De Voorzitter. - Aan de orde is het vragenuur (B6-0325/2006).
Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.
Vraag nr. 1 van Claude Moraes (H-0595/06):
Betreft: Richtlijnen
Wat zijn de plannen van het Finse Raadsvoorzitterschap waar het gaat om vooruitgang bij de herziening van de arbeidstijdenrichtlijn (COM(2002)0149 def.(1)) en de uitzendkrachtenrichtlijn (tot wijziging van Richtlijn 2003/88/EG(2))? Streeft de Raad tijdens zijn zes maanden durend voorzitterschap naar verdere vooruitgang bij deze vraagstukken?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil de geachte afgevaardigde bedanken voor de belangstelling die hij koestert voor de vooruitgang bij de herziening van de arbeidstijdenrichtlijn en de uitzendkrachtenrichtlijn. Na de enorme inspanningen van het vorige, Oostenrijkse voorzitterschap is het een van de belangrijkste doelstellingen van het Finse voorzitterschap om overeenstemming te bereiken over de arbeidstijdenrichtlijn. Er moet snel een gezamenlijk overeengekomen oplossing voor de richtlijn komen om gevolg te kunnen geven aan de uitspraken van het Europees Hof van Justitie in de zaken SIMAP en Jager. Het voorzitterschap is zodoende van plan alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de Raad zo snel mogelijk een compromis bereikt over de tot nu toe onopgeloste opt out-kwestie.
De uitzendkrachtenrichtlijn is een andere gecompliceerde en politiek gevoelige zaak. Zoals u weet, lopen door de verschillen in de arbeidsmarktstructuren en -praktijken de standpunten van de lidstaten uiteen. Het probleem is om een passend evenwicht te vinden, waarmee enerzijds uitzendkrachten voldoende kunnen worden beschermd en anderzijds de markt van ondernemingen die uitzendkrachten aanbieden zich kan ontwikkelen en kan groeien. De lidstaten hebben onlangs opnieuw verklaard zich te willen inzetten voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon, waaronder meer werkgelegenheid en betere banen. Deze doelen staan ook in hun nationale hervormingsprogramma's. De Raad is van mening dat de doelen kunnen worden bereikt met respect voor de uiteenlopende praktijken en tradities op de nationale arbeidsmarkten.
De Raad heeft deze kwestie voor het laatst in juni 2003 besproken. Daarna zijn er door verschillende voorzitterschappen op verschillende niveaus discussies gevoerd om na te gaan of de standpunten waren gewijzigd. Tot nu toe waren er twee verschillende meningen, waardoor het niet de moeite waard was om deze kwestie op de agenda van komende Raadsbijeenkomsten te plaatsen. Het Finse voorzitterschap zal de kwestie bestuderen en verwacht ook een bijdrage van de Commissie, die in haar mededeling over de screening van lopende wetsvoorstellen zei dat zij zichzelf het recht voorbehoudt om het voorstel te heroverwegen op basis van de uitkomst van andere debatten over toekomstige voorstellen.
Het voorzitterschap begrijpt heel goed dat het voor de Europese Unie belangrijk is vooruitgang op dit gebied te boeken. Wij zullen bij de stemming over de eerste lezing van de dienstenrichtlijn het algemene standpunt hierover voor ogen houden. Als de Commissie tijdens ons voorzitterschap haar belangrijke bijdrage hieraan levert, zijn wij bereid op constructieve wijze te werken aan een voor alle lidstaten aanvaardbare oplossing.
Claude Moraes (PSE). - (EN) Dank u, mevrouw de fungerend voorzitter, voor het zeer volledige antwoord en voor uw eerlijkheid, met name ten aanzien van de kwestie van de uitzendkrachten.
U zult op de hoogte zijn van de frustraties in dit Parlement, met name met betrekking tot de arbeidstijdenrichtlijn, en u hebt terecht opgemerkt dat dit vraagstuk reeds tijdens eerdere voorzitterschappen is besproken. Ik wil u echter een zeer vrijmoedige vraag stellen: wat is er anders aan het Finse voorzitterschap, en kunt u de leden van de Raad bijeenroepen en een akkoord bewerkstelligen in het belang van de werkende mensen? Kunt u ons vandaag beloven dat u alles in het werk zult stellen om vooruitgang te boeken bij de arbeidstijdenrichtlijn en om de uitzendkrachtenrichtlijn op de agenda te plaatsen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik kan beloven dat het voorzitterschap alles in het werk zal stellen om een oplossing voor de arbeidstijdenrichtlijn te vinden. Een prikkel hiervoor is bijvoorbeeld het feit dat de wijze waarop de werktijden van dokters worden geïnterpreteerd, grote problemen voor de lidstaten veroorzaakt. Mede daarom is het zeer belangrijk een oplossing voor deze richtlijn te vinden. Het is echter voorbarig om te zeggen of wij in staat zullen zijn het gewenste eindresultaat te bereiken.
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE). - (EN) In zijn aanvullende vraag verwees de heer Moraes naar de belangen van de werkende mensen. Is de Raad bekend met het onderzoek dat is verricht in enkele grote Europese landen en onlangs werd gepubliceerd in de Financial Times, en waaruit blijkt dat de meeste werkende mensen in al die landen - met uitzondering van Spanje misschien - méér flexibiliteit in de arbeidstijden willen, en niet minder? Houdt de Raad hier rekening mee bij de pogingen om tot een overeenkomst te komen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik ben er niet zo zeker van of wij bekend zijn met dit artikel uit de Financial Times, maar wij zijn ons natuurlijk in velerlei opzicht bewust van de algemene trend, en zoals ik al in mijn eerste en laatste antwoord zei, is het mede vanwege de ontwikkelingen in de lidstaten van belang een oplossing te vinden voor zowel de kwestie van de arbeidstijdenrichtlijn als die van uitzendkrachten.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Denkt u dat deze kwestie in een dialoog tussen de sociale partners kan worden besproken? Zij zijn tenslotte primair verantwoordelijk voor afspraken over de werktijden. Denkt u dat het een oplossing zou kunnen zijn dat we deze zaak overlaten aan de sociale partners, aan de vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dit is natuurlijk een zaak waarover gesproken moet worden en die aangekaart kan worden gebracht in tripartiete debatten, maar op dit moment zijn wij eigenlijk actief aan het zoeken naar een oplossing die vooral aanvaardbaar is voor de regeringen van de lidstaten.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 2 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0598/06):
Betreft: Toepassing van het Europees Jeugdpact
Op welke wijze denkt de Raad invulling te geven aan de beloften van de regeringen van de lidstaten in de vorm van de goedkeuring van het Europees Jeugdpact, in het bijzonder op het gebied van méér werkgelegenheid voor jongeren?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst moet ik onderstrepen hoe belangrijk het is dat het Europees Jeugdpact zulk een breed terrein bestrijkt. Er moet op alle beleidsterreinen rekening worden gehouden met de behoeften van jongeren. Zo kan het bijvoorbeeld bij de pogingen tot verbetering van de jeugdwerkgelegenheid belangrijk zijn diverse maatregelen te nemen om de belemmeringen voor onderwijs en mobiliteit weg te nemen.
De vraag van de geachte afgevaardigde heeft vooral betrekking op de manier waarop het Finse voorzitterschap steun denkt te geven aan de beloften van de regeringen van de lidstaten om de jeugdwerkgelegenheid te verbeteren. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de planning en uitvoering van hun werkgelegenheidsbeleid, ook van dat voor jongeren. De lidstaten zijn ook verantwoordelijk voor het meeste andere beleidsvormen die verband houden met deze kwestie, zoals het onderwijsbeleid.
Het voorzitterschap kan echter een belangrijke taak vervullen door deze kwesties ter sprake te brengen, vooral wanneer het werk van de Raad wordt voorbereid. Het plan is dat, tijdens het Finse voorzitterschap, de voor december geplande Raad zich bezig gaat houden met kwesties die direct verband houden met de jeugdwerkgelegenheid. De Raad krijgt dan een verslag gepresenteerd van het werkgelegenheidscomité, waarin de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten, met inbegrip van het werkgelegenheidsbeleid, worden behandeld. Uit de conclusies van het overzicht van het werkgelegenheidscomité van vorig jaar bleek al dat alle lidstaten de werkloosheid onder jongeren bestreden onder verwijzing naar het Europees Jeugdpact en veel maatregelen noemden die waren ingevoerd om adequate oplossingen te vinden voor de jeugdwerkgelegenheid. Ook bleek dat grote vooruitgang was geboekt met de koppeling van dit vraagstuk aan een andere prioriteit, namelijk het investeren in menselijk kapitaal. Daarbij ging het bijvoorbeeld om het stimuleren van de overstap van onderwijs naar werk.
Finland verwacht dat er ook dit jaar in het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten aandacht zal worden besteed aan de jeugdwerkgelegenheid en aan manieren om deze te verbeteren. De jeugdwerkgelegenheid zal ook hoog op de agenda staan van de besprekingen in de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Gezondheid en Consumentenzaken van 1 december aanstaande, die zullen gaan over demografische ontwikkeling en productiviteitsverhoging door middel van meer en betere banen.
Tijdens het Finse voorzitterschap worden in de Raad twee zaken behandeld die direct betrekking hebben op de verbetering van de werkgelegenheid. De eerste betreft het verbeteren van de mogelijkheden voor levenslang leren, hetgeen iedereen aangaat, ook jongeren. Ten tweede probeert het Finse voorzitterschap concrete maatregelen voor te stellen om de toegang van jongeren tot informatiediensten te verbeteren en om alle jongeren hoogwaardige informatie te bieden over belangrijke zaken, zoals werkgelegenheid. Er wordt speciale aandacht besteed aan jongeren die zich in de zwakste positie bevinden.
In maart vroeg de Europese Raad de lidstaten om jongeren en jongerenorganisaties te betrekken bij de tenuitvoerlegging van het Europees Jeugdpact. Het is de bedoeling tijdens het Finse voorzitterschap te praten over het opzetten van een analytische dialoog op Raadsniveau met en tussen alle actoren in de jongerensector, met inbegrip van jongeren en jongerenorganisaties.
Samenvattend kan ik zeggen dat het verbeteren van de jeugdwerkgelegenheid tijdens het Finse voorzitterschap herhaaldelijk op de Raadsagenda zal staan. Finland roept alle lidstaten op voortaan aandacht te schenken aan het Europees Jeugdpact en de verschillende manieren waarop de werkgelegenheid onder jongeren kan worden verbeterd.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik dank voor het volledige antwoord en voor de vooruitzichten die zich nu aftekenen. Het derde deel van het Europees Jeugdpact bevat maatregelen voor het combineren van gezins- en beroepsleven, opdat de jongeren in Europa nieuwe gezinnen kunnen stichten.
Bent u het er echter niet mee eens dat, nu de strijd tegen de werkloosheid weinig succes heeft, er een vicieuze cirkel ontstaat, dat het voor de jongeren moeilijk is om nieuwe gezinnen te stichten en dat op die manier het demografisch probleem alleen maar groter wordt?
Is het Fins voorzitterschap van plan om ons aan het einde van zijn semester de positieve resultaten te presenteren van zijn activiteiten op het gebied van het combineren van gezins- en beroepsleven?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, een element van dit Europees Jeugdpact is natuurlijk dat men verbetering kan proberen te brengen in het onderwijs aan jongeren, in hun sociale betrokkenheid en de overstap naar de arbeidsmarkt. Dat is zeer belangrijk, en dit najaar willen wij ook voorstellen steun te geven aan het besluit om multiprofessionele vaardigheden te stimuleren, zodat voor jongeren ook de overstap van onderwijs naar arbeidsmarkt gemakkelijker wordt, want dit is nog een hoge drempel. Natuurlijk is het combineren van werk en gezin een categorie apart, maar al deze vraagstukken zijn verbonden met de strategie voor het concurrentievermogen, namelijk de Strategie van Lissabon.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 3 van Manuel Medina Ortega (H-0600/06):
Betreft: Illegale immigratie: maatregelen van de Europese Raad van juni
Welke concrete maatregelen heeft de Raad op basis van de op de Europese Raad van 15 en 16 juni genomen besluiten getroffen, of is hij van plan te treffen, teneinde de illegale immigratie van burgers van derde landen te beperken en de eventuele terugkeer naar hun land van herkomst te bevorderen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de kwestie van de terugkeer en overname van illegale immigranten is een van de belangrijkste aspecten van het communautair immigratiebeleid, vooral in het kader van een allesomvattende benadering van het immigratievraagstuk. Ik wil de geachte afgevaardigde verwijzen naar de concrete maatregelen en initiatieven die de Raad heeft genoemd in het gezamenlijke antwoord dat hij dit jaar gaf op de mondelinge vragen H-0440, H-0455, H-0473 en H-0478/06.
Wat de periode na de Europese Raad van juni betreft, wil ik de geachte afgevaardigde wijzen op de Euro-Afrikaanse Conferentie over migratie en ontwikkeling die Marokko, met actieve steun van Spanje en Frankrijk, op 10 en 11 juli in Rabat heeft georganiseerd. Op de Conferentie werd een actieplan aangenomen waarvan het derde deel vraagstukken omvat die betrekking hebben op de bestrijding van illegale immigratie en de terugkeer van illegale immigranten. Alle landen die aan de Conferentie hebben deelgenomen, hebben duidelijk gemaakt zich te zullen inzetten voor een snelle tenuitvoerlegging van het actieplan.
Op 17 juli nam de Raad conclusies betreffende immigratie aan, waarin opnieuw staat dat illegale immigratie effectief moet worden bestreden op communautair niveau. In de conclusies wordt ook gewag gemaakt van de betekenis van andere immigratieroutes, vooral in de buurlanden ten oosten en zuidoosten van de Europese Unie, alsmede van de huidige voorbereidingen op de volgende Euro-Afrikaanse Conferentie over migratie en ontwikkeling, die Libië wil organiseren.
Op 19 juli publiceerde de Commissie een mededeling over de beleidsprioriteiten in de strijd tegen illegale immigratie van burgers uit derde landen. In de mededeling worden ook kwesties met betrekking tot de terugkeer en overname van illegale immigranten behandeld. De mededeling werd op 24 juli aan de Raad gepresenteerd en de Raad zal deze op een later tijdstip behandelen.
De Raad bespreekt momenteel het voorstel voor een richtlijn betreffende gemeenschappelijke normen en procedures voor de terugkeer van illegaal in het land verblijvende burgers van derde landen. De onderhandelingen over de overname van illegale immigranten worden voortgezet in overeenstemming met de door de Raad overeengekomen richtsnoeren en bevoegdheden. De Commissie en het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie gaven op een bijeenkomst van de Raad op 24 juli informatie over de tenuitvoerlegging van de cruciale maatregelen die deel uitmaken van de allesomvattende benadering.
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, hartelijk dank voor uw antwoord, maar ik wil u er wel aan herinneren dat ondanks al deze akkoorden de illegale immigratie via de Canarische Eilanden almaar blijft toenemen.
Op dit moment komen er op de Canarische Eilanden dagelijks bijna duizend immigranten aan. De opvangcentra zitten propvol, de immigranten kunnen niet naar hun landen van herkomst worden teruggestuurd en de afspraken die zijn gemaakt door zeventien landen worden niet nagekomen, behalve door uw land, want Finland, samen met Italië en Portugal, heeft een marine-eenheid gestuurd.
Al met al worden echter al deze maatregelen, die allemaal op papier staan, op het moment dat het er op aankomt niet uitgevoerd. We hebben te maken met een echte vloedgolf van immigranten, die de burgerbevolking alarmeert en de hele Europese Unie zorgen baart, omdat deze immigranten niet op de Canarische Eilanden aankomen, maar aankomen op het grondgebied van de Europese Unie, met alle gevolgen van dien voor de arbeidsmarkten van die Europese Unie.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het geval dat de geachte afgevaardigde ter sprake brengt is hoe dan ook zeer belangrijk vanuit de optiek van de Europese Unie en de Raad. Het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie heeft de lidstaten verzocht om patrouilleschepen, radars en deskundigen op het gebied van grensveiligheid om zijn eigen operatie op de Canarische Eilanden te kunnen uitvoeren. Het is in het belang van de Raad om de samenwerking op dit gebied te versterken door vormen van gezamenlijke operaties te ontwikkelen en het Finse voorzitterschap wil het geïntegreerde Europese systeem voor de controle aan de buitengrenzen verder ontwikkelen.
Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Ik vroeg me af hoe volgens de Raad de EU moet voldoen aan de steeds groter wordende uitdaging van illegale immigratie en de noodzaak tot terugkeer, wanneer de Raad met zijn ontwerpbegroting voor 2007 het mes zet in de kredieten die de Commissie had voorgesteld voor Frontex, het Agentschap voor de buitengrenzen, waarnaar de minister enkele malen heeft verwezen, en voor het Europese Terugkeerfonds. Ik hoop dat het Parlement deze besparingen kan terugdraaien, maar vraag mij af hoe dit prioriteiten kunnen zijn wanneer de Raad niet consequent is bij het toekennen van de noodzakelijke financiële middelen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is natuurlijk ook belangrijk dat wij over voldoende middelen beschikken om illegale immigranten terug te sturen en daar toezicht op te houden, maar ik wil hier ook het belang onderstrepen van de allesomvattende benadering van het illegale immigratieprobleem. Daarbij gaat het ook om de samenwerking met de landen waar deze illegale immigranten vandaan komen en om de vraag of wij de omstandigheden in de landen van vertrek kunnen verbeteren, zodat het niet meer nodig is zo veel illegale immigranten terug te sturen uit de Europese Unie.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mij zou interesseren wat voor mogelijkheden u ziet om het model van best practice in te voeren voor de terugkeer naar de landen van herkomst. Denkt u dat het mogelijk is het Agentschap in Wenen, dat door de Commissie is opgericht, te belasten met een onderzoek naar de methodes die ertoe hebben geleid dat mensen graag weer naar hun land van herkomst terugkeren?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie kan ook worden ingezet voor meer samenwerking op het gebied van terugkeeroperaties. Overal is de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tussen de lidstaten natuurlijk belangrijk.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 4 van Elizabeth Lynne (H-0602/06):
Betreft: Ouderenmishandeling
In weerwil van hetgeen is overeengekomen in het kader van de Verklaring van Toronto van de Wereldgezondheidsorganisatie en van het feit dat ook de Verenigde Naties in het Internationale Actieplan van Madrid inzake ouderdomszorg gewag maken van het fenomeen ouderenmishandeling, hebben de lidstaten tot dusver alleen wetgeving ingevoerd ter bestrijding van het daaraan gerelateerde probleem van huiselijk geweld, zonder evenwel specifiek werk te maken van de bescherming van kwetsbare ouderen.
Ook aan b.v. de particuliere zorgsector besteden veel lidstaten in hun wetgeving te weinig aandacht. Dat is onder meer het geval in het Verenigd Koninkrijk, waar de Human Rights Act niet geldt voor mensen die onder deze sector ressorteren.
Is de Raad bereid er bij de lidstaten op aan te dringen deze mazen in de wetgeving te dichten en de fundamentele mensenrechten van hun oudere burgers te doen naleven?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad wil allereerst de geachte afgevaardigde bedanken voor het feit dat zij de aandacht heeft gevestigd op het vraagstuk van de naleving van de fundamentele mensenrechten van ouderen. Aangezien de Europese Unie is gebaseerd op het beginsel van eerbiediging van vrijheid, democratie, mensenrechten en grondrechten alsmede het rechtstaatbeginsel, is de Raad natuurlijk bezorgd over alle mogelijke mazen in de wetgeving, die erop neer zouden komen dat de rechten van ouderen niet worden gerespecteerd.
De naleving van de fundamentele mensenrechten van alle EU-burgers en van alle mensen die in de Europese Unie wonen, is opgenomen in het EU-Verdrag. Bovendien worden in het Handvest van de grondrechten - dat de leiders van de Europese Unie in december 2000 hebben aangenomen - de rechten vastgelegd die zijn gebaseerd op de grondwettelijke tradities en de internationale verplichtingen van alle lidstaten.
Ouderenmishandeling in de ouderenzorg is niet alleen een kwestie van mensenrechten, maar ook een sociale en soms zelfs strafrechtelijke kwestie. In dit geval moeten, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, op nationaal niveau besluiten worden genomen over wetgevingsmaatregelen. De Raad wil ook benadrukken dat hij het principe van non-discriminatie hoog houdt. Hij heeft al maatregelen ten uitvoer gelegd om discriminatie en vooroordelen te voorkomen die zijn gebaseerd op de zes discriminatiegronden die in artikel 13 van het EG-Verdrag worden genoemd, en is van plan ook in de toekomst dergelijke maatregelen te nemen. Een van deze gronden is leeftijd.
Wij moeten echter beseffen dat het de taak van de Europese Commissie is om de tenuitvoerlegging en naleving van de communautaire regelgeving in de lidstaten te controleren en voorstellen te doen voor adequate wetgevingsmaatregelen die door het Europees Parlement en de Raad moeten worden aangenomen. De Commissie heeft een voorstel gedaan voor een aanbeveling van de Raad met betrekking tot meer veiligheid en het voorkomen van verwondingen. Een van de prioriteiten is het voorkomen van geweld tussen mensen. Het voorstel staat op de agenda van de Raad Werkgelegenheid, Sociale Zaken, Volksgezondheid en Consumentenzaken die op 30 november en 1 december bijeenkomt.
Elizabeth Lynne (ALDE). - (EN) Het verheugt mij zeer dat de minister heeft gezegd dat er verdere wetgeving komt op grond van artikel 13 en dat die betrekking zal hebben op leeftijd. Kan de minister ons garanderen dat ouderenmishandeling de juiste aandacht van de lidstaten krijgt in de nationale actieplannen voor gezondheidszorg en ouderdomszorg? Zal de minister er bij de Raad en de Commissie op aandringen dat alle resultaten over ouderenmishandeling in de lidstaten worden vrijgegeven, zodat wij beste praktijken kunnen uitwisselen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij moeten natuurlijk beseffen dat als er aparte wetten ter bescherming van ouderen nodig zijn, de lidstaten daarover op nationaal niveau een besluit moeten nemen. Maar zoals ik in mijn antwoord al zei, is het de bedoeling deze zaken met betrekking tot de veiligheid van ouderen eind november te behandelen op de bijeenkomst van de Raad over dit onderwerp.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) In Oostenrijk wordt voor de opvang van oude familieleden die verzorging nodig hebben, al vaker een beroep gedaan op illegaal verplegend personeel, omdat de bijdrage van de overheid aan de verzorgingskosten te laag is voor legaal geschoold personeel. Daarom vindt er bij ons een discussie plaats over het verhogen van de bijdrage van de overheid aan de verzorgingskosten, maar ook over een sociaal jaar, over het omscholen van werklozen en over een verzorgingsstage van een half jaar voor toekomstige studenten geneeskunde.
Is het aandeel zwart werk in de verzorging ook in andere lidstaten gestegen? Welke voorstellen worden er gedaan om dit op te lossen, welke initiatieven zou de EU moeten ondersteunen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is natuurlijk de bedoeling een gemeenschappelijk Europees beleid te creëren en te bevorderen waarmee het mogelijk wordt gemaakt gemeenschappelijke kwaliteitscriteria voor diensten op te stellen, ongeacht de wijze waarop deze diensten worden geleverd en gefinancierd. Ik kan niet zeggen wat het aandeel grijswerkers is, maar deze hele problematiek is naar mijn mening verbonden aan de kwestie van het Europese sociale model, waarover wij gisteren hier in de plenaire vergadering een uitstekend debat hebben gevoerd.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). - (EN) Gisteren hadden wij een debat over het Daphne-programma, met name met betrekking tot vrouwen en kinderen. Daarin hebben we veel gehoord over de mishandeling van ouderen en wellicht is het mogelijk om deze vraag mee te nemen, aangezien deze betrekking heeft op een vergelijkbaar gebied. Twee maanden geleden was er een grote bijeenkomst met acht Europese organisaties voor ouderen. Kan deze vraag worden meegenomen in het kader van Daphne?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het huidige Daphne-programma, waar de geachte afgevaardigde naar verwees en dat gericht is op geweldbestrijding, gaat momenteel vooral over geweld tegen vrouwen, maar, zoals de geachte afgevaardigde al zei, moeten wij natuurlijk ook nagaan hoe wij op Europees niveau de situatie van ouderen kunnen verbeteren.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 5 van Roberta Angelilli (H-0607/06):
Betreft: Verzoek om justitiële samenwerking met de Verenigde Staten
In maart 2005 werd de Italiaanse SISMI-agent Nicola Calipari bij de vrijlating van een Italiaanse gegijzelde bij een VS-controlepost in Bagdad doodgeschoten. Het Amerikaanse Ministerie van Justitie legt alle verzoeken van de Italiaanse regering naast zich neer en weigert meer informatie te verstrekken dan wat in het rapport "Multi National Corps-Iraq" staat.
De hoogste Italiaanse autoriteiten en vooral de Magistratuur achten de informatie in dat rapport echter ontoereikend en onvolledig. Daarom is de volledige medewerking van de Amerikaanse overheid in deze zaak absoluut noodzakelijk.
Is de Raad van zins in het kader van zijn GBVB- bevoegdheden de kwestie aan te pakken om ervoor te zorgen dat de ware toedracht van de gebeurtenissen aan het licht komt?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad heeft het door de geachte afgevaardigde incident niet onderzocht, maar beschouwt het als een bilaterale zaak tussen Italië en de Verenigde Staten.
Roberta Angelilli (UEN). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het antwoord is dus dat het voorzitterschap niet van plan is om iets positiefs te ondernemen voor de aan de orde gestelde kwestie?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het antwoord is dat de Raad deze zaak niet heeft behandeld of onderzocht, maar er wordt nu gewerkt aan verscheidene mechanismen, in de zin dat de Europese Unie en de Verenigde Staten een overeenkomst hebben gesloten over wederzijdse rechtsbijstand, die ook op een bepaalde manier verbonden is aan dit soort gevallen. Op dit moment zijn er echter meer procedures in de lidstaten nodig om deze overeenkomst van kracht te laten worden.
David Martin (PSE). - (EN) Ik vraag me af of de Raad het er niet mee eens is dat deze specifieke zaak de aandacht vestigt op een meer algemeen probleem. De Verenigde Staten verwachten namelijk dat Europa met hen samenwerkt in rechtszaken, maar als Europa de Verenigde Staten om medewerking vraagt, dat land niet zo toeschietelijk is. Zijn de leden van de Raad van zins onderling te bespreken hoe de Raad meer druk kan uitoefenen op de Verenigde Staten om in rechtszaken samen te werken met de Europese Unie?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, als deze overeenkomst inzake wederzijdse rechtsbijstand, waar ik zojuist naar heb verwezen, van kracht wordt, zal worden bijgedragen aan snellere bijstand in talrijke rechtszaken. Deze overeenkomst kan een cruciale factor zijn om de samenwerking tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten sneller en doeltreffender te laten verlopen.
De Voorzitter. - Aangezien de vragen 6 en 7 over een soortgelijk onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld:
Vraag nr. 6 van Bernd Posselt (H-0608/06):
Betreft: Rechtsstaat in Rusland
Hoe beoordeelt het Raadsvoorzitterschap de huidige situatie in Rusland op het gebied van democratie en rechtsstaat, met name waar het gaat om mediavrijheid, de positie van niet-gouvernementele organisaties, de onafhankelijkheid van de rechtspraak en de detentievoorwaarden van de voormalige Yukos-managers Platon Lebedev en Michail Chodorkovsky?
Vraag nr. 7 van Milan Horáček (H-0614/06):
Betreft: Toestand in Rusland
Wat vindt het Raadvoorzitterschap van de verenigbaarheid van een strategisch partnerschap tussen de EU en Rusland enerzijds en de Europese waarden op het vlak van democratie, mensenrechten en de rechtsstaat anderzijds, die door Rusland - zoals bijvoorbeeld blijkt uit de niet-naleving van de vrijheid van media, de beperking van het maatschappelijk middenveld door de NGO-wet, de mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië en de detentievoorwaarden van Platon Lebedew en Michail Chodorkowski - niet worden nageleefd?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad is van mening dat het strategisch partnerschap met Rusland gebaseerd moet zijn op de gezamenlijke waarden die in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst zijn vastgelegd, en vooral op de waarden waartoe Rusland gehouden is als lid van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa. Dezelfde waarden worden ook genoemd in de nieuwe verdragsregelingen tussen de Europese Unie en Rusland.
Naar de mening van de Raad is het voor de bewerkstelliging van meer stabiliteit en welvaart in Rusland noodzakelijk te zorgen voor een goed functionerende democratie, op elk niveau in de Russische Federatie, naleving van de beginselen van de rechtstaat, een onafhankelijke rechterlijke macht, onvoorwaardelijke eerbiediging van de mensenrechten, waaronder persvrijheid en onafhankelijke media, en een levensvatbaar maatschappelijk middenveld.
De Raad is net als de geachte afgevaardigde bezorgd over de recente ontwikkelingen met betrekking tot het beginsel van de rechtsstaat, de duidelijke beperking van de persvrijheid, de concentratie van de macht en de nieuwe wetgeving, die het werk van niet-gouvernementele organisaties beperkt. De Raad is ook bezorgd over de situatie van de mensenrechten in Rusland en vooral Tsjetsjenië.
De Raad volgt de ontwikkelingen op de voet en zal deze problemen en kwesties regelmatig ter sprake brengen in de politieke dialoog met Rusland, vooral in de halfjaarlijkse gesprekken over de mensenrechten. De Raad zal ook de tenuitvoerlegging in de gaten houden van de onlangs gewijzigde wet ter voorkoming van acties van extremistische bewegingen, vooral wat betreft de ruimere definitie van extremistische bewegingen.
Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) We hebben gelezen dat de Duitse minister van Buitenlandse zaken in de Raad een voorstel wil doen om te komen tot een intensieve en duurzame samenwerking tussen de EU en Rusland, om op die manier de gezamenlijke waarden te verdedigen. Vindt u dat niet absurd? Rusland is immers zelfs niet bereid om de slechte omstandigheden waaronder de heer Chodorkowski in hechtenis wordt gehouden, en die niet in overeenstemming zijn met de eigen rechtsorde, te verbeteren en aan te passen aan het geldende recht, dat bepaalt dat gedetineerden in de buurt van hun woonplaats moeten worden geplaatst.
Heeft u met Rusland heel concreet gesproken over het lot van deze twee Yukos-gedetineerden?
Milan Horáček (Verts/ALE). - (DE) Ik zou dezelfde vraag willen stellen. Rusland maakt zich namelijk schuldig aan een grove schending van de eigen rechtsorde. Ik dank u voor uw antwoord, maar ik heb toch een aanvullende vraag. Denkt u dat het concept van het strategisch partnerschap met Rusland met het oog op de al frequentere schendingen van de mensenrechten haalbaar en levensvatbaar is? Zou het niet beter zijn om juist nieuwe modellen voor de samenwerking te ontwikkelen, waarin niet alleen rekening wordt gehouden met de economische aspecten en het veiligheidsbeleid, maar ook met het respecteren van de mensenrechten?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is niet meer nodig deze gezamenlijke waarden te creëren, want ze bestaan al. Ze zijn vastgelegd in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en Rusland heeft zich aan deze waarden verbonden als lid van de Raad van Europa en de OVSE. Er zijn natuurlijk allerlei uitdagingen verbonden aan de omzetting van deze waarden in praktische maatregelen en de tenuitvoerlegging van de wetgeving.
De tekortkomingen die zich voordoen in de onafhankelijkheid van de Russische rechtbanken zijn beslist uitdagingen waarmee een zich in ontwikkeling bevindende rechtsstaat wordt geconfronteerd en wij volgen die op de voet. Het is echter zeer belangrijk dat er veel onderlinge contacten plaatsvinden in het kader van het strategisch partnerschap. In november wordt bijvoorbeeld overleg gepleegd over de mensenrechten. Ook de politieke dialoog, die op regelmatige basis met Rusland wordt gevoerd, biedt de mogelijkheid de problemen met betrekking tot de mensenrechten te bespreken en aan de kaak te stellen.
Richard Seeber (PPE-DE). - (DE) De economische situatie in Rusland is inderdaad florissant, maar de mensenrechten worden al vaker met voeten getreden.
Denkt de Raad werkelijk dat de door hem genomen maatregelen - en ik bedoel dus de dialoog binnen het strategisch partnerschap - voldoende zijn? Denkt u niet dat de werkelijke rampzalige ontwikkelingen voor de Raad een reden moeten zijn een andere strategie te volgen om een buurland van de Europese Unie aan zijn verplichtingen te herinneren, die het in internationale overeenkomsten is aangegaan?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie en Rusland zijn op veel verschillende manieren sterk met elkaar verbonden: via vrede en stabiliteit, economische samenwerking en veel andere zaken. Het is daarom belangrijk dat het strategisch partnerschap een goed fundament en kader voor onze onderlinge afhankelijkheid vormt. Met de contacten en de dialoog die dit partnerschap met zich meebrengt - en die al bestaan - kunnen wij Rusland op de uitdagingen wijzen met betrekking tot de mensenrechten, en dat doen wij ook. In ieder geval is de Raad in deze fase van mening dat de bestaande mechanismen een goede basis bieden voor deze contacten en ook voor het verbeteren van de mensenrechtensituatie.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). - (LT) Mijnheer de Voorzitter, nu we het toch hebben over het strategische partnerschap tussen de EU en Rusland, zou ik graag de aandacht van de Raad willen vestigen op het feit dat dit Parlement in zijn resolutie van dit jaar heeft opgemerkt "dat het huidige samenwerkingsverband met Rusland veeleer pragmatisch dan strategisch is, daar hierin voornamelijk economische belangen doorklinken zonder dat er op het gebied van mensenrechten en rechtsstaat resultaten van betekenis worden geboekt". Denkt de Raad niet dat het standpunt van het Europees Parlement een grondiger overweging verdient, te meer daar de looptijd van de huidige partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Rusland verstrijkt?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Raad luistert wel naar het standpunt van het Parlement en doet dat zeer aandachtig. Ook deze zaken moeten worden overwogen bij de voorbereiding op de herziening van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst en bij het vaststellen van een mandaat voor de herziening van deze overeenkomst. Ik ben echter van mening dat deze samenwerking zeer pragmatisch is, maar ook veel strategischer kan zijn dan zij nu is, zodat de Europese Unie en Rusland ook parallel kunnen werken en als partners van elkaar in internationale fora.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 8 van Marian Harkin (H-0611/06):
Betreft: Stamcelonderzoek
Kan de Raad opheldering verschaffen over de juridische situatie die is ontstaan na de stemming in het Europees Parlement op 15 juni waarmee onderzoek met embryonale stamcellen in de EU wordt toegestaan?
Kan een in een lidstaat gevestigde organisatie een EU-subsidie voor onderzoek met embryonale stamcellen aanvragen, zelfs wanneer dat onderzoek illegaal is in de lidstaat waar die organisatie dat onderzoek wil uitvoeren?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Europees Parlement nam op 15 juni 2006, overeenkomstig de medebeslissingsprocedure, zijn mening aan over de eerste lezing van het kaderbesluit inzake het zevende kaderprogramma. De Raad bereikte op 24 juli 2006 een politieke consensus over het zevende kaderprogramma voor onderzoek en deze consensus was verantwoordelijk voor het stemgedrag van het Europees Parlement. Ik verwijs wat dit betreft naar document 11978/06 waarin de politieke consensus over het zevende kaderprogramma staat vermeld. De consensus betekent dat het mogelijk is een tweede lezing voor te bereiden over het zevende kaderprogramma, die voor dit najaar is gepland. Dankzij dit resultaat zal het waarschijnlijk mogelijk zijn het zevende kaderprogramma voor het eind van dit jaar aan te nemen.
Het communautaire kaderprogramma voor onderzoek maakt het alleen mogelijk communautaire middelen toe te kennen aan onderzoeksprojecten die onder het toepassingsgebied van het programma vallen en die door de selectieprocedure zijn gekomen. Onderzoek moet natuurlijk in overeenstemming zijn met de wetgeving in de lidstaten waar het onderzoek plaatsvindt.
Marian Harkin (ALDE). - (EN) Dank u voor uw antwoord, mevrouw fungerend voorzitter. Dat waardeer ik. Mijn vraag heeft in feite betrekking op een situatie waarin er in een bepaald land geen juridisch kader van kracht is.
Als we kijken naar de uitslag van de stemming hier in het Parlement, zien wij dat we het gehad hebben over onderzoek dat moet worden onderworpen aan strenge vergunningen en toezicht, overeenkomstig het juridische kader van de lidstaat. Wat gebeurt echter als blijkt dat in een bepaalde lidstaat geen juridisch kader van kracht is? In mijn eigen lidstaat, Ierland, is er bijvoorbeeld geen wet inzake embryonaal stamcelonderzoek. Waar blijven we dan met deze beslissing van het Parlement? Suggereert de Raad dat alle lidstaten onmiddellijk een dergelijk kader moeten instellen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de situatie is natuurlijk problematisch als deze zaken niet nauwkeurig in de nationale wetgeving zijn geregeld, maar volgens het door de Raad aangenomen gemeenschappelijk standpunt zijn de belangrijkste voorwaarden voor financiering een nauwkeurige ethische evaluatie van elk projectvoorstel en het in acht nemen van de wetgeving in de lidstaten. Het is dus belangrijk te realiseren dat het niet de bedoeling van deze afzonderlijke maatregel is bio- ethische regels op te stellen die in heel Europa gelden, maar een helder besluit te nemen over een veel beperktere zaak, namelijk welke stamcelprojecten gefinancierd kunnen worden met dit communautair programma.
John Purvis (PPE-DE). - (EN) Ik ben zeer blij dat u duidelijk hebt gemaakt dat de wetgeving van de desbetreffende lidstaat bepaalt of onderzoek al dan niet mag worden uitgevoerd. Dit heeft puur te maken met de financiering ervan.
Daarom wil ik graag weten of de fungerend voorzitter ons kan vertellen welke mogelijkheden zij ziet voor stamcelonderzoek en voor financiering daarvan op Europees niveau.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de nationale wetgeving zal beslist in de komende jaren worden aangepast, want stamcelonderzoek is iets nieuws. Als onderdeel van het Europese concurrentievermogen en de samenwerking op onderzoeksgebied zal het echter nodig zijn te bekijken of er ook bij dit soort onderzoek meerwaarde kan worden bereikt met samenwerking op Europees niveau.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 9 van Johan Van Hecke (H-0612/06):
Betreft: De sluiting van de Guantanamo gevangenis
Op de jaarlijkse top tussen de Europese en Amerikaanse leiders in Wenen heeft de Amerikaanse president Bush gezegd dat hij de omstreden gevangenis van Guantanamo wil sluiten doch dat hij wacht op een beslissing van het Amerikaanse hooggerechtshof over de plaats waar de gevangenen berecht kunnen worden. Bovendien moet onderzocht worden hoe landen gevangenen kunnen terugnemen. Sommigen zullen in de Verenigde Staten berecht moeten worden, indien in hun eigen land geen garanties voor een degelijk proces bestaan. Volgens Bush verblijven momenteel nog zo’n 400 gevangenen in het kamp.
Weet de Raad hoeveel Europeanen in Guantanamo gevangen worden gehouden? Is er geen mogelijkheid dat deze snel terugkeren en in Europa kunnen berecht worden, waar er toch de meeste garanties bestaan op een correcte behandeling en zoals president Bush zelf heeft gesuggereerd?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad is niet verantwoordelijk voor de bescherming van EU-burgers in het buitenland. Daarvoor zorgen de lidstaten. De Raad heeft ook geen kwesties behandeld met betrekking tot het aantal Europeanen dat in Guantanamo Bay vastzit.
Johan Van Hecke (ALDE). - Voorzitter, het zal u niet verbazen dat het antwoord op deze vraag, die ik al had ingediend begin juli, onmiddellijk na de top tussen de Europese Unie en de VS in Wenen, mij enigszins ontgoochelt, omdat de vraag wel degelijk betrekking heeft op een van de onderwerpen die op die top zijn besproken.
Ik had dan ook bijzonder graag geweten of er inmiddels al enige vooruitgang is geboekt en of de Raad de intentie heeft om er bij de Verenigde Staten op aan te dringen snel duidelijk te maken hoeveel Europese burgers eventueel zullen worden berecht in de Europese Unie en of de Raad ook bereid is om aan te dringen op een concreet tijdschema voor deze kwestie.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, Guantanamo Bay is natuurlijk nog steeds een ernstige bron van zorg, maar de Europese Unie verwelkomt van harte het bericht van president Bush dat hij Guantanamo Bay wil sluiten zodra er een oplossing voor deze praktische zaken is gevonden. Laten we hopen dat er vooruitgang op dit gebied wordt geboekt.
Elizabeth Lynne (ALDE). - (EN) Op 29 juni oordeelde het Amerikaanse hooggerechtshof dat militaire tribunalen onwettig waren. Om 19.45 uur Midden-Europese tijd zal president Bush bekendmaken dat hij van plan is de wet te wijzigen om het mogelijk te maken gevangenen uit Guantanamo, inclusief EU-burgers, te berechten voor een militair tribunaal. Als hij dit bekend maakt - en ik ben ervan overtuigd dat hij dit zal doen - zal de Raad dan onomwonden en krachtig protesteren tegen deze belediging van justitie? Dit is een zeer urgente kwestie.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie heeft menigmaal verklaard dat bij de behandeling van gevangenen die op het slagveld zijn gevangen, de bepalingen van het Verdrag van Genève en de gewoonteregels van het internationaal humanitair recht moeten worden nageleefd en de mensenrechten moeten worden geëerbiedigd. Op de informele bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken die afgelopen voorjaar in Klosterneuburg plaatsvond, werd bovendien verklaard dat het gevangenkamp in Guantanamo Bay zo snel mogelijk gesloten moet worden. De Europese Unie heeft haar standpunt terzake dus duidelijk geuit.
Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Ik geloof niet dat ik ooit zo’n zwakke uitspraak heb gehoord als “de Raad is niet verantwoordelijk voor de bescherming van EU-burgers in het buitenland; dat is een taak van de lidstaten.” We komen internationaal in actie om burgers van andere lidstaten, bijvoorbeeld in de Balkan, te beschermen, maar we doen niets gezamenlijks om onze eigen burgers te beschermen.
Is de fungerend voorzitter het er niet mee eens dat, indien de EU destijds, in 2002, had gezegd het onacceptabel te vinden dat onze burgers zonder enige aanklacht of enige vorm proces in Guantanamo worden vastgehouden, zij dan allemaal misschien al vrij waren geweest, of zonodig berecht en veroordeeld waren?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is voor het voorzitterschap, als vertegenwoordiger van de Raad, belangrijk binnen de grenzen van de bevoegdheden van de Raad te blijven. Debatten die de lidstaten mogelijk bilateraal hebben gevoerd over de bescherming van hun burgers zijn een zaak van de lidstaten zelf. Ik wil nog zeggen dat de Europese Unie de kwestie van Guantanamo Bay menigmaal ter sprake heeft gebracht in de gesprekken met de Verenigde Staten, en deze gesprekken zullen worden voortgezet.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 10 van Sarah Ludford (H-0617/06):
Betreft: Kaderbesluit inzake racisme en vreemdelingenhaat
Zal het Finse Raadsvoorzitterschap weer pogingen in het werk stellen om binnen de Raad tot overeenstemming te komen over een kaderbesluit ter bestrijding van door rassen- en godsdiensthaat ingegeven misdrijven, waartoe de Commissie in 2002 een voorstel heeft gedaan dat krachtige steun van het Parlement heeft gekregen? Zal de Raad de Commissie er eveneens toe aanzetten met maatregelen te komen ter bestrijding van misdrijven die voortvloeien uit homohaat?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de onderhandelingen over een kaderbesluit hebben in de Raad nog niet tot een resultaat geleid, omdat in ieder geval één lidstaat grote bezwaren had tegen de tekst zoals die in 2004 luidde. Aangezien de betrokken lidstaat onlangs zijn algemene veto heeft ingetrokken, is het Finse voorzitterschap van plan nauw samen te werken met het volgende land van het voorzitterschap, te weten Duitsland, om ervoor te zorgen dat deze zaak in de relevante werkgroepen wordt behandeld en er zo snel mogelijk een kaderbesluit wordt vastgesteld.
Er staan geen voorstellen op de agenda van het Finse voorzitterschap met betrekking tot misdrijven die voortvloeien uit homohaat, waar de geachte afgevaardigde in haar vraag op wijst.
Sarah Ludford (ALDE). - (EN) Mevrouw de minister, ik ben zeer dankbaar voor dit goede nieuws; het is meer dan welkom. Ik vind het echter wel spijtig dat u lijkt te denken dat er geen voorstellen bestaan met betrekking tot haatdelicten tegen homoseksuelen. Heeft u niet het gevoel dat de EU nodig iets moet doen aan de ernstigste verschijningsvormen van racisme en homofobie, namelijk al die haat en al dat geweld overal in Europa? We raken langzamerhand jaren achterop bij het aanpakken van de vraagstukken waarmee we worden geconfronteerd, niet het minst als gevolg van de derdepijlerproblemen en het veto in de Raad waaraan u refereerde. Denkt u eveneens vooruitgang te boeken bij de passerelle-clausule, en wel door de derde pijler - het intergouvernementele deel - onder de bevoegdheid van de Gemeenschap te brengen, zodat we efficiënter en democratischer te werk zullen kunnen gaan?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met de geachte afgevaardigde eens dat de Europese Unie ernaar moet streven de hoofdproblemen aan te pakken, maar dat moeten wij natuurlijk wel stap voor stap doen. Wij kunnen niet alle uitdagingen tegelijkertijd aangaan. Met betrekking tot het kaderbesluit zijn wij van plan een follow-up voor te bereiden op het seminar voor deskundigen dat in juni werd gehouden, en daarna kunnen wij zeker overwegen om dit voorstel voor een kaderbesluit ter behandeling voor te leggen aan een werkgroep. Wat de passerelle-clausule betreft, waar de geachte afgevaardigde in haar aanvullende vraag naar verwees, zal het Finse voorzitterschap, zoals hier in het Parlement al eerder is gezegd, actief naar mogelijkheden zoeken om de besluitvorming, en aldus het gemeenschappelijk optreden op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, doeltreffender te maken.
David Martin (PSE). - (EN) Ik ben verheugd dat het bezwaar van één van de lidstaten tegen de aanneming van het kaderbesluit, verleden tijd is. Is het voorzitterschap nu van plan om er in de Coreper-werkgroep op aan te dringen de werkzaamheden hieromtrent te versnellen, zodat het geheel zo snel mogelijk kan worden aangenomen? En kan de Raad zich vinden in de bewering dat de aanneming van zo’n kaderbesluit een positief signaal zou zijn voor de etnische minderheden in de Unie, in het bijzonder de moslims, die momenteel op ons continent onder grote druk staan?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het feit dat wij vooruitgang boeken met de voorbereiding van het kaderbesluit, betekent nog niet dat het kaderbesluit nu geen problemen meer kent. Er zijn nog steeds meningsverschillen over de vrijheid van meningsuiting, het legaliteitsbeginsel en de rechtssystemen in de lidstaten, die leiden tot onbeantwoorde vragen. Op basis van de tot nu toe gevoerde debatten willen wij nu een nauwkeuriger voorstel voor een kaderbesluit opstellen, waarbij evenwel zij gezegd dat dit waarschijnlijk pas het daglicht zal aanschouwen als het volgende voorzitterschap aan het roer staat.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 11 van Inger Segelström (H-0618/06):
Betreft: Schending van mensenrechten van vrouwen in Iran
Op maandag 12 juni demonstreerden circa honderd Iraanse vrouwenactivisten in Teheran. Ze eisten wijzigingen van de wetten die vrouwen in het land discrimineren. De demonstratie werd door de politie met geweld uiteengeslagen, waarbij 70 demonstranten werden gearresteerd.
Welke politieke veroordeling gaat de Raad uitspreken en welke concrete actie gaat de Raad ondernemen bij bilaterale contacten ter veroordeling van de gewelddadige aanvallen van het Iraanse regime op vrouwenactivisten en van de schending van de mensenrechten van vrouwen in Iran?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad heeft veelvuldig zijn bezorgdheid geuit over de positie van de vrouw in Iran. In haar resolutie van afgelopen december over de mensenrechtensituatie in Iran, die ook door de Europese Unie werd gesteund, uitte de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties haar grote bezorgdheid over de voortdurende discriminatie en andere mensenrechtenschendingen, onder andere de systematische discriminatie van vrouwen en meisjes in de wetgeving en de praktijk.
De Raad betreurt de verslechtering van de mensenrechtensituatie in Iran. De Raad veroordeelde op zijn bijeenkomst van 20 maart 2006 het hardhandige optreden tegen een vreedzame betoging op de internationale vrouwendag. Op haar bijeenkomst van 15 mei uitte de Raad zijn bezorgdheid over de toename van het aantal executies, de willekeurige arrestaties, de verscherping van de restricties op de toegang tot informatie en de toename van het aantal schendingen van de vrijheid van meningsuiting en godsdienst. De Raad verwees vooral naar de intimidatie en het lastigvallen van mensenrechtenactivisten, advocaten en minderheidsgroepen.
Op zijn bijeenkomst van 17 juli besteedde de Raad speciale aandacht aan de voortdurende schendingen van de vrijheid van meningsuiting en vergadering, waaronder het met geweld uiteenslaan van een op 12 juni gehouden vreedzame demonstratie van mensen die zich keerden tegen de wetten die vrouwen discrimineren.
De Raad is zich dus bewust van de incidenten met betrekking tot recente demonstraties. De Europese Unie is nog steeds van plan kwesties met betrekking tot de mensenrechten ter sprake te brengen, met inbegrip van de vrouwenrechten, zowel in directe contacten met Iran als in internationale fora.
De Europese Unie is van plan haar zorgen zowel in de vertrouwelijke als in de publieke sfeer te uiten. Tijdens het Finse voorzitterschap heeft de Europese Unie al drie verklaringen uitgegeven over de mensenrechtensituatie in Iran. Naar aanleiding van de dood van studentactivist Akbar Mohammad op 24 augustus in de gevangenis van Evin uitte het voorzitterschap zijn grote bezorgdheid over de behandeling in Iraanse gevangenissen van dissidenten, oppositieleiders, studentactivisten en alle verdedigers van de mensenrechten.
In een eind juli uitgegeven verklaring uitte het Finse voorzitterschap zijn grote bezorgdheid over de verslechtering van de positie van de verdedigers van de vrijheid van meningsuiting en de mensenrechten in Iran. In deze verklaring werd apart de prominente mensenrechtenadvocaat Abdolfattah Soltani genoemd, die tot vijf jaar gevangenisstraf is veroordeeld. Ook werd Ali-Akbar Mousavi Khoeini genoemd, die op 12 juni tijdens een demonstratie voor vrouwenrechten werd gearresteerd, alsmede advocaat Farshid Jadollahi en Omid Beruzi, die ook gevangenisstraf hebben gekregen, en de arrestaties in Teheran van verdedigers van arbeidsrechten.
Op 10 juli werd een verklaring uitgegeven waarin het Finse voorzitterschap de bezorgdheid van de Europese Unie kenbaar maakte over het feit dat de Iraanse academicus Ramin Jahanbeglu nog steeds vast zit.
De Raad probeert nog steeds een bijeenkomst tussen de Europese Unie en Iran te organiseren in het kader van de mensenrechtendialoog, die in 2002 van start is gegaan. Op de vergadering zouden beide partijen de gelegenheid hebben al hun zorgen met betrekking tot de mensenrechten te bespreken.
Inger Segelström (PSE). - (SV) Dank u, mevrouw Lehtomäki, voor uw uitvoerige antwoord. Ik ben ook erg blij dat er zo krachtig en snel gereageerd is op deze incidenten, omdat ik denk dat veel mensen net als ik vinden dat de ontwikkelingen de verkeerde kant op gaan. Deze handeling is hiervan het bewijs. Als we niet eens een debat over deze kwesties kunnen voeren zonder op deze manier aangevallen te worden, moet er fundamenteel werk worden verricht.
Ik vraag me dan ook af of er een mogelijkheid bestaat dat de Raad het initiatief neemt om de vrouwenorganisaties die er bestaan, te steunen. Het Parlement heeft onlangs een verslag goedgekeurd over vrouwen in conflicten. Wij hebben er toen over gesproken hoe wij de volgende stap op dit gebied zouden kunnen nemen. Ik stel dan ook deze aanvullende vraag, omdat ik denk dat veel mensen bezorgd zijn over het feit dat de ontwikkelingen de verkeerde kant op gaan.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik al zei, maakt de Raad zich grote zorgen over het feit dat de situatie zich in veel sectoren lijkt te verslechteren. Wij hebben vrouwenorganisaties in ieder geval in politiek opzicht gesteund en dat zullen wij blijven doen op een manier die de mensenrechtenkwesties en de actuele problemen voortdurend onder de aandacht brengt, zowel in directe contacten als in internationale fora. Wij hebben de Iraanse autoriteiten ook een aantal maal om opheldering gevraagd over de schendingen van de mensenrechten die zich in het land voordoen.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 12 van Robert Evans (H-0622/06):
Betreft: Verdere uitbreiding EU
Is de Raad van oordeel dat het besluit van een aantal lidstaten om te eisen dat voor een eventuele verdere uitbreiding een referendum wordt gehouden, een vorm van protectionisme is waarmee men bewust wil voorkomen dat bepaalde landen tot de EU toetreden?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de ratificatieprocedure voor elk willekeurig verdrag of overeenkomst, dus ook voor een verdrag inzake toetreding van nieuwe lidstaten, is een zaak waarover elke lidstaat zelf een besluit kan nemen. Daarom kan de Commissie geen commentaar geven op de ratificatieprocedure, en het zou ook niet passend zijn dit te doen.
Robert Evans (PSE). - (EN) Als de Raad beweert dat het ongepast is om enig commentaar te geven, dan ligt het zeker moeilijk. Maar wie weet kan ik toch nog iets aan de Raad ontfutselen van een ietwat bredere strekking. Minister, heeft u niet het gevoel dat na de negatieve referenda in Frankrijk en Nederland de sfeer in Europa misschien wat veranderd is, en dat in sommige landen de mensen bevreesd zijn voor uitbreiding van de Europese Unie, en dat zij misschien verwachten dat het houden van een referendum elke mogelijke toekomstige uitbreiding zal kunnen verijdelen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de stemming is niet veranderd, met dien verstande dat, zeer tot onze voldoening, in de conclusies van de Europese Raad van juni, waarin ook het absorptievermogen van de Europese Unie werd behandeld, duidelijk staat dat het absorptievermogen geen nieuw criterium voor de kandidaat-landen is, maar een aparte zaak waarmee ook binnen de Europese Unie rekening moet worden gehouden. Het Finse voorzitterschap is van plan op de Europese Raad in december een grondig debat te voeren over alle aspecten van de uitbreiding, en daarna zullen wij waarschijnlijk meer weten over de stemming die er in de lidstaten heerst met betrekking tot deze kwestie.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 13 van Brian Crowley (H-0631/06):
Betreft: Bestrijding van internationaal terrorisme
Kan de Raad meedelen welke maatregelen hij dit jaar op EU-niveau ten uitvoer heeft gelegd om het internationale terrorisme te bestrijden en kan hij meedelen of hij voornemens is in de nabije toekomst nieuwe EU-initiatieven op dit politieke actieterrein te lanceren?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad wil de geachte afgevaardigde informeren dat de coördinator voor terrorismebestrijding in mei 2006 een alomvattend verslag heeft opgesteld over de communautaire maatregelen in de strijd tegen het terrorisme, ook op het gebied van de externe betrekkingen. Het verslag is het antwoord op het verzoek van de Europese Raad om een halfjaarlijks overzicht van de tenuitvoerlegging van het actieplan inzake terrorismebestrijding, dat in juni 2004 werd aangenomen en in februari 2006 voor het laatst werd gewijzigd. Het verslag bevat een samenvatting van de vooruitgang die na december 2005 is geboekt.
Het communautair beleid inzake terrorismebestrijding is vastgelegd in de communautaire strategie tegen terrorisme, die in december werd aangenomen. Met de recente gebeurtenissen in Londen is duidelijk geworden dat er behoefte is aan een intensievere samenwerking tussen deskundigen op het gebied van terrorisme en deskundigen op het gebied van veiligheid in de luchtvaart. De ministers van Justitie en de ministers van Binnenlandse Zaken zullen deze gesprekken voortzetten op de informele bijeenkomst van de Raad in Tampere.
Brian Crowley (UEN). - (EN) Dank u voor uw antwoord, mevrouw de fungerend voorzitter.
Als ik zo naar uw laatste opmerking luister, en vooral naar hetgeen u zei over de recente gebeurtenissen in Londen, dan lijkt er geen enkele coördinatie te zijn geweest met andere lidstaten in de Europese Unie. Allicht werden zij op dat moment niet in dezelfde mate bedreigd als het Verenigd Koninkrijk, maar er heerst nog steeds grote onduidelijkheid over de veiligheidsmaatregelen op de luchthavens. Een en ander hangt af van de plaats van vertrek en bestemming. Wellicht zijn nauwere samenwerking en coördinatie op dit vlak zo zachtjes aan niet geheel misplaatst.
Worden de ministers van Vervoer straks in Tampere betrokken bij de besprekingen over de manier waarop de burgerluchtvaart kan worden beschermd tegen dit soort dreigingen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn voornemens juist deze samenwerking en coördinatie zo snel mogelijk doeltreffender te maken. Tijdens het Finse voorzitterschap zullen wij zowel de strategie voor terrorismebestrijding als het daarmee verband houdende actieplan actualiseren. En zoals ik zei, is het duidelijk geworden dat de samenwerking tussen deskundigen op het gebied van terrorisme en deskundigen op het gebied van veiligheid in de luchtvaart verder geïntensiveerd moet worden. Het tweede voorbeeld heeft betrekking op vloeibare explosieven. De rechtshandhavingsautoriteiten in de lidstaten zullen onder meer aan deze kwestie speciale aandacht besteden op hun toekomstige bijeenkomsten.
James Hugh Allister (NI). - (EN) Kan de Raad ons wat betreft de bestrijding van het internationale terrorisme vertellen welke stappen hij heeft ondernomen ter bevordering van de terugkeer van de drie in Colombia wegens internationaal terrorisme veroordeelde IRA-leden, die later hun toevlucht zochten in een lidstaat van de EU - namelijk Ierland - en daar nog steeds asiel vinden? Het mag toch overduidelijk zijn dat de EU haar geloofwaardigheid op het gebied van de bestrijding van het internationale terrorisme op het spel zet, indien zij aanvaardt dat lidstaten onderdak bieden aan gezochte en veroordeelde internationale terroristen.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het is natuurlijk belangrijk dat de Europese Unie altijd in staat is coherent op te treden om haar geloofwaardigheid te behouden en vooral om doeltreffend te blijven. Misschien kunnen wij deze uitdaging van coherentie beter aangaan als wij ons verbinden tot intensievere samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en tot effectievere besluitvorming.
John Purvis (PPE-DE). - (EN) Ik hoop dat de minister er zich van bewust is dat de huidige beperkingen op het reisverkeer en de veiligheidsmaatregelen op de Britse vliegvelden leiden tot een enorme ontwrichting van het reguliere handelsverkeer en het economisch leven. Ik hoop dat het voorzitterschap bij het bepalen van welk gemeenschappelijk standpunt op Europees niveau dan ook in zijn achterhoofd zal houden, dat het tot taak heeft de handel en de economie vrij baan te geven.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de beperkingen op het luchtverkeer, die natuurlijk vooral betrekking hebben op bagage, schaden niet alleen de handel maar ook zeer veel gewone passagiers. Juist daarom is het zo belangrijk dat deskundigen op het gebied van terrorisme en deskundigen op het gebied van veiligheid in de luchtvaart hun samenwerking intensiveren om een adequaat beschermingsniveau te vinden, dat wil zeggen toereikende middelen om de burgers tegen terroristische aanvallen te beschermen, maar ook om normaal reizen tevens in de toekomst mogelijk te maken.
De Voorzitter. - Daar de vraagstellers afwezig zijn, komen de vragen 14, 15, 16 en 18 te vervallen.
Vraag nr. 17 is ingetrokken.
Vraag nr. 19 van Esko Seppänen (H-0645/06):
Betreft: Dienstverdeling interventiegroep
De EU bereidt zich voor om interventiegroepen te laten optreden en de secties van de verschillende landen hebben hierbij om beurten wachtdienst. Bestaat er een akkoord tussen de lidstaten over de verdeling van de kosten ingeval een sectie tijdens haar wachtbeurt voor militaire opdrachten wordt ingezet en is in de Raad besloten wat moet worden gedaan als een sectie met wachtdienst niet wil deelnemen aan een operatie waartoe op EU-niveau is besloten?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de besluitvorming over het ter beschikking stellen van troepen voor crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie is in alle gevallen een taak van de betrokken lidstaten. De troepen worden samengesteld uit vrijwilligers in overeenstemming met op nationaal niveau genomen besluiten.
De gezamenlijke operationele kosten van de militaire crisisbeheersingsoperaties worden gefinancierd overeenkomstig artikel 28, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In lid 3 staat dat de beleidsuitgaven die voortvloeien uit de uitvoering van die bepalingen eveneens ten laste komen van de begroting van de Europese Gemeenschappen, behalve wanneer het beleidsuitgaven betreft die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied en gevallen waarin de Raad met eenparigheid van stemmen anders besluit. In lid 3 staat verder dat in de gevallen waarin de uitgaven niet ten laste komen van de begroting van de Europese Gemeenschappen, zij ten laste komen van de lidstaten volgens de bruto nationaal product-verdeelsleutel, tenzij de Raad met eenparigheid van stemmen anders besluit. Dit is dus wat in artikel 28 van het EU-Verdrag staat. De lidstaten die troepen sturen zijn op nationaal niveau verantwoordelijk voor de overige kosten.
Esko Seppänen (GUE/NGL). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, het tweede deel van mijn vraag bleef volledig onbeantwoord: wat moet er worden gedaan als een land met wachtdienst helemaal niet aan een dergelijke operatie wil deelnemen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik zei, besluit de Europese Unie met eenparigheid van stemmen over het initiëren van een operatie, en in de lidstaten wordt per operatie een besluit genomen. Een sectie met wachtdienst wordt tegelijkertijd gevormd uit een groter geheel. Het valt te bezien hoe men reageert in de situatie die door de geachte afgevaardigde naar voren is gebracht.
Brian Crowley (UEN). - (EN) Ten eerste wil ik het voorzitterschap complimenteren met zijn coördinatieactiviteiten tussen de lidstaten die deelnemen aan de vredesmacht voor Libanon. Naar aanleiding van hetgeen u, mevrouw de fungerend voorzitter, heeft gezegd over de werkverdeling - sommige landen zijn klaarblijkelijk beter toegerust om logistieke ondersteuning te verlenen dan andere - zou ik graag willen weten of er enige coördinatie bestaat als het gaat om de vraag wie het best de verschillende onderdelen van de operaties kan uitvoeren. Of is dat een kwestie van bilateraal overleg tussen de lidstaten?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, elke sectie met wachtdienst wordt zodanig samengesteld dat zij een team vormt dat goed samenwerkt en op die manier bestaat de door de geachte afgevaardige genoemde coördinatie al direct vanaf de voorbereidingsfase.
De Voorzitter. - De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
Het vragenuur is gesloten.
(De vergadering wordt om 19.30 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)