De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0363/2006) van Barbara Weiler, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, over publiek-private samenwerkingen en het Gemeenschapsrecht inzake overheidsopdrachten en concessieovereenkomsten (2006/2043(INI)).
Barbara Weiler (PSE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, allereerst wil ik mijn dank uitspreken aan het adres van de vertegenwoordigers van de andere fracties - mevrouw Cederschiöld, de heer Lambsdorff en mevrouw Rühle - en de vertegenwoordigers van de Commissie economische en monetaire zaken, die betrokken waren bij de totstandkoming van dit verslag. Wij zijn erin geslaagd een constructieve en eerlijke meningsuitwisseling te houden, en het is ons in ieder geval gelukt in de commissie overeenstemming te bereiken over ruim 140 amendementen, zodat er nog slechts 23 amendementen overblijven voor vandaag of morgen. Ook daarvoor hebben wij echter compromissen moesten sluiten.
Wij hebben getracht een evenwicht te vinden tussen twee machtige partijen die tegenover elkaar staan - namelijk de commerciële samenwerkingsverbanden en de lokale samenwerkingsverbanden van de overheid - die hun ongetwijfeld legitieme belangen op daadkrachtige wijze naar voren hebben gebracht.
Wat ik aan het begin van mijn bijdrage moet zeggen, zal tot hen gericht zijn. Ik zou het bedrijfsleven willen zeggen dat ik, ondanks alles wat wij hebben gehoord, duidelijk wil maken dat het voor ons, afgevaardigden, vanzelfsprekend is dat lokale overheden zich bezighouden met economische activiteiten en dat het inderdaad zinvol en terecht is dat zij bepaalde activiteiten weer in beheer nemen. Tegen de lokale overheden zou ik willen zeggen dat overheidsopdrachten, op nationaal en Europees niveau, niet per definitie willekeurig hoeven te zijn, maar de transparantie bieden die noodzakelijk is, in het belang van de burger en ter bescherming tegen corruptie. Tijdens het debat heb ik namelijk de indruk gekregen dat de samenwerkingsverbanden van beide partijen dit niet altijd zo zagen.
Ik heb getracht met mijn verslag een evenwicht te bereiken. Ik wilde enerzijds de particuliere sector meer gegarandeerde concurrentie bieden en anderzijds de openbare sector, in dit geval de lokale overheden, meer gegarandeerde ruimte geven voor intergemeentelijke samenwerking.
Welnu, morgen zullen wij het standpunt van het Parlement bepalen en besluiten of wij de Commissie opdracht willen geven tot verder optreden. Dat optreden moet - ten minste wat mijn fractie betreft - zoveel mogelijk de vorm krijgen van wetgeving. Het gaat hier om de wettelijke en politieke aspecten van de wijze waarop onze gemeenten diensten van algemeen publiek belang organiseren. Dat doen ze uiteraard volgens het subsidiariteitsbeginsel, dat wij hier in het Parlement eveneens zeer serieus nemen. Vele afgevaardigden hebben immers een sterke band met de lokale overheden, omdat ze in de lokale politiek actief waren, voordat ze hiernaartoe kwamen.
Als overtuigde Europeanen moeten wij echter ook een antwoord geven op de vraag hoe wij de interne markt willen vormgeven. Bovendien zijn er talrijke arresten van het Europese Hof van Justitie en van andere, nationale rechtbanken. Door klachten en procedures van de Commissie raken de gemeenten en de investeerders de kluts kwijt en weten ze niet of ze thuis kunnen investeren en projecten kunnen opzetten, en daarom moet de Europese Unie actie ondernemen.
Wat houdt bijvoorbeeld de Europese wetgeving inzake overheidsopdrachten in? Welke ophelderingen en aanvullingen moeten er in worden aangebracht met het oog op de geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerkingen of voor inhouse-transacties? Wij beschouwen het als onze cruciale taak om na te denken over de manier waarop wij verder moeten gaan. Volgens mijn fractie moet er een wet komen. Het is niet voldoende als de Commissie, in een poging om het Parlement te omzeilen, interpreterende mededelingen of andere instrumenten van dien aard voorlegt.
Daarom doe ik vandaag nogmaals een beroep op alle afgevaardigden om morgen, tijdens de hoofdelijke stemming, een stem uit te brengen vóór het recht van het Europees Parlement om zijn eigen zaken te regelen! Wij willen er geen enorme, moeizame onderneming van maken en wij willen evenmin dat de vorige richtlijn inzake overheidsopdrachten wordt opengebroken, die nog niet in alle lidstaten is omgezet, zoals bijvoorbeeld in Duitsland. Wij willen echter ophelderingen en mogelijk aanvullingen zien, en die mogen niet zonder het Parlement worden doorgevoerd.
Ik zal er geen doekjes om winden en u ronduit zeggen dat wij voor het probleem van intergemeentelijke samenwerking geen kant en klare oplossing hebben. Dat was - zoals u aan de amendementen zult zien - het meest omstreden gebied. Wij zijn van mening dat intergemeentelijke samenwerking niet algemeen van de wetgeving inzake overheidsopdrachten uitgesloten kan worden, maar daar evenmin algemeen onder kan vallen. Dat betekent dat wij een intelligente oplossing nodig hebben binnen dit spanningsveld. Intergemeentelijke samenwerking is - vooral met het oog op de toekomst - nuttig voor onze gemeenten.
Dat het Europees Parlement dit instrument ondersteunt, blijkt overigens uit het feit dat wij daarvoor financiële middelen uit de structuurfondsen inzetten. Ik weet zeker dat niet iedereen weet hoezeer wij ons daarvoor hebben ingezet.
Mijns inziens kunnen wij, met onze sympathie voor de Europese gemeenten en de deskundigheid van mijn collega’s in de Commissie interne markt en consumentenbescherming, een wetgeving tot stand brengen die door iedereen gesteund en aanvaard kan worden, en die bestand is tegen de arresten van het Europese Hof van Justitie.
Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de rapporteur, geachte afgevaardigden, zoals u weet zijn er in diverse publieke sectoren publiek-private samenwerkingen (PPS) tot stand gekomen, een verschijnsel dat zich steeds verder uitbreidt in de Europese Unie. In deze tijd van beperkte overheidsmiddelen kan er geen twijfel bestaan over hun belang voor de Europese economie. Dit geldt zeker ook voor de infrastructuur, en dan met name die op het gebied van vervoer, die ik goed ken.
Om te waarborgen dat die samenwerkingen zo doeltreffend mogelijk zijn en het overheidsgeld beter wordt besteed, moeten particuliere partners op basis van eerlijke concurrentie worden gekozen. Deze selectie dient dus zowel voort te vloeien uit een competitieve en niet-discriminerende procedure, als de partners in staat te stellen op lange termijn optimaal te profiteren van zo’n samenwerking. Toch zijn vele betrokken partijen van mening dat het juridisch kader betreffende de selectie van particuliere partners voor dergelijke samenwerkingen onvolledig of onduidelijk is.
Het verslag van mevrouw Weiler brengt de voornaamste uitdagingen waar wij voor staan, op evenwichtige wijze in kaart. Mevrouw, u geeft goede oplossingen voor de problemen die zich voordoen, en ik bedank u voor uw werk als rapporteur.
De twee volgende, naar onze mening essentiële aspecten, zou ik vóór de stemming van morgen nog willen behandelen. Ik wil eerst ingaan op de concessieovereenkomsten en daarna op de gemengde publiek-private ondernemingen, de zogeheten "geïnstitutionaliseerde PPS".
Eerst dus de concessieovereenkomsten. Een concessieovereenkomst verleent een onderneming het recht verrichte werken of diensten te exploiteren als tegenprestatie voor het realiseren van een infrastructureel werk of het verlenen van een dienst. Voorbeelden zijn de aanleg en het onderhoud van autosnelwegen en luchthavens, of afvalbeheer. Een jaar geleden, in november 2005, is de Commissie in haar mededeling ingegaan op de redenen waarom zij wetgeving op het gebied van concessies nuttig acht, met name voor diensten. Een dergelijk initiatief beoogt een gelijke behandeling en rechtszekerheid bij het toekennen van concessies voor diensten, zoals het geval is bij overheidsopdrachten, terwijl tevens duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen overheidsopdrachten en concessies. Ik ben er in dit verband zeker van dat het Parlement het advies van de Commissie interne markt zal overnemen. Het blijft niettemin even duidelijk dat de keuze voor wetgeving overheden niet de beleidsruimte mag ontnemen waar zij behoefte aan hebben om de beste particuliere partner te kiezen en, indien nodig, de looptijd van de concessie aan te passen overeenkomstig de doelstellingen van langlopende PPS.
Haastige spoed is zelden goed. De Commissie zal daarom eerst de kosten en baten van bindende regelgeving inzake concessieverlening nader bestuderen en zich ook buigen over andere maatregelen waarmee deze problematiek kan worden opgelost.
Op basis van de resultaten van deze effectbeoordeling zal de Commissie vervolgens - naar alle waarschijnlijkheid komend jaar - besluiten of de kosten-batenanalyse zo’n wetgevingsinitiatief rechtvaardigt. Luidt het antwoord ‘ja’, dan zullen wij met een wetgevingsvoorstel komen. Tot zover de concessies.
Dit brengt mij bij de gemengde ondernemingen, de geïnstitutionaliseerde PPS. Overheidsorganen wenden zich steeds vaker tot particuliere partners om samen met hen bedrijven op het gebied van openbare diensten op te zetten. Dit noemen wij geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerking. Dit soort samenwerking werpt bepaalde vragen op: moeten de communautaire beginselen van non-discriminatie tevens gelden voor de selectie van de particuliere partner, medeaandeelhouder van de dienstverlener, voor de selectie van de dienstverlener of voor beide?
Deze kwestie heeft tot levendige discussies in het Parlement geleid. De belangrijkste vraag is in feite of wij een pakket nieuwe regels moeten opstellen, of slechts de bestaande wetgeving moeten verduidelijken om deze problematiek te regelen. De Commissie heeft haar voorkeur uitgesproken. Zij wil op dit moment niet met nieuwe wetgevingsvoorstellen komen op dit terrein, en wel om twee redenen.
Ten eerste is de oprichting van publiek-private entiteiten voor diensten van algemeen economisch belang in de meeste lidstaten een geheel nieuwe en zeer innovatieve optie. Facultatieve verduidelijkingen op dit vlak zouden de nodige richtsnoeren kunnen verschaffen zonder de innovatie in de kiem te smoren.
Ten tweede hebben het Parlement, de vijftien toenmalige lidstaten en de Commissie in 2004, na jaren van intensieve discussies, een compromis bereikt dat heeft geleid tot de huidige richtlijnen inzake overheidsopdrachten. Tal van lidstaten hebben deze richtlijnen pas dit jaar ingevoerd en sommige werken daar op dit moment nog aan. Voor wetgeving inzake gemengde publiek-private samenwerkingen zou het compromis van 2004 herzien moeten worden, zou met zevenentwintig lidstaten - in plaats van vijftien - over een nieuwe tekst onderhandeld moeten worden en zouden de lidstaten, als hier al een nieuw compromis uit zou rollen, nogmaals verplicht worden hun nationale wetgeving en hun praktijken op het gebied van overheidsopdrachten aan te passen, terwijl de huidige regels nog niet eens volledig ingang hebben gevonden. Daarom geniet het volgens ons op dit moment de voorkeur een andere richting in te slaan dan wetgeving, zoals de meeste betrokkenen ook willen.
Mijnheer de Voorzitter, dit was wat ik te zeggen had namens mijn collega McCreevy, maar zoals u weet hebben deze bepalingen ook zeer sterke raakvlakken met het werkterrein van de commissaris voor vervoer. Ik ga nu aandachtig luisteren naar de verschillende bijdragen van de afgevaardigden.
Werner Langen (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik had graag een kwart van de spreektijd van de commissaris gehad om het standpunt van de Commissie economische en monetaire zaken toe te lichten, maar helaas is dat niet mogelijk. Ik ben echter zeer blij met de duidelijke toelichtingen die hier vandaag zijn gegeven en ik wil met name de rapporteur, mevrouw Weiler, uitdrukkelijk danken, die tijdens de versterkte samenwerkingsprocedure wezenlijke punten uit het voorstel van de Commissie economische en monetaire zaken heeft overgenomen en daarmee iets heeft gedaan wat helaas zeer uitzonderlijk is in dit Parlement.
Wij zijn het ten aanzien van de te volgen lijn allemaal eens, hoewel wij een aantal meningsverschillen hebben, bijvoorbeeld over punt 5, dat mevrouw Weiler in de vorm van amendement 20 opnieuw heeft ingediend. Als er een wetgevende verklaring komt, zullen wij dit in de medebeslissingsprocedure conform artikel 251 behandelen. Dit was een typisch geval voor de Commissie economische en monetaire zaken, waarin wij de exacte formulering pas na de stemming hebben gevonden, aangezien wij tijdens de stemming een compromis wilden vinden. Wij zouden dit echter in de omgekeerde volgorde moeten doen, zodat er na de stemming ook geen meningsverschillen meer zijn.
Overeenkomstig het standpunt van de Commissie economische en monetaire zaken geef ik de voorkeur aan amendement 21 van mevrouw Weiler. Het is mijn persoonlijke mening dat wij dit amendement moeten overnemen, omdat het voorziet in de mogelijkheid deze criteria in de communautaire wetgeving op te nemen. Daarom is dit beter dan amendement 20.
Mijns inziens zouden wij er goed aan doen vast te houden aan onze lijn. Deze zegt namelijk dat geen nieuwe grote gebieden mogen worden uitgesloten van overheidsopdrachten, dat er ook geen alternatieve weg mag zijn via de gemeentelijke doelcorporaties met een supraregionaal karakter, en dat inhouse-transactries niet mogen worden uitgebreid. Wij zouden echter graag zien dat de Commissie toelichting gaf op kwesties die door het arrest in de zaak-Halle en andere arresten van het Europees Hof van Justitie naar voren zijn gekomen.
Wij willen derhalve niet alleen een voorstel voor de concessies, maar ook een opheldering zien van de wettelijke kwesties die momenteel lopen ten aanzien van de geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerkingen. U, mijnheer de commissaris, heeft uw standpunt toegelicht. Dat was duidelijk, prijzenswaardig duidelijk voor de Commissie, die de afgelopen jaren een beslissing steeds opnieuw gemeden heeft. Daarom zullen wij een gezamenlijke oplossing vinden waarmee we vooruit kunnen.
Tot slot wil ik mevrouw Weiler nogmaals danken voor haar streven om zoveel mogelijk een unaniem standpunt te bereiken, dat niet alleen bestand is tegen de arresten van het Europees Hof van Justitie, maar ook tegen de heftige debatten met de samenwerkingen die de verschillende belangen vertegenwoordigen.
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
Paolo Costa (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie vervoer en toerisme. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, het grootste deel van de ervaring die in Europa is opgedaan met publiek-private samenwerking heeft betrekking op de aanleg en het beheer van infrastructuren en van vervoers- en logistieke diensten. Bovendien vormen de publiek-private partnerschappen misschien wel de enige manier waarop particuliere middelen kunnen worden ingezet voor de verwezenlijking van die infrastructuren.
Daarom wil ik slechts twee punten aan de orde stellen. Ten eerste hebben we, zoals ook in het verslag wordt aangegeven, een wetgevingsinitiatief inzake concessieovereenkomsten nodig, ook met betrekking tot aanleg en beheer. Er is absoluut behoefte aan rechtszekerheid en aan een duidelijke omschrijving van de relatie tussen de concessieverlenende overheidsinstantie en de particuliere concessiehouder. Enerzijds moet de particuliere concessiehouder er gegarandeerd van op aan kunnen dat de contracten worden nagekomen binnen de periode waarin ze van kracht zijn en anderzijds moet de concessieverlenende instantie kunnen rekenen op een begrensde en vaste looptijd van die contracten, zodat ze kunnen worden aangepast aan de productieomstandigheden in de loop van de tijd. Dit zijn de twee grondslagen waarop het wetgevingsvoorstel naar ik hoop gebaseerd zal zijn.
Mijn tweede punt is dat de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve financiële instrumententen gestimuleerd moet worden. Ik denk bijvoorbeeld aan de garantiefondsen die al voorzien zijn in de verordening inzake de financiering van trans-Europese vervoersnetwerken. Deze kunnen dan als hefboom dienen en ervoor zorgen dat er nog veel meer publiek-private partnerschappen komen en efficiënte en effectieve instrumenten blijken te zijn voor de financiering van de infrastructuren die wij allen nodig hebben en waarvan u, commissaris Barrot, ongetwijfeld veel afweet.
Grażyna Staniszewska (ALDE), rapporteur voor advies van de Commissie regionale ontwikkeling. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, we klagen voortdurend over het feit dat de lidstaten hardnekkig weigeren om hun bijdrage aan de communautaire begroting ook maar een ietsepietsie te verhogen. We herhalen steeds opnieuw dat we over te weinig middelen beschikken om de regionale verschillen in ontwikkelingsniveau weg te werken en dat Europa zich te traag ontwikkelt. Moeten we het gebruik van private middelen en knowhow ter bevordering van ontwikkeling dan niet steunen, in plaats van het te bemoeilijken en hindernissen te creëren? De Europese Unie zou dringend een topprioriteit moeten maken van de uitwisseling van beproefde praktijken inzake publiek-private samenwerkingen. Ik beschouw dit als een absoluut minimum. De Europese Unie zou op zijn minst moeten investeren in een website die in de twintig officiële EU-talen te raadplegen en voor het grote publiek toegankelijk is. Op die internetpagina zouden, naast een beschrijving van het mechanisme en de resultaten van publiek-private samenwerkingen, concrete voorbeelden van PPS-projecten te vinden moeten zijn. Die zouden de Europese gemeenten in staat moeten stellen zich een beeld te vormen van eerdere succesvolle ervaringen. Zo kan elke Europese gemeente een les trekken uit het verleden en de reeds bestaande kennis en ervaring benutten bij het uitwerken van haar eigen toekomstplannen. Ik roep de Europese Commissie met aandrang op om de Europese Investeringsbank te verzoeken dergelijke openbaar toegankelijke informatie ter beschikking te stellen. De Europese Investeringsbank werkt op dit moment aan een volledig intern, intergouvernementeel informatiesysteem over publiek-private samenwerkingen dat niet toegankelijk zou zijn voor de burgers van de EU-lidstaten. Dat is onaanvaardbaar.
Charlotte Cederschiöld, namens de PPE-DE-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het gaat hier om een reactie op het Groenboek van de Commissie over publiek-private partnerschappen, dat tot doel heeft onduidelijkheden op te helderen, vooral op het zogeheten inhouse-gebied. We zijn het er echter allemaal over eens dat we bestaande wetgeving betreffende overheidsopdrachten niet uiteen moeten rafelen, zoals de commissaris al zo verstandig opmerkte. De publiek-private samenwerking moet concurrentie bevorderen en vooral bijdragen tot nieuwe ideeën en meer effectiviteit in de publieke sector.
De Commissie moet het probleem nu oplossen - dat is het streven - zonder met meer wetgeving te komen dan noodzakelijk is. We zijn echter niet star op dat punt, en precies zoals de heer Langen zei, steunen we dus amendement 21 van mevrouw Weiler.
Wij hebben gevraagd om wetgeving over concessies, en daarop heeft de Commissie positief en snel gereageerd. We zijn het erover eens dat we de drempelwaarden moeten respecteren en dat er normale rechtsbeginselen moeten gelden voor de waarden waaronder geen overheidsopdrachten vereist zijn. We willen de ruimte voor overheidsopdrachten niet verkleinen en wij roepen de Commissie ondubbelzinnig op om oplossingen voor te stellen voor de problemen die zich in Duitsland, Frankrijk en andere landen voordoen bij de samenwerking tussen gemeentelijke overheden, maar om daarbij ook te letten op de minder rijke maar samenwerkingsgezinde gemeentes in dunbevolkte gebieden in lidstaten zoals Finland en Zweden.
Als de Commissie deze taak niet vervult, mag ze beslist verwachten dat het Parlement haar zwaar onder druk zal zetten. Ik ben ervan overtuigd dat de Commissie deze kwestie op uitstekende wijze zal oplossen, en wij willen de Commissie tijd geven onze standpunten over het Groenboek in overweging te nemen en met voorstellen te komen. Alle betrokken partijen moeten bij het verdere proces worden betrokken. De parlementaire commissie kan hier zeker aan bijdragen door het kennisniveau op dit moeilijke terrein te verhogen.
De paragrafen 45 tot en met 47 garanderen al meer rechtszekerheid en laten zien dat gemeentes kunnen samenwerken. In de toekomst zullen we ook een helderder en gedetailleerder overzicht krijgen van de manier waarop een en ander in zijn werk gaat.
Tot slot wil ik een woord van dank richten tot mevrouw Weiler voor haar fantastische werk en tot de vele anderen die hierbij betrokken zijn geweest. Hartelijk dank! Wij krijgen een Europa met meer concurrentievermogen en meer rechtszekerheid.
Gilles Savary, namens de PSE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil eerst alle collega’s bedanken, en met name Barbara Weiler en Werner Langen, met wie wij schitterend werk hebben afgeleverd. Laten we hopen dat de tekst morgen wordt aangenomen. Het gaat er gewoon om dat de subsidiariteit wordt toegepast op de instrumenten - PPS - waarmee onze lokale overheden al jarenlang zeer vertrouwd zijn.
Het verheugt me dat de Commissie wetgevingsvoorstellen overweegt voor concessies, die al te lang worden verward met overheidsopdrachten. Ik wil echter vanaf deze plaats duidelijk maken dat er naar mijn mening ook wetgeving moet komen voor de geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerkingen. Het klopt niet dat dit recente vormen zijn: in Frankrijk bestaan al sinds 1955 gemengde ondernemingen en in Duitsland zijn er al sinds mensenheugenis Stadtwerke.
Als deze samenwerkingen nu worden onderworpen aan dubbele concurrentie, worden ze in een zeer nadelige positie gemanoeuvreerd. Welke particuliere partner zal willen samenwerken met een lokale overheid die hem aan tweevoudige concurrentie blootstelt? Bovendien wijs ik de commissaris op het risico dat intergemeentelijke organisatievormen lopen als ze verward worden met private structuren, wanneer ze in feite een volledig publieke organisatievorm zijn van kleine gemeenten die een zodanige omvang willen bereiken dat zij de aan steeds veeleisender verplichtingen en taken van de overheidsdienst kunnen voldoen.
Alexander Lambsdorff, namens de ALDE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij zijn het erover eens dat wetgeving inzake overheidsopdrachten van wezenlijk belang is voor het begrotings- en concurrentiebeleid.
Aanbestedingen zijn de juiste, geijkte manier om te bepalen wat de meest economische variant van openbare dienstverrichting is. Bovendien levert de plicht tot een Europese aanbesteding een doorslaggevende bijdrage aan het openstellen van de interne markt voor concurrentie.
Mevrouw Weiler heeft als rapporteur uitstekend werk verricht door ons allen tezamen op voorbeeldige wijze door dit lastige dossier inzake openbare aanbestedingen te loodsen. Dankzij haar zijn wij er in de Commissie interne markt en consumentenbescherming in geslaagd menig draagkrachtig compromis te vinden. Het is derhalve niet meer dan terecht dat wij van de gelegenheid gebruikmaken om haar onze uitdrukkelijk dank en bijzondere erkenning uit te spreken. Ik ben ervan overtuigd dat ik niet alleen namens mijzelf maar namens alle andere betrokken collega’s spreek.
Ik heb mijn fractie geadviseerd om vast te houden aan het resultaat van deze stemming en wil slechts ingaan op een aantal punten die ter discussie staan. Ik wil daarbij beginnen met de geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerkingen, die een betrekkelijk nieuw fenomeen zijn. De ontwikkeling daarvan mag niet overmatig worden beperkt door wettelijke bepalingen, en bij de openbare raadpleging is ook duidelijk geworden dat de mensen dat niet willen.
Ik stel derhalve voor dat wij het laten bij een interpreterende mededeling en richtsnoeren, die niet alleen voor advocaten begrijpelijk zijn, maar ook voor degenen die op gemeentelijk niveau besluiten moeten nemen. Dat biedt meer flexibiliteit dan wetgeving en belooft bovendien een snelle opheldering van de rechtsonzekerheden waarvan die hier absoluut nog aanwezig zijn. Hier moet de Commissie nu zo spoedig mogelijk in actie komen.
Wat betreft de intergemeentelijke samenwerking - het tweede punt dat ter discussie staat - is het mijns inziens vanzelfsprekend dat het zelfbestuur van de gemeenten op geen enkele wijze ingeperkt mag worden. Het is naar mijn mening evenzo vanzelfsprekend dat dit niet betekent dat publiek-private samenwerkingen een algemene vrijstelling van de aanbestedingsplicht wordt toegekend.
Hoewel de overheid niet verplicht is derden te belasten met de uitvoering van taken waarvoor een markt bestaat, moet zij, indien ze daartoe besluit, zich wel aan een aanbestedingsprocedure houden. Dat blijkt al uit artikel 295 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op grond waarvan neutraliteit verplicht is bij de toepassing van internemarktregels voor openbare en particuliere ondernemingen. Dienovereenkomstig is gemeentelijke samenwerking in principe mogelijk, echter binnen de grenzen die in de huidige paragraaf 45 van het verslag-Weiler worden vastgesteld, namelijk als de samenwerking tussen gemeenten bestuurstechnische herstructurering tot doel heeft of indien er daadwerkelijk sprake is van inhouse-controle.
Tot slot zou ik nog het volgende willen opmerken.De ervaringen met publiek-private samenwerkingen in Europa zijn zeer uiteenlopend, en ik ben dan ook zeer blij dat er een begin wordt gemaakt met het uitwisselen van beproefde praktijken, zodat er meer positieve voorbeelden van goed functionerende publiek-private samenwerkingen zullen volgen.
Ik ben overigens van mening dat wij dit debat in Brussel zouden moeten voeren en niet in Straatsburg.
Heide Rühle, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur eveneens danken voor haar werk, ook al is onze fractie niet tevreden met het eindresultaat dat uit de commissie is voortgekomen. Ik wil er vanavond derhalve nogmaals bij u op aandringen uw standpunt ter herzien, in ieder geval gedeeltelijk!
Intergemeentelijke samenwerking, in de vorm van intergemeentelijke ondernemingen, is volgens ons het belangrijkste punt, en ik wil opnieuw duidelijk maken - ook in antwoord op hetgeen de vorige sprekers zeiden - dat dit absoluut niets te maken heeft met het belasten van derden met bepaalde activiteiten, maar juist met het feit dat gemeenten besluiten gezamenlijk diensten te leveren aan de samenleving. Juist wegens een gebrek aan voldoende openbare fondsen, wegens vergrijzing en een daling van de bevolkingsaantallen - met name in plattelandsgemeenten - maar ook omdat burgers steeds kritischer en kostenbewuster worden, is deze vorm van samenwerking voor vele gemeenten in Europa de beste, en veelal de enige mogelijkheid om de geleverde diensten te moderniseren. Administratieve taken, watervoorziening en lozing van afval water, kinderopvang, scholen en vele culturele diensten kunnen op deze wijze gezamenlijk, in sommige gevallen zelfs grensoverschrijdend, worden uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn projecten op het gebied van kleuteronderwijs die door Franse en Duitse gemeenten samen worden geleid. Dat mag niet door Europa op het spel worden gezet, maar moet juist worden versterkt. Ik wil het Parlement derhalve nogmaals uitdrukkelijk verzoeken om ons amendement 45 te ondersteunen, dat een compromis is dat door afgevaardigden van verschillende fracties is opgesteld en waarvan ik hoop dat het morgen door de meerderheid wordt gesteund.
Het tweede punt dat ik onder de aandacht wil brengen, heeft betrekking op de kwestie van de concessies. Ik ben vermoedelijk sceptischer ten aanzien van publiek-private samenwerkingen dan de meesten onder u. Desalniettemin is het mijns inziens onjuist om het signaal af te geven dat publiek-private samenwerkingen worden gestimuleerd, en tegelijkertijd te eisen dat concessies op dezelfde wijze worden aanbesteed als opdrachten waarvoor de betreffende publiek-private samenwerkingen tenslotte zijn opgericht. Het kan in mijn ogen geen toeval zijn dat het Parlement en de Raad de dienstenconcessies uitdrukkelijk niet in de richtlijn inzake overheidsopdrachten hebben opgenomen, en ik hoop dat wij het erover eens zullen worden dat wij hiervoor geen verplichting tot aanbesteding willen hebben, zoals bij het toekennen van contracten voor overheidsopdrachten. Dienstenconcessies vormen een ander geval en moeten derhalve anders worden geregeld.
Wat betreft in-house: de Europese wetgever had hier helderheid omtrent de voorwaarden moeten verschaffen. Een percentage van 100 procent is mijns inziens onhoudbaar. Ik ben van mening dat er drempelwaarden moeten komen, die vervolgens daadwerkelijk moeten worden nageleefd. Het is echter aan de wetgever om deze drempelwaarden vast te stellen, niet aan het Europese Hof van Justitie.
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Hoewel er geen eensluidende definitie is van het begrip publiek-private samenwerking (PPS) die in de gehele Gemeenschap geldt, zijn er in de Europese Unie in het goederen- en reizigersvervoer per spoor, alsmede op het gebied van volksgezondheid en onderwijs vele projecten met succes uitgevoerd.
Deze geslaagde projecten vormen voldoende rechtvaardiging om ook het Parlement zich met dit onderwerp bezig te laten houden, en ik verheug mij over de mededeling van de Commissie over PPS, waarin specifieke voorstellen voorkomen die zijn opgesteld op basis van de openbare raadpleging. Tegelijkertijd wil ik de rapporteur, mevrouw Weiler, feliciteren met haar zeer evenwichtige verslag, waarin de behoefte aan rechtszekerheid op dit gebied wordt onderstreept.
In het kader van PPS-regelingen dragen particuliere ondernemingen hun knowhow over aan de publieke sector. In mijn amendementen - die zijn overgenomen in het verslag - heb ik dan ook de nadruk gelegd op de noodzaak om transparante mechanismen op te zetten voor private investeerders. Investeerders moeten de garantie krijgen dat hun juridische en financiële belangen voor de duur van een contract gewaarborgd zijn, en dat de algemene voorwaarden van openbare aanbestedingen ongewijzigd blijven gedurende hun geldigheidstermijn.
Vanwege een gebrek aan ervaring zijn met name de nieuwe lidstaten huiverig voor het gebruik van PPS. Verzamelde informatie over de tenuitvoerlegging van geslaagde projecten zal helpen voorkomen dat fouten en procedures die in de praktijk tot mislukkingen hebben geleid, worden herhaald.
Ik ben ervan overtuigd dat PPS-projecten het benodigde kapitaal alleen zullen kunnen aantrekken als de belanghebbende partijen in de EU-lidstaten goed geïnformeerd zijn en zich houden aan de verordeningen en voorschriften van de Gemeenschap op het gebied van kwaliteit en transparantie. Die verordeningen en voorschriften zullen hen helpen bij de opbouw van de infrastructuur die in ontwikkeling is achtergebleven omdat er te weinig in is geïnvesteerd. Deze vorm van samenwerking kan ook van groot belang blijken om regionale ongelijkheden te helpen overbruggen en de duurzame ontwikkeling van de armere regio's van Europa te verzekeren.
Evelyne Gebhardt (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijns inziens vormen geïnstitutionaliseerde publiek-private samenwerkingen een zeer belangrijk instrument. De rechtsonzekerheid die is ontstaan door het arrest van het Europese Hof van Justitie in de zaak-Halle, heeft aangetoond hoe noodzakelijk het is dat de wetgever in actie komt. Het is dan ook absoluut onaanvaardbaar dat de Europese Commissie eigenhandig richting geeft aan de wijze waarop dit probleem moet worden aangepakt. Dat is veeleer de taak van de medewetgevers, van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie, om samen een besluit te nemen over de vraag hoe wij in Europa deze kwesties moeten oplossen.
Het tweede punt dat ik kort wil aankaarten, betreft de intergemeentelijke samenwerking. Ik ben het wat dat betreft niet eens met de heer Lambsdorff, aangezien deze samenwerking al geruime tijd bestaat en een zeer lange traditie kent, ook in de Bondsrepubliek Duitsland. Wij mogen het tere plantje van de grensoverschrijdende intergemeentelijke samenwerking, zoals die er vandaag de dag is, niet beschadigen, door te verklaren dat dit beter aan de vrije markt kan worden overgelaten. Als dat gebeurt, kunnen wij ons boeltje meteen inpakken, want dan hebben we geen gemeenten meer nodig. Maar dat is ongetwijfeld niet het soort Europa dat wij willen hebben.
Ieke van den Burg (PSE). - Voorzitter, bij dit verslag was ik vooral betrokken in de Commissie economische zaken, waar de heer Langen rapporteur was, en ik feliciteer beide rapporteurs met het uiteindelijke resultaat, hoewel wij inderdaad nog een aantal wensen hebben.
Ik zie een duidelijke parallel met de discussie die we hadden over de diensten van algemeen economisch belang waarover we in de vorige plenaire zitting een besluit hebben genomen. In beide gevallen ging het over de wijze waarop je meer rechtszekerheid biedt aan decentrale overheden, aan dienstverleners en aan burgers. Dat kan af en toe conflicteren. Aan de ene kant de regels van de interne markt, aan de andere kant het algemeen belang dat die overheden moeten dienen voor hun burgers.
Nu is het zo dat vaak het Hof van de Justitie, de rechter, eraan te pas moet komen of dat de Commissie interpretaties geeft. De belangrijke boodschap in die beide dossiers is geweest dat wij via de medebeslissingsprocedure daar echt politiek knopen over willen doorhakken en dat het ook belangrijk is dat we de Commissie vragen en er echt op aandringen dat ze met wetgevende initiatieven komt waar we in medebeslissing met dit Parlement en met de lidstaten en hun parlementen over kunnen besluiten. Dat is de belangrijkste boodschap die ik ook bij dit verslag nog eens een keer aan de Commissie wil overbrengen.
Donata Gottardi (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, publiek-private samenwerking is een onderwerp dat zich nu al enige tijd beweegt binnen de nieuwe grenzen van de verzorgingsstaat in de Europese Unie. Het belang ervan moet in een nieuw licht worden gezien, namelijk vanuit de onderlinge samenhang van alle initiatieven waarop onze diensten steunen.
Het gemeenschappelijke doel, waarop ook vandaag weer herhaaldelijk gewezen is, is dat er een volledig en duidelijk rechtskader gecreëerd wordt waarbinnen de plaatselijke overheden hun eigen keuzen kunnen maken, rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen, met beginselen die in acht moeten worden genomen en met de terreinen waarop vrijheid en innovatie mogelijk is.
Opvallend in de tekst waarover wij stemmen is de vervlechting met de regels die er al zijn op het gebied van aanbestedingen, concessies en gemengde ondernemingen en met de richtsnoeren van het Hof van Justitie. De meerwaarde is echter dat vanuit een ander perspectief gekeken wordt naar de verschillende manieren waarop de publiek-private samenwerkingen vorm kunnen krijgen op het buitengewoon lastige terrein van dienstverlening, waar de rechten van de burger in het geding zijn.
Een aantal uitgangspunten is in dit verband van belang. Kostenbesparingen mogen niet belangrijker zijn dan of ten koste gaan van de kwaliteit van de diensten en de bescherming van de rechten van de dienstverleners. Het streven naar efficiëntie en innovatie moet gekoppeld zijn aan de garantie dat de gevolgde procedure toegankelijk, transparant en niet discriminerend is. Er zijn dit jaar heel wat initiatieven ontplooid op dienstengebied. Het is nu te hopen dat we, met al die verschillende puzzelstukjes, een samenhangend geheel zullen weten te vormen.
Bernadette Vergnaud (PSE). - (FR) Mijnheer de commissaris, mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, het verslag van Barbara Weiler biedt ons de nodige leesbaarheid en de nodige duidelijkheid over de publiek-private samenwerkingen, zodat de uitglijders van de Europese rechter gecorrigeerd kunnen worden en het rechtskader voor alle betrokkenen duidelijker wordt. Concessies worden te vaak verward met overheidsopdrachten. Laatstgenoemde hebben betrekking op de aanschaf van goederen die door de lokale overheid worden verbruikt, terwijl concessies de overheid de mogelijkheid bieden een deel van haar taken te delegeren aan een derde. Dus ‘ja’ tegen wetgeving voor deze concessies en ‘nee’ tegen een mededeling die alleen maar dient als toelichting.
Hetzelfde gaat op voor de geïnstitutionaliseerde PPS. De ontwikkeling hiervan staat momenteel onder druk vanwege de strakke jurisprudentie, die in de richting van dubbele concurrentie bij het gunnen van opdrachten lijkt te gaan, wat het lot van de gemengde ondernemingen zou bezegelen. Ik bedank onze rapporteur dan ook voor haar verzoek om een wetgevingsinitiatief op dit gebied.
Tot slot is de intergemeentelijke organisatievorm in het arrest Commissie tegen. Spanje een particuliere partner geworden voor het Hof van Justitie. Een gemeente zou dus een intergemeentelijke organisatievorm waaraan zij diensten delegeert, aan concurrentie moeten blootstellen. Mevrouw Weiler zorgt voor rechtsherstel en biedt ons de beste bijdrage die het Parlement op dit terrein kan leveren, waarvoor dank.
Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Weiler nogmaals bedanken, evenals de rapporteurs voor advies van de verschillende commissies: de heer Langen, voorzitter Costa en mevrouw Staniszewska.
Ik zal proberen een antwoord te geven op een aantal vragen, zonder dat ik de pretentie heb ze allemaal te kunnen behandelen. Ik zal eerst mevrouw Cederschiöld, mijnheer Lambsdorff en mevrouw Rühle antwoorden. Diensten die door een gemeente aan een andere publieke entiteit worden toegewezen en door die entiteit tegen betaling worden verricht, zijn in principe openbaar aanbesteed. De publieke entiteit waaraan de opdracht is gegund, bevindt zich in een situatie van concurrentie met particuliere ondernemingen en eventuele andere publieke entiteiten die dezelfde dienst aanbieden. Alle vormen van publiek-publieke samenwerking stelselmatig uitsluiten van de werkingssfeer van de communautaire regels inzake overheidsopdrachten en de regels inzake concessies zou dan ook onaanvaardbaar zijn. De jurisprudentie van het Hof van Justitie is glashelder op dit punt. Omgekeerd vallen niet alle vormen van publiek-publieke samenwerking onder het Gemeenschapsrecht. De Commissie onderkent dat er duidelijkheid moet komen, om te kunnen bepalen in hoeverre het Gemeenschapsrecht van toepassing is op het delegeren van taken aan overheidsorganen, en welke vormen van samenwerking buiten de werkingssfeer van de bepalingen betreffende de interne markt blijven. Wij werken nauw samen met alle belanghebbende partijen om deze duidelijkheid te verschaffen.
Vervolgens wil ik een mijn antwoord geven op de vragen van mevrouw Rühle en mevrouw Gebhardt over de problematiek van de publiek-private samenwerkingen en het "in house" concept. Dit concept sluit de toepassing van de regels voor overheidsopdrachten uit als een overheidsorgaan een opdracht of concessie verleent aan een derde entiteit waarover het een zekere controle uitoefent. Het Hof heeft de voorwaarden voor deze afwijking verduidelijkt. U zult begrijpen dat de Commissie graag ziet dat deze uitzondering op de regels voor de gunning van overheidsopdrachten strak ingekaderd blijft. Uiterst problematisch is met name dat een overheidsopdracht of concessie op discriminerende wijze verleend kan worden aan een onderneming waarin particuliere belangen vertegenwoordigd kunnen zijn, en dat andere geïnteresseerde particuliere ondernemingen daarbij buitenspel gezet kunnen worden. Daarom vinden wij dat we ons op dit moment moeten houden aan de voorwaarden voor de toepassing van "in house" zoals die nu gelden: de controle die het overheidsorgaan over de dienstverlener uitoefent, moet vergelijkbaar zijn met die welke het uitoefent over de eigen diensten, en de dienstverlener moet de hoofdmoot van zijn activiteiten samen met het overheidsorgaan in kwestie verrichten. Daarom, en ook om de nieuwe regels voor overheidsopdrachten, die nog maar net worden omgezet in de nationale wetgevingen, niet opnieuw in de steigers te moeten zetten, lijkt wetgeving over gemengde publiek-private ondernemingen en het "in house" concept ons niet opportuun. Een mededeling met een interpretatie is het aangewezen middel om toe te lichten hoe de regels voor overheidsopdrachten van toepassing zijn op de selectie van particuliere partners voor dergelijke samenwerkingsverbanden.
De heer Savary, die het punt van de dubbele concurrentie noemde, wil ik zeggen dat wij ons bewust zijn van deze problematiek. Zoals u opgemerkt zult hebben, ben ik daar ook op ingegaan in mijn toespraak. Ik wil hier geen misverstand over laten bestaan: wij eisen geen dubbele concurrentie, simpelweg omdat die volgens ons niet nodig is. Wij hebben dit toegelicht in het groenboek uit 2004 over de PPS en zullen ons standpunt verduidelijken in de voorstellen die wij in 2007 zullen presenteren.
Mijnheer de Voorzitter, ik ben me er terdege van bewust dat ik niet alle vragen heb beantwoord, maar ik wil het hierbij laten.
Wat de concessies en een eventueel wetgevingsinitiatief betreft, moeten we ons niet overhaasten. De Commissie moet zich eerst nader buigen over de kosten en baten van dwingende regelgeving inzake het verlenen van concessies, evenals over andere maatregelen waarmee deze problematiek geregeld kan worden. Op basis van de resultaten van deze impactstudie zal de Commissie vervolgens - naar alle waarschijnlijkheid komend jaar - besluiten of deze kosten-batenanalyse zo’n wetgevingsinitiatief rechtvaardigt. Is dat het geval, dan zal zij met een wetgevingsvoorstel komen.
Overigens is de boodschap van al degenen die betrokken zijn bij het opzetten van PPS duidelijk: zij vragen om praktische richtsnoeren over de manier waarop de regels voor overheidsopdrachten toegepast moeten worden op het opzetten van dergelijke samenwerkingsverbanden. Om de redenen die ik in mijn inleiding heb genoemd, wil de Commissie deze richtsnoeren niet in de vorm van wetgeving aanbieden.
Het belang van PPS voor de Europese economie staat buiten kijf. Ik hoop dat het verslag van het Parlement zal bijdragen tot de verduidelijking van de communautaire regels voor overheidsopdrachten en concessies en de partners de voorwaarden voor transparante en eerlijke concurrentie zal kunnen bieden. Het is ons in dit debat heel duidelijk geworden dat het Parlement de nadruk op rechtszekerheid legt, maar het zal u op uw beurt ook duidelijk zijn geworden dat de Commissie er veel aan gelegen is om op een zo belangrijk terrein voor de investeringen in Europa een beleidsmarge te behouden waarin rechtszekerheid gewaarborgd is maar waarin ook voldoende ruimte bestaat om waar echt nodig meer te investeren. Overigens hebben meerderen van u terecht opgemerkt dat dat absoluut onmisbare instrumenten zijn.
Mijnheer de Voorzitter, dit zijn mijn antwoorden, en ik bedank het Parlement nogmaals voor dit hoogstaande debat.