Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik ben verheugd over de sluiting van deze bilaterale overeenkomsten voor deelneming van Roemenië, Bulgarije en Turkije aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD).
Deze drie landen behoren tot de dertien kandidaat-lidstaten die deelnemen aan het toetredingsproces. Overeenkomsten als deze, die hen in staat stellen deel te nemen aan communautaire programma’s en agentschappen, beogen de pretoetredingsstrategie te versterken.
Dit is derhalve een van de belangrijkste manieren om de kandidaat-lidstaten te helpen het communautair acquis doeltreffender ten uitvoer te leggen, want in feite werkt het als een soort voorbereidingsfase, waarin deze landen en hun burgers zich vertrouwd kunnen maken met het beleid en de werkmethoden van de Unie.
De in deze overeenkomsten vervatte voorwaarden voor deelname aan het EWDD zijn vergelijkbaar met de voorwaarden die van toepassing zijn op Noorwegen.
Deze overeenkomsten bieden zeker talrijke voordelen, en ik zie geen problemen wat betreft de technische en financiële voorwaarden voor deelname: de betrokken landen worden aangesloten op Reitox en moeten gegevens uitwisselen met het centrum, met volledige inachtneming van de communautaire en nationale regels inzake gegevensbescherming. Daarnaast moeten de landen een financiële bijdrage leveren om de kosten van hun deelname te dekken. Voorts zullen zij vertegenwoordigd zijn in de raad van bestuur, zij het zonder stemrecht.
Jens-Peter Bonde (IND/DEM), schriftelijk. (DA) Het Galileo-programma is een EU-programma voor radionavigatie per satelliet. Vandaag de dag is alle radionavigatie per satelliet gebaseerd op het welbekende GPS-systeem in combinatie met een Russisch systeem. Galileo is een civiel systeem, terwijl het Amerikaanse GPS een militair systeem is. Het zal technisch gezien ook een beter systeem worden, want gebaseerd op 30 satellieten, wat een betere dekking geeft. Voor het commerciële deel zal dat een precisie betekenen tot minder dan 3mm, terwijl GPS precisie van rond de 2-3cm levert. Vandaag de dag is satellietnavigatie een onmisbare techniek in het dagelijkse leven. Het is daarom ongelooflijk risicovol om afhankelijk te zijn van de goedkeuring van het Amerikaanse leger. Galileo is dus uiterst noodzakelijk om een veilig en onafhankelijk navigatiesysteem te krijgen. Het gebruik van de basisdiensten zal voor iedereen gratis zijn. Dat is een dure grap, want het systeem kost rond de 30 miljard Deense kronen. Maar dit is een project dat Denemarken niet alleen van de grond zou kunnen krijgen. Als we nu eindelijk niet meer van het Amerikaanse leger afhankelijk willen zijn, is dit een project dat de Junibeweging kan steunen.
Het rapport steunt ook een verlenging van het project over de constructiefase heen en daarom stemt de Junibeweging voor het voorstel.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het uitstekende verslag van mijn collega Borut Pahor tot wijziging van de artikelen 3 en 4 van het Reglement van het Europees Parlement gestemd, die betrekking hebben op het onderzoek van de geloofsbrieven en de duur van het mandaat. Het is namelijk niet meer dan normaal dat de regeringen van de lidstaten betrokken worden bij het onderzoek van de geloofsbrieven, met name in gevallen waarin een nieuw lid van het Europees Parlement een functie uitoefent die mogelijk onverenigbaar is met de hoedanigheid van lid van het Europees Parlement.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik sta volledig achter de strategie die mijn collega, de heer Claude Moraes, tijdens de stemming in dit Huis heeft toegelicht. Hopelijk hebben we de Raad een politieke boodschap gezonden zonder de wetgeving tegen te houden.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Iedere keer dat het Europees Parlement is geraadpleegd over initiatieven met betrekking tot detailkwesties inzake Europol, heeft het die consequent verworpen.
We bevinden ons opnieuw in die situatie. Ik steun derhalve het standpunt van de rapporteur, Claude Moraes, om zowel het initiatief met betrekking tot de wijziging van het statuut van de personeelsleden van Europol, als het initiatief met betrekking tot het aanpassen van de basissalarissen te verwerpen.
Ik begrijp heel goed dat er bij Europol interne wijzigingen nodig zijn. Het heeft echter geen enkele zin dat het Parlement hierover een advies opstelt: Europol is een intergouvernementele organisatie, derhalve speelt het Parlement geen relevante rol in het administratieve besluitvormingsproces van deze instantie.
We hebben onze steun verleend aan menig initiatief waarin werd voorgesteld het mandaat van Europol uit te breiden en de organisatie operationele bevoegdheden te verlenen, opdat Europol een doeltreffend wapen wordt in de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Maar we hebben er ook nadrukkelijk op gewezen dat dit proces vergezeld moet gaan van maatregelen die de democratische en juridische controle waarborgen.
Daarom hoop ik dat de Commissie binnenkort een voorstel aan ons voorlegt over opneming van Europol in het institutionele bestel van de EU. De Europol-overeenkomst dient dan vervangen te worden door een besluit van de Raad, zodat structuur, werkmethoden, werkterrein en taakomschrijving voortaan onder de medebeslissingsprocedure vallen.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik sta volledig achter de benadering van dit verslag zoals mijn collega, de heer Claude Moraes, die tijdens de stemming in dit Huis heeft beschreven. Hopelijk hebben we de Raad een politieke boodschap gezonden zonder de wetgeving tegen te houden.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Hoewel sommige leden van de Contactgroep er alles aan doen om binnen de voorgeschreven termijn een akkoord te bereiken, dat wil zeggen het einde van dit jaar, is de status van Kosovo nog niet vastgesteld.
Ik weet heel goed dat de afscheiding van Kosovo niet op de agenda staat voor de onderhandelingen en dat de internationale gemeenschap zich niets aantrekt van de Grondwet die zojuist is aangenomen door Servië en die een hoge mate van autonomie verleent aan de provincie Kosovo, door de Serviërs terecht beschouwd als de bakermat van hun land. Ik weet ook heel goed dat deze onderhandelingen een wassen neus zijn en dat ze wel degelijk tot doel hebben de afscheiding van Kosovo erdoor te drukken.
Hoe het ook zij, als ik het verslag dat ons vandaag wordt voorgelegd in aanmerking neem, lijkt het erop dat de onafhankelijkheid van Kosovo al in kannen en kruiken is, omdat de steun aan Kosovo die erin wordt voorgesteld niks minder is dan een gebruikelijke donatie aan een derde land. De paar amendementen betreffende het eerbiedigen van de mensenrechten zijn niet meer dan een symbolisch gebaar. De vervolging van de Servische minderheid, onder het onverschillige oog van de multinationale troepenmacht, vraagt echt om de grootst mogelijke terughoudendheid.
Wij voelen ons niet verplicht deze situatie te vergoelijken.
Carlo Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik ben eraan gewend dat de Europese Parlementsleden de zaal verlaten wanneer ik het woord voer. Ik dank dan ook al degenen die zijn blijven zitten om naar mijn belangrijke verklaring over het verslag tot oprichting van het Bureau voor de grondrechten te luisteren.
Ik heb voor terugverwijzing naar de commissie gestemd, maar ik wil er wel op wijzen dat onder de grondrechten ook de rechten van gepensioneerden op betaling van hun pensioen vallen. De socialistisch-communistische regering die momenteel in Italië aan de macht is en onder leiding staat van de heer Prodi, is bezig het mes te zetten in het pensioen van 500 000 Italiaanse burgers die in het buitenland, in Zwitserland, hebben gewerkt. Ze kort het huidige bedrag met twee derde in. Hetzelfde zou zijn als men ons plotseling nog maar een derde van ons salaris gaven.
Zo behandel je gepensioneerden niet. Zij hebben een recht om te leven en moeten zeker kunnen zijn van hun pensioen. Over welke zekerheid hebben wij het echter als iemand aan het begin van het jaar tot de ontdekking moet komen dat zijn of haar pensioen met 66 procent is verminderd? Foei, centrum-linkse regering van de heer Prodi!
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de vertolking van mijn toespraak in het Fins gisteren geeft een verkeerde voorstelling van zaken en is op punten zelfs in tegenspraak met de oorspronkelijke boodschap. Ik vind dat zeer betreurenswaardig, vooral omdat ik mijn toespraak van tevoren had toegezonden. Het is spijtig dat er zelfs tijdens het Finse voorzitterschap sprake is van dit soort fouten. Hoezeer we ook hechten aan het spreken van onze moedertaal en er trots op zijn, dit soort vergissingen laat ons weinig keuze.
Ik wil mijn collega's daarom verzoeken mijn oorspronkelijke argumenten in verband met de verzochte sluiting van bepaalde eenheden van de kerncentrale in Kozloduy in Bulgarije door te nemen wanneer de definitieve, nauwkeurige vertaling beschikbaar is.
De Voorzitter. Hartelijk dank, mevrouw Korhola. U hebt gelijk: de integrale meertaligheid die wij in het Parlement toepassen veroorzaakt dikwijls problemen, maar neemt u alstublieft van mij aan dat de diensten doen wat ze kunnen.
Gezien het aantal talen en technische moeilijkheden waar wij mee te maken hebben, en ondanks het feit dat zich bepaalde problemen kunnen voordoen van het kaliber dat u zojuist schetste, denk ik dat dit Parlement over het geheel genomen een voorbeeldfunctie vervult als het gaat om de eerbiediging van meertaligheid.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Als er één terrein is waarop Brussel bijzonder productief is, dan is het wel het oprichten van agentschappen: defensie, drugs, veiligheid van weg-, zee- en luchtvervoer, energie, wederopbouw, en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Vandaag is het de beurt aan de grondrechten van de EU. Is dit bureau het zoveelste bedenksel van Europa of onontbeerlijk voor het goede functioneren van de democratieën in de Unie? Volgens dit verslag “dienen grondrechten het hart van alle beleidsmaatregelen van de Europese Unie te vormen, zodat Europa het symbool van de grondrechten wordt”. Geweldig! Prachtig! Probleem is alleen dat de werkelijkheid er heel anders uitziet.
In het koninkrijk België, een echte bananenoligarchie, is een oppositieleider veroordeeld tot tien jaar onverkiesbaarheid wegens een delict van meningsuiting. In Frankrijk is Jean-Marie Le Pen zwaar bestraft omdat hij zich in correcte bewoordingen heeft uitgelaten over de gevolgen van een massale toestroom van moslims, een standpunt dat zeer veel Fransen onderschrijven. In Groot-Brittannië is de heer Nick Griffin deze maand aangeklaagd, ook weer wegens een delict van meningsuiting, na een schandelijke provocatie door een journalist van de BBC.
We moeten constateren dat de vrijheid van meningsuiting en denken steeds verder aan banden wordt gelegd en moet wijken voor zelfcensuur en intellectueel terrorisme.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM). – (SV) “Gezien het feit dat de totstandbrenging van de grondwet van de Europese Unie momenteel is opgeschort, is uw rapporteur van oordeel dat dit het juiste moment voor Europa is om de aandacht te vestigen op de bescherming en bevordering van de grondrechten.”
Dit is de manier waarop de rapporteur meent de noodzaak van een nieuw Bureau voor de grondrechten te moeten rechtvaardigen. Sinds 1953 is deze taak op het hoogste niveau vervuld door het zeer gerespecteerde Europees Hof voor de rechten van de mens, waarin veel meer landen partij zijn dan er lidstaten van de Europese Unie zijn, en het Hof heeft dat met veel succes gedaan.
De bedoeling van dit verslag is kennelijk dat er een bureau moet worden opgericht dat de fundamentele mensenrechten moet monitoren, alleen omdat de Grondwet niet is aangenomen. Dat is een heel opmerkelijke gedachte, waaruit opnieuw blijkt hoezeer de EU ernaar smacht om een supranationale macht te worden die alles op elk gebied beheerst zonder acht te slaan op de onderlinge verdragen en overeenkomsten tussen landen of het nationale recht op zelfbeschikking.
De Junilijst heeft desondanks voor een reeks amendementen gestemd die betrekking hebben op de democratische controle op de werkzaamheden van het Bureau en op een evenwichtige verhouding tussen mannen en vrouwen in de raad van bestuur van het Bureau. We hebben ook gestemd voor het amendement dat de rechten van het kind een prominente plaats wil geven onder de werkzaamheden van het Bureau, mocht het voorstel worden aangenomen.
De Junilijst verwerpt het verslag als geheel.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik verwelkom deze wetgeving inzake de omvorming van het Europese Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat tot een volwaardig Bureau voor de grondrechten.
Het doel is over een onafhankelijk orgaan te beschikken dat voortdurend en systematisch controleert of nationale en Europese wetgeving overeenstemt met vastgestelde internationale mensenrechtennormen. Het Bureau voor de grondrechten kan op zijn beurt verslagen en adviezen opstellen voor de EU-instellingen en richtlijnen en adviezen geven. De lidstaten en de EU-instellingen zijn niet gebonden door de bevindingen van het bureau.
Bernadette Vergnaud (PSE), schriftelijk. – (FR) Het lijkt me van belang een Bureau voor de grondrechten op te richten dat zowel onafhankelijk is als rekenschap aflegt. Het is zaak een middenweg te vinden tussen deze twee vereisten, waarbij we steeds voor ogen houden dat het hoofddoel is een functioneel en doeltreffend orgaan tot stand te brengen.
Om dit doel te verwezenlijken is een actieve en nauwere samenwerking tussen de drie Europese instellingen onontbeerlijk. Allereerst moeten we een politieke consensus bereiken. De Raad heeft echter laten weten de bevoegdheden van het Europees Bureau voor de grondrechten niet te willen uitbreiden tot de derde pijler, dat wil zeggen intergouvernementele samenwerking op het gebied van politie, justitie, immigratie en terrorismebestrijding. Nederland heeft zelfs aangekondigd dat het zijn vetorecht zal gebruiken om te voorkomen dat het Bureau op 1 januari 2007 van start gaat, vanwege de overlap met de werkzaamheden van de Raad van Europa.
Om deze reden heb ik weliswaar het hele pakket amendementen bij het verslag van mevrouw Gál gesteund, maar tevens vóór uitstel van de eindstemming gestemd, zodat de Raad zijn standpunt kan heroverwegen.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Volgens dit verslag kan “het Bureau voor de grondrechten het aangewezen orgaan zijn om via regelmatige controles de eerbiediging van de mensenrechten af te dwingen”.
Eén geval waarover het toekomstige Bureau zich dan ook zeker zal moeten buigen zijn de om zich heen grijpende schendingen van de vrijheid van meningsuiting in Europa.
De voorbeelden zijn helaas legio: de in een Deense krant gepubliceerde spotprenten van Mohammed, die de aanleiding vormden voor de moord op priesters in Turkije, gewelddadige betogingen en in brand gestoken kerken, een toespraak van paus Benedictus XVI die door een Turkse moslimleider werd beschouwd als “haatdragend en vijandig”, en onlangs nog de Franse filosoof Redeker die met de dood wordt bedreigd en dagelijks van adres moet veranderen vanwege een tekst over de Koran waarvan de inhoud kwetsend en beledigend zou zijn voor de profeet, de islam en de moslims.
Zelfcensuur, dreigementen en gewelddaden nemen hand over hand toe ten koste van de vrijheid van meningsuiting en van denken, die vandaag de dag waarschijnlijk de meest bedreigde vrijheden in Europa zijn.
Als de primaire taak van dit toekomstige Bureau is om deze vrijheden te beschermen en de schendingen ervan aan de kaak te stellen, dan heeft het onze steun. Zo niet, dan is het bureau de zoveelste nutteloze en dure praatclub.
- Toekomst van het Europees octrooibeleid (B6-0522/2006)
Marco Cappato (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik heb tegen de resolutie over de toekomst van octrooien gestemd omdat volgens mij het Europees Parlement een duidelijke boodschap de wereld in had moeten sturen en had moeten zeggen dat wij communautaire regels voor een Europees octrooi willen. De middenweg die de Commissie nu wil bewandelen, houdt in dat enkele Europese elementen worden toegevoegd aan een systeem dat hoofdzakelijk intergouvernementeel is, en blijft.
Het Europees Octrooibureau heeft bij de octrooieerbaarheid van software reeds aangetoond dat het schade kan aanrichten. Ik hoop dat de Commissie ervan afziet de nu voorgestelde hybride weg te onderzoeken en met moed het idee van een communautair octrooi opnieuw oppakt, ook indien zij daarmee tegen de tendens tot renationalisering in gaat, die nu in alle sectoren van de Europese Unie de kop op steekt.
Ilda Figuereido (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Hoewel het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake een voorstel voor een richtlijn betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen in juli 2005 door het Europees Parlement met overgrote meerderheid (648 stemmen) werd verworpen, heeft de Europese Commissie het debat over de toekomst van het octrooistelsel van de Europese Unie in januari opnieuw gelanceerd. Zodoende legt de Commissie de uitslag van die stemming – het resultaat van massale protesten – naast zich neer.
Het draait allemaal om een op te richten Europese organisatie voor de beslechting van octrooigeschillen en een Europese octrooirechtbank, waarvan de uitspraken boven die van de nationale rechtbanken van de lidstaten zouden staan. Deze rechtbank zou onder controle staan van nationale vertegenwoordigers uit de raad van bestuur van het Europees Octrooibureau (EOB), die ook de rechters zouden benoemen. Het EOB heeft de afgelopen jaren honderden octrooien toegewezen – bijvoorbeeld op software – die door bepaalde landen ongeldig worden geacht. Als de soevereiniteit in dezen verdwijnt, zouden nationale rechtbanken zich niet meer tegen octrooien kunnen uitspreken.
Wat betreft de resolutie die vandaag is goedgekeurd en waar wij tegen hebben gestemd, willen we nog eens herhalen dat wij tegen octrooiering van ideeën en kennis zijn, en tegen het opwerpen van barrières voor intellectuele vrijheid, technologische innovatie en de concurrentiekracht van de Europese economie an sich.
Mathieu Grosch (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) Aangezien het Parlement, zoals volgt uit artikel 1, de Commissie slechts oproept om verschillende mogelijkheden te onderzoeken, is een keuze voor een bepaalde oplossing nog niet aan de orde. Daarom kunnen en moeten er volledigheidshalve ook maatregelen onderzocht worden die niet door alle partijen a priori als positief beoordeeld worden.
Michl Ebner (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik heb welbewust en overtuigd voor het verslag-Jeggle gestemd, omdat ik van mening ben dat dit een van de initiatieven is waarmee een discussie kan worden begonnen over het vraagstuk van onderzoek met dieren, oftewel over de manier waarop onderzoek met levende dieren zoveel mogelijk kan worden beperkt. Mijns inziens moet men elke gelegenheid die zich aanbiedt te baat nemen. Dat hebben wij ook gedaan met het onderhavig initiatiefverslag. Ik ben mij er bewust van dat de rechtsgrondslag voor de andere sectoren niet bepaald om over naar huis te schrijven is, maar toch geloof ik dat wij een stap vooruit hebben gezet, en ik hoop dat er nog meer stappen zullen volgen in dezelfde richting.
Jan Andersson, Anna Hedh, Ewa Hedkvist Petersen, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. (SV) Wij hebben tegen het initiatiefverslag van mevrouw Jeggle (A6-0290/2006) als geheel gestemd, omdat het op een groot aantal gebieden ingaat tegen de pogingen van de EU om het dierenwelzijn te verbeteren. We kunnen onmogelijk het idee steunen dat de EU het verbeteren van het dierenwelzijn moet uitstellen totdat onze handelspartners in de WTO hetzelfde doen. Dat zou de vooruitgang op dit gebied ernstig vertragen.
Bovendien zijn wij tegen het opwerpen van handelsbarrières tegen derde landen die minder strenge dierenwelzijnnormen hanteren dan de EU. Het risico bestaat namelijk dat ontwikkelingslanden die afhankelijk zijn van landbouwexporten naar de EU daar het slachtoffer van worden.
We willen echter beklemtonen dat we positief staan tegenover het Actieplan van de Commissie inzake de bescherming en het welzijn van dieren. Ook verwelkomen we die onderdelen van het verslag waarin wordt gepleit voor verdere vooruitgang op een aantal gebieden die van belang zijn voor het dierenwelzijn.
Luis Manuel Capoulas Santos, Fausto Correia, Edite Estrela en Joel Hasse Ferreira (PSE), schriftelijk. – (PT) Om onderstaande redenen heb ik voor het eerste deel van paragraaf 71 van het verslag Jeggle gestemd.
1. Stierenvechten is een eeuwenoude traditie, diepgeworteld in verschillende regio’s van de lidstaten van de EU. De kenmerken verschillen per land, zo werd in Portugal het doden van de stier in 1836 voor het eerst verboden.
2. De vechtstier dankt zijn bestaan aan het stierenvechten. Zonder het stierenvechten zou deze soort al lang geleden zijn uitgestorven, aangezien het fokken van vechtstieren voor bijvoorbeeld vlees- of melkproductie economisch gezien niet interessant is.
3. Dat betekent niet dat de stierengevechten zelf en de traditie eromheen niet moeten evolueren en niet moeten worden aangepast aan de heersende morele waarden. De huidige trend is het zoveel mogelijk voorkomen van fysiek lijden van dieren. Er zijn prestigieuze takken van de sport die zijn voortgekomen uit een gewelddadige traditie. Een voorbeeld is schermen, waarbij de beoefenaars tegenwoordig gewoonlijk geen lichamelijk letsel meer oplopen. Bij stierengevechten zou de ijzeren punt heel goed vervangen kunnen worden door een elektronische stok die hetzelfde spectaculaire effect sorteert wanneer het dier wordt geraakt.
4. Paragraaf 71 van het verslag, waarin het simplistische voorstel wordt gedaan een eind te maken aan het stierenvechten...
(Stemverklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Hoewel dierenbescherming en -welzijn belangrijk zijn – niet in de laatste plaats vanwege het verband tussen de kwaliteit van het menselijk leven enerzijds en voedselveiligheid en de kwaliteit van dierlijke producten anderzijds – moet ook rekening worden gehouden met bepaalde tradities en culturen.
Een aantal opvattingen in het verslag delen wij: bescherming van dieren is een teken van menselijkheid; de werkingssfeer van het Europees beleid mag niet beperkt zijn tot het welzijn van landbouwhuisdieren; specifieke regionale en milieukenmerken van de Europese Unie moeten in aanmerking worden genomen; en er moet gestreefd worden naar een horizontaal beleid inzake bescherming van dieren dat ook wetgeving, beroepsopleiding, financiële ondersteuning en wetenschappelijk onderzoek behelst.
Positief vinden we de verwijzing naar de noodzaak rekening te houden met de omvang van landbouwbedrijven en de bijkomende kosten die bescherming van dieren met zich meebrengt. Landbouwers, met name kleine en middelgrote landbouwbedrijven en familiebedrijven, moeten worden gecompenseerd voor de financiële nadelen die zij ondervinden door de tenuitvoerlegging van dierenwelzijnsmaatregelen.
Wat betreft stierengevechten, zijn wij het niet eens met het standpunt van de rapporteur, want je kunt niet alles over één kam scheren. De “stierengevechten aan het touw” op de Azoren kun je niet gelijkstellen met stierengevechten waarbij de stier wordt gedood, hoewel ook de laatste moeten worden gezien in de context van de plaatselijke cultuur en tradities, waaruit nieuwe gebruiken kunnen voortkomen.
Robert Goebbels (PSE) , schriftelijk. – (FR) Ik heb me onthouden van stemming over dit verslag omdat het Europees Parlement zoals gewoonlijk zijn goede bedoelingen heeft vertaald in een waslijst van onuitvoerbare regels. Wie kan de tijd controleren die koeien doorbrengen met grazen in de wei? Wie kan de feitelijke leeftijd controleren van een biggetje op het moment van castratie? De weg naar de hel ligt bezaaid met goede bedoelingen!
Ana Maria Gomes (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het amendement van de PPE- DE-fractie gestemd dat voorziet in schrapping van het woord “stier” in paragraaf 71 van het verslag Jeggle.
Dat heb ik gedaan omdat we ervoor moeten waken dat de vechtstier uitsterft, en zijn bestaan is afhankelijk van de stierengevechten.
Dat neemt niet weg dat ik stierengevechten zoals die op dit moment in Portugal en andere lidstaten van de EU plaatsvinden weerzinwekkend vind. Het zijn spektakels waarbij dierenleed onder het mom van traditie en volksvermaak wordt gebagatelliseerd.
Zoals andere aspecten van het dagelijks leven in onze maatschappij moet het stierenvechten zich ontwikkelen en de barbaarsheid die nog steeds zo kenmerkend is, achter zich laten. Geen enkel aspect van het openbare leven mag immuun zijn voor vooruitgang en voor de ontwikkeling van de menselijke gevoeligheden.
Daarom zou deze resolutie een waarschuwing moeten zijn aan het adres van diegenen die niet willen dat er iets aan de stierengevechten verandert: het is absoluut noodzakelijk dat deze traditie zo snel mogelijk verandert en niet meer vooral afhankelijk is van dierenleed. Als dat niet gebeurt zullen mijn land, Portugal, en de EU drastische maatregelen moeten nemen.
Hoe er met dieren wordt omgegaan in een samenleving zegt niet alleen iets over de houding van die samenleving ten opzichte van dieren. Het zegt ook iets over de mate van beschaving, menselijkheid en vooruitgang.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Wij zijn van mening dat de tenuitvoerlegging in de EU van een beleid dat is gericht op het beschermen van dieren en het vergroten van het dierenwelzijn absoluut een van de verantwoordelijkheden van een Unie van fundamentele waarden is.
Ik sluit me daarom grotendeels aan bij het verslag en ik stem voor het verslag als geheel. Ik sta echter niet achter het idee dat in de toelichting op het verslag naar voren wordt gebracht om een EU-centrum of laboratorium voor dierenbescherming- en welzijn op te richten. Het is aan de lidstaten om een beleid inzake het welzijn van dieren te implementeren in overeenstemming met de algemene dierenwelzijnstrategie die is afgesproken op het niveau van de Europese Unie.
Jens Holm en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. (SV) Wij verwelkomen het voorstel van de Commissie voor een communautair actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren 2006-2010. Er bestaat grote behoefte aan het realiseren van praktische verbeteringen in de leefomstandigheden van dieren, en het Commissievoorstel bevat veel belangrijke voorstellen. Helaas hebben we moeten vaststellen dat het verslag van mevrouw Jeggle niet heeft voldaan aan de hoge verwachtingen die wij ervan hadden, onder andere vanwege de wijze waarop benadrukt wordt dat hoge standaarden op het gebied van dierenbescherming tot een lager concurrentievermogen leiden. Dat risico zou het in de praktijk onmogelijk maken om progressief beleid te voeren op dit gebied. Wij kiezen er daarom voor om ons vandaag bij de eindstemming over dit verslag te onthouden van stemming.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Wij zijn van mening dat de tenuitvoerlegging in de EU van een beleid dat is gericht op het beschermen van dieren en het vergroten van het dierenwelzijn absoluut een van de verantwoordelijkheden van een Unie van fundamentele waarden is.
Ik sluit me daarom grotendeels aan bij het verslag en ik stem voor het verslag als geheel. Ik sta echter niet achter het idee dat in de toelichting op het verslag naar voren wordt gebracht om een EU-centrum of laboratorium voor dierenbescherming- en welzijn op te richten. Het is aan de lidstaten om een beleid inzake het welzijn van dieren te implementeren in overeenstemming met de algemene dierenwelzijnstrategie die is afgesproken op het niveau van de Europese Unie.
Ook sta ik niet achter een deel van datgene waartoe in paragraaf 71 van het ontwerpverslag wordt opgeroepen, namelijk dat op communautair niveau door middel van communautaire wetgeving een eind moet worden gemaakt aan de honden-, stieren- en hanengevechten. Naar onze mening zijn het de burgers van iedere afzonderlijke lidstaat die uiteindelijk beslissen, via nationale verkiezingen of referenda, of ze de hierboven genoemde activiteiten op het grondgebied van hun eigen land willen verbieden of niet.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, omdat het veel zinnige voorstellen bevat om het welzijn van de dieren te verbeteren. We moeten echter niet alleen hoge welzijnsnormen stellen maar ze ook handhaven. De handhaving van onze bestaande wetgeving voor dierenwelzijn is veel te fragmentarisch. De Commissie moet lidstaten aanmoedigen om de wetgeving op gepaste wijze uit te voeren, met een beter toezicht en toepassing van sancties.
Luís Quieró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Dit initiatiefverslag schiet tekort op twee punten. Het eerste is de veroordeling van het stierenvechten – die gelukkig niet is goedgekeurd – want communautair optreden lijkt in deze materie moeilijk verdedigbaar. Aangezien het hier niet gaat om naleving van minimumnormen waaraan lidstaten van de Europese Unie moeten voldoen, denk ik niet dat de communautaire instellingen zich moeten uitspreken over deze materie.
Voorts getuigt de poging om een lidstaat via communautaire “wetgeving” tradities en culturele waarden van een andere lidstaat, of een bepaalde visie van een lidstaat op andermans tradities en culturele waarden op te leggen, van een arrogante, volkomen onaanvaardbare houding, die wij onwenselijk achten, ongeacht onze mening over de tradities in kwestie.
Laten we aan de Europese Unie overlaten wat de Gemeenschap aangaat, en aan de lidstaten wat logischerwijs hun bevoegdheid moet zijn.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het uitstekende verslag van mijn collega Jan Christian Ehler gestemd over de follow-up van het verslag over de mededinging op het gebied van de professionele dienstverlening. Ik heb me daarentegen van stemming onthouden over sommige bepalingen die te maken hadden met reclame, omdat er geen precieze gegevens voorhanden zijn over de invloed van communicatie op de professionele en ethische kwaliteit van de geleverde diensten en op de prijs daarvan.
Ik schaar me achter het standpunt dat het onontbeerlijk is professionele dienstverleners op te nemen in onze interne Europese markt, maar we moeten rekening houden met het specifieke karakter van deze beroepen gelet op de bijzondere en onontbeerlijke bescherming van de Europese consument in een markt die in rap tempo internationaliseert. Afgezien daarvan lijkt het me absoluut cruciaal om ervoor te zorgen dat professionele dienstverleners meer erkenning krijgen van de Europese politieke instanties en dat ze voor vol aangezien worden in het concept van de sociale markteconomie in Europa.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het onderhavige verslag heeft enkel en alleen tot doel hervormingen in de professionele dienstverleningssector te evalueren en bevorderen door middel van deregulering en het opheffen van alle obstakels voor de mededinging. Dit strookt dus met de doelstellingen van totale deregulering en versterking van de mededinging die beschreven staan in het verslag Kok van november 2004, en die tevens zijn opgenomen in de herziene Lissabon-strategie van 2005.
Het maakt ook deel uit van het proces van liberalisering van de dienstensector en het creëren van een interne markt voor diensten, zoals voorzien in het voorstel dat bekendstaat als de Bolkenstein-richtlijn. In dit verband is de gangbare opvatting dat zelfregulerende beroepsorganisaties de vrije dienstverlening in de weg staan.
Ook wij vinden dat sommige van deze diensten van algemeen belang zijn en beschouwd moeten worden als openbare “goederen”, hetgeen betekent dat er regels moeten zijn om de kwaliteit van deze diensten te waarborgen en eindgebruiker en consument te beschermen.
Daarom mag het recht van de lidstaten om deze activiteiten op nationaal niveau te reglementeren of zelfregulering door beroepsorganisaties toe te staan, niet worden ondermijnd. De lidstaten moeten het recht hebben regelgeving op te stellen die gebaseerd is op traditionele, geografische en demografische eigenheden, of andere specifieke regelgeving, bijvoorbeeld inzake reclame.
Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. Vrije en intellectuele beroepen worden zo genoemd, omdat ze zich nu eenmaal van andere dienstverleners onderscheiden op meerdere punten. Ook al moeten wij hen begeleiden, opdat zij maximaal kunnen bijdragen aan de Lissabon-doelstellingen en respect opbrengen voor de fundamentele beginselen van het Verdrag, toch betekent dit niet dat wij hun specificiteit mogen miskennen.
In het verslag-Ehler wordt deze specificiteit wel degelijk erkend; daarom kan ik het ook steunen. Rapporteur Ehler heeft zijn verslag op de juiste manier aangepakt: de vraag naar het aanbrengen van meer structuur in het debat, zodat heldere vragen heldere, rechtszekere antwoorden kunnen krijgen. Dit is in het belang van de afnemers (ondernemers & consumenten/cliënten), van de onderlinge concurrentiële en collegiale verhoudingen binnen de beroepsgroep en van het algemeen belang.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vóór het uitstekende verslag van mijn collega en vriend Daniel Varela Suanzes-Carpegna over economische en commerciële betrekkingen tussen de Europese Unie en de Mercosur gestemd. Ik ben hem vooral erkentelijk dat hij heeft ingestemd met de amendementen die betrekking hebben op de plaats van kleine en middelgrote ondernemingen in het onderdeel “samenwerking” van de voorgestelde associatieovereenkomst met de Mercosur, op de daaraan gekoppelde financiering, en op de rol die is weggelegd voor de belangenorganisaties van KMO’s.
Nu de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie zijn vastgelopen en de Europese Unie zich opmaakt om bilaterale overeenkomsten te sluiten, effent dit verslag de weg naar commerciële samenwerking met dit zeer belangrijke deel van het Amerikaanse continent. Mocht de associatieovereenkomst er inderdaad komen, dan ontstaat daarmee de grootste interregionale vrijhandelszone, hetgeen beide partijen riante mogelijkheden biedt voor handel en dus economische groei, en bovendien de internationale concurrentiepositie van beide markten verbetert.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Ofschoon ze dit ontkent voert de Europese Unie steeds meer bilaterale handelsbesprekingen om de consequenties van het voorspelbare fiasco van de multilaterale onderhandelingsronde van Doha te verzachten. Deze onderhandelingen hebben echter dezelfde tekortkomingen als het WTO-overleg: de concessies die de Europese Unie doet aan haar partners zijn veel groter dan de concessies die haar partners aan de EU doen, en de Europese landbouw wordt opgeofferd zonder enige garantie dat de buitenlandse markten daadwerkelijk opengesteld worden voor Europese industrieproducten of diensten. Sommige landen die deel uitmaken van de Mercosur profiteren overigens reeds van het systeem van algemene preferenties binnen de Europese Unie, waardoor ze toegang hebben tot de Europese markt zonder gebonden te zijn aan invoerrechten en quota.
De vraag is bovendien welk belang de toekomstige handelspartners hebben bij dergelijke overeenkomsten, aangezien de kosten van het niet sluiten van een akkoord minimaal zijn vergeleken met het huidige handelsvolume tussen de beide partijen.
Deze overeenkomst lijkt vooral ingegeven te worden door ijdelheid, de wens van de Unie om de eerste interregionale vrijhandelszone ter wereld op haar naam te brengen, die snel zou worden uitgebreid tot het hele Amerikaanse continent. Een zoveelste voorbeeld van de Brusselse neiging om ideologische doelstellingen te verheffen boven alle andere overwegingen, met name economische en sociale overwegingen.
Hélène Goudin (IND/DEM), schriftelijk. (SV) De Junilijst is van mening dat vrijere handel goed is voor de mondiale welvaart. Het concept vrije handel is gebaseerd op het idee dat hoe meer partijen eraan meedoen, hoe beter de resultaten zullen zijn.
Dit initiatiefverslag bevat veel waardevolle punten, waarmee de welvaart kan worden vergroot. Helaas, zoals zo vaak het geval is in dit Parlement, zijn er ook vreemde en weinig behulpzame formuleringen.
In het verslag wordt bijvoorbeeld gesproken over de strategische elementen voor het buitenlands beleid die van belang zijn bij een overeenkomst, over financiële bijstand en over het geven van meer macht aan het Parlement op het gebied van zowel het handelsbeleid als het buitenlands beleid.
Het is jammer dat de punten die ik zojuist heb genoemd de positieve zaken die zouden kunnen worden bereikt overschaduwen. Ik heb daarom bij de stemming van vandaag tegen het verslag gestemd.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het voorstel voor het sluiten van een associatieovereenkomst en het creëren van een vrijhandelszone tussen de EU en de Mercosur past in het huidige offensief dat gericht is op het openstellen van de markten voor internationale concurrentie, nu er sprake is van een impasse binnen de WTO.
In het verslag wordt toegelicht dat de EU streeft naar een dominerende positie in Latijns-Amerika, in het bijzonder in de landen van de Mercosur, in weerwil van de Vrijhandelszone van Noord- en Zuid-Amerika (FTAA), zonder de FTAA te willen ondermijnen. Tegenstrijdig? Hoe kom je erbij!
Een meerderheid van het Europees Parlement wil deze vrijhandelszone laten gelden voor alle sectoren, ook voor de zogenoemde “Singapore-kwesties” (investeringen, mededinging, overheidsmarkten en handelsbevordering). Bovendien beschouwt deze meerderheid de EU als integratiemodel voor Latijns-Amerika.
Ons inziens ondermijnt liberalisering van de markten de zeggenschap van volkeren en van (sommige) landen over het beheer van hun middelen en over de ontwikkelingsweg die zij willen bewandelen. Door de liberalisering van de wereldhandel zijn de salarissen en de rechten van de werknemers onder druk komen te staan, en vooral kleine en middelgrote landbouwbedrijven en het MKB in het algemeen lopen gevaar, terwijl er alleen aandacht is voor de belangen van grote multinationals en kapitaalconcentratie.
Daarom hebben wij tegen gestemd.
Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Vrije handel is de belangrijkste factor voor het creëren van welvaart in de wereld, en hoe meer landen eraan meedoen, hoe meer de welvaart van die landen zal groeien. De opname van grote delen van Zuid-Amerika in een vrijhandelszone met de EU vormt daarom een grote stap op weg naar welvaart en het uitbannen van armoede.
Dit initiatiefverslag bevat daarom veel waardevolle voorstellen die kunnen leiden tot een hogere welvaart als ze zouden worden geïmplementeerd. Helaas, zoals zo vaak het geval is in dit Parlement, bevat het verslag ook een aantal punten waarvan de bedoeling is om de EU verder te ontwikkelen in de richting van een federale supermacht en om de macht van het Parlement te vergroten ten koste van de lidstaten. In het verslag wordt bijvoorbeeld gesproken over de strategische elementen voor het buitenlands beleid die van belang zijn bij een overeenkomst, over financiële bijstand en over het geven van meer macht aan het Parlement op het gebied van zowel het handelsbeleid als het buitenlands beleid.
Ondanks de grote bezwaren die ik heb geuit, is het naar mijn oordeel beter om deze interregionale associatieovereenkomst te sluiten dan om hem te verwerpen.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) In grote lijnen verwelkom ik dit verslag. Het wil de biregionale strategische betrekkingen met de Mercosur nieuw leven inblazen en versterken. Het beoogt regionale integratie als prioritaire dimensie van de steun voor ontwikkeling in Latijns-Amerika te versterken op basis van de beginselen van "minder dan volledige wederkerigheid" en "speciale en gedifferentieerde behandeling" naargelang van het ontwikkelingsniveau en het sectoriële concurrentievermogen van beide regio's. Het spreekt zich ook uit voor een geleidelijke, wederkerige liberalisering van de handel.
Ik denk evenwel dat we voorzichtig moeten zijn met het liberaliseren van diensten, met name openbare diensten. We mogen nooit de specifieke behoeften van ontwikkelingslanden uit het oog verliezen. Mits opportuun en geleidelijk ingevoerd, kan liberalisering de sleutel zijn om het commerciële potentieel te ontsluiten en economische groei te stimuleren, tot tevredenheid van beide partijen. Liberalisering is echter geen doel op zich en mag niet worden gezien als panacee voor alle problemen van onze partners.
Tobias Pflüger (GUE/NGL), schriftelijk. – (DE) Het Verslag-Varela Suanzes-Carpegna leest als een verlanglijstje van de grootste Europese ondernemingen en de agrobusiness in het Mercosur-gebied. Doel is om de EU en de Mercosur zo snel mogelijk tot een vrijhandelszone aaneen te smeden. Respect voor de mensenrechten en de mogelijke gevolgen voor brede lagen van de bevolking in beide regio's spelen daarbij geen rol.
Het verslag benadrukt enerzijds wel de economische schade die ontstaat als een verdrag uitblijft, maar rept met geen woord over de sociale kosten van een vrijhandelszone van de EU en de Mercosur. En dat terwijl de vrijhandelsverdragen van de afgelopen decennia er geen enkel misverstand over laten bestaan dat de daarin vastgelegde liberalisering van de handelsbetrekkingen niet tot een stijging van de welvaart bijdragen. Kleine producenten worden het eerst slachtoffer van de vrijhandelsverdragen, omdat die slechts een beperkt aantal producten toegang tot de Europese markt verschaffen.
Op het terrein van de overheidsopdrachten, dienstverlening en investeringsregelingen stelt de EU zich offensief op en eist onder meer gelijke toegang tot openbare aanbestedingen die overheden in het Mercosur-gebied doen op het gebied van waterhuishouding, transport en energie.
Al met al wordt duidelijk dat de EU van mensenrechten en democratiekwesties geen centraal punt in het handelsverdrag met Latijns-Amerika wil maken. Zij geeft in plaats daarvan voorrang aan het economisch principe van de vrijhandel, dat de achterstand van het armere deel van de bevolking nog verder zal vergroten.
De EU doet er goed aan niet aan te sturen op een nieuwe onderhandelingsronde ter afsluiting van een verdrag tussen de EU en de Mercosur en in plaats daarvan een onderzoek in te stellen naar de sociale en economische gevolgen van de liberaliseringsmaatregelen in Latijns-Amerika.
Luis Quieró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De geschiedenis leert ons dat handel een doeltreffend instrument is voor het bevorderen van goede betrekkingen tussen volkeren en het stimuleren van de economische ontwikkeling. Dat op zich zou al een goede reden zijn om een overeenkomst te sluiten met de Mercosur, waarvoor ik zowel in openbare redevoeringen als in het kader van politieke initiatieven met de Commissie heb gepleit. Andere factoren, zoals bijvoorbeeld historische en culturele banden, maken onze inspanningen op dit gebied nog meer gerechtvaardigd. Denk maar eens aan Brazilië en aan de bloeiende Portugese gemeenschap in Venezuela.
De recente toetreding van Venezuela verleent deze overeenkomst een aanvullende externe beleidsdimensie, want Venezuela is niet alleen een olieproducerend land, maar ook een land waar de Europese Unie bijzondere aandacht voor moet hebben.
Deze overeenkomst biedt enorme mogelijkheden voor vooruitgang en economische ontwikkeling. Daarom – en dit is een kwestie die ik op de voet heb gevolgd – wil ik net als de rapporteur de Commissie oproepen alles in het werk te stellen om de verwezenlijking van deze enorme economische ruimte mogelijk te maken.
Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. (EN) Er wordt beweerd dat de Commissie een evenwichtige benadering van ethanol producerende landen wil. In beide concrete gevallen die mij bekend zijn, de suikerfabrieken in Mallow en Carlow in Ierland, is van een dergelijk evenwicht geen sprake.
Omdat de Ierse regering heeft nagelaten zich grondig voor te bereiden op haar onderhandelingen met de Commissie over het compensatiepakket in het kader van de sluiting van Mallow en Carlow volgens tijdelijke regelgeving voor de reorganisatie van de suikerindustrie, zien we nu dat de Commissie zich niet flexibel opstelt tegenover de mogelijkheid om deze locaties om te vormen tot ethanol producerende fabrieken. Eigenlijk is mij, ondanks herhaalde verzoeken aan de commissaris, de heer Fischer Boel, om de regelgeving te laten heroverwegen en toe te laten dat deze fabrieken ethanol produceren uit de direct beschikbare suikerbiet, verzekerd dat de fabrieken volledig zullen worden ontmanteld.
- De situatie in de sector zacht fruit en kersen voor verwerking (B6-0525/2006)
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Wij hebben tegen deze resolutie gestemd omdat zij is ontworpen om de toegang tot de interne markt voor derde landen te beperken en die toegang voor die landen op verschillende manieren te bemoeilijken, en omdat zij is ontworpen om verschillende nieuwe vormen van steun voor de landbouwers van de EU in te kunnen voeren in deze sector.
Wij zijn van mening dat de markt in het algemeen moet worden opengesteld voor landbouwproducten, met inbegrip van zacht fruit en kersen voor verwerking.
Het is overigens schandalig dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling ons hier in het Europees Parlement zomaar ineens een ontwerpresolutie als deze voorschotelt, waarin wordt gesproken van excessieve invoer van zacht fruit uit derde landen en waarin wordt geprobeerd om, onder andere, de volgende zaken in te voeren:
- voorwaardelijke markttoegang
- mechanismen ter ondersteuning van telergroepen
- speciale vrijwaringsclausules met betrekking tot de invoerprijzen, en
- financiële steun voor het braakleggen van oude teeltbedrijven van zacht fruit en kersen in geval van een duurzaam overschot van het aanbod;
Wij zijn absoluut tegen voorstellen van deze aard door dit Parlement.
Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. (SV) Ik stem tegen allebei de verslagen, omdat het verslag van mevrouw Kósáné Kovács naar alle waarschijnlijkheid zal benadrukken dat het de taak is van de EU om een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te ontwikkelen en uit te voeren. Ik ben van mening dat de middelen die er zijn, moeten worden besteed aan bestaande instellingen als de Raad van Europa, de OVSE en het Europees Hof voor de rechten van de mens, in plaats van aan het concurreren met deze instellingen.