Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

O-0074/2006 (B6-0326/2006)

Debatten :

PV 05/09/2006 - 19
CRE 05/09/2006 - 19

Stemmingen :

Aangenomen teksten :


Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 5 september 2006 - Straatsburg Uitgave PB

19. Europees verbintenissenrecht (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de mondelinge vraag aan de Commissie van Giuseppe Gargani, namens de Commissie juridische zaken, over Europees verbintenissenrecht (O-0074/2006 – B6-0326/2006).

 
  
MPphoto
 
 

  Klaus-Heiner Lehne (PPE-DE), ter vervanging van de vraagsteller. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, het onderwerp van ons debat van vandaag is mijns inziens het belangrijkste voornemen in de prelegislatieve fase dat de Europese Unie in de huidige zittingsperiode op de agenda heeft staan. Daarom is het des te teleurstellender dat we ook dit thema weer eens kort voor middernacht behandelen, terwijl debatten over andere – tussen aanhalingstekens – belangrijke kwesties op prime time worden gevoerd. Dit toont weer eens aan dat dit Parlement dringend hervormd moet worden, maar dat terzijde.

Laten we het over de mondelinge vragen hebben. Het Europees Parlement heeft het project van een gemeenschappelijk referentiekader tot dusverre in – volgens mijn eigen berekeningen – zes resoluties sinds het begin van de jaren negentig telkens weer uitdrukkelijk gesteund; dit om de simpele reden dat wij net als mensen uit de rechtspraktijk – de advocaten en rechters van de Europese Unie – van mening zijn dat verdere stappen in de richting van gemeenschappelijke principes in het burgerlijk recht nodig zijn om een groot deel van de Europese wetgevingsvoorschriften, bijv. de e-commercerichtlijn, überhaupt doelmatig vorm te kunnen geven.

Bij geschillen met een gering geldelijk belang, met name tussen consumenten en ondernemers, is het voor advocaten en rechters nagenoeg onmogelijk 25 – als je Schotland meetelt 26 – verschillende rechtsstelsels in de Europese Unie parallel toe te passen. Een complicerende factor hierbij is de combinatie van twee principes: het oorsprongslandbeginsel en het bestemmingslandbeginsel, bijv. bij de e-commercerichtlijn.

Daarom hebben we een hogere gemeenschappelijke standaard nodig; ik zou gewoon de harmonisatiestandaard gebruiken. Daarover verschillen we eigenlijk ook niet van mening, bijna iedereen in dit Parlement kan zich daarin vinden. Ook de belangrijkste toepassers van het recht zijn dezelfde mening toegedaan, en dit is een van de redenen waarom de CCBE, de Raad van de balies van de Europese Unie, voor de komende herfst een conferentie in Rome heeft gepland waarop alsnog steun wordt gegeven aan het project.

Voor ons is essentieel dat we niet alleen een uitgekleed referentiekader krijgen dat uitsluitend betrekking heeft op rechtskwesties inzake consumentenovereenkomsten, maar een kader dat in principe alle aspecten van het burgerlijk recht bestrijkt. Dit is een belangrijk punt, want hierdoor kunnen we op een later tijdstip beslissen hoe we dit referentiekader in de toekomst verder willen uitbouwen. Bepalend hierbij is uiteraard de kwaliteit van het referentiekader. In elk geval willen we alle opties openhouden totdat de Commissie het definitieve consultatiedocument overlegt en wij er, net als anderen, over kunnen oordelen.

Daarnaast moeten we onze sectorgebonden aanpak bij de burgerlijke wetgeving laten varen en een transsectorale aanpak kiezen, omdat veel tegenstrijdigheden in het huidige burgerlijk recht van de EU terug te voeren zijn op een weinig coherente benadering, waarbij men individuele problemen niet vanuit een globaal oogpunt heeft bekeken.

Een referentiekader veronderstelt ook dat het netwerk in principe net als tot nog toe door de Commissie in stand wordt gehouden. Als rapporteur voor deze kwestie in de Commissie juridische zaken kan ik u meedelen dat alle fracties het in principe eens zijn en dat er in dit Parlement een grote overeenstemming over dit onderwerp bestaat die ik elders zelden heb aangetroffen. Collega Wallis van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, die er vanavond niet bij kan zijn, heeft mij op het hart gedrukt hier ook in haar naam nogmaals op te wijzen.

We weten dat de drie commissarissen die zich met dit onderwerp bezighouden – de heren Kyprianou, Frattini en McCreevy – momenteel overleg voeren over verdere initiatieven op dit vlak. Wij hebben deze mondelinge vraag vandaag bewust op de agenda gezet – samen met de bijbehorende resolutie, waarvan u misschien in het ontwerp al kennis hebt genomen, die komende donderdag ongetwijfeld met grote meerderheid in het Parlement zal worden aangenomen – om nog eens duidelijk naar voren te brengen dat wij als Parlement volledig achter dit project staan.

Wij hopen dat het standpunt van het Parlement voor u als Commissie ook als leidraad dient voor de verdere ontwikkeling en uitwerking van dit thema. Tot dusverre hebben de Commissie en het Parlement in deze kwestie altijd nauw samengewerkt en elkaar ondersteund.

Wij vragen u deze goede samenwerking voort te zetten in het belang van de ontwikkeling van de Europese Unie en het recht binnen de Europese Unie, dat ook voor de gewone man hanteerbaar en uitvoerbaar moet zijn. Daarom moet dit project worden voortgezet. Wij verzoeken de Commissie dit project te blijven steunen en de beantwoording van deze vraag te benutten om dit hier voor de voltallige vergadering duidelijk te maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Markos Kyprianou, lid van de Commissie. – (EN) De Commissie heeft van meet af aan gezegd dat zij blij is met het belang dat het Parlement stelt in het gemeenschappelijk referentiekader - het CFR - en met de steun die is gegeven aan dit project.

De Commissie onderzoekt op dit moment de mogelijkheid om verbintenisrechtelijke vraagstukken anders dan consumentenzaken op te nemen in het CFR voor verbintenissenrecht. Ik moet daarbij verklaren dat het feit dat we nu bezig zijn met het consumentenaspect niet betekent dat we al een eindconclusie hebben bereikt over de vraag of we ook andere aspecten van het verbintenissenrecht moeten opnemen. Ik werk op dit punt nauw samen met mijn collega’s de heer Frattini en de heer McCreevy. Deze andere verbintenisrechtelijke vraagstukken kunnen worden gerelateerd aan het andere acquis inzake het verbintenissenrecht of aan algemene onderwerpen binnen het verbintenissenrecht die direct betrekking hebben op het acquis van de Europese Unie. De waarheid is dat de Commissie hierover nog geen besluit heeft genomen, maar dat zullen we op korte termijn wel gaan doen.

We hebben kennis genomen van de opvattingen van het Europees Parlement in dezen, en met name van de opvattingen die in de recente resolutie zijn verwoord. Daarnaast heb ik de gelegenheid gehad om in de verschillende commissies over dit onderwerp te discussiëren. De Commissie heeft ook het voornemen om het standpunt van de Raad te vragen met betrekking tot het nog te verrichten werk ten behoeve van het CFR.

De Commissie heeft de intentie om het CFR te gebruiken als een instrument voor ‘betere wetgeving’, om meer helderheid in de wetgeving te krijgen. Welke wettelijke vorm we precies moeten kiezen om dat doel op de best mogelijke wijze te bereiken is een essentiële vraag, en voor de beantwoording van die vraag is een zorgvuldige afweging nodig. Het zal gemakkelijker worden om een besluit te nemen zodra er meer zekerheid bestaat over de inhoud van het CFR. Dan kunnen we onderzoeken hoe gewaarborgd kan worden dat het CFR zo effectief mogelijk gebruikt zal worden. We moeten beseffen dat het CFR werk in uitvoering is en dat het een aantal jaren zal duren voordat het voltooid zal zijn.

Terwijl de Commissie rekening kan houden met het werk aan het CFR bij het ontwerpen van voorstellen voor nieuwe wetgeving inzake verbintenissenrechtelijke vraagstukken, is het niet zinvol of noodzakelijk om toekomstige wetgeving die gerelateerd is aan het verbintenissenrecht uit te stellen totdat alle discussies over het CFR zijn afgerond.

Ondertussen heeft de Commissie al aangegeven dat zij van plan is alle relevante resultaten van het CFR te gebruiken bij de herziening van het acquis inzake consumentenbescherming. Zoals duidelijk wordt gesteld in de mededeling van de Commissie van oktober 2004, is het CFR als zodanig niet primair bedoeld als wetgevend instrument dat direct toepasbaar is op juridische transacties, maar een gereedschapskist die wetgevers kunnen gebruiken om betere wetten te maken.

De Commissie heeft volledig begrip voor de wens van het Parlement om op de hoogte te worden gehouden van en betrokken te worden bij het werk aan het CFR en zou om die reden de betrokkenheid van het Parlement bij de ontwikkeling van het CFR toejuichen, met name door het instellen van een parlementaire werkgroep. De Commissie zal het Parlement op de meest geëigende manier op de hoogte blijven houden van de ontwikkelingen, met name via de parlementaire werkgroep.

Ter afsluiting wil ik u bedanken voor de stimulerende bijdrage van het Parlement en de steun voor ons werk met betrekking tot dit belangrijke vraagstuk.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Paul Gauzès, namens de PPE-DE-Fractie.(FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het spreekt vanzelf dat een Europees verbintenissenrecht de regulering van de interne markt kan bevorderen. Wij moeten een dergelijke wettelijke constructie echter voorbereiden volgens een transparant en democratisch proces. De voordelen die economische actoren waarschijnlijk zullen krijgen in de vorm van wettelijke zekerheid en vermindering van transactiekosten, zijn in hoge mate afhankelijk van duidelijke, voorspelbare en vaste regels.

Een Europees verbintenissenrecht moet gebaseerd zijn op de wensen van het bedrijfsleven en op een beoordeling van zijn behoeften. Het moet die onderdelen van het acquis communautaire uit de weg ruimen die niet coherent genoeg zijn, bijvoorbeeld rechten van consumenten ten aanzien van bedenktijden of van informatie die aan de consument wordt verstrekt.

De ontwerpteksten die momenteel worden uitgewerkt, schijnen ambigu en te gedetailleerd te zijn en komen niet echt overeen met deze doelstellingen. Zou het niet van meer realiteitszin getuigen wanneer we modelovereenkomsten of sectorspecifieke voorschriften zouden opstellen en niet, zoals thans gebeurt, het utopische pad inslaan van een Europees Burgerlijk Wetboek, van een 26e rechtsstelsel?

Met behulp van het antwoord op deze mondelinge vraag moeten we meer inzicht kunnen krijgen in de inhoud van het gemeenschappelijke referentiekader. We moeten de wettelijke grondslag voor een instrument ten behoeve van het verbintenissenrecht kiezen op basis van een politieke keuze ten aanzien van de betreffende doelstellingen, en niet omgekeerd. Het is derhalve absoluut noodzakelijk dat de Commissie helderheid verschaft over de doelstellingen van de werkzaamheden die sinds 2003 worden gefinancierd uit de Europese begroting, en het Europees Parlement in staat stelt zich uit te spreken over concrete voorstellen.

Het zou onvoorstelbaar zijn wanneer ondernemingen de mogelijkheid zouden krijgen om een Europees verbintenissenrecht toe te passen dat is bedacht door een onderzoekscommissie, in plaats van richtlijnen en nationaal recht, zonder dat het Parlement en de Raad de inhoud ervan hebben goedgekeurd op basis van een zeer grondige beoordeling van de juridische en economische effecten.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Berger, namens de PSE-Fractie. (DE) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij zeer dat wij vandaag naar aanleiding van de mondelinge vraag de gelegenheid krijgen naar de tussenstand te informeren. Ik had gehoopt dat het late tijdstip van ons debat tenminste beloond zou worden met concretere informatie van de Commissie over de stand van zaken. Blijkbaar heb ik me te vroeg verheugd, maar ik hoop wel dat we binnenkort meer weten.

Ik geloof dat zowel het Parlement als de Raad van Ministers, maar ook vele anderen – ik heb zelf aan een door het Oostenrijkse voorzitterschap samen met de Commissie georganiseerde conferentie deelgenomen, waar ik heb gezien hoe groot de belangstelling van praktijkmensen, de academische wereld, het bedrijfsleven en consumentenorganisaties is – hooggespannen, maar ook tegenstrijdige verwachtingen koesteren, en wij allemaal moeten afwachten tot de Commissie wat meer duidelijkheid verschaft over de verdere gang van zaken.

Collega Lehne heeft het al ter sprake gebracht: er heerst grote eensgezindheid over de algemene beginselen, en ongetwijfeld ook over het feit dat eerst het acquis inzake consumentenbescherming wordt aangepakt en de eerste pogingen tot harmonisatie zijn ondernomen. Ik ben zelf vaak rapporteur voor consumentenbelangen geweest, en daarom weet ik welke tegenstrijdigheden in de loop van de tijd zijn ontstaan. Je moet je echter realiseren dat, wanneer je dingen teveel overlaat aan experts en niet aan de politiek, niet alles wat experts als tegenstrijdigheid zien ook een tegenstrijdigheid is; vaak noemt men dat politieke vooruitgang, die we ook in dit Parlement als gevolg van nieuwe inzichten en gewijzigde machtsverhoudingen konden boeken.

Het staat buiten kijf – en dit was een van de belangrijkste uitkomsten van de Conferentie van Wenen – dat de business-to-businesssector ook moet worden aangepakt; hiervoor kan uiteraard geen uitzondering worden gemaakt.

Wel wil ik hieraan toevoegen dat er grote twijfel bestaat over alles wat buiten dit kerngebied van het verbintenissenrecht valt – hier is sprake van een Europese code civil – en hierop zullen we moeten ingaan, daar komen we niet onderuit. Enerzijds is er twijfel over de bevoegdheden, anderzijds over de acceptatie bij de bevolking, en het feit dat juist op het vlak van het burgerlijk recht traditioneel verankerde rechtsstelsels bestaan met een jurisprudentie die gedurende vele jaren is opgebouwd, waarover we niet zouden kunnen beschikken bij een 26e – of in de toekomst wellicht 28e systeem. Ik vraag me af hoe we het burgerlijk recht vorm kunnen geven zonder een opgebouwde jurisprudentie die als basis zou kunnen dienen, en hoe we precieze regelingen kunnen treffen die voor iedereen acceptabel zijn. Ik ben bang dat het bij algemene uitspraken blijft waar we niet echt iets aan hebben.

Ik hoop dat we het nog eens worden over de resolutie. Wij zijn het met name oneens met punt 6, en ik hoop dat we ook in deze concrete aangelegenheid een formulering kunnen bedenken waaruit onze grote eensgezindheid over dit onderwerp weer eens blijkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ryszard Czarnecki (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het ermee eens dat punt 6 erg belangrijk is – deels omdat er hier op dit moment zes parlementsleden aanwezig zijn. Het is de eerste keer dat ik deelneem aan een debat dat zo veel gelijkenissen met de film "The Magnificent Seven" vertoont. De zevende held hier aanwezig is de Voorzitter van het Europees Parlement. Wat een gelukkig toeval!

Net als de vorige sprekers ben ik van mening dat een debat op zo’n laat tijdstip, kort voor middernacht, geen goed idee is. Ik herinner me parlementaire debatten in Polen die tot drie uur ’s nachts doorgingen. Ik had echter nooit gedacht dat dit in Straatsburg mogelijk zou zijn. Blijkbaar ging mijn verbeelding niet ver genoeg.

We wachten op het besluit van de Europese Commissie over het gemeenschappelijk referentiekader. We hopen dat de commissarissen uit Cyprus, Italië en Ierland binnenkort hun definitieve standpunt zullen voorstellen. De essentie van deze wetgeving is ervoor zorgen dat een gewone burger uit Polen, Tsjechië, Frankrijk, Denemarken of een ander land van de Europese Unie gebruik kan maken van dit recht. Het is eveneens de bedoeling om de consumentenrechten en andere onderdelen van het acquis communautaire op elkaar af te stemmen en te standaardiseren. Dit is een uiterst belangrijke aangelegenheid en ik betreur nogmaals dat we deze kwestie zo laat behandelen. Naar mijn mening is echter vandaag uit het betoog van de commissaris gebleken hoeveel belang de Europese Commissie aan dit probleem hecht.

 
  
MPphoto
 
 

  Markos Kyprianou, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het feit dat dit debat laat op de avond plaatsvindt betekent niet dat we geen groot belang hechten aan dit onderwerp. Het late tijdstip is hier niet relevant.

We nemen kennis van het standpunt van het Parlement in dezen en zullen dat standpunt ook serieus in overweging nemen. Het spijt me dat we nog geen definitiever standpunt kunnen geven over de koers die we zullen volgen en dat we niet specifieker kunnen zijn, maar we zijn nu doende om duidelijk voor ogen te krijgen en te bepalen wat de volgende stap moet zijn en welk standpunt de Commissie hierover zal innemen.

Zoals ik al gezegd heb, beschikken wij inmiddels over het standpunt van het Parlement. Mijn twee collega’s en ik zullen in de komende weken binnen de Commissie een debat houden over een gezamenlijk document en vervolgens zullen we de Raad om een standpunt vragen. Ik verwacht daarom, als ik optimistisch ben, dat we aan het eind van dit jaar een duidelijker beeld zullen hebben. We zullen geen tijd verliezen, want we weten hoe we verder moeten gaan tegen de tijd dat het eerste deel voltooid is, het consumentenacquis, dus daar zal geen gat vallen.

Ik kan u nogmaals verzekeren dat wij u op de hoogte zullen houden van de ontwikkelingen en onze toekomstige aanpak met u zullen bespreken zodra we die geformuleerd hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Tot besluit van het debat is er een ontwerpresolutie ingediend, overeenkomstig artikel 108, lid 5, van het Reglement.(1)

Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag om 12.00 uur plaats.

 
  

(1) Zie notulen.

Juridische mededeling - Privacybeleid