Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2136(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0243/2006

Ingediende teksten :

A6-0243/2006

Debatten :

PV 24/10/2006 - 21
CRE 24/10/2006 - 21

Stemmingen :

PV 25/10/2006 - 6.12
CRE 25/10/2006 - 6.12
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0450

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 24 oktober 2006 - Straatsburg Uitgave PB

21. Antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen van derde landen tegen de Gemeenschap (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0243/2006) van Cristiana Muscardini, namens de Commissie internationale handel, over het jaarverslag van de Commissie aan het Europees Parlement over antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen van derde landen tegen de Gemeenschap (2004) (2006/2136(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Cristiana Muscardini (UEN), rapporteur. (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega's, mijnheer de commissaris, het jaarverslag voor 2004 over antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen van derde landen tegen de Gemeenschap, dat de diensten van de Commissie ter tafel hebben gelegd, heeft een aantal zaken aan het licht gebracht die onze parlementaire commissie verontrustend vindt. Uit het jaarverslag blijkt een abnormale stijging van het aantal gevallen van handelsbescherming, zowel door de landen die traditioneel hun toevlucht nemen tot deze methoden als door de opkomende landen die lid zijn van de WTO. In vele gevallen zijn de regels en de jurisprudentie van de WTO geheel of gedeeltelijk met voeten getreden, waardoor het communautaire bedrijfsleven schade heeft geleden.

Wat de industrielanden betreft, met de Verenigde Staten voorop, ontstaan er grote problemen door een eenzijdige en halfslachtige toepassing van de regels van de WTO. Sommige opkomende landen passen compenserende heffingen toe, niet om verboden handelspraktijken tegen te gaan maar om hun eigen industrie extra bescherming te bieden tegen producten die uit Europa worden ingevoerd. In vele gevallen zijn de eisen voor het openen van een onderzoek laag en rijst er twijfel of zij wel volledig in overeenstemming zijn met de regels van de WTO.

In het verslag van de Commissie wordt gewag gemaakt van een aantal van deze belangrijke zaken, te weten de "zeroing"-praktijk van de Verenigde Staten, de Indiase antidumpingzaken, de Zuid-Amerikaanse en Australische landbouwzaken en het extensieve en oneerlijke gebruik van vrijwaringsmaatregelen in het algemeen. In veel van de zaken die tegen de Europese Gemeenschap zijn aangespannen, is deze laatste erin geslaagd een bevredigende genoegdoening te krijgen door de geschillen in het kader van de WTO op te lossen.

Vaak komt een dergelijke goede afloop echter te laat en lijdt het Europese bedrijfsleven onherstelbare schade. Als antwoord op het beeld dat de Commissie in haar verslag heeft geschetst, had de Commissie internationale handel instinctmatig kunnen reageren en zich kunnen bedienen van dezelfde methoden en dezelfde handelwijzen als de handelspartners die de regels op het gebied van antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen aan hun laars lappen. Wij hebben dat echter niet gedaan. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat de eerbiediging van de handelsregels die op internationaal niveau en in een multilateraal kader zijn vastgesteld, fundamenteel is voor de economische groei en, meer in het algemeen, voor vreedzame betrekkingen tussen de naties. Het ene onrecht beantwoorden met een ander kan nooit iets positiefs opleveren. Dit vooropgesteld, willen wij benadrukken dat de regels moeten worden toegepast en dat er, wanneer dat wordt nagelaten, sancties moeten volgen die garanderen dat het recht wordt gehandhaafd. Als dat niet snel gebeurt, blijft de schade onherstelbaar.

Om dat deel van het Europese bedrijfsleven te beschermen dat zich onrechtvaardig getroffen voelt door onwettige maatregelen, verzoeken wij de Commissie een vastberaden standpunt in te nemen in de WTO-onderhandelingen, die tot doel hebben ervoor te zorgen dat andere WTO-leden handelsbeschermende maatregelen op een doeltreffender en minder willekeurige wijze toepassen, en maatregelen te nemen om de uitvoering van de besluiten van het WTO-orgaan voor de oplossing van geschillen sneller en doeltreffender te maken. Deze punten zouden op de Doha-ontwikkelingsagenda moeten worden gezet als de onderhandelingen worden heropend, wat wij hopen.

Wij roepen de Commissie dus op aan dit onderwerp het belang te hechten dat het verdient in het kader van de initiatieven ter versterking van het externe concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven, die commissaris Mandelson onlangs ten overstaan van de Commissie internationale handel heeft aangekondigd.

Tot besluit doen wij de Commissie de aanbeveling geen preferentiële of bijzondere behandeling toe te kennen aan handelspartners die herhaaldelijk, en met ernstige economische gevolgen voor het Europese bedrijfsleven, verzuimen de regels en de jurisprudentie van de WTO te eerbiedigen.

De Commissie internationale handel is van mening dat we, wanneer we geconfronteerd worden met ernstige situaties, niet met de armen over elkaar mogen blijven zitten. Als we willen bereiken dat de nieuwe internationale handelsregels op de instemming van de burgers kunnen rekenen, moeten we ons ervoor inspannen dat alle partijen een grotere transparantie en consistentie betrachten en het recht eerbiedigen, door maatregelen te treffen variërend van grenscontroles tot het opleggen van gemeenschappelijke sancties aan diegenen die op Europees grondgebied namaakgoederen of illegale goederen verkopen.

We kunnen de conclusies van dit verslag in verband brengen met het recente initiatief van de Commissie tot hervorming van het antidumping- en antisubsidiebeleid van de Europese Gemeenschap, een hervorming die ten doel heeft het gebruik van dergelijke instrumenten door de Commissie te beperken in het kader van de inspanningen om zorgvuldiger en uitvoeriger rekening te houden met het communautaire belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Mandelson, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, mevrouw Muscardini, en de Commissie internationale handel bedanken voor het uitstekende werk dat zij met betrekking tot dit belangrijke vraagstuk hebben verricht.

De Europese Unie is wereldwijd een belangrijke exporteur en daarom treffen derde landen maatregelen ter bescherming van hun eigen handel. Wanneer zulke maatregelen in overeenstemming zijn met de WTO-regels, kunnen en mogen we niet klagen. In dergelijke gevallen doen we dat ook niet. Soms is er echter wel een probleem. Deze maatregelen kunnen gemakkelijk verworden tot een ernstig en ongerechtvaardigd beletsel voor onze legitieme mogelijkheden om toegang te krijgen tot bepaalde markten.

Daarom moeten we de maatregelen van derde landen tegen onze export nauwlettend in de gaten houden, en in actie komen om de nadelige effecten van zulke maatregelen op onze bedrijven tot een minimum te beperken. En we moeten beslist waakzaam zijn. Waar mogelijk bewandelen we de diplomatieke weg, die het snelst is en de efficiëntste manier vormt om deze kwesties op te lossen wanneer onze partners daartoe de bereidwilligheid tonen. Wanneer de diplomatie echter faalt, aarzelen we niet onze toevlucht tot WTO-panels te nemen en dat is ons goed recht.

Zowel diplomatie als procesvoering hebben tot opmerkelijke successen geleid. Laten we als voorbeeld de Indiase zaken nemen die in het verslag worden genoemd. Langs diplomatieke weg zijn maar liefst twaalf maatregelen ongedaan gemaakt. Wij hopen ook op belangrijke successen wat betreft de landbouwproducten die u hebt vermeld.

Het is algemeen bekend dat de Verenigde Staten in dit kader steeds voor problemen zorgen. De VS is een voorstander van vrije handel, maar velen vinden de wijze waarop dat land zijn handel beschermt, op bepaalde punten onredelijk. Dit geldt vooral in de staalsector waar wij ons jarenlang tegen bepaalde praktijken hebben verzet die verband houden met een groot aantal van zijn dumping- en subsidiemaatregelen. We hebben in Genève een behoorlijk succes geboekt, maar eerlijk gezegd kost het ons veel moeite de VS te dwingen om de uitspraak van geschillen die zij hebben verloren, uit te voeren.

Niet alles valt door middel van diplomatie of procesvoering op te lossen. Daarom zijn we blij met uw steun voor de voorstellen die we tijdens de ontwikkelingsronde van Doha hebben ingediend. Op die manier willen we de regels en gedragslijnen voor het gebruik van antidumping- en handelsbeschermende maatregelen versterken.

De Doha-ronde is opgeschort en dat betreur ik zeer, maar we doen ons uiterste best om hem nieuw leven in te blazen. Wat betreft de bescherming van de handel zouden we dan kunnen werken aan een verbetering van de gedragslijnen volgens de EU-praktijk op dit gebied. Daardoor zou het voor landen moeilijker worden het systeem te misbruiken. Ik vrees dat sommige landen bepaald niet vies zijn van dit oneigenlijke gebruik. De gedragslijnen in het antidumpingsysteem dienen te worden aangescherpt.

Er is meer transparantie nodig in de toepassing van handelsbeschermingsinstrumenten. Regeringen dienen minder willekeurig te werk te gaan. Hun huidige gedrag getuigt gewoon van minachting voor de regels. Het systeem raakt erdoor in diskrediet en er spreekt geen vertrouwen uit in het multilaterale handelssysteem en de belangrijkste instelling ervan, de WTO.

We zijn het met u eens dat geschillenbeslechting een wezenlijk kenmerk van het WTO-systeem vormt, dat bescherming verdient, maar we doen ons best om daarin verbeteringen aan te brengen zodat er sneller oplossingen kunnen worden gevonden.

Waar mogelijk zullen we gebruikmaken van bilaterale handelsovereenkomsten met derde landen om ervoor te zorgen dat onze partners zich aan specifieke verplichtingen houden omtrent het correcte gebruik van handelsbeschermingsinstrumenten. Dit is geen alternatief voor de versterking en verbetering van de regels van de WTO. Integendeel, het vormt een ondersteuning daarvan. Het is een wijze van zekerstelling zodat we alle beschikbare methoden kunnen hanteren om ervoor te zorgen dat deze instrumenten met verstand en beleid worden toegepast. Dit moet vooral gelden voor landen die daarvan het meest misbruik maken.

Goede praktijken zijn even belangrijk als goede regels. Daarom besteden de diensten van de Commissie veel tijd en middelen aan de verlening van technische bijstand aan derde landen die voor het eerst handelsbeschermingsinstrumenten gaan gebruiken. Wij willen graag dat zij deze instrumenten op correcte en evenwichtige wijze en in overeenstemming met onze eigen hoge normen toepassen.

Deze inspanningen lijken vruchten af te werpen. Eind 2005 constateerden we een welkome verandering in de trend van voorgaande jaren; het aantal zaken dat wegens handelsbescherming tegen exporteurs uit de Gemeenschap was aangespannen, was sterk gedaald, van 33 in 2004 tot 19 in 2005. Markttoegang, inclusief een rechtvaardige en correcte toepassing van de WTO-handelsbeschermingsinstrumenten door onze handelspartners, staat hoog op onze prioriteitenlijst en we blijven de nodige maatregelen treffen om te voorkomen dat onze export onterecht wordt benadeeld.

Natuurlijk is het met onze huidige middelen lastig om elke zaak te volgen. Ik zou graag meer voor onze exporteurs doen, met name voor middelgrote en kleine bedrijven, die vaak weinig ervaring op dit gebied hebben. De EU moet een voorbeeld blijven dat kan worden nagevolgd.

In het verslag staat dat wij worden beschouwd als een matig gebruiker van handelsbeschermingsinstrumenten. Dat is de reputatie die we hebben verworven en die we hoog moeten houden. In die geest heb ik onlangs een proces van bezinning in gang gezet over de wijze waarop de handelsbeschermingsinstrumenten van Europa zoals het antidumpinginstrument functioneren in onze moderne wereldeconomie. Begin 2007 zal er een brede openbare raadpleging plaatsvinden, op basis van een groenboek dat naar verwachting in de komende maanden zal worden gepubliceerd.

Tijdens deze raadpleging kan de Commissie uit uiteenlopende standpunten putten en vaststellen of er mogelijkheden zijn om onze regels en praktijken verder te verbeteren. Onze handelsbeschermingsinstrumenten kunnen in belangrijke mate bijdragen tot vrije en eerlijke handel, waardoor ons concurrentievermogen wordt gestimuleerd. Daartoe is een krachtige en nauwe samenwerking met alle belanghebbenden, waaronder de lidstaten en het bedrijfsleven, nodig, en, voeg ik daaraan toe, de steun en betrokkenheid van het Europees Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij met de algemene teneur van de verslagen van de Commissie en van mevrouw Muscardini, waaruit blijkt dat zij streven naar een zo open en zo correct mogelijk wereldhandelssysteem. Wanneer wij als Gemeenschap naar de antidumpingmaatregelen van derde landen kijken, dienen wij echter moreel leiderschap te tonen en hypocrisie te vermijden.

We zijn het erover eens dat handelsbeschermingsmechanismen vaak gebruikt worden als een excuus om binnenlandse markten van concurrentie te vrijwaren; we moeten echter ook toegeven dat de EU soms via deze mechanismen niet-concurrerende bedrijven tegen ondernemingen buiten de EU beschermt, zoals onlangs in de sectoren schoenen en textiel is gebeurd. Gelukkig passen we deze mechanismen nog steeds spaarzaam toe.

Omdat de Doha-ontwikkelingsronde mogelijk op een fiasco uitloopt, moeten we er met onze handelspartners aan werken dat hun wetgeving en praktijken zo veel mogelijk overeenstemmen met de WTO-regels. Willen we echter op dit gebied enig moreel gezag laten gelden, dan moeten onze eigen antidumping- en antisubsidieonderzoeken transparant en onpartijdig worden uitgevoerd.

Ik maak mij zorgen over de oproep om de belangen van het op export gerichte MKB, dat het hoofd moet bieden aan protectionistische praktijken in het buitenland, via een communautaire aanpak te behartigen. Tijdens de "beha-oorlogen" van het afgelopen jaar zorgde een zogenaamde communautaire aanpak ervoor dat de invoer uit China werd opgeschort en dat middelgrote en kleine modebedrijven in Londen contracten kwijtraakten en klanten voor niet-uitgevoerde orders moesten compenseren. Als dat een communautaire aanpak is, willen we daar in Londen minder van zien.

Wat betreft arbitrage zijn we het er volgens mij allemaal over eens dat elk ad-hocarbitrageorgaan uit deskundigen ter zake moet bestaan. We dienen er echter wel op toe te zien dat de experts die in dergelijke organen zitting nemen, deskundig zijn in de onderzochte sector en dat zij inzicht hebben in de structuur van die sector en in de kosten waar het om gaat. Deskundigen in meer algemene handelsvraagstukken zijn hiervoor niet geschikt.

Over het algemeen wil ik zowel de Commissie als de rapporteur met dit verslag complimenteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Francisco Assis, namens de PSE-Fractie. – (PT) Voorzitter, de toename van de internationale handel in de laatste jaren heeft onder andere tot meer concurrentie geleid, en heeft veel landen ertoe gebracht maatregelen te nemen om hun markt te beschermen. Het is dus niet vreemd dat het aantal situaties toeneemt waarin men overgaat tot het treffen van antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen.

Zoals blijkt uit het verslag dat aan ons voorligt, is de Europese export bij verschillende gelegenheden doelwit geweest van dergelijke maatregelen van derde landen. De toename van dergelijke gevallen is zorgwekkend. Er zijn naast de traditionele landen enkele nieuwe spelers op het toneel van de internationale handelsbetrekkingen die hiertoe overgaan.

Het is dus belangrijk dat we dit verschijnsel serieus aanpakken, omdat het verschillende sectoren van de Europese economie behoorlijke schade kan toebrengen. Een serieuze aanpak bestaat natuurlijk in het maken van een zorgvuldig en rigoureus onderscheid tussen de gevallen waarin het gebruik van deze instrumenten volledig voortvloeit uit de gewettigde toepassing van het beginsel van eerlijke handel, en die gevallen waarin het gebruik ervan niet meer is dan een juridische kunstgreep voor het verbloemen van protectionistische intenties in de ongunstigste zin van het woord. Dat onderscheid kan alleen op volstrekt heldere wijze gemaakt worden als we inzetten op versterking van de transparantie van de processen die bedoeld zijn om te bepalen of het gebruik van handelsbeschermende middelen al dan niet gewettigd is. Op die manier kan algehele naleving van de regels en de jurisprudentie van de Wereldhandelsorganisatie worden gegarandeerd. Daarom moet de Commissie zich ervoor inspannen die procedures te verbeteren en het onjuiste gebruik van die instrumenten te ontmoedigen.

Anderzijds moeten we ook de steun benadrukken die de Commissie aan de lidstaten en de Europese industrie heeft gegeven voor die handelsbeschermingszaken die derde landen hebben aangespannen. Deze steun heeft een bijzondere betekenis voor het MKB, waar men van nature minder goed is toegerust om dit soort situaties het hoofd te bieden.

Ten slotte lijkt het ons zinvol dat de Commissie binnen de WTO actief deelneemt aan een gezamenlijke herbeoordeling van de bepalingen die betrekking hebben op handelsbeschermingsinstrumenten, teneinde de waarde van het multilateralisme te benadrukken. We mogen in dit debat echter niet vergeten dat de Europese Unie al het meest open handelsgebied ter wereld is en dat ook de Europeanen legitieme belangen te beschermen hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Caspary (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik wil mevrouw Muscardini van harte feliciteren met dit zeer geslaagde verslag.

De vrije toegang tot buitenlandse markten is voor een groot aantal Europese ondernemingen van levensbelang. Op dit moment is er echter in veel gevallen geen sprake van vrije toegang. Derde landen belemmeren de markttoegang van Europese bedrijven en handelen daarmee simpelweg in strijd met bestaande overeenkomsten of in strijd met de WTO-regels. Deze landen maken daarbij handig gebruik van het hele scala van tarifaire en niet-tarifaire handelsbelemmeringen, zodat zij er voordeel van hebben en wij worden benadeeld. Het concurrentievermogen van de Europese economie en dus ook de arbeidsmarkt van de Europese Unie hebben ernstig te lijden onder deze problemen. De handelwijze van sommige van onze handelspartners is onacceptabel.

Mijnheer de commissaris, we kunnen als Europese Unie niet toestaan dat andere landen ons op deze wijze behandelen. Alle internationale handelspartners moeten zich aan de regels houden. Ook voor de Europese Unie geldt dat ze derde landen niet op die manier mag behandelen. Ook wij moeten ons aan alle regels houden, zodat we degenen die de regels overtreden op geloofwaardige wijze kunnen aanpakken zonder dat de bal kan worden teruggekaatst. Een eerlijke en vrije wereldhandel is alleen mogelijk wanneer er regels zijn die bindend zijn en waaraan ook iedereen zich houdt.

Wat staat ons dus te doen? Ik roep de Commissie op alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat wij ons als Europeanen aan de regels houden. Ik roep de Commissie op maatregelen te nemen die onze ondernemingen beschermen, als blijkt dat bepaalde handelspartners de regels niet hebben nageleefd. Ik roep de Commissie op consequent gebruik te maken van de bestaande of wellicht verbeterde geschillenprocedure wanneer er in concrete gevallen niet op korte termijn een minnelijke schikking tot stand komt.

Onze toekomstige inspanningen moeten er primair op gericht zijn dat de regels door alle handelspartners worden nageleefd. Alleen wanneer werkelijk iedereen zich aan de regels houdt, hebben de mensen ook op lange termijn profijt van de wereldhandel.

 
  
MPphoto
 
 

  Małgorzata Handzlik (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur van harte bedanken voor haar zeer uitgebreide verslag over de vrijwaringsmaatregelen van derde landen tegen de Europese Unie. De analyse van het verslag van mevrouw Muscardini en van het eigen verslag van de Commissie bevestigt jammer genoeg dat het Europese handelsbeleid veel te sterk gericht is op de bescherming van producenten, ten koste van consumenten. Dit is vooral in de landbouw het geval.

De invoerquota, antidumpingheffingen en administratieve barrières voor landbouwproducten kosten elk Europees gezin jaarlijks ongeveer 1 500 dollar. Het spreekt voor zich dat er omstandigheden zijn waarin de invoering van beschermingsmaatregelen gerechtvaardigd is, zij het in een beperkt aantal duidelijk afgebakende gevallen. Er moet in elk geval van tevoren vastgelegd worden onder welke voorwaarden dergelijke maatregelen mogen worden toegepast. Alle beslissingen op dit vlak moeten ruim op voorhand genomen en bekendgemaakt worden, zodat de ondernemers in staat zijn de nodige afspraken te maken voor hun orders en leveringen.

Helaas betalen de marktspelers vandaag de dag nog steeds een veel te hoge tol voor een slecht gepland handelsbeleid en voor plotse beslissingen over de toepassing van vrijwaringstarieven. Die leiden tot commerciële en rechtsonzekerheid en maken het personen die bij de handel betrokken zijn lastiger om snel op veranderingen in te spelen. Daarom is het van wezenlijk belang dat het handelsbeleid stabiel en voorspelbaar is. Preferentiële tarieven moeten begrijpelijk en eenvoudig toepasbaar zijn. De tenuitvoerlegging ervan moet eerst uitvoerig met alle handelspartners worden besproken, zodat elke ondernemer naar behoren is ingelicht en zeker kan zijn van zijn toekomst en zijn orders.

Tot slot wil ik nog kort ingaan op de handel met de ontwikkelingslanden, de Wereldhandelsorganisatie en de Europese Unie. Ontwikkelingslanden zouden hun voordeel moeten kunnen doen met de talrijke mogelijkheden die het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie hun biedt. We moeten deze landen als gelijkwaardige partners beschouwen. Het is daarom onaanvaardbaar dat de geïndustrialiseerde landen zich schikken naar de belangen van de grote bedrijven die voornamelijk in de Europese Unie en de Verenigde Staten zijn gevestigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, na mevrouw Muscardini te hebben gelukgewenst en de commissaris te hebben bedankt voor zijn goed gedetailleerde toespraak, wil ik bij wijze van inleiding zeggen dat het voor het behoud en de versterking van het mededingingsvermogen van de Europese Unie in het nieuwe gemondialiseerde handelsklimaat nodig is dat, ten eerste, Europa meer toegang krijgt tot de markten van derde landen en, ten tweede, er een efficiënte bescherming is tegen oneerlijke handelspraktijken van onze partners.

De Gemeenschap blijft – zoals reeds gezegd – een gematigd gebruiker van handelsbeschermingsinstrumenten. Er worden echter steeds meer handelsbeschermingsmaatregelen tegen de Gemeenschap getroffen en de omvang daarvan begint ons zorgen te baren.

De Unie is een markt die openstaat voor de internationale concurrentie en moet dat ook blijven. Wij zijn tegen protectionisme, maar wij zijn ook tegen concurrentieverstoring. Wij willen niet dat onze partners concurrentievoordelen verwerven door ondoorzichtige praktijken toe te passen en de internationale handelsregels te overtreden.

Er kan geen sprake zijn van een eenzijdige ontwapening van de Unie. "Handelspacifisme" functioneert immers alleen als alle partijen daaraan meedoen. Niemand betwist dat er een toename in het gebruik van handelsbeschermingsmaatregelen tegen de Gemeenschap valt waar te nemen. Daarom moet de Commissie de zaak op de voet volgen en ervoor zorgen dat de verkeerd gebruikte en illegale maatregelen worden ingetrokken, ofwel via overleg ofwel, waar nodig, via een beroep op de juridische organen van de WTO.

Verder zien we ook dat er een naar verhouding groot aantal handelsbeschermingsmaatregelen wordt getroffen tegen Europese landbouwproducten. Daarom is het de verantwoordelijkheid van de Commissie om ervoor te zorgen dat onze handelspartners bij de inzet van antisubsidiemaatregelen in voldoende mate rekening houden met de radicale hervormingen van het GLB.

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Mandelson, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben in mijn politieke loopbaan nooit voorstander geweest van eenzijdige ontwapening, op welk gebied dan ook. Ik ben altijd een multilateralist geweest, of het nu gaat om ontwapening of om de opstelling van internationale regels om instellingen van mondiaal bestuur in het leven te roepen of om de sluiting van overeenkomsten of de oplossing van geschillen in de wereld. Dit beginsel, deze aanpak pas ik ook toe op het onderwerp dat we nu bespreken, zoals ik in mijn gehele politieke loopbaan heb gedaan.

Er is vanavond opgeroepen tot moreel leiderschap. Voor mij staat moraliteit in dit geval gelijk aan vrijhandel. Vrijhandel is een morele praktijk omdat het mijns inziens de beste manier is om economische groei te stimuleren, levensstandaards te verhogen, mensen kansen te bieden en de armoede in onze wereld te bestrijden. Dat noem ik "moreel".

Ons "morele" streven naar vrijhandel komt echter onder andere tot uiting in ons pleidooi voor eerlijke handel. Wanneer ik om me heen kijk, zie ik dat mensen bezorgd, onzeker en ontevreden zijn over wat er gaande is in de wereldeconomie. Zij voelen zich steeds meer bedreigd door de ingrijpende veranderingen in de structuur en het landschap van de mondiale economie. Ik merk dat men zich begint af te vragen of vrijhandel wel zo'n goed idee is. Ik merk dat men zich begint af te vragen of het niet beter zou zijn zich van de wereldeconomie af te schermen en of onze banen en onze bestaansmiddelen niet beter kunnen worden veiliggesteld door belemmeringen tussen ons en onze handelspartners op te werpen.

Ik wil een zeer krachtig betoog tegen deze instinctieve reactie houden. Ik zal dit pleit tegen een protectionistische houding echter nooit winnen als mensen denken dat ik me onvoldoende sterk maak voor de handhaving en uitvoering van internationaal afgesproken handelsregels tegen concurrerentieverstorend gedrag, overheidsbemoeienis of handelsverstoringen die een van de handelspartners een oneerlijk, onredelijk en onaanvaardbaar voordeel verschaffen. Daarom is het goed en gepast om handelsbeschermingsinstrumenten toe te passen binnen de regels die onze multilaterale instellingen hebben opgesteld.

Ik zou deze regels echter nooit als wapens willen inzetten tegen goedkope concurrentie van anderen of tegen het legitieme gebruik van het relatieve voordeel dat zij hebben. Dat is niet juist en onaanvaardbaar. Tegen de heer Kamall wil ik overigens zeggen dat hiervan in het geval van textiel of schoenen nooit sprake is geweest. Wat betreft schoenen hebben we inderdaad een antidumpingmaatregel ingesteld, na veel onderzoek, analyses, aanbevelingen, discussies en debatten en nadat de lidstaten tot een dergelijke maatregel besloten hadden, zoals het betaamt. Ik geloof beslist in de objectiviteit en de transparantie van de besluitvorming daarover en er lagen zeker geen protectionistische doeleinden aan ten grondslag.

Wat betreft textiel heb ik nooit gezegd dat er sprake was van oneerlijke handel. Ik heb nooit gezegd dat de hevige concurrentie in deze sector het gevolg was van prijs- of marktverstoringen door de Chinezen. Ik heb er alleen maar op gewezen dat we met de afschaffing van de laatste quota in Europa plotseling en onverwachts te maken kregen met een lawine aan Chinese producten. Hadden we ons daartegen niet verzet, dan zou onze markt waarschijnlijk onder deze producten zijn bedolven en zouden de productie, de verkoop, de winsten, de bestaansmiddelen en de werkgelegenheid ernstig zijn verstoord. Dit zou zo plotseling zijn gebeurd dat het volgens mij correct was om door middel van vrijwillige samenwerkingsmaatregelen de snelle groei van de export van Chinese textiel te remmen. Uiteindelijk konden ook onze Chinese handelspartners zich in deze maatregel vinden.

U hebt gelijk als u zegt dat we te allen tijde, bij elke gelegenheid en in alle gevallen onpartijdigheid, transparantie en eerlijkheid moeten betrachten bij de analyse die we verrichten, de conclusies die we trekken, en de wijze waarop we de maatregelen die we graag willen doorvoeren, proberen te onderbouwen.

Mevrouw Handzlik heeft gelijk met haar opmerking dat dit soort marktbemoeienis – legitieme antidumpingmaatregelen of andere toepassingen van handelsbeschermingsinstrumenten – voor enige onzekerheid zorgt en het voor bedrijven moeilijker maakt om vooruit te plannen. De heer Kamall deed een soortgelijke uitspraak. Ik neem dit zeer serieus, omdat ik niet wil dat de maatregelen die ik na goedkeuring door de lidstaten uitvoer, leiden tot een verslechtering van een toch al ongunstige situatie. Door dit soort bemoeienis worden de bevoorradings- en productieketens ondermijnd of verstoord met uiteraard tot gevolg dat bedrijven minder goed of helemaal niet meer vooruit kunnen plannen of hun productie organiseren. Daarom moeten we verstorende ingrepen zo veel mogelijk beperken. Een van de dingen die ik in het kader van ons groenboek en ons onderzoek naar deze kwestie zeer serieus neem, is hoe wij de verstoring tot een minimum kunnen beperken en zo voorspelbaar mogelijk jegens de betrokken bedrijven kunnen handelen.

Tot slot nog even dit: de heer Caspary heeft gezegd – als ik zijn woorden enigszins vrij mag interpreteren – dat wij ons aan de regels moeten houden en deze te allen tijde dienen te versterken en te verbeteren. Ik ben het daarmee eens. Dat is precies wat we met de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) doen en waarom we een multilateraal systeem en proces hebben waaruit deze regels voortvloeien. Ook hebben we daarom een instelling waar we zorgvuldig de door u bepleite versterking en verbetering kunnen bespreken. Daarom is het WTO-systeem ook zo belangrijk.

Ter afsluiting wil ik zeggen dat welke verstoringen, bemoeienissen en afleidingen ook op onze zeer brede en complexe handelsagenda staan, ik mijn ogen altijd zeer scherp gericht zal houden op de DDA en het belang van de agenda die wij in de DDA bepleiten. Tevens zal ik voor ogen houden hoe wezenlijk het is dat deze onderhandelingen tot een goed einde worden gebracht. Het gaat daarbij niet alleen om markttoegang maar ook om de handelsregels en de versterking daarvan. De Commissie zal ernaar blijven streven een adequate regeling voor deze zaken te treffen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

De stemming vindt woensdag om 12.30 uur plaats.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid