De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0253/2006) van Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (COM(2005)0671 - C6-0033/2006 - 2005/0279(CNS)).
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie . - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u bedanken voor de mogelijkheid om onze voorstellen voor nieuwe invoerbepalingen voor biologische producten te bespreken, ook al is het aan de late kant. Daarnaast wil ik de heer Graefe zu Baringdorf bedanken voor zijn goede verslag.
Het betreft een zeer belangrijke sector, met meer dan 150 000 bedrijven op 4,4 miljoen hectare, een geschatte omzet van bijna 11 miljard euro in 2002 en een duidelijke tendens naar meer groei. Wanneer we rekening houden met het zeer grote aantal producten op de markt en het aantal verwerkte producten dat een of meerdere geïmporteerde ingrediënten bevat, blijkt duidelijk dat invoer van vitaal belang is voor de ontwikkeling van de biosector in de Europese Unie.
We moeten ervoor zorgen dat de consumenten erop kunnen vertrouwen dat de bioproducten die ze kopen ook werkelijk biologisch zijn, los van het feit of ze zijn geïmporteerd of binnen de Europese Unie zijn geproduceerd. Ook moeten we oneerlijke concurrentie voor Europese biologische producenten vermijden. Tegelijkertijd hebben we behoefte aan duidelijke regels voor onze handelspartners, zodat de biologische productie kan blijven groeien.
Sinds 1992 kunnen ingevoerde producten de Europese Unie binnenkomen via derde landen die door de Gemeenschap worden erkend als landen die gelijkwaardige officiële garanties bieden. Het gaat momenteel om een lijst van zeven landen en nog eens ongeveer hetzelfde aantal dat een aanvraag heeft ingediend. Daarnaast kunnen producten ook worden geïmporteerd via toelatingen van de lidstaten voor de invoer van specifieke zendingen. Dit systeem wijkt af van de gebruikelijke regels, die aan het einde van 2006 aflopen. Met dit voorstel willen we de lacune vullen die valt tussen deze datum en 1 januari 2009, wanneer het algemene voorstel dat we hebben ingediend van kracht wordt. Hierin zijn overigens exact dezelfde invoerbepalingen vervat als we vanavond bespreken. Er is geen verschil tussen wat we nu voorstellen en wat zal worden opgenomen in het centrale voorstel dat op 1 januari 2009 van kracht wordt. We stellen voor om de lijst van derde landen ongewijzigd te laten, maar om de toelatingen van de lidstaten te vervangen door een permanent Gemeenschapssysteem. Tot slot biedt ons voorstel directe toegang voor producten die aan alle vereisten voldoen, zodat we onze internationale handelsverplichtingen nakomen.
Ik heb gezien dat in het verslag wordt gepleit voor een extra waarborg voor de laatstgenoemde mogelijkheid van directe toegang. Ik geloof niet dat onze standpunten hierover sterk van elkaar verschillen. We willen maximale garanties vragen van marktdeelnemers in derde landen die deze mogelijkheid willen gebruiken, maar we willen niet het risico lopen dat dit door het WTO-systeem wordt aangevochten.
Daarom kan ik de amendementen 1 en 2 gedeeltelijk aanvaarden. In principe kan ik in hoge mate akkoord gaan met uw andere amendementen, maar ik houd dit voorstel graag zo beknopt en eenvoudig mogelijk. Dit betekent dat de belangrijkste noodzakelijke bepalingen erin staan, maar niet meer dan dat. Overige details moeten wat mij betreft worden opgenomen in de toekomstige uitvoeringsbepalingen.
Daarnaast heb ik met genoegen nota genomen van de grote bereidheid om de ontwikkeling van de lokale controleorganen in derde landen te steunen. Hoewel dit een beleidsonderdeel is waar ik achter sta, hoort het niet thuis in deze verordening.
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken)
De Voorzitter. Commissaris, ik vraag om uw begrip. Het spijt me zeer, maar we moeten werken binnen tijdslimieten die al ruimschoots zijn overschreden.
De rapporteur heeft vijf minuten. Ik verzoek hem er maar vier te gebruiken.
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is nu toch al laat en aangezien u en wij er hoe dan ook moeten zijn – de Commissie is ook aanwezig – moeten we niet moeilijk doen over een kwartiertje meer of minder. Of het nu twaalf uur of kwart over twaalf wordt, maakt echt niets meer uit. Ik zal mijn vijf minuten ten volle benutten.
Mevrouw de commissaris, wij zijn het redelijk eens over de beoordeling van de situatie: de biomarkt maakt een grote bloei door, waarbij zich tevens een verschuiving voordoet van producenten die hun waar rechtstreeks op de markt brengen, de speciaalzaken en natuurvoedingswinkels, naar ketens die nu ook instappen omdat ze willen profiteren van de bloeiende markt voor biologische producten. Als zij instappen zullen zij een aandeel opeisen van 10 tot 20 procent, een aanzienlijk percentage dat de Europese producenten niet kunnen opbrengen.
Uw houding ten opzichte van de bestaande verordening is niet consistent. Enerzijds zegt u de hierin vervatte bepalingen inzake de handel met derde landen te willen wijzigen, hetgeen neerkomt op een herziening, en anderzijds stuurt u aan op een geheel nieuwe verordening door de kern van de materie aan te pakken. Dat vinden wij nogal dubieus, temeer daar de manier waarop u de meeste bepalingen – bijna elk derde artikel – van de ontwerpverordening behandelt, de indruk wekt dat u nadere bijzonderheden via de comitologieprocedure, dat wil zeggen in de uitvoeringsbepalingen geregeld wilt hebben. Dat is ons niet nauwkeurig genoeg. Wij van het Parlement hebben bij u aangedrongen op verbeteringen; daarom hebben we enkel een werkdocument voorgelegd in plaats van een verslag.
Wat de invoer – de betrekkingen dus met derde landen – betreft, achten wij het noodzakelijk dat de ketens de producten verkrijgen in de hoeveelheden die ze nodig hebben. Het probleem is echter dat de productie in die landen niet overeenstemt met de EU-normen. Het is dan ook dringend geboden de regels op dit punt aan te scherpen. Daar staan wij achter, terwijl we ons in verband met de kernverordening afvragen of u niet te veel tegemoetkomt aan de eisen van de ketens, die niet geïnteresseerd zijn in de naam van de producenten en die van de gevestigde bio-organsiaties, maar streven naar anonimisering van de inkoop om de waar onder eigen vlag op de markt te brengen. Wij zien uiteenlopende tendensen en wij hebben in een enkel geval onze bedenkingen, maar op dit punt staan wij achter u. Wij willen graag dat de EU-normen in derde landen worden aangehouden.
We hebben gesproken over derde landen die zijn aangemeld, maar voor 70 procent van de invoer wordt nog steeds gewerkt met zogenaamde "invoervergunningen". Hierbij wordt niet het productieproces gecontroleerd maar in feite enkel de begeleidingsdocumenten, en daaruit zou dan moeten blijken dat een product "biologisch" is. We weten het, papier is geduldig. Het gaat er echter om dat ook in de landen in kwestie de normen van de Europese Unie worden nageleefd.
U stelt dat wij in onze amendementen wat verder zijn gegaan. Wat betreft de doelstelling, mevrouw de commissaris, zitten we echter op één lijn. We hebben op een paar gebieden verduidelijkingen aangebracht en wij willen dat het Europees Parlement, net als de verschillende landen in kwestie, bij het aanmeldingsproces wordt betrokken. We zouden graag zien dat dit in een verslag van de Commissie wordt vastgelegd. Daarin zou vermeld moeten worden hoever u gekomen bent met de verzameling van de gegevens en hoever de aanmelding is gevorderd. Verder willen we dat er een databank tot stand wordt gebracht waar de verzamelde gegevens over de derde landen worden opgenomen zodat er doelgerichte controles, met inbegrip van een risicocontrole, kunnen worden verricht om te voorkomen dat er fraude wordt gepleegd, want we kennen onze pappenheimers.
We willen graag dat er bij dit verslag rekening wordt gehouden met de punten van kritiek die wij naar voren hebben gebracht en dat u de gegevens die u verzamelt ook daadwerkelijk voorlegt aan het Parlement. We willen niet dat hetzelfde gebeurt als bij de studie inzake de gekwalificeerde markttoegang, die uiteindelijk enkel markttoegang heeft opgeleverd, maar waarbij van kwalificatie niets terechtgekomen is.
Wat wij nu willen – dit in verband met uw woorden over de WTO –, is een voorbeeld van iets dat ons in een richting leidt die uitmondt in een situatie waarin de handel "gekwalificeerd" wordt.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Albert Jan Maat, namens de PPE-DE-Fractie. – Voorzitter, ik wil mij bij het protest van de rapporteur aansluiten. Een commissaris die er altijd is en regelmatig in de commissievergaderingen is, wordt vanavond na 5 minuten afgehamerd! Wij hebben vanmiddag in de stemming tien minuten moeten wachten op haar collega Frattini, die vijftien minuten spreektijd krijgt. Deze commissaris is op welk tijdstip dan ook altijd aanwezig. Dat wij 's avonds om half twaalf of om twaalf uur debatten voeren over het landbouwbeleid, heeft te maken met uw agenda.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
Ik sluit mij bij dat protest aan en ik zal het morgen ook melden bij de voorzitter van de Landbouwcommissie.
Ik ga nu op het onderwerp in, maar ik herhaal mijn sterke kritiek dat hier een landbouwcommissaris is afgehamerd die niet om dit tijdstip heeft gevraagd, maar hier wel is en serieus met ons in debat gaat. Het tijdstip waarop zij hier is, is niet haar keuze maar is de keuze van uw Bureau.
De Commissaris heeft gezegd dat ze begrijpt wat het Parlement wil. De essentie van het onderwerp dat we vandaag bespreken, is dat importproducten moeten voldoen aan de eisen van de productie in de Europese Unie. Dat is essentieel en dat is in het verslag duidelijk gesteld. Mijn fractie, de EVP, is tevreden met de uitslag in de Landbouwcommissie en wat daar besproken is, is in amendementen weergegeven.
Ik wil er nog een politieke opmerking aan toevoegen. In de komende handelsovereenkomsten, de wereldhandelsverdragen, is het essentieel dat importproducten voldoen aan dezelfde eisen als de Europese producten. Dat geldt niet alleen voor de biologische landbouw maar ook voor de landbouw in haar geheel. Ik hoop dat wij als Parlement de Landbouwcommissaris op dat punt voldoende rugdekking zullen geven, ook in de discussie in de Europese Commissie met haar collega Mandelson. Ik wil de rapporteur danken voor zijn verslag en ik zal mijn fractie morgen aanbevelen om voor het verslag te stemmen zoals het geamendeerd is in de Landbouwcommissie.
De Voorzitter. Hartelijk dank. Ik vraag de afgevaardigden om begrip voor het feit dat de werktijd van de tolken om 24.00 uur afloopt. We kunnen nog een paar minuten doorgaan, maar niet veel langer. Ik wil het risico niet lopen dat we morgen zonder tolken zitten en u zou dat risico eveneens niet moeten lopen. Ik verzoek u simpelweg zich te houden aan de tijd die u is toegekend.
De heer Graefe zu Baringdorf zei dat hij de volle vijf spreektijd zou benutten en dat heeft hij ook gedaan. Hij heeft volledig gebruik gemaakt van de vijf minuten spreektijd die hem zijn toegekend. Er is dan ook geen reden om bezwaar aan te tekenen.
María Isabel Salinas García, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik zal mij houden aan de toegewezen spreektijd.
De Commissie is eind 2005 gekomen met een tweetal wetgevingsvoorstellen: een voorstel voor een verordening betreffende de biologische productie, die de huidige verordening vanaf 2009 zal vervangen, en het onderhavige voorstel voor een invoerstelsel.
Wat de invoer betreft was het wenselijk en dringend noodzakelijk het communautaire systeem te verbeteren, vooral voor het doorvoeren van een definitieve vereenvoudiging van het vergunningenstelsel voor de invoer uit derde landen waarin de situatie op het gebied van de biologische productie anders is of was, en om de markttoegang te vergemakkelijken van biologische producten, die op het ogenblik maar zwakke bestuurlijke structuren hebben.
Mijn fractie is van mening dat de voorgestelde wijziging deze prijzenswaardige doelstellingen nastreeft. Toch zou ik de aandacht willen vestigen op het feit dat we deze wijziging niet kunnen of mogen doorvoeren – zoals de commissaris zelf heel terecht heeft opgemerkt – door de consumentengaranties voor ingevoerde biologische producten te beperken, of door de aanzet te geven tot concurrentie die oneerlijk is voor de Europese producent. Dat zijn mijns inziens twee reële risico’s.
Het is dringend noodzakelijk dat er inspectieprocedures komen waarin deze risico’s in aanmerking worden genomen en die gebaseerd zijn op duidelijke regels, en daarom is het zo urgent dat de erkenning en de accreditatie van certificatieorganen op Europese schaal worden geregeld. In dit verband zou ik de rapporteur geluk willen wensen met zijn werk en met de inspanningen in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling.
Niettemin wil ik er op wijzen dat hier niet meer dan een deel van de regelgeving over biologische producten aan de orde komt. Het verslag over de verordening zit in een impasse, onder meer omdat de rapporteur van dat verslag beweert dat zij niet alle documentatie van de Commissie ontvangen heeft.
Ik zou er hierbij dan ook bij de Commissie op aan willen dringen dat zij al het mogelijke in het werk stelt om deze situatie te verhelpen en ervoor te zorgen dat het verslag zijn weg kan vervolgen, dat het de parlementaire procedure doorloopt en dat we een heldere, eenvoudige en voor deze markt doeltreffende regelgeving kunnen vaststellen, waarmee de onzekere situatie waarin de biologische producten nu verkeren, vermeden wordt.
Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur van harte feliciteren met zijn uitstekende verslag over het Commissievoorstel voor wijziging van de huidige verordening voor landbouw in derde landen en invoer in de EU van biologische producten.
Het is voor iedereen duidelijk dat de wereldwijde vraag naar bioproducten toeneemt. De lidstaten van de EU vormen hierop geen uitzondering. De invoer van bioproducten uit derde landen kan dus erg lucratief zijn, maar helaas kan de kwaliteit van een geïmporteerd product momenteel in de praktijk niet altijd worden gegarandeerd. We zijn dan ook zeer tevreden met dit langverwachte Commissievoorstel. Tegelijkertijd erkennen we dat het voorstel een aantal zwakke punten en lacunes bevat. De rapporteur heeft deze opgespoord en wil ze corrigeren met een aantal amendementen, die we stuk voor stuk verstandig en billijk vinden. De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling heeft zijn inspanningen aangevuld door eveneens een aantal goede amendementen voor te stellen.
Hoewel we tegen geen enkel amendement echt een bezwaar hebben, willen we erop wijzen dat het grootste probleem in verband met de garantie voor de strikte naleving van de verordeningen die binnenkort EU-wetgeving zullen worden, de tenuitvoerlegging is. Dit is namelijk de zwakke schakel wanneer veel Europese wetten worden gebundeld. We vrezen daarom dat deze wetgeving nog steeds zal lijden onder een inefficiënte toepassing, ondanks de verbeteringen die de talrijke amendementen zeker zullen aanbrengen.
Hopelijk blijkt in de toekomst dat ik me vergis. Laat ik tot slot de rapporteur nogmaals feliciteren met zijn goede werk.
Andrzej Tomasz Zapałowski, namens de IND/DEM-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag over het ontwerpverslag over de etikettering van biologische landbouwproducten strookt met de algemene trend in de wereld met betrekking tot de vraag naar gezond voedsel. Wij worden momenteel geconfronteerd met een overproductie van voedsel in de landen van de Europese Unie. Wij zien eveneens dat het aantal ziekten dat het gevolg is van consumptie van met chemische stoffen verzadigd voedsel, aanzienlijk is toegenomen. De consumenten kopen daarom liever voedsel dat duurder maar veiliger is. In veel landen kan men dergelijk voedsel niet produceren wegens de slechte bodemconditie van uitgestrekte gebieden. Evenmin kan men dergelijk voedsel produceren in grote landbouwbedrijven. Deze situatie is een kans voor de landen waar de bodem nog vrij onbeschadigd is en waar er kleine en middelgrote boerderijen zijn. Zij is ook een middel om tenminste een deel van het werkloosheidsprobleem in de plattelandsgebieden op te lossen.
Natuurlijk hebben wij ook zorgen wegens de binnenkomst in de Europese Unie van ongezond voedsel. Misleiding is schering en inslag in de internationale handel. Binnenkort worden wij misschien overspoeld door zogenaamd gezond voedsel uit bijvoorbeeld China. Het op de Europese markt verschijnen van voedsel dat in theorie gezond is maar geproduceerd is met genetische gemodificeerde planten, is eveneens een risicofactor. Om beide gevallen het hoofd te kunnen bieden moeten wij voorschriften uitvaardigen waarmee de import van biologisch voedsel van buiten de Unie ronduit wordt verboden, tenzij er absolute zekerheid is ten aanzien van de kwaliteitsnormen waarmee dit voedsel is geproduceerd.
Agnes Schierhuber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte dames en heren, ook ik wil om te beginnen de rapporteur bedanken voor zijn werkelijk uitstekende verslag.
Biologische landbouw is voor veel boeren een productiealternatief. Door de gentechnologie wordt de toch al stijgende vraag naar biologische producten afkomstig van gecontroleerde en gecertificeerde bedrijven alleen maar groter. De detailhandel voor voedselproducten haalt ongeveer 5 procent van zijn kwantitatieve omzet uit biologische levensmiddelen. Consumenten kopen biologische producten omdat ze beter smaken en omdat ze zich betrokken voelen bij het milieu en het welzijn van dieren en ook omdat ze willen bijdragen aan een samenhangend en gevarieerd landschap.
Het zijn juist landen als mijn land Oostenrijk die in de concurrentiestrijd met de grote landbouwlanden het onderspit delven als er wordt gemikt op kwantiteit. We moeten ons daarom volledig richten op de kwaliteit van het product en het milieu en daarbij streven naar het allerhoogste.
De biologische landbouw neemt in Oostenrijk een belangrijke plaats in. Het aandeel van de bioboeren in de totale landbouw bedraagt 11,2 procent en daar zijn we heel blij mee. De totale omzet uit de verkoop van biologische levensmiddelen bedraagt in Oostenrijk jaarlijks circa 450 miljoen euro. Het vertrouwen in bioproducten kan alleen in stand blijven als we op alle gebieden, dat betekent voor alle producten, of ze nu uit de EU of uit derde landen afkomstig zijn, strikte controles uitvoeren. Alleen dit biedt de garantie dat de consument bereid is de hogere prijzen voor biologische producten te betalen.
Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de productie van biologische voeding wordt steeds belangrijker in mijn kiesdistrict in Ierland. Met de jaren zijn de Ierse boeren steeds trotser geworden op de hoge kwaliteit van hun natuurlijk geproduceerde voeding. Voor velen onder hen was de overstap naar bioproductie een logische ontwikkeling.
Ik ben betrokken bij een aantal amendementen. Een ervan heeft tot doel om de GGO-contaminatie van biologische zaden te beperken tot minder dan 0,1 procent. Dit is een aanvullende garantie bij de oorspronkelijke verordening, waarin enkel staat dat de moederplant, niet het zaad, biologisch moet zijn geproduceerd.
Het amendement op artikel 16 versterkt de definitie van biologische landbouwproducten. Het voorstel van de Commissie laat een aantal uitzonderingen op regels voor bioproductie toe, bijvoorbeeld voor het opzetten van biologische bedrijven of het oplossen van beheersproblemen met veebestanden. Dit zou tot gevolg hebben dat niet-biologische en niet GGO-vrije producten als biologisch op de markt komen. We moeten dit artikel juist aanpassen om misbruik te beheersen. Dit betekent dat uitzonderingen enkel worden toegestaan in specifiek vermelde en ongebruikelijke situaties, zoals een uitbraak van vogelpest.
Als we van de consument vragen om biologische producten te kopen, moeten we wel garanderen dat wat hij koopt ook daadwerkelijk biologisch is.
Ioannis Gklavakis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijn gelukwensen aan het adres van de rapporteur. Wij betalen tegenwoordig een hoge prijs, omdat onze voeding bestaat uit vaak ongezonde producten. Veel van die producten bevatten chemische stoffen die in de landbouw worden gebruikt. Daarom moet men overgaan tot de mediterrane voedingswijze en producten gebruiken waarin niet zoveel kunstmest en plantenbestrijdingsmiddelen zitten. Biologische producten zorgen voor betere voeding, en daarom zien wij dat de biologische teelt zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, en dat is ook goed zo.
Om de consument te kunnen beschermen heeft de Europese Unie, mijn inziens volkomen terecht, productievoorschriften en strenge controles ingevoerd. Ik heb echter twijfels over de biologische producten die uit derde landen worden ingevoerd. De vraag is of bij de teelt daarvan de door de Europese Unie toegepaste normen worden gerespecteerd. De certificaten die de biologische producten uit derde landen vergezellen, moeten altijd op de desbetreffende partij worden vermeld. De bedrijven uit de derde landen die biologische producten voor export naar de Europese Unie telen, moeten elk jaar worden gecontroleerd. De Europese Unie wil biologische producten. Om echter de consumenten te kunnen beschermen en gelijke mededingingsvoorwaarden voor onze eigen telers te kunnen garanderen, moeten deze controles worden verricht. Anders maken wij alleen de supermarktketens rijker, ten koste van de gezondheid van de consumenten en ten koste van de Europese boeren.
Neil Parish (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Graefe zu Baringdorf bedanken voor een zeer goed verslag en de commissaris voor haar aanwezigheid op dit late uur. Ik zou u dan ook willen vragen om de commissaris voldoende tijd te geven voor een degelijke samenvatting aan het einde van het debat. Ze is immers zo vriendelijk om hier op dit tijdstip nog te komen, dus moeten we ons debat naar behoren afronden.
In verband met biologische landbouw en producten wil ik erop wijzen dat de mensen steeds vaker biologisch kopen en dat moeten we toejuichen. Hierbij verwachten ze uiteraard wel dat de producten echt biologisch zijn en niet worden geproduceerd met chemicaliën of kunstmest. Een van de problemen met biologische voeding is dat erg moeilijk te controleren is hoe deze is geproduceerd. Het is dan ook van cruciaal belang dat er toezicht is op de productie in de landen waaruit we de bioproducten invoeren. Op het gebied van bioproductie vrees ik er in het algemeen voor – dus niet alleen in Europa maar ook daarbuiten – dat er binnenkort een televisiedocumentaire komt waarin het productieproces van begin tot eind wordt gevolgd en blijkt dat het voedsel wellicht niet zo biologisch is als men denkt. De consument zal hierdoor weglopen en het is dus van belang dat mensen die een geïmporteerd product van buiten de Europese Unie kopen, absoluut zeker weten dat is voldaan aan de hoge normen voor bioproductie.
Dit verslag en het werk van de Commissie zijn dan ook erg belangrijk, niet alleen voor geïmporteerde biologische voeding, maar ook om binnen Europa gelijke spelregels te garanderen waar het gaat om de definitie van biologische producten. Zo kunnen de consumenten ze vol vertrouwen kopen en kunnen wij ze in de sector vol vertrouwen produceren.
Ik wil de commissaris nogmaals bedanken en zal nog een paar seconden overlaten voor haar samenvatting.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Ik wil vijf punten aan de orde stellen in verband met de biologische teelt. Het eerste punt betreft de etikettering van biologische producten. Dit betekent dat er een communautair logo, of een nationaal of regionaal logo, moet worden gebruikt voor biologische producten en dat dit gepaard gaat met informatie over bijvoorbeeld de oorsprong en soortgelijke gegevens.
Het tweede punt betreft de omstandigheden waaronder biologisch voedsel wordt geproduceerd, de daarbij toegepaste normen en het toezicht daarop. Het is van essentieel belang dat er een lijst wordt opgesteld met stoffen die gebruikt mogen worden in de biologische landbouw, zoals plantenbeschermingsstoffen, kunstmest, stoffen voor de verbetering van de bodemkwaliteit, smaakversterkers en stoffen die gebruikt worden in de verwerking. De biologische voedselproductie geschiedt in een veilig en schoon milieu dat vrij is van antibiotica, groeihormonen en genetische gemodificeerde organismen. Het certificatiesysteem moet worden onderworpen aan verplichte accreditatie en continue controle.
Het derde punt betreft de waarde van biologisch voedsel en de promotie daarvan. Om de vraag naar biologisch voedsel te versterken moeten de consumenten voorgelicht worden over de voordelen daarvan. Een betere marketing en betere bewustmakingsmaatregelen zijn nodig om de consumptie van biologische producten te verhogen.
Ten vierde wordt met de biologische landbouw tegemoet gekomen aan de behoeften en verwachtingen in verband met de voedselkwaliteit. De biologische teelt biedt boeren de kans om hun inkomen aan te vullen. Ze is ook een kans om de regionale en lokale ontwikkeling te versterken, met name in de achtergebleven gebieden.
Tot slot moet steun worden gegeven aan de biologische teelt door middel van subsidies, evenals aan de verwezenlijking van een systeem voor adequate distributie en promotie. Dit is de zwakste schakel in de relatie tussen producenten en consumenten.
Mairead McGuinness (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken en tevens de rapporteur voor zijn verslag. De heer Parish heeft opgemerkt dat consumenten veel vertrouwen hebben in de term “biologisch” en in biologische producten. We moeten er dan ook voor zorgen dat degenen die biologisch willen kopen ook daadwerkelijk een product krijgen dat zo puur is als ze geloven. Maar in werkelijkheid bestaat er geen erkende wetenschappelijke test om biologische van conventionele producten te onderscheiden. Overigens heb ik deze informatie van de Ierse autoriteit voor voedselveiligheid van Ierland, die u allemaal waarschijnlijk wel kent. Dit betekent dat we moeten garanderen dat er vanaf de kiem zekerheidsmaatregelen in het systeem zitten. Op papier hebben we het waarschijnlijk wel bij het rechte eind, maar in de praktijk kunnen zich problemen voordoen.
De mensen betalen meer voor biologische producten. Op de Ierse markt is minder dan één procent van de voeding biologisch. We importeren zeventig procent van onze biologische behoeften. Ik verwijs opnieuw naar de Ierse autoriteit voor voedselveiligheid, die stelt dat het hierbij om meer dan zeventig landen gaat. Ik moet toegeven dat ik van sommige niet had gedacht dat ze aan biologische productie deden. Ze staan echter op de lijst en ik denk dan ook dat we onze consumenten de zekerheid moeten geven, althans in Ierland en de rest van de EU, dat de bioproducten die ze uit die landen kopen aan dezelfde normen voor bioproductie voldoen als binnen de Europese Unie van kracht zijn.
Ik vind het uitstekend om voor het hele pad documenten op te stellen en de EU is hier ook erg goed in. Mijn grootste zorg ligt echter bij degenen die toezicht houden op de controleorganen en degenen die de auditors controleren. Deze zorg geldt voor onze hele wetgeving en wellicht is dit een punt dat de commissaris kan aanstippen in de korte spreektijd die ze heeft. Maar de biosector groeit inderdaad. Het is een kleine sector, maar ik deel de zorg van de heer Parish dat een deuk in het vertrouwen de sector zal vernietigen. Dit zal de markt voor de producenten vernietigen en het einde betekenen van het consumentenvertrouwen. Dat moeten we voorkomen. Ik vrees echter dat bepaalde biologische producten die worden ingevoerd in de EU allesbehalve biologisch zijn.
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de afgevaardigden bedanken voor hun opmerkingen, hoewel deze soms meer betrekking lijken te hebben op de algemene verordening over bioproducten. Ik hoop dat we de volgende keer wanneer we hierover discussiëren wat meer tijd zullen hebben, zodat ik meer in detail kan treden.
In verband met amendement 13 het volgende: er kan geen zinvol verslag worden opgesteld voordat de eerste lijst van controleorganen enige tijd heeft gefunctioneerd, in elk geval niet voordat de volledige verordening op 1 januari 2009 van kracht wordt.
Het is een goed idee om lokale certificeerders op te leiden en we zullen moeten bekijken hoe we dit kunnen organiseren. Opleidingsondersteuning en technische bijstand is ook voorzien in de officiële verordening voor levensmiddelen en diervoeders.
Het idee van de rapporteur over een gegevensbestand lijkt moeilijk uitvoerbaar, maar ik ben bereid om er verder naar te kijken.
De vereiste voor de controleorganen om geaccrediteerd te zijn in verband met de lijst van derde landen in lid 4 is niet van toepassing, aangezien er in deze gevallen toezicht is van de regering. Wat de controleorganen in lid 5 betreft, ben ik het in principe eens met het verzoek om formele accreditatie, maar adequaat toezicht door de regering moet als alternatief in die situatie ook aanvaardbaar zijn. Ook moeten we enige flexibiliteit kunnen tonen tegenover lokale instanties in ontwikkelingslanden en in opkomende landen, waarvan het niet altijd mogelijk is om een internationale accreditatie te krijgen.
Ik ga akkoord met het idee van toezicht op de controleorganen. Ik vind dit cruciaal en essentieel. We geven op dit vlak echter de voorkeur aan een algemenere formulering over toezicht. Gedetailleerdere regels kunnen worden opgenomen in de uitvoeringsbepalingen, maar zoals ik in mijn inleiding al zei, geef ik de voorkeur aan een heel eenvoudig en beknopt voorstel.
Tot slot kan ik de amendementen 1, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 12, 13, 15 en 16 gedeeltelijk of in principe aanvaarden. De overige amendementen zijn onaanvaardbaar.
Bedankt voor het debat. Ik geloof dat we in dezelfde richting werken, misschien niet letterlijk, maar wel inhoudelijk.
De Voorzitter. Hartelijk dank, commissaris. Neemt u het me alstublieft niet kwalijk, maar ik vraag om begrip voor onze tijdschema's. Ondanks de medewerking van iedereen zijn we bijna een kwartier later geëindigd dan gepland. Ik dank de tolken voor hun begrip. Zij hebben ons in staat gesteld het debat te beëindigen met alle beperkingen die ik hun tot mijn spijt moest opleggen.