De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten: nationale toewijzingsplannen (2008-2012).
Stavros Dimas, lid van de Commissie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, klimaatverandering is het belangrijkste milieuprobleem waar onze planeet mee is geconfronteerd. Als de beoogde maatregelen voor de bestrijding hiervan geen vruchten afwerpen, zal de klimaatverandering in de toekomst voor heel de wereld zeer onaangename, economische en sociale gevolgen hebben.
Daarom is in het kader van het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering het Protocol van Kyoto ondertekend en geratificeerd, waarin staat dat de ontwikkelde landen de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen met 5,2 procent zullen verminderen, en in het kader daarvan heeft de Europese Unie zich ertoe verplicht om de uitstoot ten opzichte van het niveau van 1990 met 8 procent te verminderen.
Om dat doel in de periode 2008-2012 te kunnen bereiken, hebben wij zowel op communautair als nationaal vlak verscheidene maatregelen getroffen. Veel van deze maatregelen maken deel uit van het eerste en tweede Europese programma voor klimaatverandering. De belangrijkste maatregel die wij hebben getroffen betreft het communautaire systeem voor verhandelbare broeikasgassen, en meer specifiek CO2, dat op 1 januari 2005 in werking is getreden.
Dit systeem is de economisch meest efficiënte manier om de uitstoot van broeikasgassen op middellange en lange termijn te verminderen. Het systeem dekt ongeveer 50 procent van de CO2-uitstoot in de Europese Unie. Het omvat 11 500 bedrijven, industriële en andere installaties en is het grootste emissiehandelssysteem ter wereld en het enige internationale systeem. Hieraan neemt een groot aantal landen en een groot aantal bedrijfstakken deel.
Het is zeer belangrijk dat het communautair handelssysteem succesvol is, aangezien dit een basis kan zijn. Wij zijn namelijk van plan om dit als kern te gebruiken voor de opzet van een internationaal handelssysteem voor broeikasgassen.
Dit is een efficiënte manier om de emissie van broeikasgassen in heel de wereld te verminderen en vooral om de ontwikkelde landen, zoals de Verenigde Staten - die koploper zijn als het gaat om de uitstoot van broeikasgassen (ongeveer een kwart van alle CO2-uitstoot komt van de Verenigde Staten) -, ertoe te bewegen bij te dragen aan deze vermindering, en vooral ook om methoden te vinden die enigszins aanvaardbaar zijn voor de zich snel ontwikkelde landen, die eveneens steeds meer broeikasgassen uitstoten.
U zult waarschijnlijk allemaal wel in de krant hebben gelezen wat de laatste tijd in Californië is gebeurd: men heeft daar het initiatief genomen om vanaf 2009 een soortgelijk systeem als het Europese systeem voor de handel in CO2 en andere broeikasgassen toe te passen. Hetzelfde geldt - zij het dan alleen voor elektriciteitsbedrijven - voor zeven noordoostelijke staten van de Verenigde Staten, en kennelijk wordt er vanuit de achterban druk uitgeoefend op de federale regering, opdat deze een begin maakt met het debat over het vraagstuk van een mondiaal handelssysteem voor broeikasgassen.
Ik moet erop wijzen dat het geen enkele twijfel lijdt dat de Europese Commissie vastbesloten is om dit systeem te handhaven en te verbeteren. Wij willen succes boeken bij de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en daarvoor is het noodzakelijk de concentraties van deze gassen in de lucht te stabiliseren.
Het afgelopen voorjaar hebben de onder het communautair systeem vallende bedrijven hun CO2-emissies gemeld, zoals hun verplichting was, en deze emissies zijn geverifieerd door onafhankelijke controleurs. Voor het eerst beschikken wij over een samenhangend overzicht van door onafhankelijke instanties gecontroleerde, reële cijfers met betrekking tot de uitstoot van CO2 in de Europese Unie.
De reële cijfers zijn lager dan menigeen verwachtte. In dit stadium kunnen wij de volgende conclusies trekken.
Ten eerste werkt het systeem, wat de bewaking, rapportage en toetsing betreft, uitstekend. De controleresultaten met betrekking tot 2005 tonen aan dat de bedrijven zich in tevredenstellende mate hebben gehouden aan de fundamentele verplichtingen die voortvloeien uit het handelssysteem. De infrastructuur van het systeem werkt soepel.
Ten tweede zijn de marktgebaseerde mechanismen succesvol en lijkt het communautair systeem voor verhandelbare emissierechten reeds vruchten af te werpen.
Ten derde, en dit is misschien het allerbelangrijkste, kunnen - en mogen - de lidstaten verwachten dat de bijdrage van de onder het systeem vallende bedrijfstakken aan de vermindering van de uitstoot veel groter zal uitvallen. Daarbij dient men vooral voor ogen te houden dat de Europese Unie, als geheel, nog niet zover is dat zij kan voldoen aan haar verplichtingen inzake het Protocol van Kyoto.
Zoals u weet moeten de lidstaten hun nationale toewijzingsplannen melden. Die plannen zullen tegelijkertijd tezamen ook de bovengrens vormen voor heel de Europese Unie in de handelsperiode 2008-2012, die samenvalt met de eerste periode van verbintenissen overeenkomstig het Protocol van Kyoto.
Tot gisteren had de Commissie tien nationale toewijzingsplannen ontvangen. Deze vertegenwoordigen ongeveer de helft van de rechten die de Commissie voor de eerste handelsperiode had goedgekeurd. Deze landen zijn: Duitsland, Estland, Litouwen, Ierland, Letland, Luxemburg, Polen, Slowakije, het Verenigd Koninkrijk en - sedert gisteren - Griekenland.
De andere lidstaten hebben de Commissie hun nationale plannen nog niet gemeld. Tien van deze plannen zijn reeds beschikbaar in de vorm van ontwerpen waarover openbare raadplegingen plaatsvinden en komen uit: Oostenrijk, België, Bulgarije, Cyprus, Finland, Frankrijk, Italië, Nederland, Portugal en Spanje.
De reeds gemelde nationale toewijzingsplannen worden momenteel door de Commissie geëvalueerd. Zoals u zult begrijpen kan de Commissie in dit stadium geen inhoudelijk commentaar geven.
Wat onze meer algemene benadering van dit vraagstuk betreft, zal ik duidelijk zijn: de Commissie zal elk politiek en juridisch middel die zij ter beschikking heeft, aangrijpen om ervoor te zorgen dat de nationale plannen stroken met de verplichtingen die in het kader van het Protocol van Kyoto zijn aangegaan en met de reële, geverifieerde emissiecijfers voor 2005. Op die manier worden transparantie van de markt en gelijke deelnemingsvoorwaarden voor ondernemingen gegarandeerd.
Meer specifiek moeten voor de landen, die nog ver verwijderd zijn van de doelstellingen van het Protocol van Kyoto, de nationale plannen zo worden gebruikt dat het bereiken van de beoogde verminderingen wordt vergemakkelijkt. Zo moeten de slechtst presterende lidstaten ervoor zorgen dat er minder rechten worden toegewezen in vergelijking met de eerste handelsperiode. Het is onze taak al deze plannen streng maar eerlijk te beoordelen.
Tot slot wil ik u verzekeren dat de Commissie er groot belang aan hecht dat alle lidstaten hun nationale toewijzingsplannen voor de tweede handelsperiode zo snel mogelijk toesturen. Wij hebben reeds een brief, een soort waarschuwing, gestuurd aan de laatkomers, voordat wij een inbreukprocedure opstarten.
Indien de lidstaten ons de gevraagde gegevens niet verschaffen, zal de Commissie de mogelijkheid van verdere maatregelen overwegen. Hopelijk zal dit niet nodig zijn en zullen de lidstaten in de komende dagen, in de komende maand, hun plannen voor de toewijzing van de toegestane rechten voor broeikasgasemissie opsturen.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad deelt het standpunt van de Commissie dat de regeling voor de handel in emissierechten in de Europese Unie een van de hoekstenen van het communautair klimaatbeleid is. Juist met behulp van dit instrument is de Europese Unie in staat geweest haar leiderschap te tonen bij het aangaan van de uitdaging van de klimaatverandering. De prijs van koolstof is van wezenlijk belang bij ons streven de ontwikkeling en ingebruikname van milieuvriendelijke technologie te stimuleren.
Zoals bij alle nieuwe regelingen had ook de emissiehandel in zijn beginfase met kinderziekten te maken. Daarom moeten wij zorgvuldig bekijken hoe deze regeling verder kan worden verbeterd, zodat zij kan beantwoorden aan het gestelde doel, namelijk het op rendabele wijze reduceren van broeikasgassen. Het komende evaluatieverslag van de Commissie biedt ons hiervoor de mogelijkheid.
De voorbereiding van andere nationale toewijzingsplannen is een groot project dat momenteel plaatsvindt. De lidstaten bereiden toewijzingsplannen voor en het is de taak van de Commissie die te beoordelen. Dit staat duidelijk in de richtlijn inzake de handel in emissierechten die de Raad en het Europees Parlement drie jaar geleden hebben aangenomen.
In het voorjaar van dit jaar kregen wij veel waardevolle informatie van de rapportage over de emissiegegevens over 2005. Nu moeten wij overwegen hoe wij de transparantie van de regeling op basis van die informatie kunnen verbeteren. Met een transparante regeling kunnen wij beter waarborgen dat alle actoren op coherente en gecoördineerde wijze tegelijkertijd kunnen beschikken over informatie met betrekking tot de markten.
Naast het proces van de toewijzingsplannen wordt al tijdens het Finse voorzitterschap begonnen met de herziening van de richtlijn inzake de handel in emissierechten. Het is van groot belang dat wij met deze regeling het duidelijke signaal aan de betrokken actoren kunnen geven dat het loont te investeren in koolstofarme milieuvriendelijke technologie.
Avril Doyle, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heet de Commissie en het voorzitterschap welkom bij dit debat. Ik wil vragen waarom hun aanwezigheid afgelopen vrijdag op het laatste moment werd geagendeerd, terwijl voorbij werd gegaan aan de goede gewoonte om daarover met de diverse fracties te overleggen. Hebt u dit puur uit technisch oogpunt gedaan omdat u op 30 juni naar het Parlement had moeten terugkeren? Hoe dan ook, u bent nu enkele maanden te laat. Maar ik zal voortmaken want we hebben geen tijd te verliezen.
De PPE-DE-Fractie staat volkomen achter de regeling voor de handel in emissierechten en onze Kyoto-doelstellingen en is het ermee eens dat er op alle 25 lidstaten druk moet worden uitgeoefend om de in Kyoto afgesproken streefcijfers voor broeikasgassen te halen. Dat staat voor ons buiten kijf.
Ik kom nog even terug op wat de commissaris zojuist heeft gezegd over de conclusies van de evaluatie in 2005: “Het systeem werkt goed, de uitkomsten waren goed en het systeem is volop in werking." Commissaris, ik vraag me af of dit een pr-praatje is. Willen we niet dat degenen die naar ons luisteren, de waarheid horen? Net als al mijn collega’s sta ik vierkant achter een doeltreffende regeling voor emissiehandel, maar het systeem functioneert niet goed. Ik weet dat de regeling nog in de beginfase is en dat we na een zeer korte evaluatieperiode van achttien maanden voorzichtig moeten zijn in onze uitspraken. De theorie is prima, maar de praktijk leert dat er niets van onze goede bedoelingen terecht is gekomen. Het wordt hoog tijd dat we hier nog eens grondig naar kijken.
De bedoeling was dat aan het eind van elk jaar de hoeveelheid uitgestoten kooldioxide overeen zou komen met de hoeveelheid emissievergunningen die een bedrijf van zijn regering had ontvangen. Op die manier zou er druk op bedrijven worden uitgeoefend om hun uitstoot te beperken. Maar wat is er gebeurd? In het eerste jaar, 2005, bedroeg de kooldioxide-uitstoot van 21 landen 44 miljoen ton minder dan de hoeveelheid CO2-emissievergunningen die de 21 regeringen in kwestie hadden toegewezen. Dat stimuleerde bedrijven in het geheel niet om de emissies omlaag te brengen. Verder was de kredietmarkt voor koolstof zeer onzeker. De prijs zakte van 31 euro per ton naar 8 euro per ton en steeg vervolgens weer tot 16 euro per ton. Ik ben het ermee eens dat we een goed functionerende kredietmarkt voor koolstof nodig hebben. Het bedrijfsleven dient zich aan onze regels te houden. Het gaat om geloofwaardigheid, zowel in praktijk als in theorie. Kunt u aangeven welke amendementen u in de richtlijn wilt voorstellen voordat de tweede periode van de nationale toewijzingsprogramma’s start?
Overigens heeft Ierland op 13 juli zijn nationale toewijzingsplan ingediend, maar mijn land kwam niet voor in het rijtje dat u opnoemde. Ik wil graag dat u nog even duidelijk vermeldt dat Ierland wat dit betreft aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Misschien hebben ze mij in mijn thuisland wel voorgelogen!
Dorette Corbey, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, commissaris, mevrouw de minister, ik ben blij met dit debat. Ik ben ook blij om te horen dat het systeem van verhandelbare emissierechten in de ogen van de commissaris en de Raad goed werkt. Onze fractie heeft van harte meegewerkt aan de totstandkoming van deze richtlijn en daarom is het van belang dat een en ander goed werkt. Toch heb ik een aantal opmerkingen en net als mevrouw Doyle een aantal twijfels.
Allereerst is het jammer dat nu slechts negen landen hun plannen hebben ingediend. Het is goed om te weten dat de Commissie erachteraanzit, maar het is teleurstellend dat slechts negen landen hier op tijd mee zijn.
Ten tweede denk ik dat de toewijzingen van de lidstaten in de afgelopen periode te ruimhartig waren en daardoor heeft de richtlijn verhandelbare emissierechten te weinig effect gehad.
Een ander politiek bijzonder in het oogspringend probleem zijn de windfall profits die de elektriciteitsbedrijven gemaakt hebben. De elektriciteitsbedrijven hebben gratis rechten toegewezen gekregen en die hebben ze door kunnen verkopen aan de energie-intensieve industrie, maar ook aan consumenten en dat is natuurlijk onverteerbaar in een tijd waarin de winsten van de elektriciteitsbedrijven sowieso al toenemen.
Ik zou, commissaris, toch graag een volledige evaluatie zien van deze richtlijn en ik denk dat we ook de vraag moeten stellen, gelet op die ruimhartige toewijzing en op de windfall profits van de elektriciteitsbedrijven, of het niet veel beter is om over te stappen naar een veilingsysteem in plaats van het grandfathering-systeem dat we nu hebben.
Chris Davies, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, we wisten allemaal dat dit een leerproces zou zijn en dat het niet in een keer goed zou gaan en dat is in de praktijk ook gebleken! De geloofwaardigheid van de gehele regeling is in het geding omdat er meer rechten zijn afgegeven dan er emissies zijn. Nu zijn we echter in de tweede ronde aangekomen en moeten we lering uit onze ervaringen hebben getrokken.
Ik wil de commissaris bedanken voor het feit dat hij hier naartoe is gekomen en dat hij indirect de lidstaten heeft genoemd die zich niet hebben gehouden aan de termijn voor het indienen van de nationale toewijzingsplannen. We komen nergens als de lidstaten zich niet aan hun beloften houden. Ik hoop dat de minister deze kwestie zal agenderen voor de Milieuraad van 23 oktober. Nu de ministers op de televisie komen, verheug ik me erop om de verlegenheid te zien op de gezichten van degenen die hun plannen nog niet hebben ingediend, wanneer u hen een voor een aanwijst en hun vraagt waarom ze in gebreke zijn gebleven.
Maar al te vaak worden deze plannen te laat overgelegd en zijn ze onzorgvuldig opgesteld. De Commissie moet rechtvaardig maar ook streng zijn. Het Parlement verwacht dat u erop toeziet dat de nationale toewijzingsplannen stroken met de doelstellingen van de regeling voor emissiehandel. Veel lidstaten die volledig meewerken en hun plannen reeds hebben ingediend, steunen u en willen dat u gelijke concurrentievoorwaarden voor iedereen creëert waaraan niemand zich kan onttrekken.
Wat ze ook zeggen, veel lidstaten proberen onder de regeling voor emissiehandel uit te komen. Het is uw taak ervoor te zorgen dat alle nooduitgangen gesloten zijn.
Claude Turmes, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als Groenen zitten we min of meer op dezelfde lijn als onze collega's. We zijn op een kritiek moment gekomen: het is uit met de bedrieglijke praktijken. Frankrijk, Polen en Duitsland hebben te veel emissierechten toegewezen en dat kan niet zo doorgaan. Ik zal mijn spreektijd echter gebruiken om een andere kwestie aan de orde te stellen, namelijk marktverstoring.
In het Duitse toewijzingsplan staat een speciale clausule voor RWE, dat voor vier jaar de rechten van een oude elektriciteitscentrale overneemt. Nieuwkomers op de markt zijn daarentegen volledig buiten de boot gevallen. De Duitse elektriciteitsmarkt wordt reeds volledig beheerst door vier bedrijven. Het tweede toewijzingsplan van Duitsland heeft een verborgen agenda: investeringen in gasgestookte elektriciteitscentrales worden in Duitsland niet toegestaan, omdat die vier grote ondernemingen daar juist zo bang voor zijn. Daarom moet het directoraat-generaal Concurrentie volledig bij de evaluatie worden betrokken.
U hebt nog een ander punt aangekaart: waarom doen we dit, om de uitstoot van CO2 duur te maken of in efficiënte technologie te investeren? Kijk eens naar de Poolse en Duitse toewijzingsplannen. Wat staat daarin? Aan een investering in Duitsland in een kolencentrale wordt voor veertien jaar aan emissierechten toegewezen. Er is helemaal geen prijsprikkel om van kolen op gas over te schakelen, de goedkoopste optie in Europa om de CO2-emissies te verminderen.
De Duitse en Poolse toewijzingsplannen zijn schandalig. Het hele systeem van prijsprikkels wordt erdoor buiten werking gesteld. Commissaris, er ligt momenteel een grote verantwoordelijkheid op uw schouders.
Roberto Musacchio, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, dit debat over de handel in emissierechten is een belangrijk maar ook riskant onderdeel van het vraagstuk van het Protocol van Kyoto. Wij staan hier heel kritisch tegenover. Dit kan namelijk uitmonden in een eenvoudige koop/verkoop van verontreiniging, die bovendien nog ten koste zal gaan van de onder onderontwikkeling lijdende landen en naar wij hebben gehoord, zelfs inefficiënt zal zijn als het gaat om emissievermindering.
Daarom moeten wij zeer duidelijk zijn, zeer zeker aan de vooravond van de dertiende partijenconferentie over het klimaat, die - emblematisch genoeg - in Nairobi, in Afrika plaatsvindt. Wij mogen geen verontreinigingmarkt creëren, maar moeten een nieuwe milieuontwikkeling bevorderen door een samenwerkingsbeleid ten uitvoer te leggen dat de rijkste landen in staat stelt om met veel minder verontreiniging te produceren en de armste landen hulp biedt hun ontwikkeling via de toegang tot nieuwe milieutechnologie te bevorderen.
Dat is een substantieel verschil en ten aanzien daarvan moet Europa, dat deel zal nemen aan de conferentie van Nairobi, duidelijk zijn. Wij moeten de relatie tussen emissiehandel en bevordering van een echt, proactief samenwerkingsbeleid goed afwegen.
Peter Liese (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, geachte commissaris, klimaatverandering is een van de belangrijkste problemen waarmee politici zoals wijzelf worden geconfronteerd. Hoewel de handel in broeikasgasemissierechten bedoeld was als een van de voornaamste instrumenten om deze problemen op te lossen, moet worden gezegd dat de resultaten die er tot op heden mee zijn geboekt niet echt overtuigend zijn.
Het was de bedoeling dat de handel in broeikasgasemissierechten op 1 januari 2005 zou beginnen, maar in veel lidstaten is dit nog niet gebeurd. De nationale toewijzingsplannen – ook degene die door de Commissie zijn goedgekeurd in de eerste fase – waren niet echt ambitieus, en wat natuurlijk erg vervelend was voor de landen met betrekkelijk ambitieuze plannen, was dat de criteria volgens welke emissiecertificaten werden verstrekt, zeer verschillend waren. Zodoende kon bijvoorbeeld een staalfabriek of kalkfabriek in het ene land veel meer emissiecertificaten krijgen dan in een ander land. Deze ongelijkheid was niet alleen een gevolg van de door Kyoto voorgeschreven lastenverdeling, maar werd in sommige gevallen nog eens versterkt, wat natuurlijk leidde tot verstoring van de concurrentie.
Gedurende de besluitvorming over de handel in emissierechten in de medebeslissingsprocedure, pleitte het Parlement voor zeer heldere en precieze regels. De Commissie was destijds van mening dat dit helemaal niet nodig was omdat we met behulp van het mededingingsrecht zouden kunnen bijsturen en uitwassen zouden kunnen voorkomen. Ik krijg de indruk dat de Commissie de zaak nog eens goed onder de loep moet nemen om concurrentieverstoringen tussen de lidstaten en de ondernemingen binnen die lidstaten te voorkomen.
Wat de volgende fase betreft, mag het niet, zoals in de eerste fase, het doel zijn dat de emissiehandel min of meer functioneert. Nee, deze moet goed functioneren. Concurrentieverstoringen dienen zoveel mogelijk te worden vermeden, en we dienen de uitstoot van CO2 zoveel mogelijk te beperken, wil het Europees beleid geloofwaardig zijn.
Karin Scheele (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Dimas heeft opgemerkt dat de nationale toewijzingsplannen door slechts negen zijn landen zijn ingediend – of door tien, indien Ierland dat eveneens heeft gedaan, zoals mevrouw Doyle beweert – en dat slechts zes daarvan dit eind juni hebben gedaan, zoals de bedoeling was. Wij lopen achter en dat is in dit geval zeer verontrustend, aangezien er de afgelopen jaren weer sprake is van toenemende emissies, met name in de oude lidstaten. Hoe kunnen de Commissie, de Europese Raad en het voorzitterschap van de Raad in deze kwestie druk uitoefenen, zodat resoluties niet alleen worden opgesteld maar ook daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd?
Het tweede punt dat ik wil aankaarten, heeft betrekking op de inhoud van deze nationale actieplannen. Ik zou graag willen weten hoe de Commissie en de Europese Raad kunnen garanderen dat de nationale actieplannen rigoureus zijn, dat onze lidstaten verplicht worden de eisen van het Kyoto-protocol na te leven en zich aan onze eigen wetten te houden en dat voorkomen wordt dat zij hun verplichtingen afkopen.
Rebecca Harms (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag nogmaals de aandacht vestigen op het toewijzingsplan dat Duitsland heeft gepresenteerd, en wel omdat Duitsland volgend jaar het voorzitterschap van zowel de EU-Raad als van de G8 op zich neemt, twee voorzitterschappen die van wezenlijk belang zijn wat betreft klimaatbescherming en energiebeleid. Duitsland is verantwoordelijk voor de voorbereidingen van de volgende belangrijke VN-top komend jaar – in 2007 – en in Heiligendamm zullen cruciale besluiten worden genomen.
Mijns inziens getuigt het toewijzingsplan dat Duitsland heeft ingediend, er niet bepaald van dat de Duitse regering gekwalificeerd is voor dergelijke taken. Integendeel, de wijze waarop de certificaten zijn toegewezen, doet nu al vermoeden dat diverse grote Duitse energiebedrijven de emissiehandel slechts weer zullen aangrijpen als excuus voor prijsverhogingen, zoals we het afgelopen jaar hebben kunnen zien.
Uit dit toewijzingsplan blijkt eveneens duidelijk dat Duitsland geen enkele prikkel wil geven om van kolen over te stappen op brandstoffen met minder kooldioxide. Dat is mijns inziens schandalig en in het licht van de huidige discussie over het klimaat absoluut niet te rechtvaardigen. Als de EU in de toekomst haar voortrekkersrol op het gebied van klimaatbescherming wil behouden, zoals ze verplicht is te doen, dan moet er bij Duitsland – dat immers de beslissende verantwoordelijkheid voor Kyoto en het post-Kyotoproces zal dragen – op worden aangedrongen zichzelf te corrigeren.
Evangelia Tzambazi (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik juich de verklaring van de Commissie over het handelssysteem voor broeikasgasemissies toe. De klimaatverandering heeft grote economische en sociale gevolgen. Bijgevolg moet men het verontreinigen duur maken.
Een punt dat de geloofwaardigheid van het systeem ten goede komt, is de emissieaangifte die elke onderneming bij de nationale autoriteit moet doen. Er zijn ondernemingen die door gespecialiseerde instanties geverifieerde aangiften doen, maar er worden ook niet-geverifieerde aangiften gedaan.
Daarom is het de verantwoordelijkheid van de Commissie om ervoor te zorgen dat de geloofwaardigheid van het handelssysteem wordt versterkt, en wij vragen de Commissie dan ook om de initiatieven te nemen die noodzakelijk zijn om het nieuwe systeem tegen dergelijke verstoringen te beschermen.
Met het oog op de evaluatie van de tweede reeks nationale plannen voor de periode 2008-2012 stel ik voor dat de Europese Commissie de noodzakelijke maatregelen neemt om te voorkomen dat de lidstaten te gul zijn met hun toewijzingen aan bepaalde ondernemingen.
Ik vraag de Commissie eveneens om toe te zien op de strikte toepassing van de voorziene methode opdat de emissiecoëfficiënten niet gelden voor alle verbrandingsinstallaties tezamen maar voor elke verbrandingseenheid apart.
Satu Hassi (Verts/ALE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het gaat hier om de geloofwaardigheid van het klimaatbeschermingsbeleid van de Europese Unie. Volgens de Deutsche Bank voldoen slechts vijf van de door de lidstaten gepubliceerde toewijzingen van emissierechten voor de komende periode aan de belangrijkste criteria. Wij weten allemaal dat wij ter bescherming van de aarde de grootste ontwikkelingslanden de komende jaren zover moeten krijgen dat zij hun uitstoot beperken. Hoe kunnen wij ons indenken dat ze dit doen als de Europese Unie zich niet aan haar eigen Kyotoverplichtingen houdt? Ook in de Verenigde Staten wordt gevolgd wat wij doen. Tot nu toe hebben de maatregelen van de Europese Unie de Amerikanen aangemoedigd die willen dat hun land ook mee gaat doen met de internationale klimaatbescherming, maar als wij onze Kyotoverplichtingen niet nakomen, is dat een steun in de rug voor de tegenstanders van klimaatbescherming in de Verenigde Staten en elders.
De Commissie moet nu vastberaden zijn en van de EU-lidstaten eisen dat zij de belangrijkste criteria van de handel in emissierechten eerbiedigen. Helaas is Finland een van de eerste lidstaten waar de regering al in de eerste fase van de emissiehandel haar hoofd heeft laten hangen naar de eisen van een vervuilende onderneming. Ik doe een beroep op de Commissie om niet toe te staan dat een dergelijke finlandisering zich verspreidt.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst mijn dank voor dit uitstekende debat, waarvan ik enkele punten namens de Raad van commentaar wil voorzien.
Wat de emissieniveaus betreft moeten er geen overhaaste conclusies worden getrokken op basis van maar één jaar, maar is er absoluut een evaluatieperiode van enkele jaren nodig. Bijvoorbeeld bij ons in Noord-Europa zijn de jaartemperaturen - of de winter nu koud of zacht is - en de toestand van de zeeën, meren en rivieren van zeer groot belang, niet alleen voor het energieverbruik, maar ook voor de energieproductie en op die manier ook voor de hoeveelheid uitstoot. Hierdoor kunnen de verschillen per jaar enorm groot zijn.
Zoals in dit debat is gezegd, maken de lidstaten momenteel toewijzingsplannen voor de volgende periode en naast de lidstaten wier voorstellen al bij de Commissie liggen, hebben een tiental andere landen hun plannen al gepubliceerd en bevinden die zich in de laatste fase van de behandeling ervan op nationaal niveau. De andere lidstaten zijn nog net niet zover, maar ik ben er zeer zeker van dat zij vooruitgang boeken. Men moet beseffen dat deze cijfers betrekking hebben op 27 Europese landen en niet slechts 25.
In dit debat is gezegd dat de regeling voor de handel in emissierechten gebreken vertoont en daarom is het van groot belang dat de Commissie nu het functioneren van deze regeling zeer grondig en vanuit verschillende invalshoeken evalueert. Wij verwachten de resultaten van de evaluatie van de Commissie later dit najaar en misschien al zeer spoedig. Wij zijn het er echter allemaal mee eens dat deze regeling ondanks haar gebreken absoluut noodzakelijk is en de kant moet opgaan van haar oorspronkelijke doel, namelijk het daadwerkelijk aansporen van de betrokken actoren om te investeren in koolstofvrije milieuvriendelijke technologie.
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle sprekers bedanken voor hun bijdragen aan de discussie van deze middag. We zien dat zij zich grote zorgen maken over dit wereldwijde probleem en over de wijze waarop de Europese Unie daarop reageert.
Voordat ik verder ga, wil ik mevrouw Doyle geruststellen: de Commissie heeft deze discussie niet als een dekmantel gebruikt, om de eenvoudige reden dat het initiatief voor dit debat van het Parlement uitging en niet van ons. Het was dus geen vooropgezet plan onzerzijds. Wat betreft het feit dat ik niet heb vermeld dat Ierland een nationaal toewijzingsplan heeft ingediend, kan ik zeggen dat het wel in mijn papieren stond. Ik had het over tien lidstaten en ik dacht dat ik Ierland ook had genoemd, maar als u zegt dat dat niet zo is, geloof ik u op uw woord.
Wat betreft de evaluatie kan ik u melden dat ik momenteel bezig ben met de voorbereiding van een kwalitatief hoogstaande evaluatie van de regeling voor de handel in emissierechten, die bedoeld is om na te gaan welke verbeteringen er na 2012 moeten worden aangebracht. Dit kon niet eerder worden gedaan, omdat we tot 30 juni 2006 nog niet eens de werkelijke emissiegegevens hadden ontvangen. De uitstoot werd gemeld op 15 mei 2006, maar sommige landen stuurden de gegevens pas op 30 juni 2006. Hoe kunnen we een evaluatie verrichten voordat we over de uitstootgegevens beschikken?
In de komende weken zal het verslag over de evaluatie van de EU-regeling voor de handel in emissierechten worden vastgesteld. Daarna zal de Commissie, dit jaar nog, een groep van belanghebbenden in het leven roepen, die onder auspiciën van het Europees programma inzake klimaatverandering staat. Het doel daarvan is om het debat over evaluatie te intensiveren. Ik ben ervan overtuigd dat we het debat over de evaluatie vroegtijdig moeten aangaan om solide uitkomsten te krijgen. Daarom dienen tijdens de evaluatie de volgende punten met voorrang te worden behandeld: de harmonisering en uitbreiding van de werkingssfeer van de richtlijn, verdere harmonisering en grotere voorspelbaarheid ten aanzien van de vastgestelde bovengrenzen en de toewijzing, inclusief aandacht voor het concurrentievermogen, een striktere naleving en handhaving van de regels en de koppeling met regelingen voor emissiehandel in derde landen en een grotere betrokkenheid van de ontwikkelingslanden.
De Commissie heeft reeds bevestigd dat zij van plan is de gevolgen die de luchtvaart voor de klimaatverandering heeft, aan te pakken via emissiehandel. Er zijn een aantal goede ideeën om de handel in emissierechten doeltreffender te maken, bijvoorbeeld door op de langere termijn meer zekerheid over de toewijzingen te verschaffen en de harmonisering op enkele punten te versterken.
We hebben meer tijd nodig om deze waardevolle ideeën te bespreken en verder te ontwikkelen. Daarom streef ik ernaar dat de Commissie in de loop van 2007 een wetgevingsvoorstel kan indienen.
Ik wil hier nog even kort reageren op de bezorgdheid die is geuit over elektriciteitsbedrijven die uitzonderlijk hoge winsten (windfall profits) maken doordat zij toegewezen rechten doorverkopen, die zijzelf gratis hebben ontvangen. Enkele bedrijven hebben dat gedaan. De elektriciteitsprijs is gestegen, niet alleen vanwege de emissiehandel maar hoofdzakelijk vanwege hoge brandstofprijzen en vanwege het gebrek aan concurrentie in de elektriciteits- en gasmarkt, ofwel een gebrek aan liberalisering. Misschien is een veilingsysteem een oplossing, zoals een collega opperde, in combinatie met liberalisering. Dan kunnen we voorkomen dat elektriciteitsbedrijven windfall profits maken en dat de consument een hogere prijs voor elektriciteit betaalt. Volgens de richtlijn mag tijdens de tweede handelsperiode maximaal 10 procent van de rechten worden geveild. Dit is een van de punten die aan de orde zal komen tijdens de evaluatie van de richtlijn.
Terugkijkend kunnen we zeggen dat de infrastructuur voor de emissiehandel degelijk in elkaar zit en dat de markt voor emissierechten zich vrij goed ontwikkelt. In het eerste jaar dat de handel begon, 2005, werden, althans volgens gegevens van de Wereldbank, 320 miljoen rechten van meer dan 6 miljoen euro via tussenpersonen verhandeld. Niemand kan dus beweren dat de emissiehandel gefaald heeft.
In 2006 is het maandelijkse handelsvolume gestaag gestegen, waarbij in een drukke maand 80 tot 100 miljoen rechten werden verhandeld. Enkele georganiseerde beurzen in heel Europa bieden een platform voor de verhandeling van rechten en daarnaast zijn enkele andere tussenpersonen zoals makelaars op de markt actief.
Ik wil graag enkele woorden wijden aan het feit dat er te veel rechten zijn toegewezen aan installaties die onder de regeling voor de emissiehandel vallen. Feit is dat ongeveer 3 procent meer rechten zijn toegewezen dan er emissies waren. Daarvoor zijn diverse redenen aan te voeren. Een ervan kan zijn dat bedrijven voor hun installaties de regeling voor uitstootbeperking hebben toegepast en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zijn nagekomen en dat zij hun emissies op de meest voor de hand liggende en gemakkelijkste manier hebben teruggebracht door bijvoorbeeld de energie-efficiëntie te verbeteren of andere eenvoudige maatregelen te treffen. In Duitsland is de uitstoot van kooldioxide uit installaties sterk afgenomen. Een andere reden is mogelijk de zeer zachte winter die we in 2005 hadden waardoor de verwarmingskosten beperkt bleven. De belangrijkste reden is misschien wel dat de bedrijven die aan de regeling meedoen, te optimistisch waren over hun groei en hun uitstoot te hoog inschatten, terwijl de lidstaten de door hen aangeleverde cijfers klakkeloos accepteerden.
Tijdens de tweede periode hebben we alle lidstaten echter duidelijk gemaakt dat de twaalf in de richtlijn bedoelde criteria moeten worden nageleefd. Dat geldt met name voor de landen die niet hebben beloofd hun individuele quotadoelen te halen. Als men zich daaraan houdt, zal dat helpen de algemene doelstelling voor de Europese Unie te verwezenlijken. Ook moeten de emissies van dit moment volledig worden meegeteld.
Als het gaat om de nationale toewijzingsplannen zal ik ten opzichte van de lidstaten streng doch rechtvaardig zijn en ik ben erg gelukkig met de steun die wij blijkens uw bijdragen van vandaag voor deze aanpak ontvangen.
Het is nu allereerst aan de regeringen om plannen bij de Commissie in te dienen. Die plannen moeten ervoor zorgen dat de regeling voor emissiehandel van de Europese Unie een bijdrage levert aan de verwezenlijking van onze quotadoelen. Tegelijkertijd dienen alle belanghebbenden mee te helpen om de regeling van de EU te verbeteren en uit te breiden om zo een wereldwijde koolstofmarkt te creëren die de uitstootvermindering kan bewerkstelligen die voor de aanpak van de klimaatverandering noodzakelijk is.
Ik wil u bedanken voor het interessante debat met bemoedigende en belangrijke bijdragen en voor uw niet-aflatende steun voor de strijd tegen de opwarming van de aarde en tegen de dreiging waarmee toekomstige generaties zullen worden geconfronteerd.