15. Uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (Interinstitutioneel Akkoord) - Uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (voorwaarden) (debat)
De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van
- het verslag (A6-0237/2006) van Richard Corbett, namens de Commissie constitutionele zaken, over het Interinstitutioneel Akkoord in de vorm van een gemeenschappelijke verklaring inzake het voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (nieuwe regelgevingsprocedure met toetsing) (10126/1/2006 - C6-0208/2006 - 2006/2152(ACI)), en
- het verslag (A6-0236/2006) van Richard Corbett, namens de Commissie constitutionele zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 1999/468/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10126/1/2006 - C6-0190/2006 - 2002/0298(CNS)).
Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om allereerst de rapporteurs van het Europees Parlement, de heer Daul en de heer Corbett, te bedanken voor hun nimmer aflatende inspanningen om een compromis tot stand te brengen. Ik wil er in dat verband graag de aandacht op vestigen dat de samenwerking tussen de beide instellingen zeer goed is geweest, met name de afgelopen tien maanden.
Zoals u weet, heeft de Commissie zich tijdens deze moeilijke en ingewikkelde onderhandelingen een groot voorstander getoond van de uitgebreidere controlerechten van het Europees Parlement in het kader van de comitologie. Wat dat betreft, zijn wij ook veel dank verschuldigd aan het Britse en het Oostenrijkse voorzitterschap vanwege hun grote betrokkenheid en inzet.
Dit heeft er allemaal toe geleid dat het Europees Parlement en de Commissie erin zijn geslaagd om zelfs de meest terughoudende lidstaten ervan te overtuigen dat het de hoogste tijd is om een grote doorbraak te forceren op het gebied van de parlementaire controle. Als het compromispakket morgen door het Parlement wordt bekrachtigd, zal het wat de inhoud van de meeste uitvoeringsmaatregelen betreft over een vetorecht beschikken. Dit geldt dan uiteraard voor uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot regelgeving die via de medebeslissingsprocedure is aangenomen. Wij mogen met een gerust hart constateren dat de democratische controle hier een beslissende slag heeft gewonnen.
Om tegemoet te komen aan de bedenkingen van het Europees Parlement heeft de Commissie nog een aantal aanvullende toezeggingen gedaan. Zo zullen wij de transparantie en de toegang tot comitologiedocumenten nog verder verbeteren. Daarnaast zullen wij ervoor zorgen dat de raadplegingsperiode pas van start gaat als het Parlement alle taalversies heeft ontvangen. Bovendien zullen wij alle bestaande wetgeving die via de medebeslisssingsprocedure is aangenomen, evalueren. waar nodig zullen wij uiterlijk eind volgend jaar voorstellen voor aanpassingen doen.
Tot slot zijn wij, zoals ook in de trilaterale verklaring is neergelegd, overeengekomen om 25 medebeslissingsinstrumenten via een spoedprocedure aan te passen. De Commissie zal de voorstellen daartoe vóór het eind van dit jaar overleggen.
De twee verslagen van de heer Corbett zijn door de Commissie constitutionele zaken met een overweldigende meerderheid aangenomen. Met het oog op de stemming van morgen wil ik echter kort iets zeggen over het enige amendement dat is ingediend. Dit amendement heeft betrekking op een besluit om zogeheten “sunset clauses” of beëindigingsclausules standaard mogelijk te maken. Naar mijn idee gaat dit amendement in de verkeerde richting. Hierdoor wordt namelijk het wederzijdse vertrouwen ondermijnd op basis waarvan de drie instellingen de onderhandelingen hebben gevoerd. Dit amendement is ook in strijd met de gezamenlijke verklaring waarin de wetgever instemt met het feit dat de uitvoeringsbevoegdheden zonder tijdslimiet verleend zouden moeten worden. Ik hoop dat u morgen bij de stemming rekening zult houden met de afwegingen van de Commissie.
Tot zover mijn inleidende opmerkingen. Ik ben uiteraard zeer benieuwd naar het commentaar van de geachte afgevaardigden op deze ingrijpende hervorming.
Richard Corbett (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vermoed dat er van een complot in dit Parlement sprake is geweest om het debat op dit tijdstip te plannen, aangezien op dit moment naar verwachting de wedstrijd tussen Engeland en Frankrijk zou plaatsvinden. De heer Daul en ik, die allebei bij deze onderhandelingen betrokken zijn geweest, voelden ons het slachtoffer van dit complot. Zoals bekend, heeft Engeland zich echter niet voor de volgende ronde weten te plaatsen, dus is dit allemaal wat minder van belang - in ieder geval wat mijzelf betreft.
Technisch gezien gaat het om twee verslagen over procedurele kwesties, maar in wezen hebben zij op een en hetzelfde onderwerp betrekking: de voorgestelde herziening van het Besluit van de Raad van 1999 over de comitologie en de gezamenlijke verklaringen die, omdat zij eigenlijk een soort interinstitutioneel akkoord vormen, in een apart verslag worden behandeld. In principe gaat het dus om één pakket en samen vormen zij een grote stap voorwaarts voor het Parlement omdat hierdoor een ingrijpende verandering in de comitologieprocedure teweeg wordt gebracht.
Mijn kiezers in Yorkshire zouden wel eens willen weten wat die comitologie nu precies inhoudt. Het is nu niet echt het onderwerp dat elke dag in de kroegen en clubs in Yorkshire in het middelpunt van de belangstelling staat. Elke wetgevende macht beschikt over een systeem om bevoegdheden aan de uitvoerende macht te delegeren. In de nationale parlementen gaat het dan doorgaans om wetgeving die aan de regering bevoegdheden verleent om aanvullende maatregelen te nemen: het statutory instrument in het Verenigd Koninkrijk, het arrête royal in België en de decreten in een aantal andere landen. Die systemen vertonen weliswaar kleine verschillen, maar het is heel gewoon om bevoegdheden aan de uitvoerende macht te verlenen, zeker bij technische kwesties en ingewikkelde zaken wanneer de algemene beginselen al in de overkoepelende wetgeving zijn vastgelegd.
Het systeem van de Europese Unie kent echter een ongebruikelijk aspect. Op het moment dat wij dergelijke bevoegdheden aan de Commissie verlenen, verplichten wij haar om samen te werken met een comité van ambtenaren uit de lidstaten. In veel gevallen hebben die comités de macht om beslissingen van de Commissie tegen te houden en de zaak weer naar de Raad te verwijzen. Wij hebben dat altijd bezwaarlijk gevonden: in de eerste plaats omdat uitsluitend dergelijke comités en niet het Parlement het recht hebben om de werkzaamheden van de Commissie te toetsen en zaken terug te verwijzen, en in de tweede plaats omdat kwesties slechts naar één tak van de wetgevende autoriteit kunnen worden terugverwezen, namelijk de Raad, zelfs in gevallen waarin de basiswet via de medebeslissingsprocedure is aangenomen.
Wij waren ook van mening dat het bestaande systeem door de talloze comités (vandaar de term comitologie) bijzonder ondoorzichtig en ingewikkeld was. Dat systeem was dan ook alleen voor deskundigen te doorgronden en te begrijpen.
In de loop der jaren hebben wij kleine concessies kunnen afdwingen. Wij ontvangen nu bijvoorbeeld elk document dat naar een comitologiecomité wordt gestuurd. Sinds 1993 hebben wij enige bevoegdheid om binnen een bepaalde periode bezwaar aan te tekenen als wij van mening zijn dat een maatregel verder gaat dan de bevoegdheden die zijn verleend. Tot nu toe zijn onze fundamentele bezwaren echter nog niet weggenomen. Dankzij het onderhavige akkoord is er nu wel sprake van een verandering in de situatie: vanaf nu kan het Parlement “nee” zeggen tegen elke “quasi-wetgevende” uitvoeringsmaatregel die via de comitologieprocedure is aangenomen. Als wij “nee” zeggen, kan de maatregel ook niet worden uitgevoerd. De Commissie kan dan een nieuw voorstel of een nieuw wetsontwerp op basis van de medebeslissingsprocedure opstellen. Dat is een grote stap vooruit voor het Parlement - en niet alleen voor het Parlement - met betrekking tot de verantwoording en transparantie van het gehele systeem van de Unie. Daarom is dit akkoord zo belangrijk.
Desalniettemin is er een aantal kwesties geweest waarbij wij ons niet echt op ons gemak voelden en waarover wij stevig hebben moeten onderhandelen om onze positie volledig veilig te stellen. In dit akkoord is bijvoorbeeld een verwijzing opgenomen naar het Lamfalussy-acquis. Alleen al door die verwijzing door de Commissie wordt dat acquis in feite naar een hogere status getild. Voorheen ging het alleen om een verklaring in het Parlement door de voorzitter van de Commissie en een brief van de relevante commissaris aan de betreffende voorzitter van de Parlementaire commissie, maar nu gaat het om een verklaring van de hele instelling. Er heeft dus een upgrade van de relevante onderdelen van het Lamfalussy-acquis plaatsgevonden en dat is ook belangrijk.
Wij zijn ook tevreden over de nieuwe termijnen: het is een grote stap vooruit dat de periode om bezwaar aan te tekenen van drie naar vier maanden is verlengd, met name gezien het feit dat de klok begint te lopen op het moment dat wij over alle taalversies van de tekst beschikken. Commissaris Wallström heeft daar eerder al aan gerefereerd. Door deze termijnverlenging hebben wij nu voldoende tijd om de kwesties te bestuderen.
Dan is er ook nog het onderwerp van de beëindigingsclausules. Ik denk dat het Parlement op basis van dit akkoord doorgaans geen gebruik hoeft te maken van die beëindigingsclausules. Dat hebben wij in het verleden wel gedaan omdat wij de bevoegdheden die wij aan de Commissie delegeerden, daarna ook voorgoed kwijt waren. Aangezien wij nauwelijks enige controle hadden over de uitoefening van die bevoegdheden, was het logisch dat wij gebruik maakten van die beëindigingsclausules om indien nodig die controle opnieuw in handen te krijgen. Op basis van dit akkoord kunnen wij echter “nee” zeggen tegen elke uitvoeringsmaatregel die ons niet aanstaat. Dat geldt bij “quasi-wetgevende” maatregelen zelfs voor elke afzonderlijke maatregel.
Wij hoeven dan ook geen gebruik meer te maken van beëindigingsclausules. Dat blijkt ook uit het akkoord waarin onderkend wordt dat bevoegdheden op basis van de beginselen van een goede wetgeving worden verleend zonder beëindigingsclausules en zonder tijdslimiet. Desalniettemin wordt ook onderkend dat de wetgevende macht indien noodzakelijk toch gebruik moet kunnen maken van een beëindigingsclausule – een bevoegdheid die ons krachtens het Verdrag toekomt – aangezien in het akkoord heel duidelijk staat: “Onverminderd de prerogatieven van de wetgevingsautoriteiten …”. Zoals gezegd, komt dat recht ons toe, maar ik geloof niet dat wij daarvan gebruik hoeven te maken, eventuele buitengewone onvoorziene omstandigheden daargelaten. Wij hebben dat tijdens de onderhandelingen ook te goeder trouw als zodanig erkend, niet alleen omdat de andere instellingen hieraan heel veel waarde hechtten, maar ook omdat wij als Parlement beseften dat wij daar toch geen gebruik van zouden hoeven te maken.
Dankzij dit akkoord kunnen wij met een geruster hart zaken aan de Commissie delegeren aangezien wij daarna ook nog over controlemogelijkheden beschikken. In onze Unie bestaat de belachelijke situatie dat wij soms twee of drie lezingen besteden aan zaken als de breedte van de banden voor tractoren, terwijl de beslissingsbevoegdheid daarvoor in alle lidstaten al lang aan de regering zou zijn overgedragen. Dat heeft alles te maken met het feit dat wij zo’n grote terughoudendheid hebben betracht bij het delegeren van bevoegdheden. Nu wij de zekerheid hebben dat wij ook controle uit kunnen blijven op de zaken die wij delegeren, hebben wij geen enkele aanleiding meer om bevoegdheden niet meer en vaker te delegeren. Dat is een andere reden waarom wij dit akkoord moeten verwelkomen.
Daarom hebben mijn fractie en mijn commissie, de Commissie constitutionele zaken, de amendementen verworpen waarnaar de commissaris eerder verwees. Het gaat weliswaar slechts om een overweging - het Parlement bevestigt het besluit waarnaar wordt verwezen namelijk niet opnieuw - maar ik zie de noodzaak van een dergelijke verwijzing niet in. Mijn fractie - en ik vermoed dat dit ook voor andere fracties geldt - zou tegen dit amendement kunnen stemmen als de fractie die het heeft ingediend het niet intrekt.
Dan staat er nog één punt open: het aanpassen van de huidige wetgeving. Commissaris Wallström verwees al naar het de prioriteitenlijst met 25 bestaande wetgevingspunten die dringend aangepast moeten worden en waartoe uiterlijk eind van dit jaar een voorstel overlegd zal worden. Daarnaast zal de Commissie een onderzoek doen naar alle bestaande wetgeving om te evalueren welke aanpassingen er nodig zijn. Ook daarvoor zal zij met een voorstel komen. Wij hebben echter nog geen toezegging van de Raad dat deze binnen een bepaalde periode actie zal ondernemen en dat is dus iets wat wij als Parlement nauwlettend in de gaten moeten houden. Er heerst een wapenstilstand. Ik wil die wapenstilstand niet beëindigen, maar wij zullen er nauwlettend op moeten toezien dat de Raad binnen de noodzakelijke termijn ook handelend optreedt. Dus wij kunnen hier misschien nog niet helemaal een punt achter zetten, maar desalniettemin ben ik van mening dat er sprake is van een enorme doorbraak en een enorme verbetering vanuit het perspectief van het Parlement.
Ik zou graag willen afsluiten op de manier zoals commissaris Wallström is begonnen, namelijk met het bedanken van iedereen die aan deze doorbraak een bijdrage heeft geleverd. Mijn dank gaat zeker uit in de richting van de Commissie. De houding van de Commissie is volledig veranderd ten opzichte van de houding die zij een aantal jaren geleden innam. Volgens mij is dat grotendeels aan commissaris Wallström te danken. De Commissie is de afgelopen tijd meer en meer opgeschoven in de richting van de standpunten van het Parlement. Ik geloof dat de standpunten van onze beide instellingen tijdens het grootste deel van de onderhandelingen zelfs vrijwel identiek waren.
Ik wil ook graag het Britse en het Oostenrijkse voorzitterschap bedanken. Het Britse voorzitterschap heeft ervoor gezorgd dat de Raad deze kwestie weer in overweging heeft genomen en het Oostenrijkse voorzitterschap heeft dat proces vervolgens op bekwame wijze verder geleid. Uiteraard gaat mijn dank ook uit naar mijn medeonderhandelaar en voorzitter van de Conferentie van commissievoorzitters, de heer Daul. Wij hebben samen gedurende een periode van zes maanden veel vergaderingen bijgewoond. Het doet mij een groot genoegen dat ik dit afgeladen Parlement - in ieder geval de afgevaardigden die niet naar het voetbal kijken! - vanavond kan meedelen dat wij een zeer belangrijk resultaat tot stand hebben gebracht; een resultaat dat niet alleen goed is voor dit Parlement, maar feitelijk voor de hele Unie.
De Voorzitter. – Mijnheer Corbett, ik begrijp nu eindelijk wat comitologie betekent, en wanneer ik in Yorkshire ben, zal ik het in alle pubs gaan uitleggen.
Alexander Radwan, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik commissaris Frattini van Duitse zijde feliciteren met de voetbalwedstrijd van gisteren, maar dan ook snel overschakelen op het onderwerp van vandaag! Wat ik vandaag over dit onderwerp zal zeggen, is geenszins persoonlijk bedoeld, maar het moet een zekere mythevorming tegengaan.
Wij bespreken dit onderwerp vandaag niet omdat de Commissie dat wilde en ook niet omdat de Raad – die voor dit debat de plenaire vergaderzaal helaas verlaten heeft – dat wil. We hebben het over dit onderwerp, omdat er in de commissies die met deze overeenkomsten moeten werken – en op dit punt bestaan er in dit Huis grote verschillen – beslissingen in die zin genomen zijn.
Er is al opgemerkt dat het Britse voorzitterschap dit onderwerp op de agenda heeft geplaatst. Dat gebeurde omdat – en daarom gaat het hier bij comitologie – bepaalde commissies van het Parlement niet meer bereid waren blanco cheques uit te schrijven: iets te delegeren zonder de overeenkomstige controlerechten te hebben. En daarom is datgene wat vandaag op de agenda staat, geen cadeau aan het Parlement, maar het minste waar het Parlement recht op heeft in een democratische procedure.
Des te verbaasder ben ik over de ontwikkelingen van de laatste tijd! Mevrouw de commissaris, in het begin hebt u gezegd dat u voor democratie bent en ter afsluiting hebt u erop gewezen dat de sunset clause niet helemaal gepast is. Het is het directe recht van een parlement om adequate wetgeving in de tijd te beperken en ik vind het onaanvaardbaar dat er van de zijde van de Commissie of de Raad op wordt gezinspeeld of aangestuurd het Parlement dit recht te onthouden.
Ik zou de Raad er graag aan herinneren dat hij in de besprekingen in het kader van de ontwerp-Grondwet zelfs heeft ingestemd met een call back van gedelegeerde bevoegdheden, maar daar wil hij vandaag niets meer van weten. Er is ontegenzeggelijk vooruitgang geboekt en nu moeten we voortborduren op die vooruitgang. De overeenkomst moet zijn waarde in de praktijk bewijzen. De commissies – en in dit geval heb ik het over mijn eigen commissie – hebben het bijvoorbeeld meegemaakt dat de Commissie het Parlement pas kort voor de zomervakantie een voorstel ter consultatie toegestuurde. Na de zomervakantie was de termijn van acht weken verstreken en was het opeens: wij verwachten uw beslissing in drie maanden. De praktijk moet uitwijzen of de overeenkomst werkbaar is en wij geen afstand doen van onze rechten!
Mijn wens aan de Commissie en nog veel meer aan de Raad zou zijn dat diegenen die in de derde wereld democratie en medezeggenschap propageren – en daar zijn de ministers van Buitenlandse Zaken immers voor bevoegd – die maatstaf ook hanteren tegenover het Europees Parlement. Dan zouden we een grote stap vooruit hebben gezet!
Pervenche Berès, namens de PSE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijn collega de heer Corbett sprak van een mooi resultaat. Ik zag net op een televisiescherm dat het 1-0 is en in een volledig Europese gedachte denk ik dat dit inderdaad een mooi resultaat is. Richard Corbett bracht de situatie van de burgers van Yorkshire te berde. Ik zou de laatste zijn om hem te ontmoedigen, maar ik zou hem op het hart willen drukken dat er nog wel wat werk aan de winkel is voordat alle leden van deze Vergadering overtuigd zijn van het essentiële belang van comitologie en van de resultaten die zijn behaald in het kader van de zojuist afgesloten onderhandelingen. Op dit punt vertrouw ik volledig op zijn overredingskracht.
Ik zou onze onderhandelaars, Richard Corbett en Joseph Daul, van harte willen bedanken voor het resultaat waar zij voor staan, maar ook Alexandre Radwan en alle leden van de Commissie economische en monetaire zaken zonder wie deze onderhandelingen nooit van de grond gekomen zouden zijn.
Ik zou de Commissie er hoofdzakelijk en met klem op willen wijzen dat zij nu een belangrijke taak heeft ten aanzien van het Parlement, namelijk de uitvoeringsmaatregelen toepassen in een kader dat nu volledig geherdefinieerd is. Wij worden meer dan eens aan ons jasje getrokken met de vraag of het wel zo nodig is om te controleren hoe de lidstaten de wetgeving waar wij hier over spreken toepassen of ten uitvoer leggen. In dezelfde geest moeten wij nagaan of de Commissie van haar kant wel alles uit de kast haalt om ervoor te zorgen dat de uitvoeringsmaatregelen binnen redelijke termijnen gebruiksklaar zijn. Ook moeten wij het Reglement van het Europees Parlement tegen het licht houden om onze procedures aan te passen aan deze nieuwe rechten die wij volledig moeten kunnen uitoefenen.
Iedereen is vanavond in zijn nopjes met de uitkomst van de onderhandelingen. Toch zou ik nu graag willen terugkomen op drie vraagstukken die naar mijn idee nog open liggen.
De eerste kwestie betreft de status van de waarnemers van het Europees Parlement binnen de deskundigencomités van de Commissie. Als wij dit controlerecht, dit evocatierecht op het gebied van comitologie namelijk volledig willen uitoefenen, moeten wij de werkzaamheden van de uitvoeringscomités, onder dezelfde voorwaarden als de vertegenwoordigers van de Raad, op de voet kunnen volgen.
Mijn tweede punt betreft de beëindigingsclausules. Het minste wat wij in dit kader uit de verklaring hebben kunnen slepen is de garantie die wij nodig hadden om in te stemmen met de overeenkomst.
Het derde punt tot slot betreft een waarschuwing aan het adres van de Commissie: wanneer het Europees Parlement op quasi-wetgevend gebied een uitvoeringsmaatregel aan de kant schuift zoals deze door de Commissie is voorgesteld, heeft de Commissie niet alleen de mogelijkheid om met een nieuwe formulering te komen, maar ook de plicht om dit te doen, anders kan fase 1 niet eens van de grond komen.
Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het doet mijn fractie deugd dat wij deze belangrijke hervorming van ganser harte kunnen ondersteunen. Dit is weer een signaal dat het Parlement grote vooruitgang boekt in zijn constitutionele ontwikkeling. Ik zou de personen die de grootste bijdrage aan de ingewikkelde onderhandelingen hebben geleverd, dan ook graag willen bedanken.
In de praktijk is gebleken dat het regelgevend comité het meest problematische aspect van de comitologie is, zeker ook omdat een effectieve toetsing door het Parlement absoluut onmogelijk was. Het huidige pakket heeft drie gevolgen voor het Parlement.
In de eerste plaats staan wij nu op gelijke voet met de Raad. In de tweede plaats wordt het Parlement door dit pakket gestimuleerd om er een groter vertrouwen in te stellen dat de Commissie de uitvoerende bevoegdheid die haar rechtmatig toekomt, ook waarneemt en verstandig gebruikt. Het Parlement kan een aantal van zijn obsessies met kleinigheden nu ook overdragen zodat wij ons meer met beleid in plaats van met technische aspecten kunnen gaan bezighouden.
Tot slot wordt het Parlement door deze veranderingen gedwongen de manier waarop de commissies de comitologie onderzoeken en toetsen, aan te scherpen en te verbeteren. Wij mogen niets aan het toeval overlaten en moeten ervoor zorgen dat wij onze grotere verantwoordelijkheden deskundig en zorgvuldig waarnemen.
Satu Hassi, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, zoals de rapporteur, de heer Corbett zei, is hier sprake van een doorbraak. Dat is zeer goed en ik ben er erg blij mee. Het controlerecht van de Parlement in de comitologieprocedure is tot nu toe feitelijk een farce geweest. De Commissie heeft vaak zelfs zijn plicht verzaakt om het Parlement over haar besluiten te informeren.
Het Parlement heeft onlangs de Commissie gedagvaard, omdat zij haar bevoegdheden in de comitologieprocedure te buiten ging. Deze zaak begon te rollen op initiatief van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, toen de Commissie haar bevoegdheid te buiten ging door een uitzondering te verlenen voor de verboden vlamvertragende stof Deca-BDE. Nu wordt dit op twee manieren gecorrigeerd. Het Parlement krijgt het recht toekomstige comitologiebesluiten tegen te houden met een meerderheid van zijn leden. De zaak Deca-BDE werd eind juni gecorrigeerd toen de Commissie haar besluit omdraaide, wat betekent dat deze gevaarlijke stof uit elektronische apparaten verdwijnt. Daar ben ik heel blij mee.
Maria da Assunção Esteves (PPE-DE). – (PT) Ook ik heb het nu even moeilijk vanwege de wedstrijd tussen Portugal en Frankrijk – en dus niet de wedstrijd tussen Frankrijk en Engeland, zoals de heer Corbett voorspeld had.
Dit debat over het democratisch toezicht op de regelgeving luidt een nieuw tijdperk voor de Europese democratie in. Europa staat niet langer voor intergouvernementele besluitvorming; het is niet langer uitsluitend een ruimte waar onderhandelingen worden gevoerd. Europa is nu een eenheid, een ruimte voor integratie geworden. We willen een democratie zijn met een geheel eigen legitimiteit – en dat is meer dan de som van de legitimiteit van alle lidstaten tezamen.
De weg naar een nieuw tijdperk loopt via besluitvormings- en uitvoeringsprocedures. Uiteindelijk zijn het deze procedures die beslissen of een politiek systeem legitiem is. Ik heb het dan over uitdagingen als transparantie, verantwoordelijkheid en doeltreffendheid. De mensen voor wie het beleid bestemd is moeten het systeem aanvaarden en vertrouwen. Parlementair toezicht op de regelgeving is in de Grondwet die we maar niet van de grond kunnen krijgen reeds voorzien. Dat toezicht houdt meer in dan het gelijk trekken van de democratische wetgevende bevoegdheid en de democratische toezichthoudende bevoegdheid.
De Europese instellingen gaan ervan uit dat Europa het profiel moet hebben van een echte Europese democratie en dat het in zo'n democratie niet mogelijk mag zijn dat besluiten die op een bureaucratische wijze ver van de burgers en hun vertegenwoordigende lichamen tot stand zijn gekomen ten uitvoer worden gelegd. Dit is maar een kleine stap in de richting van een sterk en democratisch Europees centrum met besluitvormingsmechanismen die steeds op hun legitimiteit kunnen worden getest.
Het zou een goed idee zijn om de nationale parlementen te betrekken bij de benoeming van nationale experts voor de comités. In een Europese democratie – en dat is wat we eens hopen te bereiken – moet de comitologie een weerslag zijn van een werkelijkheid waarin iedereen via netwerken met elkaar samenwerkt, en wel op een zodanige wijze dat dit de legitimiteit van de politieke eenheid niet aantast, maar juist versterkt.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is goed dat wij als Parlement nu een voet tussen de deur van de comitologieprocedure van de Commissie kunnen krijgen. Dat is een stap vooruit en een groot succes van de onderhandelaars, waarvoor wij hen bedanken!
Nu zit er slechts één schoonheidsfoutje in: alles heeft betrekking op de medebeslissingsprocedure en niet op de raadplegingsprocedure. In de Landbouwcommissie hebben wij nog raadplegingsprocedures en juist bij de bioverordening wordt eens te meer zichtbaar dat de Commissie steeds meer onder de bevoegdheid van de comitilogieprocedure probeert te laten vallen. Dan hebben we echter niet de mogelijkheid om aan de noodrem te trekken en dat moet veranderen. Dat is een tekortkoming van deze overeenkomst.
Toen we de ontwerp-Grondwet erdoor hebben gesleept, gold de medebeslissingsprocedure ook op het gebied van landbouw. Maar de Grondwet heeft het nu eenmaal nog niet gehaald. Ik hoop niet dat er aan dit punt nu nog geknoeid wordt, wanneer het over de omzetting zal gaan. Want dan zouden we moeten blijven leven met deze raadplegingsprocedure die de Commissie nog steeds rechten verleent die niet verenigbaar zijn met een democratische norm.
Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, uit het commentaar van de afgevaardigden blijkt met hoeveel aandacht en enthousiasme er aan deze belangrijke hervorming is gewerkt en dat is ook terecht. Wij hebben de procedures daardoor verrijkt met meer transparantie en meer democratie.
Vanaf nu zou het Europees Parlement in staat moeten zijn om naar eer en geweten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie te delegeren zonder dat het daarbij afstand doet van zijn legitieme toetsingrechten. Op basis van de nieuwe procedure zou de Commissie een uitvoeringmaatregel niet in die vorm mogen aannemen als het Parlement bezwaar maakt tegen de inhoud van die maatregel.
Vanwege deze aanzienlijke verbetering in de controlerechten achten wij het niet noodzakelijk dat de wetgever een termijn stelt voor het delegeren van uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie. Integendeel, ik ben van mening dat dit pakket een stabiele oplossing voor de toekomst biedt en dat is uiteraard ook het doel van de onderhandelingen geweest.
Sta mij toe om tot slot nog op een paar praktische punten in te gaan, want als u het onderhandelingsresultaat morgen bekrachtigt, zullen wij onze goede samenwerking ook voort willen zetten. Dat kan op een aantal manieren gebeuren: in de eerste plaats via de komende afstemmingsvoorstellen van de Commissie, in de tweede plaats via de toegezegde upgrade van het comitologieregister, en in de derde plaats door de herziening van onze bilaterale overeenkomst uit 2000 over de procedures voor het ten uitvoer leggen van de comitologiebesluiten.
Ik zie ernaar uit om hieraan samen met u te mogen werken en ik dank u voor uw bijdragen aan het debat.