Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Door toe te treden tot de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, dat tot taak heeft toe te werken naar de “geleidelijke eenmaking” van de regels van het internationaal privaatrecht, zet het Parlement voor de verandering eens een realistische stap in de richting van de harmonisatie van de wettelijke regels die eigen zijn aan elke lidstaat.
Er zijn namelijk twee manieren om juridische harmonisatie te bewerkstelligen. De eerste manier, die wordt bepleit door de verstokte eurofederalisten, is het bindend standaardiseren van de voornaamste wetsregels van de vijfentwintig lidstaten. De tweede manier, die tegemoetkomt aan de fundamentele eis van rechtszekerheid en rechtskracht, is om alleen de regels inzake collisie van wetten en jurisdicties te standaardiseren, met andere woorden de bevoegde rechtbank en de nationale wet bepalen die van toepassing zijn op een juridische verbintenis. Daarbij behouden de lidstaten hun eigen wettelijke regels, systemen en tradities, zij het dat er stukken minder onduidelijkheid bestaat over de toepassing en confrontatie van nationale wetten in verschillende gebieden van de Unie.
Daarom scharen wij ons achter het verslag en achter de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Haagse Conferentie.
Philip Claeys (NI). – Voorzitter, ik heb voor het verslag-Belder gestemd en ik zou de verslaggever willen feliciteren met het geleverde werk. De houding van de socialistische fractie is in dezen eigenlijk een argument om voor het verslag te stemmen, want de kritiek was dat er in het verslag te veel aandacht wordt besteed aan de situatie van de mensenrechten in China.
Welnu, het is een feit dat de situatie daar de jongste jaren helemaal niet verbeterd is, ook niet sinds de gebeurtenissen op het Tienanmen-plein, en wat wij vaststellen is dat er een te grote bereidheid is bij de regeringen in de Europese Unie, bij het bedrijfsleven en andere instanties in Europa, om zomaar handel te gaan drijven met een communistisch regime in China, zonder dat daar tegenover de verplichting wordt gesteld om de situatie van de mensenrechten te verbeteren.
Jan Andersson, Ewa Hedkvist Petersen en Inger Segelström (PSE), schriftelijk. – (SV) Ook wij vinden dat het Europees Parlement moet proberen meer te doen om de mensenrechten in China te verbeteren. Wij missen in het verslag echter de verwijzingen naar bilaterale ambities en de handel die daarin juist centraal zouden moeten staan. China is de op een na grootste handelspartner van de EU, en goede contacten zijn dan ook heel belangrijk.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) In het verslag van de heer Belder wordt getracht een overkoepelend beeld te geven van alle door de Volksrepubliek China begane schendingen, zowel wat betreft zijn internationale handelstoezeggingen binnen de WTO (allerlei vormen van dumping, namaak en piraterij, belemmeren van de markttoegang voor handelspartners van China, enzovoort) als ten aanzien van de mensenrechten. Op het laatstgenoemde punt is de litanie erg lang: concentratiekampen (de Laogai-kampen), dwangarbeid, handel in organen van ter dood veroordeelden, geloofsvervolging – met name van de katholieke minderheid – Tibetaanse martelaren, enzovoorts).
Bij al dit geweeklaag is het verrassend dat het verslag Belder nergens vermeldt dat China een communistisch land is, een marxistische dictatuur die in politiek opzicht geldt als de meest moordzuchtige ideologie van de twintigste eeuw.
Nog verrassender is het – maar is dat echt verrassend te noemen in dit Parlement? – dat het verslag in zijn conclusie niet aandringt op sancties, zelfs niet op een veroordeling, maar op de noodzaak van een vrije, concurrerende en transparante markt in China! In het Europa dat u voor ons in petto heeft zal geld beslist altijd belangrijker zijn dan mensen.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) China is voor de Europese Unie een heel belangrijke handelspartner. De EU en China hebben in de afgelopen tien jaar nauwe handelscontacten onderhouden. Het verslag moet worden gezien als een stap in de richting van betere sociale omstandigheden en een beter milieu in China. De Zweedse partij Junilistan is van mening dat het eisen van verbeteringen op deze terreinen een voorwaarde zijn voor een langdurige en duurzame handelssamenwerking.
Ik stem dan ook voor het verslag als geheel.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het is niet verwonderlijk dat een meerderheid van het Parlement een resolutie heeft aangenomen over de betrekkingen tussen de Europese Unie en China waarin in vrijwel geen van de talloze paragrafen gewag wordt maakt van bilaterale betrekkingen, maar duidelijk geopteerd wordt voor inmenging in China.
Ik wil uw aandacht vestigen op een van de vele noemenswaardige punten, namelijk de bijdrage die het Parlement met deze tekst levert aan de pogingen om de betrekkingen tussen de Europese Unie en China ondergeschikt te maken aan het “Amerikaanse initiatief om met Europa een strategische dialoog over de opkomst van China op te starten, een belangrijk nieuw element in het beleid van de ‘nieuwe’ wereld tegenover de ‘oude’” , door “de Europese Unie en zijn lidstaten” aan te moedigen om “samen met de VS een strategische consensus over de relatie met China te bereiken.”
Anderzijds ‘maakt het zich zorgen over de toenemende ongelijkheid en onbillijke verdeling van de welvaart, de massale werkloosheid en de voortwoekerende verstedelijking, de groeiende misdaadcijfers en de toenemende corruptie en vooral over de milieuproblemen in China’. Uit dit soort overwegingen blijkt de schijnheiligheid van mensen die, laat ons eerlijk zijn, vanuit moreel oogpunt niet het recht hebben om dergelijke kwesties te laken; het volstaat om hier bijvoorbeeld het brute antisociale beleid van de Europese Unie en het ernstige verval van de sociale situatie in de lidstaten in herinnering te brengen.
Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Het probleem van de betrekkingen met China is wellicht een van de kwesties waarover de verantwoordelijken van het buitenlands beleid van de lidstaten van de Europese Unie – en zij niet alleen – zich het hoofd breken.
Enerzijds is China een totalitaire staat die de mensenrechten met voeten treedt en niet de minste belangstelling toont voor humanitaire kwesties, het milieu, geïntegreerde ontwikkeling, het bevorderen van de vrijheid of het eerbiedigen van de minimumwaarden die aan iedere mensenmaatschappij ten grondslag moeten liggen. Anderzijds is China een onmiskenbaar belangrijke economie die gekenmerkt wordt door een onstuitbare groei. Alles wijst erop dat de economische vooruitgang – waaraan de verdieping van de betrekkingen tussen de Europese Unie en China ongetwijfeld heeft bijgedragen – het gewenste feect heeft gehad dat er een stedelijke middenklasse is ontstaan die mettertijd hopelijk een democratisch proces op gang zal brengen.
Ondertussen – en dit is een punt dat mijn fractie heeft aangedragen – bewijst de ervaring met Macau en Hongkong – die de Europese Unie overigens op de voet heeft gevolgd – dat het mogelijk is een beter systeem op te zetten dan dat welk op het Chinese vasteland van kracht is.
Tot slot nog een woord over de betreurenswaardige houding van de Fractie van de Europese Sociaal-Democraten, die geprobeerd heeft het verslag tijdelijk tegen te houden uit vrees dat het niet in overeenstemming zou zijn met haar belangen. Dat is een slechte gewoonte.
Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) Ik ben tegen het één-kind-beleid van China en tegen andere vormen van misbruik van de mensenrechten. Ik sta niet achter het één-China-beleid!
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Wij hebben vandaag voor het verslag over de aanzet tot een debat over een communautaire aanpak van milieukeurregelingen voor visserijproducten gestemd. Wij vinden dat de EU gemeenschappelijke minimumvereisten voor de milieukeuring van visserijproducten moet vaststellen en dat die in overeenstemming moeten zijn met de geldende internationale standaarden.
In lijnrechte tegenstelling tot het verslag vinden wij het echter wenselijk dat er verschillende particuliere keurmerken zijn en dat alle milieukeuringen van visserijproducten door particuliere actoren worden uitgevoerd. Ook zijn wij het niet met de rapporteur eens dat het gemeenschappelijk visserijbeleid automatisch leidt tot de milieuvriendelijkste vorm van visserij. Integendeel, wij zijn er van overtuigd dat het gemeenschappelijk visserijbeleid juist een belangrijke oorzaak is van de overbevissing en de milieuproblemen.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij juichen maatregelen die tot doel hebben illegale, niet-gemelde en niet-gereglementeerde visserij te bestrijden, toe. Ik zet echter wel vraagtekens bij de noodzaak van een centraal ingevoerde milieukeurregeling voor visserijproducten voor de hele EU. De instelling van een gemeenschappelijk EU-milieukeurmerk draagt het gevaar in zich dat een overbodige bureaucratie wordt geschapen, en kan ertoe leiden dat de mogelijkheden van bedrijven, visserijorganisaties en de lidstaten om hun eigen milieukeurregelingen in te voeren, worden beperkt.
Ik stem dan ook tegen dit verslag.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Zoals uit het debat is gebleken, roept de invoering van milieukeurregelingen voor visserijproducten een hoop vragen op.
De rapporteur is van oordeel dat een van de mogelijke criteria gebaseerd kan worden op objectieve factoren, zoals wetenschappelijke analyses, die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van communautaire bepalingen volgens welke visvangst in de lidstaten van de Europese Unie per definitie duurzaam moet zijn.
Ondertussen is het geoorloofd om andere criteria in te voeren, bijvoorbeeld met betrekking tot meer selectieve productiemethoden, hetgeen zou leiden tot de tenuitvoerlegging van een criterium a posteriori. Dit zou een omkering betekenen van het beginsel dat de gevolgen voor de visgronden geanalyseerd moeten worden bij de vaststelling van de technische maatregelen, niet achteraf.
Er wordt tevens gewag gemaakt van de invoering van criteria die betrekking hebben op de voedselveiligheid, waarbij rekening dient te worden gehouden met het feit dat in het wild gevangen visserijproducten mogelijkerwijs niet geschikt zijn voor menselijke consumptie. Van etikettering is dan geen sprake. Dergelijke visserijproducten mogen eenvoudigweg niet gevangen laat staan verkocht worden. Dit is onder meer het geval wanneer een bepaalde vorm van mariene vervuiling tot het instellen van een visverbod leidt.
Daarom beamen wij nogmaals hetgeen wij in onze mondelinge bijdrage hebben gezegd.
Marco Cappato (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil simpelweg benadrukken dat – hoewel ik de resolutie over Libanon heb gesteund – de termen “Europese Unie” en “lidstaten van de Europese Unie” binnen dit Parlement te vaak, ook door Hoge Commissaris Solana, als synoniem worden gebruikt. Men zegt dat de Europese Unie een grote rol speelt en heeft gespeeld in de crisis in Libanon en ook in de vredesmachtmissie UNIFIL. Maar dit is niet waar: slechts enkele lidstaten en enkele landen spelen een rol hierin.
Helaas maakt de Europese Unie ook niet langer gebruik van zelfs de meest bescheiden en zwakke middelen voor buitenlands beleid waar ze eigenlijk over beschikte. De rol die de Europese Unie kan vervullen, is landen aan de andere kant van de Middellandse Zee – zoals Turkije en Israël en ook andere overzeese democratieën – een vooruitzicht bieden op toetreding. Het beleid van de lidstaten dat voor Israël en Palestina geldt, verliest namelijk terrein.
Romano Maria La Russa (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ondanks mijn volledige goedkeuring aan missie UNIFIL 2, wil ik tevens mijn bedenkingen uitspreken over de huidige mobilisatie van de Europese landen die zich, met uitzondering van Italië, Frankrijk en Spanje, min of meer beperken tot een symbolische bijdrage.
Tot op heden zijn de oproepen van Europa zwak geweest en heeft de Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlands beleid, de heer Solana, opgeroepen tot een krachtige reactie van alle landen van de Unie, maar zijn woorden zijn verloren gegaan in de Brusselse lucht. Hoewel ik verder zou willen kijken dan de pro-Palestijnse sluier die de Europese instellingen bedekt en welke soms naar antisemitisme neigt, moet ik in ieder geval nogmaals benadrukken hoe incapabel Europa is: omdat ze net als altijd tracht zo politiek correct mogelijk te zijn, heeft ze nog geen duidelijke en heldere positie ingenomen.
Ik vraag me echter af hoe hier sprake kan zijn van een gelijkwaardige afstand.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Adamos Adamou (GUE/NGL),schriftelijk. – (EL) Gedurende 34 dagen is de wereld getuige geweest van een militaire operatie door leger dat tot de tanden bewapend was, – dankzij de leveringen van de Verenigde Staten en de hypermoderne raketten die deze tot het einde toe hebben gestuurd – en dat Zuid-Libanon is binnengevallen, honderden burgers heeft gedood, een derde van de bevolking op de vlucht heeft gejaagd en de economie van het land twintig jaar terug in de tijd heeft geslingerd. Israël is schuldig aan talloze oorlogsmisdaden – dat bevestigen de rapporten van Amnesty International en van Human Rights Watch.
De ontvoering van de Israëlische soldaten door Hezbollah was de aanleiding tot het uitvoeren van een vooraf beraamd plan. Als Cyprioten hebben wij nogal wat ervaring met militaire interventies en daarom verwerpen wij de zogenaamde objectiviteit die de resolutie van het Parlement kenmerkt en ook de gelijkstelling van dader en slachtoffer.
Wij steunen het embargo op het leveren van militaire uitrusting aan Israël, om zo het militaire mechanisme te doen stokken en de boodschap te verkondigen dat de internationale gemeenschap het niet eens is met de genocide die wordt gepleegd op het Palestijnse volk en zijn buurvolkeren. Wij eisen dat onze regio, inclusief Israël, tot een kernwapenvrije zone wordt uitgeroepen.
Wij moeten het beleid van Israël ten opzichte van Palestina ondubbelzinnig veroordelen en beslissen de gesprekken te hervatten om snel tot een definitieve oplossing te komen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Het is betreurenswaardig dat het Parlement besloten heeft zijn steun te verlenen aan het standpunt dat in dit verslag wordt gesuggereerd. Dit betekent immers dat Israël en Palestina – de agressor en het slachtoffer – op voet van gelijkheid worden gesteld, terwijl wij juist een volstrekt afkeurende houding moeten aannemen ten opzichte van zowel de oorlogsmisdaden die Israël in Libanon heeft gepleegd als de aanvallen en het staatsterrorisme waaraan het land zich bezondigt in de bezette gebieden, met inbegrip van Gaza. Dit is een slechte start.
In een complexe en gevaarlijke situatie als deze zou de Europese Unie op zijn minst van Israël moeten eisen dat het zich houdt aan de VN-resoluties met betrekking tot de bezetting van de Palestijnse gebieden en dat het overgaat tot de onmiddellijke stopzetting van de Israëlische operaties in de bezette gebieden, de onmiddellijke opheffing van de blokkade van Gaza door de grens met Egypte te heropenen en vrij verkeer van personen en goederen toe te laten, de teruggave van de Golanhoogte aan Syrië en van het landbouwgebied Shebaa aan Libanon, de onmiddellijke vrijlating van de gekozen Palestijnse ministers en leden van het Parlement, het openen van onderhandelingen voor de uitwisseling van gevangenen, de ontmanteling van de nederzettingen en, ten slotte, de overdracht van de Palestijnse belasting- en douane-inkomsten.
Een duurzame vrede in het Midden-Oosten staat of valt met de eerbiediging van het recht op soevereiniteit van de Palestijnse, Syrische en Libanese bevolking.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik herinner de leden van dit Parlement er in dit debat over de situatie in het Midden-Oosten aan dat het Parlement op 31 mei 2005 heeft gestemd over een resolutie met de titel “De Assyrische gemeenschap en de situatie in gevangenissen in Irak”.
Tot mijn spijt moet ik melden dat de situatie van christenen in Irak, en die van de Assyriërs in het bijzonder, blijft verslechteren. We hebben zojuist vernomen dat dr. Donny George, de directeur van het Iraaks Museum en een van de bekendste Assyriërs in het land, met zijn familie naar Syrië is gevlucht.
William Patey, de vertrekkende ambassadeur van het Verenigd Koninkrijk, heeft aangegeven dat Irak al in een staat van nog niet openlijk erkende burgeroorlog verkeert.
Wat moeten we doen? We moeten ons volledig achter onze kerkleiders scharen en achter de actie “Save the Assyrians” gaan staan – die ik steun en die mij steunt – in de campagne waarmee ze later deze maand naar het noorden van Irak gaan.
We moeten er in Europa en in de Verenigde Naties op aandringen dat deze inheemse Iraakse gemeenschap, net als de Koerden, soennieten en sjiieten, binnen een verenigd Irak haar eigen bestuursgebied krijgt, zoals aangegeven in de Iraakse grondwet. Anders is het vooruitzicht dat de christelijke gemeenschap in het Midden-Oosten, die ooit twintig procent van de bevolking vormde, volledig zal worden verdreven.
Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) In mijn bijdrage van 6 september tijdens de plenaire zitting heb ik gepleit voor een evenwichtige beoordeling van de situatie vóór, tijdens en na het conflict tussen Israël en Libanon, de gevolgen ervan voor de betreffende bevolkingen en de toekomst van dit gebied.
De gemeenschappelijke ontwerpresolutie beantwoordt naar mijn idee niet aan dit streven naar evenwichtigheid, gezien onder meer de overwegingen A en B, en de paragrafen 17, 20 en 25.
Ik heb dan ook tegen deze resolutie gestemd.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De Zweedse partij Junilistan betreurt de huidige situatie in Libanon ten zeerste. In een oorlog zijn het altijd de weerlozen en onschuldigen die de hoogste prijs moeten betalen. Het conflict in Libanon is een schoolvoorbeeld van de manier waarop geweld geweld oproept, en wij nemen krachtig afstand van alle vormen van geweld die door beide partijen worden toegepast. Het verslag als geheel bevat veel verstandige voorstellen en ideeën, maar wij zijn van mening dat de Verenigde Naties het orgaan met de hoogste autoriteit in dat gebied moeten zijn. Het verslag raken raakt ook een gevoelig vraagstuk van buitenlands beleid, waarover de regeringen van de lidstaten het onderling niet eens zijn. Wij vinden dan ook dat de regeringen van de afzonderlijke lidstaten hun eigen standpunt over deze kwestie moeten bepalen. Wij zijn van mening dat het vraagstuk als geheel een vraagstuk is voor de Verenigde Naties en niet voor de Europese Unie.
Junilistan onthoudt zich derhalve van stemming.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Een van de laakbare punten van de tekst is dat het Parlement helaas eens te meer de ernstige tekortkomingen en misdaden van Israël witwast door de agressor, Israël, en zijn misdaden op een hoop te gooien met de Palestijnse en de Libanese bevolking, de slachtoffers, en hun legitieme strijd tegen de Israëlische agressie en bezetting.
Bovendien dringt het Parlement niet aan op strikte naleving van de resoluties 1701 en 1559 van de VN-Veiligheidsraad en benadrukt het in plaats daarvan dat alle milities, met inbegrip van Hezbollah, uiteindelijk moeten worden ontwapend. Verder worden de resoluties 242, 338, 426 en 520 slechts terloops vermeld.
De duidelijk verontrustende ontwikkeling van de situatie in het Midden-Oosten, de brutale agressie van Israël ten aanzien van de Palestijnse en Libanese bevolking en met name het hardnekkige verzet van de getroffen bevolking hebben het Parlement echter ook gedwongen iets te erkennen waaraan reeds lang behoefte bestaat: “een rechtvaardige en duurzame oplossing van het Palestijnse vraagstuk is onontbeerlijk voor de totstandbrenging van vrede en veiligheid in de gehele regio, een ‘allesomvattende, duurzame en levensvatbare oplossing op basis van de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad”.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik verwelkom de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over het Midden-Oosten. Er zullen pas vorderingen worden gemaakt op de weg naar blijvende vrede in het Midden-Oosten wanneer het naast elkaar bestaan van een Israëlische en Palestijnse staat, met veilige en erkende grenzen, wordt gerespecteerd en door de internationale gemeenschap wordt bekrachtigd. In het licht hiervan roep ik de EU op al het mogelijke te doen om een dergelijke afloop te bewerkstelligen.
Terwijl het conflict in Libanon voortduurde, ging de internationale gemeenschap voorbij aan de 250 luchtaanvallen, duizend artilleriegranaten en meer dan tweehonderd doden onder de bevolking van Gaza, alsook aan de, volgens de laatste telling, ongeveer driehonderd Palestijnse kinderen die in Israëlische gevangenissen gevangen worden gehouden. Ik ben van mening dat er geen militaire oplossing voor deze crisis is, en dat de EU Israël moet oproepen om op te houden met offensieve militaire acties in de regio en om de Palestijnse kindgevangenen die het Israëlische leger heeft gearresteerd, onmiddellijk vrij te laten.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) De humanitaire ramp in Libanon, met honderden doden en gewonden aan beide zijden, schade aan belangrijke infrastructuur en honderdduizenden mensen die ontheemd zijn geraakt, is met het staakt-het-vuren niet voorbij. Het is duidelijk dat een rechtvaardige en blijvende oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict essentieel is voor de vrede en stabiliteit van de hele regio.
Er is sterk en positief leiderschap nodig om het vredesproces in het Midden-Oosten weer boven aan de internationale politieke agenda te krijgen. De Europese Unie kan hierin een rol spelen en voor een deel van dit leiderschap zorgen, onder meer door zich opnieuw te bezinnen op haar houding tegenover de steun aan Palestina en haar betrekkingen met Hamas.
Willy Meyer Pleite (GUE/NGL), schriftelijk. – (ES) We spreken ons vandaag uit over een voorstel voor een resolutie over de crisis in het Midden-Oosten, hetgeen laat zien dat het Parlement, anders dan de Europese Commissie, is opgewassen tegen de omstandigheden. Ik ga vóór deze resolutie stemmen omdat er een aantal oplossingen in worden aangedragen om het broze bestand tussen het Israëlische leger en de milities van Hezbollah te waarborgen. Dit conflict kan maar op één manier worden opgelost, zoals ook in de tekst wordt gezegd, namelijk door middel van een politieke dialoog, en nooit langs militaire weg.
Toch blijven er enkele vraagtekens over, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de straffeloosheid waarmee Israël uit het conflict is gekomen. De EU zou meer moed moeten tonen en voorop moet lopen bij de eis dat Israël medeverantwoordelijkheid neemt voor de kosten van de wederopbouw na de verwoesting van infrastructurele werken en burgerdoelen die het met zijn bombardementen heeft veroorzaakt.
Vooral omdat we niet mogen vergeten dat de bezetting van en de agressie tegen Palestina gewoon doorgaan, wordt een internationale conferentie over het oplossen van de crisis in het Midden-Oosten onafwendbaar, en daarbij moeten sancties worden opgelegd aan de staat Israël, moet de terugkeer van Israël in de internationale rechtsorde worden afgedwongen en moet een duidelijke uitleg worden gegeven aan de Routekaart voor de oplossing van het conflict.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De Griekse Communistische Partij heeft tegen de onaanvaardbare gemeenschappelijke resolutie gestemd, die is ondertekend door vertegenwoordigers van alle politieke fracties.
De resolutie schaart zich achter het standpunt van de EU, die het plan van de NAVO-VS voor het "nieuwe Midden-Oosten" heeft goedgekeurd, wat geleid heeft tot de oorlog tegen Libanon, die hier "conflict" wordt genoemd om Israël van alle schuld te ontslaan.
In haar poging geen partij te kiezen plaatst de EU daders en slachtoffers op dezelfde lijn en maakt zij van het verzet van de volkeren tegen het imperialistische beleid van Israël en de VS een misdaad.
De EU keurt resolutie 1701 goed, verwelkomt het sturen van Europese bezettingstroepen, oefent druk uit op de heroïsche verzetstroepen van het volk om te ontwapenen. Op die manier helpt ze mee de imperialistische plannen te verwezenlijken. Ze legt de verantwoordelijkheid bij de Palestijnen zonder de genocide door Israël op dat volk te veroordelen.
De resolutie verwijst niet naar de erkenning van de Palestijnse regering noch naar het vrijlaten van duizenden gevangen Libanezen en Palestijnen uit Israëlische gevangenissen.
Ze juicht de aanwezigheid toe van EU-bezettingstroepen in het Midden-Oosten. Dat garandeert geen vrede voor de volkeren, maar drijft de toestand alleen maar op de spits, met de bedoeling het NAVO-plan voor controle van de regio in de praktijk te brengen.
De politieke machten die dit goedkeuren, dragen een verpletterende verantwoordelijkheid ten aanzien van de volkeren, de volkse krachten en organisaties die al jarenlang strijd voeren en stromen bloed hebben vergoten.
De Griekse Communistische Partij is solidair met die strijd en roept de volkeren op hun verzet tegen het Amerikaans-Europese imperialisme te verhevigen.
Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. – (DE) Goedkeuring van het sturen van troepen naar Libanon zonder informatie betreffende het inzetten van deze troepen
Het feit dat het Europees Parlement zich een voorstander heeft getoond van een vredesconferentie voor het Nabije Oosten is weliswaar positief, maar helaas hebben de afgevaardigden gestemd voor het sturen van troepen naar Libanon op basis van een volstrekt onduidelijk mandaat. Er kon geen informatie worden voorgelegd in verband met de nog steeds geheime regels voor het inzetten van de UNIFIL-troepen.
In de resolutie van het Europees Parlement wordt gezegd dat een “sterk mandaat” voor de Libanon-troepen toegejuicht zou worden. De ontwapening van Hezbollah als mogelijke taak voor de UNIFIL-soldaten, en dus ook voor de soldaten van de lidstaten van de EU, wordt in de resolutie van het Europees Parlement niet uitdrukkelijk uitgesloten. Het is erg avontuurlijk de inzet van troepen op deze manier te verdedigen. Op die manier krijgt de inzet van Europese troepen in Libanon de facto groen licht.
Het is een schande dat de oorlog in Libanon in de resolutie van het Europees Parlement slechts wordt bestempeld als een “overdreven reactie” van Israël op de aanslagen van Hezbollah. Dit kan tegenover de vele burgerslachtoffers in Libanon enkel als cynisme gezien worden.
Velen kunnen er blijkbaar niet genoeg van krijgen. In de resolutie wordt beweerd dat de “aanwezigheid van een multinationale troepenmacht in Libanon een voorbeeldfunctie [heeft] voor het onderhandelingsproces voor het bijleggen van het Israëlisch-Palestijns conflict”. Neen, in plaats van steeds opnieuw troepen te sturen, moet er een politieke oplossing gevonden worden.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Soms is het nodig om alleen over vrede te praten. Dit is niet het moment om wederzijdse beschuldigingen te uiten, confrontaties aan te gaan of oude rekeningen te vereffenen. Vrede in het Midden-Oosten kan alleen maar tot stand komen tussen vrije en democratische volkeren, landen en staten die verantwoordelijk zijn voor hun eigen daden en in staat zijn om hun eigen grondgebied te besturen. Democratie, vrijheid en ontwikkeling zijn het beste tegengif tegen ideologieën die onfortuinlijke mensen omdopen tot gijzelaars van het terrorisme en het extremisme.
Ook veiligheid is in deze tijden een belangrijk onderwerp, aangezien vrede zonder veiligheid een illusie is. Het is dan ook een goede zaak dat er een grote troepenmacht naar Libanon wordt gestuurd die over de nodige operationele capaciteit beschikt. Een dergelijke oplossing zal wellicht een gunstig effect hebben op de loop der gebeurtenissen en zal mede helpen voorkomen dat de aanvallen en oorlogen zich in de toekomst herhalen.
Wij zijn ons echter ook bewust van de risico’s. Niet alle mensen zijn van goede wil en niet alle regimes staan open voor verzoening. Toch zal dit geen beletsel vormen voor de vrede; het zal mensen er hooguit van weerhouden naïef te zijn.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Ik ondersteun de compromistekst inzake het Midden-Oosten. Er bestaat geen militaire oplossing voor de problemen in deze regio. Zowel het grove en bewust willekeurige gebruik van geweld aan de zijde van Israël, met name het bombarderen van burgerdoelen, het gebruik van illegale wapens, de grootschalige vernietiging van de civiele infrastructuur en de ernstige vervuiling van de kustgebieden, als de willekeurige raketaanvallen van Hezbollah verdienen onze afkeuring.
De lidstaten moeten een nieuwe wapenwedloop in de regio voorkomen door de EU-gedragscode inzake wapenexport voor alle wapenleveringen aan de regio strikt na te leven. Na het mislukken van het VS-beleid in de regio is het belangrijk een nieuwe regionale vredesconferentie te beleggen – een Madrid II – om een allesomvattende, duurzame en haalbare oplossing te vinden, op basis van het recht van de staat Israël om binnen veilige en erkende grenzen te leven en het recht van de Palestijnen op een levensvatbare staat, gebaseerd op de bezette gebieden, waarbij uitgebreid ingegaan wordt op de veiligheids- en ontwapeningsaspecten.
De Unie moet de dialoog met Syrië hervatten en het land bij de vredesinspanningen betrekken, o.m. door de ondertekening van de gezamenlijke associatieovereenkomst als belangrijke stap naar een efficiëntere aanpak van de mensenrechten in Syrië.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL) , schriftelijk. – (EL) Gedurende 34 dagen is de wereld getuige geweest van een militaire operatie door een leger dat tot de tanden bewapend was – dankzij de leveringen van de VS en de hypermoderne raketten die ze tot het einde toe hebben gestuurd – dat Zuid-Libanon is binnengevallen, honderden burgers heeft gedood, een derde van de bevolking op de vlucht heeft gejaagd en de economie van het land twintig jaar terug in de tijd heeft geslingerd. Israël is schuldig aan talloze oorlogsmisdaden – dat bevestigen de rapporten van Amnesty International en van Human Rights Watch.
De ontvoering van de Israëlische soldaten door Hezbollah was de aanleiding tot het uitvoeren van een vooraf beraamd plan. Als Cyprioten hebben wij nogal wat ervaring met militaire interventies en daarom verwerpen wij de zogenaamde objectiviteit die de resolutie van het Parlement kenmerkt en ook de gelijkstelling van dader en slachtoffer.
Wij steunen het embargo op het leveren van militaire uitrusting aan Israël, om zo het militaire mechanisme te doen stokken en de boodschap te verkondigen dat de internationale gemeenschap het niet eens is met de genocide die wordt gepleegd op het Palestijnse volk en zijn buurvolkeren. Wij eisen dat onze regio, inclusief Israël, tot een kernwapenvrije zone wordt uitgeroepen.
Wij moeten het beleid van Israël ten opzichte van Palestina ondubbelzinnig veroordelen en beslissen de gesprekken te hervatten om snel tot een definitieve oplossing te komen.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor de door zes fracties ingediende gemeenschappelijke resolutie over bosbranden en overstromingen gestemd. Allereerst ben ik blij dat de tekst behalve over bosbranden nu ook over overstromingen gaat. In wezen is het duidelijk dat de allengs groeiende omvang van natuurrampen en andere ongewenste gebeurtenissen waardoor gebieden en bevolkingen worden getroffen, soms de capaciteiten om op te treden van sommige lidstaten te boven gaan, zodat de Europese Unie moet bijspringen. De Europese Unie lijkt echter onvoldoende betrokken te zijn bij het oplossen van deze problemen en ik betreur dat in deze resolutie niet duidelijk en krachtiger steun wordt uitgesproken voor het idee om een Europese noodhulpmacht voor civiele bescherming te creëren. Er moeten geen civiele beschermingsambtenaren worden aangeworven, maar er moet een leidinggevend kader op Europees niveau komen, dat bepaalde civiele beschermingsdiensten binnen het grondgebied van de Unie kan coördineren, op verzoek van een lidstaat die een bepaalde situatie niet aankan.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Wij hebben vandaag tegen de gemeenschappelijke resolutie over bosbranden gestemd.
Wij betreuren de vele grote bosbranden en overstromingen waardoor Europa is getroffen. Wij zijn van mening dat de EU in bepaalde gevallen getroffen landen en regio’s financieel moet steunen wanneer zich extreme natuurrampen voordoen. Dergelijke steun mag er echter niet toe leiden dat bosbranden financieel voordeel opleveren.
Wij vinden dat de branden en overstromingen die zich ieder jaar in dezelfde regio’s voordoen, op zichzelf geen reden zijn voor communautaire instrumenten ter bestrijding daarvan of voor communautaire financiering om de getroffenen schadeloos te stellen. Integendeel, wij vinden dat deze branden en de oorzaken ervan vooral op lokaal en nationaal niveau moeten worden bestreden, en dat ook het initiatief daartoe en het benodigde geld daar vandaan moet komen.
Den Dover (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) De Britse conservatieven sympathiseren met de slachtoffers van de bosbranden van deze zomer. Deze ontwerpresolutie gaat evenwel onvoldoende in op het feit dat de meeste van deze branden bewust lijken te zijn aangestoken door pyromanen. Zelfs de eigen minister van Milieu van de Spaanse regering heeft gesuggereerd dat enkele van de branden mogelijk zijn aangestoken door bosarbeiders die boos waren omdat ze in de zomer niet waren aangetrokken door de regionale brandweerbrigades. Het is noodzakelijk dat de individuele lidstaten meer preventieve maatregelen nemen om herhaling van dergelijke opzettelijke daden te voorkomen. De Britse conservatieven zullen de gezamenlijke resolutie daarom niet steunen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij hebben voor dit verslag gestemd, ofschoon wij betreuren dat het Parlement niet is ingegaan op ons voorstel om de Commissie te verzoeken extra financiële steun aan Portugal te verlenen met het oog op het herstel van de verbrande bosgebieden in de nationale parken Peneda-Gerês en Serras d’Aire e Candeeiros, die van onschatbare ecologische, landschappelijke en economische waarde zijn.
Het verheugt ons evenwel dat het Parlement de Commissie opnieuw om een flexibele toepassing van het Europees Solidariteitsfonds heeft verzocht teneinde de tenuitvoerlegging van het Fonds te vergemakkelijken in gevallen zoals tragedies veroorzaakt door bosbranden. Bosbranden leiden niet uitsluitend tot immense verliezen, zij beïnvloeden ook de levenswijze van de lokale bevolking, met name in minder begunstigde regio’s die het hoofd moeten bieden aan de negatieve gevolgen van bosbranden voor de infrastructuur, het economisch potentieel, de werkgelegenheid, het natuurlijk en cultureel erfgoed, het milieu en het toerisme, hetgeen op zijn beurt de economische en sociale cohesie aantast.
Tot slot zijn wij ook ingenomen met de nadruk die wordt gelegd op het feit dat in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en Forest Focus aandacht moet worden besteed aan bosbrandpreventie in zuidelijke landen.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De Zweedse partij Junilistan verwelkomt internationale solidariteit wanneer een land door bosbranden of overstromingen wordt getroffen. Wij betreuren echter het feit dat de instellingen van de EU dit soort tragische gebeurtenissen proberen aan te grijpen om de invloed van de EU op verschillende beleidsterreinen te versterken. Het is in de eerste plaats de taak van de lidstaten om maatregelen te treffen om de kans op bijvoorbeeld het ontstaan van branden te verkleinen. Coördinatie van middelen en gemeenschappelijke acties kunnen ook buiten EU-verband worden gerealiseerd.
Ik stem daarom tegen deze resolutie.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Jammer genoeg bevat de resolutie slechts een kleine verwijzing naar de mogelijkheid privégronden die ingekleurd staan als bosgebied niet te herbebossen. De herclassificiering van bossen en bosgebieden, het daaruit resulterende gewijzigde grondgebruik en het legaliseren van overtredingen zijn, althans in Griekenland, de hoofdoorzaak voor het ontstaan van bosbranden, die meestal zijn aangestoken.
Deze misdaden worden in de hand gewerkt door het beleid dat bosgrond commercialiseert, privatiseert en voor andere doeleinden exploiteert en deze levenslongen offert op het altaar van de winst en zo het milieu schade berokkent.
In Griekenland wordt zelfs voorgesteld het grondwetsartikel te wijzigen dat de bossen beschermt, of wat er nog van overblijft, vooral rond de grote steden en in toeristische en residentiële gebieden, om zo alle belemmeringen weg te werken voor dit asociale en milieuonvriendelijke beleid.
Dat misdadige beleid wordt nog versterkt door het gebrek aan middelen en personeel, wat de verantwoordelijkheid van de EU en de regeringen extra onderstreept en ook de onmenselijke en milieuonvriendelijke gevolgen van het beleid dat zij voeren.
De getroffenen moeten dringend schadeloos worden gesteld. Een ander beleid is evenwel nog dringender vereist.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Wij zijn pas terug van vakantie. Normaal gezien zouden wij uitgerust moeten zijn en vol energie.
Dat is echter niet het geval. Dit jaar zijn wij tijdens de vakantie een stuk armer geworden ten gevolge van de branden die bossen hebben verwoest, huizen in vuur en vlam hebben gezet en mensenlevens hebben gekost. Wij hebben genoeg van alle excuses en voelen ons diep ontgoocheld.
Dit scenario van droogte, hete zomers en bosbranden heeft zich de laatste jaren steevast herhaald. Het is niet voldoende om te bepalen wanneer de rampen zich zullen voordoen. Er kan en moet veel meer worden gedaan.
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor crisisbeheer op hun grondgebied en zij moeten ter verantwoording worden geroepen wanneer zij niet alles doen wat in hun macht ligt om dergelijke rampen te voorkomen. Daarom verwijt ik mijn regering dat zij zich niet heeft gekweten van haar taak om het kreupelhout in het nationaal park Peneda-Gerês op te ruimen. Dat is een onbegrijpelijke fout. Daarin ligt de oorzaak van de branden.
Ik betreur het ten zeerste dat bij diverse bosbranden in zowel mijn land als andere Europese landen dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Als er één reden is waarom wij meer doeltreffende acties ten uitvoer moeten leggen dan is het deze. Het verlies van deze mensenlevens moet onze landen en de Unie ertoe bewegen passende steunmaatregelen te ontwikkelen. Wij moeten energiek optreden in de strijd tegen de bosbranden, in de strijd tegen de verwoesting van particuliere eigendommen en van onze bossen, en in de strijd voor de toekomst.
Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb deze ontwerpresolutie met tegenzin gesteund. Ik heb haar echter alleen gesteund nadat ik tegen het voorstel in de resolutie had gestemd om een volledige delegatie van het Parlement te zenden om op verschillende plaatsen de schade van de branden te bekijken. Ik vind dit in geen verhouding staan tot de ernst van de problemen en vind dat het geld dat waarschijnlijk met deze onderneming gemoeid is, beter elders kan worden besteed.
– Opschorting onderhandelingen over de Doha Development Agenda (DDA) (B6-0465/2006)
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Het is tragisch dat de onderhandelingen kapot zijn gelopen op de landbouw, want de landbouw is voor de Europese Unie en de Verenigde Staten nog geen 5 procent van het BBP, maar is zo belangrijk voor de ontwikkelingslanden. Terwijl India heeft aangeboden zijn landbouwsubsidies in 2013 te beëindigen, lijken de Verenigde Staten met alle geweld de landbouwsubsidies te willen verhogen. We kunnen slechts hopen dat het gezond verstand snel terugkeert in deze onderhandelingen, die voor velen zo belangrijk zijn!
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In de verklaringen van UNICE en commissaris Mandelson wordt de opschorting van de onderhandelingen in het kader van de WTO gedramatiseerd, als zouden hiervan met name de minst ontwikkelde landen nadeel ondervinden. Zij verdoezelen de ware inhoud van de Ontwikkelingsagenda van Doha, waarmee een groeiende liberalisering van de handel in goederen en diensten wordt nagestreefd, uitgaande van het idee dat een volkomen vrije handel waarin grote multinationals geen strobreed in de weg wordt gelegd de ontwikkeling bevordert en dat er een contradictie bestaat tussen enerzijds multilaterale en anderzijds regionale bilaterale overeenkomsten voor liberalisering van de handel. Welnu, niets is minder waar.
De WTO behartigt de belangen van de grote multinationals door te voorzien in marktexpansie, hogere winsten en een betere toegang tot de grondstoffen en door de weg te effenen voor een verregaande exploitatie van de perifere kapitalistische regio’s.
De beperkte marktexpansie van de laatste tijd en de versterking van de opkomende machten zorgen voor meer rivaliteit in het centrum en minder blinde instemming in de periferie. Er wordt meer en meer verzet geboden tegen het destructieve beleid van het IMF, de Wereldbank en de nietsontziende heerschappij van de multinationals.
Vandaar dat de periferie aan de onderhandelingstafel onder druk wordt gezet om de Agenda te aanvaarden, net zoals tijdens de Uruguay-ronde, die acht jaar geduurd heeft.
Daarom hebben wij tegen dit verslag gestemd.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik hoop dat deze ontwerpresolutie over de opschorting van de Doha-ronde een duidelijk signaal aan de onderhandelende partijen afgeeft dat dit Parlement zich blijft inzetten voor multilateralisme als een motor van de mondiale ontwikkeling.
Het is waar dat landen niet als gelijken aan tafel schuiven in de internationale handel. Dit betekent dat we onze Doha-beloften inzake “minder dan volledige reciprociteit” in NAMA, inzake speciale en differentiële behandelingen en Aid for Trade voor de armste landen moeten nakomen. Het betekent in het bijzonder dat we niet kunnen blijven toestaan dat de landbouw, die slechts 2 procent van onze economie vormt, het struikelblok in deze onderhandelingen blijft.
Ik hoop dat deze bezinningsperiode in de WTO de partijen de gelegenheid geeft om niet alleen na te denken over de manier waarop die organisatie moet veranderen, maar ook over de verdiensten van die organisatie, een uniek orgaan in het internationale recht. Bilateralisme is, met zijn ongelijke voorwaarden, een armzalig substituut voor de ontwikkelingslanden, die zullen worden gedwongen minder gunstige voorwaarden te accepteren op het gebied van de markttoegang en de intellectuele eigendomsrechten. Ik heb gestemd voor hernieuwde inzet voor deze WTO-ronde, als een ambitieuze handelsronde, maar ook als de ontwikkelingsronde die zij aanvankelijk bedoeld was te zijn.
Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk. – (FR) Tijdens de top van Genève in juni 2006 heeft Europa zich flexibel opgesteld, totdat het zich onderwierp bij het handelsoverleg van de WTO. Na op 18 december 2005 in Hongkong akkoord te zijn gegaan met het afschaffen, vanaf 2013, van onze exportsubsidies op landbouwproducten, bracht Peter Mandelson, onze commissaris en hoofd van de Europese delegatie, in Genève een royaal offer om een wereldwijd akkoord veilig te stellen: een verlaging met maar liefst 50 procent van de douanetarieven voor onze landbouwmarkt.
Brazilië, waar presidentsverkiezingen in het verschiet liggen, en de Verenigde Staten, waar verkiezingen voor het Congres in het verschiet liggen, hebben echter geen enkel risico genomen: de Verenigde Staten hebben hun hun binnenlandse subsidies niet verlaagd en Brazilië heeft zijn industriële markt niet opengesteld.
De onderhandelingen zullen uiteindelijk wel hervat worden, maar we weten nu al dat de Europese Commissie overstag is gegaan op het punt van exportsubsidies en de bescherming van onze land- en wijnbouw tegen de sociale dumping van derde landen, waar multinationals goederen produceren zonder rekening te hoeven houden met arbeidsrecht of sociale wetgeving.
Om in 2007 uit te impasse te geraken moeten we zo inventief zijn flexibele, restitueerbare en verhandelbare douanerechten te bedenken, dat wil zeggen douanerechten die aftrekbaar zijn.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Eenieder die gelooft dat handel een van de drijvende krachten is achter de economische ontwikkeling en – hetgeen zeker niet minder belangrijk is – achter de toenadering tussen volkeren, kan alleen maar betreuren dat men in juli heeft besloten de onderhandelingen in het kader van de ronde van Doha voor onbepaalde tijd op te schorten. Het is slecht nieuws dat de onderhandelingen in een impasse zijn terechtgekomen.
Het is lang niet de bedoeling om onmiddellijk alle grenzen open te gooien of alle overheidssteun stop te zetten. Op het vlak van de economie houden utopieën een groot gevaar in en vallen overhaaste beslissingen doorgaans veel te duur uit. Desalniettemin bestaat er behoefte aan een open wereldhandel die voorziet in een groeiend aantal handelstransacties tussen Noord en Zuid, tussen de zuidelijke landen onderling en tussen de meer en minder ontwikkelde landen. Er is een eerlijke en evenwichtige oplossing nodig waarmee recht wordt gedaan aan de meest concurrerende producenten, de hardst werkende uitvoerders en een andere niet minder belangrijke maar vaak vergeten marktspeler, de consument.
De Europese Unie moet erin slagen een stap voorwaarts te zetten. Zij moet een bevredigende overeenkomst bereiken tussen de lidstaten en zij moet een leidende rol spelen in de WTO. Een wereld met een vrijere handel is een vrijere wereld.
Alyn Smith (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, handelsaangelegenheden moeten zo mogelijk mondiaal worden aangepakt, en het is de moeite waard door te gaan als we momenteel geen overeenstemming kunnen bereiken. Het alternatief is een moeras van ongelijke bilaterale overeenkomsten, die grotendeels in het nadeel van de ontwikkelingslanden zullen zijn; we zien de situatie nu al verslechteren. Het kost duidelijk meer tijd om tot overeenstemming te komen, maar voor de korte termijn hebben we andere wapens tot onze beschikking. De “Aid for Trade”-agenda is een nuttig middel om aan effectieve ontwikkeling te werken. Ik zou graag vooruitgang met deze agenda zien, terwijl de Commissie, naar ik natuurlijk hoop, zal blijven aandringen op substantiële vooruitgang in de WTO zelf.
Brigitte Douay (PSE), schriftelijk. – (FR) De Franse pers heeft de afgelopen maanden herhaaldelijk bericht over de schade die de namaak van producten en merken toebrengt aan de economie. Hieruit blijkt dat dit fenomeen, mede door de mondialisering, zeer verontrustende proporties aanneemt, waarvan overheid en burgers zich steeds meer bewust worden. Zo zijn in Europa naar schatting honderdduizend banen verloren gegaan vanwege het vervaardigen en in omloop brengen van namaakproducten.
Behalve de bescherming van intellectueel eigendom kan namaak echter ook dramatische gevolgen hebben voor de volksgezondheid. Dit is het geval bij het namaken van medicijnen en vaccins, hetgeen het leven van miljoenen mensen in gevaar brengt, met name in ontwikkelingslanden, en vooral in Afrika.
De bescherming van de consument is een belangrijke taak van de Europese Unie. De EU moet dan ook haar wetgeving harmoniseren en versterken om deze plaag te bestrijden. Ook moet ze bijdragen aan het versterken van de regelgeving in de derde landen.
Ik heb dan ook vol overtuiging vóór de resolutie betreffende de namaak van medicijnen gestemd.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik had er geen moeite mee deze resolutie te steunen. De namaak van medicijnen is de ernstigste en meest amorele vorm van vervalsing, aangezien hij de gezondheid van miljoenen consumenten in gevaar brengt. Dit probleem doet zich vooral voor in de ontwikkelingslanden, waar medicijnen zonder de essentiële actieve ingrediënten circuleren (in sommige landen wel 50 procent van de beschikbare medicijnen) en worden gebruikt om dodelijke ziekten zoals hiv/aids, tuberculose en malaria te behandelen.
Er is geen reden waarom het namaken van medicijnen en de distributie daarvan binnen of over grenzen geen misdrijf zou zijn in het internationale recht. Mijn collega’s en ik zouden graag een betere coördinatie zien van de nationale en transnationale instanties die betrokken zijn bij de strijd tegen piraterij. Ik sta er ook achter dat de EU het voortouw neemt in de vergroting van de regelgevings- en kwaliteitscontrolecapaciteit voor medicinale producten en medische apparatuur die op de markt worden gebracht in landen die over weinig middelen beschikken.
Ik roep de autoriteiten en de farmaceutische bedrijven op de herkomst en kwaliteit van de beschikbare medicijnen te blijven garanderen, in het besef dat het van het grootste belang is deze gevaarlijke vorm van piraterij te bestrijden.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dit Parlement hanteert vandaag een enigszins tegenstrijdige benadering. Enerzijds ligt er een verslag, van mevrouw Wallis, waarin wordt voorgesteld toe te treden tot de Haagse Conferentie teneinde de collisieregels op één leest te schoeien, hetgeen me een uitstekend idee lijkt. En anderzijds gaan er stemmen op om het Europese verbintenissenrecht van A tot Z te uniformeren. Ik denk dat de eerste benadering de juiste is, terwijl op de tweede veel meer aan te merken valt.
Wat het Europese verbintenissenrecht betreft, lijkt het me voldoende om bijvoorbeeld te besluiten dat de toepasselijke wet de door partijen gekozen wet is, en als ze geen toepasselijke wet hebben gekozen, dat dan de wet van de plaats waar de overeenkomst is gesloten toepasselijk is, en als de overeenkomst is gesloten tussen partijen die gevestigd zijn in verschillende plaatsen, dat dan de wet geldt van de plaats waar de overeenkomst ten uitvoer wordt gelegd. Deze doodeenvoudige regel komt tegemoet aan het legitieme streven naar rechtszekerheid zonder dat op enigszins willekeurige en autoritaire wijze de nationale wetgeving van alle lidstaten hoeft te worden geüniformeerd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Luchtvaartmaatschappijen die passagiersvluchten naar de Verenigde Staten verzorgen, verlenen op verzoek van de autoriteiten persoonsgegevens uit het PNR-bestand (Passenger Name Records) aan de Amerikaanse veiligheidsagentschappen, onder het voorwendsel van de zogenaamde ‘strijd tegen het terrorisme’. Het gaat om 34 soorten gegevens, waaronder hotel- en reisreserveringen, telefoonnummers, e-mailadressen, privé-adres en zakelijk adres, eetvoorkeuren, kredietkaartnummers en tal van andere informatie.
Het Parlement heeft deze overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten illegaal verklaard op grond van het feit dat de beschikking geen rechtsgrondslag had en juridisch onduidelijk was en vanwege de buitensporige hoeveelheid persoonsgegevens. Doel van het Parlement was om de burgerrechten, vrijheden en garanties te vrijwaren die zijn vastgesteld in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het Hof van Justitie heeft het Parlement in het gelijk gesteld met betrekking tot de rechtsgrondslag en heeft het besluit van de Raad nietig verklaard met ingang van 1 oktober 2006.
Wij hebben hier voor de zoveelste keer te maken met een onaanvaardbare situatie, waaraan dringend een einde moet komen, aangezien de huidige veiligheidsdrang – waarvan de nietig verklaarde overeenkomst een duidelijk voorbeeld is – tal van rechten, vrijheden en garanties ondermijnt. Wij mogen niet dulden dat de soevereiniteit van de Verenigde Staten prevaleert boven die van de lidstaten van de Europese Unie, want dat was uiteindelijk het doel van de overeenkomst: waarborgen dat de huidige en toekomstige Amerikaanse wetgeving op dit gebied zou worden toegepast.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) De Europese Unie moet dringend een overeenkomst met de Verenigde Staten bereiken over het gebruik van persoonsgegevens, aangezien op dit vlak vanaf 1 oktober 2006 een rechtsvacuüm ontstaat. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat wij met een welomlijnd standpunt naar de onderhandelingstafel trekken.
De bescherming van de fundamentele rechten van onze burgers moet hoe dan ook de basispijler van de onderhandelingen vormen. Wij mogen echter niet uit het oog verliezen dat de wereld een angstaanjagend oord is waar preventie en bestrijding van terrorisme een steeds belangrijkere waarde en doelstelling zijn.
De globalisering heeft nieuwe werelden en nieuwe handelsmogelijkheden geopend, zij heeft de burgers in de gelegenheid gesteld nieuwe streken te verkennen, maar zij heeft er ook toe bijgedragen dat nieuwe monsters hun klauwen laten zien. Terrorisme en georganiseerde misdaad zijn hiervan een levend bewijs.
Er bestaat een dringende behoefte aan duidelijke en nauwkeurige maatregelen om onze burgers te beschermen tegen mogelijke aanvallen op hun leven, hun bezittingen en hun fundamentele rechten. Ik ben ervan overtuigd dat ook onze onderhandelingspartners zich door deze beginselen zullen laten leiden en dat in de overeenkomst de nodige aandacht zal worden besteed aan de bescherming van onze burgers.
Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik wil mijn waardering uitspreken voor het prima verslag van mijn collega, de heer Sifunakis, over de bescherming van het Europese culturele, natuurlijke en architectonische erfgoed van plattelands- en eilandgebieden.
Als afgevaardigde van een plattelandsgebied waarvan het natuurlijke erfgoed, het oude architectonische erfgoed en het rijke culturele erfgoed beschermd is, weet ik het belang van dit verslag op waarde te schatten.
Ik denk ook dat het erfgoed van onze plattelands- en eilandgebieden zo bijzonder en rijk is door het veelzijdige en sterk identiteitsgebonden karakter ervan.
Ik ben het volledig eens met de maatregelen die in het verslag worden genoemd om kleine traditionele leefgebieden op passende wijze te beschermen, in stand te houden en in waarde te doen stijgen.
De vereiste middelen moeten worden gemobiliseerd, zowel op het niveau van de structuurfondsen als de milieukredieten en nationale kredieten.
Alle Europese initiatieven, zoals de “Prijs van de Europese Unie voor het culturele erfgoed” en de “Europese Dagen van het Erfgoed” moeten aangemoedigd en onder de aandacht gebracht worden teneinde de diversiteit en rijkheid van het Europese erfgoed te ontwikkelen, als een factor van sociale cohesie.
Overigens ben ik van mening dat we meer belang zouden moeten hechten aan het behouden en overdragen van regionale talen en dialecten die gesproken worden in onze dorpen en op onze eilanden, want ook die maken deel uit van ons erfgoed.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer Sifunakis over de bescherming van het Europese natuurlijke, architectonische en culturele erfgoed in plattelands- en eilandgebieden, omdat ik van oordeel ben dat het culturele erfgoed meer aandacht verdient en ten volle geïntegreerd dient te worden in het beleid en de financieringsprogramma's van de Europese Unie, bijvoorbeeld in de structuurfondsen.
Gelet op het feit dat 90 procent van het grondgebied van de uitgebreide Unie uit plattelandsgebieden bestaat en een rijk en waardevol natuurlijk en cultureel kapitaal herbergt, is het van vitaal belang dat wij meer investeren in de ontwikkeling van lokale economieën om de ontvolking van het platteland tegen te gaan, een ‘nieuwe en duurzame vorm van toerisme’ te bevorderen en te steunen en het behoud van lokale kennis en traditionele beroepen te waarborgen.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk. (PT) Ik heb gestemd voor het verslag van de heer Sifunakis (Fractie van de Europese Sociaal-Democraten, Griekenland) over de bescherming van het Europese natuurlijke, architectonische en culturele erfgoed in plattelands- en eilandgebieden, omdat ik van oordeel ben dat het historische en culturele erfgoed van landelijke eilandgebieden in belangrijke mate zou moeten bijdragen aan de bevordering van de sociale en economische ontwikkeling in deze regio’s.
Ik ben tevens van oordeel dat de waarde van dit verslag ligt in de nadruk die wordt gelegd op het concept van duurzame ontwikkeling, dat garanties biedt voor een vitaal evenwicht tussen de lokale bevolking en het milieu, en op de geïntegreerde benadering inzake traditionele landbouwgebieden. Wat de deelname van het maatschappelijk middenveld betreft, lijkt het mij belangrijk te onderstrepen dat de heer Sifunakis sterk aandringt op het betrekken van het lokale publiek bij de opstelling en tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen. Het gaat daarbij onder meer om de volgende initiatieven: systematische bestudering van het culturele erfgoed en schepping van een passend wetgevingskader om de bescherming van dat erfgoed te waarborgen; financiële bijstand voor de restauratie van lokale monumenten en ten behoeve van de handhaving van traditionele landbouwmethoden; alomvattende restauratie van traditionele gebouwen en traditionele vormen van architectuur; behoud van lokale kennis en traditionele beroepen die van generatie op generatie zijn doorgegeven.
Het verslag getuigt van kwaliteit. Daarom heb ik voor gestemd en wens ik de heer Sifunakis nogmaals te feliciteren.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Ondanks de contradicties en een paar kwesties die wij niet kunnen onderschrijven, hebben wij voor de slotversie van de resolutie gestemd omdat wij het belangrijk vinden steun te verlenen voor de bescherming en instandhouding van het culturele erfgoed door middel van de structuurfondsen en bestaande communautaire initiatieven zoals Leader +, Urban II en Interreg III, die tijdens de volgende begrotingsperiode (2007-2013) geïntegreerd zullen worden in de nieuwe financieringsinstrumenten van het GLB.
Wij vinden het tevens een goede zaak dat de Commissie wordt opgeroepen om maatregelen te nemen teneinde de toegankelijkheid te vergroten en kleine bedrijven, traditionele ambachten en beroepen en lokale tradities en gewoonten aan te moedigen door een speciale groots opgezette campagne ter promotie van dorpjes en gemeenschappen binnen de lidstaten, om concreet bij te dragen aan het ontwikkelen van de lokale economie en om de uittocht uit het platteland te helpen beteugelen .
Bovendien wordt de Commissie en de lidstaten verzocht samen te werken met de Raad van Europa teneinde traditionele dorpen en het architectonisch erfgoed in plattelands- en eilandgemeenten verder te ontwikkelen in het kader van het initiatief “Dagen van het Europees cultureel erfgoed” opdat het Europese publiek zich bewuster wordt van de waarde van hun lokale en regionale culturele identiteit.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De Zweedse partij Junilistan is van mening dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel de lidstaten, regio’s en plaatselijke gemeenschappen het natuurlijke, architectonische en culturele erfgoed kunnen en moeten beschermen.
Wij nemen uitdrukkelijk afstand van het kunstmatig in het leven roepen van een gemeenschappelijk Europees erfgoed op EU-niveau. Het idee om een wettelijk kader op EU-niveau in te voeren om het culturele erfgoed op het platteland te beschermen, is onrealistisch. Dit moet op lidstaatniveau worden geregeld.
Zoals altijd heeft de Commissie cultuur en onderwijs van het Europees Parlement in haar verslag haar fantasie weer eens de vrije loop gelaten. In paragraaf 21 van het ontwerpverslag wordt een actie voorgesteld ten gunste van kleine, traditionele gemeenschappen, in de lijn van de invoering van culturele hoofdsteden. Dat zou tot nieuwe kosten voor de EU-begroting leiden.
In paragraaf 24 van het ontwerpverslag wordt voorgesteld een Jaar van het Europees cultureel erfgoed in te stellen. Het Europarlement stelt vaak voor om bepaalde jaren aan het een of andere thema te wijden. Het is in de praktijk echter onmogelijk om die allemaal te organiseren.
Ik stem tegen het verslag als geheel.
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Ik feliciteer de heer Sifunakis met dit belangrijke en bijzonder opportune verslag over de bescherming van het Europese natuurlijke, architectonische en culturele erfgoed in plattelands- en eilandgebieden, dat mijn volle steun geniet. Ik ben het met name met de rapporteur eens dat de Europese Unie gezamenlijke maatregelen moet nemen om het erfgoed te beschermen. Het gaat daarbij om zowel het architectonische als het natuurlijke erfgoed van de regio’s waarop de levenswijze van de lokale bevolking in de loop der tijden zijn stempel heeft gedrukt.
Het behoud van de verschillende elementen van het culturele erfgoed vormt de basis voor de toekomstige sociale en economische ontwikkeling van tal van Europese regio’s en zal derhalve bijdragen aan de milieubescherming, het scheppen van werkgelegenheid en de Europese integratie. Bovendien is het een middel om de ontvolking en uittocht uit het platteland tegen te gaan.