Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2137(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0272/2006

Ingediende teksten :

A6-0272/2006

Debatten :

PV 11/10/2006 - 20
CRE 11/10/2006 - 20

Stemmingen :

PV 12/10/2006 - 7.26
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0418

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 11 oktober 2006 - Brussel Uitgave PB

20. Follow-up van het verslag over de mededinging op het gebied van de professionele dienstverlening (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0272/2006) van Christian Ehler, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over de follow-up van het verslag over de mededinging op het gebied van de professionele dienstverlening [2006/2137(INI)].

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Christian Ehler (PPE-DE), rapporteur. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte afgevaardigden, de commissie heeft in september vorig jaar met haar mededeling over de professionele dienstverlening onder de titel “Ruimte voor verdere hervormingen” eigenlijk een aanvulling gegeven op het verslag dat zij al in 2004 over de mededinging in deze branche opgesteld had. Het Parlement heeft zich met zijn verslagen uit 2001 en 2003 over het vraagstuk uitgesproken. Daarna hebben de Commissie juridische zaken en de plenaire vergadering nog een standpunt ingenomen ten aanzien van het specifieke geval van de juridische beroepen.

Alle bijdragen aan de openbare discussie hierover hebben iets heel opvallends gemeen, of ze nu van economen komen of uitgewisseld worden tussen Commissie en Parlement: alle deelnemers geven gespierde meningen, maar slap cijferwerk. De cijfers waar de - meestal sectoraal of nationaal beperkte - onderzoeken zich op baseren, stammen merendeels uit de vroege jaren negentig; het meest recente onderzoek dateert uit voorjaar 2001. Wat ze dus allemaal gemeen hebben is hun beperkte karakter (toegesneden op één sector of land) en een empirische grondslag die eigenlijk te gedateerd is om nog een verantwoorde generalisering toe te laten.

Nuchter beschouwd is de economische betekenis van de dienstensector nauwelijks te overschatten. Het bruto nationaal product van de EU-landen bestaat voor 8 procent uit zakelijke dienstverlening, waarvan minstens eenderde tot de professionele dienstverlening gerekend kan worden. Zo bezien is de vraag - en ik denk dat het Parlement die in het kader van de Lissabon-agenda ook graag gesteld ziet - welke bijdrage deze sector zou kunnen leveren aan de economische groei en de werkgelegenheid in Europa, natuurlijk volkomen gerechtvaardigd. Het leek ons namelijk belangrijk niet steeds alleen maar lippendienst te bewijzen aan de Lissabon-agenda, maar ons ook eens in een concreet geval de vraag te stellen wat liberalisering aan de groei kan bijdragen.

Het is de verdienste van de Commissie dat zij een discussie heeft gesystematiseerd die tot nog toe nogal ‘wild’ verlopen is, om het zo maar eens te zeggen. Welbeschouwd heeft de Commissie de volgende economische gedachtegang gevolgd: eerst bekijkt men zes beroepsgroepen (advocaten, notarissen, ingenieurs, architecten, apothekers en accountants), vervolgens definieert men vijf mededingingsbeperkingen, te weten: vaste prijzen, richtprijzen, concurrentieregelingen, reclameregelingen en het brede terrein van de vestigingsvoorwaarden, ondernemingsvormen en de associatiemogelijkheden. Daartegenover heeft men vier grote consumentengroepen gesteld: de openbare sector, de grote ondernemingen, het midden- en kleinbedrijf en de huishoudens. Wat men in dit samenspel constateert, zijn asymmetrische verhoudingen en bijzondere regelingen die daarmee samenhangen: bijzondere regelgeving op het gebied van markttransparantie, wat de externe effecten betreft, dan wel ten aanzien van de vraag of al dan niet een goed van openbaar belang geleverd wordt.

Wij zijn een voorstander van deze systematisering, die nodig is om de discussie te structureren. Bovendien blijkt hieruit dat het nu voor het Parlement een voor de hand liggend moment is om stelling te nemen in deze hele discussie. Wij van onze kant hebben geprobeerd een zekere steun te bieden, maar tegelijk ook om enige klaarheid in de discussie te brengen. Zo staat voor ons nu wel vast dat er grote overeenstemming over de subsidiariteit heerst. Aan de Europese Gemeenschap de zware taak om via het coördineren van de lidstaten naar dit thema toe te werken. Heel belangrijk, met name als consequentie van de discussie over de dienstenrichtlijn, is onze eis om de liberaliseringsdoelstellingen heel nauwkeurig te omschrijven en ook empirisch te onderbouwen. Hoeveel groei hoopt men met bepaalde liberaliseringsmaatregelen te bereiken? Welke werkgelegenheidseffecten streeft men na? Hiervoor moeten echte getallen genoemd worden. Anders krijgen we niet genoeg draagvlak in de lidstaten. Een van onze andere conclusies is dat zelfregulering en regulering door de overheid gelijkwaardig zouden moeten zijn. Verder hebben we ons uitgesproken voor het differentiëren van de systematiek. Volgens ons moeten bijvoorbeeld de overheidsbegrotingen worden gedifferentieerd, omdat het nogal uitmaakt of een kleine gemeente professionele dienstverlening aanbesteedt, dan wel een nationale overheid. We hebben besloten om weliswaar de gegeven omstandigheden te erkennen zoals die door geografische factoren en traditie gevormd zijn, maar die tegelijk steeds als bijzondere regelingen aan te merken, regelingen die niet mogen verhinderen dat er voortdurend naar wordt gekeken welke liberaliserings- en groeimogelijkheden er in dergelijke omstandigheden bestaan. Verder hebben we duidelijk onze bedenkingen tegen de bijzondere regelingen bij fusies en reclame-uitingen verwoord. We hebben duidelijk te kennen gegeven dat we bepaalde mededingingsbeperkingen naar consumentengroepen willen differentiëren. Ten slotte hebben we aangegeven dat, juist op het gebied van de vrijwilligheid, de vrijwillige gedragscode voor de professionele dienstverlening ons bijzonder gelegen komt.

Het signaal dat we met dit verslag aan de Commissie wilden geven is dat we blij zijn met haar overwegingen. Tegelijk willen we echter duidelijk maken dat dit beleidsterrein gebaat is bij meer systematisering en een verdere differentiatie. Alleen dan zullen we het nodige draagvlak in de lidstaten weten te creëren.

 
  
MPphoto
 
 

  Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijnheer Ehler en de Commissie economische en monetaire zaken graag bedanken voor dit verslag. De Commissie is erg blij met uw steun voor het werk dat in deze sector moet worden verricht. Uw beoordeling van het belang van professionele dienstverlening voor de economie van de EU is wenselijk en relevant. De hervormingen die de lidstaten in deze sector uitvoeren, zijn een vast bestanddeel van de toepassing van de Strategie van Lissabon en de agenda voor betere regulering.

De Commissie geeft volledige steun aan uw oproep om allen constructief samen te werken. Ook zijn wij het ermee eens dat men moet kunnen leren van de ervaringen van de lidstaten die al stappen hebben ondernomen in de richting van modernisering. Wij vinden dat u gelijk hebt als u erop aandringt dat lidstaten speciale beperkingen voor reclame en bedrijfsstructuren moeten wegnemen, en eerlijke en gelijke toegang tot vrije beroepen moeten waarborgen, inclusief het wegnemen van geografische en demografische toegangsvoorwaarden.

Uw aandringen op meer economisch bewijs is terecht, maar laten we niet vergeten dat we geen harmonisering van de regulering van vrije beroepen voorstellen. De lidstaten blijven vrij om reguleringsoplossingen te vinden die zijn gebaseerd op hun nationale behoeften en omstandigheden. Uit onze ervaring blijkt dat historische en internationale vergelijkingen de beste manier zijn om toegevoegde waarde te creëren. Daarom hebben we nog een ander extern vergelijkend onderzoek laten uitvoeren naar de EU-markt voor onroerend goed, naar het kopen en verkopen van onroerend goed. In dat onderzoek wordt nagegaan welke invloed beroepsregulering uitoefent op de keuze van de consument, de prijs, de kwaliteit en andere belangrijke indicatoren en, waar mogelijk, wat het effect op de werkgelegenheid en groei is.

Nationale overheden kunnen ook een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van de invloed van reeds doorgevoerde hervormingen. Samen met de grootste belanghebbenden, zoals vakbewegingen, bevinden zij zich in de juiste positie om de huidige reguleringsstatus van de vrije beroepen in hun landen te evalueren, na te gaan waar gemoderniseerd kan worden en welke invloed mogelijk hervormingen zullen hebben op de groei en werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Donata Gottardi, namens de PSE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, in de dienstverleningssector vormen de vrije beroepen één van de gebieden van uitmuntendheid. In de meeste, maar niet alle Europese landen dateert de basisreglementering uit een tijd waarin het civiel verbintenissenrecht werd gecodificeerd. Dit geldt natuurlijk vooral voor de civil law-landen. In de loop der tijd hebben de vrije beroepen zich ontwikkeld tot het paradepaardje van het maatschappelijk middenveld, maar vaak ook tot een behouden, naar buiten toe gesloten sector, die liever het risico loopt de kwaliteitsglans te verliezen dan de voorrechten op te geven. Op die manier is er in bepaalde landen, op bepaalde gebieden, een gesloten kaste ontstaan waartoe men met enkel zijn verdiensten geen toegang heeft, en waarvoor erfelijkheid maar al te vaak, en zelfs steeds vaker, voldoende was.

Het Europees Parlement - dat zich dit jaar meer dan ooit moet meten met het vraagstuk van de diensten op de interne markt en morgen zal stemmen over het verslag over de mededinging in de professionele diensten - legt de basis voor een evenwicht tussen enerzijds de openstelling tot de mededinging en dus de liberalisering van de toegang, met bijzondere aandacht voor net afgestudeerde jongeren, en anderzijds de vrijwaring van de dienstverleningskwaliteit en dus de bescherming van de Europese burgers. Het legt ook de basis voor de vaststelling van een reglementair referentiekader, waarin wordt gewezen op de kritische punten die moeten worden weggewerkt, op de beginselen die moeten worden geëerbiedigd en de overlegprocedures die moeten worden gevolgd bij toetsing. Binnen dat reguleringskader moeten de lidstaten vrije besluiten kunnen nemen, overeenkomstig het reeds eerder genoemde subsidiariteitsbeginsel dat volledig in acht moet worden genomen. De tekst is het resultaat van het opbouwend werk van de verschillende fracties. Ik dank de rapporteur voor het feit dat hij bereid was de amendementen, waarvan er vele door ons socialisten waren ingediend, met ons te bespreken en ook grotendeels over te nemen.

Het Parlement neemt een duidelijk standpunt in ten aanzien van de diensten. Het wil geleidelijk de reglementaire hindernissen en barrières wegwerken, niet zozeer om de kritiekloze en apolitieke standpunten te volgen van degenen die de bureaucratische haken en ogen beu zijn en het bestaande willen afbreken, maar om positieve concurrentie, transparantie en innovatie, als fundamenteel element van een duurzame economische groei en consumentenbescherming te bevorderen. Regulering en zelfregulering op het gebied van de beroepsdiensten moet stroken met de Strategie van Lissabon en met name met de bescherming van het algemene belang, en mag geen discriminatoire effect hebben, met name als het gaat om discriminatie op grond van ras, etnische afkomst, nationaliteit, enzovoort.

In die richting gaan de aanwijzingen in het verslag: de bevordering van gedragscodes, waarbij aan alle belanghebbenden een beslissende rol wordt toegekend, ook via de representatieve verenigingen; het belang van de opheffing van reclameverboden, als met reclame echte informatie wordt verschaft aan de consumenten, met name over de aard en de kosten van de dienstverlening; steun aan de totstandkoming van interprofessionele en multidisciplinaire diensten om innovatie en mededinging in een steeds complexer wordende wereld te bevorderen; inzet voor de verwezenlijking van voorwaarden voor een soepele integratie tussen het universitair opleidingssysteem en de beroepsuitoefening.

Ik hoop dat steun zal worden gegeven aan het amendement dat wij in de plenaire vergadering hebben ingediend en waarin wij de lidstaten vragen om af te stappen van het systeem van vaste of minimumtarieven en van het verbod om te onderhandelen over aan het bereikte resultaat gekoppelde honoraria, als deze een hinderpaal zijn voor de dienstverleningskwaliteit en de mededinging. Ik ben van mening dat er nog een lange weg te gaan is en dat de lidstaten op binnenlands vlak zelf moeten uitvinden wat de beste combinatie is van eerbiediging van de traditie en innovatieve ontwikkeling van de professionele dienstverlening. Dit is een factor van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van het productiesysteem en van de sociale markteconomie die zo kenmerkend is voor het Europa van de geglobaliseerde wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Alfonso Andria, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, sinds onheugelijke tijden wordt er gesproken over de wenselijkheid om de vrije beroepen in Europa te hervormen. Ten aanzien daarvan bestaan er tegenstrijdige oriëntaties. Sommigen - en onder hen bevindt zich ook de voormalige commissaris voor mededinging, Mario Monti - waren altijd al voor liberalisering, omdat liberalisering voor hen noodzakelijk is in het algemene kader van de hervormingen die tot doel hebben de Europese economie nieuw leven in te blazen. Anderen zijn evenwel van mening dat het huidig systeem de burger een hoog kwaliteitsniveau van dienstverlening garandeert en daarom gehandhaafd moet worden.

Persoonlijk erken ik dat de professionele diensten een belangrijke rol spelen als motor voor de economische groei in Europa, en ik ben het met de rapporteur eens dat het noodzakelijk is in deze sector een hervormingsproces op gang te brengen met het oog op de liberalisatie van de professionele diensten. Overdreven regulering, vaste tarieven, weinig vennootschappen van beroepsbeoefenaren en nog minder multidisciplinaire vennootschappen vormen, samen met de beperkingen op reclame, een grote hinderpaal voor de versterking van het mededingingsvermogen in Europa en vaak maken zij het ook niet mogelijk om een hoog kwaliteitsniveau van de dienstverlening te verzekeren.

Dat alles moet ook gezien worden in het licht van de grotere aandacht die aan de bescherming van de consumenten, die wij hier moeten vertegenwoordigen, wordt geschonken. De consumenten zijn de gebruikers van professionele diensten. In veel streken wordt het belang van de gebruiker vaak opgeofferd op het altaar van de beroepsbelangen. De oligopolistische en soms zelfs monopolistische situaties monden uit in hogere prijzen voor professionele diensten en veroorzaken extra kosten die onvermijdelijk worden afgewenteld op de schouders van de consumenten. Ik ben het bovendien met de rapporteur eens dat het wenselijk is af te stappen van de speciale voorschriften op reclamegebied en de beroepsbeoefenaren de mogelijkheid te bieden om de gebruikers te informeren over het dienstenaanbod en de desbetreffende tarieven. Ik ben evenwel ook van mening dat men natuurlijk moet proberen om de voorschriften inzake de verboden op misleidende reclame te versterken en dat men instrumenten moet invoeren waarmee de consumenten-gebruikers daadwerkelijk kunnen worden beschermd.

Tot slot ben ik van mening dat de rapporteur - die ik bij deze gelukwens - een interessant voorstel heeft gedaan voor de verzoening van de vereisten inzake meer concurrentie, via liberalisatie van de professionele diensten en de noodzaak van consumentenbescherming. Hij heeft namelijk voorgesteld om gedrags- en zelfreguleringscodes uit te vaardigen. Ik schaar mij achter dit voorstel en wil nogmaals de heer Ehler van harte bedanken voor zijn uitstekende werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. - Mijnheer de Voorzitter, onbeperkte mededinging in de vrije beroepen is niet vanzelfsprekend en dat blijkt maar weer eens uit het verslag van collega Ehler. Dat leert ons ook de praktijk. In Nederland zijn bijvoorbeeld de vaste tarieven voor notariële dienstverlening afgeschaft, maar tal van andere regels blijven van toepassing. Die regels zijn nodig om de kwaliteit te waarborgen. Zo werd ik zeer recent nog benaderd met de vraag van een orthopedagoog die zich vrij wilde vestigen zonder de gebruikelijke registratie van het Ministerie van Volksgezondheid. De overheid stelde terecht aanvullende eisen aan opleiding voor inschrijving en vergoeding. Voor diensten op het terrein van de volksgezondheid is dat natuurlijk van groot belang.

De registratievereisten voor verschillende beroepsgroepen zijn nog steeds een belemmering voor vrije vestiging. Dat is voor een belangrijk deel terecht. De garantie voor professionele dienstverlening kan niet worden verzekerd wanneer er zonder beperkingen vrij kan worden gevestigd. Het amendement van de rapporteur om deze nuance in het verslag aan te brengen, is dan ook noodzakelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk is het toe te juichen dat eens wordt nagegaan of alle regels die beroepsgroepen zich ooit opgelegd hebben, wel noodzakelijk zijn. Ik vind het echter geen pas hebben om alle vrije beroepen, ongeacht de vele verschillen, op dezelfde manier te dereguleren. We weten allemaal dat er in de vrije beroepen hoogwaardige prestaties geleverd worden, die het nut van het algemeen dienen. Ik vind dat we ons op dit terrein geen experimenten kunnen veroorloven. In Argentinië en Frankrijk overweegt men om de tarieven voor notarissen weer wettelijk vast te leggen, en dat lijkt mij een aardige indicatie dat deregulering niet het allerhoogste goed is. Een sterke groei in het aantal advocaten, gecombineerd met een versoepeling van de tariefbepalingen heeft er in Duitsland bijvoorbeeld toe geleid dat hoogwaardige rechtsbijstand alleen nog maar tegen duizelingwekkende uurtarieven te krijgen is, terwijl er aan de onderkant van de markt een groot aantal advocaten voor dumpingprijzen werkt. De Commissie weerspreekt zichzelf dan ook, als men enerzijds privileges van beroepsgroepen in wil perken, maar anderzijds meteen weer het opstellen van gedragscodes bepleit, of als men na de afschaffing van reguleringsmaatregelen nieuwe kwaliteitscontroles invoert.

 
  
MPphoto
 
 

  Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) Dank u, mijnheer de Voorzitter, voor dit stimulerend debat. Ik zou graag willen reageren op enkele van de belangrijkste punten die aan bod zijn gekomen.

Mijnheer Ehler riep op tot een betere economische analyse van het effect dat veranderingen hebben op de werkgelegenheid en groei, en dat is volledig terecht. Wat betreft het economische effect van hervormingen zei ik al dat, omdat er geen plannen zijn voor de harmonisering van de beroepsregulering binnen de EU, het erg moeilijk zou zijn om het effect nauwkeurig te voorspellen.

Wij staan positief tegenover een vergelijkende beoordeling van de verschillen die echte veranderingen hebben opgeleverd in de lidstaten waar deze al zijn geïntroduceerd. Daarom zien wij een sterke rol weggelegd voor de nationale overheden, die zich in een goede positie bevinden voor deze analyses, maar we zullen ook verder nadenken over de vraag wat we nog meer kunnen doen om de opbouw van een economische bewijsbasis op EU-niveau mogelijk te maken.

Als we het hebben over vrije beroepen, zoals advocaten, zijn er strenge ethische regels en normen nodig. De Commissie erkent dat echte ethische regels van essentieel belang zijn om goed bestuur en uitoefening van beroepen zoals de advocaatuur te waarborgen. In dit opzicht moet er één norm gelden, ongeacht aan wie de diensten worden geleverd. Prijsafspraken of een reclameverbod zorgen niet voor hoge ethische normen en diensten van goede kwaliteit. De kwaliteit en de naleving van ethische normen kunnen beter worden gewaarborgd en beheerd door toereikende opleidingsvereisten en door een effectief toezicht door de staten en/of door vakbewegingen, met inbegrip van effectieve klachtenprocedures voor klanten. Gedragscodes zoals die hier zijn genoemd, zijn ook een positieve stap in de juiste richting.

De Commissie steunt het wegnemen van vaste prijzen en minimumprijzen, plus het gebruik van op resultaten gebaseerde tarieven. Er is geen bewijs dat erop duidt dat in de lidstaten waar vaste prijzen en minimumprijzen zijn afgeschaft, de kwaliteit of ethische normen van juridische diensten zijn verslechterd. Hoewel kwaliteit een prijs heeft, vormt een vaste prijs op zich geen kwaliteitsgarantie. Prijzenconcurrentie met de mogelijkheid om vaste minimumtarieven af te schaffen en het gebruik van succestarieven zullen veel eerder de toegankelijkheid van justitie verbeteren.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid