De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0238/2006) van Proinsias De Rossa en José Albino Silva Peneda, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over een Europees sociaal model voor de toekomst [2005/2248(INI)].
Proinsias De Rossa (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit initiatiefverslag, dat ik samen met de heer Silva Peneda heb opgesteld, met de steun van onze respectieve medewerkers, vormt een zeer belangrijke bijdrage aan de lopende discussie over de toekomst van Europa en over de handvatten die het Europees sociaal model kan bieden om de eenwording van ons continent een nieuwe impuls te geven.
Niemand betwijfelt tegenwoordig nog dat de Europese Unie een zeer doeltreffend en geslaagd vredesproject is. Dat het ook een geslaagd welvaartsproject is, wordt minder snel erkend. In zijn boek “De Europese droom” becommentarieert Jeremy Rifkin het opmerkelijke herstel van de Europese landen na de Tweede Wereldoorlog. Europa heeft een opzienbare prestatie geleverd: een halve eeuw lang, tot halverwege de jaren negentig, heeft het een sterkere groei gekend dan de Verenigde Staten door een opvallende sociale infrastructuur te ontwikkelen die voor een verdeling van de welvaart zorgde.
Dit succes was niet gebaseerd op een meedogenloze aanpak, maar op een sociale overeenkomst die ervoor zorgde dat de werkende bevolking in de gecreëerde welvaart zou delen. Meer in het algemeen gingen de werkenden profiteren van de universele openbare diensten die werden verleend.
We zijn nu in een nieuw tijdperk beland: er is sprake van een nog niet eerder vertoonde revolutie in de technologie, in de leeftijdsopbouw van onze bevolking en in de globalisering van kapitaal en er is een groeiende behoefte aan transnationale democratie waarmee deze nieuwe verschijnselen in goede banen kunnen worden geleid.
In dit verslag wordt erkend dat de uitdagingen waarvoor wij ons gesteld zien, niet kunnen worden aangegaan door oude dogma's van links of van rechts uit de kast te halen. Dat wil niet zeggen dat er geen filosofische verschillen meer zijn, maar wel dat deze verschillen anders worden geduid door de objectieve omstandigheden van de moderne wereld waarin we leven.
In dit verslag wordt nog eens bevestigd dat de kernwaarden van Europa, namelijk gelijkheid, solidariteit, herverdeling en antidiscriminatie en zorg voor jongeren, ouderen en zieken via universele openbare dienstverlening, verdedigd moeten worden tijdens de noodzakelijke hervormingen die nu reeds plaatsvinden. Er wordt nog eens op gewezen dat ons sociaal model concurrentievermogen en groei niet belemmert, maar juist onontbeerlijk is om de fatsoenlijke Europese samenleving te creëren die zozeer door onze burgers wordt gewenst. Tot slot wordt benadrukt dat met behulp van flexicurity, een begrip dat door mijn collega Rasmussen in Denemarken is bedacht, hervormingen gemakkelijker kunnen worden doorgevoerd. Flexicurity voorkomt namelijk dat mensen tot armoede vervallen, en kan een belangrijk hulpmiddel zijn in het hervormingsproces, mits naar behoren afgestemd op de behoeften van elke lidstaat afzonderlijk.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), rapporteur. – (PT) Om te beginnen wil ik eraan herinneren dat de Europese Unie zoals we die vandaag kennen is ontstaan op basis van een ideaal met als hoofddoel het bereiken en behouden van vrede. In de afgelopen halve eeuw is Europa voor de hele wereld een referentiepunt voor vrede, democratie, vrijheid, solidariteit, welvaart en ontwikkeling geworden.
Vrede, het eerste grote doel van het Europese project, is ruimschoots bereikt. Na meer dan zes decennia lang in vrede geleefd te hebben is die grote verworvenheid voor ons nu vanzelfsprekend en zijn we ons zelfs niet meer bewust van de werkelijke waarde ervan. We hebben het hierover een in vrijheid, democratie en met respect voor de mensenrechten en rechtsstaat geconsolideerde vrede. Bij een vergelijking van het Europees sociaal model met andere situaties, kunnen we bijvoorbeeld niet heen om het grote bedrog van de totalitaire communistische regimes, niet ver van hier. Die regimes hebben decennialang vele Europeanen beroofd van hun recht op vrijheid. Gelukkig hebben velen van hen die vrijheid weer veroverd.
Ook tussen de hedendaagse wrede werkelijkheid van het islamitisch fundamentalisme en de kernwaarden waarop het Europees sociaal model is gebaseerd bestaat een duidelijke kloof. Dit verslag gaat vooral over waarden. De wijze waarop die waarden in de praktijk worden gebracht verschilt per land. Daar het Europees sociaal model een op waarden gebaseerde eenheid is, valt de toepassing per land anders uit.
Mondialisering en technologische en demografische ontwikkelingen zijn de belangrijkste oorzaken van de problemen waarin de socialebeschermingsstelsels van de verschillende lidstaten terecht zijn gekomen. De ernst van die problemen verschilt overigens van land tot land. Daarom moeten er tijdig hervormingen doorgevoerd worden, want van tweeën één: of het Europees sociaal model overleeft door tijdig te reageren of het komt aan zijn einde door onze passieve houding.
We weten natuurlijk dat bij geringe economische groei elke structurele hervorming in een nadelige uitgangspositie verkeert. Daarom hebben wij in het verslag sterk de nadruk gelegd op de toepassing door de lidstaten van de Lissabon-strategie en op de noodzakelijke voltooiing van de interne markt. Een flexibeler arbeidsmarkt, levenslang leren, langer doorwerken, evenwicht tussen beroeps- en gezinsleven, andere inkomstenbronnen en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting zijn prioriteiten bij de door te voeren hervormingen.
Op het vlak van het concurrentievermogen doen wij de aanbeveling meer aandacht te schenken aan kleine en middelgrote ondernemingen en innovatie. De algemene lijnen van de door te voeren hervormingen staan in dit verslag. Zij zijn de weerslag van een op hervormingen gericht gedachtegoed en hebben stevige wortels in de waarden die aan de basis stonden van de totstandkoming van het Europees sociaal model. Die waarden zijn nu meer dan ooit nodig als beleidskader.
Daarom is een uitspraak van het Europees Parlement belangrijk in de zin dat de voor de verschillende socialebeschermingsstelsels te realiseren hervormingen in geen geval de kernwaarden mogen aantasten waarop het Europees sociaal model is gebaseerd. Het besluit van het Europees Parlement over de inhoud van dit verslag overschrijdt dan ook de grenzen van de Unie, want het gaat hier om een politieke verklaring over de verdediging van waarden die vanwege het belang voor Europa ook voor de wereld belangrijk zijn. Ik beperk me ertoe in dit verband de Internationale Arbeidsorganisatie aan te halen die expliciet verwezen heeft naar het Europees sociaal model als mogelijke inspiratiebron voor de nieuwe opkomende machten.
Tot slot wil ik de corapporteur, de heer De Rossa, bedanken voor de uitstekende wijze waarop hij met mij heeft samengewerkt. Daardoor heb ik op een stimulerende en aangename manier kunnen werken.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst mijn dank voor de geboden gelegenheid om hier met u te debatteren over de sociale toekomst van Europa. Het is duidelijk dat dit voor de Europese burgers een zeer belangrijk onderwerp is.
De staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie hebben herhaaldelijk hun verbondenheid met de Europese waarden en de ontwikkeling van Europese sociale modellen bevestigd. Het Europees sociaal model, dat in staat is economische groei, een lage werkloosheid en sociale cohesie met elkaar te verbinden, biedt een stevige basis voor het vinden van antwoorden op de uitdagingen van de mondialisering en vergrijzing.
Het Europees sociaal model moet ook voortdurend worden herzien. Wij moeten het vermogen van onze burgers vergroten om zich aan veranderingen aan te passen. Wij moeten het Europese concurrentievermogen en de toename van de werkgelegenheid steunen en armoede en uitsluiting bestrijden. Wij moeten waarborgen dat de socialezekerheidsstelsels op de lange termijn duurzaam en toereikend zijn. Al deze doelstellingen kunnen elkaar onderling steunen.
Een continue uitvoering van de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid is noodzakelijk voor de toekomst van een sociaal Europa. Het in stand houden van de Europese verzorgingsstaat vereist een beter concurrentievermogen, lagere werkloosheid en hogere arbeidsproductiviteit. Een van de doelstellingen van het Finse voorzitterschap is het versterken van het fundament voor economische groei in Europa.
Wij verwachten dat de Commissie in de komende weken een mededeling indient over de demografische veranderingen in Europa. De ministers van Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Volksgezondheid behandelden deze vraagstukken in juli tijdens een informele bijeenkomst in Helsinki. Een van de conclusies van het Finse voorzitterschap met betrekking tot deze debatten was dat de verandering in de leeftijdsopbouw van de bevolking niet alleen een uitdaging is, maar ook een bewijs van het succes van het Europese welvaartsmodel. Grote bevolkingsgroepen hebben de mogelijkheid een langer en gezonder leven te leiden. Hoewel de conclusies met het oog op het economisch groeipotentieel en de duurzaamheid van de overheidsfinanciën ook minder positief kunnen zijn, is een proactief hervormingsbeleid voor de lange termijn van wezenlijk belang.
Het debat over de arbeidsmarkt is een essentieel onderdeel van het Europees sociaal model. De Finse premier Matti Vanhanen en Commissievoorzitter Barroso zitten op 20 oktober de Buitengewone Tripartiete Sociale Top in Lahti voor. Het is de bedoeling daar het debat voort te zetten over de beheersing van de structurele veranderingen in Europa. Er moet een evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid worden gevonden en er moet flink in kennis worden geïnvesteerd. Door voor mannen en vrouwen betere mogelijkheden te creëren om het arbeids- en gezinsleven te combineren, scheppen wij tegelijkertijd voor Europa een beter antwoord op de uitdagingen van de mondialisering en vergrijzing. Het combineren van het arbeids- en gezinsleven heeft ook in grote mate betrekking op de tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon. Dit benadrukte de Europese Raad in het voorjaar van 2006 bij het aannemen van het Europees Pact voor gendergelijkheid.
De Europese Unie is een belangrijke mondiale medespeler, die als doel heeft democratie, mensenrechten en duurzame ontwikkeling te bevorderen. De Commissie heeft zojuist een mededeling gepresenteerd over “menswaardig” werk. Het is van groot belang dat de Europese Unie en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) op dit gebied samenwerken. Het wereldwijd bevorderen van menswaardig werk vergroot ook de arbeidsproductiviteit in de minder ontwikkelde landen.
Het Finse voorzitterschap wil het vermogen van de Europese Unie versterken om de druk van de mondiale concurrentie te weerstaan. Verbetering van het Europese concurrentievermogen is nauw verbonden met het in stand houden van de Europese verzorgingsstaat. Europa kan zowel concurrerend als sociaal sterk zijn, maar dit vereist dat wij ons voortdurend inspannen en voorbereid zijn op veranderingen.
Zoals premier Vanhanen hier in de plenaire vergadering van het Europees Parlement in juli zei, moeten wij ook de angst serieus nemen die de Europeanen hebben voor de wereldwijde concurrentie. Gezamenlijke waarden en sociale rechtvaardigheid spelen een belangrijke rol bij het verminderen van deze angsten.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. - (CS) Dames en heren, graag zou ik allereerst de heren Silva Peneda en De Rossa willen bedanken voor hun verslag over een Europees sociaal model voor de toekomst. Het is een nuttige en stimulerende bijdrage aan het in oktober 2005 tijdens de Europese Raad van Hampton Court aangevangen debat. Maar bovenal wordt er opnieuw de nadruk in gelegd op het belang van een sociaal Europa en de noodzaak om het Europees sociaal model te handhaven en verder te ontwikkelen.
Dames en heren, het debat over een Europees sociaal model is van zichzelf zeer complex, en het model kan vanuit vele verschillende invalshoeken worden bekeken. Het door het Parlement opgestelde verslag benadert wat mij betreft de problematiek op een allesomvattende wijze en legt precies de vinger op de zere plekken. Ik zou graag even bij een aantal punten willen stilstaan.
Ten eerste, zoals reeds in het verslag wordt gesteld, is het Europees sociaal model gefundeerd op een aantal normen en waarden. De technische uitvoering daarvan kan uiteraard van geval tot geval verschillen. Als we het hebben over normen en waarden, dan hebben we het over iets dat de moeite waard is. Met andere woorden: indien we stellen dat bepaalde waarden het kloppend hart zijn van het Europees sociaal model, dan zeggen we daarmee dat we bereid zijn ons ten volste in te zetten voor het behoud van deze waarden en ze verder te ontwikkelen.
Wanneer we spreken over het Europees sociaal model, dan bezigen we bijvoeglijke naamwoorden, waaronder het bijvoeglijk naamwoord Europees. Het moge duidelijk zijn dat het Europees sociaal model geworteld is in de Europese integratie. Zonder Europese integratie zou het model in de context van onze gemondialiseerde wereld geen bestaansbasis hebben, en dat geldt voor ongeacht welke lidstaat. Om die reden is de Europese integratie een van de essentiële bouwstenen van het Europees sociaal model, en omgekeerd is het Europees sociaal model een van de essentiële elementen van de Europese integratie. Aangezien de Europese integratie vanuit geografisch oogpunt een gecompliceerd begrip is, is het mogelijk er vele verschillende soorten debatten over te voeren. In essentie echter liggen de grenzen van de Europese integratie daar, waar het Europees sociaal model aanwezig is; daar waar het geheel aan door alle lidstaten overgenomen waarden kan worden aangetroffen. Uiteraard is het heel wel mogelijk om aan dat geheel van waarden en normen nog andere toe te voegen. Dat is zeker een punt waarover nog veel en zeer intensief zal worden gediscussieerd. Maar dit zijn in mijn ogen de meest essentiële elementen van het debat en ook de hoofdredenen waarom het debat dat nu in het Parlement plaatsvindt, zo belangrijk is.
Ik sluit me tevens volledig aan bij het standpunt van de rapporteurs dat sociaal beleid en sociale voorzieningen niet als een last dienen te worden beschouwd, maar als een positieve proactieve factor bij zowel het scheppen van arbeidsplaatsen, het ondersteunen van de economische groei, als de versterking van de sociale cohesie. Europa kan onmogelijk concurrentiekrachtig zijn zonder sociaal sterk te zijn. Het is een grote vergissing te denken dat indien wij deze fundamentele gedachte terzijde schuiven, wij ons dan een of ander fantastisch concurrentieel voordeel verschaffen. Dit standpunt is mijns inziens zeer duidelijk verwoord, en ik zou me er graag bij willen aansluiten.
Eveneens doet het mij deugd dat de standpunten van het Europees Parlement en de Commissie op zoveel punten overeenkomen. Zie bijvoorbeeld de analyse van de huidige situatie. Als Europa zijn waarden wil behouden, dan moet het zijn beleid hervormen. Een status-quo is geen oplossing, want op de lange termijn betekent een status-quo niets anders dan achteruitgang. We moeten ons ook realiseren dat er naast een innovatief en open Europa ook een Europa van zo’n twintig miljoen werklozen bestaat. Geleidelijk aan verbetert de situatie op de arbeidsmarkt. Op dit moment schetsen actuele cijfers een beeld van achttien miljoen werklozen, oftewel een verbetering van twee miljoen, wat niet gering is. Er is een Europa waar armoede heerst, er is ook een Europa waar kinderen armoede lijden, er is stagnerende groei, alsook een Europa met een te hoog niveau van sociale uitsluiting. Allemaal vraagstukken die we moeten aanpakken, zoals verder ook de vergrijzing - een bedreiging voor de betaalbaarheid van onze sociale systemen - of de mondialisering - een bron van zorg in met name landen met een hoge werkloosheid, maar tegelijkertijd een bevestiging van de noodzaak tot structurele hervormingen; tenminste, als we willen dat de Europese Unie actief en economisch sterk blijft.
Ik wil mijn dank uitspreken aan het Europees Parlement voor diens voorstellen die ik graag zou willen samenvatten onder de noemer modernisering, of misschien beter nog: verbetering. We moeten moderniseren om onderwijs- en gezondheidssystemen van hoge kwaliteit te kunnen handhaven en om iedereen bevredigend werk en redelijke pensioenen te kunnen verschaffen. De Commissie en de lidstaten zijn in het kader van de hernieuwde Lissabonstrategie begonnen met moderniseren en hervormen. Ik wil beide rapporteurs bedanken voor het feit dat ze wat dit betreft hebben gewezen op het belang van evenwicht tussen de economische dimensie aan de ene, en de werkgelegenheids- en sociale dimensie aan de andere kant. De lidstaten streven naar modernisering, en de Europese Unie heeft de instrumenten in handen die hen daarbij kunnen helpen. Dit betreft regelgeving ter ondersteuning van de economische conversie waarmee tegelijkertijd normen ter bescherming van onze waarden en onze levenskwaliteit worden ingevoerd; verder betreft dit de bevoegdheid om toe te zien op de naleving van het Gemeenschapsrecht, en tot slot is er de begroting - cruciaal voor de ondersteuning van de economische, sociale en territoriale cohesie in de Unie.
Het leeuwendeel van de in het verslag opgenomen voorstellen houdt in deze of gene vorm verband met de huidige activiteiten van de Commissie. Ten eerste met activiteiten in verband met de demografische veranderingen, die overigens zullen worden behandeld in een mededeling die aanknoopt bij het Groenboek over demografie dat ik in oktober hoop uit te brengen, alsook met activiteiten in verband met de zogeheten flex-security, oftewel de combinatie van flexibiliteit en zekerheden. De Commissie heeft hierover met de betrokken partijen besprekingen opgestart. Tegen het einde van het jaar 2007 dienen deze uit te monden in de goedkeuring van gemeenschappelijke principes. Verder zijn er nog activiteiten die verband houden met diensten van algemeen nut. De Commissie zal hierover voor het einde van dit jaar een mededeling uitbrengen op basis van het verslag van het Europees Parlement. Verder zijn er nog de activiteiten die voortvloeien uit de Commissiemededeling “Een agenda van de burger, concrete resultaten voor Europa” van mei 2006, waarin de Commissie de toezegging doet om in 2007 een grondige analyse te maken van de situatie in de Europese Gemeenschap, alsook een programma op te starten gericht op zowel de toegang tot rechten als op solidariteit. Ook wordt hierin gekeken naar de mogelijkheid om een lijst van rechten van de Europese burger op te stellen.
Tot slot zou ik graag nogmaals de rapporteurs willen bedanken voor hun verslag, een op de toekomst gericht verslag, voorzien van een aantal nuttige voorstellen. In de komende maanden zal de Commissie er in het kader van de hoofdinitiatieven waarover ik het zonet heb gehad, op terugkomen. Dames en heren, ik wil graag nog even helemaal terugkeren naar het begin. De basis van het Europees sociaal model ligt in de stellige overtuiging dat het mogelijk is politieke democratie, economische efficiëntie, economische prestaties en solidariteit met elkaar te verenigen.
Miloslav Ransdorf (GUE/NGL), rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. - (CS) Dames en heren, in het verleden werden de sociale uitgaven beschouwd als een restcategorie, als een kwestie van herverdeling. Het lijkt me dat de ervaringen van de afgelopen jaren duidelijk hebben aangetoond dat het geen uitgaven zijn, maar investeringen. Ik ben verheugd dat dit verslag wordt behandeld ten tijde van het Finse voorzitterschap. Het was juist dankzij investeringen in mensen dat de Finnen aan het begin van de jaren negentig de crisis te boven zijn gekomen, net zoals de Denen ten tijde van bisschop Grundtvig.
De afgelopen tijd trekt het werk van de Amerikaanse econoom Richard Florida over de creatieve klasse en een op creativiteit gebaseerde economie de nodige aandacht. We moeten een netwerk maken waarmee al het mogelijke talent dat in de Europese samenlevingen aanwezig is, daadwerkelijk wordt benut, om zo onze ontwikkeling op een hoger plan te brengen. Het is naar mijn mening uitermate belangrijk om het Europees sociaal model te zien als een palet van mogelijkheden en niet als een kwestie van gelijkschakeling. Het is van belang levensstijlen te diversifiëren, want daar waar men inzet op goedkope arbeid - zoals bijvoorbeeld in de Aziatische economieën - bestaan er minder keuzemogelijkheden, en komt een heel scala aan mogelijke vormen van economische groei in de verdrukking.
Emine Bozkurt (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid . – Voorzitter, ik dank de heren De Rossa en Silva Peneda voor hun werk aan het verslag over het Europees sociaal model. Ik ben blij dat de input van de Vrouwenrechtencommissie serieus is genomen en ook terug te vinden is in het verslag.
Vrouwen zijn onmisbaar voor het sociale model, net zoals ze onmisbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Niet voor niets hebben we ons in Europa voorgenomen de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten. Toch ontbreken vrouwen nog veel te vaak op de arbeidsmarkt, maar ook in het sociale model.
Vrouwen zijn vaak de eerste slachtoffers van een slecht functionerend sociaal stelsel. Als er geen geld is voor opvang of voor zieke, oude of gehandicapte mensen, zijn het vaak de vrouwen, echtgenotes en moeders die thuis blijven om voor ze te zorgen.
Daarom ben ik voor een model waarin met vrouwen rekening wordt gehouden. Ik ben voor een model waarbij de overheid op betaalbare wijze daar helpt waar het nodig is. Ik ben niet voor een door Brussel uitgedacht model dat in heel Europa per se ingevoerd zou moeten worden. Ik ben wel voor sociale solidariteit in Europa onder het motto één voor allen en allen voor één.
Dat is ook wat ik terugvind in het verslag dat we vandaag bespreken. Ik ben dan ook vóór het verslag van De Rossa en Silva Peneda.
Ria Oomen-Ruijten, namens de PPE-DE-Fractie. – Voorzitter, wanneer je rondkijkt in de samenleving en met mensen praat, dan zie je dat men angst heeft voor de gevolgen van de globalisering en voor de mondialisering en dat men bang is ook door de aanhoudende werkloosheid die in een aantal lidstaten heerst, te worden getroffen. Men ziet de negatieve gevolgen van de demografische ontwikkeling en dat maakt mensen, ook in de discussie over het Europees sociaal model, heel erg terughoudend.
Ze vragen zich af hoe houdbaar dat alles is wat wij op dit moment hebben. Kunnen wij dat pensioen, die werkloosheidsuitkering, als zij nodig is, kunnen wij dat welvaartsniveau wel op het huidige peil handhaven? Die terughoudendheid bedoel ik.
De centrale vraag is of de socialezekerheidsstelsels, die erg verscheiden zijn, maar allemaal berusten op bepaalde waarden, kunnen waarmaken wat destijds bij de instelling ervan is beloofd.
Ik vind het heel goed dat de twee collega's, De Rossa en Silva Peneda, ertoe gekomen zijn om vanuit verschillende politieke disciplines een goed verslag op te stellen, dat een basis kan bieden voor toekomstige discussie. Ik dank hen daar oprecht voor.
Voorzitter, de kern van het Europese sociale model is dat we de economie erin bouwen en de economie uitbouwen, omdat we anders geen sociale zekerheid kunnen geven en garanderen. We willen mensen voorziening in de sociale basisbehoeften garanderen, maar we moeten een en ander natuurlijk eerst verdienen. Dat betekent dat een continu proces nodig is waarbij de sociale zekerheid hervormd wordt, opdat die burger ervan krijgt wat hij ervan mag verwachten.
Er zijn verschillende modellen en ons model onderscheidt zich, doordat het uitgaat van een sociale markteconomie en in feite ook gebaseerd is op de christelijk-sociale leer. Voorzitter, ik dank voor de vele goede aanbevelingen in dit verslag.
Jan Andersson, namens de PSE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik beide rapporteurs bedanken. Ze hebben uitstekend samengewerkt en een degelijk verslag opgesteld. In Zweden vraagt men mij vaak of er echt een Europees sociaal model bestaat of dat er eerder sprake is van een verzameling van verschillende modellen. Ik zeg dan altijd dat onze sociale stelsels inderdaad onderling verschillen, maar dat er ook heel wat overeenkomsten zijn en dat het Europees model gestoeld is op al die overeenkomsten. Al onze stelsels zijn gebaseerd op solidariteit met mensen die werkloos of ziek zijn of een arbeidsongeval hebben gehad. We betalen allemaal, in uiteenlopende mate, via een openbare sector voor wat gemeenschappelijk is. Al onze stelsels kennen de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, die onze samenlevingen sterk beïnvloeden. Dat zijn de bepalende gemeenschappelijke kenmerken.
Als het sociale model gebaseerd is op de gemeenschappelijke waarden van verschillende stelsels, betekent dat dat we van elkaar kunnen leren in het proces dat nu gaande is. Natuurlijk is het niet zo dat het sociale model of de verschillende sociale stelsels niet kunnen worden veranderd. Zoals zoveel sprekers eerder in dit debat hebben gezegd, moeten ze constant worden verbeterd – dat wil zeggen, de stelsels zelf, niet de waarden die eraan ten grondslag liggen.
De twee grote uitdagingen van vandaag zijn de demografische veranderingen en de mondialisering. Wat betreft de demografische veranderingen moeten we ook solidair zijn ten opzichte van de volgende generatie. Het mag niet zo zijn dat de volgende generatie een buitensporig deel van wat ze produceert aan onze pensioenen en medische verzorging moet besteden. Daarom moeten we duurzame pensioenstelsels creëren.
Maar daarnaast moeten we ook een werkmilieu scheppen waarin mensen langer op de arbeidsmarkt kunnen blijven. Dat betekent onder andere redelijke arbeidstijden. Kennis en vaardigheden van werknemers moeten op zo’n manier worden uitgebreid dat ook oudere werknemers betrokken worden bij wijzigingen in de te ontwikkelen vaardigheden, en aan de slag kunnen blijven. Zo zouden er meer werknemers op de arbeidsmarkt zijn. Naar alle waarschijnlijkheid zullen we in de toekomst ook meer mensen uit landen buiten Europa moeten toelaten.
Wat betreft de mondialisering hebben we twee mogelijkheden. De eerste is de economieën van onze concurrenten, China en India, imiteren op het gebied van lonen, omstandigheden op de arbeidsmarkt, enzovoorts. De tweede is proberen te concurreren met hoogopgeleid personeel en met investeringen in onderzoek en ontwikkeling, wat zou betekenen dat onze werknemers en de producten die zij voortbrengen de beste ter wereld zouden zijn. Sociale zekerheid is dan echter wel een vereiste, want dit scenario gaat gepaard met verandering en herstructurering. Op een veranderende arbeidsmarkt hebben mensen sociale zekerheid nodig. Ik weet dat het Finse voorzitterschap dit liever “zekerheid te midden van verandering” noemt dan “flexiezekerheid”, maar het komt op hetzelfde neer. Als die zekerheid er is, kun je meedoen aan het veranderen en ontwikkelen van Europa. Dan kunnen we onze sociale systemen op zo’n manier ontwikkelen dat ze verandering helpen stimuleren.
Patrizia Toia, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in deze maanden hebben wij, in het door ups en downs gekenmerkte debat over het proces van de toenemende politieke integratie in Europa, vaak gezegd dat Europa zijn project, zijn einddoel en, ik zou haast zeggen, zijn onmisbaarheid moet herdefiniëren. Wij moeten een Europa van resultaten verwezenlijken, opdat de burgers duidelijk wordt gemaakt wat de bestaansreden is van Europa.
Wij moeten vandaag echter ook opnieuw de sociale dimensie beklemtonen, naast de steeds weer genoemde doelstellingen van groei en kennis en naast onderzoek naar wat Europa moet worden. Wij moeten de Europese burgers immers in alle duidelijkheid kunnen zeggen of deze prioriteit, die een onderscheidingsteken was van de verschillende modellen en systemen in de lidstaten, Europa ook in de toekomst - en niet alleen in zijn voorgeschiedenis en in de geschiedenis van de 20e eeuw, die wij allen kennen en hebben meegemaakt - zal blijven kenmerken.
Juist op Europees vlak is het noodzakelijk een sprong te maken. Wat tot nu toe in de verschillende landen en lidstaten is verwezenlijkt, wordt geconfronteerd met uitdagingen waarop geen losse antwoorden kunnen worden gegeven. Het is duidelijk - en ik zeg dit tegen degenen die vrezen dat in Brussel wordt besloten over alles, over wat er gedaan wordt en hoe, met één model -, het is duidelijk en onbetwistbaar dat de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid voor het sociaal beleid bij de lidstaten liggen, en dat de besluiten over hoeveel en welke financiële middelen aan de sociale systemen worden besteed, naargelang dat het accent meer op sociale zekerheid, onderwijs dan wel reparatie ligt, op nationaal vlak genomen moeten worden.
Dat zijn nationale besluiten; dat lijdt geen twijfel. Ook ik wil beslist dat mijn land zelf kan bepalen wat voor soort verzorgingsstaat het creëert, maar dat neemt niet weg dat er ook op Europees vlak een gemeenschappelijke aanpak moet worden gevolgd voor bepaalde grondrechten die beschermd moeten worden, voor de sociale rechten die wij - en ik wil de collega’s daaraan herinneren - hebben opgenomen in het gedeelte van de Ontwerpgrondwet waarin sprake is van de rechten. Daar moeten wij vanuit gaan. Wij moeten uitgaan van een gemeenschappelijke aanpak met richtsnoeren. De nationale sociale systemen staan immers voor de moeilijkste uitdaging die men zich kan indenken, namelijk de uitdaging van de economische en financiële compatibiliteit. Wij willen immers dat mededingingsvermogen en sociale cohesie hand in hand gaan; zij zijn twee kanten van dezelfde medaille, van een geïntegreerde sociale ontwikkeling.
Daarom is dit debat van vandaag belangrijk. Daarom denk ik dat dit debat wel degelijk deel uitmaakt van de Europese agenda, ofschoon sommigen dit misschien betwijfelen omdat dit slechts een initiatiefverslag is. Het volstaat niet te spreken over institutionele modellen; het volstaat niet te spreken over de soort governance, die nodig is. Wij moeten ook spreken over het mededingingsmodel voor onze vrije economie.
De burgers willen ook dàt weten als zij het politieke antwoord moeten kiezen, als zij zich al dan niet achter de economische keuzes moeten scharen die wij willen maken om bijvoorbeeld meer werkgelegenheid te scheppen. Zij willen weten of deze sociale rechten hoe dan ook een onderscheidend kenmerk zullen blijven van de voorzieningssystemen die de verschillende landen tot stand zullen brengen.
Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, met het Europees sociaal model moet iedereen het in principe wel eens zijn, al wordt het vaak slechts met de mond beleden. Wie kan er nou bezwaar hebben tegen een gemeenschappelijk waardensysteem, tegen vrede, sociale gerechtigheid, vrijheid, gelijkheid, et cetera?
In het beleid van de EU wemelt het van de mooie principes en richtsnoeren, maar daarnaast heerst er in het leven van alledag eerder een rauwe werkelijkheid waarin, onder andere, kortetermijnwinsten worden nagejaagd en er vaak gewetenloze uitbuiting en concurrentie plaatsvindt. Velen zien werkeloos toe of steken hun kop in het zand, terwijl een enkeling steeds rijker wordt en steeds meer mensen almaar armer worden.
In dit document worden de ernstigste sociale problemen slechts zijdelings aangesneden, zoals extreme armoede, discriminatie van immigranten en het harde lot van langdurig werklozen. Het stelt ongelijkheid en onrecht niet met de nodige scherpte aan de orde, en dat is te wijten aan het subsidiariteitsbeginsel, dat op zichzelf een goede zaak is. Als de zogeheten harmonisatie in de economie als vanzelfsprekend wordt beschouwd, dan zou de EU ook “ja” moeten zeggen tegen harmonisatiemaatregelen op sociaal terrein, te beginnen bij de harmonisatie van de belastingen, en dan moeten doorgaan met de discussie over het minimumloon, het basisloon en het burgerloon, om vervolgens in te stemmen met de harmonisatie van met name het pensioenstelsel.
Gerechtigheid kan alleen een geldig beginsel zijn in de EU als het recht in heel Europa ook de zwaksten in de samenleving in bescherming neemt.
Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. – (PT) Dit debat van vandaag is zeer belangrijk, want het zogeheten “Europees sociaal model” verkeert in ernstig gevaar. Dat model is het geheel van economische, sociale en arbeidsrechten die de werknemers en de mensen in het algemeen in de loop van vele decennia veroverd hebben en waar de Europese Commissie en dit verslag niet naar behoren rekening mee houden. Integendeel zelfs.
Het idee hierachter is dat de socialezekerheidsstelsels schadelijk zijn voor de economische ontwikkeling en onbetaalbaar zijn gezien de demografische uitdagingen van de mondialisering en de concurrentie op wereldschaal. Daarom wordt aangedrongen op grondige structurele hervormingen, die in de praktijk neerkomen op de afbraak van onze openbare socialezekerheidsstelsels. Dat betekent het in de prullenbak doen verdwijnen van het belangrijkste instrument voor sociale integratie en de bevordering van de waardigheid van degenen die werk hebben en voor de bestrijding van armoede, ongelijke inkomensverdeling, onzeker werk en werkloosheid.
Op die manier willen de rapporteurs van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten en de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement hun beleid van concessies voortzetten aan het Europees grootkapitaal en aan de belangen van economische en financiële groepen. Er worden nieuwe mogelijkheden gecreëerd om geld te verdienen en grote bedragen afkomstig uit de pensioenstelsels worden onderworpen aan de logica van het particuliere rendement. Het is een stap verder op deze steeds meer neoliberale weg van de zogeheten “Lissabonstrategie” en het “Stabiliteitspact”.
Maar dat strookt niet met de verwachtingen van de meer dan 72 miljoen mensen die in armoede leven en de ruim 18 miljoen werklozen. Daarom proberen wij met onze voorstellen de vereiste beleidswijziging te bereiken. Hopelijk zal het Parlement onze voorstellen aannemen.
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, net als mijn collega’s wil ik de beide rapporteurs bedanken voor het werk dat zij met het oog op dit belangrijke verslag hebben verricht. Ik ben ook blij dat de commissaris hier is, omdat de Commissie uiteindelijk moet beginnen met de uitvoering van bepaalde zaken die we vandaag bespreken.
Een van de belangrijke punten die uit dit debat naar voren komt, is dat eindelijk erkend wordt dat er uitsluitend sprake kan zijn van een Europees sociaal model, als er economische welvaart kan worden gecreëerd en er banen worden geschapen met veilige arbeidsomstandigheden en rechten voor de werknemers.
Mijn collega, de heer Andersson, heeft er reeds terecht op gewezen dat we niet te maken hebben met één enkel model, maar met verschillende versies. In al deze modellen staat voorop dat alle volken in de afzonderlijke landen en in de gehele Europese Unie solidair met elkaar moeten zijn. De kerngedachte van het Europees sociaal model behoort te zijn dat de meest kwetsbare mensen in onze maatschappij worden beschermd. Als je de lijst bekijkt van dingen die een dergelijk model dient te omvatten, stuit je natuurlijk altijd op bepaalde problemen zoals langdurige werkloosheid, de werkloosheid onder vrouwen en jongeren, de sociale zekerheid, de bescherming van het recht op toegang tot huisvesting, onderwijs en opleidingen of meer recentelijk, de demografische situatie en de pensioencrisis die voor ons opdoemt.
Laten we bij al onze pogingen om tot een oplossing van de problemen te komen, één ding bedenken: we moeten uit de opgedane ervaringen met enkele van deze verschillende sociale modellen lering trekken en erkennen dat een uniform Europees model niet gaat werken. De modellen dienen flexibel te zijn zodat de mens daarin centraal blijft staan. Verder druist de harmonisering van belastingen of van het minimumloon in tegen het gelijkheidsbeginsel. Landen met lagere lonen en een hoog niveau van sociale bescherming kunnen daardoor hun concurrentievermogen verliezen, met als gevolg dat bedrijven en ondernemingen naar elders vertrekken en er arbeidsplaatsen verloren gaan. Daarom is deze flexibiliteit nodig.
Ik steun het verslag in grote lijnen en ik ben erg gelukkig met de opmerkingen die daarin worden gemaakt. Eén punt van zorg dat voortdurend speelt, is de noodzaak om de koppeling in stand te houden tussen economische prestaties en het genereren van welvaart die vervolgens voor sociale bescherming moet worden aangewend. Het een kan niet zonder het ander en ook al heb je de hoogste belastingen ter wereld, als er geen bedrijven zijn die mensen in dienst nemen en belasting betalen, kun je geen sociale bescherming bieden.
Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag beslaat tien uiteenlopende gebieden, die vrijwel alle tot het domein van de EU behoren, van vrede en veiligheid tot mensenrechten en van Lissabon tot Laken. Het streven is het begin van een Europese cultuur tot stand te brengen.
Toen ik nog jong was, speelde ik rugby en ik herinner mij een wedstrijd die niet goed verliep. De aanvoerder riep ons bij zich en verzocht ons dringend meer teamgeest te tonen. Dat was een vergeefse oproep, omdat teamgeest niet kan worden afgedwongen: teamgeest ontstaat wanneer in een wedstrijd diverse vaardigheden worden gecombineerd, wanneer de teamleden voor elkaar spelen, wanneer ze elkaars fouten bedekken, en tijdens het gezellig samenzijn na de wedstrijd.
Zo heeft het ook geen zin dat de rapporteurs ons bijeenroepen om voor een Europees sociaal model te stemmen. Als alle onderdelen, verslagen, verdragen, regels, enzovoorts die daarop betrekking hebben, door dit team van landen in de praktijk worden gebracht, zal het Europees sociaal model vanzelf gestalte krijgen. Daarom is dit verslag irrelevant!
In overweging O van het verslag wordt vermeld dat het concept van het Europees sociaal model in de Grondwet tot uiting moet komen. Dit is van hetzelfde laken een pak. Ook de Europese Grondwet heeft dus geen enkele relevantie en is niet levensvatbaar!
In het verslag wordt de rol van de lidstaten en hun bevoegdheden benadrukt, met name als het gaat om het scheppen van werkgelegenheid die tot economische groei en welvaart leidt. Er wordt iets gezegd over de verscheidenheid van de Europese lidstaten en we worden opgeroepen hun tradities te respecteren. Dit alles werd vanmorgen door de Finse EU-voorzitter bekrachtigd. Van dit alles zal echter niets terechtkomen als de EU zo dwaas is om een Grondwet aan te nemen.
Ik twijfel, kortom, aan de oprechte bedoelingen van dit verslag, waarin onder meer staat: “beveelt de lidstaten aan hun samenwerking en uitwisseling van beste werkwijzen uit te breiden (…)”. Een jaar geleden merkte ik in het Parlement op dat een van de centrale kenmerken van de EU was dat elke lidstaat zijn beste werkwijze met alle andere lidstaten kon delen. Toen ik dat echter tijdens het debat over de arbeidstijdenrichtlijn in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken te berde bracht en iets wilde vertellen over de beste werkwijze van een lidstaat, namelijk het Verenigd Koninkrijk, kreeg ik van de betreffende rapporteur te horen: “Wij willen niet dat u uw ideeën aan ons opdringt.”
Roger Helmer (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, een jaar geleden sprak de Britse premier Tony Blair het Parlement toe en stelde een fundamentele vraag: wat is dat voor een sociaal model dat leidt tot 20 miljoen werklozen in de EU? Dat was een goede vraag en tot dusver heb ik daarop nog geen antwoord gehoord.
Het Europees sociaal model is goed bedoeld en straalt compassie uit. Desondanks heeft het een zodanig klimaat op het gebied van regels en belastingen gecreëerd dat ondernemerschap wordt ontmoedigd, welvaart wordt vernietigd en het concurrentievermogen wordt ondermijnd. Het wordt tijd dat we de realiteit onder ogen zien: baanbescherming voor de een betekent werkloosheid voor de ander. Het sociaal model is uitermate discriminerend. Het discrimineert ten gunste van de werkenden en ten nadele van de werklozen. Als we de Lissabondoelstellingen willen bereiken, de uitdagingen van de globalisering het hoofd willen bieden en groei, banen, concurrentievermogen en voorspoed willen creëren, moeten we beginnen met de ontmanteling van het Europees sociaal model.
Csaba Őry (PPE-DE). - (HU) Het Europese sociale model staat voor grote uitdagingen, die hoofdzakelijk verband houden met de veranderingen in de economische omgeving en sociale transformaties. Verschillende elementen van deze veranderingen zijn hier vandaag al genoemd.
In mijn ogen is een van de belangrijkste kwesties de noodzaak steeds meer banen te scheppen. Voor dit doel is het belangrijk te benadrukken dat alleen meer banen, en natuurlijk steun voor het midden- en kleinbedrijf, het mogelijk maken over elementen van verandering in het sociale model te spreken. Ik ben blij met wat commissaris Špidla heeft gezegd, namelijk dat dit een kwestie is van het behoud van Europese waarden. Om daarin te slagen zijn duidelijk ook structurele veranderingen in het Europese sociale model nodig. De hoofdvraag is door welke EU-strategie en in welk tempo deze veranderingen kunnen worden verwezenlijkt.
Ik ben op dit punt van mening dat we het EU-beleid moeten harmoniseren. Ik verwelkom in het bijzonder het doel dat in dit verslag is uiteengezet: een versterkte open coördinatiemethode zodat de nationale parlementen en het Europees Parlement hierin een actievere rol kunnen spelen. Ik ben ervan overtuigd dat nauwere samenwerking en gezamenlijke Europese consensuele standpunten nodig zijn op het gebied van de grote politieke vraagstukken. We moeten daarom een aanpak hanteren van gemeenschappelijke Europese verklaringen en beleid dat op maat is gesneden voor elke lidstaat. Wat betreft de vooruitzichten voor de toekomst, is deze verklaring voldoende pragmatisch en laat zij duidelijk zien dat we moeten samenwerken. De problemen kunnen alleen worden opgelost door onze krachten te bundelen, niet door ze te fragmenteren.
Ik vind dit een goed, verdedigbaar verslag en ik hoop dat zoveel mogelijk leden, bij voorkeur uit een zo breed mogelijk politiek spectrum, dit verslag hun steun geven.
Stephen Hughes (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beide rapporteurs feliciteren, die uitstekend werk hebben verricht.
Vorig najaar hebben leden van mijn eigen regering tijdens het Britse voorzitterschap en in de aanloop naar de Buitengewone Top in Hampton Court twee tegenstrijdige dingen over het Europees sociaal model gezegd. Enerzijds zeiden ze dat er geen sprake was van een Europees sociaal model - we hebben 25 verschillende nationale sociale modellen - anderzijds beweerden ze dat, als er sprake zou zijn van een Europees sociaal model, het een continentaal fenomeen zou betreffen, dat als een molensteen om de nek van de economie van enkele lidstaten hangt.
De heer Helmer heeft ons herinnerd aan wat de heer Blair in dit Parlement heeft gezegd. Een aantal ministers hebben hetzelfde gezegd en kennelijk uit hetzelfde script geput. De vraag was: willen we nu echt een sociaal model dat 20 miljoen mensen werkloos maakt? Als de heer Helmer goed naar de sprekers in dit debat had geluisterd, zou hij een antwoord op de stelling van de heer Blair hebben gehoord. In dit verslag wordt namelijk korte metten gemaakt met deze leugenachtige bewering. In de allereerste inhoudelijke alinea wordt benadrukt dat wij een Europees sociaal model hebben dat gemeenschappelijke waarden, gebaseerd op het behoud van vrede, sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit, de bevordering van vrijheid en democratie en eerbiediging van de mensenrechten, weerspiegelt. Er wordt betoogd dat het model beslist geen last of molensteen is, maar dat sociaal beleid als een positieve factor in de economische groei van de EU moet worden gezien, niet alleen omdat het de productiviteit en het concurrentievermogen verhoogt, maar ook omdat het sociale samenhang creëert, de levensstandaard voor burgers verhoogt en de toegang tot grondrechten en vrijheden garandeert. Deze analyse is beslist correct en zo wordt sociaal beleid een productieve factor, wat overigens het thema is dat het Nederlandse voorzitterschap enkele jaren geleden introduceerde.
In het verslag wordt ook erkend wat door een aantal mensen is genoemd, namelijk dat het model duidelijk aan modernisering en aanpassing toe is om de uiteenlopende uitdagingen aan te kunnen, waarvoor wij ons gesteld zien: demografische en technologische veranderingen, globalisering, enzovoort. De rapporteurs beklemtonen eveneens dat bij de hervorming en modernisering van het model de daaraan verbonden waarden moeten worden behouden en verbeterd. Dat is van wezenlijk belang. In Groot-Brittannië schudden enkele mensen het hoofd over de in hun ogen veel te trage modernisering en hervorming in sommige staten van het Europese vasteland. Zij zijn echter geneigd te vergeten op welke hardvochtige, inhumane en destructieve wijze er in Groot-Brittannië hervormingen werden doorgevoerd in de jaren dat Thatcher aan de macht was. Een aantal staten van het Europese vasteland probeert op basis van consensus hervormingen door te voeren en daarbij de onderliggende waarden van het Europees sociaal model te behouden. Dat is de juiste benadering en daar neem ik mijn petje voor af.
Een laatste punt: ik vind het jammer dat de PPE-DE-Fractie een amendement op paragraaf 23 heeft ingediend met als doel een passage te schrappen waarin staat dat de Commissie met een voorstel voor een kaderrichtlijn voor diensten van algemeen belang moet komen. Ik hoop van harte dat dit amendement niet wordt aangenomen. Als we namelijk zo’n kaderregeling hadden, zou de dienstenrichtlijn veel gemakkelijker door het Parlement zijn geloodst. We hebben deze regeling nog steeds nodig en hopelijk zal de Commissie gehoor geven aan de oproep die in het verslag is gedaan.
Bernard Lehideux (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het optreden van Europa wordt door onze medeburgers maar al te vaak als inmenging in hun dagelijks leven ervaren. Soms hebben zij daar wel gelijk in. Maar zij die niets van de Grondwet wilden weten, hebben niet willen inzien dat die tekst duidelijkheid kon scheppen in de bevoegdheden van de Unie en die van de lidstaten.
Onze medeburgers vragen in feite om een Europa dat ingaat op hun concrete en urgente zorgen, maar alleen als Europa daar de meest aangewezen entiteit voor is. Zo bezien is het sociale Europa de primus inter pares onder de prioriteiten. Wij hebben de plicht een kader uit te stippelen dat – u zei het al, mijnheer de commissaris – modern en evenwichtig is, en borg staat voor een hoog niveau van sociale normen zonder de lidstaten daarbij onvoldoende speelruimte te laten.
Dames en heren, laten we ophouden met de vruchteloze debatten tussen degenen voor wie de term “sociaal” synoniem is met de wederopstanding van de overmaat aan overheidsbemoeienis, en degenen die verslag na verslag voorstellen doen voor onuitvoerbare en contraproductieve maatregelen. Net zoals we met de dienstenrichtlijn hebben gedaan, moeten we met zijn allen in de hoogste versnelling gaan werken aan de vaststelling van dit kader, waarbij we bijvoorbeeld kunnen beginnen met het opstellen van regels over werktijden, diensten van algemeen belang en het statuut van de Europese onderlinge maatschappij.
Gabriele Zimmer (GUE/NGL). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is jammer dat dit verslag over het Europees sociaal model ons voor de toekomst niet veel verder helpt. Geen van de sociale modellen binnen de EU heeft tot op heden ook maar een begin weten te maken met, zoals wordt gepretendeerd, het scheppen van de voorwaarden die het mogelijk maken dat ieder mens binnen de EU een zelfstandig leven in waardigheid kan leiden. In mijn ogen zijn de grootste uitdagingen, ook voor de interne markt van de EU, de afschaffing van armoede, het verwijderen van sociale scheidslijnen en energieke acties ter bescherming van het klimaat.
Daarom ben ik van mening dat de Economische en Monetaire Unie dient te worden aangevuld met een Europese Sociale Unie. Mogelijke stappen daartoe zijn in de eerste plaats het scheppen van een mechanisme tegen sociale dumping, in de tweede plaats het vastleggen van sociale minimumnormen voor heel Europa en in de derde plaats het opzetten van Europese sociale stelsels die armoede onmogelijk maken. Jammer genoeg bevat het gepresenteerde verslag over een Europees sociaal model van de toekomst geen substantiële voorstellen voor een werkelijk sociaal Europa dat wordt gekenmerkt door solidariteit.
Ģirts Valdis Kristovskis (UEN). - (LV) Dit verslag bevat natuurlijk enkele goed onderbouwde beweringen en tamelijk ontmoedigende voorspellingen. Ik wil het echter niet hebben over het feit dat de lidstaten van Europa sociaal verschillende sociale stelsels hebben, maar over twee specifieke groepen mensen. Ik vertegenwoordig een land waar mensen wonen die in het verleden hebben geholpen met de werkzaamheden na de kernramp in Tsjernobyl. Deze mensen hebben nu hulp nodig. In het verleden hebben ze geholpen deze ramp aan te pakken, in het besef dat ze de mensheid redden, dat ze Oekraïne hielpen, en daarmee ook Europa. Letland heeft nu onvoldoende middelen; het sociale stelsel van Letland kan deze mensen niet helpen nu ze invalide zijn geworden.
De tweede groep bestaat uit mensen uit Letland en uit andere Baltische en Oost-Europese landen die, als gevolg van de bezetting door de USSR, naar concentratiekampen zijn gestuurd. Deze mensen zijn beroofd van een normaal leven, ze zijn beroofd van een opleiding en ze hebben een tijd moeten leven en werken als slaven. Met de middelen die Letland en de andere Baltische staten momenteel tot hun beschikking hebben, is het onmogelijk deze mensen sociaal te rehabiliteren. Als we het nu over het Europese sociale model en over solidariteit hebben, vind ik dat dit model ook extra sociale bescherming voor deze groepen moet inhouden, bescherming die supranationaal van aard is en niet gedragen moet hoeven te worden door slechts één land, door landen die toch al tot de armste van Europa behoren.
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, laten wij maar bekennen dat wij hebben gefaald bij het vraagstuk van de verzorgingsstaat. De waarheid is dat wij jarenlang van alles en nog wat hebben beloofd, zonder evenwel aan te voelen dat de levensverwachting van de mensen zou stijgen. Veertig jaar geleden betekende een hartinfarct de dood; nu betekent een hartinfarct een eenvoudige routineoperatie.
Eveneens hebben wij tien jaar geleden, bij de ondertekening van de overeenkomst inzake de wereldhandel, geen rekening gehouden met het feit dat in onze producten de kosten van de sociale voorzieningen zouden zijn doorberekend. De Indiërs en de Chinezen, die de helft van het werknemerspotentieel van heel de planeet vormen, hebben die kosten evenwel niet, met als gevolg dat Europa wordt overstroomd door Chinese producten, dat wij onze bedrijven moeten sluiten en morgen geen verzorgingsstaat meer kunnen aanbieden.
Er is maar één waarheid: of wij gaan failliet, of wij zullen als burgers minder zekerheid hebben. Dat is de realiteit. Daarom moeten wij nagaan hoe wij deze situatie op realistische wijze kunnen aanpakken. Wij houden de mensen voor de gek! Wij zullen niet consequent kunnen zijn.
Nu zeggen wij dat wij geld nemen van de werkgevers. Maar de werkgevers worden op de knieën gedwongen door de Chinese en Indische producten. Daarom moeten wij goed beseffen hoe de vork in de steel zit. De technologie zou ons de weg moeten wijzen. Veertig jaar geleden, toen ik nog een kind was, gingen wij naar het land om de oogst binnen te halen, en dan werkten wij met zijn vijftigen op 0,2 hectare. Nu is één machine met één man aan het stuur voldoende.
Er gaan arbeidsplaatsen verloren door de technologie en dus moeten wij onderzoeken hoe wij ervoor kunnen zorgen dat onze levensstandaard behouden blijft. Wij moeten daarvoor oplossingen zien te vinden, maar die oplossingen zijn niet zichtbaar in de ideeën die wij uitwerken. Wij moeten wel beseffen dat wij, toen wij tien jaar geleden de wereldhandelsovereenkomsten sloten, een grote fout hebben begaan door geen rekening te houden met het feit dat hun goedkope producten onze markt zouden verstikken en onze producten buiten de deur van de winkels zouden worden gehouden.
Dat is een grote fout, die wij duur zullen moeten betalen. Laten wij de waarheid zeggen tegen de Europese burgers en duidelijk maken dat wij van de Chinees geen Europeaan kunnen maken, maar dat wij helaas van de Europeaan een Chinees gaan maken!
Jan Tadeusz Masiel (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe het Europees sociaal model vanuit het standpunt van een burger van een nieuwe EU-lidstaat te belichten. Er wordt gezegd dat academici vier verschillende modellen onderscheiden: het Scandinavische, het Angelsaksische, het continentale en het mediterrane model. Die modellen verschillen van elkaar, maar hebben ook een aantal kenmerken gemeen. Ik zou aan dit rijtje nog een ander model willen toevoegen, het postcommunistische model, dat bij geen enkel van de eerder vernoemde systemen past. Het postcommunistische model kenmerkt zich door het ontbreken van om het even welk model, waardoor supermarktpersoneel – zelfs op 1 mei – tot tien uur ’s avonds werkt, of dag en nacht voor 200 euro per maand.
Om die reden zijn de ontwikkeling van een nieuw sociaal model voor heel Europa en de tenuitvoerlegging van minstens de basis ervan, in de eerste plaats in het belang van de burgers van de nieuwe lidstaten. Helaas zien we net daar de grootste kloof tussen de kwaliteit van het werk en de betaling ervan. Er is een zeer beperkte toegang tot de gezondheidszorg, er bestaat niet eens een minimum aan sociale steun voor personen die over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken, de arbeidsongeschiktheids- en pensioenuitkeringen liggen zeer laag en, tot slot, bestaat er een verdoken systeem van betalende toegang tot het hoger onderwijs.
Jammer genoeg zijn er net in de nieuwe lidstaten de minste arbeidsplaatsen voorhanden – en de banen die er zijn, zijn van een lage kwaliteit. Hoewel de lonen vaak schommelen tussen 200 en 500 euro per maand, zijn de kosten van levensonderhoud bijna even hoog als in de rest van Europa. Jammer genoeg worden juist in Polen, het land van de vakbondsbeweging Solidariteit, de werknemersrechten het minst beschermd van de hele Europese Unie. Hopelijk kan het Europees sociaal model ervoor zorgen dat onze armste burgers het nieuws van een volgende uitbreiding of de invoering van de euro niet hoeven te vrezen.
In dit opzicht hebben we allemaal méér Unie nodig. Het Europees sociaal model moet het vertrouwen in de Europese instellingen vergroten, vooral onder de armste burgers.
Thomas Mann (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, twee afgevaardigden in dit Parlement uit verschillende fracties hebben samen een verslag geschreven over de toekomst van het Europees sociaal model, en hun inspanningen zijn de moeite waard gebleken. Het Europees sociaal model definieert de eenheid van waarden, maar ook de diversiteit van de nationale systemen. De waarden waardoor wij ons laten leiden zijn solidariteit, sociale gerechtigheid, toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, maar hoe dit in de praktijk wordt gebracht, wordt overgelaten aan de lidstaten met hun verschillende modellen, of het nu gaat om het noordse model of het Angelsaksische, het continentale model of het mediterrane. Zowel de globalisering als de verontrustende demografische trends brengen de nationale sociale zekerheidsstelsels ernstig in gevaar.
Er dienen op dit terrein verregaande hervormingen te worden doorgevoerd om de financiering voor de lange termijn te borgen. De stelsels moeten dynamischer worden en mogen niet zo star blijven als zij waren. Wat ik prijzenswaardig vind in het verslag is de bevordering van kleine en middelgrote ondernemingen, die nog steeds voor de meeste arbeids- en stageplaatsen zorgen, alsmede de innovatieve benadering van flexicurity-systemen, wat inhoudt: flexibele arbeidsmarkten, moderne arbeidsorganisatie, zekerheid en sociale bescherming.
Er zijn echter drie probleemgebieden, en niet alleen vanuit de visie van de Duitsers in de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten. Het eerste kan worden aangetroffen in de paragrafen 13 en 14, waarin de open coördinatiemethode aan de orde komt. Dit mag niet leiden tot een nieuwe wetgevingsprocedure en is pas acceptabel als het wordt beperkt tot de uitwisseling van ervaring en beste werkwijzen. Zowel de nationale parlementen als de sociale partners dienen hierbij worden betrokken.
Ten tweede gaat het om paragraaf 23, waarin de Commissie dringend wordt verzocht – op initiatief van Stephen Hughes – om zo spoedig mogelijk met een voorstel voor een kaderrichtlijn te komen voor diensten van algemeen belang, wat volledig indruist tegen de huidige stand van de beraadslagingen.
Ten derde: het fonds voor aanpassing aan de globalisering uit paragraaf 31. Wij wijzen het idee van de hand dat bedrijfsverplaatsingen op Europees niveau moeten worden gefinancierd. We zitten niet te wachten op omvangrijke toestemmingsprocedures of op nieuwe bureaucratische instanties, en we zitten al helemaal niet te wachten op privatisering van overheidskapitaal. Alleen maatregelen tot her- en omscholing van werknemers die de dupe zijn van de globalisering zijn aanvaardbaar, verder niets. We rekenen op de steun van het Parlement op dit punt, en als dat gebeurt kunnen we instemmen met het verslag als geheel.
Alejandro Cercas (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de collega’s feliciteren die dit verslag hebben opgesteld, een verslag over een belangrijk onderwerp dat zich in het hart van de Europese integratie bevindt. Het gaat om een zeer positief verslag, omdat de grote politieke families van dit Parlement en de overgrote meerderheid van de afgevaardigden elkaar opnieuw hebben weten te vinden in een gezamenlijke aanpak en gezamenlijke afspraken. Ik denk dat het op zijn plaats is om vandaag te zeggen, en dat is zeker niet voor het eerst, dat open markten en het Europees sociaal model voor de overgrote meerderheid van de afgevaardigden in dit Huis deel uitmaken van een ondeelbaar geheel, en dat dit ook zo zal blijven in de toekomst.
Dit is een weloverwogen en verstandig verslag; het is een weloverwogen verslag gelet op het verleden en gelet op het feit dat we met ons model de grootste ruimte van economische en sociale vooruitgang en de belangrijkste etappe van Europa hebben verwezenlijkt, en het is een verstandig verslag omdat het ons in staat stelt om niet alleen met een defensieve blik naar de toekomst te kijken, maar ook met een offensieve blik, zodat we de grote uitdagingen van de globalisering het hoofd zullen kunnen bieden. Ook is het belangrijk om te signaleren, en ik zie geen reden om dat niet te doen, dat de rapporteurs erin zijn geslaagd een duidelijk beeld te geven van de meerwaarde die de Europese Unie aan dit model geeft, een model waarin de EU natuurlijk niet de ambitie heeft om taken op zich te nemen die door de lidstaten worden uitgevoerd, maar wel over de juiste juridische instrumenten beschikt om gerichte acties te kunnen bevorderen en aanvullen die bedoeld zijn om de doelstellingen van werkgelegenheid en sociaal welzijn, die communautaire doelstellingen zijn geworden, te verwezenlijken.
We hebben vele instrumenten tot onze beschikking, waaronder de wetgeving, waarmee we de belangrijkste doelstellingen en fundamentele rechten van werknemers op een redelijke wijze kunnen verdedigen en sociale dumping kunnen voorkomen. We vragen voor de hele wereld een nieuwe globalisering waarin geen sprake is van die sociale dumping die gepaard gaat met een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden; de Unie moet zien te voorkomen dat dit in haar midden plaatsvindt.
Mijnheer de Voorzitter, ik eindig met de opmerking dat ik er zeker van ben dat ons hervormde model toekomst heeft, maar deze zekerheid gaat gepaard met een andere zekerheid: zelfs het economische Europa heeft geen toekomst als het zijn sociaal model niet respecteert.
Elizabeth Lynne (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats vind ik het principieel onjuist dat de twee grootste partijen samen een verslag opstellen. Ik heb het gevoel dat de andere partijen daardoor vanaf het allereerste moment worden buitengesloten.
Dit verslag is over het algemeen oké. Dat klinkt wat lomp, maar ik ben blij dat het subsidiariteitsbeginsel wordt genoemd en dat we de lidstaten en niet de EU oproepen om in actie te komen. Ik heb evenwel ernstige bedenkingen bij het concept van een Europees sociaal model op zich. Ik weet dat we gemeenschappelijke doelen hebben, maar we hebben in de lidstaten niet dezelfde systemen om die doelen te bereiken. (Daar hebben andere sprekers hebben reeds op gewezen.) Mijns inziens is een gemeenschappelijk stelsel ook niet gewenst, vandaar mijn bezorgdheid.
Anderen hebben het al gezegd, maar ik noem het nog maar eens: als dit verslag wordt aangenomen, wil ik niet dat men denkt dat we voorstander zijn van een uniform Europees sociaal model, ter vervanging van de verscheidenheid die we nu kennen. Gemeenschappelijke sociale doelstellingen, ja; een gemeenschappelijk sociaal model, nee.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst ben ik blij met deze discussie. Er worden hier standaard twee gemeenplaatsen gedebiteerd wanneer het Europees sociaal model of het sociale beleid aan de orde komen. De eerste is dat een sociaal Europa de kern van het Europese project vormt. De tweede is dat dit sociale Europa eenvoudigweg kan worden bewerkstelligd door economische middelen te creëren en dat iedereen er beter van wordt als de economie groeit. Beide opvattingen zijn ver bezijden de waarheid en als je kijkt naar de cijfers voor armoede, dakloosheid en sociale ontregeling in de Unie, begrijp je waarom.
In realiteit is dit sociale Europa een soort "franje” of “toevoegsel” aan de eigenlijke bedoelingen van deze Unie. Als we een echte en vruchtbare discussie over het sociale beleid willen voeren, moeten we fundamentele vragen stellen en de moeilijke vragen over het macro-economische beleid van de EU niet uit de weg gaan. Welke uitwerking hebben liberalisering en privatisering op mensen die gemarginaliseerd zijn? En hoe zit het met het geleidelijk uitkleden van de verzorgingsstaat? Is het zo vreemd dat er een gapende kloof tussen de Europese burger en de Europese Unie bestaat, wanneer ons beleid mensen hun rechten ontneemt?
Ik hoop van harte dat dit verslag als springplank zal dienen voor de veel grondigere discussie en analyse die we nodig hebben.
Jana Bobošíková (NI). - (CS) Dames en heren, de ervaring leert duidelijk dat het Europees sociaal model economisch gezien absoluut onhoudbaar is. Het sociaal model dient te werken als een vangnet of als opstapje voor burgers die als gevolg van tijdelijke problemen, ouderdom of ziekte niet kunnen werken. Het is echter veranderd in een comfortabele hangmat, voornamelijk voor degenen die niet willen werken. Het Europees sociaal model is op een populistische wijze vrijgevig, leeft in vele landen op de pof en zet niet aan tot het nemen van verantwoordelijkheid. Het motiveert burgers niet om zich bij te scholen of beter te presteren, bevordert een onverantwoordelijke houding en luiheid, maakt mensen passief en onverschillig, en leidt uiteindelijk tot een vlucht van bedrijven uit de EU en zo tot hoge werkloosheid in de lidstaten.
Het huidige populistische sociaal model verzekert politici weliswaar ervan gekozen te worden, maar het brengt de burger in de toekomst alles behalve welvaart. Er moet goed duidelijk worden gemaakt dat het Europese sociaal model geen vanzelfsprekendheid is, geen automatisch recht, zoals politici graag doen geloven. Het is slechts een van het prestatieniveau van de economie afgeleide tijdelijke bonus.
Mihael Brejc (PPE-DE). – (SL) We stellen allemaal vast dat er in Europa geen uniform sociaal model is, maar dat er 25 modellen bestaan. We stellen vast dat het sociaal beleid een bevoegdheid van de lidstaten is. Het gaat hier dus niet om de vraag of we een uniform model kunnen bereiken, het gaat eigenlijk om de vraag of het wel zinvol is om in die richting te werken.
Ik vind het belangrijk dat in dit verslag enkele gemeenschappelijke basiswaarden en -doelstellingen van de Europese sociale modellen beklemtoond worden, zoals gelijkheid, non-discriminatie, solidariteit, algemene toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en andere openbare diensten. Voor de burgers zijn dat de belangrijkste elementen van een succesvolle economie en van een rechtvaardige maatschappij. Als lidstaten doen we er dan ook voortdurend alles aan om een evenwicht te vinden tussen economische efficiëntie, concurrentievermogen en sociale rechtvaardigheid. De manieren waarop dat gebeurt, verschillen uiteraard.
Een sociaal beleid is geen economische last, maar een positieve factor van de economische groei in de Europese Unie, die sociale samenhang creëert, de levensstandaard van de burgers verhoogt en hun fundamentele rechten, onder andere gelijkheid, garandeert. Een sociaal beleid is een belangrijke factor voor sociale vrede, politieke stabiliteit en ook voor economische vooruitgang.
Dit punt wordt benadrukt in het verslag, dat aandringt op hervormingen van de economische en sociale systemen opdat we opgewassen zijn tegen de demografische veranderingen – zo staat in het verslag –, opgewassen tegen de mondialisering en de snelle technologische ontwikkeling. De Europese Unie speelt hier natuurlijk een belangrijke rol doordat ze de verschillende pogingen voor de uitvoering van de Lissabonstrategie harmoniseert, gemeenschappelijke richtlijnen voor groei en werkgelegenheid voorbereidt en voor een zekere mate van coördinatie op het vlak van de sociale zekerheid zorgt. Dit verslag toont aan dat sociale zekerheid geen thema is van links of rechts, maar dat het een kernelement is van de huidige maatschappij.
Elke lidstaat van de Europese Unie zoekt het meest geschikte model. Dit verslag is een uitstekende aansporing en de grondslag voor veranderingen van de sociale modellen van de lidstaten. Ik feliciteer de beide rapporteurs.
Françoise Castex (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik wil beide rapporteurs feliciteren met hun werk. Met dit verslag, dat de steun heeft van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken – ik hecht eraan dit te benadrukken – zetten wij een grote stap in de richting van de vaststelling van het Europees sociaal model: een evenwichtige combinatie van economische eisen en eisen van sociale rechtvaardigheid.
Te veel Europeanen lijden onder de omstandigheid dat onze Unie hen niet beschermt, hun openbare diensten niet veiligstelt en onvoldoende aandacht schenkt aan de gevolgen van de globalisering. Velen zijn bang dat er wordt getornd aan de fundamentele bouwstenen van hun sociaal model. Gezien deze tekortkomingen is het zonder meer onze verantwoordelijkheid om waarden veilig te stellen, maar ook om met concrete maatregelen blijk te geven van onze goede wil. Het zou indruisen tegen onze waarden en tevergeefs zijn als we zouden streven naar de laagste arbeidskosten, de meest dociele werknemers, de laagste belastingen, de laagste milieu-, sociale, gezondheids- en veiligheidsnormen van onze concurrenten. Integendeel, onze identiteit en onze kracht dragen juist bij tot het excellente karakter van onze arbeids- en productienormen.
Dit verslag laat zien dat we, ondanks de verschillen die er tussen ons bestaan, samen hechten aan een samenleving die niet louter door de wetten van de markt wordt beheerst, maar ook door solidariteit en herverdeling middels de bescherming van onze medeburgers, let wel ons menselijk kapitaal, ons rijkste en belangrijkste kapitaal. Europa heeft laten zien dat de sociale zekerheid, de bescherming tegen de risico’s van het leven en het recht op een pensioen voor allen de ingrediënten waren van een recept dat goed is voor de burger, goed voor de samenleving en goed voor de economie, een recept dat ons in de toekomst de weg zal blijven wijzen.
Jan Jerzy Kułakowski (ALDE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit debat gaat over een zeer belangrijke kwestie. Toch ben ik ervan overtuigd dat we het probleem nog niet grondig genoeg hebben behandeld en daarom zullen we er in de toekomst nog meer dan eens op moeten terugkomen. Toch wil ik mijn erkenning uitspreken voor de rapporteurs en voor het resultaat van hun werk.
Ik behoor tot degenen die van mening zijn dat er een Europees sociaal model bestaat. Het is echter veeleer een complex dan een monolithisch model, waarbij heel uiteenlopende ervaringen gebaseerd zijn op gemeenschappelijke waarden. Dit model moet verbeterd en aangepast worden aan de uitdagingen van vandaag, waarbij verbetering evenwel niet synoniem mag staan met verzwakking.
Volgens mij zijn dit de voornaamste conclusies die we uit dit uiterst belangrijke debat moeten trekken.
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de corapporteur, de heer De Rossa, heeft gesproken over de noodzaak van een "fatsoenlijke samenleving". Deze omschrijving kan op één lijn worden gesteld met de formulering van de Raad, die sprak over de noodzaak van “sociale rechtvaardigheid”. Ik hoop dat alle fracties in dit Parlement het eens zijn over het belang van deze begrippen en dat iedereen vindt dat het geen holle frasen mogen blijven, maar dat ze inhoud moeten krijgen. Verder hoop ik dat zowel links als rechts in dit Parlement zal erkennen dat daaraan praktische invulling moet worden gegeven, zodat niemand buiten de boot valt als het gaat om sociale integratie. Anders gezegd, deze begrippen moeten niet alleen gelden voor werkenden of voor degenen die niet kunnen werken, maar ook voor mensen die wel willen werken maar geen baan kunnen vinden, omdat ze op te veel obstakels stuiten.
Daarom wil ik naast de eerste corapporteur ook de andere corapporteur, de heer Silva Peneda, feliciteren. Hij wees op de noodzaak om het sociale model te hervormen. Die formulering werd overgenomen door de commissaris, die over de noodzaak van hervormingen sprak. Bijzonder indrukwekkend vond ik de opmerking van de commissaris dat we de status-quo niet kunnen handhaven. Hij noemde uitdrukkelijk de twintig miljoen werklozen, die ons voortdurend herinneren aan de grootste sociale onrechtvaardigheid van dit moment. Er moet iets gebeuren, en wij moeten daarbij helpen.
Volgens mij draait alles om het woord “hervorming”. Samen met een tiental collega’s uit diverse landen heb ik een amendement ingediend, dat behelst dat bij amendement 1 op overweging F de frase "modernisering en hervorming" wordt ingevoegd. Het goede nieuws is dat de heer Hughes mij vanmiddag heeft toegezegd dat de PSE-Fractie deze formulering zal ondersteunen. Ons Parlement heeft nu de kans om te laten zien dat we deze bewoording allemaal steunen en dat het geen holle frase maar een formulering met inhoud betreft. Onze kiezers willen hervormingen. Laten we morgen bewijzen dat wij dat ook willen en voor hervormingen stemmen.
Proinsias De Rossa (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat ik kort mag reageren op wat er tot nu toe in het debat is gezegd.
Ik ben opgelucht dat de heer Clark en de heer Helmer het verslag irrelevant vinden. Ik was bang dat het verslag de hemel in zou worden geprezen. Ik zou vast iets verkeerd hebben gedaan, als zij het ook acceptabel hadden gevonden. Ik ben hier echt zeer verheugd over.
Ik vind het verbazingwekkend en verbijsterend dat sommige van mijn collega’s ter linkerzijde in de GUE/NGL-Fractie het verslag eveneens als irrelevant schijnen te bestempelen. Wellicht komt dat doordat ik betoogde dat de scheidslijn tussen links en rechts in onze moderne wereld verandert. Dat betekent niet dat er geen verschillen zijn, maar dat er een verschuiving optreedt.
De heer Crowley was tevreden over het verslag. Wat ik nu zeg, kan me wellicht een stem kosten, maar misschien heeft hij het verslag niet goed begrepen. Ondersteuning van de armen is inderdaad een belangrijk onderdeel van het Europees sociaal model, maar in tegenstelling tot hem geloof ik niet dat iedereen er beter van wordt als de economie groeit. Dat is namelijk niet het geval. We hebben nu niet de tijd om daar verder op in te gaan. Volgens mij is de kern van dit verslag echter dat sociaal beleid inherent is aan een welvarend Europa, dat het geen kwestie is van óf óf en dat het ene niet afhankelijk is van het andere: beide moeten we via hervormingen bewerkstelligen.
Iles Braghetto (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de socialezekerheidssystemen lijken in steeds grotere moeilijkheden te geraken. De opeenvolgende economische crises, de demografische veranderingen en de immigratieprocessen dwingen ons het Europees sociaal model te herzien, ook omdat in de Europese Unie de rijkste en meest ontwikkelde gebieden van de wereld grenzen aan door armoede en pre-industriële ontwikkeling gekenmerkte gebieden. Daarom proberen wij een model te vinden dat de ontwikkeling en rijkdom kan sturen en een groot aantal mensen daarvan in het genot kan laten komen. Wat zijn de eigenschappen van een dergelijk model? In het middelpunt van de relatie tussen mens, samenleving en staat moet het subsidiariteitconcept komen te staan. Dat betekent dat alle Europese burgers hun door niet onderdrukkende instellingen gegarandeerde vrijheden tot uitdrukking moeten kunnen brengen.
Men moet opnieuw de klemtoon leggen op sociale solidariteit, opdat vooruitgang van de samenleving en toename van de rijkdom processen worden die gekenmerkt worden door eerbiediging van eenieders waardigheid en door bijstand vanuit de samenlevingsgroepen aan mensen in moeilijkheden. Men vertrouwt daarbij niet op de exclusieve rol van de overheid of op de zelfreguleringmechanismen van de markt, maar op een drievoudige solidariteit: een individuele solidariteit via de verspreiding van positieve waarden onder de mensen, een solidariteit van sociale groepen die zichzelf in sociale netwerken hebben georganiseerd en een institutionele solidariteit met een klein aantal, essentiële en universeel aanvaarde regels voor een overheid die in staat is heel het potentieel van de samenleving te benutten.
Ook Europese bedrijven maken deel uit van die opzet, want volledige werkgelegenheid is een pilaar van het sociaal model. Ik denk met name aan de kleine en middelgrote bedrijven, die de ruggengraat zijn van een systeem waarin economisch ondernemingsvermogen compatibel is met een stevig sociaal weefsel. Dit moet uitmonden in een nieuw, Europees sociaal model dat via verscheidenheid in vorm en organisatie welzijn voor allen creëert.
Ana Mato Adrover (PPE-PE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag over het Europees sociaal model voor de toekomst waarover wij vandaag debatteren, in verband waarmee ik vooral wil wijzen op de consensus die is bereikt tussen de twee grote fracties - en ik wil mijn collega José Silva en ook Proinsias De Rossa uitdrukkelijk bedanken voor hun inzet - is goed nieuws, want het zal zeker bijdragen aan de solidariteit, aan een grotere sociale cohesie, aan een betere kwaliteit van het leven en aan een duurzamere toekomst van de socialezekerheidsstelsels in Europa.
Het lijdt geen twijfel dat er voor het Europa van de burgers waar we allemaal naar streven steeds meer gecoördineerd beleid nodig is, zodat we de nieuwe uitdagingen die we dagelijks tegenkomen, het hoofd kunnen bieden. De demografische veranderingen waarover vanmiddag in dit Parlement is gesproken, met een hogere levensverwachting, dwingen ons bijvoorbeeld zonder enige twijfel om nieuw beleid te ontwikkelen, en niet alleen met betrekking tot de gezondheidszorg, maar ook in combinatie met maatschappelijke zorg, zodat de verhoging van de levensverwachting ook gepaard kan gaan met een betere kwaliteit van dat leven.
Volledige werkgelegenheid, tijdelijke arbeid, jeugdwerkloosheid en werkloosheid onder vrouwen: hiervoor hebben we een ambitieus werkgelegenheidsbeleid nodig dat inzet op stabiele werkgelegenheid en baanzekerheid. Hetzelfde kan gezegd worden van de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, waarvoor nieuwe formules met betrekking tot het combineren van werk en gezin en flexibele werktijden nodig zijn, en van de immigratie, die ik eerder als een uitdaging dan als een probleem zie. In mijn land zien we deze zomer meer dan ooit zich het drama van de immigratie voltrekken, dat grote humanitaire problemen veroorzaakt. Los van het beleid van de Spaanse socialistische regering, dat valse hoop heeft gewekt en daardoor heeft bijgedragen aan het verergeren van dit ernstige probleem, is dit een situatie die heel Europa aangaat en daarom zijn solidaire en effectieve maatregelen van onze kant nodig.
Ik denk dat het belangrijk is dat er een Europees immigratiebeleid komt en het is belangrijk om dat vandaag te zeggen, nu we het over het Europees sociaal model hebben, omdat de verspreiding van dit verschijnsel over heel Europa van grote invloed zal zijn op het Europees sociaal model. Ik denk daarom dat het van belang is dat we blijven werken aan dit Europees sociaal model, rekening houdend met alle uitdagingen die we op onze weg zullen tegenkomen, met name die van de immigratie.
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. - (CS) Dames en heren, ik ben dankbaar omdat ik aan deze intensieve discussie heb mogen deelnemen, een discussie over het Europees sociaal model vanuit verschillende perspectieven. Ik denk dat ik mijn zienswijze kan samenvatten met de constatering dat de afkeurende geluiden met betrekking tot het Europees sociaal model absoluut in de minderheid waren, en dat de stemmen die opgingen vóór het Europees sociaal model als een fundamenteel onderdeel van ons bestaan, de overhand hadden. Ook de Commissie is over het algeheel de tweede opvatting toegedaan.
Dames en heren, graag zou ik nu nog terug willen komen op een aantal belangrijke zaken in het debat zodat ik mijn spreektijd kan benutten om de meest significante aandachtsgebieden nader te belichten. We dienen ons naar mijn mening te realiseren dat de Europese Unie op zichzelf een zeer origineel product is, een zeer originele politieke creatie, die uiterst moeilijk te vangen valt in conventionele woorden en terminologie zoals we die uit de politicologie kennen. De kwalificatie internationaal verdrag dekt de lading niet, noch welke andere gangbare beschrijving uit de staatsleer dan ook. Dat geldt ook voor het Europees sociaal model. Het is veel te veelzijdig om te kunnen worden gevangen in eenvoudige thematische omschrijvingen. En daarom zou ik graag mijn grote waardering uit willen spreken voor beide rapporteurs. Mijns inziens hebben zij deze kwestie in hun verslag goed opgevangen en uitputtend behandeld.
Een andere belangrijke rode draad in het meer dan diepgravende debat, was het feit dat men er zich van bewust is dat het Europees sociaal model geen statisch gegeven is, maar dat het in brede zin gebaseerd is op actieve deelname en in sommige gevallen op werk. Want, dames en heren, zoals hier al is gezegd: werk is meer dan alleen maar een dienstverband, het bergt eveneens een zeker ethisch karakter in zich. De ethiek van activiteit en de ethiek van solidariteit zijn enkele van de fundamenten, iets dat in de discussie duidelijk naar voren kwam.
Dames en heren, ik kijk met belangstelling uit naar de resultaten van uw stemming, en zoals ik al heb aangegeven, komen vele van de reeds uitgewerkte benaderingswijzen en standpunten van de Commissie min of meer overeen met hetgeen hier besproken is. Daarom, dames en heren, geachte rapporteurs, hartelijk dank voor de mij geboden kans deel te nemen aan dit debat.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt woensdag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Gábor Harangozó (PSE). – (EN) Het debat in Europa gaat vandaag over de hervorming van het Europees sociaal model. We zien ons gesteld voor talrijke uitdagingen in verband met de sociale veranderingen die nodig zijn om ons aan te passen aan globalisering, demografische ontwikkelingen en technologische innovatie. We steunen de rapporteur wanneer hij benadrukt dat de Unie de gemeenschappelijke waarden, namelijk het behoud van vrede, sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit, de bevordering van vrijheid en democratie en eerbiediging van de mensenrechten, niet alleen in stand moet houden maar ook moet versterken. Economische welvaart is daarbij een absolute voorwaarde voor sociale rechtvaardigheid. De Unie moet aan de verwachtingen van haar burgers voldoen en reageren op de toenemende bezorgdheid over de werkgelegenheid, het huidige lage groeicijfer en de noodzaak om de socialezekerheidsstelsels te hervormen. De rapporteur is zo verstandig geweest om te onderstrepen dat het nu tijd is om de sociale dialoog in de gehele EU nieuw leven in te blazen en daarbij de samenwerking en uitwisseling van beste werkwijzen uit te breiden via de verbeterde open coördinatiemethode, die het belangrijkste beleidsinstrument vormt op het vlak van werkgelegenheid, sociale bescherming, sociale uitsluiting, gendergelijkheid op de arbeidsmarkt, pensioenen en gezondheidszorg.
José Ribeiro e Castro (PPE-DE). – (PT) We moeten erkennen dat het Europees sociaal model een centraal instrument is geweest bij de wederopbouw van het democratisch Europa na de oorlog en dat miljoenen mensen de vruchten hebben geplukt van het welslagen van dat model.
We moeten echter ook erkennen dat het model is gecreëerd in een tijd van overbevolking en verstarring op industrieel en handelsvlak, waardoor het niet toegesneden is op een tijdperk waarin de bevolking sterkt daalt, de mondiale economie zeer concurrerend is en aanpasbaarheid van de middelen vereist is.
Deze noodzaak van hervorming is des te groter in het licht van een groeiend aantal vrij nieuwe factoren voor bezorgdheid op sociaal vlak, zoals de onbetaalbaarheid van pensioenstelsels, langdurige werkloosheid, jeugdwerkloosheid en werkloosheid van geschoolde werknemers.
De geleidelijke vermindering van de rol van de overheid en de herdefiniëring van het model, met de toenemende liberalisering van de economie en het stimuleren van het particulier initiatief, innovatie, concurrentievermogen en investeringen zijn even zovele factoren die een rol spelen bij de uitdaging adequaat op deze nieuwe realiteit in te spelen.
Niettegenstaande de noodzaak van meer flexibiliteit en de mogelijke inlevering in de toekomst van een aantal rechten die voor oudere generaties vanzelfsprekend waren, acht ik het ook essentieel dat we maatregelen nemen om de zwakkeren en de meest kwetsbare personen te beschermen.
Magda Kósáné Kovács (PSE). - (HU) Het voorstel-Peneda-De Rossa is een uitstekend voorstel, niet alleen in professioneel en politiek opzicht, maar ook als morele prestatie.
In onze ogen houdt het Europese sociale model niet in dat de kloof tussen de herverdelingssystemen moet worden gedicht. Het verslag beschouwt het sociale model als een belangrijk middel om de Europese waarden hoog te houden, die we alleen kunnen behouden als Europa de weg blijft volgen die in Amsterdam en Lissabon is uitgezet, en als er geen fundamentele keuzes worden gemaakt binnen de valse dichotomie van concurrentievermogen en solidariteit. Wil de missie slagen, dan moeten economisch concurrentievermogen en menselijke zekerheid als wederzijds afhankelijke elementen worden gezien, die tezamen de voorwaarden scheppen voor een leven in menselijke waardigheid.
We willen in het bijzonder de auteurs van het voorstel bedanken omdat zij de toelichting zodanig hebben geformuleerd, dat de nieuwe lidstaten zich er ook mee kunnen identificeren. De analyse van het verslag-Peneda-De Rossa sluit het debat af over de vraag of de doelen van cohesie zijn te verzoenen met andere, secundaire doelstellingen. De toelichting is ondubbelzinnig: de identiteit en de geloofwaardigheid van Europa hangen af van de vraag of we bereid zijn landen, regio's en sociaal kwetsbare groepen ten onder te laten gaan. De hervorming van het sociale model is slechts een instrument en geen doel op zich; het is een instrument om de nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden die een multinationaal Europa, globalisering en de informatie-explosie met zich meebrengen.
In de toelichting wordt de noodzaak de armoedeval te voorkomen die met name de nieuwe lidstaten bedreigt, als een serieus vraagstuk beschouwd dat op het geweten van Europa drukt. We weten dat de vergrijzende bevolking van Europa zelf de bedreigingen creëert die de toekomst van mensen steeds uitzichtlozer maakt. De grootste bedreiging is die van de armoede onder kinderen. Het Europa waarover deze toelichting spreekt, kan geen armoedeval accepteren die toekomstige generaties zal opslokken.
Katalin Lévai (PSE). - (HU) Ik feliciteer de rapporteur met de diepzinnige en tot nadenken stemmende analyse van het sociale Europa. Ik ben het ermee eens dat het sociale model in de eerste plaats draait om waarden. Deze waarden, waar het oude continent terecht zo trots op is, hebben tegenwoordig echter te maken met ernstige bedreigingen, die alleen door gezamenlijke inspanningen kunnen worden afgewend.
Economische groei en een groter concurrentievermogen zijn inderdaad voorwaarden om de prestaties op het sociale vlak te kunnen beschermen, maar op zichzelf kunnen deze niet langer de sociale groepen verheffen die achterop zijn geraakt of niet in staat zijn de steeds sterkere concurrentie bij te benen of er zelfs aan deel te nemen. Integendeel, ze vergroten de sociale kloof alleen maar. Een beangstigende herinnering hieraan is de tragische situatie van de vluchtelingen en migranten in West-Europa en die van de Roma in Oost-Europa.
Het scheppen van nieuwe banen kan, bij het ontbreken van passende zekerheden, nog altijd leiden tot de val van uitbuiting. Het creëren van een gelijk speelveld leidt niet automatisch tot werkelijk gelijke kansen voor degenen die met een achterstand beginnen. Integendeel, het behoudt en vergroot zelfs de verschillen. De voorwaarden voor verkleining van deze ongelijkheden zijn de grote socialesteunstelsels, en vooral het voor iedereen toegankelijk maken van goed onderwijs.
Maar ook de overwinning van die groepen die wel kunnen concurreren, is een pyrrusoverwinning: de grote verschillen en steeds grotere neergang destabiliseren de maatschappij, trekken het bindweefsel van de maatschappij kapot. De rellen in Frankrijk hebben ons laten zien dat zelfs de grootste rijkdom je niet kan beschermen tegen een woedende menigte. Tegelijkertijd zal ook het omlaag dwingen van de lonen tot het laagst mogelijke niveau een sociaal ontevreden samenleving niet aantrekkelijk maken voor ondernemers. Ik ben het er dus mee eens dat de bron van de beproevingen van sociaal Europa en van de mogelijke oplossingen ligt in economische groei en concurrentievermogen, maar we mogen niet de fout maken deze als absoluut en als einddoelen te beschouwen. Dit is misschien wel het beste verwoord door de voormalige voorzitter van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, de heer Robin Cook: de economie moet altijd de mensen dienen, de mensen mogen nooit de economie dienen.