De Voorzitter. Geachte afgevaardigden, dames en heren, ik wil nu een verklaring afleggen over de zogeheten ‘Hongaarse revolutie’ van oktober 1956, en dat zal ik staande doen.
Het is vandaag een halve eeuw geleden dat het Hongaarse volk in opstand kwam tegen de communistische dictatuur en tegen de bezetting door een buitenlandse macht.
Op 23 oktober 1956 gingen Hongaarse studenten de straten van Boedapest op om te protesteren tegen de communistische regering, en al snel voegden burgers uit alle beroepen en lagen van de bevolking zich bij hen.
Ik moet u zeggen dat dit mijn vroegste jeugdherinnering is die verband houdt met de politiek. In die tijd beheerste het verzet van het Hongaarse volk het nieuws in mijn land. Ik herinner me een leraar op school die ons de feiten uitlegde met behulp van een landkaart, de stemmen op de radio en de krantenfoto’s van de brandende T-34-tanks in het centrum van Boedapest. Voor mij betekende het dat ik me bewust werd van het begrip vrijheidsstrijd.
Twee weken lang was er hoop; daarna zweeg de radio en daalde er een ijzeren stilte neer, waarachter zich duizenden doden en honderden bannelingen bevonden. De opstandelingen in Boedapest hadden nog enige tijd de hoop dat het vrije Westen hun te hulp zou schieten; dat bleek niet het geval. In het Westen had men hen enige tijd doen geloven dat dat wel zou gebeuren.
We moesten machteloos toezien hoe duizenden Hongaren, mannen, vrouwen en kinderen, hun land ontvluchtten en een toevluchtsoord zochten in het Westen. Het was een onbeschrijfelijke tragedie voor het Hongaarse volk, maar het was ook de eerste scheur in het sovjetsysteem – een scheur die daarna zou groeien en uiteindelijk zou leiden tot de val van de Berlijnse Muur – en ongetwijfeld een groots moment in de geschiedenis van Hongarije.
In datzelfde jaar, eind juni, vond de opstand van Poznań plaats, waarbij de arbeiders van de fabriek Cegielski “brood en vrijheid” eisten, ook een belangrijk moment in deze omwenteling. Deze beide gebeurtenissen hielden zonder twijfel met elkaar verband. Tijdens de ceremonie die dit jaar in Hongarije werd georganiseerd ter gelegenheid van de viering van de gebeurtenissen in Poznań, verklaarde de Hongaarse president, László Sólyom, dat “Poznań en Hongarije samen waren opgestaan tegen de Sovjetbezetting”. Op 24 oktober 1956 gingen de Hongaren de straat op met borden waarop geschreven stond: “Poznań-Warschau-Boedapest”.
Dat vormde een inspiratiebron voor alles wat er later zou gebeuren, hoewel dat nog enige tijd op zich zou laten wachten. Dat zou nog enige tijd op zich laten wachten, tot in 1968 in Praag de lente uitbrak. Dat zou nog enige tijd op zich laten wachten, tot de stakingen in Polen in 1970, die uitmondden in de erkenning van Solidarnosc, tien jaar later, als de pikhouweel die de muur zou slopen.
De geschiedenis herhaalde zich in 1989. Hongarije en Polen legden de eerste stenen voor de hereniging van het continent, en ik denk dat dit een goed moment is om te citeren uit de redevoering die Albert Camus in 1957 uitsprak ter gelegenheid van de eerste verjaardag van de Hongaarse revolutie.
Camus zei: “Het onderworpen en geketende Hongarije heeft de afgelopen twintig jaar meer gedaan voor vrijheid en gerechtigheid dat enig ander volk ter wereld […]. In de huidige geïsoleerdheid van Europa hebben we maar één manier om trouw te blijven aan Hongarije: door nooit datgene te verraden waarvoor de Hongaarse strijders hun leven hebben gegeven, noch in onszelf, noch in anderen, en door nooit, zelfs niet indirect, datgene te rechtvaardigen wat hen heeft gedood. Het zal niet gemakkelijk worden om onszelf deze grote offers waardig te tonen. Maar we moeten het proberen in een Europa dat uiteindelijk verenigd zal zijn, door onze twisten te vergeten, door onze fouten te corrigeren, door onze inzet en onze solidariteit te vermenigvuldigen.”
En vandaag is een verenigd Europa klaar om nieuwe vooruitgang te boeken en om de Europese geest in nog sterkere mate te verspreiden, om zo bij te dragen aan een wereld waar vrijheid, solidariteit en vooruitgang de elementen zijn die ons handelen leiden.
Dat zijn we verplicht aan degenen die gestorven zijn omdat ze in een vrij Europa geloofden.
(Applaus)
Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, vandaag herdenken we de opstand van het Hongaarse volk, die vijftig jaar geleden heeft plaatsgevonden. De Hongaren zijn toen in hun wanhoop in opstand gekomen tegen een totalitaire dictatuur. Vandaag herdenken we de gebeurtenissen van de herfst van 1956, omdat deze mensen het voor ons allemaal hebben gedaan. Ze hebben gestreden voor vrijheid, recht en democratie. Ze hebben de menselijke waardigheid met succes verdedigd. Ze hebben waardig gestreden, zelfs toen ze door de tanks onder de voet werden gelopen. Voor ons allemaal zijn ze gevlucht, voor ons allemaal hebben ze geleden, en voor ons allemaal hebben ze de herinnering tientallen jaren levend gehouden.
De helden van de Hongaarse revolutie zijn onze gezamenlijke helden. Ze zijn helden van Europa. Wij herdenken ze vandaag omdat we hun dank verschuldigd zijn voor hun nalatenschap. Wij betuigen hun vandaag eer, omdat we ons allemaal – en vooral wij in het Europees Parlement – gebonden voelen aan de belofte om ervoor te zorgen dat een dergelijke aantasting van de vrijheid en de menselijke waardigheid in Europa nooit meer voor kan komen. Hun leven staat vóór ons als een reliëf, dat toont tot welke grootse daden wij als mens in staat zijn wanneer we gedwongen worden om onze waarden en de waardigheid van Europa te verdedigen. Wij betuigen onze eerbied.
Wat begon met de eerste grote demonstratie in Boedapest op 23 oktober 1956, en eindigde met de invasie van de Sovjettroepen op 4 november 1956, was een revolutie van de vrijheid. Degenen die aan de Hongaarse volksopstand hebben deelgenomen noemden die toen al terecht een revolutie, een forradalom. De communistische machthebbers noemden die indertijd ten onrechte een contrarevolutie, een ellenforradalom. Het verschil is niet zomaar een klein Hongaars woordje, het verschil is gigantisch. Het is het verschil tussen vrijheid en onvrijheid.
De burgers van Hongarije hebben voor onze Europese waarden gestreden, want de vrijheid waarvoor de helden van de Hongaarse volksopstand in 1956 hebben gevochten, waarvoor ze hun leven hebben gegeven, is een deel van de Europese identiteit. Onze doelstellingen van nu zijn de doelstellingen waar de mensen in Hongarije toen voor hebben gestreden. Niets zou dat duidelijker zichtbaar kunnen maken dan het feit dat we vandaag in het Europees Parlement samen met de vrij gekozen vertegenwoordigers van Hongarije de volksopstand herdenken die in 1956 in dat land heeft plaatsgevonden. Dat blijft voor mij het wonder van mijn generatie. De vrijheid van Hongarije is de vrijheid van Europa geworden, en de vrijheid van Europa blijft de garant voor de vrijheid van Hongarije.
Juist vanwege de gebeurtenissen die vandaag in Boedapest en elders in Hongarije hebben plaatsgevonden zou ik de Hongaarse collega’s uit alle fracties willen zeggen dat ik het zeer waardeer dat ze ervoor hebben gezorgd dat we het eens zijn geworden over een gezamenlijke tekst, een gezamenlijke resolutie. Daaruit blijkt wel dat we ondanks de politieke conflicten van alledag wel degelijk gezamenlijke principes hebben.
Ik doe een beroep op beide partijen om bij de conflicten in Boedapest geen buitensporige middelen te gebruiken, om niet te heftig te reageren op de demonstraties, want we zijn met elkaar verbonden door gezamenlijke waarden. Dat gold in 1956, en dat geldt ook nu, in 2006. Laten we altijd van deze overeenstemming uitgaan, ondanks alle meningsverschillen die we hebben.
(Applaus)
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, er is een verband tussen de herdenking van vandaag – vijftig jaar geleden zijn de Hongaren in opstand gekomen tegen de Sovjet-Unie, de onderdrukker van hun land – en de herdenking in de lente van volgend jaar, dan is het namelijk vijftig jaar geleden dat de Verdragen van Rome werden ondertekend.
Deze gebeurtenissen hebben kort na elkaar plaatsgevonden, en beide zijn geïnspireerd door dezelfde geest. De Verdragen van Rome waren bezield door de geest van vrijheid en solidariteit tussen de volkeren. Dat heeft ook de opstand in Hongarije bezield. De Hongaren wilden het juk afwerpen dat ze droegen, ze wilden soeverein zijn, een vrij volk zijn. Daarvoor hebben ze moeten vechten tegen een macht die hun dit recht wilde ontnemen.
Vijftig jaar later denken we aan deze mannen en vrouwen, die aanspraak hebben gemaakt op dit recht dat wij als Europese Unie nu ieder volk garanderen, het recht op vrijheid en zelfbeschikking in onze gemeenschap van democratische staten. De mannen en vrouwen die voor dit recht tegen hun bezetter hebben moeten vechten zijn ware helden van de Europese geschiedenis. Ze hadden namelijk geen wapens, ze konden zich niet verdedigen tegen een leger, ze stonden weerloos en met blote handen tegenover de tanks – we kennen de foto’s daarvan.
De moed van deze mannen en vrouwen is bewonderenswaardig. Deze moed, deze houding, dat heeft de vorige spreker al gezegd, en ook u, mijnheer de Voorzitter, die zijn we niet alleen in Hongarije tegengekomen, maar ook in Polen, en twaalf jaar later ook in Tsjecho-Slowakije. Die moed is ook een deel van het Europese erfgoed, die moed bewijst dat er op dit continent altijd mannen en vrouwen zijn geweest die bereid waren om hun leven voor de vrijheid op het spel te zetten. De moed van deze mannen en vrouwen is een van de grootste geschenken van Hongarije aan Europa, en een van de waardevolste bezittingen van ons Europeanen.
Ik geloof dat de latere val van de Muur, de mogelijkheid om die Muur af te breken, het IJzeren Gordijn opzij te schuiven, mogelijk is gemaakt door de moed in die dagen. Eén ding is namelijk glashelder: iedere vorm van dictatuur is bitter, is pijnlijk, maar geen dictatuur duurt eeuwig. De honger naar vrijheid van een volk, van de burgers, kan niet eeuwig worden onderdrukt. In de geschiedenis van de mensheid is er aan iedere dictatuur vroeger of later een einde gekomen. Er is een einde gekomen aan de communistische dictatuur, aan de stalinistische dictatuur, en ook de andere dictaturen overal ter wereld zullen vroeger of later schipbreuk lijden. De moed die de mannen en vrouwen in Hongarije vijftig jaar geleden aan de dag hebben gelegd is de moed die mannen en vrouwen in andere delen van de wereld nu bewijzen in hun strijd tegen onderdrukking. Dit is dus een permanente strijd.
Vandaag is dit vijftig jaar geleden, en dat is ook een gelegenheid om er nogmaals op te wijzen dat de Hongaren erin geslaagd zijn om zich te bevrijden van de dwang van het Oostblok, om de democratie en de vrijheid in hun land te herstellen, om in vrije zelfbeschikking toe te treden tot de Europese Unie, een daad van vrijheid. In vrije zelfbeschikking zich vrijwillig aan te sluiten bij een internationale gemeenschap is iets heel anders dan onder dwang te worden onderworpen aan een gemeenschap. Dat is nu net de enorme vooruitgang die we in Europa in de afgelopen vijftig jaar hebben geboekt.
In 1956, ten tijde van deze opstand, was ik tien maanden oud, een kind, een baby. Dat ik in vrijheid heb kunnen leven is een enorm voorrecht, een voorrecht dat de Hongaren van mijn generatie niet hebben genoten, en waarvoor ik dankbaar ben. Des te geweldiger is het echter dat wij als in vrijheid geboren West-Europeanen mee mogen maken dat we nu in onze Unie samen mogen leven met diegenen die onder een dictatuur zijn geboren. Ik kan me voor mijn generatie hier en in Hongarije geen mooier cadeau voorstellen.
(Applaus)
Bronisław Geremek, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa wil hulde brengen aan de Hongaarse revolutie van 1956, aan de moed en de vastberadenheid van het Hongaarse volk in zijn strijd voor vrijheid, aan de nagedachtenis van de slachtoffers van repressie en aan het lijden van een geheel volk.
1956 is een keerpunt in de moderne geschiedenis van Europa. Zoals de Voorzitter reeds heeft gezegd, werd de opstand van Poolse arbeiders in Poznań in juni 1956 bloedig onderdrukt. De liberalisering van het bewind in Polen in oktober 1956 was slechts van korte duur. Dat jaar stond in het teken van de gebeurtenissen in Hongarije. De Hongaarse revolutie ging uit van het volk, was nationaal en anticommunistisch. Zij werd door het Sovjetleger meedogenloos neergeslagen. De straten van Boedapest waren het toneel van een bloedige repressie, en in Hongarije waren terreur en onderdrukking lange tijd aan de orde van de dag.
Wij herdenken deze dag vandaag zonder dat we proberen onze rekening met het verleden te vereffenen. Maar de Europese Unie heeft een gemeenschappelijke herinnering nodig om deze gebeurtenissen bij te kunnen schrijven in de annalen van de vrijheid van Europa en om een gemeenschapsgevoel te hebben. De heldenmoed van de mannen en vrouwen uit 1956 mag niet in vergetelheid raken. We moeten Imre Nagy in onze herinnering houden, een communist die een protagonist werd van de anticommunistische revolutie en die heimelijk en lafhartig werd vermoord. We moeten István Bibó in onze herinnering houden, een groot denker en actievoerder in dienst van de vrijheid en de democratie, die in de gevangenis werd gegooid en aan wie het zwijgen werd opgelegd tot het einde van zijn levensdagen.
We mogen niet vergeten dat Europa in 1956 weliswaar uiting gaf aan zijn verontwaardiging over dit drama, maar er verder het zwijgen toe deed en machteloos toekeek. Dit is een les voor het Europa van vandaag en morgen. Het moet sterk, solidair en een eenheid zijn. Het moet in de vrijheid, de democratie en de eerbiediging van de rechten van de mens en van de volkeren zijn bestaansrecht vinden. En wat Hongarije betreft, zouden we vandaag moeten hopen dat het Hongaarse volk en zijn leiders uit de in 1956 getoonde moed de kracht putten om de wijsheid te vinden die nodig is om de politieke tegenstellingen ondergeschikt te maken aan het openbaar welzijn en het gemeenschappelijk belang.
(Applaus)
Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, er lopen allerlei rode draden door de geschiedenis. Een daarvan pakken we vandaag op. Die draad begon op 17 juni 1953 in Duitsland, ging in 1956 verder in Polen en Hongarije, in 1968 in Tsjecho-Slowakije, en eindigde toen het communisme eindelijk was overwonnen.
De opstand in Hongarije was een opstand voor de democratie, een nationale opstand, maar ook een politieke opstand. Ik hoef alleen maar de Petöfi-cirkel te noemen, de groep van Hongaarse intellectuelen die indertijd in Boedapest en later in heel Hongarije samen met de arbeiders de arbeidersraden hebben opgericht. Ze wilden proberen om de democratie nieuw leven in te blazen. Dat is wat er in Hongarije in 1956 gebeurde!
Nu, vijftig jaar later, herdenken we deze opstand. We kunnen nog een tweede feit herdenken, en wel dat het honderd jaar geleden is dat Hannah Arendt werd geboren. Zij was een van de intellectuelen die de kracht hadden om twee vormen van totalitarisme in één ademtocht te noemen, het communisme en het fascisme. Dat is precies wat de geschiedenis ons leert: de democratie is nooit een verworvenheid voor de eeuwigheid. We kunnen de democratie alleen maar opbouwen wanneer we er dag in dag uit voor strijden. Dat zien we in het Polen van vandaag, in het Hongarije van vandaag, en ook in de gevaarlijk ontwikkelingen die we op dit moment bij ons in Frankrijk vaststellen, waar fascistische en rechtsradicale krachten aan het werk zijn. We moeten altijd klaarstaan om voor de democratie te strijden!
De mensen die tegen het fascisme hebben gestreden, vijftig jaar geleden in Hongarije en Polen, in 1968 in Tsjecho-Slowakije, maar ook bij ons, die mensen hebben ons duidelijk gemaakt dat je voor de democratie en de vrijheid soms je leven op het spel moet zetten. Die les moeten we leren, we mogen niet bang zijn voor de waarheid: een totalitair regime is en blijft een totalitair regime, of het nu fascistisch is of communistisch!
(Applaus)
Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat ik een mening verkondig die in mijn fractie wijd verbreid is, wanneer ik zeg dat ik het ermee eens ben dat de Hongaarse opstand van 1956 eerst en vooral beschouwd dient te worden als een volksopstand voor vrijheid en onafhankelijkheid. Tevens vind ik dat wij de bloedige onderdrukking van deze opstand door het Sovjetleger zonder meer moeten veroordelen. Tot slot zie ook ik in deze Hongaarse tragedie een symbolische gebeurtenis, omdat hierdoor de kern wordt blootgelegd van de existentiële crisis van een model dat 33 jaar later zou verdwijnen omdat het er niet in slaagde zich fundamenteel te hervormen.
Wij kunnen echter niet een eenzijdige interpretatie van de moderne geschiedenis accepteren die de communistische gedachte demoniseert. Om bij Hongarije te blijven, wil ik u erop wijzen dat vooraanstaande communisten in dit land een grote rol hebben gespeeld in de beweging tegen het bewind. Wij weten allen welk aandeel Imre Nagy heeft gehad, de hervormingsgezinde communistische minister-president die met zijn leven betaalde voor zijn steun aan de opstandelingen. Minder bekend is dat de beroemde Petöfi-kring, waarvan de activiteiten worden beschouwd als een van de factoren die de aanzet hebben gegeven tot de beweging, was opgericht op initiatief van jonge communisten. En ik zou nog de naam kunnen noemen van de grote communistische filosoof György Lukács, die ook betrokken was bij deze strijd voor hervormingen. Een hele tijd lang waren wij getuige van een groeiende stroom protesten gestimuleerd door communisten, wier kritiek jammer genoeg in de kiem werd gesmoord. De geschiedenis werd niet van tevoren geschreven, en dat is tegenwoordig ook niet het geval.
Laten we derhalve zoveel mogelijk de misdaden uit de tijd van het stalinisme veroordelen, maar laten we niet de geest van de Koude Oorlog weer aanwakkeren, die nooit ook maar ergens bevorderlijk is geweest voor de vrijheid en de onafhankelijkheid. Het herenigde Europa kan meer bereiken wanneer het zich vastberaden op de toekomst richt.
(Applaus van links)
Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, meer dan 2 500 tanks tegenover een weerloze bevolking, 75 000 soldaten van het Rode Leger, duizenden slachtoffers, meer dan 2 000 mensen die geëxecuteerd zijn door de regering Kádár die door de Sovjets was geïnstalleerd, 12 000 gevangenen die naar de goelags zijn gestuurd, 200 000 vluchtelingen: dit zijn slechts enkele van de schrikbarende cijfers die de tragedie van een natie samenvatten, maar ook het begin van het einde van een partij en een macht die over ons halve continent heersten, als gevolg van de schandalige en onrechtvaardige akkoorden van Jalta.
De eerste tekenen kwamen uit Berlijn in 1953, gevolgd door de schreeuw om vrijheid in Poznań, Polen, in 1956. Stalin was al drie jaar dood, maar zijn politieke opvolgers gebruikten – ondanks het verslag van Chroesjtsjov aan het twintigste congres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie in februari 1956, waarin de ontelbare misdaden van de Georgische dictator aan de kaak werden gesteld – repressieve en strafbare methoden, uit angst dat de macht in Hongarije hun zou ontglippen.
De opstand liep uit op een immense tragedie. De reformistische regering van Imre Nagy werd resoluut weggestuurd en hij werd zelf vermoord. Pas na de val van het communistische Sovjetregime konden de slachtoffers van de voorgaande jaren eindelijk gerehabiliteerd worden. Zij werden door de Hongaarse communistische leiders en de Kominform “gepeupel” genoemd, terwijl ze eigenlijk symbool stonden en nog steeds staan voor menselijke waardigheid, onderdrukt door een van de meest gevoelloze en gewelddadige dictaturen die ooit in de geschiedenis heeft bestaan. Deze immense tragedie moet ons vandaag de dag doen stilstaan bij de negativiteit van een ideologie en een politieke praktijk die miljoenen slachtoffers hebben gemaakt in die gebieden ter wereld waar dit regime heeft geheerst.
Tegenwoordig nemen sommigen, die destijds voorstanders waren van de inzet van tanks en executies, hun acties opnieuw onder de loep en spreken ze, zoals altijd gebeurt, over fouten. Ze hebben het echter niet over de verwerping van deze ideeën die onverbiddelijk tot dictatuur en onderdrukking hebben geleid en leiden. Alleen wanneer we deze ideeën openlijk verwerpen en veroordelen, zijn we verzekerd van een toekomst in vrijheid. Wanneer we de tragedie van de Hongaarse herfst herdenken, zijn wij ons er opnieuw van bewust dat de Unie een bolwerk vormt tegen iedere vorm van vernedering van de waardigheid van het individu en van volken.
Verder houden we in gedachten dat er nog steeds regimes bestaan die de levens van hun burgers in een houdgreep houden en die een bedreiging vormen voor vrije volken: de vele dictaturen ter wereld, van Noord-Korea tot Iran en Cuba. Daarnaast denken we echter ook aan de gevaren van nieuwe vormen van fundamentalisme. Moge het Westen nooit meer voor stilte kiezen en moge Europa een voorvechter van vrijheid en rechtvaardigheid zijn.
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, we herdenken vandaag in het Europees Parlement een dramatische politieke gebeurtenis die 50 jaar geleden plaatsvond in Hongarije. De opstand die toen uitbrak en enkele dagen later wreed werd neergeslagen door troepen van de Sovjet-Unie heeft in West-Europa de ogen van velen geopend voor de gevaren van de communistische ideologie, zoals door Moskou gedicteerd. Daarmee gaat de historische betekenis van Boedapest 1956 het lokale of het nationale niveau verre te boven.
Als 13-jarige schooljongen besefte ik slechts dat het geliefde geboorteland van mijn moeder een heroïsche strijd beleefde voor de vrijheid, waarnaar zo hartstochtelijk werd verlangd. De beelden van premier Imre Nagy en generaal Pál Maléter en de strijd tegen de Russische tanks staan op mijn netvlies gegriefd. Wat hoopten we vurig op steun uit het Westen tegen beter weten in. Wat leefden we mee met de slachtoffers en met de vluchtelingen. Toen al leerde ik van mijn ouders dat Hongarije geen Oost-Europees maar een Midden-Europees land was met sterke religieuze en culturele banden met West-Europa.
Nu 50 jaar later is het Sovjetblok ontmanteld en zijn 8 en binnenkort 10 voormalige satellietstaten deel van de Europese Unie. Wat hebben we gedaan met die herwonnen vrijheid? De nationaalsocialistische ideologie werd overwonnen in 1945 en de communistische ideologie 45 jaar later. Maar kwam er wat goeds voor in de plaats? Zijn we in staat op de puinhopen van die ideologieën een samenleving te bouwen van verdraagzaamheid, verantwoordelijkheid en naastenliefde? Geduld en doorzettingsvermogen zijn daarvoor noodzakelijk.
5 jaar bezetting in Nederland vergde minstens 15 jaar van wederopbouw. Een periode van 50 jaar onderdrukking vergt wellicht enkele generaties, voordat alle geslagen wonden geheeld zijn. Moge het Hongaarse volk de moed en de kracht opbrengen om samen het verleden te overwinnen en eensgezind te werken aan een toekomst in vrede en vrijheid.
Luca Romagnoli (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de viering van de vijftigjarige herdenking van de anticommunistische opstand vestigt de aandacht op de crisis die de socialistische regering van Ferenc Gyurcsány doormaakt. De nieuwe Hongaarse elite heeft de opstand van 1956 en de symbolen van het communisme in ere hersteld om het liberalisme te rechtvaardigen.
Deze strategie is erop gericht om de huidige regering legitimiteit te verschaffen, gezien haar connecties met de communistische intelligentsia, en om een bevolking gerust te stellen die in sociaal opzicht serieus begint te lijden onder de effecten van het liberalisme. Het communisme vormt in feite een excuus voor de uitbuiting – uit zogenaamd sociale motieven – van mensen, zoals vandaag de dag in China is te zien.
Hongarije heeft zijn plaats binnen de Europese Unie, omdat dit land, door zijn ervaring met het verzet tegen totalitarisme, nieuwe politieke gevoeligheden mee zich meebrengt en omdat de inwoners, net als in 1956, over het vermogen beschikken om hoop te wekken.
Vandaag hebben de protesten van extreem rechts tegen premier Ferenc Gyurcsány, die heeft toegegeven te hebben gelogen over de economische status om de verkiezingen van afgelopen april te winnen, 100 000 demonstranten in Boedapest op de been gebracht tijdens de viering van de vijftigste herdenking. Op het plein kwam het tot urenlange gevechten tussen betogers en politie, met arrestaties en gewonden als gevolg. De aanhangers van de voornaamste rechtse oppositiepartij eisen de rol van werkelijke erfgenamen uit 1956 voor zichzelf op.
Het gaat er naar mijn mening niet om de geschiedenis, die iedereen kent of die door de Europese socialisten en communisten wordt miskend, te doen herleven. Het is te makkelijk om te appelleren aan de emoties door te verwijzen naar de lijken van de mannen, vrouwen en kinderen die bezweken zijn onder de slagen die de Sovjet-Unie uit naam van het communisme heeft uitgedeeld. De Italiaanse communisten, Hongarije en de leiders van de Communistische Partij schaarden zich naast de USSR tegen de Hongaarse opstandelingen. Partijsecretaris Palmiro Togliatti en zijn opvolger Luigi Longo verklaarden zich, zelfs jaren later, meerdere malen solidair met het herstel van de internationalistische rechtspraak.
De toenmalige president van de Italiaanse republiek, Giorgio Napolitano, bestempelde de opstandelingen in de krant L’Unità als tuig en verachtelijke provocateurs. Vijftig jaar later komt hij in zijn autobiografie niet terug op deze uitspraak, maar legt hij slechts datgene uit wat alom bekend is, namelijk dat in die jaren de Italiaanse Communistische Partij en het complete Europese socialisme onafscheidelijk verbonden waren met het lot van het socialistische kamp, aangevoerd door de USSR.
We zouden niet zozeer de imperialistische daden van de Sovjet-Unie moeten veroordelen, als wel onze krachtige veroordeling moeten uitspreken over diegenen die er destijds enthousiast voor kozen om, uit naam van het communistische en socialistische internationalisme, de inval te steunen.
De Voorzitter. – Hiermee is dit punt gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Athanasios Pafilis (GUE/NGL). – (EL) Het debat in het Europees Parlement en de resoluties ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de contrarevolutie in Hongarije zijn de zoveelste poging om de geschiedenis te vervalsen en het anticommunisme aan te wakkeren.
De triomfantelijke toespraken van de vertegenwoordigers van het kapitaal en de aanwezigheid van de secretaris-generaal van de NAVO, de Commissievoorzitter en andere imperialistische leiders tijdens de evenementen in Boedapest brachten op de beste wijze tot uiting wat het eigenlijke doel was van de contrarevolutie in Hongarije: de omverwerping van het socialistische systeem en de herinvoering van het kapitalisme.
Uit openbaar gemaakte officiële documenten blijkt trouwens dat de imperialisten hier actief bij betrokken zijn geweest en georganiseerde steun hebben gegeven aan de contrarevolutionaire krachten. Dat is dan ook het beste antwoord aan degenen die de ware aard van de gebeurtenissen willen verdraaien en daar de naam van volksopstand aan willen geven.
Van de Europese Volkspartij, de socialisten, de liberalen en de groenen horen wij dezelfde, haast eentonige kreten over democratie en vrijheid. Daarmee willen zij echter alleen de kapitalistische barbaarsheid heiligen en presenteren als de enige weg voorwaarts voor de volkeren. Daarmee verbergen zij echter tegelijkertijd hun angst voor het socialisme, dat een maatschappelijke noodzakelijkheid is.
De linkse krachten nemen met hun houding een enorme politieke verantwoordelijkheid op zich. Zij weten dat het imperialisme in de voormalige socialistische landen een ondermijnende en agressieve rol heeft gespeeld, dat zij een moorddadige rol hebben gespeeld bij het onderdrukken van de volksbewegingen, maar in naam van de ‘objectiviteit’ nemen zij de imperialistische propaganda over. Daarmee weigeren zij de gebeurtenissen te zien vanuit een klassenoptiek, en aldus geven zij het imperialisme een alibi.
Alessandro Battilocchio (NI). – (IT) Ik spreek met grote trots namens de Nieuwe Italiaanse Socialistische Partij, een groepje eigenzinnige Italiaanse socialisten die steeds trouw zijn gebleven aan hun identiteit en die pogingen uit zowel de rechter- als de linkerhoek om hen van de wijs te brengen, hebben weerstaan.
Voor deze rode draad van onafhankelijkheid, die tot op de dag van vandaag doorloopt, was 1956 het cruciale moment. Toen sprak de Italiaanse Socialistische Partij, met Pietro Nenni aan het hoofd, haar krachtige veroordeling uit over de gewelddadige aanval van de communisten, die op bloedige wijze de hoop van het Hongaarse volk de kop indrukten en de oproerlingen afslachtten. Dit was het begin van een nationale opstand van een trots volk, dat niet alleen vocht tegen het fysieke en morele leed dat door het communisme was berokkend, maar ook tegen de politieke en culturele grauwheid die de tradities, de identiteit en het patriottisme van de Hongaarse bevolking verstikte. Zoals gebleken is uit de tragedies die zich in de daaropvolgende jaren voordeden, was praten over communisme en vrijheid altijd een duidelijk oxymoron. De leden van de Nieuwe Italiaanse Socialistische Partij zullen het nooit moe worden deze waarheid te herhalen, een waarheid die in Italië te lang door de Italiaanse Communistische Partij is ontkend.
Daarom eren we de 5 000 Hongaarse martelaren die niet het hoofd hebben gebogen voor onrechtvaardigheid en die tot de dood hebben gevochten om hun recht op een betere toekomst, op een vooruitzicht op vrijheid, democratie en vrede, te doen gelden.