Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2005/0125(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0282/2006

Debatten :

PV 12/10/2006 - 3
CRE 12/10/2006 - 3

Stemmingen :

PV 12/10/2006 - 7.23
CRE 12/10/2006 - 7.23
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0415
P6_TA(2006)0510

Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 12 oktober 2006 - Brussel Uitgave PB

3. Oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten - Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (activiteiten op in titel VI van het EU-Verdrag bedoelde gebieden) (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende verslagen:

- het verslag (A6-0306/2006) van Kinga Gál, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten [COM(2005)0280 - C6-0288/2005 - 2005/0124(CNS)]

en

- het verslag (A6-0282/2006) van Magda Kósáné Kovács, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een besluit van de Raad waarbij het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten wordt gemachtigd zijn activiteiten uit te oefenen op de in titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde gebieden [COM(2005)0280 - C6-0289/2005 - 2005/0125(CNS)].

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijns inziens is de dag van vandaag een belangrijke etappe in de behandeling van dit voorstel, dat zowel voor de Commissie als voor het Parlement een zeer belangrijk voorstel is. Dit initiatief werd aanvankelijk goedgekeurd volgens de regels van een procedure die medebeslissing formeel uitsluit, maar kon daarna, langs politieke weg, alsnog het voorwerp worden van een uiterst nauwe samenwerking met het Parlement. De methode van de trialoog, die ons herhaaldelijk in staat heeft gesteld nader tot elkaar te komen, is namelijk een politieke oplossing. Ofschoon er institutioneel en juridisch gezien - helaas - geen sprake is van een formele medebeslissing, heeft deze politieke oplossing ons tot nu toe de kans geboden om uitstekend samen te werken.

Ik wil de rapporteurs, mevrouw Gál en mevrouw Kovács, van harte bedanken voor de vruchtbare samenwerking. Wij zijn op talrijke punten tot overeenstemming gekomen, en ik hoop dat voor het einde van het jaar ook de enkele nog hangende vraagstukken kunnen worden opgelost en het Bureau voor de grondrechten in 2007 op volle toeren zal draaien. Dat was ook de herhaaldelijk tot uiting gebrachte wens van de Europese Raad, het Parlement en ook de Commissie.

Over welke punten moet - ook na de laatste, overigens zeer nuttige trialoog - nog worden nagedacht en gesproken? Er staan drie fundamentele vraagstukken open, die ik ook recentelijk nog heb besproken met de ministers van Binnenlandse Zaken tijdens de Raad van vorige week in Luxemburg, en tijdens een ontmoeting met de secretaris-generaal van de Raad van Europa.

Het eerste vraagstuk gaat over de betrekkingen tussen het toekomstige Bureau en de Raad van Europa. De Commissie en ikzelf – en, naar ik zeker weet, ook het Europees Parlement - zijn van plan om elke bevoegdheidsoverlapping tussen het op te richten Bureau en de Raad van Europa, die reeds voorbeeldig werk verricht voor de bescherming en bevordering van de grondrechten, te voorkomen. Mijns inziens kunnen wij ons gemeenschappelijke doel van samenwerking tussen enerzijds het Bureau en anderzijds de Raad van Europa verwezenlijken met inachtneming van eenieders verantwoordelijkheden.

De belangrijkste taak van het Bureau is toezicht te houden, te waken en gegevens te vergaren met betrekking tot de eerbiediging van de communautaire wetgeving, zonder daarbij zijn boekje te buiten te gaan. Het eerste vraagstuk is dus dat de bevoegdheden van de Raad van Europa volledig moeten worden geëerbiedigd en dat er een wil bestaat tot samenwerking. Het tweede vraagstuk betreft de geografische reikwijdte van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het Bureau. U zult zich allen nog wel herinneren dat volgens het oorspronkelijke standpunt de geografische reikwijdte beperkt moest worden tot enkel en alleen de lidstaten van de Unie. Natuurlijk werd toen meteen al duidelijk dat de verantwoordelijkheden moesten worden uitgebreid tot de kandidaat-landen voor toetreding, tot de landen die de weg naar toetreding tot de Europese Unie reeds bewandelen, in welke mate dan ook.

Een ander serieus probleem houdt verband met de landen die zich in de pretoetredingsfase bevinden, de zogenaamde potentiële kandidaat-lidstaten. Wij hebben hier te maken met een uitermate belangrijk concept, omdat het gaat om een geografisch gebied dat van cruciaal belang is voor Europa: de Westelijke Balkan. Enkele van deze landen onderhandelen reeds en andere passen associatie- en stabilisatieovereenkomsten met de Europese Unie toe, waarin ook enkele zeer gevoelige vraagstukken met betrekking tot de bescherming van de grondrechten aan de orde komen. Vandaar dat in de onderhavige tekst het voorstel wordt gedaan - dat ook door de Raad wordt gedeeld - om de werkingssfeer uit te breiden tot die landen.

Met het oog daarop hebben enkele lidstaten voorbehouden aangetekend, en de Raad van Europa heeft gezegd zich ernstige zorgen te maken, waar ik hier, zoals mijn plicht is, gewag van moet maken. Ik geloof evenwel dat het mogelijk is om een passende compromisoplossing te vinden, waarmee de mogelijkheid om in de toekomst ook deze landen onder de bevoegdheidssfeer van het Bureau te brengen, niet geheel wordt uitgesloten. In die compromisoplossing moet misschien ook rekening worden gehouden met het feit dat het Bureau in kwestie, die alle bevoegdheden van de Waarnemingspost in Wenen zal overnemen - dat wil zeggen die voor racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme - en waarschijnlijk ook nieuwe bevoegdheden zal krijgen, zich tenminste in de beginfase van zijn activiteiten het beste kan concentreren op de lidstaten van de Europese Unie en de kandidaat-landen voor toetreding. Daarom is het niet opportuun om de mogelijkheid uit te sluiten dat eventueel ook de pretoetredingslanden in ogenschouw worden genomen, maar men moet wel rekening houden met de vereisten die naar voren zijn gebracht door enerzijds de Raad van Europa en anderzijds enkele vooraanstaande lidstaten, die tijdens de Raad van Luxemburg dit probleem formeel aan de orde hebben gesteld. Er is echter nog ruimte voor overleg over dit punt.

Het derde en laatste punt betreft de zogenaamde opneming van de onder de derde pijler vallende vraagstukken met betrekking tot de justitiële en politiële samenwerking. De Commissie, en ik persoonlijk, waren van meet af aan voor de strategie die ook voor dit Parlement de beste was, namelijk dat deze materie opgenomen zou moeten worden onder de bevoegdheden van het Bureau in kwestie. Mijns inziens zou het niet gemakkelijk zijn om de Europese burgers uit te leggen waarom wij van een bureau voor de bevordering en bescherming van de grondrechten, dat wij op het punt staan op te richten, de aspecten in verband met de politiële samenwerking en de justitiële activiteiten uitsluiten. Daarbij stelt zich immers een objectieve vereiste: men moet toetsen of de grondrechten van bijvoorbeeld iemand die in staat van beschuldiging is gesteld of vervolgd wordt, volledig en absoluut zijn geëerbiedigd. Daarnaast is er, zoals u weet, een probleem in verband met de rechtsgrondslag. Ik zal daar nu niet op ingaan, maar ik kan wel zeggen dat hierbij een politieke motivering speelt. Als dit Bureau in dienst wil staan van de burgers, moet het zich op de een of andere manier ook bezig kunnen houden met de vraagstukken van de ‘derde pijler’.

Het zal onze taak zijn een aanvaardbare formule te vinden, maar deze mag niet erop neerkomen dat het besluit over het al dan niet opnemen van de onder de ‘derde pijler’ vallende vraagstukken wordt uitgesteld tot een latere fase, tot na de oprichting van het Bureau. Een besluit tot uitstel zou geen besluit zijn, en geen besluit zou mijns inziens verkeerd zijn. Zoals u weet zijn er in de Raad enkele grote landen van de Europese Unie die niet veel voelen voor deze opname en die interne grondwettelijke problemen aan de orde stellen. Persoonlijk ben ik van mening dat die problemen overwonnen kunnen worden en dat daarbij juist voor het Parlement een heel belangrijke politieke rol is weggelegd.

Tot slot hoop ik dat een compromisoplossing ook de Raad de mogelijkheid zal bieden om in te stemmen met de tekst. Deze tekst zal weliswaar niet het resultaat zijn van een formele stemming overeenkomstig de medebeslissingsprocedure, maar weerspiegelt wel een gemeenschappelijke inspanning van Parlement, Raad en Commissie. Het zal, geachte afgevaardigden, misschien de eerste keer zijn dat wij met een gemeenschappelijke politieke wil afzien van de toepassing van de regels die een formele medebeslissingsprocedure niet toestaan, en feitelijk op die manier, langs politieke weg, tot een algemeen aanvaardbaar besluit komen. Los van het Bureau - dat nu bij zijn geboorte ongetwijfeld veel steviger op zijn benen zal staan - zou dit een goed voorbeeld kunnen zijn voor talrijke andere sectoren, waarop tot nu toe helaas de medebeslissingsprocedure nog niet van toepassing was.

 
  
MPphoto
 
 

  Kinga Gál (PPE-DE), rapporteur. – (HU) Ik beschouw het als een eer te hebben mogen meewerken aan dit proces, waaruit blijkt – zoals de heer Frattini zojuist zei in afronding van zijn betoog – dat het, afgezien van de formaliteiten, mogelijk is om constructief samen te werken als de gezamenlijke wil er is.

De oprichting van het Bureau voor de grondrechten levert veel stof tot debat. De goedkeuring van dit verslag is het resultaat van een lange reeks moeizame debatten. Onze dank gaat in het bijzonder uit naar commissaris Frattini, het Oostenrijks voorzitterschap en het Finse voorzitterschap, voor de manier waarop het de zaak heeft aangepakt.

Gedurende het hele proces heeft het Parlement voortdurend vastgehouden aan het standpunt dat het huidige Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (EUMC) moet worden omgevormd om zijn bevoegdheden uit te breiden tot alle grondrechten. Op dit terrein is waakzaamheid geboden, zoals des te meer blijkt uit gebeurtenissen binnen nieuwe lidstaten die in strijd zijn met de grondrechten. Bovendien zullen we objectieve informatie nodig hebben uit betrouwbare gouvernementele en non-gouvernementele bronnen, onderzoekscentra en verschillende geledingen van het maatschappelijk middenveld – zoals religieuze organisaties – en we moeten nauw samenwerken om onze grondrechten te verdedigen.

De intentie tot oprichting van dit Bureau heeft veel debat losgemaakt in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa en doet dit nog steeds. In de tekst die weldra in stemming zal worden gebracht, wordt het werk van de Raad van Europa geprezen, wordt de noodzaak en het belang ervan erkend, en worden de kanttekeningen van dat orgaan met als strekking dat de werkzaamheden van het Bureau in geen geval mogen overlappen met dat wat de Raad van Europa zelf al doet, in aanmerking genomen. De structuur en het netwerk van het Bureau moeten tot nut zijn van de Raad van Europa en bovenal van de Europese besluitvormingsfora: de Raad, het Parlement en de Commissie.

De voor aanneming voorgestelde tekst is een aanvaardbaar compromis. Tegelijkertijd heeft het Parlement vastgehouden aan zijn oorspronkelijke standpunt zolang er binnen de Raad geen overeenstemming was over een wezenlijk punt. Voor ons is het namelijk duidelijk dat als we een slagvaardige organisatie willen oprichten in plaats van een papieren tijger – dat zou immers geldverspilling zijn, en wat dat aangaat ben ik het eens met degenen die geen steun willen geven aan een nutteloze organisatie –, we de actieradius ervan ontegenzeglijk moeten uitbreiden tot het verwerven van informatie, het verzamelen van gegevens en het rapporteren over kwesties die onder de derde pijler vallen. We zien elke dag weer dat juist op het terrein van politiële en justitiële samenwerking zich de meest zorgelijke problemen voordoen. Laat ik als voorbeeld wijzen op de specifieke problemen van vrouwen- en kinderhandel.

Wij zien daarom uit naar een aanvaardbaar compromis met de Raad. Om die reden stellen we de eindstemming uit en verwijzen we het verslag terug naar de commissie, in de hoop dat de Raad zijn eigen besluit met betrekking tot de datum van 1 januari 2007 serieus neemt. Door in te stemmen met de compromisamendementen, de compromisformuleringen die uit dit lange onderhandelingsproces zijn voortgekomen, wil het Parlement een nadrukkelijk signaal doen uitgaan over het belang van alles wat in de tekst staat, en wil het bovendien de Raad eraan herinneren dat hij nu aan zet is.

In de tekst waarover gestemd gaat worden, wordt verwezen naar het Handvest van de grondrechten en naar artikel 7 van het Verdrag, aangezien het Parlement alleen betrokken kan worden bij de oprichting van een essentieel en slagvaardig bureau, dat een deel van de oplossing kan bieden in Europa. Er duiken voortdurend nieuwe problemen op met betrekking tot onze grondrechten, die om onze aandacht en om oplossingen vragen.

Laten we de oplossing dichterbij brengen door ons stemgedrag en laten we duidelijk aangeven wat de Europese publieke opinie van ons verwacht: de oprichting van een slagvaardige, onafhankelijke maar verantwoordelijke organisatie. Dank u voor uw hulp en uw steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Magda Kósáné Kovács (PSE), rapporteur. – (HU) Het is al weer enige tijd geleden dat de Raad het besluit nam om de Commissie te verzoeken en groen licht te geven om een voorstel in te dienen tot oprichting van een Bureau voor de grondrechten. Drie jaren zijn voorbij gegaan, maar we hebben nog altijd de indruk dat er op bepaalde basale punten geen consensus is tussen de lidstaten.

Het proces om de drie instellingen op een lijn te krijgen was een zeer belangrijke, plezierige en leerzame ervaring voor ons. Het Parlement, de Commissie en de vertegenwoordigers van het huidige voorzitterschap bleken op de meeste hoofdpunten tot overeenstemming te kunnen komen, hoewel een dergelijke overeenstemming nog niet is bereikt tussen alle leden van de Raad. Dit efficiënte overleg om tot overeenstemming te komen, ook al gaat het in zekere zin over de toekomst, boezemt mij veel vertrouwen en optimisme in.

Tijdens de voorbereiding werden we het eens over de belangrijkste eisen. Ik zou hier enkel de sleutelwoorden willen noemen: we willen allemaal dat deze instelling onafhankelijk, verantwoordelijk en efficiënt georganiseerd is, en dat haar werk transparant is, zodat het het vertrouwen van de burgers in het werk van de Europese instellingen zal opvijzelen.

Ook hebben we ingestemd met de grote lijnen van de reikwijdte, want – zoals mevrouw Gál al aangaf – we vinden allemaal dat het Bureau zich in de eerste plaats op de lidstaten en hun instellingen moet richten. Het Bureau moet de mogelijkheid hebben zijn mening te geven over Europese wetgeving met betrekking tot de grondrechten en eveneens bevoegd zijn om de situatie te volgen in derde landen binnen een bepaalde geografische straal, want we willen het Bureau niet losweken van zijn belangrijkste werkterrein, de Europese Gemeenschap.

Het was mijn taak om een voorstel voor een besluit van de Raad aan het Parlement voor te leggen, hetgeen veel debat losmaakte, omdat er geen volledige overeenstemming was en is over de vraag of de bevoegdheid van dit Bureau al dan niet verder moet strekken dan de eerste pijler. Ik moet u zeggen dat we er in onze oorspronkelijke opzet mee hadden ingestemd om de bevoegdheid van het Bureau uit te breiden tot het houden van toezicht op organisaties die tot de tweede pijler behoren. Aangezien de kans op consensus daarover nihil leek, heb ik als rapporteur deze voorstellen ingetrokken, voorafgaand aan de stemming in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken.

Velen van ons zijn echter van mening dat het ten koste zou gaan van het gewicht van het Bureau als we er vanaf zouden zien om zijn actieradius uit te breiden tot de derde pijler. Daarom houden wij vast aan ons besluit, ook al hebben wij nooit afwijzend gestaan, noch staan wij nu afwijzend tegenover het idee van een compromis, van een wederzijds compromis. Ik wil dan ook mijn erkentelijkheid uiten jegens het Oostenrijkse en het Finse voorzitterschap, maar bovenal jegens vicevoorzitter Frattini, wiens toewijding en daadkracht ons hebben geholpen tot de uiteindelijke oplossing te komen.

Ik wil mijn collega's vragen de voorstellen van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken te steunen, evenals de amendementen daarop. Na de stemming zullen we de bevoegdheid weer overdragen aan de Commissie, want het is aan de Commissie om voorstellen te doen aan de Raad, waar deze naar wij hopen de nodige steun zullen krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  Cem Özdemir (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie buitenlandse zaken.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, geachte collega’s, ik herinner u er nog maar een keer aan dat de achtergrond van het debat dat we vandaag in het Parlement voeren, gevormd wordt door een Raadsbesluit van december 2004. Dát vormt de aanleiding voor ons huidige debat over het grondrechtenbureau. De Raad kan zich nu dus niet meer heimelijk uit de discussie over het grondrechtenbureau terugtrekken en doen alsof dol geworden afgevaardigden hier in het Europees Parlement een Europese bureaucratie in willen stellen en plannen maken die niets te maken hebben met de belangen van onze burgers in de Europese Unie.

Daarnaast is het goed erop te wijzen dat het Parlement over het grondrechtenbureau in gesprek is met de Commissie en de Raad. Wij hebben ons daarbij ingespannen voor een duidelijk omschreven mandaat van het grondrechtenbureau. Ik wil nogmaals benadrukken waar het daarbij om gaat. Niemand in dit Huis is eropuit parallelle structuren te scheppen. We hebben allemaal toegestemd in een compromis dat het mandaat van het bureau concentreert op de bescherming van fundamentele rechten in de lidstaten, in landen die de status van kandidaat hebben, alsmede in landen waarmee wij een stabilisatie- en associatieovereenkomst gesloten hebben. Participatie van de lidstaten is adequaat geregeld.

En ook dit wil ik nog eens in alle duidelijkheid zeggen: de belangen van de Raad van Europa wordt in het voorstel waar we aan werken voldoende recht gedaan. Tot slot maak ik ook graag van de gelegenheid gebruik om mevrouw Gál en mevrouw Kovács nogmaals te bedanken voor het werk dat ze verzet hebben.

Nu is het aan de Raad om de volgende stap te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jutta Haug (PSE), rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, beste collega’s, aan mij de taak om namens de Begrotingscommissie het woord te voeren. Dat betekent altijd dat er over geld gepraat moet worden en niet zozeer over de inhoud. Gelukkig hebben de collega’s daarover alles al gezegd wat gezegd moet worden.

Wat dat geld betreft hebben we bij het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten inderdaad een probleem. Als de besluitvorming zich voltrekt binnen de planning die ons voor ogen staat, hebben we in 2007 een nieuw bureau, evenals een Chemieagentschap en een Europees Genderinstituut. We zijn echter allemaal op de hoogte van paragraaf 47 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie over begrotingsdiscipline en goed financieel beheer van 17 mei jongstleden, waarin de Raad en het Parlement toegezegd hebben zich hier samen over te buigen, om zo overeenstemming te bereiken over de financiering van de nieuwe agentschappen.

De Begrotingscommissie heeft de Raad vóór het zomerreces, juli dit jaar, al aangespoord met ons in onderhandeling te treden. Wij van de Begrotingscommissie hebben de Raad herhaaldelijk uitgenodigd, maar tot nu heeft de Raad ons nog niet benaderd. Daarom heeft de Begrotingscommissie bij de beraadslagingen voor het komende begrotingsjaar de begrotingspost die van de Commissie de aanduiding “mensenrechtenbureau” gekregen had, weer omgedoopt in de post “Europees waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat” en een nieuwe post gecreëerd, die de aantekening “ter herinnering” meekrijgt. Hopelijk krijgen we nu snel een wettelijke basis die het mogelijk maakt met de Raad tot overeenstemming te komen over de manier waarop het nieuwe bureau gefinancierd zou moeten worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, waarde collega’s, staat u mij toe aan te haken bij de opmerkingen van mevrouw Haug en namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten enkele algemene opmerkingen over de agentschappen te maken.

Het Europees Parlement strijdt sinds jaar en dag tegen bureaucratie, parallelle structuren en wildgroei in het ambtelijk apparaat. Het boekt daarbij slechts gedeeltelijk succes, maar steeds met het gelijk aan zijn zijde. Tegelijk echter steunen wij als Parlement – net als een meerderheid in de Raad – steeds weer het instellen van nieuwe agentschappen. Daar komt nog de eis van nieuwe controlerende instanties en nieuwe controlemechanismen bij. De consequenties daarvan worden duidelijk, als we het verslag van de Rekenkamer doorlezen.

Inmiddels hebben we zestien agentschappen. Ik weet niet of u al deze agentschappen kent en weet waar ze gevestigd zijn. Inmiddels werken er 2300 mensen bij deze agentschappen. Als u naar de kosten kijkt, merkt u dat we hiermee waarschijnlijk de grens van een miljard overschrijden. Dat wil zeggen: duizend miljoen euro! Als u dan nog vaststelt dat 60 tot 70 procent van de kosten uitsluitend in het beheer van deze agentschappen zelf gaat zitten, zult u zich terecht afvragen hoe zinvol deze agentschappen nu eigenlijk zijn. Voeg daarbij dat hun werk gedeeltelijk toch al door anderen gedaan wordt, namelijk in de Commissie of in de Europese Raad, maar deels ook in het Europees Parlement, en bedenkt u dan dat het daar nog efficiënter en beter uitgevoerd zou kunnen worden. Dát is het probleem waarvoor we staan.

We weten dat agentschappen met administratiekosten gepaard gaan die dramatisch oplopen. Ik heb naar de cijfers gekeken. Jaarlijks geven de personeelskosten een stijging van 10 tot 20 procent te zien, bij sommige agentschappen is dat zelfs 80 tot 100 procent. De vraag is dan natuurlijk wie controleert wat deze agentschappen nu werkelijk presteren, welk nut ze voor de burgers van de Europese Unie hebben, welke meerwaarde ze vertegenwoordigen. Het zou kunnen dat een aantal van de agentschappen, misschien zelfs vele ervan, overbodig zijn. We zouden eens een keer zo’n controle moeten houden en kijken hoe de verschillende taken beter verdeeld kunnen worden en in welke gevallen anderen ze beter uit kunnen voeren.

Ik doe een oproep tot bezinning. Laten we de zestien agentschappen eens doorlichten op hun kwaliteit, prestaties en meerwaarde en laten we overwegen bepaalde agentschappen te sluiten als ze overbodig geworden zijn en geen prestaties meer leveren, in plaats van almaar te broeden op nieuwe agentschappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cashman, namens de PSE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de commissaris voor de welwillende wijze waarop hij in dezen heeft samengewerkt met de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. Uit de bijdrage van de heer Pirker blijkt wel dat mevrouw Gál veel werk heeft moeten verzetten binnen haar eigen fractie en ik feliciteer haar met haar inspanningen om eensgezindheid te bewerkstelligen.

Voor de heer Pirker wil ik graag een toepasselijk Brits gezegde aanhalen: "You put your money where your mouth is". Zeggen dat je je "zorgen" maakt of je "inzet", kost namelijk niets, maar om de daad bij het woord te voegen en de middelen beschikbaar te stellen om te komen tot het resultaat waarop we allemaal hopen, is natuurlijk iets heel anders. Menigmaal beklagen we ons over een teveel aan bureaucratie wanneer we eigenlijk bedoelen dat we niet van plan zijn om mensen af te houden van dingen die ze niet zouden moeten doen. In dit geval is die bureaucratie volstrekt noodzakelijk en mijns inziens een prachtig instrument om voorvechters van de mensenrechten bevoegdheden te geven. Wat kosten betreft, nogmaals, als we zeggen dat we ergens aan hechten, dan komt het huichelachtig over als we er geen middelen tegenover stellen. Daarom verzoek ik mevrouw Gál door te gaan met haar voortreffelijke werk. Ik denk dat we met de Raad tot een vergelijk zullen komen, omdat de Commissie heeft laten zien dat zij bereid is om daartoe een poging te ondernemen.

Tegen de Raad van Europa wil ik graag zeggen dat ik enerzijds wel alle begrip heb voor de geuite bezorgdheden, maar anderzijds van mening ben dat er op het gebied van de verdediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden niet genoeg voorvechters van de mensenrechten kunnen zijn. Dit bureau gaat niet hetzelfde doen als de Raad van Europa; we hebben ook verplichtingen in de Unie, met name uit hoofde van de Verdragen: het Verdrag van Maastricht en uiteraard het Handvest van de grondrechten.

In de achterliggende maanden, ja, in het hele afgelopen jaar zijn we in bepaalde delen van de Unie getuige geweest van een verontrustend gebruik van hate-speak door politici. Het aantal gevallen daarvan neemt bovendien toe, en dat niet alleen, want we zien ook steeds meer voorbeelden van racistisch, xenofobisch en homofobisch geweld, terwijl de Raad niets heeft ondernomen op het vlak van de artikelen 6 en 7. Als de Raad met de armen over elkaar blijft zitten, is het dan verwonderlijk dat er een bureau nodig is voor toezicht, rapportage en aanbevelingen om iedere afzonderlijke lidstaat aan zijn internationale verplichtingen te houden? Nee toch?

Ten slotte nog het volgende: als we zien dat iemand wordt aangevallen vanwege zijn godsdienst, seksuele geaardheid, geslacht, etniciteit of iets dergelijks, en we kijken daarbij lijdzaam toe, dan creëren we dezelfde omstandigheden als die welke leidden tot de Tweede Wereldoorlog. Deze instelling in het bijzonder is verrezen uit de as van de Tweede Wereldoorlog en heeft als opdracht meegekregen nooit onze ogen te sluiten voor het afgrijselijke geweld dat mensen elkaar aandoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Sarah Ludford, namens de ALDE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is me een groot genoegen beide rapporteurs van het Parlement, mevrouw Gál en mevrouw Kósáné Kovács, te feliciteren met hun uitstekende werk, en ook de commissaris, de heer Frattini, te danken voor zijn krachtige ondersteuning van deze exercitie. Waar ik gisteren niet zo gelukkig met hem was tijdens een debat over de overdracht van persoonsgegevens door vliegtuigmaatschappijen, ben ik nu wel heel gelukkig met hem. Ik had ook de Raad graag willen bedanken, maar die is hier natuurlijk niet aanwezig.

Dit Bureau voor de grondrechten is niet zomaar weer een Europees orgaan. Ik denk namelijk dat het de burgers van de Europese Unie zal sterken in het vertrouwen dat de "bureaucraten in Brussel" en de nationale regeringen in Europa bij de tenuitvoerlegging van het Europees recht de mensenrechten hoog in het vaandel voeren. Daarmee wint ook de Europese Unie zelf aan vertrouwen, en mijns inziens kan de Unie zich in de aanloop naar maart 2007 bijna geen beter geschenk wensen ter gelegenheid van haar vijftigjarig bestaan.

Verder hoop ik dat het bureau ertoe zal bijdragen dat de neiging van sommige regeringen om EU-richtlijnen te "veredelen" een halt wordt toegeroepen. Bij het omzetten van Europees recht in nationale wetgeving voegen ze namelijk elementen toe die binnen een ministerie al een tijdje in een bureaula lagen te wachten. Hopelijk kan daar wat aan worden gedaan. We mogen evenwel ook zaken als justitie, veiligheid en toezicht niet vergeten, want hoewel maatregelen gericht op politiële en justitiële samenwerking in strafzaken zeker gewenst zijn, vormen ze ook de meest waarschijnlijke aanleiding voor bezorgdheid over de eerbiediging van de mensenrechten. We hebben bijvoorbeeld wel een Europees aanhoudingsbevel maar moeten het nog altijd stellen zonder de daarbij behorende, en al lang toegezegde, procedurele garanties voor degenen die worden beschuldigd en berecht.

Ik geloof niet dat dit de Raad van Europa ondermijnt, en ik ben het op dit punt volledig met de heer Michael Cashman eens: het versterkt de steun voor de mensenrechten in Europa, maar we moeten ook bevoegdheden opnemen met betrekking tot de artikelen 6 en 7 van het Verdrag. We zullen de functie van peer review en toezicht binnen de Europese Unie moeten versterken als we het wederzijds vertrouwen willen vergroten en aldus een basis willen leggen voor de wederzijdse erkenning van gerechtelijke besluiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Voggenhuber, namens de Verts/ALE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, ik wil namens mijn fractie de beide rapporteurs, mevrouw Kovács en mevrouw Gál, hartelijk danken. Dat zijn geen lege woorden, want ik weet wat voor loodzware taak de beide rapporteurs hadden, terwijl ze een standpunt van het Parlement vertegenwoordigden dat goed onderbouwd is, door een grote meerderheid gedragen wordt en waarvan hopelijk ook de Raad onder de indruk zal zijn.

Dit Parlement heeft zich altijd gezien als voorvechter van fundamentele rechten. Dat is ook zijn taak. Het ligt in de aard van een rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging om zich als pleitbezorger van grondrechten op te werpen. Ik ben teleurgesteld dat de Raad daar bij de medebeslissing de ogen voor sluit. Dat is een smet op de hele discussie.

Wie probeert vast te stellen of de politiek werkelijk iets wil bereiken en welke doelen haar na aan het hart liggen, moet zijn blik richten op de instrumenten die die politiek kiest om iets te bewerkstelligen. Mijnheer Pirker herinnerde ons zojuist aan de bureaucratie op Europees vlak. De instrumenten van het monetair beleid, de interne markt en het stabiliteitspact zijn harde letters. Ze staan voor geld in overvloed, voor sancties, bindende afspraken, controlemechanismen en wat dies meer zij. Ik heb mijnheer Pirker nog nooit van leer horen trekken tegen het instrumentarium waar het monetaire en begrotingsbeleid mee afgedwongen wordt: doorlopende controle, openbaarmaking van alle nationale gegevens, sancties, rechtsbevoegdheid – alles wat men maar wensen kan om ‘harde’ beleidsdoelen af te dwingen.

Maar als we het dan over democratie hebben, over de fundamentele rechten, krijgen we te maken met ‘softe’ afspraken, met een verzameling intenties zonder sancties, zonder garanties, zonder controlemechanismen. Dat is een van de oorzaken van de vertrouwenscrisis in Europa. Economische doelen worden met harde hand verwezenlijkt, maar als het om de belangen van de mensen gaat, resten er slechts mooie woorden en goede voornemens.

En dat terwijl de situatie ernstig is. Het Handvest van de grondrechten is nog altijd niet rechtsgeldig, niet bindend. Affaires rond CIA-gevangenissen, uitwisseling van persoonsgegevens, hebben, samen met de geringe voortgang in het onderzoek daarnaar en in de intergouvernementele samenwerking daarbij, een flinke deuk geslagen in het vertrouwen van het publiek.

Op het terrein van de terrorismebestrijding raken we steeds meer het evenwicht tussen vrijheid en veiligheid kwijt en dat merkt de burger. Door het voorlopige afketsen van de Europese grondwet is de intergouvernementele samenwerking het zwarte gat van de Europese democratie gebleven.

De regering van een van onze lidstaten, namelijk Polen, speelt openlijk met de gedachte de doodstraf weer in te voeren. De Britse minister van Binnenlandse Zaken heeft vanaf dit spreekgestoelte erop aangedrongen het verbod op marteling in het geval van terroristen te versoepelen. Niettegenstaande zulke gevaren ontbreekt tot op de dag van vandaag een vroegtijdig waarschuwingssysteem voor de artikelen 6 en 7. Nee, mijnheer Pirker, de instrumenten waarmee de grondrechten afgedwongen en gewaarborgd moeten worden, kunnen zich helaas niet meten met de instrumenten van het economische en monetaire beleid.

We staan voor een uiterst belangrijke taak. Voor ons is die ook daarom zo belangrijk, omdat de grondrechten ondeelbaar zijn. De centrale eis van het parlement, namelijk om de intergouvernementele samenwerking hierbij te betrekken, spreekt voor zich. De tweede en vooral de derde pijler dienen volledig binnen de bevoegdheid van het bureau te liggen, als de regeringen de burgers tenminste niet willen demonstreren dat ze zich op het allergevoeligste terrein, dat van de grondrechten, weinig aan de rechten van de burgers gelegen laten liggen.

 
  
MPphoto
 
 

  Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, mijns inziens is het juist de bevoegdheden en de activiteiten van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat uit te breiden. De gegevens van de laatste jaren zijn zorgwekkend. Zoals uit de jaarverslagen van het Waarnemingscentrum blijkt neemt het aantal drugsgerelateerde verschijnselen toe. De instelling van het onderhavige Bureau kan niet alleen bijdragen aan het toezicht op die ernstige verschijnselen maar ook de strijd daartegen versterken. Het is vreemd dat de Europese Volkspartij bij monde van de heer Pirker gezegd heeft bezorgd te zijn over de bureaucratie en de hoge kosten. Het gaat hier immers om de verdediging van de grondrechten. De waarde van de mensenrechten kan men niet in economische cijfers uitdrukken. De bescherming van de grondrechten is onder andere een identiteitszaak, en is misschien de enige weg waarlangs wij Europa sterk kunnen maken.

Ik had eigenlijk een aanval verwacht op de agentschappen, ook op Frontex, maar ik had het mis. Frontex is een agentschap dat dit jaar niets heeft uitgericht en geen enkele bijdrage heeft geleverd aan een beter leven van de burgers van de Europese Unie. Mijns inziens moeten wij de activiteiten en de toekomst van het Bureau voor de grondrechten resoluut verdedigen. Het probleem van overlapping bestaat niet, en zelfs indien het zou bestaan, zou mij dat geen zorgen baren, omdat ik er vast van overtuigd ben dat het bestaan van meerdere agentschappen, van meerdere structuren of instellingen voor de verdediging van de mensenrechten alleen maar kan bijdragen aan een beter leven van de Europese burgers.

Ik ben bezorgd over de afwezigheid van de Raad. Gisteren heeft de minister de zaal verlaten en vandaag vindt een belangrijk debat plaats. Ik geloof evenwel dat het beter zou zijn indien een discussie als deze, waarin twee standpunten tegenover elkaar staan - ons standpunt, het standpunt van het Parlement enerzijds en dat van de Raad anderzijds - tenminste in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Raad plaatsvond.

Het is voor mij positief dat het Parlement een belangrijke rol krijgt bij de oprichting van het Bureau voor de grondrechten. Positief is voor mij tevens het werk van collega Gál en collega Kovács, evenals van commissaris Frattini, die hier zijn instemming heeft betuigd. Wij moeten evenwel ook zorgen voor een sterke betrokkenheid van de NGO’s en het Europees maatschappelijk middenveld.

 
  
MPphoto
 
 

  Wojciech Roszkowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, indertijd speelde de ideologie van de mensenrechten een belangrijke rol in het ondermijnen van de verwoestende krachten van het totalitarisme. Deze ideologie begint nu echter te veranderen, of is veranderd, in een karikatuur van wat ze ooit was. Het recht van iedereen op alles, rechten in plaats van plichten, het vervangen van rechten door privileges – we naderen de grenzen van het absurde.

Het klinkt maar al te verheven – een Bureau voor de grondrechten. Maar welke vorm gaat dit Bureau krijgen en wat gaat het doen? In de motivering voor het verzoek tot oprichting van het Bureau wordt gesteld dat het gezag van het Bureau moet worden uitgebreid om de doelen van de EU te kunnen verwezenlijken, waaronder een gemeenschappelijk buitenlands beleid. Uitbreiding van het gezag van EU-instellingen is echter een bedreiging voor het soevereiniteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel. Zo dreigen zulke vreemde zaken als de meest recente resolutie van het Europees Parlement over vreemdelingenhaat ten uitvoer te worden gelegd. Het probleem is hoe het Bureau zijn gezag moet uitoefenen. Zal het zich bezighouden met werkelijke bedreigingen van de mensenrechten, of zal het niet meer doen dan regeringen aan de schandpaal nagelen die voor deze of gene reden uit de gratie zijn geraakt bij de meerderheid in de EU? Anderzijds zou het zich kunnen wijden aan het voortrekken van bepaalde minderheden of aan absurd vage begrippen als gendergelijkheid op alle terreinen, een punt dat ik al eerder in dit Huis aan de orde heb gesteld.

Er is voorgesteld om het Grondrechtenforum uit het voorstel voor het Bureau te schrappen. Dat forum moest onder meer zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van sociale en beroepsorganisaties, kerken en religieuze en filosofische organisaties. Nu is er enkel een vage belofte hen bij het Bureau te betrekken. Dit betekent dat alle besluitvorming zal plaatsvinden door ambtenaren en politici via stemming. Uiteraard zullen dit onpartijdige besluiten zijn. Maar hoe zal deze onpartijdigheid in de praktijk uitpakken? Laten we een recent voorbeeld nemen: de Europese Unie draagt bij aan het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties, dat op zijn beurt weer steun geeft aan de praktijk van gedwongen abortus in ontwikkelingslanden. In het begrotingsdebat van dit jaar heeft de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten amendementen hierover ingediend, maar kreeg wederom nul op het rekest. Wij drongen erop aan dat de EU geen steun geeft aan programma's die gedwongen abortus aanmoedigen, en wel op grond van het Handvest van de grondrechten en de Conferentie van Caïro van 1994. De kwestie staat overigens volkomen los van het debat over het al dan niet toestaan van abortus. Het betreft de vrijheid om te kiezen, een fundamenteel mensenrecht, dat vermoedelijk door de meerderheid in dit Huis wordt erkend. De meerderheid van de leden van de Begrotingscommissie verwierp deze amendementen echter, wat neerkomt op steun voor dwang en afwijzing van het Handvest van de grondrechten voor wat betreft derde landen.

Terwijl ze de mond vol hebben van platitudes over de rechten van allerhande minderheden, zijn de meeste afgevaardigden van mening dat wij gemeenschappelijke Europese middelen kunnen gebruiken voor het financieren van activiteiten zoals gedwongen abortus in China, waar vrouwen wier zwangerschap in strijd is met de regeringsquota hun huis uit worden gesleurd en gedwongen worden om tegen hun wil een abortus te ondergaan, zelfs in de negende maand van de zwangerschap. Een jaar geleden haalde een reeks duidelijke voorbeelden van dergelijke praktijken de westerse pers, maar waar waren de voorvechters van vrouwen- en mensenrechten toen? Het is niet eens een kwestie van bescherming van het ongeboren leven, het is een kwestie van bescherming van de mensenrechten. Degenen die abortus voorstaan stellen dat de foetus deel uitmaakt van het lichaam van de vrouw. Ik zou u erop willen wijzen, dames en heren, dat als het ging om gedwongen amputatie van een hand of een voet, de noodklok ongetwijfeld geluid zou worden. Maar een foetus maakt niet eens deel uit van het lichaam. Het is wezenlijk anders. Terwijl sommigen het als een levend wezen beschouwen, beschouwen anderen het als iets dat minder waarde heeft dan ieder ander deel van het menselijk lichaam. Als de Europese Unie het recht van vrouwen buiten haar grenzen om kinderen te krijgen niet erkent, hoe kan het dan de mensenrechten binnen haar grenzen verdedigen? Dit is hypocrisie op enorme schaal. Een fraaie vertoning: de liberale democratie die dwang steunt!

Na deze meest recente ervaring heb ik aanzienlijke twijfels in hoeverre het voorgestelde Bureau voor de grondrechten niet gewoon het zoveelste instrument voor politieke manoeuvres wordt, waarbij het gezonde verstand telkens weer het onderspit delft.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. Voorzitter, het Europees grondrechtenbureau is politiek omstreden, zó omstreden dat een lidstaat overweegt een veto hierover uit te spreken. Ook de Assemblee van de Raad van Europa heeft grote bezwaren. De voorzitter van die parlementaire assemblee heeft vorige week opgeroepen het voorstel te herzien.

Er zijn twee belangrijke argumenten tegen de oprichting van een Bureau voor de grondrechten. Die argumenten worden helaas onvoldoende weerlegd door het compromis dat collega Gál bereikt heeft. Voor mij is dat reden een amendement in te dienen tot verwerping van het voorstel dat vandaag in stemming wordt gebracht. Het voorgestelde bureau zal de werkzaamheden van de Raad van Europa, het Hof voor de rechten van de mens en de OVSE onnodig doubleren. Daarnaast maakt het een ongewenst onderscheid tussen de 25 EU-lidstaten en de andere 21 Europese landen. In de tweede plaats staat het grondrechtenbureau een goede relatie met de ons omringende landen op dit thema in de weg. Immers, het gesprek en de voortdurende dialoog tussen de Europese Unie en de derde landen vinden plaats in het kader van de internationale betrekkingen. In die betrekkingen zijn meerdere gesprekspunten aan de orde dan uitsluitend een kritiek op de grondrechten.

Zeer recent heeft de Nederlandse Senaat unaniem de regering verboden met dit voorstel in te stemmen. Een Nederlands veto kan alleen voorkomen worden als met genoemde kritiekpunten rekening wordt gehouden. Uitstel van de stemming ligt dus voor de hand.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI). – Mijnheer de Voorzitter, nogal wat mensen wensen het bureau voor de grondrechten veel succes toe. Gelet op wat er de laatste tijd gebeurt, zal dat nodig zijn. Het bureau zal al werk genoeg hebben om de vrijheid van meningsuiting te verdedigen, dunkt me. We hebben gisteren hier in dit Parlement de verontwaardiging gehoord over wat er in Rusland gebeurt. Terecht, maar niet alleen daar moet de vrijheid van meningsuiting worden verdedigd. Ik geef enkele voorbeelden. In mijn eigen land hebben de vakbonden eergisteren aangekondigd dat ze alle leden zullen opsporen die bij de recente verkiezingen voor mijn partij, het Vlaams Belang, hebben gekandideerd teneinde hen buiten te smijten. Dit komt neer op een Berufsverbot in het centrum van de Unie. In Frankrijk moet professor filosofie, Redeker, na doodsbedreigingen onderduiken omdat de oh zo verdraagzame islam geen kritiek op zijn heilige koran verdraagt. Frankrijk wordt vanuit Ankara en de Turkse regering met een economische boycot bedreigd omdat het de zogezegde modelkandidaatlidstaat niet zint dat Charles Aznavour en president Chirac in Jerevan eisen dat Turkije de Armeense genocide erkent.

Voorwaar collega's, er is veel werk aan de winkel voor dit bureau, niet alleen in Rusland.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met mevrouw Gál geluk te wensen met haar harde werk, maar ik vrees dat ik een nogal afwijkend geluid moet laten horen in dit debat.

Als voormalig lid van de Conventie voor het Handvest van de Grondrechten heb ik vanzelfsprekend geen moeite met de bevordering van de mensenrechten, maar ik heb wel moeite met dit voorstel. Ik denk dat het voorgestelde bureau overbodig is, want het kan alleen effectieve bevoegdheden hebben als die kunnen worden uitgeoefend uit hoofde van een Europese grondwet, die bepaald niet op korte termijn te verwachten is, of van een andere juridische verdragsbasis, die het zeker niet zal krijgen.

Het Handvest voor de Grondrechten is mijns inziens altijd in tegenspraak geweest met het Verdrag van de Raad van Europa inzake de mensenrechten, dat ook een groot aantal landen buiten de EU dekt. De artikelen verschillen sterk per geval. Wat er ook wordt beweerd, een nieuwe proliferatie van Europese bureaus en hun functies zal niet alleen tot overlap leiden maar ook tot een onnodige toename van de bureaucratie. Het bureau wordt natuurlijk ook duur, en ik wil de heer Cashman, in reactie op zijn "put your money where your mouth is", zeggen dat het hier niet gaat om mijn geld of zijn geld, maar om het geld van de Europese burgers, en wij zijn bij het nemen van dit soort initiatieven verplicht om zeer zorgvuldig om te gaan met hun geld.

Het huidige orgaan dat dit voorstel, als het zijn beslag krijgt, invulling gaat geven, is het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, en dat is in zijn werk nu niet zo objectief of positief gebleken. Ik heb in 2003 in dit Huis meermalen de kwestie van het antisemitismeverslag aan de orde gesteld. Daarover is destijds veel te doen geweest, en duidelijk bleek dat het dit orgaan bij de behandeling van mensen- of grondrechten ontbrak aan de vereiste objectiviteit, en dat enkele medewerkers nogal subjectief te werk gingen. Ik wil niet in een situatie belanden waarin er naast een conflict tussen twee bureaus – één van de Raad van Europa en één van onszelf – bovendien sprake is van een gebrek aan objectiviteit bij de behandeling van gevallen die ongetwijfeld altijd gevoelig zullen zijn.

Ik denk dat grote zorgvuldigheid geboden is. We zien natuurlijk graag dat de mensenrechtensituatie verbetert, niet alleen in de Europese Unie maar met name in landen als Rusland waar ze momenteel duidelijk worden genegeerd. Het is echter belangrijk dat we het aantal bureaus niet louter op politieke gronden opvoeren. We doen er beter aan om, alvorens we ons in dit nieuwe avontuur storten, onze bestaande bureaus en onze overredingskracht op het hoogste niveau maximaal te benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst, bij wijze van inleiding op wat ik te zeggen heb wil ik graag weten of de heer Pirker namens zijn fractie of namens hemzelf sprak. Na de heer Kirkhope te hebben beluisterd weet ik het niet meer. De eerste spreker, de heer Pirker, werd geacht het standpunt van zijn fractie te verkondigen. Na hem te hebben beluisterd, vraag ik me ten zeerste af of de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten haar eigen rapporteur, mevrouw Gál, al dan niet steunt. We weten niet meer zo goed waar we aan toe zijn. Binnen de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken leken we het nochtans eens te zijn; dat blijkt tenminste uit onze stemmingen. Ik geef toe dat we enigszins van ons stuk gebracht zijn door het standpunt van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten vandaag, dat totaal niet te rijmen valt met het debat dat we binnen de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken hebben gevoerd. Wat voor nut hebben commissiedebatten dan nog? Wat onze fractie betreft, wij zijn niet van onze lijn afgeweken.

Ik wil mevrouw Gál en mevrouw Kósáné Kovács graag bedanken voor hun uitstekende voorstellen en hun inspanningen die een voor iedereen aanvaardbaar compromis hebben opgeleverd. Wij zijn blij met dit voorstel van de Commissie om de bevoegdheden van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat uit te breiden en er een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten van te maken, omdat de Europese Unie het goede voorbeeld moet geven en de grondrechten van haar burgers beter moet waarborgen.

De primaire taak van dit Bureau – en ik vind het jammer dat sommige sprekers die vóór mij het woord hebben gevoerd vertrokken zijn – moet zijn om de grondrechten in de lidstaten te beschermen. Dat wil niet zeggen dat het niet verder kan kijken, maar de eerste prioriteit moet de lidstaten zijn – laten we in eigen huis orde op zaken stellen. De afgelopen jaren is het extremisme in Europa toegenomen en wordt het gif van de haat in toenemende mate verspreid. We moeten waakzaam zijn bij het verdedigen van de rechten van iedereen, zelfs binnen de muren van ons eigen Parlement. We moeten alert zijn op racistische en xenofobische aanvallen. De sociale vrede loopt gevaar als we niet in staat zijn onze verschillen te respecteren en te accepteren.

Het bureau moet ervoor zorgen dat de betreffende Europese wetgeving daadwerkelijk omgezet wordt in nationale wetgeving en dat deze naar behoren worden toegepast. Het dient te garanderen dat alle nationale wetten in overeenstemming zijn met onze Europese principes. We beschikken namelijk over een zeer uitgebreide verzameling antidiscriminatiewetten, en iedereen weet maar al te goed dat deze zeer slecht omgezet zijn in de lidstaten. Het bureau kan problemen aan de orde stellen en adviseren over de beste manieren om deze wetgeving ten uitvoer te leggen. Het bureau wordt gemachtigd zijn activiteiten uit te oefenen op alle in het Handvest van de grondrechten bedoelde gebieden, ook al is het handvest nog niet afdwingbaar. Ons Parlement was een van de initiatiefnemers van dit handvest - laten we dat niet vergeten - en het handvest moet een centrale plaats krijgen in het Europese integratieproces.

Wij zijn het erover eens dat, mocht het bureau geen bevoegdheden krijgen voor zaken die onder de derde pijler vallen, het weinig toevoegt aan het bestaande Waarnemingscentrum. Bescherming van de grondrechten is namelijk bovenal een taak van politie en justitie. Het bureau moet dan ook bevoegdheden hebben op dit terrein; dat is een van de prioriteiten waarover binnen dit hele Parlement dacht ik consensus bestaat. Ik wijs erop dat dit voorstel van de Commissie voortvloeit uit herhaalde verzoeken van de Raad om de oprichting van een dergelijk bureau. Zo stelde de Europese Raad in december 2003 voor om het mandaat van het Waarnemingscentrum van Wenen uit te breiden, en dit streven werd vastgelegd in het Haags programma. Kortom: we moeten wel weten wat we willen.

Deze verslagen hebben dan ook onze volledige steun en wij verzoeken de Raad nota te nemen van het standpunt in dezen dat is geformuleerd in de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en dat door een grote meerderheid van het Parlement gesteund wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil er bij mevrouw Roure geen misverstand over laten bestaan dat de Europese Volkspartij het werk van mevrouw Gál uitdrukkelijk waardeert en ondersteunt, zoals zij heel goed weet. Daar is niets aan veranderd. Hetzelfde geldt voor het waardevolle werk van mijnheer de commissaris. Wel heb ik aan het begin van mijn inleiding ook nadrukkelijk gewezen op de noodzaak om ons eens terdege te bezinnen op de agentschappen in het algemeen. Voor ons zijn de mensenrechten ondeelbaar. Ze dienen gerespecteerd te worden. Ik beschouw het als vanzelfsprekend dat ze in de Europese Unie gerespecteerd worden, evenals in de landen die toe willen treden.

Vandaar dat een principiële discussie over agentschappen en hun organisatievorm mij raadzaam lijkt. Mevrouw Gál en mijnheer de commissaris hebben mijn volledige steun, maar achter al mijn overige opmerkingen plaats ik vijf uitroeptekens en ik neem er niets van terug.

 
  
MPphoto
 
 

  Ona Juknevičienė (ALDE). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Parlement heeft altijd passend gereageerd op mensenrechtenschendingen. Ik heb het hier meer dan eens daarover gehad, in het bijzonder met betrekking tot mensenrechtenschendingen in de republieken van Centraal-Azië. We zijn echter niet gewend om het te hebben over mensenrechten, de bescherming ervan en schendingen ervan binnen de Gemeenschap. Misschien menen we dat wij dit probleem niet hebben, of dat het van ondergeschikt belang is.

Ik wil graag een voorbeeld uit de praktijk geven. In 2005 werden de volgende mensenrechtenschendingen gerapporteerd: veronachtzaming van het recht op privacy, met name bij het afluisteren van privégesprekken of het voorafgaand aan het proces publiceren van onderzoeksmateriaal, de inmenging van de politiek in het werk van de wetshandhaving en de rechterlijke macht; onvoldoende onafhankelijkheid van onderzoeken voorafgaand aan een proces en vervolging; schending van het recht op een eerlijk proces; inhumaan en hardvochtig gedrag van politieagenten; discriminatie, racisme, vrouwenhandel, enzovoort.

Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, u denkt waarschijnlijk dat ik het weer over de republieken van Centraal-Azië heb. Helaas gebeurt dit alles in mijn eigen land, Litouwen, volgens een verklaring van het Litouws Waarnemingsinstituut voor de mensenrechten, die zelfs nog werd bevestigd door de president van de Republiek Litouwen. In de pers lezen we dat de ontwikkeling van de democratie in de nieuwe lidstaten gestokt is. Ik ben het met deze verklaring eens en denk dat dit te wijten is aan het wegvallen van de druk die aan de toetreding voorafging. Daarom ben ik van mening dat het nieuwe bureau ons verder kan helpen. Het heeft echter onvoldoende slagkracht. Het bureau heeft aanzienlijk meer slagkracht nodig om een doeltreffend instrument te kunnen worden voor het toezicht op en het waarborgen van de rechten van de burgers. Het waarborgen van de democratie en de mensenrechten is tenslotte onze plicht en de reden waarom de mensen van de Gemeenschap ons hebben verkozen.

(Applaus)

 
  
  

VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Bernat Joan i Marí (Verts/ALE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ondersteun het voortreffelijke werk dat is verricht, en ik wil mevrouw Gál en mevrouw Kósáné Kovács daarvoor dankzeggen. Ik denk dat een Bureau voor de grondrechten heel belangrijk is voor de Europese Unie om die rechten in de hele Unie te beschermen en eerbiediging ervan te waarborgen. Ik zou één aspect van de grondrechten willen noemen: de rechten op taal en cultuur. Die zijn in veel Europese landen niet duidelijk beschermd, en evenmin in sommige landen die kandidaat zijn voor toetreding. Het nieuwe bureau zou een heel goed instrument kunnen zijn om dit aspect onder de aandacht te brengen en om toe te zien op de eerbiediging van de rechten van burgers die staatloos zijn of binnen een staat tot een minderheid behoren. Een relevant document in dit verband is de Universele verklaring inzake taalrechten die in 1996 in Barcelona tot stand is gekomen. Ik denk dat we op de goede weg zijn en ik hoop dat het Parlement in meerderheid vóór zal stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jiří Maštálka (GUE/NGL). - (CS) Waarde collega’s, ik ben het eens met de voorgaande spreker, mevrouw Juknevičienė. Er wordt op deze plaats vaak gesproken over de naleving van de mensenrechten in derde landen, maar slechts een enkele keer hebben we de kans om in onze lidstaten zélf de bescherming van de mensenrechten te bevorderen. De oprichting van een Bureau voor de grondrechten beschouw ik als een stap in de goede richting. Onze burgers hebben inderdaad het recht op relevante, vergelijkbare en objectieve informatie over de stand van zaken met betrekking tot de naleving van de grondrechten in zowel hun eigen landen, als in Europa als geheel. Ondanks mijn principiële steun aan de oprichting van dit Bureau zou ik er echter toch nog enkele fundamentele vragen over willen stellen.

Allereerst zou ik als voormalig lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, wier werk ik zeer hoog acht, willen vragen hoe de samenwerking met dit bureau praktisch zal worden vormgegeven, en wel zodanig dat overlap of doublure wordt voorkomen en dat activiteiten elkaar aanvullen of versterken.

Ten tweede zou ik, gezien het feit dat het in het ingediende voorstel gaat om een bureau dat doelgericht de situatie zal monitoren en analyseren, willen vragen op welke manier ervoor zal worden gezorgd dat bij de definitie van de aandachtsgebieden er door de politiek geen voor sommige staten onaanvaardbare onderwerpen zullen worden weggemoffeld.

Ten derde wil ik erop wijzen dat het belangrijk is dat het leeuwendeel van de begroting, ten minste twee derde, aan het programma zal worden besteed, en niet aan allerlei administratieve en personele items.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Pęk (IND/DEM).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het lijkt erop dat er nog weer een agentschap bijkomt. De wet van Parkinson gaat weer op. Wie meent dat het mogelijk is dat een groep dik betaalde bureaucraten de mensenrechten verbeteren door middel van administratieve maatregelen is op zijn zachtst gezegd tamelijk naïef; ik wil geen hardere termen gebruiken. Het opvoeren van het aantal organen op het gebied van politieke weldoenerij, terwijl dezelfde fracties en ditzelfde Parlement de economische vrijheid belemmeren waarmee het geld verdiend zou kunnen worden om de levensstandaard van de volkeren van Europa te verbeteren, is een klassieke politieke faux pas.

Daarom zou ik dit Huis vandaag willen verzoeken zich af te vragen wie de onpartijdigheid gaat waarborgen van een Bureau waar honderden dik betaalde bureaucraten werken, wier werkzaamheden aan nagenoeg geen enkel toezicht onderworpen zijn. Deze mensen zouden het Bureau kunnen gebruiken als politiek wapen tegen ongewenste personen of politieke tegenstanders, of om lastige regeringen aan te vallen die niet in de pas lopen met de zogenaamde politieke correctheid.

Ik denk dat dit in ten minste sommige lidstaten een ongrondwettelijke stap is. De beginselen van een verworpen grondwet worden via de achterdeur alsnog doorgevoerd. Het is een doodlopende weg, en ik denk dat er nog eens heel goed over nagedacht moet worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Paweł Bartłomiej Piskorski (NI).(PL) Mijnheer de Voorzitter, de vraag waar we vandaag in dit Huis over discussiëren is niet of de grondrechten al dan niet geëerbiedigd moeten worden. We redetwisten niet over de vraag of mensenrechten van fundamenteel belang zijn voor ons functioneren binnen de Europese Unie. Nee, het debat gaat over de vraag of het zoveelste agentschap binnen de structuren van de Unie, het zoveelste agentschap dat tientallen miljoenen euro's zal kosten, werkelijk een instrument zal zijn dat bijdraagt aan de inachtneming en de eerbiediging van de mensenrechten, niet alleen binnen de lidstaten, maar ook in de landen waarmee wij betrekkingen onderhouden.

Ikzelf ben het volstrekt oneens met de opvatting die door sommigen in dit Huis is geuit, namelijk dat we onze kiezers ervan moeten overtuigen dat we ergens echt belang aan hechten, en dat we daarvoor een agentschap moeten oprichten. Dit is een misvatting en leidt tot geldverspilling. We zullen onze kiezers er niet van overtuigen dat het onderwerp onze aandacht heeft, maar wat ze wel zeker zullen weten is dat we hun geld uitgeven en daarmee dat de kloof tussen ons en hen nog weer groter is geworden. Het Europees Parlement, waar wij allen de leden van zijn, is zelf het mensenrechtenagentschap van Europa. Natuurlijk moeten we gegevens verzamelen over de inachtneming van de mensenrechten, maar we moeten dat doen door geld uit te geven aan NGO's die zich daarvoor inzetten, in plaats van aan het zoveelste agentschap binnen onze structuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het Parlement erop willen wijzen dat we zes maanden geleden het Europees Genderinstituut hebben opgericht. Nu richten we wéér een agentschap op. Om te beginnen zou ik graag reageren op de woorden van mevrouw Roure. Zij verwijt mijn fractie, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, een gebrek aan eenstemmigheid. Mevrouw Roure, probeert u alstublieft te begrijpen dat in sommige partijen mensen de vrijheid hebben om er een afwijkende mening op na te houden. Het mag zo zijn dat bij de socialisten alle neuzen verplicht dezelfde kant op moeten staan, bij ons gaat het er anders aan toe en ik zou graag mijn steun willen uitspreken voor de heer Kirkhope.

De bedoeling van het Europese Bureau voor de grondrechten is om een leemte op te vullen in de activiteiten van de Europese Unie. Het moet zich richten op de interne activiteiten van de Unie, zowel van de Europese instellingen als de lidstaten. Helaas is weinig aandacht besteed aan de externe dimensie, dat voornamelijk is toegespitst op de kandidaat-lidstaten. Deze beperking op de actieradius van de activiteiten van het Bureau berust op het standpunt dat we een samenhangend intern beleid nodig hebben ten aanzien van de grondrechten als we een consistente benadering willen ten aanzien van de mensenrechten in onze internationale betrekkingen.

Ik zou u er echter aan willen herinneren dat de inachtneming van de grondrechten een veel groter probleem vormt in veel landen buiten de Europese Unie, waaronder buurlanden als Rusland en Wit-Rusland. Daarom moeten de activiteiten van het Bureau niet worden beperkt tot de lidstaten, waar de echte problemen omtrent de mensenrechten van een heel andere orde zijn dan buiten de grenzen van de Unie, temeer daar elke lidstaat over eigen instellingen beschikt om de eerbiediging van de grondrechten en de mensenrechten te waarborgen.

Mijns inziens hebben we een kans en een gelegenheid voorbij laten gaan om de externe dimensie van het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie te versterken. Het doel van het voorstel tot oprichting van dit agentschap is om het mandaat van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat te verbreden en een Europees Bureau voor de grondrechten op te richten. Hiermee zal een gespecialiseerd kenniscentrum in het leven worden geroepen met betrekking tot de grondrechten op EU-niveau. Ik zou daar op zich geen bezwaar tegen hebben, behalve dan dat het Bureau zich ook zou moeten bezighouden met de inachtneming van de mensenrechten buiten de Europese Unie. Ik zou er op zich niets op tegen hebben, ware het niet dat de oprichting van dit Bureau de burgers van de Europese Unie meer dan 150 miljoen euro gaat kosten. Wat heeft het voor zin om geld uit te geven aan de zoveelste instelling, gegeven de toch al zo krappe begroting voor de periode 2007-2013?

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, een van de doelen die de Europese Unie zich gesteld heeft is een betere bescherming van de mensenrechten en van de belangen van haar burgers, evenals bescherming van de vrijheid en ondersteuning van de democratie op basis van de grondrechten. Daarvoor is het van belang dat er bijstand en specialistische kennis op het terrein van de grondrechten voorhanden is voor bepaalde instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten waar dit nodig is.

Met het oog op de ongemeen felle debatten en politieke schermutselingen die momenteel gaande zijn in Polen, Hongarije en Slowakije, beschouw ik dit als een gegrond voorstel. Een Europees Bureau voor de grondrechten, als opvolger voor het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, zou belast zijn met de taak de bestaande mechanismen voor het houden van toezicht op de grondrechten aan te vullen. We moeten echter wel zorgen dat dit nieuw opgerichte EU-orgaan op onafhankelijke en verantwoordelijke basis opereert. Aan de ene kant moet de onafhankelijke positie ervan worden gewaarborgd, terwijl het aan de andere kant volledig rekenschap moet afleggen tegenover de instellingen van de Europese Unie. Om die reden is transparantie vereist, zowel bij de interne besluitvormingsprocessen binnen de instelling als bij de benoeming van haar besluitvormingsorganen.

Het Europees Parlement speelt een belangrijke rol op het gebied van de grondrechten, en daarom dient het in het bijzonder gekend te worden in de vaststelling van de structuren van het Bureau om het een sterkere legitimiteit te geven. Zowel de Commissie als het Parlement moeten actief betrokken worden bij het bepalen van het meerjarenkader van het Bureau. Naast het belangrijkste werkterrein van het Bureau, dat zal bestaan uit het bijstaan van de instellingen en de lidstaten van de Europese Unie, zouden we ook de mogelijkheid moeten overwegen van een verdergaande samenwerking met derde landen ten behoeve van een betere tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving en het interne beleid van de Europese Unie. Met name de samenwerking met kandidaat-lidstaten moet worden aangemoedigd, daar de Unie zo hun integratie-inspanningen om hun nationale wetgeving aan te passen aan de communautaire wetgeving kan ondersteunen.

Het is van belang om bij de activiteiten van dit Bureau rekening te houden met het werkterrein van de Raad van Europa, teneinde overlap te vermijden en een synergetische samenwerking te bereiken tussen de beide organisaties.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ook na de oprichting van dit bureau blijft de Raad van Europa het belangrijkste mensenrechtenbureau. De Raad van Europa heeft grootschalige controle- en monitoringbevoegdheden. Het onderhavige bureau zal totaal anders zijn. De taak van dit bureau is niet het monitoren van de lidstaten, maar het bieden van informatie en deskundigheid aan de lidstaten en communautaire instellingen. Het bureau is een dienstinstelling met als taak ons te helpen. Het werk van het bureau zal nooit gericht zijn op een afzonderlijk land en het zal geen afzonderlijke belangrijke gevallen of overtredingen onderzoeken, zoals de Raad van Europa doet. Toch is het belangrijk dat zo'n onafhankelijk bureau voor de grondrechten, het mensenrechtenbureau, in de Europese Unie wordt opgericht. Het is ook belangrijk dat het samenwerkt met de Raad van Europa.

Ik wil bovendien benadrukken dat, nu in alle lidstaten de macht van de politie wordt vergroot en wij maatregelen ter bestrijding van het terrorisme overwegen en aanscherpen, het belangrijk is dat wij tegelijkertijd ook bekijken hoe de grondrechten en de mensenrechten functioneren. Naar mijn mening moet het werk van dit bureau worden uitgebreid naar de derde pijler, zodat het ook van toepassing zal zijn op politiële en strafrechtelijke samenwerking. Om vooruitgang te kunnen boeken, kan deze samenwerking echter beter in een beperktere vorm worden uitgevoerd dan in het voorstel van de Commissie, zodat zij wordt aanvaard. Bovendien moet de Europese Unie op de lange termijn de tekortkoming in haar functioneren, namelijk dat zij zich niet bemoeit met mensenrechtenschendingen in haar lidstaten, corrigeren. Wij hebben daar geen mechanismen voor. Wij weten dat de mensenrechten ook in de Europese Unie op dit moment niet op de best mogelijke manier functioneren en wij moeten ook deze problemen aanpakken en niet alleen maar kijken naar wat er buiten de Europese Unie gebeurt. Het is natuurlijk belangrijk mensenrechtenschendingen te monitoren en aan te pakken waar deze plaatsvinden, maar de Europese Unie en haar lidstaten moeten er natuurlijk voor zorgen dat de mensenrechten van hun eigen burgers en de hier wonende burgers worden geëerbiedigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Erik Meijer (GUE/NGL). – Voorzitter, mensenrechten gaan de hele wereld aan. Ondanks grote tekorten lopen we in Europa voorop. Over het tenminste in Europa te garanderen niveau van mensenrechten, bestaan afspraken in de Raad van Europa. Het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bindt 47 lidstaten, dus 20 staten meer dan de 27 die vanaf 2007 zullen behoren tot de Europese Unie. Het Handvest van de grondrechten uit 2000 is een grootste gemene deler van bestaande bepalingen uit nationale grondwetten en dat Europese Verdrag. Dit Handvest is later als hoofdstuk II opgenomen in het ontwerp voor een grondwet. Terecht werd daarbij verwezen naar het reeds bestaande Europees Verdrag voor de rechten van de mens dat daarmee ook zou worden onderschreven door de Europese Unie. Het zou mooi zijn als het nu voorgestelde mensenrechtenbureau dient als signaal om te tonen dat de Europese Unie aan mensenrechten een groter belang toekent dan aan de gemeenschappelijke markt. Een deel van mijn fractie ziet dit voorstel vooral als een heel ander signaal, namelijk het streven naar concurrentiestrijd met de Raad van Europa en het promoten van de in twee referenda afgewezen grondwetstekst. Daarmee stemmen wij niet in.

 
  
MPphoto
 
 

  Roger Knapman (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het juweeltje van vorige week was hier dat Europol nieuwe bevoegdheden zou krijgen om toezicht uit te oefenen op Euroland, terwijl Europol zelf boven de wet werd geplaatst. Daar was zelfs het Derde Rijk niet opgekomen. Deze week wordt het nog mooier: een Bureau voor de grondrechten dat in het leven wordt geroepen om erop toe te zien dat de lidstaten het Handvest naleven. Dat stond echter in de gestrande Europese grondwet. Per slot van rekening hebben Frankrijk en Nederland gebruik gemaakt van hun grondrecht om nee te zeggen, en nu probeert u grote delen van de Grondwet via de achterdeur alsnog naar binnen te loodsen.

Mevrouw Gál begint haar verslag zelfs met de opmerking dat, nu de Grondwet is opgeschort, dit het juiste moment is om de grondrechten te bevorderen. Lees ik het goed? Het Politbureau zou er blij mee zijn. Als de grondrechten echt iets voorstelden in de Europese Unie, dan zou dit juist, gelet op de afwijzing van de Grondwet, het volstrekt verkeerde moment zijn om een dergelijk voorstel te doen.

Glen Miller had geloof ik een liedje dat begon met "Sleepy time Gal, you’re turning night into day". Nu denkt u misschien dat u nacht in dag kunt veranderen, en dat "nee" straks "ja" wordt, maar als de stemmers voor wie het nu "sleepy time" is, straks wakker worden, zullen ze dit voorstel snel verwerpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik spreek namens de nieuwe Italiaanse Socialistische Partij. Het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de uitbreiding van de bevoegdheden van het huidig Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat is een belangrijke stap in de goede richting. In deze moeilijke fase van onze geschiedenis, waarin veiligheids- en stabiliteitsvereisten op wereldvlak botsen met burgerrechten en waarin allerlei vormen van discriminatie, ook in de westerse wereld, nog steeds een ernstige bron zijn van wrijving tussen gemeenschappen, etnische groepen, religies en kansarmen, is het van fundamenteel belang dat toezicht wordt uitgeoefend op die verschijnselen door een met een krachtig en ruim mandaat uitgerust orgaan.

Daarom ben ik voor het voorstel om de bevoegdheden van het nieuwe Bureau voor de mensenrechten uit te breiden tot de vraagstukken van de ‘derde pijler’, en dus tot intergouvernementele samenwerking op het gebied van politie, justitie, immigratie en terrorisme, waar de burgers in hun dagelijks leven steeds sterker mee te maken krijgen en waar zich bijgevolg het vraagstuk van de eerbiediging van de in de Verdragen verankerde grondrechten stelt. Ik ben het tevens eens met de aanpak van dit Parlement dat tot doel heeft de dialoog met het maatschappelijk middenveld te bevorderen en samenwerking tot stand te brengen met alle instanties, vooral niet-gouvernementele organisaties, die op lokaal, nationaal of Europees vlak op substantiële wijze bijdragen aan de verbetering van de situatie van de mensenrechten in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mensenrechten zijn een zeer groot goed, waarvoor we ons overal ter wereld in moeten zetten. Ik herinner slechts aan de treurige gebeurtenissen in Rusland, maar ook dichter bij huis is er nog veel werk aan de winkel.

De artikelen 6 en 7 van het EU-Verdrag zijn daarvoor belangrijke uitgangspunten, maar daar kan en mag het niet mee gedaan zijn. Een bijna terloopse verwijzing naar de grondrechten is ons te weinig. We kunnen het bij het thema mensenrechten daarom niet vaak genoeg zeggen: er moet boven alles een aparte, uitputtende lijst van mensenrechten en fundamentele vrijheden in de vorm van bindend Europees recht komen. Er moet een Europese grondwet komen en het Europese mensenrechtenhandvest dat daar deel van uitmaakt, moet meer zijn dan een plechtige verklaring. De tijd voor plechtigheden is pas gekomen als het handvest de status van bindend en direct toepasbaar Europees recht heeft. Daar ligt voor onze fractie het zwaartepunt.

Uit dit grote belang dat wij met recht en reden aan de grondrechten hechten, vloeit voort dat de belangrijkste beschermingsmechanismen ter waarborging van die grondrechten primair voorbehouden dienen te blijven aan de instellingen van de Unie. Het bureau waar we het hier over hebben, kan en mag niet meer dan een dienende rol spelen. En op dit punt heb ik zo mijn twijfels over de ontwerptekst.

Zo gaf commissaris Frattini aan dat het bureau zou moeten toezien op het respecteren van de grondrechten. Hoe zit dat eigenlijk met de kerntaak van de Commissie zelf? Aan de universiteit leer ik mijn studenten al jaren dat de Commissie de hoedster van de Verdragen, een schildwacht is en dat de bescherming van het Europees recht bij het Europese Hof van Justitie in zeer goede handen is. En los daarvan – lopen democratie en de rechtsstaat in de lidstaten werkelijk zoveel gevaar als sommige sprekers hier gesuggereerd hebben? Van een aantal opmerkingen van collega’s zou je bijna bang worden.

Last, but not least: de politieke controle van Europese bepalingen is een van de centrale taken van dit Huis zelf, van het Europees Parlement, en dat dient ook zo te blijven. Dat is de reden dat het thema agentschappen in onze fractie de vrees opriep voor zulke banale zaken als bureaucratie, parallelle structuren en extra financiële lasten.

We staan achter collega Gál, die belangrijk voorbereidend werk heeft gedaan. We geven echter wel in overweging dat het geen pas heeft om in het geval van dit ene bureau maar af te zien van alle regels die we doorgaans voor agentschappen hanteren. Dat druist in tegen het gezond verstand. Ook de adviesfunctie die men voor dit agentschap in gedachten heeft, is een zaak die ieder weldenkend mens in handen van het Europese Hof van Justitie zou laten en niet door nevenstructuren in gevaar zou willen brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Józef Pinior (PSE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de bescherming van mensenrechten, burgerrechten en politieke vrijheden in de wereld van vandaag is een van de belangrijkste taken van de Europese Unie. Door het groeiende belang van de Unie in internationale betrekkingen en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk buitenlands beleid zijn nieuwe instellingen nodig waarmee het politieke en economische potentieel van de Gemeenschap ten volle kan worden ingezet.

Door voort te bouwen op het bestaande Europees waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat en het mandaat daarvan uit te breiden om er het Bureau voor de grondrechten van te maken, zullen we de grondslagen leggen van een nieuw agentschap dat de komende jaren zal uitgroeien tot een van de vooraanstaande Europese instellingen.

Om het Bureau voor de grondrechten in staat te stellen zijn taak te vervullen moet het een bredere opdracht krijgen met betrekking tot kwesties op het gebied van de samenwerking tussen politiële, gerechtelijke en rechterlijke systemen, evenals van immigratie en terrorismebestrijding. Ten eerste moet het Europees Parlement daarvoor een sterkere rol krijgen bij het afbakenen van het mandaat en het bepalen van de structuur van het Bureau. Het Bureau dient eraan gehouden te zijn het Europees Parlement te raadplegen over het meerjarenkader en over de kandidaten voor de functie van directeur. Het Bureau moet openstaan voor deelname door kandidaat-lidstaten en landen waarmee een stabilisatie- en associatieovereenkomst is gesloten. Het toekomstige Bureau moeten een wetenschappelijk comité krijgen om een hoog wetenschappelijk gehalte van zijn werkzaamheden te waarborgen en het moet nauw samenwerken met de Raad van Europa en zijn activiteiten coördineren met diens activiteiten.

Ik zou bovendien willen benadrukken dat het Bureau, dat in de plaats zal komen van het bestaande Europees waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, zich ook moet blijven bezighouden met racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en de bescherming van de rechten van minderheden, als zijnde kernaspecten van de bescherming van de grondrechten. Tot slot moet in alle verslagen van het Bureau een volwaardige plek worden ingeruimd voor de gendergelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Kinga Gál (PPE-DE), rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u en mijn collega's dankzeggen voor de hulp en ondersteuning die ik heb ontvangen. In mijn inleiding waarschuwde ik u er al voor dat het voorgestelde bureau aanleiding is voor veel debat en uiteenlopende reacties oproept. Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Roure verzeker ik u allen evenwel dat de PPE-DE-Fractie achter mij staat en dat die steun zich over enkele minuten zal vertalen in ja-stemmen.

Sommige delegaties zullen om verschillende redenen tegen het verslag stemmen, overwegend omdat zij vraagtekens zetten bij de rol van de agentschappen in het algemeen, maar de PPE-DE-Fractie is doordrongen van de noodzaak om de grondrechten te beschermen.

De taak van de rapporteur is niet eenvoudig geweest, zoals u eerder heeft kunnen beluisteren. Ik wil echter onderstrepen dat er een besluit van de Raad uit 2004 is om een Bureau voor de grondrechten op te richten, ter uitbreiding van het mandaat van het bestaande Europese Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, en dat de Commissie en het Oostenrijkse en het Finse voorzitterschap hun best hebben gedaan om een mandaat op te stellen dat nuttig, doelmatig en objectief werk mogelijk maakt. Dat is precies wat onze samenlevingen van ons verwachten.

 
  
MPphoto
 
 

  Magda Kósáné Kovács (PSE), rapporteur. – (HU) Hoewel het misschien niet gebruikelijk is, zou ik allereerst mevrouw Gál willen bedanken voor haar samenwerking. Het is vooral aan haar te danken dat er een zeer nuttige en doeltreffende samenwerking is gegroeid tussen twee fracties binnen de commissie.

Niettemin is vandaag gebleken dat niet al onze collega's de opvatting delen dat het lidmaatschap van de Europese Unie niet automatisch gepaard gaat met een systeem van waarborgen voor de mensenrechten in de lidstaten. Niet iedereen is het ermee eens dat we dat systeem van waarborgen verder moeten uitwerken. Sommigen vragen om en hopen op hulp. Ik wil diegenen die om hulp vragen bedanken dat zij hun eigen landen ook willen helpen. Sommigen zijn van mening dat de instellingen van de EU niet over hun schouder moeten meekijken om zich met hun interne aangelegenheden te bemoeien.

Ik ben er trots op dat mijn fractie beide voorstellen steunt, het mijne en dat van mevrouw Gál, op grond van een gedeeld kader van waarden. Ik betreur het zeer dat sommigen er een karikatuur van maken. Ik denk dat een dergelijke karikaturale voorstelling meer succes zou hebben in Hyde Park dan in het Europees Parlement.

Toch wil ik mijn collega-afgevaardigden vragen hun angst voor bureaucratie te overwinnen ten behoeve van een cruciaal doel en zichzelf de vraag te stellen of wij iedere cent van de gemeenschappelijke begroting zo nuttig besteden als nu voor het Bureau voor de grondrechten wordt gevraagd. Wij zijn namelijk altijd bereid tot samenwerking om de doelmatigheid van de besteding van onze begroting te verbeteren.

Ik zie uit naar uw steun voor deze belangrijke onderneming.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de twee rapporteurs en al degenen die het woord hebben gevoerd, nogmaals van harte bedanken. Ik stel vast dat het in eerste instantie noodzakelijk is dat - zoals ook de twee rapporteurs zeiden - het Parlement zich met een grote meerderheid uitspreekt voor dit initiatief. Anders zal onze gemeenschappelijke inspanning voor niets zijn geweest. Wij hebben ons er immers samen voor ingespannen dat het Parlement een krachtige en gezaghebbende stem in het kapittel kreeg, ook indien in dit geval de medebeslissingsprocedure formeel gesproken niet kan worden toegepast. Laten wij voorkomen dat door verdeeldheid in dit Parlement de Raad de indruk krijgt dat hij op eigen houtje kan besluiten. Dit is een politieke vereiste, en ik zeg dit omdat ik enkele vooraanstaande leden van het Parlement zelfs twijfels heb horen uiten over de bestaansreden van dit bureau.

Ten eerste moet er duidelijkheid zijn ten aanzien van de genoemde cijfers. Ik heb horen zeggen dat het bureau 150 miljoen euro gaat kosten. Dat is niet waar! Dit instituut zal in 2007 14 - en niet 150 - miljoen euro gaan kosten, en in 2010 zullen de kosten oplopen tot 21 - en niet 150 - miljoen euro. Het Bureau is de natuurlijke erfgenaam van het Waarnemingscentrum van Wenen, dat nu 40 personeelsleden telt en in 2007 over 50 ambtenaren zal beschikken, dat wil zeggen 10 mensen meer. Geachte afgevaardigden, met een aantal van 50 ambtenaren heeft men min of meer het personeel van een kleine Europese gemeente van 10 à 15 duizend inwoners. Vindt u het niet de moeite waard om zich met 50 mensen in te zetten voor het hooghouden van het niveau van waakzaamheid bij de mensenrechten in de Unie? Ik geloof dat het de moeite waard is.

Waarom is er een bureau nodig? Er is een bureau nodig om te kunnen beschikken over onafhankelijke evaluaties, en dat is precies wat talrijke afgevaardigden naar voren hebben gebracht. Ik heb iemand horen vragen: “Maar hoe zit het met de Commissie?” De Commissie zal veel beter werk kunnen verrichten als zij gebruik kan maken van een bureau dat haar op onafhankelijke wijze elementen verschaft voor haar evaluaties en oordelen. Ik wil de heer Rack geruststellen: wij zullen ons van onze taken blijven kwijten, en op dit gebied gaat het niet om bureaucratische taken. Veeleer moeten wij het Parlement en de Raad met politieke raad ter zijde staan. Daarom hebben wij een onafhankelijk bureau nodig, een bureau dat ons elementen geeft voor het formuleren van voorstellen. Het is evident dat de Commissie niet minder werk zal hebben. Integendeel, haar werkzaamheden zullen worden versterkt en uitgebreid.

Wat is de rol van de Raad van Europa? De Raad van Europa zal zijn eigen werk blijven doen. Nogmaals, wij willen geen overlappingen. Ook hier zijn de Verdragsbepalingen van toepassing. Het zal de bevoegdheid van het Bureau zijn om de eerbiediging van de grondrechten uit hoofde van de communautaire wetgeving te toetsen, en zoals u heel goed weet, heeft de Raad van Europa op dit gebied geen enkele bevoegdheid. Het gaat immers om de mensenrechten overeenkomstig de communautaire wetgeving. Bijgevolg werken beide organisaties op geheel verschillende terreinen en wij zullen erop toezien dat dit ook zo blijft.

Ik verdedig het Bureau voor de grondrechten juist omdat ik van mening ben dat dit niet gebruikt mag worden om met de vinger te wijzen naar deze of gene lidstaat en dit ook niet mag dienen als een instrument om politieke en misschien zelfs interne politieke conflicten uit te vechten. Dat zou verkeerd zijn en ik ben het eens met degenen die zeiden dat het formuleren van politieke oordelen niet overgelaten mag worden aan ambtenaren. Die taak blijft in handen van de Commissie. Wij willen een bureau dat bijdraagt aan meer transparantie in Europa met betrekking tot de methoden die worden gebruikt om de grondrechten te waarborgen.

Ik heb naar de politiële en justitiële autoriteiten in Europa verwezen omdat ik van mening ben dat ook zij transparantie moeten willen in hun activiteiten ter bescherming van de grondrechten, en ik weet zeker dat zij die ook willen. Het komt namelijk de waardigheid van politie en justitie ten goede als de wijze waarop zij hun taken voor misdaadbestrijding vervullen, volledig transparant is. Dit initiatief is een voordeel voor hen, het is niet tegen hen gericht: dat is zeer zeker niet de bedoeling van het Bureau voor de grondrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag om 11.00 uur plaats.

(De vergadering wordt om 10.40 uur onderbroken en om 11.00 uur hervat)

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE). – (EN) De Europese Unie heeft de bescherming en bevordering van de grondrechten altijd gepresenteerd als één van haar elementaire beleidsdoelstellingen. Het in het leven roepen van een bureau ter bescherming en bevordering van die rechten is dan ook belangrijk om die doelstelling te verwezenlijken in het kader van het onlangs goedgekeurde "Haagse programma", en het is een praktische stap, omdat er nu een echt onafhankelijk expertisecentrum komt dat gegevens verzamelt en onderzoekt op communautair niveau.

Voorstellen van de Commissie zijn terecht aanleiding geweest voor een breed debat over de reikwijdte van de bevoegdheden van een dergelijk bureau. Bij het uitbreiden van het mandaat van het Europese Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat dienen we er wel voor te zorgen dat het bureau enerzijds veel aandacht blijft schenken aan de kwestie van racisme en vreemdelingenhaat en anderzijds onafhankelijk van de Europese instellingen en de lidstaten blijft. Desondanks heb ik er goede hoop op dat het Europees Parlement zich in de stemming in meerderheid zal uitspreken voor de tekst zoals de rapporteur die voorstelt.

 
  
MPphoto
 
 

  Katalin Lévai (PSE). – (HU) Het belang van de oprichting van het Bureau voor de grondrechten is moeilijk te overschatten. Deze vormt namelijk een mijlpaal in de belangrijke strijd ter bescherming van de mensenrechten in Europa. We moeten er echter meteen bij zeggen dat het zijn rol alleen kan vervullen als het de werkelijke bevoegdheid en de instrumenten krijgt om doeltreffend te kunnen functioneren. Anders zal het vervallen tot een papiermolen die enkel zichzelf in stand houdt en geen werkelijke invloed kan uitoefenen.

Het is dan ook noodzakelijk een onafhankelijke organisatie op te zetten die over werkelijke en brede juridische bevoegdheden beschikt en die effectief kan optreden bij mensenrechtenschendingen.

We moeten speciale aandacht schenken aan het bestrijden van Europa's duistere demonen: het racisme, de vreemdelingenhaat en het antisemitisme die van tijd tot tijd de kop opsteken, evenals – vooral in sommige nieuwe en aanstaande lidstaten in Midden- en Oost-Europa – wreedheden en discriminatie tegen Roma en andere etnische of nationale minderheden. Helaas hebben wij de afgelopen tijd meermaals dergelijke incidenten meegemaakt, die de ziel van Europa kunnen aantasten. Die gevallen verdienen dan ook de speciale aandacht van het Agentschap.

Uit mijn pleidooi voor een sterk Bureau volgt rechtstreeks dat de bevoegdheden ervan zich onvermijdelijk zullen uitstrekken tot het terrein van justitiële en politiële samenwerking, waaronder zaken met betrekking tot immigratie en terrorisme, evenals de bestrijding van mensenhandel, van misdaden tegen kinderen, van drugs- en wapenhandel, van corruptie en van fraude. Natuurlijk zou ik eveneens voorstander zijn van uitbreiding tot een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

Ik ben verheugd over de nauwere betrokkenheid van het Europees Parlement bij het werk van het Bureau, want ik beschouw het enige rechtstreeks verkozen orgaan van de Europese Unie als een van de rotsen in de branding voor de mensenrechten

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS ROCA
Ondervoorzitter

 
Juridische mededeling - Privacybeleid