De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0381/2006) van José Manuel García-Margallo y Marfil, namens de Commissie economische en monetaire zaken, betreffende het jaarlijks verslag 2006 over de eurozone (2006/2239 (INI)).
José Manuel García-Margallo y Marfil (PPE-DE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het is voor het eerst dat dit Parlement debatteert over een verslag over de economische situatie in de eurozone, en daarom vind ik dit verslag buitengewoon belangrijk, temeer daar dit debat – deze analyse die we voor het eerst gezamenlijk doen – plaatsvindt in een tijd met een situatie die ingewikkeld is in politiek opzicht en onzeker in economisch opzicht.
Zoals ik zei, is de situatie in politiek opzicht ingewikkeld want, omdat we het hier over institutionele vraagstukken hebben, ik kan mijn ogen niet sluiten voor het feit dat de huidige discussie over wat we aan moeten met het Grondwettelijk Verdrag nog steeds gaande is. Evenmin kan ik voorbijgaan aan het feit dat het debat over dit verslag plaatsvindt in een “nieuw tijdperk” van het monetair beleid – met rentevoeten die sinds enige tijd een stijgende lijn vertonen en nog verder dreigen te stijgen – en in een fase waarin we in zee gaan met het door de Commissie herziene Stabiliteits- en groeipact, en waarin de lidstaten, voor de eerste maal, rekenschap moeten afleggen voor de Europese instellingen van wat zij in hun nationale hervormingsplannen hebben gedaan met de Lissabon-strategie.
In economisch opzicht is de situatie verwarrend want, ook al ben ik het eens met de analyse van de Commissie dat de economische situatie goed is, in elk geval veel beter dan voorheen, ik wil niettemin benadrukken dat onze potentiële groei van 2 procent onvoldoende is om de Europese werkloosheid te absorberen, om het tempo van onze concurrenten bij te houden, en ons levenspeil in stand te houden.
Zoals gebruikelijk in dit Huis is dit verslag onderverdeeld in verschillende onderwerpen: macro-economisch beleid, economische hervormingen, met speciale nadruk op de interne markt, en institutionele kwesties, met nadruk op de coördinatie van het economisch beleid en op de externe vertegenwoordiging.
Op het gebied van het macro-economisch beleid is er niet veel nieuws onder de zon ten opzichte van wat we al gezegd hebben in het debat over de grote economische richtsnoeren. Het voorschrift van de dokter op macro-economisch gebied luidt: stabiliteit, meer stabiliteit, en nog meer stabiliteit.
Met betrekking tot het monetair beleid benadrukken wij – en ik herhaal dat we de institutionele kwesties beklemtonen – dat we meer transparantie en openheid zouden willen zien bij de Europese Centrale Bank. We zouden willen weten waarom hij doet wat hij doet, en hoe hij de twee pijlers waarop hij zijn besluiten baseert, beheert en daarmee rekening houdt. Vandaar ons verzoek om de beknopte notulen te publiceren waarin de argumenten voor en tegen een bepaald besluit te zien zijn.
Wat het begrotingsbeleid betreft is de eerste constatering van dit verslag dat de impuls die het monetair beleid tot nog toe ondervonden heeft, aan kracht zou kunnen inboeten, en dat de fakkel moet worden overgedragen aan het begrotingsbeleid. Zoals ik zojuist al onderstreept heb, verzoeken wij de Commissie dan ook om vast te houden aan een strikte interpretatie van het Stabiliteits- en groeipact, en de lidstaten om zich meer in te spannen om hun begrotingstekort terug te dringen, vooral in jaren van economische voorspoed. Een nieuw voorstel dat wij doen, is dat de lidstaten hun budgettaire kalenders en hun vooruitzichten waarmee zij rekening houden bij het vaststellen van hun begrotingsscenario’s, beter coördineren.
Het is onzin dat landen die deelnemen aan de Europese Economische Unie verschillende prognoses hanteren van de olieprijzen of van trends van de rentevoeten of wisselkoersen; in onze discussies met de nationale parlementen zouden we graag zien dat iedereen wist waarover we het hebben.
Wat de overheidsschuld betreft hebben wij ook, zoals gebruikelijk, de lidstaten opgeroepen zich meer inspanningen te getroosten om de overheidsschulden terug te dringen, om middelen vrij te maken, en om het hoofd te bieden aan de Lissabon-strategie en aan de budgettaire uitdagingen waarvoor we zullen worden gesteld als gevolg van de vergrijzing. Het laatste punt – dat hier al vaker herhaald is – is de herziening van de belastingstelsels om het concurrentievermogen van de Europese economie te bevorderen.
Aangaande de hervormingen is het motto: Lissabon, en nog meer Lissabon. Wij willen dat de publieke opinie kan zien hoe elke lidstaat zich gedraagt. Daarom stellen wij een gedragscode voor waarmee de druk op landen die het meest achterop liggen, kan worden opgevoerd, en waarmee ze, door de verspreiding van goede gewoonten, de kans krijgen om te leren hoe de slimsten van de klas het doen.
Wat betreft de interne markt geldt dat we vrijheid, en nog meer vrijheid nodig hebben, in tegenstelling tot de protectionistische tendensen van de afgelopen jaren, zoals het ook nodig is de dienstenmarkt te ontwikkelen. Kortom, we willen dat de fundamentele vrijheden geconsolideerd worden.
Op het punt van de institutionele kwesties – en ik stel het beter functioneren van de Unie centraal – pleiten wij voor een dialoog à trois tussen de Raad, de Commissie en het Parlement, die we een maal per kwartaal moeten voeren, parallel aan de dialoog die we met de Europese Centrale Bank hebben, al weet ik dat de commissaris niet warm loopt voor dit idee.
Om die trialoog te vergemakkelijken, stellen wij voor dat de Eurogroep een routekaart opstelt waarop staat welke koers de eurozone de twee volgende jaren zal varen. Ons verzoek aan de Commissie is dat zij ons in haar volgende verslagen een meer adequate set werktuigen verschaft om die dialoog te bevorderen, en wij nodigen de commissaris en de Raad uit om eens per kwartaal met ons bijeen te komen.
Wat de externe vertegenwoordiging betreft stellen wij vast dat die niet overeenstemt met het internationale gewicht van de euro. Wij zijn blij dat de lidstaten op de bijeenkomsten van de internationale organisaties in Singapore een enkel standpunt hebben ingenomen, en wij pleiten voor meer coördinatie en verbeeldingskracht om ervoor te zorgen dat de lidstaten als een enkele instantie vertegenwoordigd zijn in het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de overige internationale organen.
Ik zou alle schaduwrapporteurs en alle collega’s willen bedanken voor hun inspanningen.
VOORZITTER: JANUSZ ONYSZKIEWICZ Ondervoorzitter
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, in de eerste plaats wil ik de heer García-Margallo en de Commissie economische en monetaire zaken van dit Parlement bedanken voor de belangstelling die zij hebben getoond voor het analyseren van dit eerste jaarlijkse verslag van de Commissie over de eurozone, dat zich allereerst ten doel stelt de dialoog en het debat tussen onze instellingen te bevorderen teneinde de prioritaire acties vast te stellen die het functioneren van de eurozone als geheel kunnen verbeteren.
Sinds ik, in juli, in de gelegenheid was dit verslag voor te leggen aan de Commissie economische en monetaire zaken, zijn de groeivoorspellingen van de eurozone voor dit jaar en de twee komende jaren aanzienlijk verbeterd. Afgelopen week heb ik onze najaarsprognoses gepresenteerd, die er samengevat op neerkomen dat alle economische indicatoren de goede kant opwijzen: een stijgende economische groei, de hoogste in de eurozone sinds het begin van dit decennium, dalende werkloosheidscijfers, een stabiele inflatie en een onmiskenbare daling van de overheidstekorten.
De factoren die hebben bijgedragen tot dit positieve beeld omvatten externe factoren, zoals de aanhoudende stuwkracht van de wereldeconomie, maar ook interne factoren, die het beeld van stagnatie en verlamming logenstraffen dat vaak gebruikt is om de Europese economieën, en de eurozone in het bijzonder, af te schilderen. Deze interne factoren zijn onder meer de hervormingen van de afgelopen jaren in tal van landen van de eurozone, de inspanningen om de begrotingen te consolideren, en de reactie van de Europese economieën op de aanzienlijke stijgingen van de olieprijzen, die doeltreffender is geweest dan menigeen dacht.
Het bestaan van de eurozone heeft ook een belangrijke bijdrage geleverd aan dit gunstige klimaat, dankzij de goede financieringsomstandigheden voor gezinnen en voor bedrijven als gevolg van het huidige niveau van de rentevoeten, en dankzij de bescherming van de euro tegen de schommelingen van de financiële markten, zoals het afgelopen voorjaar gebeurd is.
Deze positieve factoren doen echter niets af aan de voornaamste conclusies van het Commissieverslag over de acties die ons in staat moeten stellen om de eurozone beter te laten functioneren, en waarmee u, geachte dames en heren, het in meerderheid eens bent, zoals blijkt uit het verslag van de heer García-Margallo.
Ik doel hierbij op de noodzaak om de structurele hervormingen voort te zetten, om de interne markt te consolideren, en om ervoor te zorgen dat de externe vertegenwoordiging van de eurozone doeltreffender en meer geïntegreerd wordt dan tot nog toe het geval was.
Deze drie prioriteiten, die uiteengezet worden in het verslag, zullen ook zijn vervat in het jaarlijks economisch verslag dat ik op 22 november zal presenteren in de Commissie, en dat dit jaar extra aandacht schenkt aan het functioneren van de Economische en Monetaire Unie, en in het bijzonder van de eurozone, in het licht van de acht jaar ervaring die is opgebouwd.
Nu we die drie prioriteiten hebben gezien en met betrekking tot de economische hervormingen onderschrijf ik de verklaring in het verslag over het belang om de hervormingen door te voeren waartoe de lidstaten zich in hun nationale hervormingsplannen in het kader van de Lissabon-strategie verbonden hebben.
Wanneer het monetair beleid eenmaal gelijk is getrokken, en het begrotingsbeleid is ingebed in het Stabiliteits- en groeipact, zou het economische beleid van elke nationale regering moeten voorzien in de vereiste aanpassingen in termen van productiviteit, concurrentievermogen en marktwerking, om een hoge mate van convergentie binnen de eurozone te garanderen.
In december zal de Commissie, op grond van de verslagen van de lidstaten, het verslag aannemen over het eerste jaar van toepassing van de nationale hervormingsplannen. Ons verslag zal een expliciete evaluatie bevatten van de mate waarin iedere lidstaat die hervormingen in praktijk heeft gebracht, en als wij dat nodig achten, zullen wij ook aanbevelingen doen aan elk van deze landen.
Verder zullen we een evaluatie opnemen in het verslag van wat wij als Europese instellingen hebben ondernomen om de vereiste hervormingen van het zogeheten communautaire Lissabon-programma door te voeren.
Zoals ik al zei, zijn wij het ermee eens dat de interne markt moet worden verdiept die, samen met de Europese munt, een van de twee essentiële instrumenten is om de toekenning van middelen efficiënter te maken, en om het bedrijfsleven meer kansen en de consument meer keuzemogelijkheden te bieden.
De integratie van het financiële stelsel is ook een van de belangrijkste prioriteiten voor het adequaat functioneren van de Economische en Monetaire Unie. In deze sector wordt de routekaart uitgezet in het Witboek van de Commissie inzake financiële diensten voor de periode 2005-2010.
Wat betreft de externe vertegenwoordiging van de eurozone stel ik vast dat het Europees Parlement het met de Commissie eens is aangaande de noodzaak van een coherente externe vertegenwoordiging. Zoals ik al heb uitgelegd in een van mijn laatste betogen voor de Commissie economische en monetaire zaken, heeft de Europese Unie in Singapore met één stem gesproken, wat de heer García-Margallo zojuist nogmaals heeft opgemerkt. Na die bijeenkomst hebben wij deze kwestie in oktober zowel in de Eurogroep als in Ecofin opnieuw aan de orde gesteld, en we hebben een aantal bijkomende overeenkomsten bereikt die de goede kant opgaan.
Het verslag van de heer García-Margallo bevat ook opmerkingen over het monetair beleid en over de toepassing van de criteria van het Verdrag voor de uitbreiding van de eurozone. De Europese Centrale Bank behoort tot de meest transparante centrale banken ter wereld, en dat feit wordt bijzonder gewaardeerd door de markten, die zich aangesproken voelen door het communicatiebeleid van de bank.
Wat betreft de toepassing van de inflatiecriteria bij uitbreiding van de eurozone, waarover we het in dit Parlement de afgelopen tijd veelvuldig hebben gehad, verwijs ik naar wat hierover tot nog toe gezegd is.
Ten slotte moet gezegd dat ik niet weet welke twijfels de heer García-Margallo heeft waargenomen. Ik sta volledig achter de dialoog met dit Parlement over het functioneren van de eurozone. Wie dat goed weet, is mevrouw de voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken, want een paar dagen geleden was ik in de gelegenheid om met haar te bespreken hoe we dat in praktijk kunnen brengen.
Othmar Karas, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten juicht dit verslag toe; het is niet alleen onomstreden, maar wij zeggen ook ‘ja’ op de eisen, de analyse en de kern ervan.
Aanvullend wil ik graag iets zeggen over zes beginselen. Het eerste is dat de euro het sterkste antwoord van de EU is op de globalisering.
Het tweede is dat de euro het belangrijkste instrument is voor een succesvolle interne markt, maar niet het enige; het moet hand in hand gaan met een versnelde implementatie van de vier vrijheden op de interne markt door middel van proactieve innovatie, het verwijderen van structurele zwakheden en het stabiliseren van de stelsels voor sociale voorzieningen, pensioenen en gezondheidszorg.
Ten derde moeten alle lidstaten van de EU lid worden van de eurozone. Elke EU-lidstaat die zich tegen de euro en de eurozone keert, die niet alles op alles zet om deel te worden van de Europese monetaire zone, verzwakt de interne markt en vermindert de weerstand van de Europese Unie ten opzichte van de effecten van globalisering.
Ten vierde zijn de criteria van Maastricht het toegangskaartje, en ik ben blij dat de Commissie in haar besluiten van de afgelopen maanden daaraan nadrukkelijk heeft vastgehouden.
Ten vijfde vormt het Stabiliteits- en groeipact het noodzakelijke raamwerk voor begrotingsbeleid. Wij eisen dat conjuncturele inkomsten worden gebruikt voor het terugdringen van tekorten en overheidsschulden.
Ten zesde las ik vandaag in de krant dat de Franse minister van Binnenlandse Zaken, de heer Sarkozy, ertoe oproept de eurozone onder het gezag van een Europese economische regering te stellen. Wie de Europese economie wil versterken, moet de Grondwet ratificeren en de Commissie de noodzakelijke bevoegdheden geven; daarom zijn wij voorstander van een sterke euro op de wereldmarkten, van één stem binnen het IMF en van een Europees minister van Buitenlandse Zaken, zodat de Europese Unie sterk kan optreden in de wereld.
Pervenche Berès, namens de PSE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik ben blij dat wij met dit debat in het Parlement de gelegenheid hebben om met elkaar de balans op te maken van het functioneren van de eurozone, op een moment - zoals u hebt gezegd - waarop sommige vooruitzichten beter worden, maar waarop ook iedereen vindt dat het groeipotentieel niet volledig wordt benut en waarop onze economieën nadeel ondervinden van een wisselkoers die de export vanuit de eurozone bemoeilijkt en sommige van onze ondernemingen doet overwegen hun productie over te plaatsen naar de dollarzone.
Dit verslag biedt de gelegenheid de balans op te maken, op een moment dat het Stabiliteitspact is herzien en iedereen vindt dat er wellicht een duidelijker onderscheid moet worden gemaakt tussen de verplichtingen die door de lidstaten van de eurozone zijn aangegaan en die welke buiten de eurozone zijn aangegaan. Vanuit dit oogpunt is dit een waardevol verslag, en ik denk dat wij onze collega, de heer García-Margallo y Marfil, tevens mogen feliciteren vanwege de geest waarin hij dit onderwerp heeft behandeld.
Wij moeten verder gaan dan de hervorming van het Stabiliteitspact, om tijdschema’s en gegevens beter op elkaar af te stemmen en om ervoor te zorgen dat de Commissie en de Europese Centrale Bank de prestaties van de lidstaten van de eurozone in feite niet uitsluitend beoordelen aan de hand van hun begrotingstekorten, maar ook rekening houden met hun sterke en zwakke punten in een ruimere context. U hebt dit in uw betoog naar voren gebracht, mijnheer de commissaris, en ik ben u daar dankbaar voor. Ik wil u bovendien verzoeken om op deze weg verder te gaan.
Verder moet de macro-economische analyse beter aansluiten op de ontwikkeling van de financiële markten. Bovendien moet de wijze waarop kredietbeoordelingsinstellingen zich met de Italiaanse kwestie konden bemoeien en de schuld van dit land konden evalueren ons tot grotere waakzaamheid aanzetten, aangezien het voor het besturen van de eurozone een zeer ernstig risico zou betekenen, als dergelijke instellingen een vooraanstaande rol zouden krijgen bij het evalueren van de schulden van de lidstaten.
Een laatste opmerking, mijnheer de commissaris, ter ondersteuning van hetgeen verscheidene sprekers over de wisselkoers hebben gezegd: op dit gebied hebben wij behoefte aan meer economisch beleid en economische aansturing.
Danutė Budreikaitė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, met haar gemeenschappelijke munteenheid is de Economische en Monetaire Unie tot nu toe de verst ontwikkelde vorm van economische integratie in de Europese Unie. De eurozone bestaat inmiddels zes jaar, en bij de eerste uitbreiding ervan is duidelijk geworden dat de criteria van Maastricht, die al meer dan tien jaar geleden werden vastgesteld, niet langer aansluiten bij de realiteit van de zich uitbreidende EU en de expanderende mondiale economie. De eurolanden zijn niet bij machte invulling te geven aan de indicatoren die belangrijk zijn voor het functioneren van de eurozone, met name het vereiste van prijsstabiliteit.
De Europese Commissie (volgens het EG-Verdrag) en de Europese Centrale Bank passen beide verschillende prijsstabiliteitscriteria op de eurozone toe. Volgens de Europese Centrale Bank zorgt prijsstabiliteit voor een lagere inflatie, die nog steeds in de buurt van 2 procent ligt. In de methodiek van de Europese Commissie moeten bij de vaststelling van de stabiliteit van de prijzen in de eurozone meer factoren worden meegewogen dan alleen het inflatiepercentage in de eurolanden, en kan daarom niet voorbij worden gegaan aan secundaire inflatiefactoren.
Ik roep de Commissie en de Europese Centrale Bank op tot samenwerking bij de verbetering van het concept van de eurozone-prijsstabiliteit en bij het opstellen van methoden voor de bepaling daarvan, om misverstanden bij het proces van de uitbreiding van de eurozone en de toepassing van indicatoren in de eurozone zelf te voorkomen. Ik nodig de eurolanden uit om de criteria voor het lidmaatschap van de eurozone, die door de lidstaten zelf werden opgesteld met als doel een betere economische integratie, zorgvuldig toe te passen. Ook wil ik benadrukken dat er structurele hervormingen nodig zijn voor een sterke concurrentiepositie van de Europese Unie en de eurozone in de mondiale economie, en vooral ook voor de verdere totstandbrenging van een interne markt met vrij verkeer van diensten, die heeft bijgedragen tot het concurrentievermogen van de Europese Unie.
Jens Holm, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, geachte Commissie, collega’s, dames en heren, om te beginnen wil ik de heer García-Margallo y Marfil bedanken voor dit verslag over de situatie in de eurozone. De rapporteur constateert dat de prognoses voor de eurozone er beter uitzien dan lange tijd het geval geweest is. Dat hangt er natuurlijk van af welke economisch beleid men van plan is te voeren. Het tot nu toe gevoerde beleid is niet bepaald een succes geweest. Grote delen van Europa bevinden zich in een sociale en economische crisis. In de grootste economie van Europa, Duitsland, leven volgens recente statistieken zeven miljoen mensen in armoede. Een van de oorzaken daarvan is nu juist de Economische en Monetaire Unie, de EMU, met aan het hoofd een centrale bank die qua inflatiebeleid het meest conservatieve beleid ter wereld voert, en met een Stabiliteitspact dat het economische beleid volledig aan banden legt. Zoals het Europees Verbond van Vakverenigingen onlangs in een verslag constateerde, hebben we geen behoefte aan nog meer van dit starre beleid. De volkeren van Europa hebben integendeel behoefte aan een actief financieel beleid en aan een reorganisatie van de EMU.
Zoals u weet is mijn land, Zweden, geen lid van de EMU. Een duidelijke meerderheid heeft daar in 2003 tegen gestemd. Daarom word ik een beetje ongerust bij het lezen van dit verslag, waarin wordt geconstateerd dat de eurozone vanaf 2007 dertien lidstaten omvat, maar dat – ik citeer – “de coördinatie van het macro-economisch beleid en de gemeenschappelijke markt alle 27 lidstaten aanbelangt”. Wat betekent dit? Betekent het dat Zweden, dat tegen de EMU heeft gestemd, zich vroeg of laat bij de EMU moet aansluiten? Ik zou graag antwoord van de Commissie op deze vraag hebben, en ook van de rapporteur als hij aan het eind van het debat het woord krijgt.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, in dit debat over het jaarverslag 2006 over de situatie in de eurozone wil ik twee punten naar voren brengen. Het eerste punt betreft de veel lagere economische groei en de hogere werkloosheid in de landen van de Europese Unie, en met name in de eurozone, ten opzichte van de VS en opkomende markten zoals China en India. In de periode 2005-2007 zal de economische groei in de eurozone maar half zo hoog zijn als die in de VS, terwijl de werkloosheid bijna tweemaal zo hoog is.
Het tweede punt is de snellere economische groei en de lagere werkloosheid in de drie EU-lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone in vergelijking met de landen in de eurozone. Het verbaast me niet dat deze landen niet staan te trappelen om mee te doen met de eenheidsmunt. De nieuwe lidstaten hebben nu nog meer twijfels over toetreding tot de eurozone, ook al blijven zij hun uiterste best doen om te voldoen aan de convergentiecriteria van Maastricht.
Dariusz Maciej Grabowski, namens de IND/DEM-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de economische groei in de eurozone is al jaren de laagste in de hele wereld, en dat was in 2006 niet anders. Maar in plaats van te zoeken naar oorzaken in Europa, in het monetair beleid van de Europese Centrale Bank, probeert men de zogenaamde harmonisatie van begrotings- en belastingbeleid in de lidstaten door te drukken.
Dit is een poging om het initiatief van de lidstaten te belemmeren, een soort dictaat dat de sterkere lidstaten opleggen aan de zwakkere. Als we ervan uitgaan dat de gemeenschappelijke munt ten eerste het systeem moest vereenvoudigen en zo de kosten verminderen, ten tweede buitenlands kapitaal moest aantrekken, en ten derde de mogelijkheid moest bieden valuta in omloop te brengen en een nieuwe wereldvaluta te creëren, dan is in die laatste twee gevallen het gewenste effect niet bereikt.
Buitenlands kapitaal blijft zich richten op de Verenigde Staten en Azië. De vraag naar de euro als mondiale munt is naar verhouding zwak. Het tegengestelde effect is bereikt. Doordat de rente hoog is gehouden en de euro kunstmatig is versterkt, is het concurrentievermogen van Europese producenten ondergraven en lopen de inkomsten uit de export terug. De gemeenschappelijke munt en het beleid van de ECB lijken de belangen van het financieringskapitaal te dienen, ten koste van ondernemers, consumenten en de nationale begrotingen van de lidstaten.
De eenheidsmunt heeft een directe weerslag gehad op de export van de nieuwe lidstaten, de euro heeft hun ontwikkeling geremd en is een blok aan hun been. Daarom vinden wij dat de monetaire doctrine van de EU radicaal moet worden herzien, waarbij de zeggenschap over het in omloop brengen van valuta en de rentevoeten weer moet worden teruggegeven aan de monetaire autoriteiten van de lidstaten.
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, eigenlijk kunnen we allemaal trots zijn op de euro. Veel van wat er voor de invoering ervan werd voorspeld, is niet uitgekomen, maar er zijn drie punten die toch steeds weer benadrukt moeten worden. Ten eerste dat de extra belastinginkomsten ook daadwerkelijk worden aangewend voor het terugdringen van tekorten, en dit eisen wij in punt 5 van het verslag. Ten tweede de dringende eis om de criteria van Maastricht strikt toe te passen. Een verdere uitholling ervan zoals in het verleden al is gebeurd, zal ons nergens brengen. Ten derde is er de transparantie. De ECB voldoet in de verste verte niet aan globale normen. Het is onbegrijpelijk waarom zaken als ontwerpbesluiten nog steeds niet – of niet adequaat – worden opgesteld en deze gang van zaken behoeft dringend verbetering.
Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen dank ik de rapporteur voor zijn verslag. Het verslag onderstreept dat samenwerking onontbeerlijk is als we de Europese economie willen versterken. We kunnen gerust stellen dat de euro Europa meer stabiliteit heeft gebracht dan het ooit heeft gehad.
Toen ik eerder naar mijn Zweedse collega luisterde, klonk het alsof lage rentetarieven een probleem voor de Europese economie waren. Het punt is dat de rentetarieven nog nooit zo laag zijn geweest. Denkt iemand dat de Europese economie er beter zou hebben voorgestaan met de rentetarieven van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw of met de begrotingstekorten waarmee Europa in die tijd te kampen had? We moeten wakker worden en naar de realiteit kijken. We hebben momenteel een gemeenschappelijke valuta die goed is voor de concurrentie, de handel en investeringen en gericht is op structurele hervormingen en financiële discipline. Dat is goed. Dat biedt ons kansen, want het probleem van de Europese economie is niet gelegen in de rentetarieven, maar in het gebrek aan deregulering, de achterblijvende groei van de handel en de interne markt. We zijn zichtbaar efficiënter en succesvoller sinds we de markten hebben opengesteld.
Ik ben van mening dat de euro nooit sterker zal zijn dan de Europese economie en de discipline van de eurolanden. Het is ook om die reden dat de Europese Centrale Bank onafhankelijk moet zijn, zoals in het verslag wordt onderstreept. Dat is zeer belangrijk als we onze geloofwaardigheid willen behouden.
Wat Zweden betreft: binnenkort wordt de euro in een aantal nieuwe lidstaten aan de Oostzee ingevoerd. Ik hoop dat er in mijn eigen land een debat komt dat ertoe zal leiden dat we ons bij hen en de andere eurolanden aansluiten.
Udo Bullmann (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat de Commissie dit verslag heeft opgesteld en dat zij zich betrokken voelt bij het lot van de eurozone, maar ik ben even blij dat de heer Juncker als woordvoerder namens de leden van de eurozone hier vandaag aanwezig is om een bijdrage te leveren aan ons debat.
In welke situatie bevinden wij ons? Voor de eerste keer zijn we weer dichterbij de groeidoelstelling gekomen die wij onszelf in Lissabon hadden gesteld; er is nu een groei van 2,8 procent in de eurozone, wat bijna de 3 procent is die wij in Lissabon als uitgangspunt hadden genomen.
Wat is de uitdaging voor de eurozone in deze situatie? Waar gaat het in feite om? Zijn we tevreden als dit niet meer is dan een zuchtje wind, niet meer dan een cyclische opleving die morgen weer verdwenen is, of willen we er iets structureels voor in de plaats zetten met een duurzaam effect dat ons de mogelijkheid biedt om te zorgen voor een langdurige opleving die zal aanhouden en die de mensen – want het zijn niet slechts gegevens die de economie maken, maar mensen – vertrouwen zal geven? Ik denk daarom dat wij ons moeten inspannen om te doen wat nu nodig is, namelijk slimme investeringen doen in de eurozone. Ja, het is goed om de begrotingen te consolideren, maar we kunnen dat niet gewoon maar als mantra zingen terwijl wij eigenlijk gebruik moeten maken van de huidige opleving om een beleid te voeren van intelligente modernisering dat ons een kans biedt om de werkloosheid sterk terug te dringen, en dat staat ook in het verslag.
Tot slot wil ik onze corapporteur en schaduwrapporteur, de heer Rosati, bedanken die aan onze discussies heeft bijgedragen namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, en ik wil niet verzuimen de heer García-Margallo y Marfil te bedanken voor – en dat is niet de eerste keer – zijn belangrijke en inspirerende bijdrage aan het macro-economische debat in dit Parlement.
Jeffrey Titford (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag lijkt door de actualiteit te zijn ingehaald. In weerwil van de woorden van commissaris Almunia staan de rooskleurige groeivoorspellingen voor de eurozone in het verslag in schril contrast met de eind vorige week gepubliceerde economische gegevens, volgens welke de Franse economie nul procent groeit. Tevens zijn er tekenen die erop wijzen dat de groei in de hele eurozone hapert en de strenge belastingregels die volgend jaar in Duitsland en Italië worden ingevoerd om te kunnen voldoen aan de stabiliteitsregels van de eurozone, zullen de groei ook geen goed doen.
Wat dit verslag ons niet vertelt is dat de regering van Italië op het punt staat om te vallen omdat de heer Prodi vastberaden is om belastingverhogingen door te voeren en in de begroting te snijden om tegemoet te komen aan de eisen van de Europese commissaris van Economische Zaken teneinde de Italiaanse economie in lijn te brengen met het Verdrag van Maastricht. Ook wordt er geen melding gemaakt van de rellen in Hongarije naar aanleiding van onthullingen van de Hongaarse minister-president dat hij veelvuldig had gelogen over de belastingverhogingen en de overheidsuitgaven waarover hij diezelfde commissaris heimelijk toezeggingen had gedaan.
Als we nieuwe EU-lidstaten dwingen om zich te houden aan het deflatiebeleid dat voor de meer ontwikkelde economieën in de eurozone was ontwikkeld, gaat dat ten koste van de vraag en de groei en ontstaat er grote werkloosheid. Er wordt in dit verslag ook niet aangegeven dat het Verdrag van Maastricht van de Oost-Europeanen tweederangsburgers heeft gemaakt: ze maken geen enkele kans om in de nabije toekomst tot de eurozone toe te treden terwijl ze hun economie wel moeten afstemmen op de eisen van de eurozone. Vroeg of laat krijgen de Europese burgers genoeg van een systeem dat hen economisch voortdurend afremt en hun tegelijkertijd de democratische zeggenschap ontneemt over het beheer van de economie.
Sergej Kozlík (NI). – (SK) Ik verwelkom en steun het voorstel van de oppositie in het Europees Parlement over de verklaring van 2006 ter gelegenheid van de verjaardag van de eurozone. Ik wijs daarbij in het bijzonder op de passage waarin wordt opgeroepen tot een diepgaand onderzoek naar het mechanisme van de drie lidstaten die qua prijsstabiliteit het best presteren, en naar de methoden voor de berekening van de referentie-inflatiepercentages.
Het punt is dat de uiteenlopende inflatiepercentages in de eurolanden geen afspiegeling zijn van verschillende wijzen van benadering van het macro-economisch beleid, maar veeleer voortvloeien uit structurele factoren. Deze vooronderstelling gaat volgens mij met name op in de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Het relatieve aandeel van energie-intensieve en grondstofintensieve productie is in veel van deze landen groter dan in de eurozone. Een belangrijk deel van deze productie gaat vervolgens rechtstreeks of als onderdeel van eindproducten, bijvoorbeeld plaatmetaal voor autocarrosserieën, naar de eurozone.
Door deze structurele redenen zijn de nieuwe lidstaten gevoeliger voor prijsschommelingen van energie en grondstoffen; evenzo dienen ze als buffer voor het opvangen van het effect van prijsschommelingen op de eurozone. Dit probleem raakt de Slowaakse Republiek in het bijzonder.
De huidige aanpak ter beoordeling van de inflatiecriteria is dan ook ongeschikt en kan op de langere termijn een bedreiging vormen voor de kansen van de nieuwe lidstaten om tot de eurozone toe te treden, zelfs als ze aan alle andere eisen voldoen.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de Commissie en de rapporteur feliciteren met de manier waarop zij dit lastige onderwerp hebben behandeld. Ik ben bijzonder verheugd over de opmerkingen met betrekking tot een flexibele arbeidsmarkt en een doelgerichte aanpak van het onderwijs. Ik ben ervan overtuigd dat onze conclusies inhoudelijk hetzelfde zijn. Maar als onderdaan van een van de oostelijke lidstaten van Europa die wachten op toetreding tot de eurozone, wil ik hierbij toch vier korte kanttekeningen plaatsen.
Ten eerste: voor de uitbreiding van de eurozone mag geen andere toetredingsnorm worden gehanteerd dan die geldt voor de landen waar de euro al in een eerder stadium is ingevoerd.
Ten tweede: het is van belang dat de nieuwe lidstaten zo snel mogelijk toetreden tot de eurozone. Daarom kan het niet zo zijn dat, met name omdat deze landen niet kunnen vasthouden aan hun inflatieniveau en het referentiepeil niet hebben gehaald, de toetreding van deze nieuwe lidstaten die economisch achterblijven bij het EU-gemiddelde, ten gevolge waarvan de lonen en prijzen zich nog niet op het juiste niveau bevinden, op de lange baan wordt geschoven. Dit heeft de heer Kozlík zeer helder uiteengezet.
Ten derde: ik ben het ermee eens dat de statistieken van de lidstaten streng moeten worden gecontroleerd. De Commissie moet tenminste met politieke middelen, bijvoorbeeld op topbijeenkomsten, een signaal uitzenden als een lidstaat er bijzonder slecht voorstaat. De Commissie kan haar ogen niet blijven sluiten, op dit gebied heeft zij een politieke verantwoordelijkheid.
Ten vierde: de consolidatie van de interne markt is essentieel, het is dus belangrijk dat alle landen zich aan de criteria houden. Dat is bij de nieuwe lidstaten al het geval. Desondanks is er sprake van een tegenstelling. Aan de ene kant blijft de arbeidsmarkt, de Schengenlanden, gesloten voor de nieuwe lidstaten en zijn de richtlijnen voor arbeidsintensieve diensten en de uitzending van arbeidskrachten zeer restrictief. Aan de andere kant moeten wij wel voor alle andere landen onze financiële dienstensector openstellen. Dit verstoorde evenwicht maakt de integratie van de lidstaten er niet gemakkelijker op als het gaat om de consolidatie van de interne markt.
Benoît Hamon (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, dit verslag bevat een aantal interessante en welkome aanbevelingen, waarvoor ik de rapporteur graag wil bedanken.
In plaats van uitsluitend op te roepen tot het terugdringen van de overheidsuitgaven, wordt in het verslag bijvoorbeeld aanbevolen om middelen vrij te maken voor noodzakelijk geachte overheidsinvesteringen in onderwijs, beroepsopleiding, infrastructuur en onderzoek.
Evenzo wordt door het Europees Parlement erkend - dat is inderdaad de term die wordt gebruikt - dat de reële lonen en de productiviteit op de lange duur gelijktijdig moeten toenemen, in plaats van dat het loonmatiging aanbeveelt. Ik wil de rapporteur graag bedanken voor zijn streven naar matiging en verzoening.
Het onderwerp van dit debat is echter de economische situatie van de eurozone. Welnu, ik ben van mening dat de economische situatie, ondanks de recente en zelfs onverwachte verbetering van de groei-indicatoren, kwetsbaar en onbevredigend blijft. Want het macro-economische beleid van de Commissie beïnvloedt het dagelijks leven van miljoenen Europese burgers, die in hun koopkracht worden bedreigd - als ik daar nog eens op mag wijzen - door stagnerende lonen en toegenomen kosten van levensonderhoud, en die hun arbeidsvoorwaarden voortdurend zien verslechteren, terwijl ook de sociale bescherming afneemt.
Het pragmatische antwoord dat de Commissie en de Europese Centrale Bank bieden is altijd hetzelfde: enerzijds de inflatie bestrijden door een streng begrotingsbeleid en loonmatiging, en anderzijds zorgen voor meer concurrentie op de diensten-, kapitaal-, producten- en arbeidsmarkt.
Misschien is het tijd om de balans op te maken van de resultaten van dit beleid en om ons af te vragen of ontmanteling van de openbare dienstverlening, deregulering van de arbeidsmarkt en vermindering van de overheidsuitgaven nu werkelijk de duurzame motoren zijn om groei te bewerkstelligen in de eurozone en in de Europese Unie. Jammer genoeg is er geen bezinningsperiode gepland. Over twee dagen moeten wij ons uitspreken over een “dienstenrichtlijn” die weliswaar verbeterd is, maar die nog altijd trouw is aan het deregulerende model van de heer Bolkestein.
Over een paar maanden staat er een ontwerprichtlijn op de agenda waarin wordt voorgesteld een einde te maken aan de openbare dienstverlening van de posterijen. Wat energie betreft, is er sprake van aanhoudende instabiliteit in de olieproducerende regio's, worden wij met gas gechanteerd door een buurland en hebben wij te maken met de opwarming van de aarde en met stroomstoringen die zich over half Europa uitbreiden. Dit alles mag echter niet baten en het antwoord blijft steeds hetzelfde: er moet een interne, geliberaliseerde en gedereguleerde energiemarkt tot stand worden gebracht in Europa. Het economische verslag van de eurozone mag dan misschien iets gunstiger zijn dit jaar, de sociale en politieke balans van de eurozone is in mijn ogen nog altijd even slecht.
Georgios Karatzaferis (IND/DEM). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik luister hier al enige tijd naar de sprekers en vooral naar de bevoegde commissaris, de heer Almunia, die proberen de euro de hemel in te prijzen. Maar is die euro echt zo geweldig? Is, wat wij hier proberen heilig te verklaren, misschien wel de kwelduivel van de burgers van Europa, die wij vertegenwoordigen?
De waarde van de euro stijgt en daar zijn wij allemaal blij om. Maar tegelijk stijgt ook het aantal burgers dat onder de armoedegrens leeft. Van de 500 miljoen Europeanen in 27 landen leven er 100 miljoen onder de armoedegrens. Mensen die slechts eenmaal in de twee weken vlees kunnen eten, die geen kleren kunnen kopen voor hun kinderen, die geen nieuwe auto kunnen kopen voor hun oude vijftien jaar oud is. Wat betekent de euro voor hen?
Ik herinner eraan dat het is begonnen met een imperium. Wij willen geen bankbiljetten van een en twee euro en toch bedraagt 75 procent van de dagelijkse transacties minder dan vijf euro. Wij zijn blij dat de euro in waarde toeneemt. Van 0,87 cent per dollar naar 1, 30. Wat betekent dat? Een land dat geen eigen bekend product heeft, kan niets meer aan de man brengen in Amerika of in andere landen. Natuurlijk kan Duitsland Mercedessen blijven verkopen, het gaat nu eenmaal om Mercedes. Maar mijn land, dat geen bekend product heeft, krijgt in Amerika - de grote markt - niets meer verkocht wanneer hetzelfde product in het buurland, dat geen lid is van de EMU, driemaal goedkoper is. Hoe kan een Amerikaanse toerist naar Griekenland of, mijnheer Almunia, naar Spanje reizen wanneer de euro veel te duur wordt voor hem?
Kunnen wij dat niet bekijken? Kunnen we dat niet aanpakken? Het is een reusachtig probleem en de Commissie en u persoonlijk dragen een grote verantwoordelijkheid, mijnheer Almunia.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, natuurlijk moeten wij er in de eurozone voor zorgen dat we zo min mogelijk schulden achterlaten voor onze kinderen, maar we moeten in geen geval, in ons streven naar een sterke economie, sociale standaarden uit het oog verliezen. Telkens als ons groeipercentage wordt vergeleken met dat van de VS, mogen we niet vergeten dat een sociaal systeem in de Verenigde Staten vrijwel geheel ontbreekt.
Ik denk niet dat we hen inhalen door grote aantallen werknemers in de publieke sector met pensioen te dwingen en hun banen te privatiseren, of banen van 1 euro per uur te creëren en steeds meer werknemers tot schijnzelfstandigheid te dwingen. In het verleden hebben we vaker gezien dat het familiezilver werd verkocht om lid te worden van de euroclub, en daar moet een einde aan komen. In plaats daarvan moeten we proberen om de explosieve groei van zwartwerken de baas te worden, bureaucratische hordes uit de weg te ruimen waarmee het midden- en kleinbedrijf te maken heeft en waarvan sommige steeds moeilijker te nemen zijn, en moeten we het makkelijker maken voor deze bedrijven om toegang te krijgen tot subsidies. Alleen dan zal de eurozone een toekomst hebben die gekenmerkt wordt door groei.
Dariusz Rosati (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, met veel genoegen kan ik mijn steun uitspreken voor de presentatie van het eerste jaarverslag van de Europese Commissie over de situatie in de eurozone.
Het verslag biedt een uitstekende basis voor een debat over de belangrijkste uitdagingen waar de eurozone nu en in de komende jaren voor staat. Er is genoeg stof voor een debat. De gemiddelde groei in de eurozone was in de periode 2001-2005 slechts 1,9 procent. De werkloosheid steeg naar 13 miljoen, en de situatie in de overheidsfinanciën verslechterde in plaats van te verbeteren.
Vorig jaar verbeterde de situatie lichtjes, zoals u zo vriendelijk heeft bevestigd, maar dat verandert niets aan het feit dat Europa niet alleen achterblijft bij de Verenigde Staten en Japan, maar ook bij de Aziatische opkomende economieën. De Europese stagnatie wordt veroorzaakt door onopgeloste structurele problemen. Een bedrijf opzetten en runnen is duur, de loonkosten zijn hoog, er is geen drang tot innovatie, bovendien zijn er nog altijd belemmeringen op de arbeids- en dienstenmarkt. Dit alles heeft negatieve gevolgen voor het concurrentievermogen van Europese bedrijven, remt de groei en doet de druk op overheidsfinanciën toenemen. Hierdoor kunnen we niet het volledig potentieel van de gemeenschappelijke munt en een uniform monetair beleid benutten.
Daarom roep ik de Europese Commissie op om de lidstaten onder druk te zetten om de nodige hervormingen sneller uit te voeren. Verschillende verslagen en onderzoeken hebben uitgewezen dat dit nodig is, zoals het verslag-Shapiro en het verslag op hoog niveau dat is opgesteld onder voorzitterschap van Wim Kok.
Het macro-economisch beleid in de eurozone moet worden verbeterd. Er moet vooral een goede coördinatie van het fiscaal beleid tussen de lidstaten komen. Tegelijkertijd is voor de gemeenschappelijke munt fiscale discipline vereist die alle lidstaten gezamenlijk moeten toepassen. Zo kan het macro-economisch beleid weer in evenwicht worden gebracht en kan een goede policy mix worden hersteld.
Monetair beleid moet worden gestoeld op duidelijke, transparante regels, en moet meer toekomstgericht zijn. Te veel geheime besluitvorming, een gebrek aan duidelijke regels over de rol van de “twee pijlers” van monetair beleid, met name de M3-geldschepping, die ernstige twijfels doet rijzen over de regels voor het aanstellen van de directie van de Europese Centrale Bank, beperkt de doeltreffendheid en transparantie van het gemeenschappelijk monetair beleid, en kan de eenheidsmunt ondermijnen.
Een belangrijk instrument voor het versterken van de eurozone is uitbreiding ervan, het toelaten van nieuwe leden. Hierbij moeten we de regel naleven dat de kandidaten moeten zijn gebonden aan het verdrag, het hele verdrag en niets anders dan het verdrag. Dit betekent dat ze moeten voldoen aan de criteria van het verdrag, maar ook dat geen bijkomende vereisten aan hen kunnen worden opgelegd. Ik ben ervan overtuigd dat de toetreding van nieuwe eurozone-leden, die vaak een veel lager begrotingstekort en een veel lagere staatsschuld hebben dan de andere lidstaten, de eurozone zal helpen versterken.
Tot slot wil ik de heer Juncker, de voorzitter van de Eurogroep bedanken, voor zijn deelname aan dit debat, en ik hoop dat dit debat hem de nodige inspiratie zal opleveren en hem zal helpen om de Eurogroep nog beter te leiden. Ook wil ik de heer García-Margallo y Marfil bedanken voor dit uitstekende verslag, en ik kan me volmondig scharen achter de meeste van de aanbevelingen uit het verslag.
Joaquín Almunia, lid van de Commissie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle dames en heren afgevaardigden bedanken voor hun betoog. Dit debat toont naar mijn idee aan dat het nuttig is om ieder jaar weer zo’n verslag te krijgen als het onderhavige, over het functioneren van de eurozone en zijn resultaten, dat nu voor het eerst door de Commissie is goedgekeurd en waarover dit Parlement nu debatteert.
Als conclusie van het onderhavige debat kan ik een optimistische constatering doen: de eurozone groeit weer, ondanks het feit dat sommigen zeiden dat de eurozone een zone met een bijzonder lage groei was. De eurozone groeit dit jaar met 2, 6 procent, en aan het eind van het boekjaar zal dat misschien nog iets meer zijn. De eurozone creëert werkgelegenheid en vermindert de werkloosheid. Volgens onze prognoses zullen er in de eurozone vanaf nu tot het jaar 2008 vijf miljoen arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Het blijft vaak onvermeld, maar feit is dat er in de eurozone, en natuurlijk in de Europese Unie als geheel, sinds het begin van dit decennium en ondanks de lage groei aanzienlijk meer arbeidsplaatsen gecreëerd zijn dan in de Verenigde Staten, die zichzelf altijd als referentiepunt presenteren dat moet worden nagevolgd op het gebied van het beleid en de strategieën voor het scheppen van werkgelegenheid.
Ik vind dan ook dat als je het functioneren van de eurozone analyseert, en de resultaten die we dankzij de monetaire integratie hebben bereikt, je elementen aantreft die een gematigd optimisme rechtvaardigen. Feit is echter ook dat er elementen zijn waaraan we aandacht zullen moeten blijven schenken, want er moet nog veel gebeuren.
Zoals velen onder u hebben opgemerkt, moet er nog veel gebeuren. Het is zaak om het groeipotentieel te verhogen en de werkloosheid te blijven terugdringen om te zorgen voor een sterkere groei en een hoger werkgelegenheidsniveau, die kunnen leiden tot verbetering van het welzijn van onze burgers, tot vermindering van de ongelijkheden en tot het leggen van steviger grondslagen voor onze stelsels voor sociale zekerheid en sociale voorzieningen. In dit verband moeten we ons enerzijds, zoals velen onder u gezegd hebben, blijven houden en ons beter houden aan de stabiliteitscriteria en de criteria inzake de begrotingsdiscipline die zijn vastgelegd in het Verdrag en die geïmplementeerd worden door middel van de toepassing van het Stabiliteits- en groeipact, dat ten uitvoer wordt gelegd op een redelijk positieve wijze waarover consensus bestaat. Verder moeten we de hervormingen voortzetten, de Lissabon-strategie vooruit helpen en het project van de interne markt voltooien, want het plan om hinderpalen uit de weg te ruimen en de vier vrijheden te bevorderen is een solide basis gebleken om betere omstandigheden te creëren van waaruit we de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen treden.
Voorts is het volgens de analyse en haar conclusies noodzakelijk dat de eurozone een betere governance krijgt. Ik denk dat het functioneren van de Eurogroep doeltreffender is geworden sinds hij een stabiel voorzitterschap heeft, met aan het hoofd de heer Juncker, die hier vandaag aanwezig is. Hierdoor zijn wij beter in staat om de situatie te analyseren, om wederzijds begrip op te brengen, om besluiten te coördineren die gevolgen hebben voor de lidstaten, maar die hun niet van boven mogen worden opgelegd, die zij met een consensus moeten aannemen, met volle overtuiging, en in het kader van hun bevoegdheden. Verder is het zaak dat de dialoog versterkt wordt.
Mocht een van de geachte dames en heren nog twijfels hebben, dan moet gezegd dat de Commissie en ikzelf van mening zijn, net zoals de Commissie economische en monetaire zaken, dat de bilaterale dialoog tussen de Commissie en het Parlement over deze materie moet worden verdiept. Ik vind dat we een tripartiete dialoog moeten bevorderen tussen het voorzitterschap van de Eurogroep, de Commissie en het Parlement, over het functioneren van de Eurogroep en onderwerpen die onze aandacht vragen. Daarnaast vind ik, met uw welnemen, dat we een dialoog moeten bevorderen waaraan de Europese Centrale Bank deelneemt – waarom niet? – waarvan de onafhankelijkheid volkomen zal worden geëerbiedigd. De ECB heeft niet alleen met u een monetaire dialoog, maar ook met ons, eens per maand. Ik vind dat het Parlement op gezette tijden kan en moet deelnemen aan deze uitwisseling van standpunten tussen alle instellingen, die als gemeenschappelijk doel hebben de eurozone goed te laten functioneren en de euro, onze gemeenschappelijke munt, optimaal te laten renderen, ten behoeve van al onze Europese burgers.
Juncker, voorzitter van de Eurogroep. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik u mijn excuses aanbieden omdat ik te laat ben. De snelweg Luxemburg-Straatsburg is verschrikkelijk druk bij het ingaan van Straatsburg en vanwege de files kon ik niet op tijd komen. Aangezien ik de openbare rust van de Straatsburgers respecteer, heb ik niet alle registers willen opentrekken. Ik heb mij nauwgezet aan de verkeersregels gehouden en ben daar zelf het slachtoffer van, aangezien ik te laat aankom bij dit debat. Ik wil u niettemin zeggen hoeveel waarde ik aan dit debat hecht, want de bespiegelingen van het Parlement zijn niet alleen belangrijk op zich, ze leveren ook stof op voor de debatten in de Eurogroep waarvan ik voorzitter ben, en waarbij ik terzijde gestaan, geïnspireerd en gestimuleerd word door de commissaris voor economische en monetaire aangelegenheden, mijn vriend, de heer Almunia.
Om te beginnen wil ik opmerken, mijnheer de Voorzitter, dat er volgens mij sprake is van een sterke groei. Deze groei breidt zich uit en wordt niet bedreigd, ondanks de kritische noten die ons met name vanuit Frankrijk bereiken. De werkgelegenheid neemt toe en de werkloosheid neemt af, zonder evenwel op een aanvaardbaar niveau uit te komen. Wat de groei betreft: als wij deze in perspectief plaatsen, dan is zij waarschijnlijk sterker dan wij momenteel denken en in ieder geval sterker dan wij een half jaar geleden dachten.
We zullen in 2007 moeten afwachten in hoeverre de conjunctuurvertraging in de Verenigde Staten haar weerslag zal hebben op de economische prestaties van de eurozone. Binnen de Eurogroep denken wij dat de invloed van de Amerikaanse verslapping op de economieën van de eurozone minder uitgesproken zal zijn dan in 2000-2001. Wij zien dat de Amerikaanse conjunctuurvertraging vooral de bouwsector treft en zich niet zal uitbreiden naar andere sectoren van de Amerikaanse economie. Daarom zal de invloed op de groei in de eurozone minder uitgesproken zijn dan voorheen, ook al zullen er in de resultaten per land belangrijke verschillen te zien zijn.
Hoe komt het dat wij een groeipercentage hebben gerealiseerd dat wij nu aanvaardbaarder vinden dan enkele jaren geleden? In de eerste plaats omdat de euro ons de afgelopen jaren enorm heeft beschermd. We kunnen het niet genoeg benadrukken, als we de balans opmaken van de invoering van de euro: de euro heeft ons beschermd, beschermt ons nog steeds en zal ons blijven beschermen! Stelt u zich eens voor in welke situatie de Europese economie en de Europese monetaire systemen hadden verkeerd, als de euro er in crisistijden niet was geweest! In die periode, toen er aan de introductie van de euro werd gewerkt, hebben wij financiële crises meegemaakt in Latijns-Amerika, Rusland en Zuidoost-Azië. Stelt u zich eens voor hoe het systeem dat wij hadden vóór de invoering van het Europese systeem had kunnen afglijden tijdens de oorlog in Irak en na 11 september 2001! Stelt u zich eens voor hoe de Europese munten zouden hebben gepresteerd als ze nog bestonden, terwijl het geostrategische strijdtoneel een voortdurende bron van zorg is! Stelt u zich eens voor hoe het met bepaalde nationale munten gesteld zou zijn na het Franse en Nederlandse “nee”! De euro heeft ons beschermd, en heeft zelfs landen beschermd die blijk gaven van enige terughoudendheid tegenover Europa toen zij het grondwettelijk verdrag moesten goedkeuren.
De begrotingssituatie is verbeterd toen wij - in al onze wijsheid en met instemming en vaak zelfs de actieve steun van het Parlement - het Stabiliteits- en groeipact hebben verbeterd en herzien. Sommigen voelden zich gerechtigd om uiting te geven aan hun ernstige bezorgdheid na de aanneming van het herziene pact. Op dit moment constateren wij dat de mechanismen van het hervormde pact goed standhouden en dat alle regeringen zich inspannen om de belangrijkste regels en de leidende beginselen van het pact te implementeren. De begrotingstekorten dalen en er begint zich een algemene consensus af te tekenen, die ertoe moet leiden dat alle lidstaten het preventieve aspect van het stabiliteitspact serieus nemen: ze hebben allemaal besloten om de fiscale overschotten die door het conjunctureel herstel zijn ontstaan, in de eerste plaats aan te wenden om het begrotingstekort en het niveau van de staatsschuld te verminderen. Ik juich dit besluit toe.
Binnen de Eurogroep besteden wij momenteel meer aandacht aan het verscherpen van de begrotingscontrole. Dit doen wij samen met de Commissie, waarbij de amicale wijze waarop de Commissie het voorzitterschap van de Eurogroep bijstaat bijzonder efficiënt blijkt te zijn. Tijdens onze volgende vergadering - die eind november zal plaatsvinden, en dus na mijn bezoek aan de Commissie economische en monetaire zaken, die u, mevrouw Berès, op uitstekende wijze voorzit - zullen wij bekijken hoe wij deze begrotingscontroles kunnen verscherpen. Van nu af aan zullen wij hierbij uitgaan van een horizontaal rapport van de Commissie, waarin beslist speciale aandacht zal worden besteed aan de echte politieke problemen die spelen - met inbegrip van de beleidseconomische problemen - en waarin specifieke aanbevelingen zullen worden geformuleerd voor de verschillende lidstaten en zelfs voor de hele eurozone, in een nader te bepalen vorm.
Wat de gehele monetaire zone betreft, zou ik willen dat wij dit jaar eens serieus ingingen op een al wat ouder verzoek van de Commissie, namelijk dat de Europese Raad, wanneer deze de voortgang met betrekking tot de strategie van Lissabon onderzoekt, in zijn conclusies een specifiek hoofdstuk wijdt aan de eurozone. In dit hoofdstuk dient vermeld te worden welke structurele hervormingen wij moeten doorvoeren in de verschillende landen die deel uitmaken van de eurozone.
Wat het probleem van de structurele hervormingen betreft, mijnheer de Voorzitter, wil ik nog even opmerken dat de toegevoegde waarde die deze structurele hervormingen nu al voor de coherentie van de eurozone hebben gehad, wordt onderschat. Ik ben het niet eens met alle - om het even welke - structurele hervormingen die in alle lidstaten zijn doorgevoerd, maar het is een feit dat er - in tegenstelling tot het beeld dat wij vaak van de eurozone geven - een belangrijke reeks structurele hervormingen op gang is gebracht en dat wij nu al de vruchten plukken van deze omvangrijke structurele hervorming die wij met betrekking tot de eurozone hebben doorgevoerd.
Als u de nationale hervormingsprogramma’s die de verschillende lidstaten hebben ingevoerd eens goed bekijkt, dan zult u zien dat er talrijke structurele oplossingen worden aangedragen, dat deze over het algemeen op elkaar aansluiten en dat deze reeks van hervormingen moet worden voortgezet, zonder dat dit evenwel ontaardt in een onsmakelijk neoliberalisme of een grenzeloze en schaamteloze vorm van fanatieke deregulering. Ik ben tegen een dergelijke deregulering, omdat ik ervan overtuigd blijf dat de euro en de eurozone en de coherentie van het door ons gevoerde beleid aan geloofwaardigheid zouden winnen als wij onze inspanningen op het gebied van structurele hervormingen zouden uitbreiden met het instellen van een aantal minimale sociale basisrechten. Hierdoor zouden alle werknemers, in de gehele eurozone, de garantie krijgen van een aantal minimale rechten waaraan de lidstaten, in hun pogingen hun nationale strijdbaarheid te verhogen, geen afbreuk zouden kunnen doen.
De werknemers in Europa hebben het recht te weten waar zij aan toe zijn. Wij moeten ermee ophouden de indruk te wekken dat de monetaire Unie een onderneming is die gerund wordt door de ministers van Financiën, de bankiers, het grootkapitaal en de grote ondernemingen, en waarbij in feite wordt ingegaan tegen de meest elementaire rechten van de werknemers, die uiteindelijk toch de meerderheid van de Europese bevolking vormen.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een opmerking maken over de uitbreiding van de eurozone. Ik ben het niet eens met al diegenen die de indruk wekken dat wij, in de eurozone, strenger zijn geworden dan voorheen tegenover de nieuwe lidstaten die tot de zone willen toetreden. De criteria die wij toepassen zijn de criteria van het Verdrag van Maastricht. Er is geen verzoek geweest om de criteria die wij bij de ondertekening van het Verdrag, op 7 februari 1992 in Maastricht, hebben aangenomen, te veranderen. Er is geen sprake van om het beleid inzake nominale convergentie los te laten om dit te vervangen door een criterium dat tot afschaffing zou leiden van de toepassing van bepaalde criteria waaraan de eerste leden van de eurozone moesten voldoen. Degenen die de criteria inzake nominale convergentie - anders dan in theorie - ter discussie stellen, wil ik waarschuwen voor het reële risico dat de criteria inzake nominale convergentie vervangen worden door criteria inzake werkelijke convergentie. Als wij criteria inzake de werkelijke convergentie zouden toepassen, zou het voor de nieuwe lidstaten veel moeilijker worden om toe te treden tot de eurozone. Ik denk dan ook dat het verstandig is ons aan de criteria te houden die wij thans hanteren. Dit beleid zal bovendien de geloofwaardigheid van de eurozone versterken.
De wijze waarop de eurozone buiten Europa wordt vertegenwoordigd zou eigenlijk uitgebreid moeten worden behandeld, maar ik zal volstaan met een korte toelichting. De eurozone moet worden vertegenwoordigd door een persoon, door een stem en door een zetel in alle internationale instellingen, en met name in de internationale financiële organisaties. Ik ben ervan overtuigd dat wij nog niet zover zullen zijn als mijn ambtstermijn ten einde loopt, op 1 januari 2009. Toch ben ik er zeker van dat zelfs de meest terughoudende Europeanen op een dag zullen inzien dat wij ons voortdurend belachelijk maken met onze aanspraken om mede leiding te geven in monetaire kwesties wereldwijd, als wij ons op internationale bijeenkomsten zonder een gezamenlijk actieplan blijven presenteren. Mijnheer de Voorzitter, dit waren enkele opmerkingen die ik meende te mogen maken, waarbij ik u mijn verontschuldigingen aanbied omdat ik niet, zoals mijn gewoonte is, op alle sprekers heb kunnen reageren; ik moest enigszins beknopt reageren, aangezien ik niet aanwezig was toen de verschillende sprekers - met de betrokkenheid die het Parlement eigen is - het woord voerden.
De Voorzitter. Het debat is gesloten.
De stemming vindt dinsdag om 11.30 uur plaats.
Schriftelijke verklaring (artikel 142 van het Reglement)
Jean-Pierre Audy (PPE-DE). - (FR) Hoewel er in het verslag van mijn gewaardeerde collega, de heer García-Margallo y Marfil, een aantal bijzonder interessante analyses en voorstellen over de eurozone naar voren wordt gebracht, betreur ik het dat de kwestie van de ontwikkeling van de euro van een technische munt naar een beleidsinstrument ten dienste van groei en werkgelegenheid niet meteen aan de orde wordt gesteld. Het monetaire beleid dat door de Europese Centrale Bank (ECB) wordt gevoerd, lijkt haaks op de realiteit te staan: normaal gesproken zou er sprake moeten zijn van een sterke wisselkoers bij een sterke economische groei, en zou de wisselkoers lager moeten zijn bij een geringe groei. In Europa doet zich sinds het begin van de jaren negentig echter het omgekeerde voor. Terwijl de lidstaten hervormingen doorvoeren, leidt het streven om de inflatie tot nul procent terug te brengen, dat wordt ingegeven door een slecht monetair beleid, ertoe dat Europa middelmatige resultaten behaalt op het gebied van de economische groei.
Als dit zo doorgaat, terwijl de prijzen van grondstoffen en energie overal ter wereld de pan uitrijzen, dan zal zowel de inflatie als de groei bij ons op nul uitkomen, terwijl de industriëlen zich uiteindelijk in de dollarzone zullen vestigen. Bij dit alles lijkt het wel alsof de ECB het economisch beleid negeert, terwijl haar Amerikaanse tegenhanger juist nergens anders aan denkt.