle 21.00)

VORSITZ: INGO FRIEDRICH
Vizepräsident

  Der Präsident. Als nächster Punkt folgt die Fortsetzung der gemeinsamen Aussprache über die Entlastung für die Ausführung des Gesamthaushaltsplans der Europäischen Union für das Haushaltsjahr 2004.

  Umberto Guidoni (GUE/NGL), relatore. – Signor Presidente, onorevoli colleghi, signor Commissario, al Parlamento europeo spetta l'importante funzione di concedere il discarico per l'esercizio del bilancio 2004 di 14 agenzie europee che dall'Unione europea ricevono sovvenzioni totali, parziali o indirette. Non mi soffermerò in questa sede sulle particolarità e sui problemi riscontrati in ogni singola agenzia, mi limiterò a evidenziare gli elementi emersi come principali punti di discussione comune.

Colgo l'occasione per evidenziare quanto ho appena detto, cioè che il discarico è effettuato soltanto su 14 agenzie rispetto alle 27 esistenti. Mi chiedo infatti, quanti di voi siano effettivamente al corrente del numero e delle reali funzioni di questi organismi; non sono molti, onorevoli colleghi, e sicuramente sono pochissimi i cittadini europei che hanno le idee chiare in proposito e per i quali sarebbe forse il caso di sviluppare programmi di informazione sul tema delle agenzie e delle loro funzioni.

Non per nulla, dopo la discussione sulla mia relazione in commissione, è stato commissionato uno studio, tuttora in corso, per analizzare e chiarire le situazioni delle agenzie europee. Lo studio sta evidenziando quanto già emerso dalla relazione, ovvero la mancanza di armonizzazione tra le diverse agenzie e il rischio di scarsa trasparenza legata alle difficoltà di controllo da parte del Parlamento.

A tale scopo nella relazione ho invitato il Consiglio ad avviare quanto prima i negoziati per la conclusione della proposta di accordo interistituzionale, presentata dalla Commissione su richiesta del Parlamento, il quale, nella relazione di discarico 2003 sulle agenzie, ha chiesto appunto di avviare questo accordo istituzionale al fine di inserire in un comune quadro regolamentare tutte le agenzie.

In merito ai poteri di discarico del Parlamento ho inteso sottolineare l'iniquità dell'attuale situazione, rammentando che ai sensi dell'articolo 185 del regolamento finanziario il Parlamento concede il discarico per l'esecuzione del bilancio degli organi istituiti dalla Comunità, dotati di personalità giuridica e che ricevono effettivamente sovvenzioni a carico del bilancio.

In realtà, è importante rilevare che non tutti questi organi sono integralmente o anche parzialmente finanziati attraverso sovvenzioni a carico del bilancio, si può quindi concludere osservando che la decisione sul discarico riguarda sia il finanziamento a carico del bilancio, sia altre forme di finanziamento di tali organi. Chiaramente la situazione è inaccettabile ed implica che alcuni organi istituiti dall'Unione debbano rendere conto del modo in cui spendono i finanziamenti provenienti da fonti diverse di bilancio, mentre altri, che non percepiscono la sovvenzione a carico del bilancio, non sono tenuti a farlo.

Un emendamento, da me proposto al regolamento finanziario ed approvato nella commissione per il controllo dei bilanci, ha introdotto esattamente questo principio: se il regolamento così emendato sarà approvato, negli anni a venire il Parlamento vedrà grandemente ampliati i propri poteri di controllo, a beneficio dei principi di trasparenza e di democrazia.

Nello svolgimento della relazione, un grande aiuto è venuto dalle analisi effettuate dalla Corte dei conti, le quali hanno evidenziato alcune irregolarità, di scarsissima rilevanza e per questo mi associo nel giudizio della Corte dei conti, la quale ha proposto di concedere il discarico ai direttori di tutte le 14 agenzie analizzate. Dispiace però rilevare che l'analisi richiesta alla Corte è di natura puramente tecnica, mentre nessun controllo viene effettuato sulle modalità in cui il bilancio assegnato è stato speso nell'anno in corso.

Nel documento di lavoro che accompagna le relazioni mi sono soffermato su questo punto; proponendo alla Corte dei conti, per gli anni a seguire, di integrare l'attuale valutazione con una verifica della qualità dei servizi, delle competenze, delle attività, ovvero dell'efficienza del modo in cui il bilancio viene speso dalle singole agenzie.

Molti dei problemi rilevati sono ricorrenti e quindi parliamo di un'analisi orizzontale dei problemi emersi a livello orizzontale rispetto alle varie agenzie: uno di questi problemi riguarda il regolamento finanziario, che è stato pensato per le agenzie mentre i successivi regolamenti finanziari specifici per ogni agenzia sono stati concepiti per seguire più strettamente possibile il regolamento finanziario generale creato per la Commissione.

Questo criterio, in generale valido, qualche volta non è adeguato alle agenzie più piccole, per le quali sarà invece necessario provvedere alle dovute riforme. Questa è una delle obiezioni principali formulate dalla Corte dei conti. Pure i problemi relativi alla selezione del personale sono comuni a diverse agenzie; in quanto le agenzie hanno sicuramente bisogno di maggiore assistenza rispetto alle istituzioni più grandi; ritengo quindi importante che la Commissione metta a disposizione di queste ultime i servizi offerti dall'EPSO, la Direzione generale della Commissione preposta alla selezione del personale, oltre a fornire altri servizi orizzontali quali la formazione e il servizio giuridico.

Un altro problema riguarda l'audit interno, che per alcune agenzie risulta eccessivamente gravoso; ritengo quindi utile che la Commissione presenti una relazione sull'attuale situazione, descrivendo sia le capacità di audit interno esistenti presso ogni agenzia, sia i servizi di audit interno che la Commissione è in grado di mettere a disposizione delle agenzie più piccole.

Infine, mi soffermo su un problema che ha accesso un forte dibattito e ha scandito lo sviluppo di linee di pensiero divergenti fra Parlamento e Commissione, ovvero la questione relativa all'Agenzia europea per la ricostruzione, creata nel 2000 per fornire assistenza alla ricostruzione, allo sviluppo e alla stabilità delle regioni del Kosovo, Serbia, Montenegro e nella ex Repubblica iugoslava di Macedonia attraverso il programma CARDS. Dato che il programma è giunto a conclusione, la Commissione ha preso la decisione di chiudere l'Agenzia entro il 2008.

In considerazione dell'ottimo lavoro svolto in questi anni e al fine di evitare la perdita di un'esperienza preziosa sviluppata in molti anni d'attività, nella mia relazione ho proposto di estenderne il mandato, onde poter utilizzare l'Agenzia per fornire assistenza alla ricostruzione ovunque questa sia richiesta, ad esempio in Irak, in Afghanistan, in Pakistan o anche nei paesi che sono stati recentemente colpiti dallo tsunami, in modo da integrare l'intervento umanitario di prima assistenza fornito da ECHO, il dipartimento della Commissione creato per fornire aiuti ai disastri naturali o in caso di conflitti armati nei territori esterni all'Unione. Ecco, credo che questo più o meno sia quanto c'era da dire sulla relazione, che spero sarà votata alla prossima sessione plenaria.

  Siim Kallas, Euroopa Komisjoni asepresident. Härra eesistuja, austatud parlamendiliikmed!

Täna on meie ees klaas, mis on küll alles poolenisti täis, kuid mida järk-järgult aina täidetakse.

Lisaks positiivsele kinnitusele, mis on antud Euroopa Liidu eelarve raamatupidamisarvestusele, tuludele, assigneeringutele, halduskuludele ja Euroopa Arengufondile, on kontrollikoda üsna rahul sellega, kuidas kontrollitakse põllumajanduskulusid ja kandidaatriikidele antavat abi. Need kulud, millega koda rahul oli, moodustavad ligikaudu kolmandiku Euroopa Liidu eelarvest. Mul on hea meel, et neid edusamme on kajastatud ka parlamendi aruannetes ning et parlamendile on tehtud ettepanek kinnitada komisjonipoolne eelarve täitmine.

Lubage mul siinkohal tänada raportööre hr Jan Mulderit, Euroopa Arengufondi käsitlenud pr Rodi Kratsa-Tsagaropoulout ja parlamendi eelarvekontrollikomisjoni esimeest hr Szabolcs Fazakast, kes kogu menetlust on oskuslikult juhtinud. Parlament on koostanud ulatusliku nimekirja parandussoovitustest, millest enamikku kavatseb komisjon järgida ja sellest ka nõuetekohaselt aru anda.

Me kõik teame, et klaas ei ole veel täis, kuid parlament toetab 2005. aasta juunis komisjoni poolt heaks kiidetud plaani koostada ühtne sisekontrolliraamistik ja 2006. aasta jaanuaris vastu võetud tegevuskava.

Nüüd, kus me teame, mis on puudu, lubage mul keskenduda just sellele puuduolevale osale. Esmalt soovin ma tunnustada parlamenti institutsioonidevahelise kokkuleppe teksti eest, mis sündis nõukoguga peetud läbirääkimiste tulemusena ja milles esimest korda käsitletakse eelarvekontrolli ja kinnitamist.

Me teame, et selle poliitilise kokkuleppe rakendamiseks on vaja jätkuvalt tööd teha ja komisjon kavatseb selleks kindlasti anda endast parima.

Samuti on meie eesmärk parandada aruandluse viise Euroopa Parlamendile ja Euroopa maksumaksjale. Põhitähelepanu kavatseme pöörata kolmele meetmele.

Esiteks täiustame iga-aastase tegevusaruande koostamise menetlust ja parandame selle ühtlust peadirektoraatide tasandil. Samuti teeme parandusi koondaruandesse, kuigi mitte nii üksikasjalikult, kui Euroopa Parlament seda on soovitanud.

Teiseks suurendame Euroopa Liidu rahaliste vahendite kasutamise läbipaistvust. Järgmisel nädalal võtab komisjon vastu rohelise raamatu Euroopa avatuse algatuse kohta. Selles teeb komisjon ettepaneku kehtestada liikmesriikidele kohustus avaldada ühiselt hallatavatest Euroopa Liidu vahenditest abi saajate nimekiri. Samuti suurendab komisjon otse komisjoni halduses olevate vahendite kasutamise läbipaistvust. Selleks on kavas avada tsentraliseeritud veebiportaal.

Kolmandaks soovime jätkuvalt suurendada riikide auditeerimisasutuste osalust. Eelmisel nädalal saatis komisjon iga liikmesriigi auditeerimisasutusele üksikasjaliku nimekirja asjaomasele riigile 2005. aastal tehtud väljamaksetest. Ühtlasi ärgitati auditeerimisasutusi edastama oma auditite tulemusi ka komisjonile ja kontrollikojale. Tegemist on meie tegevuskava rakendamise algusetapiga ja mul on andmeid, et mitme liikmesriigi auditeerimisasutused on valmis oma riigis Euroopa Liidu vahendite nõuetekohast kasutamist kontrollima. Niisiis on selles suunas juba tehtud esimesi samme ja mul on kavas tõstatada see küsimus aasta lõpus Poolas toimuval ühenduse ja liikmesriikide auditeerimisasutuste kooskõlastuskomitee koosolekul.

Lugupeetud parlamendiliikmed, eelmisel aastal teie ees esinedes ütlesin, et liikmesriikide kaasamine ja motiveerimine ei ole lihtne ja komisjon vajab ka edaspidi teie toetust. Seda toetust olen viimase aasta jooksul tundnud ja kinnitan, et ka meie omalt poolt teeme kõik endast oleneva. Esimese sammuna kavatseme järgida soovitusi, mille te täna vastu võtate.

Tänan tähelepanu eest!

  Danutė Budreikaitė (ALDE), Vystymosi komiteto nuomonės pranešėja. – Vertinant 2004 finansinių metų bendrojo biudžeto panaudojimą, Vystymosi komitetas laikosi nuomonės, kad, nežiūrint Europos Komisijos pastangų, išlieka tobulintinų biudžeto panaudojimo sričių. Vystymosi komitetas pritaria Audito Rūmų nuomonei, kad reikia nustatyti objektyvius, naudingus ir aiškius rodiklius, pagal kuriuos būtų įmanoma įvertinti paramos rezultatus ir tikisi, kad tokie rodikliai bus parengti ir įgyvendinti 2007–2013 metų laikotarpiu. Vystymosi komitetas teigiamai vertina tai, kad buvo rastas biudžeto paramos sektoriams būdas, kaip veiksmingesnė, nei bendras finansavimas iš biudžeto, alternatyva. Tačiau Vystymosi komitetas, remdamasis pastarosios plėtros patirtimi, ragina Komisiją užtikrinti, kad būtų sustiprinti vystymosi politikos administracinio valdymo pajėgumai Bulgarijoje ir Rumunijoje, prieš joms stojant į ES.

Vertinant šeštojo, septintojo, aštuntojo ir devintojo Europos plėtros fondų 2004 metų įvykdymą, tenka pabrėžti, jog ir čia išlieka tobulintinų dalykų. Kaip ir anksčiau nepakankamai koordinuojama donorų parama, vis dar nėra parengtos Bendrijos narių bendradarbiavimo vertinimo rezultatų metodikos, be kurios neįmanoma pereiti prie siekiamo ,,rezultatais grįsto požiūrio“ siekiant įgyvendinti Tūkstantmečio plėtros tikslus.

Kitas momentas - būtinybė komisijai turėti aiškesnius valstybių tinkamumo gauti paramą įrodymus, stiprinti vietos atstovų bendradarbiavimą ir naudoti skatinamuosius viešųjų finansų naudojimo efektyvumo rodiklius.

Kalbant apie paramą vystymuisi, iškyla pavojus, kad iki 2007 metų pabaigos nebus panaudota iki 700 mln. eurų. Tuo pat metu didinamas Dešimtasis Europos plėtros fondas, valstybės narės įsipareigoja didinti vystymosi paramą. Taigi, kaip ir ankstesniais metais Komisija turi dėti daugiau pastangų valdant lėšas vystymosi politikos įgyvendinimui.

  Joseph Muscat (PSE), Draftsman of the opinion of the Committee on the Internal Market and Consumer Protection. – Mr President, I find myself in rather an uneasy situation in that I agree with most of what the rapporteurs said on the general thrust of the report and whether or not a discharge should be granted with our vote tomorrow. I support the PSE Group line in this regard. Nevertheless, I am here as draftsman of the opinion of the IMCO Committee, and from that point of view I must congratulate the way in which the DGs which we examined – Sanco, Taxud and Markt – behaved on the issues which were pointed out.

One has to point out the fact that the court itself did not single out any observations on the issues regarding implementation on consumer protection and on internal market and customs policy. Nevertheless, the Committee calls for a more transparent but flexible approach to the way grants are given and EU funds administered.

  Michael Cramer (Verts/ALE), Verfasser der Stellungnahme des mitberatenden Ausschusses für Verkehr und Fremdenverkehr. – Herr Präsident, meine Damen und Herren! Als Berichterstatter für den Ausschuss für Verkehr und Fremdenverkehr möchte ich betonen, dass zu den Transeuropäischen Netzen der Europäische Rechnungshof bereits eine Tradition der Kritik entwickelt hat. So führt er in seinem letzten Bericht zur Transparenz Folgendes aus: „Die Kommission führte komplexe jährliche Verwaltungsverfahren für die Bewertung und Auswahl von TEN-V-Vorhaben ein, wodurch für die Bewertung relevante Informationen nicht immer verfügbar waren.“ Und weiter schlägt der Rechnungshof vor, dass die Kommission auch „eine klare Bewertungsmethode für im Rahmen des Programms TEN-V eingereichte Vorschläge entwickeln und diese Methode in seinem Handbuch veröffentlichen sollte.“ Das ist überfällig.

Auch die Koordinierung kritisierte der Rechnungshof und führt dazu aus: „Die Koordinierung der verschiedenen gemeinschaftlichen Finanzierungsquellen für Verkehrsinfrastrukturvorhaben durch die verschiedenen Generaldirektionen ermöglicht es der Kommission nicht, alle Fälle von Über- bzw. Doppelfinanzierung zu entdecken.“ Angesichts der Haushaltsnöte kann das nicht hingenommen werden.

Um das abzustellen, macht der Rechnungshof sogar konkrete Vorschläge: „Die Kommission sollte geeignete Rechtsgrundlagen, Verfahren und Instrumente schaffen, um die Koordinierung der Verkehrsinfrastrukturfinanzierung zu verbessern und potenzielle Fälle von Über- und Doppelfinanzierung zu ermitteln. Dies sollte gegebenenfalls in Zusammenarbeit mit den Mitgliedstaaten erfolgen.“ Ich füge hinzu: Die Verantwortlichen müssen auf allen Ebenen benannt werden, und Konsequenzen müssen gezogen werden.

Auch bei der Verkehrssicherheit und den Fahrgastrechten gibt es Defizite. Bei der Verkehrssicherheit wurden nur 60 % der Zahlungsermächtigungen verwendet, und lediglich 11 % der Zahlungsermächtigungen wurden für den Schutz der Fahrgastrechte ausgegeben. Auch das muss sich in Zukunft ändern.

Abschließend möchte ich mich beim Rechnungshof recht herzlich bedanken. Ich fordere die Kommission auf, diese Defizite abzustellen und die Vorschläge zu übernehmen, damit die jährliche Tradition der Kritik vom Rechnungshof im nächsten Jahr erfolgreich unterbrochen wird. Wie in den Anhängen EMSA angeführt, sollten die Agenturen für Seeverkehrs- und Flugsicherheit ihre verfügbaren Mittel auch in Zukunft besser ausnutzen, obwohl die Agenturen erst neu waren und 2004 bestimmte Anlaufschwierigkeiten hatten.

  Gérard Deprez (ALDE), rapporteur pour avis de la commission des libertés civiles, de la justice et des affaires intérieures. – Monsieur le Président, chers collègues, en tant que rapporteur pour la commission des libertés civiles, de la justice et des affaires intérieures, je veux, en tout premier lieu, exprimer mon appréciation du travail qui a été effectué par les différents rapporteurs, en particulier M. Jan Mulder, pour le budget général, et M. Guidoni, pour les agences. Ce sont, en effet, les deux rapports où sont traitées directement les matières qui relèvent de la compétence de notre commission.

Tout d'abord, en ce qui concerne le budget général de l'Union européenne, j'apprécie que M. Mulder ait repris, dans son rapport, deux des remarques essentielles qui étaient formulées dans mon avis et qui ont été adoptées par notre commission. La première de ces remarques concerne le taux d'exécution du budget dans le secteur "liberté, sécurité et justice" en ce qui concerne, en particulier, les paiements.

Bien qu'il soit en amélioration par rapport à 2003, où il n'était que de 68 %, le taux d'exécution pour les paiements constaté en 2004 reste beaucoup trop faible, de l'ordre de 83 %, et se situe, d'ailleurs, nettement en dessous du taux moyen d'exécution du budget. Il en résulte une augmentation considérable du reste à liquider, qui passe à 160 à 238 millions d'euros. À l'évidence, la direction générale JLS doit amplifier ses efforts pour améliorer l'exécution du budget. Cela sera d'autant plus nécessaire dans le cadre des nouvelles perspectives financières 2007-2013 si, comme je le souhaite, celles-ci sont approuvées prochainement par notre Parlement. En effet, au cours des sept prochaines années, les moyens budgétaires consacrés au secteur "liberté, sécurité et justice" vont connaître une augmentation considérable: 163 %, soit l'augmentation la plus forte de toutes les catégories ou sous-catégories du budget général de l'Union. Le managment de la direction générale JLS doit absolument se renforcer pour être à la hauteur de la priorité politique qui est ainsi reconnue à la création d'un véritable espace de liberté, de sécurité et de justice.

La deuxième remarque reprise par le rapporteur général concerne les préoccupations formulées par la Cour des comptes relativement à l'exécution du Fonds européen pour les réfugiés par certains États membres et, en particulier, aux faiblesses des systèmes nationaux de contrôle mis en place. À l'évidence, dans ce secteur, comme dans beaucoup d'autres de la gestion partagée, la Commission pâtit davantage de la faiblesse des États membres que de ses propres lacunes ou insuffisances. Notre rapporteur général a été bien inspiré de faire de ce problème un élément central de son rapport et la délégation de notre Parlement a bien fait, lors du trilogue pour le renouvellement de l'accord institutionnel, d'insister pour obtenir du Conseil et des États membres des engagements plus précis en matière de contrôle des fonds soumis au régime de la gestion partagée. Malheureusement, nous savons que les résultats n'ont pas été à la hauteur des attentes que nous avions formulées.

Quelques réflexions enfin à propos des agences, qui sont particulièrement nombreuses dans le secteur "liberté, sécurité et justice". Si l'on excepte Europol en effet – j'en profite pour rappeler, comme à chaque occasion, notre exigence d'en faire le plus rapidement possible une agence communautaire et non un simple organe intergouvernemental comme c'est le cas actuellement –, si l'on excepte Europol, donc, il n'y a pas moins de quatre autres agences opérationnelles dans le secteur "liberté, sécurité et justice", et encore, je ne tiens pas compte du Collège européen de police, le CEPOL. Ces quatre agences sont l'Observatoire européen des phénomènes racistes et xénophobes, l'Observatoire européen des drogues et des toxicomanies, l'Agence européenne pour la gestion de la coopération opérationnelle aux frontières et Eurojust.

Notre rapporteur pour la décharge sur l'exécution du budget des agences, M. Umberto Guidoni, n'ignore pas que les agences - il l'a d'ailleurs dit tout à l'heure - n'ont pas toujours bonne presse auprès de certains collègues ou dans l'opinion publique. Il l'écrit dans son rapport lorsqu'il constate que, je cite: "les agences communautaires n'ont pas toujours ni bonne image ni bonne presse". Mais il ajoute aussitôt, et je le soutiens à cet égard, que nombre d'entre elles ne méritent pas cette image négative et qu'il convient de le faire savoir aux citoyens de l'Union européenne en justifiant, aussi souvent que nécessaire et par les moyens appropriés, les raisons d'être de ces agences et leurs résultats.

En tant que rapporteur de la commission des libertés publiques, je veux dire ici de manière très claire qu'à mon avis et à l'exception, certes, d'un certain nombre de remarques critiques et fondées relatives à l'agence de Vienne, les agences qui relèvent de notre secteur sont bien gérées, qu'elles fournissent un travail de qualité et que je ne vois pas bien quelles autres structures pourraient être mises en place, qui seraient meilleures pour exécuter les missions spécifiques confiées aux agences en place. Disant cela, je pense en particulier à l'agence Frontex, pour le contrôle des frontières extérieures, et à Eurojust, pour l'amélioration de la coopération judiciaire. J'en profite d'ailleurs pour annoncer – mais en cela, j'anticipe un autre débat – que je ferai des propositions pour renforcer les agences concernées dans le cadre du budget 2007.

  Piia-Noora Kauppi (PPE-DE), draftsman of the opinion of the Committee on Women’s Rights and Gender Equality. – Mr President, we could not have debated the budgetary discharge report at a better time than today. The recent echoes we have heard relating to the purchase of the two different office buildings in Strasbourg show that more information on the sub-letting of these buildings by the City of Strasbourg is definitely needed.

It appears that the European Parliament might have been considerably overcharged by the City of Strasbourg, which has rented the buildings from a property fund. Yearly, this overcharging might have yielded EUR 2.7 million. This might have been going on for 25 years. I think it is scandalous: not only the subject matter, but the fact that this information has been hidden from us in Parliament until now.

The European Parliament should conduct a thorough inquiry to find out as soon as possible if the allegations of overcharging by the City of Strasbourg are true. If this turns out to be the case, the European Parliament should immediately consider taking appropriate legal action against the City of Strasbourg. Moreover, I have been surprised to hear that the Mayor of Strasbourg has refused to answer the questions of the Vice-President of this House on this matter. I wonder how the communication policy of the City of Strasbourg – usually so prompt, cautious and even pampering towards MEPs – changed so suddenly.

On behalf of the Committee on Women’s Rights and Gender Equality, I would like to say that, in general, the budget discharge reports do not give enough relevant information as to how the budget has succeeded in promoting equal opportunities for women in the enlarged Union, nor do they provide the possibility of assessing the impact of the budget from a gender perspective, despite the request of this House on gender budgeting. In the future, relevant information on gender mainstreaming policies should be delivered by the Commission and this information should be included in the budget discharge reports. We have demanded it so many times; I think it is time for the Commission to do this.

  Alexander Stubb, on behalf of the PPE-DE Group. – Mr President, I have three points. My first point is that the timing of this debate is a disgrace: it was supposed to start at 6 p.m. and it is now 9.30 p.m. It is going to go on all evening. It is one of the most important issues that we have. Are we trying to hide something from the public?

My second point is that I am the shadow rapporteur on the Mulder report on discharge for the Commission. I should like to congratulate my colleague and friend, Mr Mulder, on an excellent report and I would like to point out that 80% of money misuse is still happening in the Member States. The Commission is doing an excellent job. It is not more control we need, but better control.

My third and final point concerns discharge for the European Parliament. I have four points on that. Firstly, it is very important that at this stage we stick to the facts. We should start researching to see what actually happened. It is very easy for all of us to wonder whether Strasbourg is the right seat or not. I do not think that is the issue right now. Let us look at what really happened. Secondly, there are two issues at stake here: we need to look at what the administration of the European Parliament has done in the past 25 years, and we need to look at what the city of Strasbourg has done. It certainly looks as if it has violated the spirit of the agreement we have with the city itself. Thirdly, we need more information. I agree with Mr Ferber, the rapporteur on this issue, who said recently that the press release from Strasbourg – to which Mrs Kauppi referred – is absolutely pathetic. They need to give a lot more information or they need to change their whole public relations department. It gives us no information about what actually happened.

Finally, we should vote against discharge for the European Parliament and begin the investigation.

  Dan Jørgensen, for PSE-Gruppen. – Hr. formand! Jeg vil også gerne starte med at tilslutte mig det, hr. Stubb sagde. Det er en skandale, at vi skal diskutere et så vigtigt punkt som decharge-proceduren på et så fremskredent tidspunkt, efter at vi har haft en debat med et minuts taletid, hvor der er kommet emner på banen, som hvorvidt Prodi var kgb-agent og lignende. Jeg må sige med en lille smule galgenhumor, men alligevel med et gran af sandhed, at det måske lige netop i dag er meget godt, at folk uden for vores bygning ikke interesserer sig for, hvad vi laver. For vi ville faktisk være til grin, tror jeg, hvis der var nogen, der rent faktisk så, hvad vi prioriterede på agendaen forud for dette meget meget vigtige punkt.

Jeg vil sige tak til hr. Mulder. De har gjort et fremragende stykke arbejde med den betænkning, De har skrevet. Jeg synes, at hele processen har været god og konstruktiv. Kun derigennem kan man opnå et så flot resultat, som De har opnået. Et resultat, som vil få et stort flertal i Parlamentet. Det er meget, meget vigtig med en så vigtig procedure som decharge-proceduren. Jeg vil også tilslutte mig Deres anbefaling om, at vi naturligvis giver Kommissionen decharge. Det skal selvfølgelig gøres med nogle bemærkninger, fordi også i år er der desværre den grundpointe, at vi er ikke tilfredse. Der er desværre ikke gjort nok. Der er desværre for mange områder, hvor vi stadig ikke kan give tilfredsstillende tilsagn om, at skatteydernes penge i Europa er forvaltet på en forsvarlig måde.

Når det så er sagt, så er der alligevel grund til optimisme. Der er nogle områder, hvor det går fremad. Tag f.eks. det integrerede forvaltningskontrolsystem inden for landbrugsområdet, hvor man har iværksat en procedure , som faktisk viser sig at være effektiv, og som oven i købet har foranlediget Revisionsretten til for første gang at skrive direkte i sin rapport, at der er tale om betydelige fremskridt på det område. Det fortjener selvfølgelig ros.

Der er også grund til at nævne i denne forbindelse, at man nu under denne procedure med hensyn til vort krav om en årlig revisionserklæring fra nationalstaterne er nået frem til en enighed mellem de forskellige institutioner i forbindelse med de finansielle perspektiver, som går i retning af det, vi ønsker. Det må vi selvfølgelig også være glade for.

Til sidst vil jeg sige nogle få ord om det, som har været mit eget hjertebarn i denne proces, nemlig at opfyldelse af vort krav om mere gennemsigtighed, mere åbenhed. Det handler om Kommissionens arbejdsgrupper og de mange komiteer under Kommissionen. Det handler om de enkelte lande i forhold til de udgifter, der bliver udbetalt. På dette punkt glæder jeg mig over de tilsagn, som kommissærerne efter min mening har fremsat i dag.

  Ona Juknevičienė, ALDE frakcijos vardu. – Galbūt aš šiandien pasistengsiu atsakyti A. Stubb ir D. Jørgensen, kodėl mes taip vėlai diskutuojame šiuo klausimu ir nuo ko mes norime pasislėpti, ar nuo visuomenės, ar patys nuo savęs. Aš noriu priminti, kad pernai irgi balandį mes balsavome dėl 2003 metų Europos Parlamento biudžeto patvirtinimo, kur aš buvau pagrindinė pranešėja. Ir aš siūliau, kad Europos Parlamentas atsisakytų darbo Strasbūre. Šiandien aš esu šešėlinė pranešėja ir noriu priminti, kad pernai Parlamento nariai nutarė išlaikyti tris darbo vietas ir tęsti posėdžius Strasbūre. Kasmet toks mūsų darbas arba jo organizavimas kainuoja 200 mln. eurų Bendrijos piliečiams. Pirmininke, ar mes turime šiandien teisę stebėtis, kad Strasbūro miesto valdžia stengiasi už pastatus gauti nepagrįstai aukštą kainą? Manau, kad ne, nes mes patys ją paskatinome tokiems veiksmams. Europos Parlamento būstinės išlaikymas Strasbūre yra pasmerktas būti nuostolingas tol, kol mes jo neatsisakysime. Ne naujiena, kad pasitaiko ūkio subjektų arba asmenų, kurie sukčiauja ar net tampa korumpuoti. Tačiau ypač dažnai juos taip elgtis skatina monopolinė padėtis, nelogiški įstatymai arba politiniai sprendimai. Mes patys nutarėme, gerbiami Parlamento nariai, naudotis pastatais Strasbūre žinodami, kad jie kainuos nepateisinamai milžiniškas lėšas ir neš nuostolius miestui ir jo žmonėms, nes mes naudojamės tais pastatais tik kelias dienas per mėnesį. Tai yra elementari ekonominė logika. Ne kartą yra apskaičiuota ir pagrįsta, kad jeigu Europos Parlamento pastatuose įsikurtų kita institucija, dirbanti ištisus metus, miestui būtų ekonomiškai ir finansiškai daug naudingiau. Todėl mes turime prisipažinti, kad visi tai žinome, tačiau kažkodėl nenorime keisti situacijos. Manau, kad Strasbūro žmonės, kaip ir visi kiti Bendrijos piliečiai, tapo mūsų pačių priimtų neteisingų sprendimų įkaitais. Aš palaikau pasiūlymą atidėti Europos Parlamento biudžeto patvirtinimą, kol bus ištirta, kiek dar Europos žmonės patyrė nuostolių. Labai svarbu išsiaiškinti, ar būta sukčiavimų, ar būta įstatymų ir sutarčių pažeidimų, tačiau daug svarbiau, gerbiami Parlamento nariai, galų gale priimti sprendimą ir atsisakyti nepateisinamo, gėdingo Europos žmonių pinigų švaistymo. Mes galime efektyviai dirbti vienoje vietoje ir privalome panaudoti pinigus ten, kur jie labiau reikalingi.

  Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie. – Voorzitter, collega's, commissaris, ik wil drie thema's behandelen. Vooreerst wil ik de aandacht vragen voor de amendementen die heb ik ingediend op de verslagen-Mulder en -Guidoni met betrekking tot het Bureau voor wederopbouw in het voormalig Joegoslavië. Wij hebben met een ad hoc-delegatie in februari Kosova bezocht. We hebben daar gezien dat het Bureau voor wederopbouw puik werk verricht, schitterend werk verricht en we mogen deze expertise niet weggooien. Vandaar de vraag om zeker op een cruciaal tijdstip, als Kosova waarschijnlijk dit jaar onafhankelijk wordt, dit bureau niet versneld af te bouwen, maar geleidelijk af te bouwen en ook om deze expertise te gebruiken in andere conflictregio's in de wereld, Irak, Afghanistan en nog andere regio's.

Het tweede onderwerp is de kwijting van het Parlement. Ik wil hier het puike werk van collega Markus Ferber onderstrepen. Hij heeft een schitterend verslag afgeleverd. Zijn ontwerpverslag was zelfs nog sterker dan het verslag dat uiteindelijk door COCOBU werd gestemd, maar we moeten vaststellen dat er nieuwe onthullingen zijn. En daar moeten we dus onderzoek naar verrichten. Dat betekent dat wij uiteindelijk tegen zijn verslag zullen moeten stemmen, dat we tegen het verlenen van kwijting zullen moeten stemmen. Ik wil zeer duidelijk zijn, collega's, dat doet geen afbreuk aan het werk van de heer Ferber; dat doet geen afbreuk aan de opmerkingen van de COCOBU, maar dat is een duidelijke maatregel van voorzorg om onszelf zes maanden te gunnen, om ervoor te zorgen dat wij kunnen weten wat er juist is gebeurd en dat we hopelijk in volle transparantie met de stad Straatsburg, met de Franse regering, met de administratie van het Parlement, met iedereen die bij de zaak betrokken is, de conclusies kunnen trekken.

Het derde thema betreft het Comité van de regio's. Collega's, ik betreur dat we niet vóór de stemming in commissie de hoorzitting hebben gehouden met twee auditoren die de heer Lundgren had gevraagd. Dat waren twee mensen die ons mogelijke onregelmatigheden, mogelijke fraude wilden komen uiteenzetten. Nu ligt er in de geheime kamer van het Parlement een vertrouwelijk document, een lijvig document dat aanwijzingen geeft dat er misschien wel iets aan de hand is. Ook dit moeten we ernstig onderzoeken. En ik zou u dus willen vragen, collega's, in analogie met het Europees Parlement ook tegen de kwijting van het Comité van de regio's te stemmen.

  Esko Seppänen, GUE/NGL-ryhmän puolesta. – Arvoisa puhemies, arvoisa komissaari, jatkan keskustelua parlamentin vastuuvapaudesta. Parlamentin talousarvio vuodelle 2004 oli 1 231 miljoonaa euroa. Jos parlamentilla olisi vain yksi kieli ja vain yksi toimipaikka, näistä menoista olisi säästynyt 60 prosenttia. Parlamentin täysistuntojen järjestäminen Strasbourgissa maksaa yli 200 miljoonaa euroa. Siitä noin 10 miljoonaa euroa on käytetty Salvador de Madariaga- ja Winston Churchill -rakennusten vuokriin. Parlamentti saa käyttöönsä 20 prosenttia EU:n kaikista hallintomenoista. Se on niin paljon, että kaikkea sitä rahaa ei saada helposti kulumaan.

Viime vuoden lopussa parlamentin talousarvioon oli jäänyt ylimääräistä rahaa 85 miljoonaa euroa. Sille piti nopeasti keksiä käyttötarkoitus. Puhemiehistö päätyi ehdottamaan Madariaga- ja Churchill-rakennusten ostoa. Rakennukset omisti hollantilainen eläkesäätiö SCI Erasme tai sen tytäryhtiö. Parlamentti maksoi kuitenkin vuokrat Strasbourgin kaupungille. Ostoneuvottelujen yhteydessä selvisi, että kaupunki oli perinyt neljännesvuosisadan ajan parlamentilta enemmän kuin mitä se maksoi Erasmelle. Strasbourgin kaupunki siis rahasti parlamenttia siitä, että parlamentilla oli toimitilat kaupungissa. Kaupunki on kieltäytynyt kertomasta välirahan suuruutta.

Tilanne on sietämätön. Ryhmämme tukee asian perusteellista ja täydellistä selvittämistä. Siinä tarkoituksessa olemme valmiita hylkäämään Ferberin laatiman mietinnön ja palauttamaan sen uudelleen käsiteltäväksi valiokuntaan. Ilmenneiden uusien epäselvyyksien johdosta samalla tavalla on toimittava myös Lundgrenin valmisteleman alueiden komitean vastuuvapausmietinnön osalta.

  Nils Lundgren, för IND/DEM-gruppen. – Herr talman! Jag börjar med att tacka de tjänstemän som har hjälp mig i arbetet med ansvarsfriheten. Det har varit utomordentligt stora, beundransvärda insatser. Dessutom har arbetet, som sagt, bedrivits i viss motvind.

Det har nu kommit uppgifter som pekar på att Strasbourg har tagit ut en felaktig hyra från parlamentet under ett antal år. Jag vill understryka att innan ansvarsfrihet kan ges måste därför Strasbourg ge parlamentet tillgång till alla handlingar rörande de byggnader som omfattas. Om så inte sker, måste parlamentet ta ärendet till OLAF. Dessutom får parlamentet naturligtvis inte skriva på något köpekontrakt förrän det har bringats klarhet i denna fråga.

Om det inom EU:s institutioner hade funnits en klar vilja att genomlysa och utkräva ansvar, om budgetkontrollutskottet hade skött sin uppgift och agerat som det granskningsorgan det borde vara, skulle sådant här inte behöva hända. Det måste finnas en klar vilja att ständigt gå till botten med oegentligheter, inte bara när media har kommit dessa på spåren.

Jag vill också tillägga att man i budgetkontrollutskottets behandling av Markus Ferbers betänkande ”tvättade” bort de kritiska skrivningar som fanns om europaparlamentarikernas frivilliga pensionssystem. Detta system saknar rättslig grund och bestämmelser för vad som skall göras med underskott i fonden. Det är orimligt att de europeiska skattebetalarna åläggs kostnadsansvar för underskott i pensionsfonden. Att ledamöternas avgifter till systemet dessutom betalas från parlamentets system för ersättning av allmänna utgifter är anmärkningsvärt. Det måste vara så, att de som är anslutna betalar sina avgifter ur sin personliga inkomst. Systemet bör avskaffas.

  Mogens N.J. Camre, for UEN-Gruppen. – Hr. formand! Først tak til min gode kollega hr. Mulder for et stort omhyggeligt arbejde og lige sådan til de øvrige ordførere. Det er naturligvis beklageligt, at vi igen i år står uden en ren revisionserklæring. Som bekendt skulle EU gerne være forbillede for medlemslandene, ikke mindst for de nye lande med nye og uprøvede administrationer. Jeg tvivler dog på, at vi udgør et særligt godt forbillede med et så stort problem, som det er, at vi endnu ikke kan fremlægge en ren revisionserklæring. Jeg er enig med hr. Mulder i hans betragtninger om, at det er utilfredsstillende, at medlemsstaterne ikke er indstillede på at afgive erklæringer om kontrollen af de midler, som de har modtaget. Vi må sikre, at dette bliver bragt på plads.

Det er jo rigtigt også, at ansvaret for forvaltningen ikke kan lægges på Kommissionen alene, men at også Rådet og medlemsstaterne bærer et ansvar. Jeg kan i en række situationer eller en række tilfælde ikke anbefale at give decharge, simpelthen fordi vi giver den decharge i blinde. Vi påtager os på nogle områder en opgave, som vi i virkeligheden ikke kan løfte. Et bevis på det er situationen omkring Parlamentets regnskab, som beskrevet af hr. Ferber i dag. I går var vi sikre på, at alt var i orden, og vi var klar til at give decharge, og i nattens løb er vi så blevet klogere.

Det er jo et rent tilfælde, at vi i dag står i en situation, hvor vi må bede om udsættelse af dechargen, fordi vi simpelthen ikke ved nok. Det er jo ganske ejendommeligt, at både Parlamentets administration og vores revision i 25 år har overset noget, som - det siger de i hvert fald, at de har - er en højst angribelig betaling til Strasbourg-by. Der er jo i realiteten tale om en mellemhandleranvance til en helt overflødig mellemhandler. Og hvis nogen i vores administration vil bilde os ind, at de ikke vidste det, så må jeg sige, at jeg ikke tror på, at administrationen er så uduelig.

Og man må spørge, om det virkelig er muligt at indgå sådanne økonomiske aftaler uden nøje at vurdere de forskellige muligheder og tilbud. Nej, selvfølgelig er det ikke det. Nogen har hjulpet nogen til at få en uretmæssig luns af skatteydernes penge, og hvis jeg kender systemet ret, så er der ikke nogen, der bliver gjort ansvarlig, for selvfølgelig var der ikke nogen, der vidste noget. Som Kommissionens forrige formand, hr. Prodi, sagde om Eurostat-skandalen: Hvad man ikke ved, kan man ikke have ansvar for. Altså læs ikke kontrakterne igennem, så kan man altid sige, at man ikke vidste noget og derfor være ansvarsfri.

Vi kunne som sagt være kommet afsted med at give decharge, men vi gør det ikke. Jeg kan anbefale udsættelsen som foreslået af hr. Ferber. Og på de andre områder er vores indstilling beskrevet i betænkningen.

  Hans-Peter Martin (NI). – Herr Präsident! Ach, um diese Zeit sollte man grübeln. Fast 100 Millionen Menschen sind im Augenblick live dabei – nicht hier, sondern drinnen, dort, wo die Welt ist, vor dem Fernseher – und schauen Barcelona gegen Mailand; es steht übrigens 0:0. Und hier? Drei Hänsinnen zähle ich und elf Hänschen – einen extra noch gebeten, dass er doch bleiben möge. Da fragt man sich: Was ist das Politische an der Debatte? Hier geht es doch um Substanz. Hier geht es doch – wenn wir uns ernst nehmen würden, was wir nicht tun, wenn ich zu den gähnenden Gesichtern der Kommission hinüberblicke – um Entlastung, um Milliarden.

Wir wissen doch alle – wenn wir genau hinschauen –, dass keiner von uns mit gutem Gewissen, sofern er noch eines hat, hier wirklich Entlastung geben kann. Wir wissen doch genau, wie dann eine Hand die andere wäscht. Wir wissen, dass wir es zugelassen haben, dieses Europa, diese Union, von einer Art mafiösem System überrollen zu lassen, wo der eine eben das macht, was der andere logischerweise auch macht. Was ist denn so schlimm an der Stadt Straßburg? Die machen doch genau das, was ganz viele Kolleginnen und Kollegen hier auch gemacht haben: ein bisserl abcashen. Das ist gefährlich, was da läuft. Das ist ganz gefährlich!

Wir steuern 61 Jahre nach dem Friedensschluss auf das Ende der Demokratie und des Wohlstands für breite Schichten in Europa zu, weil man das einfach so rollen lässt, weil der Herr Betrugskommissar Kallas die Europäische Transparenz-Initiative, von der er gesprochen hat, nicht zustande bringt, weil ihm ständig die Hände gebunden sind, weil es eben nicht mehr Führung in der Politik gibt. Bitte, denken Sie morgen an das Gewissen, dass Sie zumindest noch hatten, als Sie in die Politik gegangen sind. Lehnen Sie alle so genannten Entlastungsberichte ab!

Schaffen wir einen Neustart, nur das kann Europa in dieser Situation noch helfen!

  Véronique Mathieu (PPE-DE). – Monsieur le Président, en ma qualité de rapporteur fictif pour les agences, je tiens à remercier les rapporteurs compétents au fond pour leur expertise et leur disponibilité, tout particulièrement M. Guidoni pour sa grande qualité d'écoute.

Il m'a semblé utile de mettre en avant un certain nombre de points concernant l'exécution du budget des agences. Un premier point est que, sur les trente agences existantes, quatorze seulement sont soumises à notre contrôle. Il me semble indispensable que les seize autres, dont le budget est également alimenté par les contribuables européens, soient soumises à la décharge du Parlement. Un autre point est que l'élargissement à vingt-cinq alourdit le fonctionnement des agences, sans que les moyens nécessaires permettant un fonctionnement réellement efficace soient mis à leur disposition. Nous devons faire preuve d'un peu de tolérance envers ces agences étant donné cet aspect quelque peu particulier.

En ce qui concerne, par contre, les points litigieux et récurrents, ils doivent être résolus rapidement. Je pense notamment à l'Agence pour l'environnement et aux 906 000 euros de taxes indûment perçues par la ville de Copenhague entre 2000 et 2004. Je pense aussi au Centre de traduction des organes de l'Union et au contentieux de 7,5 millions d'euros, c'est-à-dire un quart de son budget annuel, concernant le paiement des taxes patronales. Ces faits sont constatés depuis plusieurs années sans que rien ne soit entrepris concrètement. C'est absolument inadmissible. Pour ce qui concerne l'avenir de l'Agence pour la reconstruction, c'est-à-dire la cessation progressive de ses activités en 2008 comme le préconise la Commission européenne, je n'y vois, à titre personnel, aucun inconvénient, sachant que la création de cette agence avait été initialement annoncée comme provisoire.

À l'instar de certains de mes collègues, je ne pourrai pas passer sous silence ce qui défraye la chronique aujourd'hui: la ville de Strasbourg. La légitimité du siège du Parlement n'est aujourd'hui absolument pas remise en cause, ce qui ne serait d'ailleurs pas de la compétence du Parlement européen ni des députés qui le composent. Je tiens à le rappeler: la fixation du siège relève des traités. Donc, ce n'est absolument pas le sujet aujourd'hui.

En revanche, il est évident qu'il faut faire toute la transparence sur les informations récentes qui circulent concernant les loyers surévalués que la ville de Strasbourg percevrait depuis plus de 25 ans auprès du Parlement. Il faut en particulier créer une commission d'enquête parlementaire et saisir l'OLAF. Tous les acteurs concernés, les services du Parlement, la ville de Strasbourg, les organismes de contrôle français et européens, devront nous fournir un maximum d'informations complémentaires.

  Edith Mastenbroek (PSE). – Mr President, the risk of debates like this is always that Members start repeating what others have said. So firstly let me start by repeating the criticism that a number of Members of this House have made concerning the timing of this debate. It is a scandal that we are not having this debate at a time that would do justice to the importance of the reports that we are discussing.

I would like to agree with Mr Staes in saying that Mr Ferber’s report was excellent. The PSE Group has absolutely no problems with the report as it is presented right now. It calls for an assistants’ statute and a dialogue with the Bureau about their political role: these are all things that we welcome. However, I think that we will see an overwhelming majority from all the political groups behind his proposal not to grant discharge tomorrow, and I welcome that. It is only right.

It is only right that we will not grant discharge to a report that would say that it is ok that we pay X amount of rent that we now all know is probably too high. In fact I do not agree with the Members that said that the press statement that Strasbourg sent out today is only adding to the lack of clarity. It is very clear what they are saying. It says here on the second page of the press statement that they need money for services rendered and that there is a risk of the building at one point being empty and that risk needs to be financed. I am sorry, but where was the invoice for this? We are the Budgetary Control Committee! We are supposed to check these things, so that is what we are going to be doing.

Another paragraph states that Julian Priestley’s decision to stop paying the rent is actually a breach of the contract. I would like to see the contract which states that what we have been paying is the right amount of money. If it is not the right amount of money, it is only right that we have this committee of inquiry.

Therefore I welcome the decision to start this working party. I also agree with Mr Stubb that it is not a discussion about Strasbourg as our seat, but we all know that it will at some point become a discussion about our seat. We should all keep cool heads, but my opinion about that latter issue is clear to everybody in this room that wants to know.

  Margarita Starkevičiūtė (ALDE). – Norėčiau pakalbėti apie agentūrų biudžeto įvykdymo ataskaitą. Reikia pažymėti, kad pateiktas jų finansinių ataskaitų patvirtinimas atspindi tik finansinę agentūrų padėtį, bet norint išsamiai įvertinti agentūrų finansinių lėšų panaudojimą reikėtų atlikti ir šių agentūrų veiklos auditą. Juk agentūros turi tinkamai leisti pinigus.

Dabar skaitant audito ataskaitas yra visiškai neaišku, kodėl viena agentūra sugebėjo atlikti keletą patikrinimų vietose, o kita – tiktai kelis. Kodėl vienoje agentūroje yra vienas administracine ir operacine veikla užsiimančių darbuotojų santykis, o kitoje agentūroje - kitas.

Visa tai, ypatingai auditorių pažymėjimas, kad dalis biudžeto yra perkeliama į kitus metus, rodo, kad agentūrose lėšos valdomos neefektyviai. Todėl norėčiau siūlyti Audito Rūmams apsvarstyti galimybę išplėsti savo specialiąsias metines ataskaitas dėl agentūrų ir įtraukti į jas agentūrų veiklos ,,išlaidų – naudos“ analizę.

Drįsčiau suabejoti, kad demokratines vertybes puoselėjančiai ES būdingos institucijos su tokia veikla, kaip agentūros, t. y. jos niekam nėra atskaitingos. Europos centrinio banko pirmininkas J. C. Trichet į mano – ekonomikos – komitetą, dažnai ateina atsakyti į Parlamento narių klausimus. Jis yra atskaitingas per Parlamento narius Europos Sąjungos piliečiams. Tačiau agentūrų vadovai yra niekam neatskaitingi ir Komisijos atsakymuose į Audito Rūmų pastabas dėl rastų nesklandumų yra parašyta, kad Komisija gali tik padėti agentūroms spręsti šias problemas, bet pačios agentūros turi spręsti, ar jos įgyvendins auditorių pasiūlymus, ar ne. Manyčiau, kad jos turėtų būti atskaitingos atitinkamiems Europos Parlamento komitetams.

  Jonas Sjöstedt (GUE/NGL). – Herr talman! Även jag vill säga några ord om betänkandet om ansvarsfriheten för vårt eget parlament, Europaparlamentet. Det är en präktig skandal som vi har framför oss med hyrorna och Strasbourg. Jag delar självklart uppfattningen att ansvarsfrihet inte kan beviljas under dessa omständigheter. Det räcker inte med att bara skjuta upp detta, utan vi måste också få fullständig klarhet innan frågan kan färdigbehandlas.

Detta är emellertid inte den enda orsaken till att neka vår egen institution ansvarsfrihet. Faktum är att betänkandet om ansvarsfriheten har ”tvättats”, och mycket av den allvarliga kritik som finns mot pensionssystemet har lyfts ut. Även denna kritik menar jag är grund nog för att neka Europaparlamentet ansvarsfrihet. Det är inte bara så att vårt pensionssystem saknar rättslig grund och inte betalas av våra löner, utan det är dåligt reglerat, det går med enorma underskott som betalas av skattebetalarna, och det har inte tagits någon hänsyn till revisionsrättens kritik. Även denna fråga måste utredas vidare i det kommande arbetet.

PRZEWODNICZY: ONYSZKIEWICZ
Wiceprzewodniczący

  Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – Panie Przewodniczący! W debacie nad wykonaniem budżetu za 2004 rok chciałbym zwrócić Państwa uwagę na kilka, moim zdaniem ważnych kwestii dotyczących kontroli wykonania budżetu. Otrzymaliśmy bardzo obszerny raport Europejskiego Trybunału Obrachunkowego. Zostało także zaprezentowanych na tej sali kilkanaście sprawozdań poświęconych wykonaniu budżetu za rok 2004. Ale mimo tych wielu materiałów dalej bardzo mało wiemy, jak naprawdę ten budżet został zrealizowany i jak zostały wydatkowane zawarte w nim środki finansowe.

Jest to spowodowane tym, że po pierwsze, informacje z raportu Trybunału Obrachunkowego mają charakter raczej ogólnikowy, ponieważ Trybunał bada głównie zgodność zapisów księgowych, tak zwaną „rzeczywistość księgową”, a ta, jak pokazuje życie, często odbiega od obiektywnej rzeczywistości. Po drugie, ustalenia pokontrolne Trybunału często nie odpowiadają na najważniejsze – co do oceny racjonalności wykonania budżetu – pytania, takie jak: na co wydawane są środki finansowe, czy rzeczywiście przy pomocy tych środków osiągane są założone cele, czy nie dochodzi do nadużyć przy ich wydatkowaniu, wreszcie – czy nie występuje marnotrawstwo środków finansowych. Dla przedstawiania rzeczowej oceny wykonania budżetu uzyskanie odpowiedzi na te pytania jest niezbędne.

Jak bardzo taka wiedza jest potrzebna, świadczą ustalenia kontroli bezpośredniej dokonane przez kontrolerów Europejskiego Trybunału Obrachunkowego dotyczące realizacji programu Tacis. Na program ten w latach 1991–2005 wydatkowano blisko siedem miliardów euro. W swoim założeniu program ten miał wspierać finansowo państwa partnerskie Unii Europejskiej z Europy Wschodniej i Azji Środkowej przechodzące obecnie fazę transformacji. Na przykład w roku 2005 były to Białoruś, Gruzja, Kazachstan, Kirgistan, Mołdawia, Rosja, Tadżykistan, Turkmenistan, Ukraina i Uzbekistan. Przy pomocy tego programu miano zrealizować 29 precyzyjnie określonych celów. Kontrolerzy Trybunału ustalili, że udało ich się zrealizować zaledwie pięć. Gdyby w taki sam sposób skontrolować większość programów finansowanych z budżetu Unii Europejskiej, wtedy dopiero moglibyśmy ustalić, na ile racjonalnie i efektywnie wydawane są środki unijne.

Nawet jednak tak ogólnikowa kontrola pozwoliła Europejskiemu Trybunałowi Obrachunkowemu już po raz jedenasty z rzędu, co chciałbym podkreślić, stwierdzić, że przedstawione rozliczenia finansowe nie są wolne od wad. Wydaje się więc, że Unii Europejskiej potrzebny jest kompleksowy system kontroli wydatków z dużym udziałem narodowych instytucji kontrolnych państw członkowskich. Dopiero raporty przygotowane w takim systemie pozwoliłyby odpowiedzieć na wyżej postawione pytania, a wnioski z tak przeprowadzonych kontroli mogłyby wpłynąć na poprawę efektywności wydatków budżetowych w następnych latach.

  James Hugh Allister (NI). – Mr President, whereas there is much to be said about the deficiencies in budgetary discharge here in the EU and within the institutions, I wish to focus on national misuse of EU funding. There is a deception I have to say being perpetrated on both the regions of Europe and the EU by some national governments, not least the government of my country, the United Kingdom.

EU funds are required by Article 11 of Council Regulation (EC) No 1260/1999 to be truly additional, and not deployed to replace domestic funds. Yet this is not how EU funds are being applied. I have in my hand a letter from the Finance Minister in my region which admits that EU funds acquired for Northern Ireland are diverted instead directly into the UK central Exchequer and are thereby used to reduce the level of UK-wide taxation and borrowing that is then necessary.

That defeats additionality and cheats a region like mine out of funds intended by Europe to provide true additional expenditure there. I would therefore call for the regulation governing the new financial perspective from 2007 to expressly require Member States to demonstrate that true additionality is delivered to the regions in whose name funding is claimed from Europe. Only then will the objective of obtaining genuine economic impact be secured for those regions. This cheating of the regions has gone on for years. Now is the time to bring it to an end.

  Daniel Caspary (PPE-DE). – Herr Präsident! Transparenz schafft Vertrauen. Auf dieses Vertrauen der Bürgerinnen und Bürger sind alle Vertreter und Angehörigen der europäischen Institutionen dringend angewiesen. Europa ist hier viel besser als sein Ruf, aber noch mehr Transparenz zu schaffen ist meist gar nicht so schwer, wie ich an folgenden Beispielen der Other Institutions zeigen will.

Zum Beispiel EuGH. Wann werden die Richter am EuGH endlich ihre finanziellen Interessen offen legen? Wann wird der Interne Prüfer des EuGH endlich zumindest einige der in seinem Arbeitsprogramm aufgeführten Arbeiten abschließen und uns zur Verfügung stellen? Wann werden vom EuGH die internen Kontrollnormen endlich vollständig angewandt?

Oder Beispiel Rechungshof. Wann werden die Mitglieder des Rechnungshofs ihre finanziellen Interessen veröffentlichen und somit die notwendige Transparenz schaffen?

Oder beim Ausschuss der Regionen. Warum wurden nur so wenige Kontrollen und Überprüfungen vorgenommen? Warum war die Position des Internen Prüfers über einen so langen Zeitraum nur unzureichend besetzt? Warum war der Ausschuss der Regionen nicht in der Lage, seinen jährlichen Tätigkeitsbericht bis zur Prüfung des Rechnungshofs fertig zu stellen? Vor allem beim AdR gab es in den Beratungen im Ausschuss kontroverse Diskussionen.

Ich kündige als Berichterstatter für die Entlastung Other Institutions für das Jahr 2005 schon heute an, dass ich hier besonders genau hinschauen werde.

Zum Thema „Mietskandal Straßburg“ von mir nur ein Wort: Ich begrüße ausdrücklich, dass zumindest eine große Mehrheit der Kollegen in der Lage ist, diesen Fall von der grundsätzlichen Diskussion um unseren Parlamentssitz zu trennen.

  Edit Herczog (PSE). – A Régiók Bizottságát illetően indokoltnak tartom a 2004-es költségvetési mentesítés elfogadását. Méltányolom a Régiók Bizottságának alapvetően pozitív és együttműködő hozzáállását, amellyel egyáltalán nem törekedett hárítani vagy csökkenteni felelősségét a korábbi években és az idén feltárt hiányosságokért. Meg kell említeni, hogy egyes szabálytalanságokban – nevezetesen a belső auditor kinevezésének késésében – külső tényezők játszottak közre, amelyekben felelősségük nem állapítható meg. A nehézséget okozó ingatlankérdést illetően a Régiók Bizottságának nincs saját és független felelőssége, és Parlamentünk nem lenne sem következetes, sem konstruktív, ha olyasmiért bírálná az egyik intézményt, amiért nem bírálja az azonos ingatlannal gazdálkodó másik intézményt a Gazdasági és Szociális Bizottságot.

Megnyugtató, hogy Parlamentünk szakbizottsága által és a jelentéstevő részben kiváló munkájának köszönhetően a megállapított szabálytalanságokat már az illetékes pénzügyi hatóságok vizsgálják. Ilyen körülmények között nem látom annak szükségét vagy hasznát, hogy elnapoljuk a mentesítést. A mostani vitát megelőző szakbizottsági munka alatt már mindent megvitattunk, amit intézményünk hatáskörében meg lehetett vitatni, és az elnapolással sem saját munkánkat, sem az OLAF munkáját, sem a Régiók Bizottságának működését nem segítenénk.

Az ingatlangazdálkodásról készülő tervezetre vonatkozó átfogó számvevőszéki jelentés egyértelmű garanciát nyújt nekünk. Sokkal célszerűbbnek látom a konstruktív hozzáállást: értékeljük a pozitív lépéseket, amelyeket a Régiók Bizottsága korábbi ajánlásainkra tett, méltányoljuk együttműködő hozzáállásukat és szavazzuk meg a bizalmat a munkájuk hasonló szellemben való folytatásához, ahogy ezt készülünk tenni valamennyi más egyéb intézmény tekintetében is.

Még egy mondatban szeretném megemlíteni, hogy Strasbourggal kapcsolatban is minden, korábban már vitatott kérdéssel kapcsolatban az az álláspontom, hogy nem az érzelmek, hanem kizárólag a tények szolgálhatnak megállapításaink alapjául.

  José Javier Pomés Ruiz (PPE-DE). – Señor Presidente, debo empezar protestando por la hora nocturna en que hacemos este debate y agradecer la presencia de nuestro Secretario General, Julian Priestley. Pero es muy importante que aseguremos a los ciudadanos que el dinero está bien gastado. ¿Por qué se hace de noche este debate? ¿Alguien quiere proteger a la Villa de Estrasburgo? No me dé la solución ahora; sólo pido que, de aquí a seis meses, cuando este debate se vuelva a celebrar, si efectivamente retrasamos la aprobación de las cuentas, el debate sea en prime time, cuando los periódicos todavía no hayan cerrado sus ediciones, como es el caso.

Efectivamente, este debate de un asunto de tanta importancia queda eclipsado por el problema que tenemos relativo a la Villa de Estrasburgo, que gana mucho con la presencia del Parlamento Europeo en su ciudad doce semanas al año. París la protege, por eso ha desplazado la Escuela Nacional de Administración de París a Estrasburgo. ¿Por qué? Quiere revitalizar Estrasburgo; hay un interés que comprendemos.

La Villa de Estrasburgo, como ha dicho mi compañero Stubb, ha publicado una nota. Si con la nota pretende explicar la diferencia entre el dinero pagado por el Parlamento y lo que reciben los propietarios del edificio, habría que decirle, como dijo Margaret Thatcher, «my money back». Afortunadamente, sabemos quién tiene el dinero pagado de más y dónde está, y afortunadamente está en una situación solvente.

Si después de la investigación en la que deberá estudiarse este incomprensible desfase se concluye que la Villa de Estrasburgo tiene que devolver el dinero, estoy seguro de que lo hará y de que las autoridades francesas lo harán.

Este debate es muy importante. Recuerdo cuando la señora Cresson, ex Primera Ministra socialista de Francia, se negó, en esta sede, a aceptar que había gastado mal parte del dinero que estaba bajo su responsabilidad. Los tribunales, al final, han obligado a la señora Cresson a asumir su propia responsabilidad, que en aquel momento tuvo que ser asumida colectivamente por toda la Comisión. Espero que esto no llegue tan lejos. Estoy seguro de que la Villa de Estrasburgo hará lo que deba para devolver el dinero, si, efectivamente, sus únicos argumentos son los expuestos en esta impresentable nota de prensa que nos ha remitido.

  Terence Wynn (PSE). – Mr President, I congratulate Mr Mulder on his report, primarily because within this 2004 discharge he continues the momentum that we created in the 2003 discharge about national declarations. The wording within those paragraphs is very significant, especially in paragraph 26, which mentions encouraging national parliaments to be involved in monitoring European Union funds. I would hope that the Committee on Budgetary Control will pursue that and encourage our colleagues in national parliaments to have a real dialogue with us on this. I say that because of what the Council’s attitude has always been towards this.

We have also to congratulate our colleagues on the trialogue who got the agreement within the interinstitutional agreement on the declarations – although they do not use that particular word. However, I am informed – and perhaps Mr Kallas could confirm this – that five Member States have said that they will not comply with what has been agreed in the interinstitutional agreement. Among those Member States I am told that Spain, Belgium, Germany, France and perhaps Italy have said that whatever it says in the IIA about giving annual statements, they will not be doing it. It would help if we could have some clarification from the Commissioner on that.

  Simon Busuttil (PPE-DE). – Mr President, in the light of the serious allegations concerning the rent and purchase by the European Parliament of two buildings in Strasbourg, this House must emphasise that it is taking immediate steps to investigate these allegations in a prompt, rigorous and transparent manner. We should not commit the mistake of jumping to premature conclusions. This is the time to investigate, to ask the questions and to get the answers so that we can throw full light on what has happened.

Let there be no doubt that we shall be asking all the pertinent questions and we shall expect full and adequate replies. If it is found that Parliament was indeed overcharged, then we shall not hesitate to say as Mr Pomés Ruiz reminded us, that we want our money back. This is taxpayers’ money and we shall certainly ask for it to be paid back.

I support the rapporteur’s proposal to vote against the discharge and consequently postpone it because we have no other option. This could have been avoided had the Budgetary Control Committee been informed about these allegations before adopting its report on the discharge of Parliament’s budget a month ago. In the event, the Budgetary Control Committee adopted its report in blissful ignorance of what was going on.

So our immediate task is to investigate these matters urgently, thoroughly and transparently so as to ensure that the financial interests of the European Union, but also of European taxpayers, are adequately protected. This is what taxpayers expect from us today.

(Applause)

  Inés Ayala Sender (PSE). – Señor Presidente, querría unirme al coro general de preocupación y de sorpresa por la situación en la que hoy nos encontramos en vísperas de votar la aprobación de la gestión relativa a la ejecución del presupuesto general de la Unión Europea del ejercicio 2004, que, realmente, veníamos preparando y que la Comisión de Control Presupuestario había preparado con toda la atención y la información necesarias.

Precisamente la víspera de este debate nos encontramos con una información que aparece en la prensa... Puedo decir que en España a veces en la prensa aparecen cosas que no son reales al 100 % o que se han manipulado; por lo tanto, ya que la Comisión de Control Presupuestario, el Servicio Jurídico —y creo que con razón en ese momento—, nos ha aconsejado no votar, puesto que el informe ya no era nuestro, sino que era del Pleno, porque una vez que hemos votado el informe del señor Ferber ya es del Pleno, yo solicitaría a los colegas y al señor Ferber en particular —aunque no lo veo en este momento en la sala— que no nos hagan mañana votar no a la aprobación, con un significado que no es el real de la aprobación.

Le pediría al señor Ferber que evitásemos una votación que puede resultar ambigua, malinterpretada, manipulada una vez más en la prensa. En cambio, le pediría que detuviera, antes de la votación, la posibilidad de devolver su informe a la Comisión de Control Presupuestario, que hoy no ha podido tratarlo, precisamente porque el Pleno era quien podía decidir sobre ello; que le pidiera al Pleno que nos lo devolviera antes de obtener un voto negativo, que significa algo distinto: votamos no a algo sin haber aclarado por qué votamos no.

Por lo tanto, yo preferiría, si es posible, señor Presidente, que, en este sentido, los servicios de la Cámara y mis colegas pudieran asegurar esa posibilidad; que antes de votar un no que puede ser interpretado realmente como un «no» mal preparado, puesto que esta información llegó ayer mismo, pudiésemos evitarlo devolviendo este informe a la Comisión de Control Presupuestario, que haría su trabajo de nuevo.

  Christopher Heaton-Harris (PPE-DE). – Mr President, 2006 must be the Commissioner’s lucky year! Eleven years running with no positive statement of assurance, no signing off of the accounts by the Court of Auditors and barely a mention of this in this debate, which is much too short and exactly at the wrong time of the day for any interest from other Members of the European Parliament.

But, alas, I have to talk about the hot topic of the day, which is, of course, the City of Strasbourg. It is bad enough that we have to migrate with this travelling circus 12 times a year to the City of Strasbourg – delightful though the place may be. But to be swindled for the pleasure of doing it is really adding insult to injury. Then again, who can blame the City of Strasbourg for trying it on with the European Parliament?

We have hardly shown more than a passing interest in the way that we or other EU institutions spend EU taxpayers’ money. Just look at the blasé attitude we take on how money is spent in the Committee of the Regions, where we have had two internal auditors report problems to us and our action was, and is, to do nothing. We have a track record of ignoring whistleblowers and financial problems alike and we are now faced with this.

For the last 27 years it seems we have failed to check whether we have been spending European taxpayers’ money properly. Supposedly we, the democratic check of the European Union, the pillar of the budgetary authority, have had the wool pulled over our eyes in what is essentially a simple rent scam.

For the past few years I have tabled amendments for various reasons to postpone or not sign off the Commission’s and Parliament’s accounts. I did this because my party at home simply did not believe that taxpayers’ money was being spent properly or accounted for properly. Alas, we have been proven to be correct.

So what now? I agree so far with the measures taken and I fully agree to the postponement of the report. However, each of us, especially those who have served for more than one term here, should think about our actions or inaction in the past to properly check where money has been spent. This inaction has contributed to this current problem where we have not questioned whether the rent we pay is too high – a simple question really – and one that many of our constituents ask each and every week.

  Szabolcs Fazakas (PSE). – Először is köszönetet szeretnék mondani a raportőröknek, elsősorban az ilyen késői órán is jelenlévő Jan Mulder úrnak, illetve a bizottság minden tagjának azért a kiváló, nehéz munkáért, amit az elmúlt 6 hónapban végeztek. Köszönet illeti Siim Kallas biztos urat a minden területen megmutatkozó kiváló együttműködésünkért, aminek legjobb bizonyítéka, hogy egy ilyen fontos vitára ilyen méltatlanul késői órában is rendelkezésünkre áll.

A mostani mentesítési eljárás eredményeként újabb nagy lépést kívánunk tenni, a mindannyiunk közös céljaként megfogalmazott pozitív DAS irányában. Azt, hogy tizenegy év után végre elérjük ezt a célt, nemcsak nekünk európai képviselőknek, a Bizottságnak és a Számvevőszéknek, hanem a közvéleménynek, így az egész európai intézményrendszer reputációjának egyaránt fontos. Bizonyítanunk kell, hogy az adófizetők pénzét szabályszerűen, hatékonyan és átláthatóan használjuk fel.

Amellett, hogy értékelem az ezen a területen elért eredményeket, a legfrissebb fejlemények tükrében nem hagyhatom szó nélkül, hogy a Parlament esetében az eredeti bizottsági javaslattal ellentétben azt kell kérnem képviselőtársaimtól, hogy halasszuk el a mentesítés megadását addig, amíg a feltett kérdésekre nem kapunk mindenre kiterjedő választ. Ezzel nemcsak a közvéleménynek, hanem magunknak, az egész Európai Parlament reputációjának is tartozunk.

  Ingeborg Gräßle (PPE-DE). – Herr Präsident, Herr Kommissionsvizepräsident, liebe Kolleginnen, liebe Kollegen! Ich darf mich dem Dank der Vorredner an die geschätzten Berichterstatter anschließen: Sie haben viel Arbeit und Mühe auf ihr Werk verwendet.

Leider kann auch die Kommission im jetzt in Rede stehenden Zeitraum nicht durch ganz makelloses Finanzgebaren glänzen. Bei der Kontoführung der Kommission drängen sich Fragen auf. In der Kommission gibt es inoffizielle Geschäftskonten, über die wir nichts wissen, die nicht in die Vermögensbilanz der Kommission eingegangen sind und die den Eindruck eines unvollständigen Entlastungsberichts geben. Kollege Mulder wird morgen auf meine Bitte hin zwei mündliche Änderungsanträge einbringen, bei denen das Parlament einen Bericht über diese Konten, ihre Prüfung und Überführung in die Vermögensbilanz und den Haushalt fordert. Ich bitte Sie um Unterstützung.

Wir bitten die Kommission, uns baldmöglichst offen zu legen, was es mit diesen Konten auf sich hat, und danken ihr, dass sie auch selbst versucht, das zu klären. Dankenswerterweise hat sie im Oktober 2005 unter ihrem Finanzpersonal eine schriftliche Umfrage durchgeführt mit dem Ziel, Konten und deren Zeichnungsberechtigte zu identifizieren, und zwar jene Konten, die im direkten oder indirekten Zusammenhang mit Aktivitäten der Kommission stehen und bis jetzt unbekannt sind. Wir in Deutschland würden dazu „schwarze Konten“ sagen.

Es geht um ganz verschiedene Konten, um Konten, die bereits bekannt waren, aber nicht überall, aberauch um bislang unbekannte Konten. Die Konten, die bislang bereits bekannt waren, das sind etwa Mieteinnahmen des inzwischen privatisierten ehemaligen Kommissionssupermarktes „Economat“ in den Geschäftsräumen der Kommission in der rue de la Science. Es geht dabei um mehrere Millionen Euro. Mir gibt zu denken, dass der Zugriff auf diese Konten unklar ist, und deswegen fordere ich eine zügige Aufklärung, und zwar zügiger als bisher von der Kommission vorgenommen.

Viele Fragen sind noch offen, etwa die, warum diese Konten in der Vergangenheit ohne Wissen und Kontrolle der Kommission von Personen geführt wurden, die hierzu offensichtlich nicht ermächtigt gewesen wären. Es wäre auch schön zu erfahren, wie viele Konten es denn eigentlich sind. Wie viele bekannt waren, wissen wir – angeblich –, wie viele unbekannt waren, wissen wir noch nicht. Es würde interessieren, warum diese Konten nicht im Haushalt ausgewiesen waren. Ich brauche nicht zu betonen, wie erstaunlich ich es finde, dass diese doch erheblichen Summen dem Zugriff der hierfür demokratisch legitimierten Haushaltsbehörde entzogen werden.

  Paulo Casaca (PSE). – Senhor Presidente, Senhor Comissário, caros Colegas, Senhor Presidente da Comissão do Controlo Orçamental, creio que podemos encarar este momento como um momento de confiança.

Estamos agora a terminar a maior parte do nosso trabalho, mas estamos também a frisar de uma forma firme que, se há alguma questão que nos levante fundadas dúvidas, doa a quem doer, nós não dizemos "Amen". Nós exigimos explicações, nós garantimos que não haverá nada nem ninguém que possa encobrir a verdade sobre o que se passa com os edifícios do Parlamento Europeu em Estrasburgo.

Foi isto que, de uma forma extremamente rápida todos nós fizemos e eu queria destacar aqui o nosso Presidente da Comissão, que tomou a liderança do processo, o que, em caso algum quer dizer que o nosso relator, Markus Ferber, merece menos destaque e menos apreço por aquilo que está a fazer. Regimentalmente a única opção que nos resta para adiarmos a quitação é efectivamente um voto contra, mas não é um voto contra o trabalho do nosso relator, não é um voto contra o seu relatório, é um voto a favor desse trabalho, a favor daquilo que nós temos feito e a favor da transparência total.

É isso, caros Colegas, que nós vamos fazer amanhã, de forma convicta. Desejo um bom trabalho para os próximos seis meses. De certeza que vamos encontrar a verdade neste dossier.

  Albert Jan Maat (PPE-DE). – Voorzitter, ik wil aansluiten bij de waarderende woorden van collega Wynn aan het adres van collega Jan Mulder over zijn verslag over 2004. Hij heeft een aantal aanbevelingen gegeven waardoor de kwijting beter zou kunnen verlopen. Om te beginnen heeft hij een amendement ingediend om aan de Europese Commissie de mogelijkheid te geven die landen te korten die geen goede uitvoering geven aan de betaling van de landbouwpremies. Ik hoor graag het antwoord van de Commissie daarop. En ik moet zeggen dat mijn delegatie voor het amendement zal stemmen.

Het tweede sterke punt uit zijn verslag is dat hij wil dat de ministers van Financiën van de lidstaten zelf tekenen voor de uitgaven. Wij steunen dat van harte. Dat is de enige wijze om ervoor te zorgen dat wij tot een adequate afhandeling en kwijting van de Europese begroting komen en op dat punt hebben wij ook veel waardering voor zijn verslag.

Een ander punt is de kwijting van het Parlement en de discussie die ontstaan is rondom Straatsburg. Het is niet onbekend dat de hele discussie rondom de Europese begroting in Nederland sterk is beïnvloed door het feit dat wij nog steeds drie plaatsen hebben waar het Parlement zitting houdt of kantoor houdt. Wij zijn geschokt door wat er in Straatsburg gebeurd is. Nogmaals, het moet opgehelderd worden en ik ben ervan overtuigd dat onze rapporteur Markus Ferber daar ook in zal slagen. Maar dit toont des te meer aan dat wij het enige Parlement in de wereld zijn dat op drie plaatsen kantoren heeft of vergadert. Het enige! En willen wij door de Europese bevolking serieus genomen worden, dan moeten wij naar één plaats toe.

Alleen al om die reden is het CDA van mening dat wij geen aankopen moeten doen van gebouwen totdat wij de Raad zo ver hebben dat wij alles op één plaats onderbrengen. En of dat nu Straatsburg is, Luxemburg of Brussel, laten we daarover discussiëren. Ik zeg ook niet dat we de enen moeten blameren en de anderen niet, maar dit is wel het moment om die keuze te maken en dat is ook de reden dat wij met betrekking tot het deelverslag van Markus Ferber, het verslag-Mulder inzake de aankoop van een gebouw, van oordeel zijn dat ook al kan het binnen tien jaar terugverdiend worden, het nu niet het goede moment is, omdat we eerst de Raad willen dwingen een besluit te nemen.

  Herbert Bösch (PSE). – Herr Präsident! Erstens: Es ist eine Schande, dass wir die Entlastung für das Jahr 2004 um diese Zeit behandeln. Das darf sich nicht wiederholen. Nehmen wir uns das ernsthaft vor.

Zweitens: Nehmen wir uns als Haushaltskontrollausschuss vor – auch wenn manche Leute schon wissen, was Sache ist, bevor man überhaupt kontrolliert hat –, in der Frage bezüglich Straßburg zuerst zu kontrollieren und dann zu Ergebnissen zu kommen.

Drittens und gerade weil die Frau Kollegin Gräßle so nett applaudiert: Wir sollten in der Zuverlässigkeitserklärung das beherzigen, was Herr Kollege Wynn vorher gesagt hat. Sind die Mitgliedstaaten tatsächlich bereit, diesen Weg, den wir bei der Unterzeichnung der Konten vorgegeben haben, mitzugehen, ja oder nein? Hier wäre ich auch für die Antwort von Kommissar Kallas sehr dankbar. Und, Herr Kollege Wynn, was tun wir, wenn der Rat da nicht mitgeht? Lassen wir die Interinstitutionelle Vereinbarung dann platzen, ja oder nein? Wie wichtig ist es dann für uns, letztendlich diese Unterschrift zu bekommen?

Letzter Punkt: Diese Zuverlässigkeitserklärung und die Debatte darüber sollten nicht den Eindruck erwecken, dass man Druck auf den Rechnungshof ausübt. Ich habe inzwischen das Gefühl, dass es in Luxemburg Leute gibt, die meinen, dass sie unter Druck stehen und wir in Zukunft unbedingt eine positive DAS ausstellen müssen.

Nein, wir müssen zuerst in der Verwaltung unserer Mittel etwas ändern, dann kann der Rechnungshof zu anderen Ergebnissen kommen! Diese Reihenfolge ist einzuhalten, und das ist es auch wert, bei einer Debatte über die Entlastung 2004 festgehalten zu werden.

  Siim Kallas, Vice-President of the Commission. Mr President, I would like to comment on the issue raised by Mr Bösch, Mr Mulder and Mr Wynn regarding the larger involvement of Member States in our overall control and surveillance and audit architecture. The interinstitutional agreement is preliminarily agreed. We now of course will wait; this was agreed between all three institutions. The Council will discuss it in the middle of May and it will be obviously signed in the middle of May. That is the official position of the Member States’ representatives and the Presidency. It has been signed and I have no doubt that there have been very close consultations between Member States about this issue.

Secondly, there are different views in Member States, but I am very happy to now use the momentum which was mentioned by Mr Wynn. I have promoted this idea and discussed the discharge and the integrated control framework several times in the Council. I must say that the positive attitude is increasing. In the last Council meeting, the ideas were clearly supported by three Member States and some of them have also declared their readiness to carry out some kind of pilot project or to start to share the responsibility immediately. So there is definitely an increase in positive attitude. It is more complicated for federal states, but I think we have to work on it; this is a European Union where things do not happen suddenly – except bad things.

In answer to Mr Mulder’s question as to what we will do next: next will be the adoption of this interinstitutional agreement, then certain amendments to legislation, and then practical work to use this cooperation between Member States.

I would like to assure Mr Bösch this is definitely not a miracle, and these are two separate things. Today we met the Court of Auditors and we definitely felt a certain nervousness – which was also mentioned by Mr Bösch – among some members of the Court of Auditors about this. I clearly assure you that there are two separate issues. One is the control, audit and surveillance architecture as a system; another is our mistakes – irregularities which will happen and against which we have to fight. This system of surveillance must be rational and just give answers – are the proper policy-making decisions implemented properly or not? Nobody wants to have any derogation as regards the evaluation of efficiency in accordance with the rules of fulfilling our programme.

Last year we started to introduce understandings that the Member States’ participation is extremely substantial and inevitable if we want to increase transparency and improve the handling of European money. We have achieved certain steps and we have move forward. We can be modestly optimistic about it.

Regarding the accounts mentioned by Mrs Gräßle, I do not believe – and I have been informed of this by our Chief Accounting Officer – that we have any secret accounts. All accounts are under control; accounts inside the EU and outside the EU have different regimes as regards checking them, but the new accounting system must secure the proper reflection of all the accounts. I cannot imagine that the European Union has some accounts which are not known by our surveillance system.

Thank you very much for your comments. We will see each other soon in similar circumstances in autumn when we start the next discharge, for the 2005.

  Jan Mulder (ALDE), rapporteur. – Mr President, I have just one additional question: is the Commissioner aware of the statement by a number of Member States in which they express their reservations about the agreement in the interinstitutional agreement that we concluded? What does he think the consequences of that statement will be and how will the Commission deal with that?

  Siim Kallas, Vice-President of the Commission. Mr President, I have not heard about those reservations, but they will discuss the matter in the middle of May.

  Przewodniczący. Zamykam debatę.

Głosowanie odbędzie się w czwartek o godz. 11.00.

Oświadczenia pisemne (art. 142)

  Richard Corbett (PSE). – For years the European Union in general, and the European Commission in particular, have been strongly criticised for shortcomings in financial procedures by Member States. It is indeed national governments who actually spend some 80% of the EU budget, and most criticisms of the Court of Auditors relate to them, rather than to the European institutions. Even if the shortcomings of Member States relate mainly to delays, incomplete paperwork and suchlike rather than to fraud, the general impression created is damaging, and damaging in practice to the EU rather than to the Member States.

That is why it is so important to oblige Member States to take their responsibilities more seriously, and I welcome the progress made on this point, notably thanks to the Parliament using its muscle during the negotiations with the Council on the new Financial Perspectives.

  Alyn Smith (Verts/ALE). – I have serious concerns about the European budgetary procedures and no confidence in this system, but equally no evidence of wrongdoing or mishandling in the majority of cases. The only way to go on this is ‘Not Proven’.

We need real improvement in the transparency of these accounts and in the way the EU administers funding. Only when we have a truly transparent system in all EU institutions and over all EU funds can we have full confidence in these accounts.

Large amounts of European monies are actually spent and accounted for by Member States, local authorities and external organisations, not the European Institutions – it is this that has left auditors unable to prove that the budget is correct, but equally unable to prove it is not. This is not the same as finding evidence of wrongdoing, and the anti-Europeans do the citizens of Europe no favours by pretending that it is.

There is much in the EU that needs reformed, but it is not all bad.