De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0216/2006) van Miloslav Ransdorf, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over nanowetenschappen en nanotechnologieën: een actieplan voor Europa 2005-2009 (2006/2004(INI)).
Miloslav Ransdorf (GUE/NGL), rapporteur. – (CS) Geachte Voorzitter, waarde collega’s, vervuld van enige zorgen neem ik hier het woord inzake nanotechnologieën. Enige zorgen, omdat ik zie dat de oorspronkelijke plannen met betrekking tot dit onderwerp niet in de financiële vooruitzichten zijn opgenomen. Er wordt 38 procent op de uitgaven gekort. En ook al werd in het vorige kaderplan het jaarlijkse bedrag van 140 miljoen euro verhoogd naar 600 miljoen euro – een forse stap in de goede richting – toch is het bedrag lager dan we zouden wensen, vooral gezien de dynamiek die de Europese Unie op dit vlak aan den dag legt. We hebben nog steeds een uitstekende positie op het gebied van fundamenteel onderzoek en van publicaties – daarin loopt de Europese Unie voor op de Verenigde Staten – maar wat betreft de aantallen octrooien lopen de VS met 42 procent van het totale aantal in de wereld voor op de Europese Unie, die 36 procent voor haar rekening neemt. Ook zien we dat wat betreft productlanceringen de EU het minder doet. De federale uitgaven van de VS zijn ongeveer gelijk aan de totale uitgaven van de Europese Unie op het gebied van nanotechnologie en nanowetenschappen, en de individuele lidstaten van de Europese Unie hebben verschillende uitgavenniveaus. Eigenlijk geeft alleen Ierland gemiddeld per hoofd van de bevolking meer uit dan de Verenigde Staten.
Eveneens wil ik er op wijzen dat in 2001 uit een opinieonderzoek onder 16 000 inwoners bleek dat de bevolking van de Europese Unie buitengewoon slecht geïnformeerd is over nanotechnologie. Daarom zou ik in verband hiermee twee grote namen willen noemen, en ik citeer hen. De eerste is Johann Wolfgang von Goethe, die Mephisto in Faust laat zeggen: “Veracht de rede en de wetenschap maar goed, en je bent helemaal van mij.” Ik wil hier op deze plaats niet Mephisto’s voorbeeld volgen, maar ik wil in elk geval wél waarschuwen voor een verlaging van de uitgaven op dit gebied ten opzichte van andere landen. De volgende grote naam die ik graag zou willen citeren – ik hoop dat het hem een plezier doen zal, ook al is hij hier niet aanwezig – is Günter Verheugen. Vorige week gaf hij een opsomming van de tien prioriteiten van de Europese Unie op dit gebied, en één daarvan is uiteraard het klaarstomen van professionals, het investeren in onderwijs, en het voorlichten van het algemeen publiek zodat het klaar is voor deze nieuwe technologieën. Zonder dit soort wijzigingen komen we niet verder, want de publieke opinie staat veelal negatief tegenover deze nieuwe technologieën, en uiteraard bestaan er ook overtrokken twijfels over de veiligheid. Als voorbeeld hiervan kan ik enkele amendementen noemen die door de Groenen op dit verslag zijn ingediend, en wel amendement 3 en 6. Goedkeuring ervan zal in feite het hele methodologisch kader voor nanowetenschappen en -technologie van het zevende kaderprogramma de das omdoen. Het is onacceptabel dat in feite een complex onderzoeksprogramma in zijn geheel wordt geliquideerd, omdat er alleen maar zou mogen worden geïnvesteerd in deelgebieden waar blootstelling aan mensen en het milieu is uitgesloten. Het algemene publiek in Europa moet uiteraard de nodige veiligheidsgaranties krijgen, maar het mag niet zo zijn dat op deze manier feitelijk een geavanceerd onderzoeksplan in zijn geheel naar de prullenbak wordt verwezen.
Wat mij betreft dienen wij zeer nadrukkelijk stil te staan bij de sociale aspecten van nanotechnologieën. Deze sector is een grote belofte voor de werkgelegenheid, hij biedt ons een kans om onze investeringen in mensen te verhogen en om het medisch vakgebied en de medische wetenschappen als geheel te versterken. De nanowetenschappen bieden wat dit betreft grote kansen, vergelijkbaar met de uitdagingen van de micro-elektronica in de jaren zestig, zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Net als de micro-elektronica zal de nanotechnologie doordringen in alle aspecten van het dagelijks leven. Ook zal deze technologie grote gevolgen hebben op energiegebied. Ze houdt de belofte in van lichtere, betrouwbaardere en duurzamere nieuwe materialen, alsook de mogelijkheid om voertuigen te bouwen die minder energie verbruiken. Dankzij nanotechnologie kan het materiaal- en energieverbruik drastisch worden verlaagd. Dames en heren, we hebben het hier over een uitdaging die we aan moeten gaan, als we de toekomst van het Europese bedrijfsleven in de wereldwijde concurrentie veilig willen stellen.
Dames en heren, tot zover mijn inleidende woorden. Ik zie uit naar het debat. Ik zou hier commissaris Potočnik en commissaris Verheugen, de geachte collega’s van de Commissie industrie, onderzoek en energie, alsook de heer Renzo Tomellini, het hoofd van de administratieve eenheid Nanowetenschap en -technologie, hartelijk willen bedanken voor de samenwerking.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben hier vandaag om te spreken over het grote onderwerp van kleine technologieën. Meer dan 2000 jaar geleden zei de Oud-Griekse politicus Demosthenes: “Kleine kansen zijn vaak het begin van grote ondernemingen.” Ik denk dat hij gelijk had. En dan heb ik het over het woord onderneming in al zijn betekenissen – niet alleen als een bedrijf, maar ook als een project en een ontdekkingsreis.
Nanotechnologieën hebben al laten zien dat ze een grote belofte inhouden. Nanotechnologieën zorgen niet alleen voor nieuwe oplossingen voor veel huidige problemen, maar bieden ook nieuwe kansen voor innovatie en geven op die manier een sterke impuls aan de economie en de werkgelegenheid.
Nanotechnologieën spelen al een belangrijke rol op een groot aantal gebieden. Zo worden er met nanotechnologieën bijvoorbeeld nieuwe medische behandelingen ontwikkeld voor ernstige ziekten als hersentumoren en Alzheimer; helpen ze het milieu door middel van efficiëntere katalysatoren, betere batterijen en efficiëntere lichtbronnen; en worden er kleinere, lichtere en beter presterende materialen, componenten en systemen mee ontwikkeld. Maar nanotechnologieën zouden ook een grote bijdrage kunnen leveren aan het vinden van een oplossing voor mondiale problemen, zoals de vraag hoe we bedreigingen voor het milieu kunnen afwenden, hoe we beter gebruik kunnen maken van hulpbronnen en minder afval kunnen produceren, en hoe we energiegenererende technologieën kunnen verbeteren.
Europa heeft op dit moment een leidende positie in de wereld, mede dankzij het kaderprogramma van de Commissie. De Europese industrie moet nu de vruchten van die kennis plukken door innovatieve producten en processen te ontwikkelen. Maar om dit te kunnen uitvoeren moeten we actie ondernemen op meerdere fronten, die worden vastgesteld in de mededeling van de Commissie “Nanowetenschappen en nanotechnologieën: een actieplan voor Europa 2005-2009”. Het gaat hierbij onder andere om het verruimen van de investeringen, het bevorderen van interdisciplinariteit, het scheppen van de benodigde infrastructuur, het ontwikkelen van de menselijke hulpbronnen en het stimuleren van innovatie.
Er is al veel vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van het actieplan: het bedrag dat de Commissie uittrekt voor onderzoek in het kader van de nanowetenschappen en nanotechnologieën is gestaag gestegen tot ongeveer 470 miljoen euro in 2005. De Commissie is nu zelfs ’s werelds grootste publieke financier van nanotechnologieën geworden. Vorig jaar nam de Commissie 30 procent van de publieke financiering van onderzoek naar nanotechnologieën in de Europese Unie voor haar rekening. Gedurende de looptijd van het zevende kaderprogramma zullen de beschikbare middelen naar verwachting aanmerkelijk stijgen. De Commissie heeft voorgesteld het budget voor nanotechnologieën te verhogen, met een nieuwe nadruk op de ontwikkeling van infrastructuren en projecten waarmee de risico’s van nanotechnologieën voor mensen en het milieu in kaart worden gebracht. Dat is een cruciaal gebied, omdat we behalve aan de voordelen ook aan de potentiële risico’s moeten denken. Die moeten nauwkeurig in kaart worden gebracht. Er zijn al zorgen geuit met betrekking tot sommige nieuwe toepassingen.
Het actieplan houdt ook daar rekening mee. Speciale projecten en meertalig voorlichtingsmateriaal zullen informatie verschaffen en de communicatie verzorgen. Er zijn projecten om het publiek erbij te betrekken, waarbij beide kanten van de zaak worden belicht; brochures waarin uitgelegd wordt hoe nanotechnologieën werken; en zelfs dvd’s die in eenvoudige bewoordingen uitleg geven aan kinderen. Daarnaast werkt de Europese Groep voor de ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën aan een advies over de ethiek van de nanogeneeskunde, dat naar verwachting binnenkort aan voorzitter Barroso zal worden overhandigd.
De Commissie heeft zich gecommitteerd aan een evenwichtige aanpak. Het is van fundamenteel belang dat we een hoog niveau van volksgezondheid, veiligheid en milieu- en consumentenbescherming hebben. Daarvoor moeten we in Europa vaststellen welke veiligheidsrisico’s er bestaan en gegevens verzamelen, zodat we een risicoanalyse kunnen maken van de gezondheids- en milieueffecten van het product en in een zo vroeg mogelijk stadium kunnen ingrijpen door daar waar het nodig is de risicobeoordelingsprocedures voor nanotechnologieën aan te passen.
De Commissie is ook bezig de Europese wetgeving die van toepassing is op nanotechnologieën te heroverwegen. We zijn aan het beoordelen hoe adequaat en geschikt die wetgeving is in het licht van het toenemend gebruik van nanotechnologieën. Ook moeten we mogelijke knelpunten in de regelgeving in beschouwing nemen.
Tot slot zijn we actief in een groot aantal internationale fora, waarbij we nieuwe problemen aan de orde stellen en een gedragscode proberen te ontwikkelen.
Het doet me zeer veel genoegen dat het Europees Parlement, door middel van het verslag van de heer Ransdorf, de belangrijke rol die nanowetenschappen en nanotechnologieën te spelen hebben ten volle erkent en het actieplan van de Commissie verwelkomt. Ik vind het heel positief dat in het verslag wordt opgeroepen tot verruiming van de publieke investeringen in onderzoek en ontwikkeling op terreinen die zijn gerelateerd aan nanowetenschappen en nanotechnologieën, en met name in de ontwikkeling van de benodigde infrastructuur en in de nanogeneeskunde. En ook is het belangrijk dat in het verslag beklemtoond wordt hoe belangrijk het is dat we in Europa het juiste klimaat voor innovatie scheppen en dat we in het internationale debat op dit zeer veelbelovende terrein “met één stem spreken”. Ik vind het verheugend om te zien dat het verslag grote steun heeft gekregen van de drie parlementaire commissies die het besproken hebben.
Om af te sluiten, ik hoop dat ik u in het kort de contouren heb kunnen schetsen van het evenwichtige en zich ontwikkelende Commissiebeleid inzake nanowetenschappen en nanotechnologieën. We kunnen allemaal samen baat hebben van deze opwindende nieuwe onderneming. Ik dank het Europees Parlement voor de steun die het tot dusverre heeft gegeven en hoop dat u de Commissie zult blijven steunen bij het verder ontwikkelen van de Europese dimensie van nanowetenschappen en nanotechnologieën.
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het doet me genoegen dat de heer Ransdorf veel van onze suggesties in zijn verslag heeft opgenomen.
Het is duidelijk dat nanowetenschappen en nanotechnologieën een van de snelst groeiende sectoren van de eenentwintigste eeuw vormen. Nanotechnologie heeft het potentieel om van invloed te zijn op een groot aantal sectoren en de prognose is dat de wereldmarkt binnen tien jaar bijna een triljoen euro kan bedragen.
Europa heeft dit potentieel echter maar langzaam ontplooid en heeft daarom, als we het hebben over nanotechnologieën, maar een klein marktaandeel op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en scholing, en als gevolg daarvan ook op het gebied van industriële innovatie. Het is absoluut noodzakelijk dat dit plan voor het ontwikkelen van nanowetenschappen, het bevorderen van scholing en het stimuleren van de wetenschappelijke belangstelling voor nanotechnologieën in de lidstaten door de Europese Unie wordt aangenomen. Bovendien is het bevorderen van nanowetenschappen en nanotechnologieën van essentieel belang voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de Lissabon-strategie.
Met betrekking tot het verslag wil ik in het bijzonder wijzen op een aantal doelstellingen die in het verslag zijn opgenomen en op een belangrijk punt dat helaas niet voldoende aan bod komt. Ten eerste zijn nanowetenschappen en nanotechnologieën doortrokken van ethische vraagstukken. Daarom ben ik blij dat in het verslag de suggestie van onze commissie is opgenomen om hoge ethische beginselen te hanteren en dat de openbare verslagen over niet-therapeutische menselijke verbetering en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden verwelkomd. Daarnaast steun ik het voorstel van de Commissie om rekening te houden met de dynamiek die nodig is om te komen tot een goede regelgeving op dit gebied.
Ten tweede wordt in het voorstel sterk de nadruk gelegd op octrooien. Hervorming van het octrooistelsel voor nanowetenschappen en nanotechnologieën en de invoering ervan in alle lidstaten zijn cruciale elementen voor het welslagen van Europa op dit gebied. Verlaging van de kosten van een octrooiaanvraag moet onderdeel uitmaken van die hervormingen, net als een grotere toegankelijkheid van octrooistelsels voor kleine en middelgrote bedrijven. Bovendien moeten we, om de wereldwijde erkenning en bescherming van octrooien te bevorderen, beklemtonen hoe belangrijk het is dat de WTO-regels worden nageleefd, met name in China.
De bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, zowel op internationaal niveau als in de Europese Unie, is echter nog onvoldoende uitgewerkt in dit verslag. De lidstaten worden opgeroepen om hun acties met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten te coördineren en eensgezind op te treden binnen de OESO en UNESCO. Dat is te weinig om intellectuele-eigendomsrechten op dit terrein te kunnen beschermen. De activiteiten van deze organisaties richten zich meer op het verspreiden van goede praktijken dan op het ondernemen van actie. Daarom kunnen echte regels wel eens effectiever blijken.
Met de verwachte sterke groei van de nanowetenschappen en nanotechnologieën is het belangrijk dat de EU het Commissievoorstel aanvaardt om een nieuwe aanpak voor deze sector te kiezen, van scholing tot onderzoek en ontwikkeling. Dergelijke acties zullen bijdragen aan meer concurrentiekracht en ontwikkeling in onze lidstaten.
Giles Chichester, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de heer Ransdorf, mijn collega en ondervoorzitter van de Commissie industrie, onderzoek en energie, feliciteren met zijn voortreffelijke verslag. Ik wil bij dezen de algemene steun van mijn fractie voor dit verslag en voor het Commissievoorstel uitspreken.
Nanowetenschappen en nanotechnologieën zijn van groot belang voor de toekomst van de economie en de samenleving. Ze houden een enorme belofte in voor industriële en andere toepassingen. Het is een zeer opwindende technologie op allerlei verschillende terreinen. Als maatstaf voor de prioriteit die we in Europa aan nanowetenschappen en nanotechnologieën geven, merk ik op dat dit onderwerp een belangrijke plaats inneemt in het zevende kaderprogramma. Ik verwelkom dit actieplan.
Dat gezegd hebbende, wil ik opmerken dat ik de nogal negatieve en angstige benadering die de amendementen van de Verts/ALE-Fractie kenmerkt betreurenswaardig vind. Het is jammer dat daarin ten strijde wordt getrokken tegen ingebeelde risico’s, alleen omdat het gaat over iets dat zo klein is dat het moeilijk te zien is en dat, durf ik zelfs te zeggen, moeilijk te begrijpen is. Maar misschien geldt dat alleen voor simpele zielen als ik. Daarom wil ik aandringen op terughoudendheid bij het stellen van etiketteringseisen voordat er wetenschappelijk bewijs is, en op terughoudendheid bij het toepassen van het voorzorgsbeginsel. Wanneer we dit beginsel altijd zouden toepassen, zouden we innovatie, uitvindingen en onderzoek wel kunnen vergeten en zouden we geen enkele vooruitgang boeken.
Ik wil ook een voorbehoud maken als het gaat om de vraag of nanodeeltjes moeten worden opgenomen in REACH. Laten we wel wezen, veel bekende deeltjes zijn onderdeel van bestaande chemische voorraden en zouden daarom eigenlijk in die categorie moeten vallen. We hebben echter al genoeg problemen met REACH om daar nog hele kleine deeltjes aan toe te voegen.
Ik eindig met een optimistische noot en herinner de collega’s aan het oude gezegde dat ‘uit zaadjes ooit bomen groeien’. Ik hoop dat mijn partij thuis goed naar deze opmerking luistert.
Adam Gierek, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de nanowetenschappen houden zich bezig met verschijnselen in vaste stoffen op nanoniveau, namelijk op een schaal van 10-9 van een meter. De nanotechnologie is hierop gebaseerd. Het is een buitengewoon veelbelovend technologisch terrein en staat voor een potentieel positieve trend die de waarschijnlijkheid dat er vooruitgang wordt geboekt op veel gebieden van ons leven wel eens drastisch zou kunnen doen toenemen.
Onder andere de automobiel- en luchtvaartindustrie kunnen er baat bij hebben, bijvoorbeeld bij de productie van gladde, slijtvaste coatings die nanodeeltjes bevatten. Ook de gezondheidszorg kan er profijt van hebben, in de vorm van geneeskundige producten of cosmetica. Bovendien kan het van nut zijn voor de energiesector, in de vorm van brandstofcellen of nanoporeuze waterstofabsorbers en efficiënte zonnebatterijen. Tevens zou ik ICT-technologieën kunnen noemen waarbij optische en spintoestanden worden gebruikt om verdere compressie van informatie gemakkelijker te maken, die kan worden gelezen door middel van blauwe lasers. Ook de biotechnologie verdient vermelding, inclusief DNA-onderzoek en bio-informaticasystemen. Aan deze voorbeelden kunnen we nog toevoegen sensorische of constructiematerialen zoals nanocomposieten of vezels en weefsels waarvan de oppervlakte wordt geactiveerd door elektronenverbindingen. Wel is het helaas ook zo dat er blijvende schade kan worden aangericht aan het milieu en dat de atmosfeer kan worden vervuild door de langdurige aanwezigheid van drijfgassen die moeilijk zijn te controleren.
Er zijn twee soorten nanotechnologie. De eerste wordt ‘top down’-technologie genoemd. Deze heeft onder andere betrekking op de overgang van de macro- naar de nanostaat, bijvoorbeeld door het malen van poeders, en de ontwikkeling en activering van hun oppervlakte door een toegenomen potentieel. Een voorbeeld van dergelijke technologie zijn nanodiamantcoatings. De tweede categorie is de ‘bottom up’-technologie, op moleculair niveau. Het creëren van hooggeïntegreerde spintronica is hier een voorbeeld van. Helaas zijn er maar weinig technologieën beschikbaar die gebruik maken van tunnelmicroscopie of zelforganiserende verschijnselen. Biologische informatiesystemen maken deel uit van deze groep.
Tot slot wil ik opmerken dat in het wetenschappelijk beleid op het terrein van nanowetenschap en nanotechnologie ten eerste rekening dient te worden gehouden met het feit dat de ontwikkeling van de ‘top down’-technologie in de Europese Unie het op dit moment mogelijk maakt dat er minimaal een paar en wellicht meer dan een tiental technologische platforms worden gecreëerd. Ten tweede dient er in het kader van ‘bottom up’-technologie verder intensief fundamenteel onderzoek te worden gedaan. En ten derde dient een methode om de huidige verontreinigingsniveaus te meten prioriteit te krijgen. Ik heb het dan over de huidige vervuiling van de atmosfeer met nanodeeltjes die niet is veroorzaakt door nanotechnologie. Dit is iets meer dan PM2,5, deeltjes die gemakkelijk in ons lichaam doordringen via celmembranen en waarvan de katalytische reacties schade kunnen toebrengen aan de gezondheid. Wie weet bestaat er een verband tussen de kankerepidemie en de voortdurende aanwezigheid van nano-aërosols in ons milieu. De hoeveelheden, die moeilijk zijn vast te stellen, nemen wellicht toe en zijn afkomstig uit een heel scala aan bronnen.
Jorgo Chatzimarkakis, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst mijn hartelijke gelukwensen aan de rapporteur, Miloslav Ransdorf, die zich heeft vastgebeten in het onderwerp en heeft geprobeerd op alle aspecten in te gaan. Mijn dank ook voor de filosofische overwegingen helemaal aan het begin van zijn betoog.
Wij Europeanen moeten ons realiseren dat we onze leidende rol op verschillende markten en bij verschillende technologieën niet eeuwig zullen behouden en dat we onze leidende rol – onze toonaangevende rol bij vele technologieën – in veel markten inmiddels kwijt zijn. Denk bijvoorbeeld aan de farmaceutische industrie, die uit Europa verdwijnt, of aan de micro-elektronica, die steeds meer in Azië wordt ontdekt.
Op het gebied van de nanotechnologie staan we als Europeanen wereldwijd op de eerste plaats. We staan technologisch aan de top. Wij stellen echter niet alleen de technologie centraal, maar ook de mens – en dat is de beperking. Dat is de Europese aanpak. Dat is de balans die in dit verslag – tenminste in de versie die door de Commissie industrie, onderzoek en energie is aangenomen – naar voren wordt gebracht. En daar moet het bij blijven. In het verslag in zijn huidige vorm is een balans gevonden tussen hightech en de grenzen van de ethiek, en tussen industriebeleid en consumentenbelangen. Tussen deze aspecten moet een evenwicht bestaan, omdat ze allebei belangrijk zijn.
Om deze technologische toppositie te handhaven, moet de Europese Unie echter wel haar duidelijke steun geven. Dit gebeurt zowel door middel van het zevende kaderprogramma voor onderzoek als door het actieplan, maar – en dit is minstens even belangrijk – ook standaardisatie en normering zijn nodig. We hebben een mondiaal bindend kader voor wereldwijde concurrentie nodig. Als voorbeeld kan de gsm-technologie dienen; bij de ontwikkeling hiervan hebben wij als Europeanen een actieve rol gespeeld, en we hebben een zekere positie op de wereldmarkt weten te veroveren.
Bij het nanodebat hebben we wel één groot probleem: het onderwerp is te abstract. Mensen kunnen zich er nog niets bij voorstellen. Dit werkt de nog steeds bestaande “angstindustrie” in Europa in de hand, zoals ook blijkt uit een aantal amendementen die in dit Parlement zijn ingediend. We zagen het ook al bij de softwarepatenten en ten dele ook bij REACH. We kunnen niet toelaten dat dit weer gebeurt bij de nanotechnologie, die vooral wordt tegengehouden door de bangmakers uit de “angstindustrie”. Op dit moment hebben we echter elke arbeidsplaats nodig. We praten elke dag over de Lissabon-strategie; we mogen deze strategie dan niet tezelfdertijd torpederen. Het is dus zaak de nanotechnologie concreter te maken. Vandaag al worden banen gecreëerd door de nanotechnologie. Ik ben zelf langs geweest bij dat soort bedrijven en was zeer onder de indruk. In de halfgeleidersindustrie, in de automobielsector en de medische technologie bestaat een enorm potentieel. We moeten wel naar de risico’s kijken, maar niet meteen alles blokkeren.
Kan iemand van u mij zeggen dat hij geen mobiele telefoon gebruikt hoewel de risico’s bekend zijn? Als de consument vindt dat de voordelen opwegen tegen de nadelen, zal hij de technologie gebruiken. Dat is een belangrijk punt. Daarom moet de consument op informatietechnologisch gebied zelf kunnen beschikken. Wij als Europees Parlement dragen daaraan bij. STOA, het bureau voor de beoordeling van het wetenschappelijk en technologisch beleid van dit Parlement, organiseert in oktober nanocafés. U allen bent op 18 oktober van harte welkom in Brussel.
David Hammerstein Mintz, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil zeggen dat wij van de Groenen niet tegen nanotechnologie zijn, maar dat als we iets doen, we het goed moeten doen. Want anders zullen we nooit het noodzakelijke vertrouwen van de consumenten krijgen, zullen we nooit kunnen profiteren van de potentieel grote voordelen van deze technologie en zullen de investeringen weggegooid geld blijken te zijn geweest.
Wie tegen een voorzichtige houding is, is geen vriend van de nanotechnologie, maar juist het tegenovergestelde. Op dit moment drukken we het gaspedaal in van de machine die nanotechnologie heet zonder dat we zeker weten of we wel noodremmen hebben of zelfs maar weten of de richting die we inslaan wel de juiste is.
Nanodeeltjes worden al op grote schaal gebruikt in gevoelige consumentenproducten als cosmetica, schoonmaakmiddelen, verf en textiel. Onze zorg is dat we mogelijkerwijs de weg aan het plaveien zijn voor een groot schandaal op het gebied van de volksgezondheid in de toekomst.
Dat zijn geen ongefundeerde angsten. Het Europees Wetenschappelijk Comité heeft er in zijn adviezen van 28 en 29 september 2005 op gewezen en aan herinnerd dat er belangrijke lacunes bestaan in de kennis die nodig is om de risico’s te kunnen inschatten, en dan gaat het bijvoorbeeld om de karakterisering van nanodeeltjes, de opsporing en meting van die deeltjes, de hoeveelheden, en doses, de reactiviteit, de evolutie en de levensduur van nanodeeltjes in het menselijk lichaam en in het milieu en alle aspecten van de milieutoxicologie. Datzelfde Comité beklemtoont dat we niet eens over methoden beschikken om de risico’s te kunnen beoordelen.
We hebben het over elementen met heel verschillende waarden. Het voornaamste probleem is dat het ongecontroleerd vrijkomen van nanodeeltjes veel gevaarlijker kan zijn dan het vrijkomen van conventionele deeltjes, want nanodeeltjes zijn veel vatbaarder voor chemische reacties en oxideren gemakkelijker, waarbij zeer reactieve en voor het menselijk lichaam schadelijke radicalen kunnen vrijkomen. Zogeheten ‘nanotubes’ kunnen zich in het menselijk lichaam zelfs op een manier gedragen die vergelijkbaar is met asbestvezels. En we weten allemaal wat er met asbest gebeurd is.
We weten heel weinig af van het gedrag en de reactiviteit van nanodeeltjes als ze eenmaal in het milieu terecht zijn gekomen en de Europese Unie moet op dit terrein een stevige impuls aan het onderzoek geven. Op dit moment is maar een klein, heel klein gedeelte van de investeringen bestemd voor onderzoek naar voorzorgsmaatregelen en is er in het geheel geen regelgeving; we hebben geen juridisch kader voor het gebruik van deze producten.
Het kan niet zo zijn dat we deze producten eerst op de markt brengen en dan pas vragen gaan stellen. We moeten een beleid van voorzichtigheid voeren om met deze technologie definitieve stappen te kunnen zetten.
Vladimír Remek, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Waarde collega’s, het doet mij grote deugd dat het onderwerp nanowetenschappen en nanotechnologieën de belangstelling geniet van het Europees Parlement. Zoals ook blijkt uit het verslag waarover we vandaag debatteren – een verslag waarvoor ik mijn waardering en steun wil uitspreken – hebben we het hier over een technologie die in de eenentwintigste eeuw van doorslaggevende betekenis zal zijn. Het is daarom volledig terecht dat nanowetenschappen en nanotechnologieën geschaard worden onder de prioriteiten van de Europese Unie. Er zijn echter zowel positieve als negatieve kanten aan de zaak.
Onder de eerste categorie zou ik zonder meer de steun willen scharen die deze veelbelovende technologie in zo’n beetje het gehele Parlement geniet. Het verslag geeft een goede schets van de buitengewone kansen die worden geboden door de ontwikkeling van nanotechnologieën. Europa weet vooralsnog goed bij te blijven bij de rest van de wereld. Een aantal dagen geleden heb ik dat tijdens een bezoek aan de Noord-Tsjechische stad Liberec met eigen ogen kunnen aanschouwen. De resultaten van de werkzaamheden van de Technische Universiteit en een lokaal bedrijf aldaar op het gebied van onderzoek naar en de toepassing van nanotechnologieën, waren letterlijk van wereldklasse. En dat geldt ook voor de vervaardiging van apparatuur van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Ik wil hier nadrukkelijk zeggen dat Liberec een kleinere Tsjechische stad is, en geenszins een wetenschappelijke centrum met hoog potentieel, zoals Praag of Brno. Nanotechnologie is dus naar mijn mening ook voor kleinere staten – en over het algeheel genomen voor kleinere entiteiten – een kansrijke sector. De ontwikkeling van nanotechnologie en nanowetenschappen dient echter niet alleen in de Tsjechische Republiek maar ook in geheel Europa sterk te worden ondersteund. De rest van de wereld heeft dat trouwens al door. Wie denkt u dat het vaakst en het meest actief informeert naar de onderzoeksresultaten van het team wetenschappers en technici in Liberec? Uiteraard zijn dat mensen van andere continenten, hoofdzakelijk Noord-Amerika, en ook Zuidoost-Azië.
Hiermee hangt een van de negatieve aspecten van de ontwikkeling van nanotechnologieën in Europa samen, en wel de naar mijn mening vooralsnog onvoldoende bescherming van de intellectuele eigendom, vooral wat betreft de toepassing van onderzoeksresultaten in andere vakgebieden. Ook is er het probleem van de totnogtoe onvoldoende, ik zou zeggen vooral ingewikkelde en daarom moeilijk toegankelijke, financiële steunverlening. Ook in het verslag wordt erop gewezen dat de Verenigde Staten op dit moment al 37 procent uitgeeft van de middelen die op wereldschaal aan dit aandachtsgebied worden besteed, terwijl de EU slechts 24 procent hiervan voor haar rekening neemt, hetgeen minder is dan Japan. En de voor het zevende kaderprogramma geplande financiering voor nanowetenschappen en nanotechnologieën blijft eveneens achter bij die van de VS.
Tot slot zou ik graag nog de aandacht willen vestigen op een zeer positief fenomeen waarvan ik persoonlijk getuige heb kunnen zijn, en wel dat nanowetenschappen en nanotechnologieën zich in de grote belangstelling mogen verheugen van jongeren die geïnteresseerd zijn in wetenschap en techniek en in universitaire studies. Dus laten we ook deze kans niet voorbijgaan om de ontwikkeling van wetenschap en techniek in de Europese Unie een nieuwe impuls te geven. Laten we ervoor zorgen dat we erbij zijn als deze dwerg – het voorvoegsel ‘nano’ betekent immers kabouter of dwerg – uitgroeit tot de reus van de eenentwintigste eeuw.
Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Nanotechnologieën zijn absoluut van zeer groot belang voor de toekomst van de mens. Er worden rasse vorderingen gemaakt en techniek zal spectaculaire effecten hebben op vrijwel elk gebied.
In dit Parlement heerst een diepgeworteld idee dat al dit soort belangrijke verschijnselen door de EU moeten worden gestuurd. In alle verslagen wordt beweerd dat organisatie, wetgeving, toezicht en financiering de verantwoordelijkheid van de EU moeten zijn. In alle verslagen wordt erop gewezen hoe belangrijk het is dat de EU op het wereldwijde strijdtoneel niet achterop raakt bij de Verenigde Staten, Japan en China. We zien echter nooit een overtuigende analyse van zaken die zich niet vanzelf oplossen op de markt en die daarom overheidsmaatregelen vereisen. We zien nooit een overtuigende analyse van het niveau waarop dergelijke overheidsmaatregelen moeten worden genomen. Het uitgangspunt van alle verslagen is altijd weer dat het Europees Parlement de volmaakte kundigheid heeft en dat het de Commissie en de lidstaten dus kan en moet opdragen om zijn aanwijzingen te volgen. Het Europees Parlement spoort allen aan, en wijst allen steeds met veel nadruk op de wereldproblemen en op de manier waarop die moeten worden opgelost. Rapporteur Ransdorf wil bijvoorbeeld dat het Parlement vaststelt dat de nanotechnologieën moeten worden gebruikt voor de ontwikkeling van waterstofenergie. Ik stel dat het Europees Parlement absoluut incompetent is om over iets dergelijks te beslissen. Nanotechnologieën worden het snelst en het effectiefst ontwikkeld wanneer ze niet van bovenaf door internationale bureaucraten worden gestuurd. De internationale onderzoekswereld, de ondernemingen en de instellingen van de nationale staten zijn het meest geschikt om op het gebied van de nanotechnologieën te experimenteren en te concurreren, en particuliere en nationale organisaties zijn het meest geschikt om informatiemateriaal over nanotechnologieën te ontwikkelen dat is aangepast aan de opvattingen en de kennis van de eigen bevolking. De rol van de EU in dit verband moet worden beperkt tot het opstellen van een octrooibewakingsstelsel op dit gebied, het opstellen van ethische en milieupolitieke normen, en misschien het zorgen voor financiering van zeer grootschalige projecten van hetzelfde type als fusie-onderzoek.
Luca Romagnoli (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijns inziens heeft Europa, om concurrerend te blijven op het gebied van de nanowetenschappen en de nanotechnologie, een samenhangend en geavanceerd systeem van infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling nodig Nanowetenschappen en nanotechnologie kunnen een positieve bijdrage leveren aan de verwezenlijking van belangrijke doelstellingen op economisch, sociaal en milieugebied en ik hoop dat zij de behoeften van de burgers kunnen helpen vervullen en op die manier kunnen bijdragen aan de welvaart van de naties.
Er zijn onweerlegbare feiten die we niet over het hoofd kunnen zien: een hele reeks technologische verbeteringen ligt binnen handbereik dankzij de manier waarop nieuwe materialen worden gecreëerd door atomen en moleculen samen te voegen. Het is absoluut noodzakelijk dat er meer middelen worden uitgetrokken voor deze tak van onderzoek om de concurrentiekracht van het Europese industriële systeem te waarborgen. De onvervreemdbare ethische beginselen en de criteria voor volksgezondheid en milieubescherming moeten daarbij echter te allen tijde in acht worden genomen.
Ik ben het eens met een aantal van de amendementen die zijn ingediend door de heer Hammerstein en mevrouw Breyer. Het gaat om precies te zijn om de volgende amendementen: amendement 1, over paragraaf 2, waarin zonder af te doen aan de oorspronkelijke tekst de nuttige en verstandige aanbeveling wordt gedaan te evalueren wat de mogelijke risico’s zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu, en wat de sociale en ethische implicaties zijn; amendement 6 dat tot doel heeft steun voor onderzoek alleen naar projecten te laten gaan waarbij op zijn minst de helft van de beschikbare middelen aan de risicobeoordeling wordt besteed; en amendement 8, waarin onderstreept wordt dat de risicobeoordeling moet worden uitgevoerd gedurende de gehele levenscyclus van een op nanowetenschappen en nanotechnologieën gebaseerd product, vanaf het ontwerp tot de verwijdering.
Wat we niet moeten vergeten is dat er veel toxicologische risico’s lijken te kleven aan nanotechnologie, ook volgens talloze deskundigen die geïnterviewd zijn door Technology Review, het prestigieuze tijdschrift van het MIT, het Massachusetts Institute of Technology. In het verslag komt ook deze kant van de medaille aan de orde.
Wat betreft de nieuwe paragraaf 5 bis, daarentegen, vind ik weliswaar dat het goed is voorzorgsmaatregelen voor een passende risicobeoordeling in te calculeren en ervoor te zorgen dat de traceerbaarheid en de etikettering van op nanowetenschappen gebaseerde producten gegarandeerd zijn, evenals de aansprakelijkheid hiervoor, maar ik vind de tekst een beetje vaag – al ben ik het eens met de beperking van het onderzoek – en daarom zal ik mij op dit punt van stemming onthouden, net als bij de voorgestelde nieuwe paragraaf 17.
Tot besluit: de lidstaten en Europa moeten concurrerend zijn in de sectoren van de nanowetenschappen en de voorgestelde inspanning lijkt minimaal – een halfslachtige poging om de kloof te dichten tussen Europa enerzijds en de VS en het Verre Oosten anderzijds. In het verslag wordt terecht aandacht besteed aan zowel de economische en strategische vooruitzichten van de kennisdriehoek, als de noodzaak van duurzame ontwikkeling en bescherming van de gezondheid. Daarom stem ik vóór het uitstekende verslag van collega Ransdorf.
Nikolaos Vakalis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, vandaag geeft het Europees Parlement met het verslag van de heer Ransdorf – die ik gelukwens – een belangrijke en concrete boodschap af: de nanotechnologie neemt, met haar geweldige mogelijkheden en ontwikkelingsvooruitzichten, een centrale plaats in het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie in.
Onze onderzoekers op dit gebied doen voor niemand onder. Integendeel, men zou kunnen zeggen dat zij momenteel zelfs koplopers zijn in de wereld. De weddenschap die wij ook hier moeten winnen, houdt dan ook verband met de vraag hoe wij de geproduceerde kennis economisch kunnen gebruiken en uitbuiten. Om deze weddenschap te winnen moeten wij, net als elders op kennisgebied, ervoor zorgen dat tijdig een efficiënte link wordt gelegd tussen ons rijke menselijk onderzoekspotentieel en de productie. Daarvoor is samenwerking nodig tussen de overheid en de particuliere sector. Universiteiten, onderzoekscentra, industrie, bedrijfsleven en bankwezen moeten hun krachten bundelen, nauw samenwerken en zich laten leiden door een visie. Eerst en vooral betekent dit dat wij de burgers moeten informeren over en voorbereiden op de revolutie die de nanotechnologie teweeg zal brengen in ons dagelijks leven. Zij zal de ons bekende wereld veranderen.
Geachte collega’s, de nanotechnologie en de nanowetenschap zullen voor de eenentwintigste eeuw dat zijn wat het internet voor de twintigste eeuw was. Wij kunnen ons in Europa niet de luxe veroorloven om opnieuw in de absurde situatie terecht te komen waar wij in het verleden in zaten. Het internet was namelijk een puur Europees idee maar werd door Amerika het beste gebruikt.
Het is hoog tijd dat wij als Europese Unie aantonen dat wij niet alleen nieuwe ideeën kunnen ontwikkelen maar ze ook kunnen gebruiken, ten voordele van de Europese burgers.
Teresa Riera Madurell (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Potočnik, ik wil de rapporteur feliciteren met zijn uitstekende verslag en wijzen op het belang dat we vanuit de Europese Unie moeten blijven hechten aan het wetenschappelijk onderzoek en de technologische ontwikkeling op het terrein van nanowetenschappen en nanotechnologieën, dat bovendien een van de thematische prioriteiten van het zevende kaderprogramma vormt.
Dames en heren – en de sprekers voor mij hebben dit al gezegd – nanowetenschappen en nanotechnologieën worden beschouwd als sleuteltechnologieën voor de eenentwintigste eeuw, met belangrijke gevolgen voor onze bedrijven. Het gaat om een multidisciplinair terrein dat een waaier aan nieuwe kansen biedt, evenals een breed scala van oplossingen voor reële problemen van burgers en bedrijven, waardoor nanowetenschappen en nanotechnologieën de Europese Unie naar verwachting in hoge mate kunnen helpen bij het verwezenlijken van de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en een groter concurrentievermogen.
De Europese Unie is overigens leider op dit terrein, ook al investeert de Europee Unie veel minder in onderzoek en ontwikkeling dan de Verenigde Staten of Japan. Ik deel de mening van de rapporteur dat we die leidende positie vanuit de Europese Unie moeten versterken, om daarmee onze positie in een wereld met steeds meer concurrentie en onze positie in een zeer veelbelovende sector te consolideren en te versterken.
Daarvoor is het niet genoeg om de investeringen in onderzoek en ontwikkeling te verhogen. We moeten tegelijkertijd ook de excellentie van het onderzoek waarborgen, over voldoende gekwalificeerd personeel beschikken, de beschikbare middelen en het beleid van de lidstaten beter coördineren en het ondernemersklimaat blijven verbeteren, vooral door het moderniseren van onze kleine en middelgrote bedrijven en door het creëren van nieuwe, gebaseerd op kennis, om ervoor te zorgen dat excellent onderzoek en ontwikkeling in nanowetenschappen en nanotechnologieën vertaald wordt in nieuwe producten en nieuwe processen.
De Europese technologieplatformen op het gebied van nanowetenschappen en nanotechnologieën helpen bij het vaststellen van de prioriteiten en doelstellingen van gemeenschappelijke onderzoeksprojecten die van belang zijn voor onze bedrijven.
Ik wil ook het belang van internationale samenwerking onderstrepen. Dames en heren, we moeten de wetenschappelijke vooruitgang niet in de weg staan, we moeten onze onderzoekers steunen, want zij kennen als geen ander de voors en tegens van dit gebied. Wel is het zo dat als we willen dat de burgers vertrouwen hebben in de wetenschap, we de wetenschappelijke vooruitgang op een begrijpelijke manier moeten uitleggen en het publieke beter moeten voorlichten, zodat er een beter begrip ontstaat voor de wezenlijke uitdagingen waar we voor staan en de gevolgen daarvan voor onze levens.
Vittorio Prodi (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn dank aan collega Ransdorf voor zijn verslag, en ik wil ook commissaris Potočnik bedanken voor zijn aanwezigheid.
Nanotechnologieën zijn buitengemeen belangrijk, en dan vooral de nano-elektronica, die ons in staat stelt een steeds grotere efficiëntie te bereiken met een lager energiegebruik in vergelijking met de huidige micro-elektronica, zoals ook bevestigd wordt door de activiteiten van het platform.
Nanotechnologie wil zeggen: een intelligent gebruik van gewone materialen, bijvoorbeeld door filtratie en katalyse, van materialen die ons in staat stellen de problemen te omzeilen die soms verbonden zijn aan de schaarste van zeldzame elementen. Ik zou er echter op willen wijzen dat de bezorgdheid over de gevolgen voor de gezondheid niet ongegrond is. De nanometrische afmetingen van de deeltjes doen vragen rijzen over een nieuwe toxicologie en de daarmee gepaard gaande risico’s: volgens de beschikbare gegevens kunnen deze nanodeeltjes rechtstreeks de celmembranen binnendringen en dus eventueel het nucleïnezuur aanvallen. Het is mijns inziens niet meer dan terecht dat hieraan onderzoek en energie wordt gewijd.
Tot besluit zou ik mij willen richten tot commissaris Potočnik: wij moeten het Europees Octrooibureau reorganiseren, want zoals de situatie nu is, ontbreekt het aan een adequaat toezicht. Het Parlement moet zijn mening kunnen geven, dit mag niet langer een uitsluitend intergouvernementele aangelegenheid zijn, het moet deel worden van de activiteiten van de Unie. Het bevorderen en garanderen van wetenschap is een algemeen vraagstuk dat in feite een vraagstuk van de Unie is.
Hiltrud Breyer (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, welke taak heeft de politiek op het gebied van de nanotechnologie? We kunnen onszelf toch niet alleen opwerpen als promotor en kritiekloos achter een hype aanlopen, en het is evenmin onze taak via promotietournees en nanocafés de reële angsten van mensen weg te nemen. We mogen ons niet beperken tot de rol van reclamemedium voor de nanotechnologie.
Het is de taak van de politiek om zorg te dragen voor consumenten- en milieubescherming. Door middel van nanotechnologie brengen we consumentenproducten als cosmetica, schoonmaakmiddelen en textiel op de markt, waarvoor welhaast een juridisch vacuüm bestaat. Zoals de heer Prodi net al zei, beschikken we niet over een juridisch kader waarin we de nanotechnologie kunnen onderbrengen. Als het wetenschappelijk comité van de Commissie op 29 september 2005 zelf toegeeft, ik citeer: “Er bestaan aanzienlijke lacunes in de risicobeoordeling, de karakterisering en meting van nanodeeltjes. We weten weinig van de dosis/effectrelatie. Het is onbekend waar nanodeeltjes in het menselijk lichaam terechtkomen en hoe lang ze daar blijven. We weten weinig van de milieutoxiciteit”, dan kunnen we dit toch niet negeren en onze kop in het zand steken. Dan moet u als Commissie juist eindelijk zorg dragen voor een juridisch kader dat de consumenten beschermt.
Hebben we dan niets geleerd van het thema asbest? We hebben zojuist gehoord dat nanodeeltjes in staat zijn de bloed-hersenbarrière te doorbreken. Als we al weten dat deze risico’s bestaan, moeten we toch beschermende maatregelen nemen. We kunnen in dit licht toch niet gewoon toestaan dat deze producten op de markt komen en op de consument worden getest. De consument mag geen proefkonijn worden!
Het is niet de taak van de politiek als reclamemedium voor de nanotechnologie te fungeren, maar wel om een uitgebreid juridisch kader voor regulering, controle en meting te scheppen, allemaal thema’s die u in uw eigen wetenschappelijk advies naar voren hebt gebracht.
Anders bewijzen we ook de nanotechnologie een slechte dienst. Nanotechnologie kan immers alleen succesvol op de markt worden gebracht en kan alleen economisch levensvatbaar zijn als we duidelijk maken dat ook rekening wordt gehouden met consumentenbelangen en risico’s. Europa als sterk economisch centrum kan alleen bestaan als ook de positie van de consument sterk is. Op dit vlak valt nog veel winst te behalen. Ik vind het dan ook ronduit onverantwoord dat de Commissie consumentengoederen op de markt wil brengen zonder dat de risico’s zijn uitgesloten, ook al is zij op de hoogte van de lacunes en het ontbreken van een methodiek waarmee de risico’s überhaupt kunnen worden geregistreerd. Ik roep u nogmaals met klem op dit onderwerp op te pakken!
We hebben het nog bijna niet gehad over de risico’s, de ethische problemen, over verbetering, de concentratie van nanodeeltjes in de mens, omdat we er lange tijd van overtuigd waren dat dat sciencefiction was. Deze risico’s worden echter steeds reëler.
Ik verwacht dat de Europese Unie de VS een antwoord geeft. Ons antwoord kan niet zijn dat we als lemmingen achter een technologie aanlopen; het Europese antwoord op de nanotechnologie moet zijn dat we op een sociaal verantwoordelijke manier rekening houden met de risico’s.
Bastiaan Belder (IND/DEM). – Voorzitter, bezinning op nanotechnologieën is hard nodig. Door het ontwerpen van materialen op moleculair niveau ontstaan nieuwe eigenschappen waarvan de effecten op de gezondheid van mensen en op het milieu nog onbekend zijn. De Europese Commissie doet een voorstel voor een actieplan tot 2009. Het actieplan ademt hoge verwachtingen uit van de voordelen voor economie en maatschappij. Ethische overwegingen en bezorgdheid bij het publiek ziet de Commissie echter in de eerste plaats als hinderpalen. In dit opzicht is het actieplan bepaald onevenwichtig, mijnheer de commissaris.
Dit geldt helaas ook voor het verslag-Ransdorf, hoewel het enig tegengewicht biedt. Wat ontbreekt? Allereerst openheid voor andere bezwaren dan alleen de veiligheidsrisico's, onder meer de vraag naar de wenselijkheid van nieuwe technologieën en levensbeschouwelijk geïnspireerde vragen. De voordelen en mogelijke schadelijke gevolgen moeten eerst in kaart worden gebracht. Dat moet voorkomen dat vroeg in de technologieontwikkeling keuzes worden gemaakt uitsluitend op basis van technisch-economische waardeoordelen.
Ten tweede moeten we ons in de Europese Unie sterker concentreren op de internationale coördinatie, niet alleen op het gebied van toxiciteitstests en risicobeoordeling voor de hele levenscyclus, maar ook bij wetgeving voor normering, etikettering en aansprakelijkheid. Degene die de nanodeeltjes op de markt brengt, is aansprakelijk voor de eventuele schade.
Tot slot, de wenselijkheid van octrooien op nanotechnologieën en -materialen, met name bij fundamentele en algemene techniek en bij materialen die een groot aantal verschillende toepassingsmogelijkheden kennen. Kan de Commissie een kritische analyse daarvan doen toekomen? Daarin moet dan ook aandacht worden besteed aan de vraag in hoeverre octrooien en licenties arme landen op grotere achterstand zetten en hoe dit kan worden tegengegaan.
Leopold Józef Rutowicz (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, uit onderzoek naar nanotechnologie en haar toepassingen blijkt dat deze een enorm potentieel biedt voor de productie van materialen met nuttige kenmerken. Het gebruik van deze materialen zal van invloed zijn op de vooruitgang op het gebied van de industrie, de economie en de gezondheidsbescherming in de eenentwintigste eeuw, en zal ook onze levensstandaard verhogen. De race om verdere vooruitgang op het terrein van de nanowetenschappen en de nanotechnologie is begonnen en de Europese Unie kan het zich niet veroorloven om deze te verliezen.
In het verslag wordt een aantal obstakels aangewezen die moeten worden overwonnen. Daartoe behoren wettelijke en formele kwesties, de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, de coördinatie van het onderzoek en het beschikbaar maken aan het publiek daarvan, het opzetten van interdisciplinaire onderzoeksgroepen, scholing, het verkrijgen van extra particuliere investeringen en het veilige gebruik en beheer van nieuwe materialen. Al deze activiteiten dienen te worden bewaakt en gesteund door het Parlement.
Graag wil ik de heer Ransdorf bedanken voor het degelijke en uiterst noodzakelijke verslag.
Jan Březina (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, graag wil ik de rapporteur bedanken voor zijn verslag waarin de trends in deze dynamische tak van de wetenschap en technologie zeer goed worden weergegeven. De door de nanotechnologie geïnduceerde veranderingen zijn vergelijkbaar met de grote technologische revoluties van het verleden, met gevolgen die misschien in velerlei opzicht nog wel veel verder strekken. De mogelijkheden die zich voor onze ogen ontsluiten, brengen vele uitdagingen met zich mee. Op een aantal hiervan wordt in het verslag ingegaan, maar sommige andere blijven onbelicht. Uit het voorliggende document kan de conclusie worden getrokken dat onze partners en concurrenten in de wereld zich het grote belang van nanotechnologie en het hiermee verband houdende onderzoek realiseren. Dat blijkt uit de aan dit onderzoek bestede bedragen, en uit de voorwaarden die voor dit onderzoek worden geschapen. Daarentegen is het voornemen van de Europese Commissie om de financiering voor nanotechnologieën uit het zevende kaderprogramma te verhogen, feitelijk niet gerealiseerd – zoals reeds opgemerkt door de rapporteur, die de publieke en private uitgaven op dit vlak in Europa, de Verenigde Staten en Japan met elkaar vergelijkt. Europa blijft achter bij de Verenigde Staten wat betreft het inrichten van een concurrentiekrachtige infrastructuur en het goedkeuren van normen voor intellectueel eigendom.
Het octrooieren van uitvindingen op het gebied van nanowetenschappen en nanotechnologieën komt slechts langzaam op gang, en het verslag wijst daarom op de noodzaak tot een hervorming van het Europese octrooisysteem, hetgeen goed zou zijn voor de wetenschap en de innovatie als geheel. Helaas ontbreekt er hier een tijdspad. Er is echter één aspect van de toepassing van nanotechnologie die ik in het verslag mis, en wel het mogelijke gebruik voor militaire doeleinden. Totnogtoe bestaan er voor dit soort toepassingen geen enkele beperkingen, iets dat ons in de toekomst wel eens zou kunnen opbreken. Thomas van der Molen vergelijkt in zijn verslag de vrije verspreiding van deze technologieën met de verstrekking van kernreactoren aan alle landen onder de voorwaarde dat ze deze niet gebruiken voor de ontwikkeling van kernwapens. Ik vrees dat we in de nabije toekomst eveneens met dit aspect van nanotechnologie rekening zullen moeten houden.
Carl Schlyter (Verts/ALE). – (SV) De nanotechnologieën hebben een groot potentieel, maar degenen die ze zonder regels, zonder kennis en zonder bescherming willen loslaten op de consumentenmarkt, brengen dat potentieel in gevaar. Wij Groenen willen dat er eerst kennis beschikbaar komt, dat er daarna regels ter bescherming van milieu en gezondheid komen, en dat ze pas daarna op de markt worden gebracht. Dat is de juiste volgorde.
Nanodeeltjes hebben niet dezelfde toxische eigenschappen als gewone partikels. Koolpoeder is ongevaarlijk, maar nanodeeltjes in de vorm van koolclusters leiden al bij concentraties van 0,5 ppm binnen 48 uur tot aanzienlijke hersenbeschadigingen bij vissen. Nanobuizen kunnen mitochondriaal DNA vernietigen en nanodeeltjes op de huid kunnen zich verplaatsen naar de hersenen en lymfknopen en ons lichaam beschadigen. Ons immuunsysteem is er eenvoudigweg niet op ingericht om nanodeeltjes te lijf te gaan. Uit het eigen onderzoek van de EU blijkt dat biologisch niet-afbreekbare en biologisch niet-compatibele nanodeeltjes levensbedreigend kunnen zijn en dat we altijd moeten vermijden dat we ze inademen en innemen.
Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verslag concentreert zich op de voordelen van nanowetenschappen en nanotechnologieën en de noodzaak voor Europa om bij de ontwikkeling daarvan in het eerste gelid te strijden, overeenkomstig de Lissabon-doelstellingen van grotere productiviteit en economische groei. Hoewel dit prijzenswaardig is, leidt het ook tot één belangrijke leemte: de aanbevolen toename van het onderzoek op het gebied van nanotechnologieën gaat vooraf aan wetgeving om deze technologieën te reguleren.
De wetgeving moet op zijn minst gelijk opgaan met het onderzoek. In onze haast om een voorsprong te nemen op China of de Verenigde Staten bestaat de kans dat we wetgeving, met inbegrip van risicobeoordelingen, gaan zien als iets dat ons in de weg zou kunnen staan. Er zijn echter vragen met betrekking tot niet-therapeutische menselijke verbetering, privacy, rechtvaardigheid, octrooien, militaire toepassingen, veiligheid, gezondheid en het milieu, die we eerst moeten beantwoorden. Regelgeving moet er in dit geval voor zorgen dat we niet in onze haast allerlei buitengewoon moeilijke problemen gaan creëren. Als de regelgeving goed is, zal het onderzoek ermee gediend zijn en er gerichter en effectiever van worden. “Bezint eer gij begint” is altijd een goede en nuttige stelregel geweest.
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte rapporteur Ransdorf, geachte dames en heren, mijn dank aan collega Ransdorf voor zijn geëngageerde verslag. Hij heeft zich met veel gevoel en intuïtie in deze belangrijke materie verdiept. Nu is het zaak deze materie bij de verschillende Europese instellingen te verankeren. Enerzijds hebben we fundamenteel onderzoek, het zevende kaderprogramma voor onderzoek, de Europese Onderzoeksraad, de technologieplatforms – hiermee hebben we iets uitermate duurzaams gecreëerd – en ik wil commissaris Potočnik feliciteren omdat dit zevende kaderprogramma voor onderzoek een grote stap voorwaarts zal betekenen.
Anderzijds hebben we het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek dat zich wat meer zou mogen bezighouden met deze zogenaamde angstindustrie. De objectiviteit van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek zou in ieder geval een goede basis vormen om deze nieuwe technologieën te begeleiden. Het Europees Technologie-Instituut, dat door de Commissie-Barroso is voorgesteld, zou zich kunnen inzetten voor de overdracht van inzichten uit het fundamenteel onderzoek aan de sector onderwijs en beroepsopleiding via een top-downstrategie. Of men hanteert een bottom-upstrategie en haalt kennis van onderwijsinstellingen, maar vooral van het midden- en kleinbedrijf, en presenteert deze op een platform als eBay, waarbij men via internet ideeën kan uitwisselen, wensen kan uiten en kan zorgen voor een betere communicatie in 20 of meer Europese talen.
Ook de fusiereactor ITER zou hierbij een rol kunnen spelen, omdat de nanotechnologie juist in het fusie- en plasmaonderzoek een geheel nieuwe uitdaging vormt, ook als instrument waarmee in het kader van het energiebeleid energie-efficiëntie gestimuleerd kan worden, frictieverliezen tot een minimum beperkt kunnen worden en strategieën ter bestrijding van corrosie ontwikkeld kunnen worden. Op het gebied van reiniging en vele andere gebieden zijn er volop mogelijkheden.
Ján Hudacký (PPE-DE). – (SK) Ik wil de rapporteur, de heer Ransdorf, mijn erkentelijkheid betuigen voor zijn zeer nauwgezette verslag waarin de tekortkomingen in de ontwikkeling van de nanotechnologie evenals de enorme kansen en de veelbelovende toekomst van deze sector voor het voetlicht worden gebracht.
In het actieplan van de Europese Commissie worden de voorwaarden beschreven waaronder de steun aan deze sector kan worden voortgezet en wordt een beroep gedaan op de lidstaten om, in het kader van de ontwikkeling van de kenniseconomie, deze sector sterker te beklemtonen. De nanotechnologie is een vast onderdeel van diverse technologische disciplines en zal in de nabije toekomst een grote, positieve impact hebben op bijna elke industrietak. Alleen daarom al is het noodzakelijk een actieplan uit te voeren en te zorgen voor een hoge mate van coördinatie en ondersteuning.
Ik wil nu enkele problemen noemen waarmee dit belangrijke onderzoeks- en ontwikkelingsgebied te kampen heeft. Ik geloof dat elk onderzoek en elke ontwikkeling op het gebied van de nanotechnologie, ongeacht de omvang, beantwoordt aan de criteria voor uitmuntendheid. In veel gevallen echter vormt deze formele vereiste, in combinatie met de vereiste inzake de zogenaamde kritische massa van middelen, een obstakel voor de deelname van kleine universitaire onderzoeks- en innovatiecentra, evenals van innovatiecentra van het midden- en kleinbedrijf, die gesteund worden met nationale en Europese programma’s zoals het zevende kaderprogramma of het komende kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie.
In dit verband wil ik de aandacht vestigen op enerzijds de behoefte aan een betere samenwerking tussen de kleine en grote organisaties die actief zijn op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, en anderzijds de noodzaak van een betere interne mededingingsomgeving.
Het andere probleem dat ik wilde onderstrepen betreft de financiering. Wij zien dat de financiële middelen voor onderzoek en ontwikkeling alsmaar worden verminderd. Dit geldt ook voor de nanotechnologie. Hierbij zij slechts nog vermeld dat wij, ondanks onze bekwame wetenschappers en ons innovatief potentieel, op dit gebied duidelijk achterlopen bij de VS. Naast het zevende kaderprogramma zou, vooral voor kleinschalige onderzoeksactiviteiten en innovatieprojecten, risicokapitaal een oplossing kunnen zijn. De mogelijkheden daar voor een efficiëntere institutionalisering door middel van publiek-private partnerschappen worden vaak onderschat.
Ik geloof dat de Europese Commissie met het Jeremie-progamma in staat zal zijn om, samen met het Europees Investeringsfonds, haar coördinerende rol te verbeteren. Daarbij moeten specifieke en duidelijke aanbevelingen worden gedaan aan het adres van de lidstaten met betrekking tot de invoering van efficiënte stimuleringsmaatregelen, die gefinancierd worden met overheidsmiddelen, bijvoorbeeld uit de structuurfondsen.
VOORZITTER: PIERRE MOSCOVICI Ondervoorzitter
Romana Jordan Cizelj (PPE-DE). – (SL) Nanowetenschap en nanotechnologie hebben een groot potentieel om de welvaart van de mensheid nog te verbeteren. Ook de politiek moet echter in overeenstemming met de technische ontwikkeling handelen, zowel met verschillende initiatieven als met wetgevende maatregelen. Het gaat daarbij om het stimuleren van ontwikkeling en om regelgeving die misbruik onmogelijk maakt en risico's beperkt. In dat licht is het document dat de Commissie heeft opgesteld heel belangrijk.
We behandelen dit onderwerp echter vrij laat. Het Parlement, de Commissie en de Raad sluiten binnenkort de onderhandelingen over het zevende kaderprogramma af. Net dat programma bevat enkele wezenlijke elementen van het actieplan, namelijk op het gebied van onderzoek, innovatie en deels van personeel. Ik hoop van harte dat het Parlement serieus onderhandeld heeft en een gepaste rol voor nanowetenschap bepleit heeft, zowel door onderzoeksgebieden vast te stellen alsook door zich sterk te maken voor een aanzienlijke verhoging van financiële middelen voor onderzoek.
In verband daarmee blijft echter nog één gebied oningevuld, een gebied dat in het actieplan als essentieel wordt beschouwd voor het waarborgen van een kritieke massa aan infrastructuur. Men heeft het over de samenwerking van universiteiten, onderzoeksorganisaties en de industrie en om deze doelstellingen te bereiken, wordt aangeraden de bestaande mechanismen te gebruiken. Ondertussen is een levendig debat gevoerd over het zogenaamde Europees Technologie-Instituut, een verdere uitwerking van dat idee, dat zich bezighoudt met het waarborgen van een kritieke massa met de nadruk op personeel.
Bij beslissingen over de ontwikkeling van verdere mechanismen voor het waarborgen van kritieke massa moeten we rekening houden met de weloverwogen conclusies over nanowetenschap en nanotechnologie die reeds zijn getrokken. Daarbij wil ik vooral beklemtonen dat we samenwerking moeten mogelijk maken voor zowel die groepen die reeds hebben laten zien uitmuntend onderzoek te verrichten, alsook voor die groepen die het duidelijk in zich hebben in vrij korte tijd uitstekend te worden. Nanowetenschap en nanotechnologie kunnen dienst doen als een van de testgebieden voor nauwere samenwerking binnen de zogenaamde kennisdriehoek.
Ten slotte wil ik graag de rapporteur bedanken voor het voortreffelijke werk.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – Voorzitter, innovatiekracht maakt zo'n 30 procent uit van de concurrentiekracht in de hoog ontwikkelde landen, dat staat in de actuele enquête van het Wereld Economisch Forum. Dat geldt in het bijzonder voor de nanotechnologie. Nanogeneeskunde bijvoorbeeld creëert kansen voor betere behandeling van kanker, hartziekten, diabetes, Alzheimer en Parkinson. Samengevat betreffen deze ziektebeelden twee derden van de Europese mortaliteit.
Europese onderzoeksinstellingen en bedrijven horen op dit terrein tot de wereldtop. Alleen in Nederland al heeft de nano-industrie een omzet van 20 miljard euro. De overheid investeert in mijn land bijvoorbeeld in het "Centre for Molecular Medicine" in Eindhoven een recordbedrag. Bedrijven leggen daar ook veel bij en dat is een voorbeeld van een offensieve strategie. De wereldontwikkeling, de concurrentie vraagt om een dergelijke houding.
Keuzes maken, investeren en steun geven aan de Europese kerninfrastructuur, dat wordt nu ook goed verwoord in het verslag Ransdorf. Het is dan een taak voor de Europese Commissie, de lidstaten, de regionale overheden met industrie en MKB: ervoor zorgen dat dit wordt omgezet in industriële productie in dit deel van de wereld. Het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, de Europese technologieplatforms en de kennisregio's hebben een goede basis gelegd samen met structuurfondsen, ook wat financiën betreft. En dan de risico's. Natuurlijk moeten worden gekeken naar de risico's, vooral ook op mondiale schaal binnen UNESCO/OECD.
En tenslotte, dit najaar start Commissaris Potočnik met een routemap voor researchinfrastructuur. Dan zal blijken welke gebieden, regio's of clusters echt het potentieel hebben om de wereldconcurrentie aan te gaan. Investeren gaat niet om een braindrain op wereldschaal, maar op dit terrein moet het een braingain worden, winst voor de Europese economie en het welzijn van onze burgers.
Janez Potočnik, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in telegramstijl reageren op een aantal punten en een samenvatting geven van wat ik denk dat de boodschap is van het debat van vandaag over innovatie, financiering, risico’s, ethiek en het regelgevend kader. Ik zal deze punten één voor één bespreken.
Met betrekking tot innovatie bestaat er geen twijfel over dat nanowetenschappen en nanotechnologieën een zeer groot potentieel hebben. Nanowetenschappen hebben veel gemeen met informatietechnologieën. Dus een doorbraak op dit terrein zou voor alle sectoren positieve resultaten opleveren. Daarom is het zeer belangrijk om alle aandacht aan innovatie te schenken.
Wanneer we onszelf met de Verenigde Staten vergelijken, zien we dat we op veel gebieden geen achterstand hebben. Er is echter één gebied waarop we echt een achterstand hebben en dat is de informatietechnologie. Als je kijkt hoeveel geld we uitgeven aan innovatie, onderzoek en ontwikkeling, dan zie je dat we zelfs structureel, en niet alleen in algemene zin achterlopen. We mogen niet dezelfde fout maken als het om innovatie gaat.
We proberen Europese technologieplatforms, gezamenlijke initiatieven op het gebied van technologie – een gebied waarop we zeer actief zijn – en bedrijven die op dat gebied actief zijn bij onze plannen te betrekken. Ik ben het met u eens dat het punt van de intellectuele-eigendomsrechten ook belangrijk is en daarom heeft dit speciale aandacht gekregen in het actieplan.
En dan de financiering. We hebben twee gebieden die daar veel mee te maken hebben. Eén daarvan is natuurlijk dat van de nanowetenschappen en nanotechnologieën en het andere gebied is dat van de informatie- en communicatietechnologieën. Maar er is meer. Er zijn ook nog de vragen waarop een antwoord zal worden gezocht in de Europese Onderzoeksraad, in het mensenprogramma, in het capaciteitenprogramma, en in de acties op het terrein van de infrastructuur – zaken die betrekking hebben op regionale ontwikkeling. Daarom kunnen de bedragen van het zesde kaderprogramma moeilijk worden vergeleken met de bedragen die in de toekomst naar het zevende kaderprogramma zullen gaan. Ik kan u vertellen dat er vergeleken met de huidige situatie aanzienlijk meer middelen beschikbaar zullen komen.
Nogmaals, als we de bedragen in de Europese Unie met die in de Verenigde Staten vergelijken, moeten we niet vergeten dat het kaderprogramma 5 procent van de Europese publieke financiering uitmaakt. Het is daarom logisch dat wanneer je kijkt hoeveel publiek geld er naar de nanowetenschappen gaat, 30 procent van die publieke financiering afkomstig is van de EU. Het is duidelijk dat we er proportioneel veel meer aandacht aan besteden dan de lidstaten. Dat moet duidelijk onderstreept worden.
In de tweede plaats zou in normale omstandigheden twee derde van de financiering afkomstig moeten zijn van de private sector, en daar moeten we onze aandacht op richten. Een van de dingen die we ontdekt hebben – en dat is gepubliceerd in augustus 2006 – is dat de beslissende factoren, volgens de bedrijven die het onderzoek doen in de Europese ruimte, de volgende zijn: één, het bestaan van de markt; en twee, de kennispool, en niet de hoogte van de lonen. De hoogte van de lonen is bijna irrelevant als we het over kennis en onderzoek en ontwikkeling hebben. Dit zijn de gebieden die aandacht nodig hebben.
In de derde plaats, met betrekking tot de risico’s, klopt het dat we niet alles weten, en het zou hypocriet zijn om te zeggen dat we wel alles weten, want dat is niet zo. We weten echter wel veel, en ik ben het eens met al diegenen die hebben gezegd dat we daar voldoende aandacht aan moeten besteden in het zevende kaderprogramma. In het actieplan hebben we ook veel aandacht besteed aan vragen met betrekking tot de risico’s. De informele verzameling van input voor verdere projecten in het kader van het zevende kaderprogramma is onlangs voltooid. Het is eveneens uitermate belangrijk dat de wijze waarop we met vragen over de risico’s omgaan transparant moet zijn en dat we mensen op een goede manier voorlichten.
Met betrekking tot ethiek is het heel duidelijk dat we dezelfde hoge ethische normen en beginselen moeten handhaven waar we ons altijd aan gehouden hebben en dat we daar voldoende aandacht aan geven.
Tot slot, met betrekking tot het regelgevend kader, wil ik nogmaals zeggen dat dit een integraal onderdeel van het actieplan is. Al deze vraagstukken zijn bijeengebracht in het actieplan en de Commissie werkt nauw samen met directoraten-generaal die te maken hebben met onderzoek en directoraten-generaal die zich bezighouden met regelgevingsaspecten om een oplossing te vinden voor de verschillende onzekerheden met betrekking tot potentiële gevaren, om leemten in de kennis op te vullen, en om richtsnoeren en methoden verder te ontwikkelen. Ook wordt zorgvuldig gekeken naar de geschiktheid van de bestaande en toekomstige wetgeving met betrekking tot nanotechnologieproducten.
Samenvattend hebben we zonder enige twijfel een evenwichtige aanpak nodig die transparant is en een hoog niveau van volksgezondheid, veiligheid en milieu- en consumentenbescherming garandeert, maar die wel gericht is op het exploiteren van het enorme potentieel dat nanowetenschappen en nanotechnologieën hebben voor de gebieden onderzoek en innovatie. Het verslag van vandaag heeft een uitstekende gelegenheid geboden om al deze componenten van onze aanpak te onderstrepen en ik wil de geachte afgevaardigden bedanken voor hun belangstelling voor deze vraagstukken, voor de steun voor ons werk en voor de punten van zorg die naar voren gebracht zijn.