Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Doel van dit voorstel is de contacten tussen de autoriteiten verantwoordelijk voor de toepassing van de wet en de handhaving van de veiligheid en de openbare orde in de lidstaten doeltreffender te maken, om zo het grensoverschrijdend politieoptreden tijdens bepaalde internationale gebeurtenissen beter te kunnen plannen.
Er wordt voorgesteld dat in het laatste kwartaal van ieder jaar de voorzitter van de Raad een lijst met geplande internationale gebeurtenissen voor het volgend jaar opstelt, met daarbij de verwachte behoefte aan assistentie.
Ook wordt voorgesteld dat de voorzitter jaarlijks de internationale assistentie die is verleend in het voorafgaande jaar evalueert, waarbij een lijst moet worden vastgesteld met de problemen in de lidstaten en aanbevelingen voor de oplossing daarvan.
Daarom steun ik het verslag van collega Frieda Brepoels, inclusief de amendementen die zij heeft voorgesteld. Het is een terecht en welkom voorstel.
Wij moeten alle nodige maatregelen nemen om er zeker van te zijn dat de openbare orde en veiligheid worden gehandhaafd tijdens eventuele internationale gebeurtenissen waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen, en dat eventuele strafbare handelingen voorkomen en bestreden kunnen worden.
Gérard Deprez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Wij spreken ons vandaag uit over een voorstel voor een besluit over de versterking van de grensoverschrijdende politiesamenwerking tijdens gebeurtenissen die veel mensen uit meerdere lidstaten op de been brengen, zoals tijdens grote internationale sportevenementen (wereldkampioenschap voetbal, Olympische Spelen, wielerrondes, enzovoorts) maar ook tijdens religieuze evenementen, staatsbezoeken of internationale politieke bijeenkomsten of topoverleg.
De ervaring heeft duidelijk uitgewezen dat samenwerking, vertrouwen en adequate communicatie tussen de betreffende politiediensten, de beschikbaarheid van betrouwbare gegevens en een goede voorbereiding onontbeerlijk zijn voor het succes van dergelijke evenementen, met name uit het oogpunt van preventie.
De tekst noemt al deze elementen en voorziet heel concreet in de volgende stappen. Voorafgaand aan de evenementen: een jaarlijkse planning van de verwachte behoeften. Tijdens evenementen: grensoverschrijdende samenwerking en bijstand tussen de nationale politiediensten. Na de evenementen tot slot: een evaluatie en indien nodig voorstellen om de Europese wetgeving aan te passen (met name het Schengen-akkoord).
Nu we toe zijn aan de tweede halve finale van een WK-voetbal dat tot nu toe zonder noemenswaardige incidenten is verlopen, moeten we deze tekst steunen in de hoop dat dit in de toekomst zo vaak mogelijk het geval zal zijn.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het voorstel om een lijst op te stellen van internationale gebeurtenissen in de Unie - waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen - waarvoor een nauwere samenwerking nodig is tussen de veiligheidsdiensten van de verschillende lidstaten, betekent ook dat we de grootste voorzichtigheid moeten betrachten voor wat betreft het werkelijke doel van dit initiatief en het gebruik van dit mechanisme.
We herinneren ons nog zeer goed de recente pogingen om deelname van personen aan evenementen en manifestaties van internationale aard onmogelijk te maken. Dergelijke manifestaties vinden bijvoorbeeld tegelijk met Europese tops plaats. Zij verwerpen het neoliberale en militaristische beleid en/of uiten solidariteit met de volkeren die strijden tegen het imperialisme. Dit is een voorbeeld van wat uiteindelijk het "verlenen van grensoverschrijdende assistentie" tussen veiligheidsdiensten kan betekenen voor de "handhaving van de openbare orde en veiligheid" en het "voorkomen en bestrijden van strafbare handelingen".
Dit initiatief maakt tenslotte deel uit van een veiligheidsdrang waarheen de Europese Unie afglijdt, als onderdeel van een serie overige maatregelen die met de zogenaamde "strijd tegen het terrorisme" als excuus, de rechten, vrijheden en waarborgen van de burgers op het spel zetten.
Vandaar dat onze fractie tegenstemt.
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ik feliciteer collega Frieda Brepoels met het verslag, dat precies op tijd komt, over het initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de versterking van de grensoverschrijdende politiesamenwerking bij gebeurtenissen waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen en het politieoptreden primair is gericht op de handhaving van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten. Ik ondersteun dat, vooral als het gaat om de mogelijkheid een onverwachte internationale gebeurtenis, waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen, toe te voegen aan de lijst die is voorgelegd aan de voorzitter van de Raad in het voorgaande jaar.
Het vrije verkeer van personen vereist dat de EU ook de politiële en justitiële samenwerking op strafrechtelijk gebied overweegt, opdat er een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid ontstaat binnen de EU.
David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Goede voorbereiding is van vitaal belang voor de preventie en beheersing van rampen. Om die reden steun ik het verslag, want het doel ervan is grensoverschrijdende bijstand zo effectief mogelijk te maken.
Bestrijden van criminaliteit en de bescherming van de openbare orde behoren bij uitstek tot de bevoegdheid van de lidstaten. Dit voorstel beoogt enkel de samenwerking tussen de verschillende lidstaten op dit vlak te verbeteren door de creatie van een uniform, transparant en efficiënt kader van informatie-uitwisseling. Het politieoptreden is primair gericht op de handhaving van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten bij gebeurtenissen waarbij grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten zich verzamelen.
De Raad dient jaarlijks voor 31 januari een evaluatie op te stellen van de internationale bijstand die tijdens het voorafgaande kalenderjaar is verleend. Die evaluatie omvat een overzicht van de internationale evenementen die hebben plaatsgevonden, een overzicht van de verleende en ontvangen bijstand, een overzicht van de door de lidstaten geconstateerde problemen en aanbevelingen die ertoe strekken dergelijke problemen op te lossen. Hierdoor zullen de nationale politiekorpsen zo doeltreffend mogelijk kunnen werken.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Het lijdt geen twijfel dat we de georganiseerde misdaad en crimineel toerisme alleen doeltreffend kunnen bestrijden door een intensievere grensoverschrijdende samenwerking bij de politie. Wat dat betreft lijkt vooral het Schengeninformatiesysteem zijn nut te bewijzen in het dagelijkse politiewerk. Het is zo snel, dat tegenwoordig veel signalementen alleen nog via SIS en niet meer via Interpol doorgegeven worden.
Anderzijds bestaat er op het vlak van de politionele samenwerking tegenwoordig ook erg veel naast elkaar: Schengen, Europol, Eurodac, DIS, een groot aantal bilaterale samenwerkingsvormen en nu dan ook het verdrag van Prüm. De vraag dringt zich op of er intussen niet een aantal overlappingen ontstaan is en of we zo langzamerhand niet het overzicht verliezen. We moeten er in ieder geval voor zorgen dat de bescherming van persoonsgegevens niet tekort komt.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Nieuwe maatregelen tegen de volksstrijd op nationaal en Europees vlak: ziehier wat wordt voorgesteld in het verslag over de versterking van de grensoverschrijdende politiesamenwerking bij internationale gebeurtenissen in de EU.
Op provocerende wijze wordt gesteld dat een "overzicht" moet worden gemaakt van de "internationale gebeurtenissen" die elk jaar plaatsvinden, zodat men de samenwerking van de repressieve mechanismen in de EU bij de aanpak van volksbewegingen kan programmeren en organiseren. Zo bevordert men de preventieve repressie, in het kader van het meer algemene imperialistische dogma van preventieve oorlog in binnen- en buitenland, waarvan het doel is topconferenties en allerlei internationale bijeenkomsten van de imperialistische organisaties tegen het gepeupel te "beschermen".
De volkeren van Europa hebben het moorddadig optreden van de repressiemechanismen van de EU in Göteborg, Genua en andere landen den lijve ondervonden. Zij zijn dagelijks geconfronteerd met de beknotting van hun meest elementaire rechten en vrijheden. De Communistische Partij van Griekenland heeft tegen het verslag gestemd. Zij zal het verzet van de arbeiders- en volksbeweging op nationaal en Europees vlak tot bescherming van de volksvrijheden helpen ontwikkelen.
Weerbarstigheid, ongehoorzaamheid en verijdeling in de praktijk van de besluiten van de EU en de regeringen die verworven democratische rechten afschaffen: dat is voor de volkeren een recht en een plicht.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik ben van plan om voor dit verslag te stemmen, maar de binnenscheepvaart in het Verenigd Koninkrijk staat momenteel onder grote druk. Het Verenigd Koninkrijk geniet een derogatie op de richtlijn betreffende energieproducten. Hierdoor kunnen eigenaren van plezierboten in het land de tanks van hun boten vullen met rode diesel, die belast wordt met 6.44 pence per liter. De derogatie vervalt op 31 december 2006, en in de mededeling van de Commissie aan de Raad van 30 juni 2006 geeft de Commissie aan niet te denken dat een verlenging ervan gerechtvaardigd is.
De voordelen van beëindiging van de derogatie zijn niet duidelijk. Aangezien plezierboten slechts 0,05 procent van het totale nationale verbruik van rode diesel voor hun rekening nemen, zijn de milieuvoordelen verwaarloosbaar. Er bestaat geen enkele bewijs voor schade die de VK-derogatie eventueel berokkent aan de Europese interne markt.
Het verlies van de derogatie zal lijden tot zware tijden voor dit type tijdverdrijf, alsook voor een hele bedrijfstak. Uit een door de Royal Yachting Association gehouden enquête blijkt dat 54 procent van de booteigenaren zich door de plotselinge prijsstijging “misschien of welzeker” gedwongen zal zien hun boot op te geven. Het hieruit volgende domino-effect zou wel eens grote schade kunnen berokkenen aan de dertigduizend mensen die in de botensector werken, de zeventigduizend mensen wier banen medeafhankelijk zijn van het zeetoerisme, en de zevenhonderd miljoen Britse pond die booteigenaren jaarlijks uitgeven.
Het Verenigd Koninkrijk vraagt om een laatste vijfjarige verlenging om deze zaken aan te kunnen pakken.
Oldřich Vlasák (PPE-DE). - (CS) Geachte Voorzitter, dames en heren, graag zou ik het een en ander willen zeggen over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart. Er worden door middel van deze verordening talrijke technische bepalingen vastgesteld die van zeer grote betekenis zijn voor de luchtveiligheid, hetgeen in algemene zin toegejuicht mag worden. Enkele bepalingen met betrekking tot uitstoot, beperkte vluchttijden en administratie zijn echter inadequaat en dienen in een bredere context te worden geplaatst. Elke stap in de richting van verdere belastingheffing, of dit nu op brandstof is of op diensten, zal leiden tot een beperking van de vrije mededinging en concurrentie tussen nieuwe luchtvaartmaatschappijen en luchthavens. Men dient zich te realiseren dat we niet alleen moeten kijken naar de verbetering van de veiligheid en de kwaliteit van de dienstverlening, maar ook naar het verbeteren van de voorwaarden voor ondernemen, naar het wegnemen van bureaucratische obstakels en naar het verlagen van de kosten van het luchtverkeer. Mobiliteit is een van de voorwaarden voor economische groei, en stijging van de kosten van het luchtverkeer zou op de wereldmarkt een concurrentienadeel inhouden.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De meerderheid van het Europees Parlement heeft de amendementen die wij hebben ingediend, verworpen. Doel van die amendementen was de bescherming van de rechten van de werknemers en het garanderen van de veiligheid van de passagiers. De amendementen behelsden het volgende:
- Geen enkele beschikking uit de huidige regeling kan worden gebruikt of aangevoerd, in het bijzonder in het kader van de relaties tussen de lidstaten, om de rechten en voorwaarden van beloning, werk, kwalificatie en training van de verschillende soorten personeel in de burgerluchtvaart te schaden;
- Vermindering van diensturen - maximaal 160uur over een periode van 28 achtereenvolgende dagen, zo regelmatig mogelijk daarover verdeeld, en maximaal 40 uur over een periode van 7 achtereenvolgende dagen, met inbegrip van 2 dagen rust - zodat het vlucht- en cabinepersoneel in staat is de veiligheid te garanderen;
- Certificering van gekwalificeerd cabinepersoneel door hen te verplichten een adequate en geldige bevoegdheid te behalen, te accepteren door het bevoegd gezag, waarin staat dat zij de bevoegdheden en vaardigheden hebben om de taken uit te voeren die hun zijn opgedragen.
Wij betreuren dit zeer.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. – (DE) Ik stem voor compromisamendement 1.
Nu Ulrich Stockmann zulk uitstekend werk als rapporteur verricht heeft, stem ik voor compromisamendement 1.
Dit amendement beschouw ik ook als teken dat alle partijen zeer veel gelegen is aan veiligheid in het luchtverkeer. De nieuwe regeling voor de vlieg- en rusttijden is een gedenkwaardige stap in de richting van een veilige luchtvaart en garandeert niet alleen de passagiers, maar ook de bemanning een aanzienlijk grotere veiligheid. Gelijke normen in alle Europese landen zijn niet alleen in het voordeel van de passagiers, maar ook van al het boordpersoneel. Op deze manier wordt het mogelijk ook bij een steeds verder groeiende luchtvaart onder gelijkblijvende veiligheidsnormen te reizen.
Seán Ó Neachtain (UEN), schriftelijk. - (EN) Ik ben ingenomen met dit verslag, waaraan meer dan zes jaar is gewerkt. Een van de belangrijkste zaken waarvoor moet worden gezorgd is dat vermoeidheid bij piloten de vliegveiligheid niet in gevaar brengt. Gezien de verhoogde vluchtfrequentie en de enorme aantallen luchtpassagiers tegenwoordig is de harmonisering van de veiligheidsstandaarden op het hoogste, technologisch meest geavanceerde veiligheidsniveau buitengewoon noodzakelijk, om zo binnen de uitgebreide EU gelijke omstandigheden te kunnen creëren. Bij het opstellen van dit soort wetgeving moeten we goed rekening houden met de invloed ervan op de vermoeidheid bij piloten. Met het oog hierop ben ik er voorstander van om twee jaar na invoering van deze wetgeving een medische en wetenschappelijke evaluatie van de impact ervan te maken.
Mijns inziens wordt er in dit verslag duidelijk gesteld dat deze verordening op geen enkele wijze een juridische basis kan vormen voor de afzwakking van bestaande veiligheidsnormen in de lidstaten.
Ten behoeve van de veiligheid is het van belang dat de Commissie een onderzoek instelt naar de invloed van de verordening op werkroosters en operationele modellen. Indien deze negatief worden beïnvloed, dient zij een analyse uit te voeren en aanpassingen aan te brengen aan de bepalingen met betrekking tot de beperkingen van de vlucht- en diensttijd.
Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. – (DE) Hoewel de atoomindustrie al vijf decennia lang naar oplossingen voor het radioactieve afval zoekt, zijn we nog geen stap verder gekomen. Het afval wordt kriskras door Europa gereden, op miljoenenverslindende, door de belastingbetaler gefinancierde transporten, die een hoog risico op ongevallen met zich meebrengen en bovendien een ideaal doel vormen voor terroristen.
Opslag die duizenden jaren veilig blijft, is onmogelijk en dat toont aan hoe absurd het argument van de schone en goedkope atoomstroom is. Het enige wat we doen, is het gevaar van deze tikkende tijdbommen afschuiven op volgende generaties. Tot nu toe konden onze wetenschappers het zelfs niet eens worden over de steensoort die het meest geschikt is voor definitieve opslag en dus zitten we in Duitsland bijvoorbeeld met de voormalige zoutmijn Asse II, waar voor een bedrag van meer dan 120 miljoen euro vertwijfeld gezocht wordt naar manieren om te verhinderen dat er radioactieve nucliden vrijkomen.
De komende jaren zal de belastingbetaler zo’n 500 miljard euro moeten investeren in de ontmanteling van de reactoren die momenteel in bedrijf zijn. Als de atoomindustrie zelf voor de kosten van opslag zou opdraaien, in plaats van die af te wentelen op de overheid, zou atoomstroom minstens 20 procent duurder en daarmee onrendabel worden. Hoogste tijd om de miljarden aan subsidie te schrappen waarmee het atoomsprookje in stand gehouden wordt.
Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk - (EN) Ten eerste wil ik blijk geven van mijn steun aan de inspanningen van de Gemeenschap gericht op de aanscherping van het toezicht en controle op het vervoer van radioactief afval binnen de EU.
Zonder enig twijfel dient de bescherming van onze bevolking tegen de gevaarlijke effecten van nucleair afval onze prioriteit te zijn.
Desalniettemin heb ik mij van stemming onthouden omdat de voorgestelde richtlijn van de Raad geen rekening houdt met de gevaarlijke gevolgen van transport en opwerking van radioactief afval voor kernenergievrije lidstaten zoals Ierland.
De voorgestelde richtlijn richt zich alleen op lidstaten die actief deelnemen aan de productie van kernenergie. Er wordt in dit voorstel geen rekening gehouden met de belangen van passieve omstanders zoals Ierland, een land dat besloten heeft om kernenergievrij te blijven en dat ook geen doorvoerland is.
Als kernenergievrij land wordt Ierland getroffen door het afval van het Europese continent dat in het Britse Sellafield-complex wordt opgewerkt. Het afval wordt over de Ierse zee vervoerd, waardoor deze de meest radioactieve watermassa in de wereld is.
Er wordt in het voorstel voor een richtlijn inzake de toezicht en controle op het vervoer van radioactief afval geen rekening gehouden met de unieke Ierse positie.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het is positief dat het Europees Parlement vóór twee duidelijke voorstellen in het verslag heeft gestemd. Het eerste ging over de bevordering van sociale integratie via een op kennis gebaseerde maatschappij, bijvoorbeeld door de beschikbaarstelling van gratis open source-software te steunen, en een ander voorstel waarin stond dat een beter onderzoeks- en innovatiebeleid moet bijdragen tot nieuwe werkgelegenheid via duurzame ontwikkeling. Ik wil opmerken dat deze voorstellen door onze fractie zijn gedaan en dat we die ondersteund hebben tijdens het debat in de relevante parlementaire commissie. We juichen ook de aandacht toe die het Parlement geeft aan levenslang leren en aan de rol van de universiteiten bij het scheppen en verbreiden van kennis en de aandacht die het geeft aan het midden- en kleinbedrijf.
Maar er zijn ook minder positieve aspecten, vooral op het gebied van intellectuele eigendom, het promoten van ondernemingsgeest vanaf de eerste fasen van het onderwijs en de algemene basis van het gehele standpunt: concurrentievermogen. Vandaar onze onthouding.
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Op de Europese top van Lissabon in maart 2000 werd als doel gesteld dat de EU in 2010 de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie ter wereld moest zijn. Nu, in 2006, is de Europese Unie daar nog ver van verwijderd.
Ik ben het eens met de voorstellen van de rapporteur om de inspanningen van Europa te vergroten bij het creëren en delen van kennis en bij de financiering daarvan.
Wel moet het gebrek aan investeringen in O&O en aan bevordering van een ondernemingsgeest die waarde hecht aan innovatie worden beklemtoond, alsmede het gebrek aan politieke en financiële steun voor levenslang leren en ICT-opleidingen.
In de tweede plaats deelt Europa haar kennis niet. Zware hinderpalen verhinderen nog steeds dat de spelers in die sector onderling en grensoverschrijdend samenwerken.
Ten slotte, Europa financiert de kennis niet. In dit verband zouden in het kader van het Gemeenschapsbeleid programma's als de financieringsinstrumenten van het CIP (Concurrentievermogen- en innovatieprogramma) of JEREMIE (Gezamenlijke Europese middelen voor KMO's) moeten worden uitgebreid.
David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Op de Europese Raad van Lissabon in maart 2000 werd besloten om van Europa binnen tien jaar de meest concurrerende en meest dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. Europa loopt echter nog steeds achter op de VS en Japan. Ik ben ingenomen met dit verslag, omdat het poogt de prestaties van de EU op drie hoofdgebieden te verbeteren.
Ten eerste, door de creatie van nieuwe kennis te financieren en stimuleren: dit zal worden gedaan door middel van het bevorderen van de ondernemingszin, het aanbieden van levenslang leren en ICT-training, alsook door middel van een verbetering van het imago van wetenschappelijk onderzoek, dat moet worden gezien als een prestigieuze en lonende carrière.
Ten tweede slaagt Europa er niet in zijn kennis te delen. Het menselijk kapitaal dient op een efficiënte manier te worden ingezet, en de verbetering van partnerschappen dient een van de speerpunten van het Europese O&O-beleid te blijven. Alle middelen dienen erop te worden gericht dat de knapste koppen adequaat grensoverschrijdend kapitaal en personeel tot hun beschikking krijgen. Ook dienen organisaties die vrouwen nog steeds als inferieure werknemers beschouwen, met naam en toenaam te worden genoemd en te schande te worden gemaakt.
Ten derde trekt Europa te weinig geld uit voor kennis. Het is van essentieel belang dat een groot deel van de EU-begroting voor financiële instrumenten wordt aangewend ter verbetering van de financieringsmogelijkheden voor het MKB en het aanpakken van marktfalen.
Europa dient haar fouten nu onder ogen te zien zodat zij kan voldoen aan de doelstellingen van de Lissabonagenda.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ondanks dat het gaat om een initiatiefverslag zonder wetgevende invloed, kan ik het eens zijn met de overwegingen en de zorgen die erin tot uiting komen. Het idee dat onderzoek en onderwijs centraal moeten staan in de nieuwe economische opzet, waar het Europa nog aan ontbreekt, is essentieel. We moeten dus vaststellen dat er tussen het doel van Lissabon en de werkelijkheid een enorme en trieste kloof gaapt.
Europa heeft niet adequaat gereageerd op het bewijs dat de techniek en de investering in materiële en menselijke middelen binnen het hoofdstuk van onderzoek en onderwijs essentieel zijn voor de ontwikkeling en de groei, vooral binnen de huidige stand van de wereldeconomie. Deze constatering, die in de voorliggende resolutie tot uitdrukking komt en verbonden is met verschillende daarin voorgestelde maatregelen - vooral waar het gaat om de herdefinitie van strategieën van onderzoek en onderwijs - rechtvaardigt het dat ik vóór stem. Dus: geen woorden, maar daden. Zonder een Europa van investeringen geen Europa van de resultaten.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik vind dat de sectoren innovatie en onderzoek onvermijdelijk zijn bij het scheppen van meer en betere banen in de Europese Unie.
In dat verband speelt het MKB een belangrijke rol als spil tussen de universiteiten en de bedrijfssector.
De belangrijkste factoren die de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon in de weg staan zijn bekend: onvoldoende inspanningen van de lidstaten, gefragmenteerde arbeidsmarkten, inefficiënt en ontoereikend gebruik van menselijke hulpbronnen en een verminderde mobiliteit van Europese arbeidskrachten.
Ik betreur het dat de lidstaten niet de nodige politieke en financiële steun geven om te komen tot een flexibel personeelsbestand dat zich kan aanpassen aan de nieuwe realiteit van de arbeidsmarkten, en dat ze ook hun onderzoekers niet de erkenning geven waar ze recht op hebben.
Daarom ben ik ervoor, een einde te maken aan de administratieve en juridische barrières die een hinderpaal vormen voor een grotere mobiliteit van de onderzoekers, het scheppen van betere arbeidsomstandigheden, oftewel een installatie van een echte "eenheidsmarkt" voor de onderzoekers, die aantrekkelijk is en voldoende prestige heeft, zodat de Europese braindrain een halt wordt toegeroepen.
Ik ben ook vóór het bevorderen van de ondernemingsgeest vanaf de eerste fasen in het onderwijs en de versterking van het levenslang leren, waarbij de training van arbeiders en werklozen in nieuwe technologieën actief moet worden bevorderd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het verslag bevat een aantal tegenstrijdigheden.
Enerzijds belicht het negatieve aspecten, waaronder opvalt de nadruk die wordt gelegd op kwesties van concurrentievermogen en concurrentie, en benadrukt het de maatregelen van herstructurering en industriële modernisering, tegenover de "zware internationale concurrentie" waarvan we de verschrikkelijke effecten wel kennen.
Maar anderzijds bevat het voorstellen die wij in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken hebben gepresenteerd; een voorbeeld daarvan is het voorstel de Commissie te verzoeken om communautaire steun te weigeren aan bedrijven die, nadat ze in de ene lidstaat daarvan geprofiteerd hebben, hun activiteiten overbrengen naar een ander land zonder volledig aan de overeenkomst met de lidstaat in kwestie te hebben voldaan.
Wat ook opvalt is de opname van het voorstel om gelijke prioriteit te geven aan werk en aan gezondheid en veiligheid van de werknemers met het oog op het scheppen van meer en betere banen, en van de oproep tot bescherming van de rechten van de werknemer telkens als productiebedrijven worden geherstructureerd en dus ook tot de volledige waarborging van de informatievoorziening aan de organen die de werknemers vertegenwoordigen. Vandaar onze onthouding van stemming.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat ik het ermee eens ben dat een dynamische en zeer concurrerende industrie een onmisbare voorwaarde is voor betere sociale standaards.
De studie die de Commissie heeft gepresenteerd verschaft een gedetailleerd beeld van 27 sectoren van EU-industrie en combineert sectorale acties met horizontale initiatieven.
Net als de rapporteur ben ik vóór de ontwikkeling van een coherent industriebeleid op Europees niveau waarmee we de uitdagingen van de globalisering aankunnen. Ondanks dat de economie van de EU in wezen is gebaseerd op de dienstensector, blijft de EU op mondiaal niveau toch ook een industriële macht.
Daarom heeft het absoluut zin, een Europese strategie voor concurrentievermogen te ontwikkelen, en de Europese ondernemingsgeest en de sociale verantwoordelijkheid van de bedrijven te promoten.
Ik ben ervan overtuigd dat de toekomst van de EU-industrie ligt in de toename van de toegevoegde waarde en de kwaliteit van de producten, maar ook in gekwalificeerde en flexibele arbeidskrachten.
Ik steun dit verslag omdat het het belang benadrukt van een grotere regionale concentratie van productie. Ik steun een nauwe samenwerking tussen regionale en nationale autoriteiten enerzijds met de plaatselijke economische en sociale spelers anderzijds, zodat zij lokale strategische plannen kunnen uitwerken die erop gericht zijn optimaal gebruik te maken van de primaire welvaart producerende sector en van willekeurige vergelijkbare voordelen die iedere regio te bieden heeft.