Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, illegale immigratie naar Europa en de daarmee gepaard gaande criminaliteit vormen gezien de ware vloed aan migranten een steeds urgenter probleem. We kunnen deze illegale immigranten alleen behoeden voor een jammerlijke dood tijdens de reis of een slavenbestaan in de EU als we in de landen van herkomst relevante voorlichting geven en illegalen onverbiddelijk terugsturen. Dat is de eis van het ogenblik, zoals we uit het verslag-Cavada zouden moeten concluderen.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, er moeten afdoende maatregelen worden genomen tegen mensensmokkel. Mensensmokkelaars verdienen inmiddels net zo veel als drugsdealers. De Europese Unie heeft een heel scala aan maatregelen getroffen in de strijd tegen mensensmokkel, maar deze maatregelen zijn niet afdoende. Ik ben daarom blij dat de Europese Unie nu overleg voert met de Verenigde Naties en een aanvullend protocol heeft ondertekend dat moet garanderen dat voortaan ook met landen buiten de Unie gezamenlijk wordt opgetreden tegen mensensmokkel.
Ik heb daarom de ondertekening van het aanvullend protocol door de Europese Unie gesteund; hiermee hebben we nog een instrument in handen in de strijd tegen mensensmokkel en daarmee ook tegen de georganiseerde misdaad.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het gaat hier om het tweede onderwerp, namelijk om mensenhandel. Ook op dit gebied heeft de Europese Unie een aanvullend protocol gesloten. Mensenhandel is een van de zwaarste misdrijven van vandaag waarmee miljoenenwinsten worden gemaakt ten koste van mensen.
De Europese Unie neemt de juiste maatregelen, maar kan het probleem niet alleen aan. Daarom moeten we proberen samenwerkingsverbanden met landen buiten de Unie aan te gaan. Met het protocol van de Verenigde Naties hebben we een nieuw volkenrechtelijk instrument in handen om samen met alle betrokken landen effectievere maatregelen in de strijd tegen mensenhandel te nemen dan de maatregelen die we tot nu toe hadden. Enerzijds stellen we daarmee een humanitaire daad, anderzijds bestrijden we de internationale georganiseerde misdaad met een zeer effectief instrument.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De mensenhandel neemt alarmerende proporties aan. Geschat wordt dat elk jaar weer 700 000 mensen hiervan het slachtoffer worden.
Het gaat hier om een transnationaal verschijnsel waarop de internationale gemeenschap een gezamenlijk antwoord zal moeten formuleren. De betrokken instanties zullen hun optreden moeten coördineren. We moeten daarom bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad op doeltreffende wijze samenwerken door – bijvoorbeeld – de definities van specifieke delicten in de verschillende nationale rechtsstelsels te harmoniseren, door het verlenen van wederzijdse rechtshulp en via gezamenlijke onderzoeken.
De internationale gemeenschap heeft met het aannemen van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit een belangrijke stap voorwaarts gezet. Deze overeenkomst is door 121 landen geratificeerd, waaronder een aantal landen van de Europese Gemeenschap; het is het eerste over de gehele wereld geldende en rechtens bindende instrument voor het bestrijden van criminele netwerken.
Ik ben blij dat Portugal behoort tot de groep landen die deze overeenkomst heeft geratificeerd. De zeven lidstaten die dat nog niet gedaan hebben zullen dat hopelijk bij de eerstvolgende gelegenheid doen.
Ik ben heel blij met de sluiting van dit protocol. Het voorziet in strikte maatregelen voor het bestrijden van de handel in mensen, met name vrouwen en kinderen, en wel door deze personen tegen slavernij, seksuele uitbuiting en illegale tewerkstelling te beschermen. De slachtoffers krijgen bovendien juridische en materiële bijstand. Tot slot bevat het protocol bepalingen betreffende het fysieke en psychologische herstel van deze slachtoffers.
Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Elk jaar weer worden meer dan 800 000 mensen het slachtoffer van mensenhandel. Deze door de georganiseerde misdaad bedreven vorm van "handel" is net zo winstgevend als de internationale handel in wapens of drugs. Mensen worden verhandeld om ze seksueel of economisch uit te buiten, waarbij hun grondrecht op menselijke waardigheid met voeten wordt getreden. Het zal heel moeilijk zijn deze gesel te bestrijden, en het zal veel geld kosten, aangezien de netwerken van de smokkelaars vaak internationaal vertakt zijn en ze dus gebruik kunnen maken van verschillen in nationale wetgeving en mazen in het coördinatiesysteem.
Ik heb vóór dit voorstel van de Raad betreffende de sluiting van twee aanvullende protocollen bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit gestemd, omdat deze protocollen de coördinatie en de harmonisatie van de procedures zullen verbeteren.
Er is enige vooruitgang geboekt bij de vervolging van de smokkelaars. Van cruciaal belang is echter dat de slachtoffers beter beschermd worden. Dat het hier om slachtoffers gaat, en dat deze mensen de rechten moeten krijgen die slachtoffers toekomen, dient duidelijker erkend te worden. We moeten maatregelen blijven ontwikkelen om de slachtoffers juridische, materiële en psychologische steun te geven. Ze moeten een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen of hulp bij repatriëring ontvangen. De slachtoffers die de moed hebben om hun smokkelaars aan te geven verdienen bijzondere bescherming; ze moeten immers voortdurend beducht zijn op vergelding.
Gérard Deprez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Jaarlijks worden circa 800 000 ton autobatterijen, 190 000 ton industriële batterijen en 160 000 ton draagbare batterijen in de EU op de markt gebracht. Deze batterijen bevatten zware metalen (kwik, lood en cadmium), stoffen die schadelijk zijn voor het milieu en de menselijke gezondheid.
Toch hebben tot nu toe maar zes lidstaten een nationaal systeem opgezet voor de inzameling van alle soorten afgedankte batterijen voor recycling. Van deze zes lidstaten is België de beste leerling: in dit land wordt bijna 60 procent van de batterijen ingezameld.
Ik ben vóór de richtlijn waarover we nu gaan stemmen. Deze is erop gericht tegen 2008 in de gehele EU een dergelijk systeem operationeel te hebben.
Een aantal maatregelen verdient bijzondere aanbeveling: een algemeen verbod op het op de markt brengen van batterijen en accu's die te grote hoeveelheden zware metalen bevatten; het vastleggen van kwantificeerbare inzamelings- en recyclingsdoelstellingen; de verplichting om de reële levensverwachting van de batterij of accu op het etiket te vermelden om de consumenten dienaangaande te informeren, en steun voor onderzoek gericht op de ontwikkeling van milieuvriendelijker batterijen en nieuwe recyclingtechnieken.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Het feit dat bijna de helft van alle draagbare batterijen die in 2002 in de 15 lidstaten van de EU werden verkocht, uiteindelijk verbrand of als afval gestort zijn, maakt dit verslag tot een belangrijk stuk wetgeving op milieugebied.
De interessantste punten die in dit verslag aan de orde komen, hebben betrekking op de belangrijkste maatregelen die moeten leiden tot een vermindering van de schadelijke effecten van afgedankte batterijen.
In het verslag worden de lidstaten ertoe verplicht te waarborgen dat producenten apparaten op een zodanige manier ontwikkelen dat batterijen en accu’s na gebruik eenvoudig verwijderd kunnen worden en dat de apparaten vergezeld gaan van een gebruiksaanwijzing met informatie voor de consument. Daarnaast zijn de producenten nu verantwoordelijk voor de financiering van de nettokosten die voortvloeien uit de inzameling, verwerking en recycling van afgedankte batterijen en accu's, ongeacht het tijdstip waarop deze op de markt zijn gebracht. Voorts zal de capaciteitsvermelding op alle draagbare en autobatterijen en accu's uiterlijk 12 maanden na de datum van omzetting van de richtlijn worden ingevoerd.
Ik steun de oproep in het verslag tot het stimuleren van onderzoek om batterijen minder schadelijk voor het milieu te maken en om de ontwikkeling van nieuwe recyclingtechnologieën te bevorderen. Daarnaast dient er een doelstelling van 50 procent gesteld te worden voor het recyclen van niet-gevaarlijke batterijen.
Jeffrey Titford (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) Zitten de brave burgers in de donkere krochten van East-Anglia te wachten op een richtlijn om batterijen verplicht te recyclen? Nee. Ik vermoed dat de meeste mensen daarover nog geen moment hebben nagedacht. En zelfs al zouden zij zich van dit meest recente, overijverige stuk EU-wetgeving bewust worden, dan gooien ze nog de lege batterijen van hun transistorradio’s gewoon in de vuilnisbak.
In de preambule van deze richtlijn staat: “Het is wenselijk de nationale maatregelen betreffende batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s te harmoniseren”. Wie heeft besloten dat dit “wenselijk” is? Dat is toch wel een rare uitdrukking in deze context. Iemand kan zich een knappe vrouw wensen, maar een of andere suffe verzameling regels om de manier te harmoniseren waarop wij met batterijen en accu’s omgaan – dat lijkt me sterk.
In deze richtlijn wordt bovendien de volledige financiële last voor het invoeren van deze nieuwe recyclings- en verwerkingsfaciliteiten op de schouders van de producenten gelegd. In een normale wereld, dat wil zeggen een wereld zonder de EU, zou het uiteraard logisch zijn dat als iemand een product koopt hij of zij ook verantwoordelijk is voor de afvalverwerking van dat product. Het beginsel dat “producenten moeten betalen voor de verwijdering” is typisch voor de houding van de EU.
Hou toch eens op met het bedenken van steeds weer nieuwe manieren om de productiekosten te verhogen. Het bedrijfsleven is namelijk niet in staat om voor deze extra kosten op te draaien.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In het verslag dat vandaag aan ons voorligt wordt het gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 12 juni 2006 bekrachtigd betreffende het Europees Sociaal Fonds voor de periode van 2007 tot 2013. Dat standpunt bevat wel enige positieve punten, maar die gaan niet ver genoeg; met andere punten zijn we het oneens.
Van de positieve punten noemen we hier sociale insluiting en gendergelijkheid. Het gemeenschappelijk standpunt gaat echter niet ver genoeg, en dat geldt vooral voor het bevorderen van de kwaliteit van het werk. Er moet ook meer worden gedaan om bestaande inkomensverschillen en de maatschappelijke ongelijkheid terug te dringen en zo echte economische en sociale cohesie te verwezenlijken.
In dit standpunt blijft de toepassing van middelen uit het Fonds echter beperkt tot het type beleid dat nauw aansluit bij de richtsnoeren en aanbevelingen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie en de strategie van Lissabon. Zoals bekend hebben deze strategieën nu juist bijgedragen tot meer ongelijkheid en de deregulering van de arbeidsmarkt.
Intussen is het wel zo dat de lidstaten zelf hun prioriteiten kunnen vaststellen en zelf mogen beslissen op welke gebieden ze financiering willen bieden. Er is dus enige manoeuvreerruimte voor de lidstaten om tot een correcte toepassing te komen.
Wij hebben ons derhalve van stemming onthouden.
Thomas Mann (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Ik heb vóór het verslag van collega Silva Peneda gestemd. Driekwart van de amendementen van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken is eerst met gekwalificeerde meerderheid door de Raad en vervolgens ook door de Europese Commissie goedgekeurd. Wederom hebben de inspanningen van het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad, die van doorslaggevende betekenis waren voor het bereiken van het compromis, hun vruchten afgeworpen. Het voorzitterschap heeft het begrip "flexicurity" vormgegeven: een combinatie van flexibele arbeidsmarkten en sociale zekerheid, waarbij rekening wordt gehouden met zowel werknemers als werklozen.
Het ESF draagt bij aan de economische en sociale cohesie en sluit aan op de nieuwe Lissabon-strategie. Het stimuleert de werkgelegenheid door lokale partnerschappen en ondernemingen op te zetten die belast zijn met het behoud van arbeidsplaatsen, vooral in structureel zwakke gebieden. Het ESF helpt bovendien bij de bestrijding van jeugd- en langdurige werkloosheid, het wegwerken van het tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten en het terugbrengen van sociale uitsluiting en discriminatie.
Het verheugt mij dat men bereid is om de sociale partners meer te betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van projecten. Het ESF moet een kwaliteitsmerk worden dat nationale programma’s niet vervangt, maar een effectieve aanvulling daarop vormt. Het helpt ons de uitdagingen waarvoor we ons door globalisering en demografische veranderingen geplaatst zien het hoofd te bieden en geeft de dringend noodzakelijke hervormingen van het economisch en sociaal beleid van de lidstaten een belangrijke impuls.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) In de afgelopen programmeringsperiode en binnen de inmiddels uitgebreide Unie zijn we ons bewust geworden van het groeiende belang van milieubescherming gecombineerd met economische groei, met een verbeterde toegang voor mensen met een handicap tot door de overheid gefinancierde faciliteiten en met waarborging van gelijke behandeling en uitbanning van alle vormen van discriminatie
In dit verslag wordt speciale aandacht besteed aan de wijze waarop een groot aantal benadeelde en onderontwikkelde regio’s de kans zou kunnen krijgen om de achterstand op meer ontwikkelde regio’s in te halen. De regionale concurrentiepositie en werkgelegenheid blijft ook een centrale doelstelling in het regionaal beleid en voor deze prioriteiten is een aanzienlijke hoeveelheid financiële middelen beschikbaar.
Het Parlement is betrokken geweest bij de onderhandelingen met zowel het voorzitterschap als de Europese Commissie. Een van de belangrijkste doelstellingen daarbij was een aanzienlijke verhoging van de financiële middelen voor territoriale cohesie, een van de belangrijkste doelstellingen tegen de achtergrond van de uitbreiding.
Het Parlement is niet alleen op bovengenoemde punten succesvol geweest, maar zijn stem is ook op het gebied van de partnerschappen gehoord, waarop overeenkomstig de algemene verordening een grotere deelname van NGO’s en maatschappelijke organisaties wenselijk is. Bovendien zal de Commissie een verklaring afleggen over misbruik van de structuurfondsen door de georganiseerde criminaliteit.
Brigitte Douay (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór de aanbeveling van de heer Hatzidakis over de algemene bepalingen inzake de structuurfondsen gestemd. Ik ben heel tevreden dat de nieuwe generatie programma's begin 2007 van start kunnen gaan; dat is voor de continuïteit van de acties in de lidstaten van cruciaal belang.
Ik betreur het echter wel dat er als gevolg van het akkoord over de financiële vooruitzichten minder middelen beschikbaar zijn voor het structuurbeleid in de periode 2007-2013 dan het Parlement en de Europese Commissie aanvankelijk hadden gevraagd.
Wat de verordeningen zelf betreft: het Parlement mag tevreden zijn dat een aantal van onze eisen door de Raad is aanvaard, en dat geldt in het bijzonder voor onze voorstellen met betrekking tot gehandicapte personen en duurzame ontwikkeling.
De nieuwe verordeningen zullen ons in staat stellen het cohesiebeleid van de Europese Unie voort te zetten. Dat beleid is erop gericht de armste regio's van de EU te helpen bij hun ontwikkeling en het concurrentievermogen van de EU als geheel te verbeteren.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk. – (PT) Het is heel belangrijk dat het pakket wetgeving op het gebied van de cohesie, met name het voorstel voor een verordening over de algemene bepalingen inzake de structuurfondsen, vandaag wordt aangenomen. Dan kunnen de lidstaten en de regio's van de Europese Unie hun nationale referentiekaders en hun operationele programma's afronden en vanaf 1 januari 2007 gebruik maken van de Europese fondsen.
Na succesvolle onderhandelingen met de Raad is er voor dit voorstel voor een verordening nu een tekst tot stand gekomen waarin bijna alle belangrijkste punten zijn opgenomen die het Europees Parlement in zijn in 2005 goedgekeurde voorlopige verslag aan de orde had gesteld.
De bedragen die de Commissie in haar oorspronkelijke voorstel voor de ultraperifere regio's had gereserveerd om de opname van deze regio's in de interne markt te vergemakkelijken en ze te compenseren voor de specifieke problemen van deze regio's zijn helaas niet overgenomen, ondanks de steun die de Commissie in dezen van de zijde van het Europees Parlement heeft ontvangen.
Er zijn echter wel bepalingen opgenomen over aanvullende financiering voor de ultraperifere regio's; bovendien is er voor de medefinanciering een plafond vastgesteld van 85 procent van de subsidiabele kosten.
Het belangrijkst is dat er voor de Autonome Regio Madeira een speciale – en gunstiger – overgangsregeling getroffen is voor een gefaseerde opname van deze regio in de categorie regio's met de nieuwe doestelling "regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid".
Ik zal daarom vóór deze aanbeveling stemmen.
Jean-Claude Fruteau (PSE), schriftelijk. – (FR) Hoewel ik het betreur dat het Europees Parlement op 17 mei jongstleden de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 heeft bekrachtigd, komt het er nu opaan zoveel mogelijk te doen met de daaruit voortvloeiende karige middelen om de rol en de omvang van de structuurfondsen voor de komende jaren te bepalen.
Tegen deze achtergrond ben ik blij met de duidelijkheid die is ontstaan door de nieuwe opzet van het Europese regionaal beleid, dat met name gericht is op drie nieuwe doelstellingen, die meer samenhang vertonen en beter herkenbaar zijn.
Ik ben ook blij met het feit dat de aanzienlijke verlaging van de middelen waarover de EU voortaan kan beschikken, geen catastrofale gevolgen heeft voor de ultraperifere regio’s, die de steun van de communautaire solidariteitsinstrumenten zeer hard nodig hebben vanwege hun specifieke handicaps en hun ontwikkelingsachterstand.
De ultraperifere regio’s blijven dus onder de doelstelling “Convergentie, concurrentievermogen en territoriale samenwerking” (de oude doelstelling 1) vallen. Bovendien zal de bijzondere extra toelage van 35 euro per inwoner deels voorzien in hun behoeften. Tot slot zullen de ultraperifere regio’s via de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” door kunnen gaan met hun werk om synergieën met de buurlanden in de Indische Oceaan en het Caribisch gebied tot stand te brengen.
Om deze redenen heb ik voor het verslag-Hatzidakis gestemd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het vandaag goedgekeurde gemeenschappelijk standpunt is een weerslag van het Interinstitutioneel Akkoord waarin het financieel kader voor de periode 2007-2013 is vastgelegd. Daarin werd voor de structuurfondsen 28 miljard euro minder gereserveerd dan de Commissie aanvankelijk had voorgesteld. In het vorige financiële kader bedroeg de omvang van deze structuurfondsen nog 0,41 procent van het communautair BNI; dat is nu 0,37 procent geworden. Zo worden doelstellingen als daadwerkelijke economische en sociale cohesie en reële convergentie op de helling gezet, evenals de herverdelende functie van de Gemeenschapsbegroting.
Er valt bij de doelstellingen van de structuurfondsen een belangrijke verschuiving waar te nemen. De cohesie wordt ondergeschikt gemaakt aan de mededinging en de belangen van de werkgevers, overeenkomstig de neoliberale agenda van Lissabon. In de context van de structuurfondsen zijn de publiek-private partnerschappen, de commercialisering van kennis en onderzoek, het aanpassingsvermogen en de mobiliteit van de werknemers de belangrijkste doelstellingen geworden.
De N+2-regel blijft gehandhaafd, en er is zelfs niet overwogen – niet door de Raad, althans –om bepalingen in te stellen die moeten garanderen dat uit de structuurfondsen afkomstige middelen die niet zijn gebruikt in het vervolg uitsluitend binnen de dezelfde sfeer mogen worden ingezet.
Vermeldenswaard is ook dat de concessies die de Raad in december 2005 heeft gedaan met betrekking tot de criteria voor toewijzing van middelen aan cohesielanden (als tegenprestatie voor kortingen) nu ook op de overige lidstaten van toepassing worden verklaard.
Daarom hebben we tegengestemd.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) De verhoging van de structuurfondsen, die tussen 2007 en 2013 35,7 procent van de begroting van de Europese Unie, ofwel 307,9 miljard euro, zullen uitmaken, is om drie redenen huichelachtig voor Frankrijk.
Terwijl de Franse belastingbetalers ruim 16 procent van de begrotingsinkomsten van Brussel opbrengen, daalt het aan Frankrijk toegewezen deel van de Europese regionale uitgaven voortdurend, en is het van 10 procent in 1994 gedaald tot minder dan 8 procent nu. Zo hebben de kantons in Frans Henegouwen, die toch onder massale werkloosheid gebukt gaan, sinds zes jaar geen recht meer op de structuurfondsen uit hoofde van doelstelling 1.
Bovendien gaat de verhoging van het aandeel van de regionale begroting ten koste van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en daarmee wederom van Frankrijk, als meest begunstigde land van dit beleid.
Maar het Europees regionaal beleid is vooral in economisch opzicht hypocriet. De structuurfondsen in Frankrijk zijn voornamelijk bestemd voor industriegebieden met teruglopende activiteit en de herontwikkeling van plattelandsgebieden, oftewel voor de slachtoffers van het beleid van Brussel, dat in vergaande mate verantwoordelijk is voor de afbraak van onze landbouw en de verwoesting van hele sectoren van onze industrie.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb niet voor het gewijzigde verslag-Hatzidakis gestemd maar mij onthouden van stemming, omdat het Parlement met dit verslag in wezen bij alle belangrijke vraagstukken terugkrabbelt van zijn oorspronkelijke standpunt en zich schaart achter het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, waarmee het regionaal beleid en het beleid voor sociale samenhang worden afgezwakt.
Het gaat hierbij om het volgende.
- De beschikbare middelen worden aanzienlijk verminderd: van 0,41 procent in de periode 2000-2006 tot 0,37 procent in de periode 2007-2013. Er is 28 miljard euro minder beschikbaar dan de Commissie in haar oorspronkelijke voorstel had opgenomen, terwijl dat voor het Parlement het absolute minimum was om de steun aan de cohesie en het milieu te kunnen financieren.
- Het standpunt van het Parlement ten aanzien van het hergebruik van de middelen die verloren gaan wegens de strikte toepassing van de N+2-regel voor het regionaal beleid, wordt opgegeven. De kredieten die op die manier verloren gaan – naar verwachting een groot bedrag – zullen terugvloeien naar de nationale begrotingen van de rijkste lidstaten, ten koste van de armere landen en regio's.
- Er wordt ingestemd met een duidelijk verminderde financiële ondersteuning van zowel de zestien regio’s die het slachtoffer zijn van het zogenaamde statistisch effect, waaronder ook drie Griekse regio’s (Attica, Centraal-Macedonië, West-Macedonië), als de twaalf "natuurlijke convergentieregio’s", waaronder twee Griekse regio’s (Midden-Griekenland en de zuidelijke Egeïsche Zee).
- Er wordt ingestemd met de uitbreiding van de N+2-regel tot de projecten van het Cohesiefonds, hetgeen extra moeilijkheden en verliezen zal veroorzaken.
(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 163 van het Reglement)
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. – (SV) Het geld uit deze fondsen moet alleen naar de allerarmste delen van Europa gaan. Zoals het er op dit moment voor staat, gaat het geld naar regio’s die relatief rijk zijn. Dat is onaanvaardbaar.
Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het kaderbesluit betreffende de structuurfondsen wordt door de EU, de centrumrechtse en centrumlinkse regeringen gebruikt om meer vaart te zetten achter de verwezenlijking van de doelstellingen van de volksvijandige strategie van Lissabon, te weten: versterking van het concurrentievermogen, verhoging van de winsten uit kapitaal via kapitalistische herstructureringen en een aanval op de loon- en sociale rechten van de werknemers.
De middelen van de structuurfondsen gaan naar sectoren die interessant zijn voor de winsten uit kapitaal en tegelijkertijd worden "kruimels" uitgedeeld om de verontwaardiging van het volk te "bezweren" en de arbeiders- en volksbeweging te manipuleren.
Ofschoon de sociale en regionale ongelijkheid in de EU toenemen, wordt het aandeel van de structuurfondsen binnen de EU-begroting in de periode 2007-2013 verminderd van 0,41 procent naar 0,37 procent. Tegelijkertijd wordt munt geslagen uit de uitbreiding van de EU en uit de statistische gegevens met betrekking tot stadsgebieden om gebieden met grote economische problemen en enorme infrastructurele tekorten van financiering uit te sluiten.
De Europese afgevaardigden van de Communistische Partij van Griekenland zullen tegen dit kaderbesluit stemmen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) In het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de nieuwe verordening voor het Cohesiefonds blijven de in het vorige financieel kader opgenomen voorwaarden voor uitkeringen uit dit fonds gehandhaafd: het Stabiliteits- en groeipact moet worden nageleefd en aan de Maastricht-criteria voor nominale convergentie moet zijn voldaan. Cohesielanden – en dat zijn landen die economisch toch al zwakker zijn – worden zo dubbel gestraft. Ze kunnen zich geen crisis veroorloven, want dan kunnen ze niet meer voldoen aan de criteria van het Stabiliteits- en groeipact, als gevolg waarvan ze geen aanspraak meer kunnen maken op toewijzingen uit het Cohesiefonds. Dat komt neer op chantage, wat onaanvaardbaar is.
Ook het idee om de N+2 (N+3)-regel op het Cohesiefonds toe te passen wijzen wij onverbiddelijk af, omdat dit niet past bij de doelstellingen en het specifieke karakter van dit fonds. Wij herinneren eraan dat deze regel – die in het vorige financiële kader (2000-2006) op aandringen van Duitsland voor de overige structuurfondsen is ingevoerd – inhoudt dat middelen die binnen 2 (dan wel 3) jaar niet zijn gebruikt ingetrokken worden, hetgeen haaks staat op de doelstellingen die we via de structuurfondsen hopen te verwezenlijken. De nieuwe voorwaarde kan indien toegepast op het Cohesiefonds nóg negatievere gevolgen hebben, zeker als het gaat om het financieren van grote projecten – bij de uitvoering en financiering van zulke projecten stuit men immers ook op grotere problemen.
James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Vandaag hebben wij gedebatteerd over de structuurfondsen en het Cohesiefonds en over grensoverschrijdende samenwerking. Wat het laatste punt betreft, hebben wij in Noord-Ierland al vele jaren ervaring met een dergelijke samenwerking en ik kan u vertellen tot voor kort met succes. De laatste tijd zijn die successen echter uitgebleven. Door de nieuwe samenstelling is het ICBAN (het Ierse netwerk voor het centrale grensgebied en een van de oudste instanties voor subsidies) onevenwichtig geworden. Het bestuur van het ICBAN telt nu twintig leden, waarvan er slechts drie uit de unionistische gemeenschap afkomstig zijn (de voorstanders van een hereniging met het Verenigd Koninkrijk). De samenstelling van deze instantie is niet evenwichtig meer en discrimineert de unionistische gemeenschap zodat zij ook niet langer op de steun van de unionisten in het grensgebied kan rekenen. Het ICBAN heeft de komende jaren de verantwoordelijkheid voor 25 miljoen euro aan financiële steun. De huidige situatie is onacceptabel en hieraan moet een einde komen. Indien deze discriminatie toch blijft voortduren, moeten de fondsen van ICBAN bevroren worden totdat er weer sprake is van een volledig evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de financiële middelen.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Wij hebben gestemd vóór de twee verslagen waarmee wordt gestreefd naar een hervorming van het structuurbeleid van de EU. De eerste inspanningen voor de hervorming van dit beleidsterrein zijn een belangrijke stap in de goede richting.
Over het geheel genomen bepleiten wij echter een restrictievere houding tegenover de regionale steun van de EU. Wij zijn het niet eens met regionale bijdragen die worden gebruikt om huisvesting of toeristische activiteiten te steunen. Evenmin zijn we het eens met het voorgestelde beleid om eenzelfde onderzoeksgebied over verschillende universiteiten te verspreiden in plaats van het op minder plaatsen te concentreren.
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb namens de Verts/ALE-Fractie amendementen gesteund om de goedkeuring te bewerkstelligen van richtsnoeren voor de wilde vaart op het gebied van een eerlijke mededinging, sociale normen en milieubescherming. In deze amendementen gaat de aandacht ook uit naar de specifieke situatie en belangen van kleine en middelgrote reders.
Helaas zijn deze amendementen verworpen. In het algemeen druist het verslag daardoor in tegen de voorstellen van de Commissie om kartels in het zeevervoer te doorbreken. Daarom heb ik tegen het definitieve verslag gestemd. Ik ben namelijk van mening dat het oorspronkelijke voorstel van de Commissie in veel opzichten beter geschikt is om de kosten van het zeevervoer te verlagen zonder dat daarbij de betrouwbaarheid van de dienstverlening in het geding komt.
Fernand Le Rachinel (NI), schriftelijk. – (FR) In waarde gerekend is het zeevervoer goed voor ongeveer 45 procent van de externe handel van de Europese Unie en in volume gerekend voor bijna 75 procent. De toepassing van de algemene regels van het mededingingsrecht op de sectoren internationale wilde vaart en cabotage levert in feite geen enkel probleem op, aangezien deze activiteiten al gedereguleerd zijn en plaatsvinden op basis van eerlijke concurrentie.
Het enige punt waarover echt hevig gediscussieerd is door alle betrokken partijen in de sector, is het schrappen van de in 1986 aan lijnvaartconferences verleende vrijstelling van de mededingingsregels. De in mijn verslag en in het verslag van mevrouw Wortmann-Kool gesuggereerde oplossingen lijken mij op dit punt uiterst evenwichtig, omdat ze terdege rekening houden met de belangen die op het spel staan.
Er is op dit moment immers geen enkele aanwijzing dat de sector lijnvaartconferences tegen concurrentie moet worden afgeschermd om zijn diensten te kunnen verlenen.
Bovendien is het ter bescherming van de rechtszekerheid van de maritieme sector nodig gebleken richtsnoeren op te stellen waarmee exploitanten zich kunnen aanpassen aan het nieuwe rechtskader en een geleidelijke overgang naar een systeem van concurrentie mogelijk wordt. Als alle garanties die door het Parlement in dit dossier zijn ingebouwd in acht worden genomen, zal het zeevervoer er ongetwijfeld alleen maar op vooruitgaan.
Hynek Fajmon (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, graag zou ik een toelichting willen geven op mijn tegenstem tegen het verslag van de heer Lamassoure over het stelsel van eigen middelen van de EU. Met deze tegenstem sluit ik mij aan bij de overige afgevaardigden van de Tsjechische partij ODS. Naar mijn stellige mening is de hervorming van het stelsel van eigen middelen van de EU, zoals overeengekomen door de Europese Raad en de Commissie, een goed compromis dat het Parlement niet de grond in had moeten boren. Het zou juist goed zijn indien het Europees Parlement zich bij het compromis zou aansluiten. Wat ons het meest aanspreekt is het feit dat er binnen afzienbare tijd geen Europese belasting zal worden ingevoerd. Het huidige systeem werkt over het algemeen uitstekend en voorziet goed in de financiering van de Unie. Er bestaat dus geen enkele geldige reden om dit systeem over boord te zetten en te vervangen door een ander. Om die reden kan ik mij niet vinden in de kritische toon van het verslag van de heer Lamassoure.
James Hugh Allister (NI), schriftelijk. – (EN) Zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de Britse korting, kost de EU het Verenigd Koninkrijk in 2006 4 298 miljoen pond. Gezien het feit dat de nettokosten elk jaar in deze orde van grootte liggen, is het onthutsend hoeveel van onze nationale middelen wij in dit Europese zwarte gat hebben gestopt. En waarvoor? Denk eens aan de praktische infrastructurele veranderingen die er met dit kolossale geldbedrag doorgevoerd hadden kunnen worden als dit geld sinds 1973 gebruikt was voor de concrete behoeften van het Verenigd Koninkrijk.
Hoewel er nu 25 lidstaten zijn, zal het Verenigd Koninkrijk dit jaar een achtste (12,4 procent) bijdragen aan de totale begrotingsinkomsten van 83 miljard pond die nodig zijn om de EU in 2006 te financieren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de euroscepsis blijft groeien. In een periode dat onze gezondheidszorg en de cruciale onderwijssector onder grote druk staan, is het ontstellend dat wij zo veel geld van onze belastingbetalers verspillen aan een falende politieke unie. Nu de heer Blair ook nog eens heeft ingestemd met een gefaseerde afschaffing van de Britse korting en de reële kosten van de uitbreiding alsmaar stijgen, kan de situatie alleen maar nog slechter worden.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het uitstekende verslag van mijn collega, Alain Lamassoure, gestemd over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen. Willen we de politieke Europese Unie verder kunnen opbouwen, dan moet haar begrotingskader dringend worden hervormd. Het in december 2005 op moeizame wijze door de Europese Raad bereikte akkoord over de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 en de voorstellen van de Commissie bieden geen helder inzicht in de financiering van de Unie, waarbij de indruk bestaat dat men steeds verder verwijderd raakt van het beginsel van begrotingsbillijkheid, dat momenteel het fundament vormt van de bijdragen van de lidstaten ten behoeve van het functioneren van de Unie. Het debat over de eigen middelen en, op de achtergrond, het perspectief van een federaal Europa zal in de toekomst waarschijnlijk een van de meest netelige politieke kwesties worden. Gezien het tekortschieten van de huidige Europese financiële middelen en van die van de belangrijkste nettobetalers, vraag ik me voor de korte termijn echter af of het moment niet daar is om een grote Europese investeringslening te plaatsen ter financiering van alle grote infrastructurele werken (ruimte, autosnelwegen, hogesnelheidsspoorlijnen, communicatietechnologieën, havens, luchthavens, enz.) die nodig zijn voor economische ontwikkeling en maatschappelijke vooruitgang.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Wij hebben vandaag tegen het verslag van de heer Lamassoure gestemd over het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen. Het is belangrijker dat er een effectievere en transparanter begrotingsproces voor de Unie wordt geschapen. Wij wijzen echter elke gedachte af dat de EU in de toekomst belasting zal heffen op zaken als energie, BTW of bedrijfswinsten.
Lena Ek (ALDE), schriftelijk. – (SV) Ik heb besloten mij van stemming te onthouden wanneer het verslag over het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen in stemming wordt gebracht.
Naarmate problemen en mogelijkheden steeds meer een grensoverschrijdend karakter krijgen, wordt de Europese Unie een steeds belangrijker forum om deze problemen op te lossen en deze mogelijkheden zo goed mogelijk te benutten. Terwijl ik hoop dat het proces van betere wetgeving een hele reeks kwesties uit de weg kan ruimen waarvan ik vind dat die thuishoren op nationaal niveau – ja, zelfs op regionaal niveau – zie ik dat de meeste terreinen zo belangrijk zijn voor de burgers van Europa dat daarvoor een gemeenschappelijke aanpak nodig is.
Het gaat daarbij onder andere om het milieu, onderzoek en ontwikkeling en energie, terreinen waarop we kunnen zorgen voor een gezondere omgeving met meer banen groei voor de lange termijn. Daarom ben ik in beginsel voor een nieuw financieringsstelsel voor de Gemeenschap. Daarentegen vind ik niet dat de huidige bijdragen van de lidstaten, die meer een weerspiegeling zijn van het vermogen om kortingen te bedingen dan van de behoeften die de landen in de EU vaststellen, moeten worden vervangen door een nieuwe vorm van eigen middelen, gebaseerd op energie, BTW of bedrijfswinsten, zoals de Commissie voorstelt. Dat zou geen rechtvaardiger stelsel zijn. Ik ben het wel eens met grote delen van het verslag dat ter stemming ligt. Meer transparantie en een vereenvoudiging zijn natuurlijk welkom.
Jean-Claude Fruteau (PSE), schriftelijk. – (FR) Er mag dan een politiek akkoord over de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 liggen, de onderhandelingen die plaatsvonden tijdens de bijeenkomsten van de Raad op 15 en 16 december 2005 hebben nog eens duidelijk gemaakt dat het stelsel van eigen middelen dringend aan verandering toe is.
Terwijl de opbouw van Europa lijkt te haperen, met name vanwege de neiging om in nationaal egoïsme te vervallen en vanwege de kloof tussen de burgers en de communautaire instellingen, maken de ondoorzichtigheid van dat achterkamertjesoverleg en de wens van elke lidstaat om zich bij het bespreken van de begrotingskwestie alleen maar te laten leiden door eigenbelang, duidelijk dat het de hoogste tijd is dat we een duidelijk en transparant stelsel van eigen middelen krijgen, dat de Unie zoveel mogelijk bevrijdt van de huidige onzekerheden in de nationale begrotingen.
Het is absoluut noodzakelijk dat het Europees Parlement als volksvertegenwoordiger deelneemt aan dit proces. Het verslag-Lamassoure, waarover vandaag wordt gestemd, past binnen dit streven, en de conclusies ervan, waarin de hierboven tot uiting gebrachte zorgen goeddeels terugkomen, gaan in de goede richting, namelijk die van een Europa dat baas is over zijn financiële middelen en dichter bij de burger staat.
Ik heb dan ook voor deze tekst gestemd, hoewel ik graag had gezien dat de mogelijkheid van een Europese vennootschapsbelasting als nieuwe eigen bron van inkomsten van de Unie nu al genoemd zou zijn.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Beschikken over eigen middelen die passen bij de ambities van de Unie, inzichtelijk zijn en niet leunen op de bijdragen van de lidstaten, dit alles tussen nu en 2008, jazeker, en zonder te wachten op het verstrijken van de meerjarenprogrammering van de begroting: dat is de essentie van het verslag-Lamassoure. Hieruit moet worden afgeleid dat het Parlement een Europese belasting wil, en snel.
Wie wordt er eigenlijk voor de gek gehouden? Dit is wat men noemt een aanslag op de democratie: de spelregels die net zijn vastgesteld voor de komende zes jaar, gaan binnen nauwelijks twee jaar alweer op de helling! Net na de verwachte regeringswisselingen in diverse lidstaten, met name daar waar de bevolking de Grondwet al heeft verworpen. Zonder het met zoveel woorden te zeggen probeert men nu langs experimentele weg een staat te creëren. Want een organisatie die de bevoegdheid heeft om belasting te heffen is een staat, ook al heeft deze geen Grondwet, en geen legitimiteit, het blijft toch een staat, die – net als de lidstaten – beschikt over de bevoegdheid om de belastingbetaler onder druk te zetten.
De Europese Unie heeft echte eigen middelen gehad die samenhingen met haar bevoegdheden op handelsgebied: de douanerechten. Zolang zij bestaat, heeft zij er alles aan gedaan om die te gronde te richten. Laat haar die rechten dus maar in ere herstellen! Zij zal blijk geven van gezond verstand door de Europese economieën tegen oneerlijke concurrentie te beschermen en haar inkomsten te verhogen.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De Raad heeft met betrekking tot het systeem van eigen middelen voor de periode 2007-2013 besloten de Britse korting te behouden (al wordt er een uitzondering gemaakt voor de kosten voor uitbreiding) en vergelijkbare privileges toe te kennen aan de overige nettobetalers (Duitsland, Oostenrijk, Nederland en Zweden), en wel via een verlaging van de BTW, een verlaging van de rechtstreekse bijdrage uit het bruto nationaal inkomen, een verhoging van de inhouding op de traditionele eigen middelen, en "kortingen" binnen de context van de structuurfondsen en het Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.
De daaruit voortvloeiende kosten moeten worden opgebracht door de overige lidstaten, waaronder ook de cohesielanden. De cohesielanden worden dus dubbel gepakt: ze moeten een hogere bijdrage aan de Gemeenschapsbegroting leveren, terwijl er via de structuurfondsen en het Cohesiefonds minder middelen beschikbaar komen.
Dat is onrechtvaardig en onaanvaardbaar en op zich voldoende om onze tegenstem te rechtvaardigen.
Er zijn er ook die aandringen op het opzetten van een nieuw stelsel van eigen middelen, gebaseerd op Europese belastingen. Wij wijzen dat af.
Wij zijn van mening dat een rechtvaardig stelsel van eigen middelen gebaseerd behoort te zijn op het bruto nationaal inkomen en de relatieve welvaart van elke afzonderlijke lidstaat. Dat stelsel moet zo zijn opgezet dat elke EU-burger met zijn bijdrage aan de EU-begroting een vergelijkbare inspanning levert. Solidariteit en herverdeling komen zo via de uitgavenzijde concreet tot uitdrukking, waarbij de reële convergentie en sociale en economische cohesie als richtsnoer moeten dienen.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb mij van stemming onthouden met betrekking tot het verslag-Lamassoure over de eigen middelen ook al bevatte het een aantal goede ideeën voor het verbeteren van het huidige stelsel. Ik kon mij echter niet vinden in het standpunt van de rapporteur over de korting van het Verenigd Koninkrijk. Ik blijf ervan overtuigd dat die korting op basis van het huidige stelsel gerechtvaardigd is en dat er uitgebreidere hervormingen noodzakelijk zijn voordat er sprake kan zijn van een aanpassing van de korting van het Verenigd Koninkrijk.
Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk. – (FR) Uiteraard is het een onhoudbare situatie als men voor de hele Unie, van 2007 tot 2013, beschikt over een begroting van minder dan 1 000 miljard euro, terwijl de begroting van de Verenigde Staten, voor één jaar, 2 500 miljard dollar bedraagt.
Om wat lucht te krijgen zonder de begroting te verhogen, offert de Europese Commissie eerst langzaam maar zeker het GLB en de kleine boeren op, om daarmee een groot deel van de jaarlijkse 45 miljard van de landbouwbegroting terug te halen. Vandaar het ongelooflijke standpunt van de Europese onderhandelaars, die op 30 juni 2006 achter de schermen bij de WTO nog akkoord zijn gegaan met een verlaging van onze invoerrechten met 50 procent, daarmee het monopolie op voedselgebied aan Brazilië latend. Dit biedt echter geen enkel soelaas voor het dieper liggende probleem. Iedereen weet dat het Europa van Brussel vanaf 2014 veroordeeld is tot het verhogen van zijn begroting en het invoeren van een Europese belasting.
Achter het technische rookgordijn gaat het bij de eigen middelen van het verslag-Lamassoure dus in feite om de politieke kwestie die al sinds 1951 sleept, van de eenheidsmarkt tot de eenheidsmunt, namelijk het langs proefondervindelijke weg invoeren van een politieke staat. Wat met de euro niet gelukt is, wat met de Grondwet niet gelukt is, omdat de mensen wakker zijn geworden, dat moet met de belasting tussen 2014 en 2019 wel gaan lukken. De belastingbetaler is gewaarschuwd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. (DE) In het debat over de EU-begroting lag de nadruk tot op heden alleen op de continue verhoging van die begroting en het zoeken naar nieuwe inkomstenbronnen. In plaats van meteen om een EU-belasting te roepen, kunnen we beter ons bestedingspatroon onder de loep nemen. Nog steeds verdwijnen miljarden euro's uit onze gemeenschappelijke begroting in het zwarte circuit of worden over de balk gesmeten.
Daarom hebben we ten eerste een eersteklas fraudebestrijding nodig, ten tweede een beperking van de huishoudelijke uitgaven, bijvoorbeeld door een vergaderlocatie van het Europees Parlement te schrappen en onkostenvergoedingen te baseren op daadwerkelijk gemaakte kosten, en ten derde kunnen miljarden worden bespaard op uitbreidingen die onze burgers toch niet zien zitten.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) In de marge van het zeer technische verslag van mijn collega Alain Lamassoure over de eigen middelen van de Unie, lijkt het me essentieel om nog eens te wijzen op het enkele jaren geleden door België en Guy Verhofstadt naar voren gebrachte idee om de Unie echte financiële autonomie te geven door middel van de invoering van wat een Europese belasting is gaan heten.
Een extra belasting? Absoluut niet. Het komt er gewoon op neer dat wat voor Europa betaald moet worden, niet meer aan de nationale staat wordt betaald, maar rechtstreeks door de Europese burger wordt afgedragen, naar het voorbeeld van de Amerikaanse burger en de Amerikaanse federale staat. Budgettair gezien is dit voor de Europese burger dus volledig neutraal, maar symbolisch gezien is het des te belangrijker, aangezien iedereen op die manier bewust gemaakt wordt van het deel van zijn belastinggeld dat voor het Europese project bestemd is. Ik wijs er overigens op dat Europa elke Europeaan 26 eurocent per dag kost.
Hoewel dit plan door sommige lidstaten positief is ontvangen (Oostenrijk, Luxemburg), blijven andere huiverig staan tegenover een instrument dat niettemin bedoeld is om Europa dichter bij de burgers te brengen. Dit plan zou ook een einde kunnen maken aan de vruchteloze discussies tussen nettobetalers en netto-ontvangers. Europa zal dan zeker de middelen krijgen die passen bij zijn ambities!
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De tot nu toe gebruikte methode voor het financieren van de Gemeenschapsbegroting voldoet niet langer. De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden wat de beperkingen van dit systeem zijn.
De meest recente debatten over begrotingszaken zijn verworden tot een weinig verheffend schouwspel. De discussie ging vrijwel steeds over de vraag wie wel en wie geen nettobetaler is. Er bestaan nu zoveel uitzonderingen en vrijstellingen dat het financieringsstelsel erg complex en ondoorzichtig is geworden.
Het financieringsstelsel van de Europese Unie is dus dringend aan een hervorming toe.
Ik vind het daarom een goede zaak dat het Europees Parlement er bij de onderhandelingen over de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 in geslaagd is een tussentijdse herziening af te dwingen. Deze in 2008 of 2009 te houden tussentijdse herziening vormt een unieke gelegenheid voor een grondige herbeoordeling van het systeem van eigen middelen.
Net als de rapporteur, de heer Lamassoure, ben ook ik voorstander van een eerlijk en transparant systeem voor de financiering van de Gemeenschapsbegroting. Dat systeem moet de EU een financieel kader verschaffen dat aansluit bij de huidige prioriteiten en de gerechtvaardigde ambities van de EU.
Bij elke hervorming dient als richtsnoer te gelden dat de EU in minder sterke mate afhankelijk moet worden van overdrachten van de zijde van de lidstaten. De begroting moet Europeser worden. Zo verhinderen we dat discussies opnieuw verworden tot confrontaties waarbij de lidstaten zich uitsluitend laten leiden door eigenbelang.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) De vijf grootste niet-financiële multinationals die al sinds 1990 tot de top-7 behoren beschikten in 2003 samen over activa ter waarde van ongeveer 1 280 miljard dollar, ofwel 3 procent van het mondiale BNI. De grootste multinational in de financiële sector, Citibank, beschikte alleen al over eenzelfde som activa, hetgeen aantoont welke gewicht de financiële sector in de reële economie vertegenwoordigt.
Als we het hebben over de doelstelling van de consolidatie van de financiële diensten, hebben we het in feite over de consolidatie van de interne markt voor de financiële diensten en de integratie van de financiële markten. De bedoeling hiervan is om de nog bestaande obstakels voor het vrij verkeer van kapitaal weg te nemen en fusies en overnames van ondernemingen – in de eerste plaats ondernemingen in de banksector – aan te moedigen opdat de aldus tot stand gekomen conglomeraten op een gemondialiseerde markt kunnen concurreren.
Wij verzetten ons tegen deze tendens, zoals die in de resolutie van het Europees Parlement tot uitdrukking wordt gebracht. De doelstellingen van deze tendens – waarvan de euro een onderdeel is – blijken uit het actieplan voor de financiële diensten.
De voortschrijdende "financialisering" van de economie heeft niet alleen het verlies van vele banen tot gevolg – er gaat ook een parasiterende werking vanuit, aangezien deze tendens ertoe leidt dat er in de context van de reële economie minder investeringen worden gedaan in de productiesector. De instabiliteit van de financiële markten en de speculatieve "zeepbellen" die zo ontstaan leiden bovendien tot financiële crises die vervolgens kunnen uitmonden in economische crises. Deze casino-economie is alleen goed voor makelaars en – vooral – banken, die zo enorme winsten realiseren.
Malcolm Harbour (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De Britse Conservatieve delegatie heeft zich bij de eindstemming over dit verslag van stemming onthouden. Wij ondersteunen veel voorstellen in het verslag-Szejna over recente ontwikkelingen en vooruitzichten in het vennootschapsrecht. Ik denk daarbij met name aan de noodzaak om betere reguleringsbeginselen toe te passen, om rekening te houden met de behoeften van de kleine en middelgrote ondernemingen en aan het belang van het ontwikkelen van beste praktijken met betrekking tot de uiteenlopende tradities en stelsels in de lidstaten. Wij steunen ook veel van de uitgewerkte voorstellen voor het verbeteren van de transparantie en de rechten van belanghebbenden.
Er is echter ook een aantal voorstellen dat niet op onze steun kan rekenen omdat zij de invoering van extra communautaire regelgeving tot gevolg zou hebben op gebieden waarop er geen aantoonbare voordelen zijn voor de ontwikkeling van een doeltreffende interne markt voor financiële diensten. Wij steunen de voordelen waarop ondernemingen aanspraak kunnen maken als zij hun werknemers laten participeren in de besluitvorming over de bedrijfsvoering, maar wij verwerpen het verplicht opleggen van één wettelijk participatiemodel op basis van een “one size fits all”-benadering. Daarom hebben wij tegen paragraaf 3 en overweging F gestemd.
Ivo Strejček (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, graag zou ik enige toelichting willen geven op de tegenstem tegen het verslag-Lucas van mijzelf en de overige afgevaardigden van de Tsjechische partij ODS. De luchtvaart heeft de afgelopen veertig jaar een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt, hetgeen geleid heeft tot een verlaging van de uitstoot en de geluidsoverlast met meer dan 40 procent. Er bestaat geen enkel wetenschappelijk bewijs voor de noodzaak tot overmatige regulering in de door de heer Lucas in zijn verslag voorgestelde vorm. Verhoging van de belastingen op brandstof tasten het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartmaatschappijen aan en leiden tot een verhoging van de prijs voor de eindgebruiker. Aantasting van het concurrentievermogen van het luchtverkeer zou ons op een nog grotere achterstand op het wereldtoneel komen te staan. Het verslag is niets anders dan wat modieuze milieupraat, en daarom hebben we tegengestemd.
Robert Evans (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met betrekking tot het verslag-Lucas mijn steun gegeven aan maatregelen om de invloed van de luchtvaart op de klimaatverandering te verminderen. Het is van cruciaal belang dat alle bedrijfstakken hieraan een bijdrage leveren, dus ook de luchtvaartsector.
Wij moeten er echter wel voor zorgen dat de maatregelen die wij nemen zowel zinvol als praktisch haalbaar zijn. Door alleen de belastingen te verhogen, worden de emissies niet automatisch teruggedrongen. Ook heeft het geen zin om luchtvaartemissies intern te verhandelen: dat dient in samenwerking met andere sectoren te gebeuren.
Natuurlijk is het luchtvervoer de afgelopen jaren danig toegenomen aangezien deze vorm van reizen niet langer beperkt is tot de middenklasse en de rijken. Zo stappen alleen al in het Verenigd Koninkrijk 30 miljoen mensen – dat is de helft van de bevolking – minstens één keer per jaar in een vliegtuig. Deze mensen hebben de Europese initiatieven waardoor goedkope luchtvaartmaatschappijen werden bevorderd en de grote maatschappijen zich gedwongen zagen de prijs van hun tickets te verlagen, alleen maar toegejuicht. Daarom kunnen de Europese burgers ook geen begrip opbrengen voor het streven van een aantal afgevaardigden in dit Parlement om prijsvechters buiten de wet te stellen of te dwingen hun activiteiten te staken.
Diezelfde burgers maken zich echter ook zorgen over de klimaatverandering. Zij willen een eerlijk en verstandig belastingstelsel en maatregelen die de regering en de luchtvaartsector in onderling overleg vaststellen. Alle maatregelen moeten afgestemd worden op de behoeften en wensen van deze consumenten, maar dan wel op zodanige wijze dat de bescherming van het milieu te allen tijde prioriteit krijgt.
Liam Aylward (UEN), schriftelijk. – (EN) Ik sta positief tegenover de mededeling van de Commissie van september 2005 waarin een begin wordt gemaakt met het zoeken naar de meeste effectieve manieren om de internationale toename van broeikasgasemissies aan te pakken. Dat is hard nodig want tussen 1990 en 2003 zijn die emissies met 73 procent toegenomen.
De uitbreiding van het EU-systeem voor verhandelbare emissierechten (ETS) tot de luchtvaartsector zou wel eens de beste methode kunnen zijn om deze emissies te beperken en te zorgen dat de luchtvaart, net als alle andere sectoren, een bijdrage levert aan het terugdringen van schadelijke broeikasgassen.
Als wij op dit gebied vooruitgang willen boeken, is het van het allergrootste belang dat wij de effectiviteit van de technische ontwerpaspecten onderzoeken om te zorgen dat het beleid een optimaal effect heeft op de milieu- en economische efficiëntie. Daarbij moet de aandacht tegelijkertijd uitgaan naar bijvoorbeeld Ierland en andere geïsoleerde gebieden, omdat deze zo afhankelijk zijn van vervoersdiensten door de lucht. Overigens dienen in dat verband zowel de stedelijke als de regionale gebieden in ogenschouw te worden genomen.
Daarnaast verdienen de gevolgen voor de prijzen en de toekenning van emissierechten ook nader onderzoek. Gezien de geografische omstandigheden in Ierland vormt de luchtvaart een cruciaal onderdeel van onze infrastructuur, waarbij de diensten van de luchtvaartsector vanuit economisch en sociaal perspectief van essentieel belang zijn. Dat betekent dat een concurrerende markt voor de luchtvaartsector voor Ierland onontbeerlijk is om zijn economische concurrentiepositie te kunnen behouden.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Wij Zweedse Conservatieven willen dat de luchtvaart wordt opgenomen in het EU-systeem voor verhandelbare emissierechten. Dat zou een effectieve en rechtvaardige manier zijn om de milieukosten ten gevolge van het luchtverkeer te internaliseren, conform het beginsel dat de vervuiler betaalt.
Wij betreuren het dat de Zweedse regering heeft besloten om in Zweden een speciale regeling in te voeren in de vorm van vluchtbelastingen. Dat vervalst de concurrentie en verzwakt het concurrentievermogen van Zweden, terwijl het tevens weinig of geen milieuwinst oplevert in vergelijking met de invoering van de handel in emissierechten voor de luchtvaart.
Omdat in het rapport de invoering van een apart systeem van handel in emissierechten wordt bepleit, kunnen wij Zweedse conservatieven ons er niet achter scharen. Met een apart systeem riskeren we een lagere totale reductie van de uitstoot van broeikasgassen, en bovendien aanzienlijk hogere kosten dan nodig is. Wij Zweedse Conservatieven vinden dat de handel in emissierechten moet worden ingevoerd, maar wel op de juiste wijze.
Dat de prijzen van vliegtickets in Europa spectaculair zijn gedaald, is in de grond van de zaak een positieve ontwikkeling, die heeft geleid tot welvaart, vrijheid van verkeer en contacten tussen mensen. Wij betreuren het dat de rapporteur en de meerderheid van het Parlement een andere mening lijken te zijn toegedaan. Daarom zijn we het ook niet eens met de in het verslag opgenomen eisen inzake nog meer belastingverhogingen van verschillende aard op luchtvaartgebied.
Robert Evans, Mary Honeyball en Linda McAvan (UEN), schriftelijk. – (EN) De Labour-afgevaardigden in het Europees Parlement staan volledig achter de maatregelen om de invloed van de luchtvaart op de klimaatverandering te reduceren. Wij steunen het beginsel om de luchtvaartemissies op te nemen in het EU-systeem voor verhandelbare emissierechten (ETS) en wij verzoeken de Commissie om op dat punt met werkbare voorstellen te komen. Wij hebben ons wat een paar punten in dit verslag betreft van stemming onthouden, omdat zij met elkaar in tegenspraak zijn of omdat zij niet voldoende doorgerekend of uitgewerkt zijn.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik zal dit verslag over het reduceren van de invloed van de luchtvaart op de klimaatverandering steunen. De luchtvaart is namelijk een van de snelst groeiende bronnen van broeikasgassen.
Ik ben het vrijwel volledig met de rapporteur eens dat het van groot belang is dat deze kwestie aan de orde wordt gesteld. Desalniettemin zijn sommige van haar voorstellen niet geëvalueerd wat de kostenaspecten en de praktische effecten betreft. Ik denk daarbij aan de voorstellen over de onmiddellijke invoering van een belasting op kerosine en op vluchten binnen de EU, over het beëindigen van de BTW-vrijstelling en over een apart systeem voor verhandelbare emissierechten voor de luchtvaart.
Daarnaast dient er in verband met de problemen van de perifere gebieden in mijn eigen regio in Zuidwest-Engeland ook speciale aandacht gegeven te worden aan de meest geïsoleerde gebieden, zoals Cornwall en de Scilly-eilanden. Wat Gibraltar betreft, is er een zeer ingewikkeld geografisch en politiek isolement ontstaan als gevolg van de houding van de Spaanse autoriteiten. Ik verwacht dan ook dat de Commissie op basis van dit verslag met doorgerekende en werkbare actievoorstellen komt.
Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ja, de luchtvaart draagt bij tot de klimaatverandering. Hoewel de efficiëntie van de in de luchtvaart gebruikte brandstoffen de afgelopen veertig jaar voortdurend is toegenomen, is in diezelfde periode het totale brandstofverbruik gestegen als gevolg van de aanzienlijke groei van het luchtverkeer. Voorkomen moet worden dat de luchtvaartemissies op lange termijn in sterke mate gaan bijdragen tot de klimaatverandering.
Er is geen snelle technische oplossing voorhanden. Daarom moet er tegelijkertijd worden ingezet op zowel het integreren van de invloed van de luchtvaart in het Europees systeem van verhandelbare emissierechten als op onderzoek, verbetering van het luchtverkeersbeheer en de invoering van belastingheffing op energie.
Dit nieuwe wapen in de strijd tegen de klimaatverandering mag echter niet tot elke prijs worden ingezet.
Het in te voeren systeem mag de positie van onze Europese luchtvaartmaatschappijen op de wereldmarkt niet nadelig beïnvloeden, en elke vorm van oneerlijke concurrentie met andere vormen van vervoer moet worden voorkomen.
De keuzen die de Commissie binnenkort in haar wetgevingsvoorstel zal maken, zijn dus essentieel. De verschillende opties zullen nauwkeurig tegen het licht gehouden moeten worden.
Ik dring erop aan dat de Commissie voorstellen zal doen voor goed doordachte oplossingen, zowel in economisch als in milieuopzicht. U moet tot elke prijs zien te voorkomen dat er een averechts werkend systeem komt waarin de bureaucratische lasten onze luchtvaart buitenspel zetten op de internationale markt.
Caroline Jackson en Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De Britse Conservatieven hebben dit verslag gesteund omdat wij de invloed onderkennen die luchtvaartemissies op de klimaatverandering hebben. De luchtvaart is verantwoordelijk voor ongeveer 4 procent van de koolstofemissies in de EU en naar verwachting zal het luchtverkeer in 2020 ten opzichte van 2003 verdubbelen.
Wij zijn voorstander van de integratie van het luchtverkeer in een systeem voor verhandelbare emissierechten, hetzij door het huidige systeem uit te breiden tot de luchtvaart hetzij via een apart, beperkter systeem. Hierdoor krijgen de luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid om in samenwerking met de nationale en Europese autoriteiten regelgeving toe te passen die tegemoet komt aan hun streven om de hoogst mogelijke milieunormen te hanteren zonder dat de Europese reizigers daardoor onevenredig hard worden getroffen. Als dergelijke normen op vluchten naar en vanuit de EU worden toegepast, mogen de financiële lasten voor communautaire exploitanten echter niet hoger zijn dan die van hun concurrenten van buiten de EU. Idealiter dient elk EU-systeem in een grotere mondiale aanpak geïntegreerd te worden.
Wij zijn geen voorstander van een kerosinebelasting of van het beëindigen van de BTW-vrijstelling voor het luchtverkeer. Wij willen geen schadelijke gevolgen voor de luchtvaartindustrie in de EU en wij willen ook de gerechtvaardigde verwachting van de burgers op goedkopere vliegreizen niet teleurstellen.
Wij verwachten van de Commissie dat zij niet alleen lering trekt uit de eerdere fouten met betrekking tot het systeem voor de verhandelbare emissierechten, maar dat zij ook een proefproject in verband met een systeem voor de luchtvaartsector in gang zet.
Caroline Lucas (Verts/ALE), schriftelijk. – (PT) Het vliegtuig is tegenwoordig het meest gebruikte vervoersmiddel voor de lange afstand. Dat heeft ernstige gevolgen voor het milieu, vooral als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen.
Ik geloof dat het heffen van een belasting op de uitstoot en het verhandelen van emissierechten goede manieren zijn om dit probleem te benaderen. Ik vind het een goed idee om vluchten binnen de EU en vluchten die vanuit de EU vertrekken of daar landen in dit voorstel op te nemen. Ook het opzetten van een gemeenschappelijk luchtruim zou gunstig zijn, omdat we zo op de routes kunnen besparen.
Ik geloof wel dat we rekening moeten houden met de bijzondere positie van geïsoleerde en ultraperifere regio's. Veraf gelegen en moeilijk toegankelijke regio's zijn immers in sterke mate afhankelijk van het luchtvervoer.
Ik steun dit verslag dan ook alleen omdat het amendement waarin opgeroepen wordt tot bijzondere aandacht voor geïsoleerde en ultraperifere regio's is aangenomen. Deze regio's zouden immers grote schade ondervinden als voor het gehele Europese luchtruim dezelfde luchtvaartheffingen zouden gelden.
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Het vliegtuig is het meest gebruikte vervoermiddel voor de lange afstand geworden. De door de luchtvaart veroorzaakte emissies bemoeilijken de verwezenlijking van de algemene doelstelling om de uitstoot terug te dringen.
De in dit verslag voorgestelde maatregelen – in het bijzonder het heffen van een belasting op de uitstoot en het verhandelen van emissierechten – lijken me een goede manier om de door de luchtvaart veroorzaakte problemen aan te pakken.
Belangrijk is ook dat alle interne vluchten en alle vluchten die vanuit de EU vertrekken of daar landen in deze regeling worden opgenomen, om te verhinderen dat de markt wordt verstoord. Er zal bovendien een gemeenschappelijk Europees luchtruim moeten worden gecreëerd. Zo kunnen we de routes verkorten, en dat betekent dat er minder broeikasgassen in de atmosfeer terecht zullen komen.
Ik geloof echter wel dat we rekening moeten houden met de bijzondere positie van geïsoleerde en ultraperifere regio's. Daarom steun ik dit verslag, omdat het amendement waarin opgeroepen wordt tot bijzondere aandacht voor geïsoleerde en ultraperifere regio's is aangenomen. Deze regio's zouden immers grote schade ondervinden als voor het gehele Europese luchtruim dezelfde luchtvaartheffingen zouden gelden. Veraf gelegen en moeilijk toegankelijke regio's zijn immers in sterke mate afhankelijk van het luchtvervoer.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb mijn steun gegeven aan het verslag-Lucas over de invloed van de luchtvaart op de klimaatverandering. Ik ben een groot voorstander van maatregelen om de effecten van de luchtvaart op het klimaat terug te dringen. Ik ben er ook voorstander van om de luchtvaartemissies te integreren in het systeem voor verhandelbare emissierechten en ik hoop dat de Commissie daartoe een werkbaar voorstel zal overleggen. Ik heb mij met betrekking tot een paar paragrafen van stemming onthouden omdat ik van mening ben dat de effecten van de betreffende voorstellen nog niet volledig zijn geëvalueerd. Zo heb ik mij van stemming onthouden over het voorstel om de BTW-vrijstelling voor het luchtverkeer te beëindigen, omdat niet duidelijk is of dit überhaupt van enig nut is met het oog op de klimaatverandering of dat uitsluitend minder welgestelde passagiers voor deze maatregel moeten boeten.
Claude Moraes (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben een groot voorstander van maatregelen om de invloed van de luchtvaart op de klimaatverandering terug te dringen. Ik steun het voorstel om de luchtvaartemissies te integreren in het systeem voor verhandelbare emissierechten (ETS) en verzoek de Commissie eveneens om in dat verband met een werkbaar voorstel te komen. Ik heb mij met betrekking tot een paar paragrafen in dit verslag van stemming onthouden omdat ik van mening ben dat zij tegenstrijdig of niet voldoende uitgewerkt zijn.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ruim een jaar geleden zette ik met dertien van mijn Belgische collega’s in het Europees Parlement mijn handtekening onder een open brief in La Libre Belgique, waarin de vijfentwintig staatshoofden en regeringsleiders werden opgeroepen om verder te gaan dan de doelstellingen van het Protocol van Kyoto.
Een van de belangrijkste voorstellen die in die brief werden gedaan, was dat de emissies van de sectoren luchtvaart en zeevervoer meegenomen moesten worden in de komende plannen op het gebied van klimaatbescherming.
Daarom ben ik vandaag blij met de ambitieuze stemming over het verslag-Lucas, dat voorziet in een hele reeks maatregelen ter bestrijding van de milieueffecten van de luchtvaart, en met name in de beëindiging van de BTW-vrijstelling voor brandstoffen voor het luchtvervoer.
De huidige situatie is verontrustend: de luchtvaartemissies doen een kwart van de magere resultaten van de bestrijding van broeikasgassen teniet. Voor de duidelijkheid: het gaat er niet om in de wilde weg belastingen te gaan heffen, maar om een eind te maken aan een ongelijkheid die de luchtvaartsector onvoldoende aanzet tot investeringen in nieuwe technologieën, en waarvan ons milieu het eerste slachtoffer is. De opwarming van de aarde is de grootste uitdaging van de eenentwintigste eeuw. Europa moet het goede voorbeeld blijven geven!
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik sluit mij aan bij de algemene strekking van dit verslag, maar volgens mij zijn er nog steeds aanzienlijke problemen als gevolg van de uitslag van de stemming van vandaag. Ik denk daarbij aan het feit dat de gevolgen van de voorstellen voor een groot gedeelte niet doorgerekend zijn en dat die gevolgen verhoudingsgewijs groot zijn. Dan is er nog het voorstel om het systeem voor verhandelbare emissierechten uit te breiden tot het luchtverkeer, zonder dat er afzonderlijke parallel systeem voor de luchtvaart komt, omdat dit het bestaande ETS zou ondermijnen.
Een deel van dit verslag is in strijd met de zeer werkbare voorstellen van de Commissie en is dan ook niet zinvol.
Margie Sudre (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Hoewel de doelstelling van het reduceren van de invloed van de luchtvaart op de klimaatverandering, en met name de verlaging van de CO2-emissies, zeer lovenswaardig is, lijkt het me absoluut noodzakelijk dat ons Parlement rekening houdt met de situatie van de meest afgelegen EU-regio’s.
Mochten de afschaffing van de BTW-vrijstelling voor het luchtvervoer en de invoering van een belasting op kerosine reële opties worden, dan zou dit desastreuze gevolgen hebben voor de economie van de meest afgelegen regio’s en de mobiliteit van hun bevolking.
Dat geldt met name voor de insulaire regio’s, die geen weg- of spoorwegverbindingen hebben met de rest van de Unie. En dit geldt nog sterker voor de ultraperifere regio’s, waarvan de bewoners uitsluitend op vliegen zijn aangewezen.
Ik bedank de leden van het Europees Parlement voor het aannemen van mijn amendement, waarin ik vraag om bijzondere aandacht binnen de Europese wetgeving voor de meest afgelegen gebiedsdelen, die sterk afhankelijk zijn van het luchtvervoer, en dan met name de eilanden en ultraperifere regio’s, waar vrijwel of helemaal geen alternatieven voor het luchtvervoer bestaan.
Glenis Willmott (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben een groot voorstander van maatregelen om de invloed van de luchtvaart op de klimaatverandering via het systeem voor verhandelbare emissierechten terug te dringen en verzoek de Commissie om op dit vlak werkbare voorstellen te overleggen.
Ik heb mij met betrekking tot een aantal paragrafen in dit verslag van stemming onthouden omdat zij tegenstrijdig of niet volledig uitgewerkt zijn.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd vóór het uitstekende verslag van mijn collega, mevrouw Korhola, over het compromis met de Raad inzake de ontwerptekst van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende informatie, inspraak van het publiek en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. Ik ben blij dat het verstand heeft gezegevierd in dit moeilijke dossier, waarvan de politieke goedkeuring sterk is vertraagd door de juridische complexiteit. De transparantie die is verkregen voor door de Europese Investeringsbank gefinancierde programma’s, is een uitstekende zaak. De rol van de non-gouvernementele organisaties (NGO’s) is terecht verduidelijkt in deze tekst met de verwijzing naar “verantwoordelijke” NGO’s. De inhoud van het compromis dat is bereikt door de delegatie van het Parlement onder leiding van collega Alejo Vidal-Quadras, is bevredigend en evenwichtig. De goedkeuring in derde lezing is uiteindelijk een succes voor het Europees Parlement.