Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2174(INI)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0364/2006

Debatten :

PV 13/11/2006 - 17
CRE 13/11/2006 - 17

Stemmingen :

PV 14/11/2006 - 11.2
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0486

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 14 november 2006 - Straatsburg Uitgave PB

12. Stemverklaringen
Notulen
  

- Verslag-Daul (A6-0377/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de deskundigen zijn het er over eens dat de ontvolking van het platteland de komende jaren nog zal toenemen. Dat leidt ook tot massale sterfte onder de boerenbedrijven. Ons mislukte subsidiebeleid, waar vaak alleen de herenboeren van geprofiteerd hebben, en het jarenlange gebrek aan aandacht voor het platteland, hebben deze zorgwekkende tendens nog versterkt.

We moeten er dus voor zorgen dat de kleine boeren en de boeren in berggebieden kunnen overleven, we moeten in de steden en op het platteland gelijkwaardige leefomstandigheden bieden, we moeten zorgen voor een verbetering van de infrastructuur en we moeten netwerken tussen de verschillende regio’s opbouwen. Daarom heb ik voor het verslag-Daul gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Met haar voorstel voor de ontwikkeling van de energiegewassen en de productie van biomassa wil de Commissie de gevolgen opvangen van de impasse waarin de landbouweconomie, de werknemers in de agro-alimentaire industrie en de kleine en middelgrote boerenbedrijven vanaf het eerste jaar van toepassing van het nieuwe GLB - en die impasse zal alleen maar groter worden met de voltooiing daarvan - verzeild zijn geraakt.

De stimulansen waarvan in het voorstel sprake is en de voorwaarden voor de uitbetaling daarvan begunstigen de grote landbouwbedrijven van de noordelijke landen van de EU, die een betrekkelijk voordeel hebben wegens bepaalde bodem- en weersomstandigheden en wegens de grootschaligheid van de landbouwbedrijven, maar niet de landen met een droog zomerklimaat en kleine bedrijven. Deze stimulansen hebben immers een horizontaal karakter en daarin wordt bewust geen rekening gehouden met specifieke omstandigheden.

In mijn land zijn er bijvoorbeeld geen arealen opgenomen in het regime voor braaklegging en deze kunnen dus ook niet met energiegewassen worden beplant. Daarom heeft mij land geen enkele baat bij deze maatregelen. Bovendien is de steun per hectare van 0,45 euro per hectare onbeduidend en kan hoe dan ook geen echte stimulans zijn.

Om al deze redenen zijn wij het niet eens met de voorgestelde verordening, ofschoon wij in principe positief staan tegenover het oorspronkelijke voorstel voor energiegewassen dat de Commissie heeft gedaan voor de nieuwe lidstaten. Dit voorstel beoogt weliswaar gelijke behandeling maar levert uiteindelijk geen gelijke behandeling op.

 
  
  

- Verslagen-Descamps (A6-0338/2006 en A6-0339/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb vóór het verslag gestemd van mijn geachte collega Marie-Hélène Descamps over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren. Dit verslag sluit naadloos aan bij een oude traditie van samenwerking, en het is logisch dat we speciale relaties tot stand brengen via de jongeren van de Europese Unie en van Canada, die de zonen van Europa zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Hélène Descamps (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Deze overeenkomsten hebben tot doel onze samenwerking op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleiding met enerzijds Canada en anderzijds de Verenigde Staten uit te breiden.

De eerder met de Europese Unie gesloten samenwerkingsprogramma’s, in 1995 en 2000, worden dan ook met 8 jaar verlengd: van 2006 tot 2013.

De samenwerkingsovereenkomst met Canada is gericht op het versterken en verbreden van de werkingssfeer van de eerdere overeenkomst door middel van een nieuw kader voor samenwerking op jongerengebied.

De nieuwe overeenkomst met de Verenigde Staten, die gedeeltelijk in de plaats komt van het eerdere programma, bevat vernieuwende programma’s die afgesloten worden met transatlantische diploma’s. De overeenkomst heeft tot doel de uitwisseling van studenten en docenten te bevorderen, het programma Schuman-Fulbright uit te breiden en een nauwere institutionele samenwerking tot stand te brengen in het hoger onderwijs.

Deze beide overeenkomsten hebben hun nut in het verleden reeds bewezen. De tenuitvoerlegging moet niet alleen de toegankelijkheid en het concurrentievermogen van onze systemen van hoger onderwijs ten goede komen, maar ook bruggen slaan tussen onze volkeren en het wederzijdse begrip bevorderen.

Ik ben blij dat ons Parlement heeft ingestemd aan het sluiten van deze overeenkomsten, waardoor de banden tussen onze beide continenten kunnen worden aangehaald.

 
  
  

- Verslag-Matsouka (A6-0346/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de burger wordt al mobieler. Werken of studeren in een andere lidstaat van de EU, er de oude dag doorbrengen: het wordt al gebruikelijker. Er zijn heel wat ingewikkelde vragen en problemen in verband met de sociale zekerheid, en die hebben we nog niet opgelost. Vergeleken met ruim dertig jaar geleden, toen we de eerste Europese regelingen hiervoor vastlegden, is er weliswaar heel wat veranderd, maar in de praktijk is er nog veel werk aan de winkel, en dat wordt in het verslag-Matsouka volgens mij niet onderkend. Daarom heb ik me van stemming onthouden.

 
  
  

- Verslag-Morillon (A6-0331/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De kweek van inheemse vissoorten en schelpdieren heeft een pijlsnelle ontwikkeling doorgemaakt, en nu willen de bedrijven hun belangen in deze sector uitbreiden tot de kweek van niet-inheemse soorten.

De ontwerpverordening voorziet in bepaalde veiligheidskleppen, aangezien overduidelijk het gevaar bestaat dat na het introduceren van niet-inheemse soorten de biodiversiteit van een gebied wordt verstoord.

Men zal waarschijnlijk nooit volledige zekerheid kunnen hebben op dit gebied, vooral omdat het de belanghebbende bedrijven zelf zijn die de noodzakelijke gegevens moeten verschaffen, op een soortgelijke wijze als bij de GGO’s.

De geschiedenis heeft weliswaar aangetoond dat de introductie van soorten als karper, forel, enzovoort, geen gevolgen heeft gehad voor de betrokken gebieden, maar er is geen enkele zekerheid dat dit historisch precedent zich zal herhalen, hoeveel inspanningen men ook onderneemt en hoeveel veiligheidskleppen men ook inbouwt.

Anderzijds is de vangst en kweek van die soorten in de landen waarin deze soorten deel uitmaken van de natuurlijke populatie, en waarin dus geen sprake is van gevaar op verstoring van het natuurlijk ecosysteem, een goed alternatief voor de introductie van die soorten en de waarschijnlijke economische voordelen die daarmee gepaard gaan. Men zou bovendien de betrokken landen dan de kans geven om zich te ontwikkelen, met alle voordelen van dien voor hun volkeren, in plaats van dat men economische resultaten genereert in de landen van de EU. Met andere woorden, de bedrijven zullen winst maken maar deze winst gaat ten koste van de volkeren in de landen waar deze niet-inheemse soorten vandaan komen.

 
  
  

- Verslag-Morillon (A6-0311/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. - (SV) Ik ben van mening dat de financiële steun van de EU aan de visserijsector zo snel mogelijk moet worden afgeschaft en dat de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de overbevissing zelf compensatie moeten bieden aan de ontwikkelingslanden die door de visserijovereenkomsten van de EU worden getroffen. Die compensatie moet niet worden gefinancierd uit de begroting van de EU.

Ik heb ondanks alles besloten om voor het verslag te stemmen, omdat het bijzondere nationale belangen minder mogelijkheden biedt om invloed op de steun uit te oefenen.

 
  
  

- Verslag-Catania (A6-0380/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie is in feite het eerste instrument op mondiaal niveau voor het voorkomen en bestrijden van corruptie.

Het doel is op mondiaal niveau een strategie en een kader te creëren met een pakket belangrijke minimumnormen die in alle deelnemende staten toepassing moeten vinden. Die normen moeten preventie, onderzoek en repressie van corruptie betreffen maar ook bevriezing, inbeslagneming, confiscatie en teruggave van de opbrengsten van dit soort misdrijven.

De Commissie heeft onderhandeld, wat een effect heeft gehad op de onderdelen van het verdrag die de bevoegdheden van de Gemeenschap raken. Namens de Gemeenschap heeft de Commissie de onderhandelingen in september 2005 afgerond.

Ik steun derhalve het sluiten van dit verdrag. Ik betreur het evenwel dat drie lidstaten (Zweden, Slovenië en Estland) dit verdrag nog niet hebben ondertekend.

Ik hoop dat het ratificatieproces van de Gemeenschap en de lidstaten die nog niet geratificeerd hebben zo snel mogelijk afgesloten zal zijn. De snelle inwerkingtreding van het verdrag is van doorslaggevend belang om doeltreffender te kunnen optreden bij het voorkomen en bestrijden van dit soort misdrijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Het is onaanvaardbaar dat de EU nu probeert om al haar lidstaten te verenigen tegen een derde partij in een internationale overeenkomst. Het hele idee achter het VN-Verdrag tegen corruptie is gebaseerd op vrijwilligheid en respect voor het nationale zelfbeschikkingsrecht. Rapporteur Catania heeft er in zijn verslag voor gekozen om zich ter ondersteuning van het voorstel te beroepen op 26 verschillende artikelen in het verdrag. Geen van deze artikelen geeft de EU de bevoegdheid of de competentie om een juridisch bindende overeenkomst met een derde partij te sluiten. In plaats daarvan moet de EU zich toespitsen op de wijdverbreide corruptie in haar eigen instellingen. De interne corruptie in de EU is een groeiend probleem, dat het vertrouwen van de burgers in de hele Europese gedachte ondermijnt.

De Zweedse partij Junilistan vindt dat de EU haar boekje te buiten gaat en stemt daarom tegen het voorstel in zijn geheel.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Ik kon natuurlijk niet anders dan mijn steun geven aan dit verslag. De strijd tegen corruptie op mondiale schaal is een onmisbaar doel voor goed bestuur in de landen die deel uitmaken van de internationale gemeenschap. Sterker nog, het is daarmee eveneens een essentiële factor voor vrede en ontwikkeling.

Afgezien van alle ethische en economische overwegingen is er een andere belangrijke zaak die de strijd tegen corruptie op wereldschaal tot een sleutelfactor maakt voor de internationale betrekkingen. Landen met corrupte regeringen laten zich leiden door regels, criteria en belangen die onverenigbaar zijn met duurzame ontwikkeling, samenwerking en vrede. De strijd aanbinden met dergelijke regeringen betekent vechten tegen een van de oorzaken van conflicten en armoede.

Het volstaat evenwel niet deze verdragen te ondertekenen. In de internationale praktijk - met name op het gebied van samenwerking, waar de EU zo'n belangrijke rol speelt - dient die strijd deel uit te maken van onze maatstaven voor het ondernemen van actie. Dat is de reden waarom ik heb voorgestemd.

 
  
  

- Verslag-Mulder (A6-0319/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk. - (PT) Het Commissievoorstel dat in dit verslag wordt behandeld, beoogt Verordening nr. 1698/2005/EG in overeenstemming te brengen met het akkoord van de Europese Raad van 15/16 december 2005 over de financiële vooruitzichten 2007-2013, voor wat betreft de “aftoppingsregeling voor de overdracht van steungelden naar het Cohesiefonds” en de vrijstelling van Portugal van de cofinancieringsplicht voor een bedrag van 320 miljoen euro.

Op grond van dat akkoord valt het voor Portugal bestemde bedrag van 320 miljoen euro niet “onder de medefinancieringsregeling”, “gezien de bijzondere moeilijkheden waarmee de Portugese landbouw te kampen heeft”.

Voor Portugal behoorden de invoering van een “nationale envelop” in het kader van het totale bedrag dat is uitgetrokken voor het nieuwe instrument voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en de verdubbeling van het oorspronkelijk voorgestelde bedrag - waarbij nog eens de vrijstelling kwam als blijk van erkenning van de moeilijkheden waarmee de Portugese landbouw te kampen heeft - tot de meest positieve aspecten van het akkoord dat onder Brits voorzitterschap is bereikt tijdens de lange en moeizame onderhandelingen over het financiële kader voor de komende periode 2007-2013.

Daarom heb ik voor het verslag van de heer Mulder gestemd, waarin wordt aanbevolen het desbetreffende Commissievoorstel goed te keuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) De Zweedse partij Junilistan vindt dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (of “plattelandsontwikkeling”, zoals dat vanaf 2007 zal heten) geleidelijk moet worden afgeschaft.

In de week van 23 oktober 2006 constateerde de Europese Rekenkamer voor het dertiende achtereenvolgende jaar dat ze niet kon garanderen dat meer dan een klein deel van de 105 miljard euro van de EU-begroting op juiste wijze of voor de juiste doelen is gebruikt. De controle op de landbouwsteun is een van de grootste problemen, en er zijn grote problemen met de controle in bepaalde sectoren, zoals de steun voor de olijfolieproductie.

Dit kan zo niet doorgaan. De openstaande financieringskraan van de EU moet worden dichtgedraaid. Daarom hebben we tegen dit verslag gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Neil Parish (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Met dit verslag wordt goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie om twee wijzigingen aan te brengen in het financieringsmechanisme voor plattelandsontwikkeling. Een en ander is in overeenstemming met het akkoord dat in december 2005 door de Europese Raad is gesloten over de financiering van de plattelandsontwikkeling in de periode 2007-2013. De conservatieve leden in dit Parlement hebben dat financieel akkoord van december 2005 verworpen en kunnen dan ook geen voorstellen goedkeuren die hieruit voortvloeien.

De Britse regering heeft een gouden kans verprutst om een eerlijkere verdeling van de fondsen voor plattelandsontwikkeling tot stand te brengen. Zij heeft namelijk - zelfs al in dat vroege stadium - een aantal lidstaten de mogelijkheid geboden om zichzelf aanzienlijke bedragen toe te kennen van de toch al gereduceerde hoeveelheid financiële middelen die ter beschikking staat. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat het Verenigd Koninkrijk slecht 3,5 procent van de voor de EU-15 beschikbare middelen toegewezen heeft gekregen. Het betreffende voorstel geeft daarnaast Portugal een vrijstelling van de verplichting om te zorgen voor medefinanciering van de bedragen die dat land tijdens de Raad in december voor zichzelf heeft veiliggesteld. De conservatieven zijn van mening dat hiermee een gevaarlijk precedent is geschapen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het wordt steeds dringender het landbouwbeleid en de voor de boeren bestemde fondsen te koppelen aan doeleinden betreffende plattelandsontwikkeling. Daarnaast motiveer ik mijn stem voor dit verslag met het feit dat het voorstel de buitengewone situatie waarin de Portugese landbouw verkeert, erkent en Portugal derhalve vrijstelt van de nationale medefinancieringsplicht.

Zoals trouwens duidelijk blijkt uit de vraag die ik aan de Commissie heb gesteld, zijn in het recente verleden de boeren, de landbouw en de potentiële plattelandsontwikkeling in Portugal benadeeld door de incompetentie of onwil van de regering, die grote bedragen ongebruikt heeft gelaten. Daarom is deze uitzonderlijke regeling volledig gerechtvaardigd.

 
  
  

- Verslag-Lienemann (A6-0373/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. - (PT) Ik heb voor het verslag-Lienemann (A6-0373/2006) gestemd over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu, omdat deze richtlijn “strategie voor het mariene milieu” het mogelijk maakt de noodzakelijke uitvoering te geven aan de bevordering van het duurzaam gebruik van de zeeën en de mariene ecosystemen, zoals geformuleerd in het zesde Milieuactieprogramma.

Een belangrijk deel van de Europese burgers woont in kuststreken en is voor zijn werk of vrije tijd afhankelijk van de zee. Het ontwikkelen van nationale mariene strategieën - teneinde een goede milieutoestand te bereiken en de kwetsbaarste mariene ecosystemen en de bioverscheidenheid te beschermen en te behouden - biedt de mogelijkheid de activiteiten in het mariene milieu op duurzame niveaus te handhaven zonder de activiteiten van de komende generaties, noch het vermogen van de mariene ecosystemen om te reageren op natuurlijke en door de mens veroorzaakte veranderingen, op het spel te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) We vinden het belangrijk een beleidskader voor het mariene milieu te creëren met toereikende financiële middelen. Vanwege dat strategisch belang is het essentieel dat de lidstaten beoordelingsstrategieën en milieudoeleinden voor hun mariene milieu vastleggen, zowel in samenwerking met de andere lidstaten als met derde landen, daar op dit gebied het beleid van het ene land gevolgen kan hebben voor de overige landen.

In dit hele proces is de kernkwestie het eigendom en het beheer van de zeeën waarop deze richtlijn van toepassing is. Zowel de ontwerprichtlijn als de amendementen in het verslag-Lienemann die vandaag zijn aangenomen, beginnen met de definitie van “Europese zeeën”, maar het is niet duidelijk wat de EEZ is en welke rol elke lidstaat speelt.

Aan de andere kant wordt er met betrekking tot de oprichting van supranationale organismen niet gezegd of een besluit daartoe uitsluitend met eenparigheid van stemmen kan worden genomen - uitgaande van het principe van soevereine staten met gelijke rechten - of dat het daarentegen met meerderheid van stemmen kan worden opgelegd, zoals de zogenaamde Europese Grondwet voorzag. Gezien het gebrek aan duidelijkheid in deze kwesties hebben we ons bij de eindstemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het voorstel voor een richtlijn ‘marine strategie’ heeft tot doel een hoog beschermingsniveau te bieden voor de zeeën en oceanen in Europa, meer kennis te vergaren over die wateren - waarin nog veel te ontdekken valt - en een beheersstrategie te formuleren met een geïntegreerde aanpak en kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het verminderen van de druk op de mariene hulpbronnen en ecosystemen.

Het voorstel bevat ook een verwijzing naar de noodzakelijke cofinanciering door de Europese Unie van de uitvoeringsmaatregelen ter naleving van de richtlijn en het opnemen van die maatregelen in de begrotingen vanaf het jaar 2007. Deze maatregel is zeer belangrijk voor Portugal, daar mijn land over een zeer grote exclusieve economische zone (de grootste EEZ van de Europese Unie) beschikt waarmee veel kosten gemoeid zijn.

Het amendement van de EVP ter wijziging van het jaar waarin de geformuleerde doelstellingen bereikt dienen te zijn (2017 in plaats van 2021), is aangenomen. Daaruit blijkt de ambitie waarmee het Parlement dit onderwerp behandelt en de mate van betrokkenheid van het Parlement bij de zoektocht naar een “goede milieutoestand” voor het mariene milieu.

De overige maatregelen die de PPE-ED heeft voorgesteld ter verzekering van een duurzame uitvoering van de economische activiteiten in verband met de zeeën en oceanen, de bescherming van de biodiversiteit en het voorkomen van vervuiling zijn ook zeer belangrijk, daar ze een aanzienlijke verbetering betekenen van het voorstel van de Europese Commissie …

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Ambroise Guellec (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Het doet me deugd dat het verslag van mevrouw Lienemann over de “richtlijn mariene strategie” - een essentiële richtlijn die in het verlengde ligt van de waterkaderrichtlijn - in eerste lezing is aangenomen. Ik plaats echter vraagtekens bij de haalbaarheid van het tijdsplan dat zojuist is goedgekeurd. De kennis van het mariene milieu is namelijk nog niet toereikend om binnen de ingekorte termijn de milieusituatie van Europese zeeën goed in kaart te kunnen brengen. We zien nu bij de tenuitvoerlegging van de waterrichtlijn dat de voorbereidingfase/inventarisatie altijd moeilijk is en langer duurt dan verwacht. Het mariene milieu wordt bovendien geenszins gekenmerkt door snelle veranderingen. Het door de Commissie voorgestelde tijdsplan lijkt me dan ook al strak genoeg.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Wij hebben waardering voor het initiatief betreffende het beleid voor het mariene milieu in het kader van de noodzakelijke samenwerking en coördinatie tussen de verschillende landen. Bij dit beleid dient de volledige soevereiniteit van de lidstaten over hun grondgebied en hulpbronnen gewaarborgd te zijn en rekening gehouden te worden met economische, sociale en milieuaspecten.

Het behoud van de visbestanden wordt met name door de vervuiling van de zee en het intensieve zeevervoer, met alle gevolgen van dien voor de visserijactiviteiten, in gevaar gebracht. De visserij is echter in dit kader niet de enige en zeker niet de belangrijkste factor.

De visbestanden en het herstel daarvan zijn onmisbaar voor het verzekeren van de toekomst van de visserij: zonder vis kan er niet gevist worden. Daarom zijn de vissers de belangrijkste belanghebbenden bij de bescherming en het herstel van het mariene milieu. In dit verband moeten de herstelmaatregelen voor de bestanden ook de nodige, toereikend gefinancierde economische en sociale compensatiemaatregelen voor de sector en zijn werknemers omvatten.

De centrale kwestie is de eerbiediging van de soevereiniteit van de lidstaten, met name van hun EEZ en hun bevoegdheid om autonome maatregelen uit te voeren ter bescherming van hun visbestanden.

Tot slot meen ik dat, gezien de noodzakelijke relatie tussen de mariene strategie en het GVB, die strategie zijn structuren niet mag opleggen aan de visserijsector.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. - (EN) Het is noodzakelijk dat wij het mariene milieu beschermen en in stand houden. De definitie van wat een goede milieutoestand is, levert daaraan een positieve bijdrage. Met de aanneming van amendement 91 staan wij echter nog wel toe dat de aardolie- en aardgasexploitatie in mariene milieus voortgezet wordt, zij het met inachtneming van de internationale regelgeving. In dat verband is het van belang dat de bijdrage die de aardolie- en aardgassector aan de Schotse economie levert, onderkend wordt.

 
  
  

- Verslag-Sornosa Martínez (A6-0287/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, kwik is een zeer giftige en gevaarlijke stof. Een verbod op het gebruik van kwik in alle apparaten, met name voor huishoudelijke gebruik, is een uiterst zinvol voorstel en wordt door alle vijfentwintig regeringen in de Raad ondersteund.

Desalniettemin heeft de PPE-DE-Fractie onder druk van de Britse conservatieven steun gegeven aan extra uitzonderingen voor juist die producten die naar alle waarschijnlijkheid hun weg naar dat huishoudelijk gebruik weten te vinden; dat is nu precies de meest gevaarlijke plaats. Dit strookt ook niet met de uitlatingen die David Cameron in Engeland zelf doet. Dit strookt zelfs niet met de verplichting die de Conservatieve Partij op haar website op zich heeft genomen om alle gevaarlijke chemische stoffen geleidelijk uit te bannen.

Ik hoop in ieder geval dat de Britse conservatieven na hun weken durende campagne tegen zogeheten “dictaten” vanuit Brussel, zich in het vervolg van dergelijk taalgebruik zullen onthouden. Zij moeten vandaag toch ook geconstateerd hebben dat via een democratische stemming wordt besloten of een bepaalde Europese wetgeving er wel of niet komt en dat dit niet op basis van een “dictaat” van de Commissie gebeurt.

Wellicht dat zij geen spijt zullen betuigen over wat zij vandaag hebben aangericht, maar ik hoop in ieder geval wel dat zij zich van dergelijke formuleringen zullen onthouden in hun campagnes voor of tegen dergelijke onderwerpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Dit voorstel vloeit voort uit de “Strategie van de Gemeenschap voor kwik”, die in januari 2005 is goedgekeurd. Het doel is het gebruik van kwikhoudende producten terug te dringen door het op de markt brengen van kwikhoudende apparatuur te verbieden.

Door het aannemen van dit verslag is het op de markt brengen van alle soorten meettoestellen verboden. Het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie is gewijzigd, zodat de verordening zo snel mogelijk in werking kan treden.

Producten die al op de markt zijn gebracht, antieke apparaten, verzamelobjecten en barometers, zijn van de verordening uitgesloten. Voor de productie van barometers geldt een vergunningsplicht en die producten kunnen slechts gefaseerd uit de markt worden genomen.

Het gebruik van traditionele barometers in Europa is zeer beperkt. Ook de in die producten verwerkte hoeveelheid kwik is zeer klein. Het uitsluiten van deze barometers van het voorstel, samen met meetapparatuur die meer dan vijftig jaar oud is, is een belangrijke maatregel. De bestaande kleine producenten worden erdoor beschermd en het kwik kan opnieuw worden gebruikt. Indien die barometers deel uit zouden maken van het voorstel (en derhalve de bedrijven die traditionele barometers produceren, zouden verdwijnen), zouden verontreiniging en onvoorziene kwikstromen het gevolg kunnen zijn …

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE), schriftelijk. - (PT) Ik heb gestemd voor het verslag van mevrouw Sornosa Martínez (A6-0287/2006) over het voorstel van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen van bepaalde kwikhoudende meettoestellen. Daar deze stof zeer giftig is voor de mens, voor ecosystemen en voor dieren en planten in de natuur is het immers belangrijk de verkoop van deze producten aan banden te leggen om te voorkomen dat aanzienlijke hoeveelheden kwik in de afvalstroom terechtkomen en zo bij te dragen aan een hoger niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid.

Kwikhoudende toestellen dienen altijd vervangen te worden als er veiliger alternatieven op de markt voorhanden zijn. Het is echter mogelijk uitzonderingen toe te staan, als er nog geen geschikte alternatieven bestaan. Die uitzonderingen mogen ook gemaakt worden voor de zeldzame gevallen van instandhouding van traditionele barometers, museumcollecties en industrieel erfgoed.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb het verslag met betrekking tot het beperken van kwik gesteund, omdat kwik een zeer gevaarlijke stof is. Ik was hogelijk verbaasd toen ik merkte dat de Britste conservatieve afgevaardigden in dit Parlement tegen een verbod stemden. Dat strookt niet met de expliciete toezegging die hun voorman David Cameron heeft gedaan in verband met een verbod op gevaarlijke chemicaliën. Het is triest dat de Britse conservatieven zich zo weinig aan de gezondheid en veiligheid van toekomstige generaties gelegen laten liggen. Nogmaals, zij zeggen het ene in het Verenigd Koninkrijk, maar doen het andere in het buitenland.

 
  
MPphoto
 
 

  Linda McAvan (PSE), schriftelijk. - (EN) Uit een rapport van The Lancet dat vorige week in het Verenigd Koninkrijk is gepubliceerd, worden de gevaren benadrukt die giftige chemicaliën voor de gezondheid van ongeboren en jonge kinderen kunnen hebben. Kwik is extreem giftig, bioaccumulatief en persistent in het milieu. Er zijn geen veilige blootstellingsniveaus, maar desalniettemin blijft kwik in onze afvalstroom terechtkomen via afgedankte huishoudelijke producten die kwik bevatten. Daarom hebben de Labour-afgevaardigden in dit Parlement zich aangesloten bij de vijfentwintig regeringen van de EU en de Commissie om kwik voor alle toepassingen geleidelijk uit te bannen, op enkele essentiële uitzonderingen na. Wij zijn tegen een permanente uitzondering voor kwikbarometers omdat er alternatieven beschikbaar zijn. Wij hebben wel een langere overgangsperiode van twee jaar voorgesteld voordat het verbod op kwikbarometers definitief in werking treedt, zodat de sector zich aan de nieuwe wetgeving kan aanpassen. Uiteraard zullen wij dat voorstel ook steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. - (FR) In januari 2005 schaarde het Europees Parlement zich met een overgrote meerderheid achter mijn verslag over het Europees actieplan 2004-2010 inzake milieu en volksgezondheid. Een van de in het verslag genoemde aanbevelingen was een geleidelijk verbod op een aantal chemische stoffen die, zoals het kwik - dat wordt gebruikt in amalgaamvullingen en niet-elektronische meet- en regelinstrumenten - buitengewoon zorgwekkend zijn voor de volksgezondheid. Deze stoffen moeten vervangen worden door veiligere alternatieven.

De drieëndertig ton kwik die elk jaar in de Europese Unie wordt gebruikt, veroorzaakt, net als andere zware metalen, neurologische aandoeningen waar met name kinderen aan lijden.

De volksgezondheid moet vanaf nu absoluut op de eerste plaats komen in onze samenlevingen, waar chemische stoffen alomtegenwoordig zijn. Daarom vind ik het jammer dat 327 van mijn collega’s - tegen het advies van onze rapporteur, mevrouw Sornosa, in - hebben gemeend het verbod te moeten versoepelen, op grond waarvan voorwerpen zoals thermometers en barometers die kwik bevatten en bestemd zijn voor het grote publiek niet langer op de markt gebracht mogen worden.

Morgen moeten we echter nog een stap verder gaan en de vijfentwintig lidstaten oproepen verregaande maatregelen te nemen, opdat kwik in al zijn vormen verdwijnt uit kwetsbare openbare ruimten, zoals kraamafdelingen, crèches, ziekenhuizen en scholen.

 
  
  

- Verslag-Goepel - wetgevingsvoorstel (A6-0315/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, uit deze stemming blijkt dat de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) nog steeds in alle fasen en op alle fronten op hevige weestand stuit van mensen en organisaties met gevestigde belangen op landbouwgebied.

Ondanks die weerstand heef die gefaseerde hervorming niet alleen al tot een relatieve afname van de GLB-uitgaven geleid, maar ook tot een omschakeling van de uitgaven voor prijsondersteuning naar uitgaven voor meer milieugerichte verbeteringen, inkomenssteun en plattelandsontwikkeling. De uitvoersubsidies zullen ook geleidelijk afgeschaft worden. Er zijn echter nog meer van dergelijke maatregelen noodzakelijk. Die maatregelen zullen er ook komen, ondanks de weerstand die tot uiting is gekomen tijdens de stemming van vandaag.

 
  
MPphoto
 
 

  Hynek Fajmon (PPE-DE). - (CS) Dames en heren, de in de Tsjechische Republiek gekozen afgevaardigden van de ODS-partij hebben vandaag geweigerd hun steun te verlenen aan het verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende voorschriften voor de vrijwillige modulatie van directe betalingen, van de hand van de heer Lutz Goepel. Het verslag verwerpt het voorstel van de Commissie - dat is gebaseerd op een akkoord met de Raad - om de flexibiliteit van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verhogen en een sterkere band te leggen met de concrete nationale omstandigheden.

Dit parlementaire standpunt is werkelijk te gek voor woorden, en daarom kunnen wij dit verslag dan ook absoluut niet ons fiat geven. Het huidige gemeenschappelijke landbouwbeleid is discriminerend voor alle nieuwe lidstaten, inclusief de Tsjechische Republiek. Met zijn verwijzing naar het beginsel van non-discriminatie steekt de rapporteur op wel heel schandelijke wijze de draak met de boeren van de nieuwe lidstaten. Want die discriminatie is namelijk nu al een feit. Dit jaar ontvangen genoemde boeren rechtstreekse betalingen ter hoogte van slechts 35 procent, terwijl de boeren in de oude lidstaten honderd procent krijgen. Daarom hebben wij gestemd zoals we gestemd hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Michl Ebner (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me dat ik even niet heb opgelet.

Ik wilde uitleggen dat ik het wel degelijk eens ben met de werkwijze en het standpunt van de rapporteur, Lutz Goepel, en dat ik niet goed begrijp waarom de Commissie zo hardnekkig bij haar voorstel blijft. Ik hoop dat we in de komende twee maanden, die we er nu bij hebben gekregen, manieren kunnen bedenken om te verhinderen dat het landbouwbeleid wordt gerenationaliseerd, terwijl de financiering ervan wordt gecommunautariseerd. Ik zal proberen om hiertoe bij te dragen.

Ik denk dat er wel ruimte bestaat voor onderhandelingen, en hoop dat de Europese Commissie in dit verband een wat redelijker standpunt in zal nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Thijs Berman (PSE), schriftelijk. - De Nederlandse leden van de PSE-Fractie zijn vanzelfsprekend voor meer modulatie, voor het overhevelen van fondsen van de eerste naar de tweede pijler van de landbouwbegroting. Modulatie betekent vanuit sociaal-democratisch oogpunt een belangrijke verbetering, want de huidige inkomenssubsidies zijn onrechtvaardig. De grootste boeren krijgen immers onevenredig veel meer dan de anderen. Ze zijn ook ineffíciënt, want ze verhogen de koopkracht van de boer onvoldoende.

Plattelandsontwikkeling biedt meer kansen voor alle bewoners van het platteland. Jong en oud hebben daar goede voorzieningen nodig, een sterke infrastructuur en een diverse economie. Plattelandsontwikkeling is ook in het belang van de grote meerderheid van de boeren.

Vrijwillige modulatie is minder wenselijk dan verplichte modulatie vanwege de mogelijke verstoring van concurrentieverhoudingen tussen Europese boeren. Toch kan de Partij van de Arbeid ook daarmee akkoord gaan, omdat het een stap in de goede richting is. De Raad heeft echter een besluit genomen zonder de meest elementaire democratische weg te bewandelen. Het Europees parlement is over deze grote ingreep in de begroting niet gehoord.

Vanwege dat democratische tekort is het voor ons jammer genoeg niet mogelijk om achter het voorstel voor de verordening te staan. Wij hebben ons daarom van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luis Manuel Capoulas Santos, Fausto Correia, Edite Estrela, Emanuel Jardim Fernandes, Elisa Ferreira, Ana Maria Gomes, Jamila Madeira, Manuel António dos Santos en Sérgio Sousa Pinto (PSE), schriftelijk. - (PT) Wij hebben tegen het voorstel van de rapporteur gestemd en daarmee onze steun gegeven aan het wetgevingsvoorstel van de Commissie, omdat de “modulering” - dat wil zeggen de mogelijkheid om een bedrag tot 20 procent van de gelden bestemd voor landbouwers die meer dan 5000 euro per jaar ontvangen, over te hevelen van de eerste naar de tweede pijler van het GLB - een essentieel instrument is om enige gerechtigheid te kunnen introduceren bij het verdelen van de landbouwsubsidies.

In Portugal bijvoorbeeld ontvangt slechts 5 procent van de boeren meer dan 5000 euro per jaar. Wij vinden het onbegrijpelijk dat men de voorkeur geeft aan de huidige situatie boven het alternatief van de “vrijwillige modulering”.

De ondertekenaars van deze stemverklaring bepleiten als ideale oplossing de “verplichte modulering”, die volgens hen op korte of middellange termijn onvermijdelijk zal moeten worden ingevoerd. Wij vinden het onbegrijpelijk dat het Parlement het voorgestelde alternatief heeft verworpen.

In het geval van Portugal zou de voorgestelde uitvoeringsmaatregel het mogelijk maken 50 miljoen euro extra per jaar uit te trekken voor plattelandsontwikkeling en vele boeren die nu helemaal geen subsidie ontvangen steun te verlenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het centrale probleem bij dit verslag is dat het Commissievoorstel geen echte modulering is. Het is met andere woorden geen maatregel die leidt tot meer steun voor degenen die weinig ontvangen of tot het geven van steun aan degenen die niets ontvangen, ten koste van degenen die veel ontvangen. Het doel daarvan zou zijn meer rechtvaardigheid te garanderen bij de steunverdeling tussen producenten, landen en producten en steun te verlenen aan de kleine en middelgrote boeren en aan de familiebedrijven.

Wij menen dat de Europese Commissie een nieuw voorstel in moet dienen om te komen tot een echte modulering. Die moet verplicht zijn, meer rechtvaardigheid creëren en financiële middelen vrijmaken door het invoeren van een bovengrens voor de steun per bedrijf (plafonnering) en een procentuele stijging van de steun voor de boeren die in het kader van het GLB de minste steun ontvangen (modulering). Een voorbeeld daarvan is een stijging van 15 of 20 procent voor de boeren die minder dan 5000 euro steun ontvangen. Zelfs uitgaande van dat maximum kan er dan rekening worden gehouden met uiteenlopende situaties.

Zo niet, dan lopen we het risico de bestaande ongelijkheden te vergroten. Daarom dringen wij er bij de Europese Commissie op aan het voorstel te wijzigen, om te vermijden dat een besluit hierover een rechtvaardiging gaat vormen voor het hernationaliseren van het GLB. Daarom hebben wij tegen het verslag gestemd, om de weg vrij te maken voor een rechtvaardiger voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Claude Fruteau (PSE), schriftelijk. - (FR) Nu de Unie geconfronteerd wordt met een krachtige opleving van nationalistische sentimenten, luidt het voorstel van de Commissie tot een vrijwillige modulering van de rechtstreekse betalingen in het kader van het GLB een nieuwe fase in bij het afbrokkelen van de solidariteit binnen de Unie.

Om dit gevaar af te wenden moet het Parlement reageren en zijn stem laten horen, om nogmaals te onderstrepen hoeveel waarde de vertegenwoordigers van de Europese volkeren hechten aan het ‘gemeenschappelijke’ karakter van het Europese openbare beleid, waarvan het GLB het krachtigste symbool en de meest succesvolle verwezenlijking is.

Met het oog hierop heb ik vóór het verslag-Goepel gestemd dat vandaag in de plenaire vergadering aan de orde was, en met name voor het expliciete verzoek om het voorstel van de Europese Commissie te verwerpen.

Met dit standpunt, dat de mening van de meeste hier aanwezige afgevaardigden weerspiegelt, maakt het Europees Parlement op heldere en ondubbelzinnige wijze kenbaar dat het zijn visie op het toekomstige Europa niet overboord wil gooien, en van het GLB geen variabele wil maken om de laakbare tekortkomingen te compenseren van een Europese begroting die lamgelegd wordt door het gebrek aan ambitie van de Europese lidstaten.

Het standpunt geeft aan dat we moeten vasthouden aan een systeem van steun aan producenten dat gebaseerd is op het billijkheidsbeginsel. Alleen met een dergelijk systeem kan een rendabele, concurrerende en solidaire Europese landbouw gegarandeerd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Wij stemmen tegen dit verslag, maar we onthouden ons van stemming over het Commissievoorstel in deze zaak.

In de toelichting van het verslag is een aantal standpunten uiteengezet. Zo wordt kritiek geleverd op de stopzetting of de renationalisering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid - iets wat de Zweedse partij Junilistan een goede zaak vindt - gezegd dat dit strijdig is met het participatierecht van het Europees Parlement, een standpunt dat Junilistan niet deelt.

Bovendien wordt in de toelichting beweerd dat de health check, of “tussentijdse evaluatie”, zoals wij het liever noemen, van de langetermijnbegroting die voor 2008/2009 is gepland alleen mag dienen als grondslag voor voorstellen voor de financieringsperiode vanaf 2013. Met dat standpunt is Junilistan het absoluut niet eens. Wij vinden dat de tussentijdse evaluatie reeds in de huidige begrotingsperiode 2007-2013 tot bezuinigingen in de begroting voor de landbouw/plattelandsontwikkeling moet leiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Christa Klaß (PPE-DE), schriftelijk. - (DE) Volgens het voorstel van de Raad zouden de lidstaten het recht krijgen om twintig procent van de rechtstreekse betalingen voor de landbouw van de eerste naar de tweede pijler over te hevelen. De Commissie heeft dat voorstel overgenomen, en dit zal ongetwijfeld leiden tot lagere steunbedragen voor de landbouw. De Raad, het Parlement en de Commissie hadden in het kader van de financiële vooruitzichten afgesproken om de uitgaven voor onder andere het Europese landbouwbeleid pas na 2013 weer ter discussie te stellen. Onze boeren moeten weten waar ze aan toe zijn. Dat is noodzakelijk voor hun planning en hun concurrentiepositie. Daarom moeten we nu garanderen dat het blijft bij de bedragen die tot 2013 voor de landbouwbegroting waren afgesproken, en dat dit geld daadwerkelijk voor agrarische activiteiten wordt uitgegeven. We moeten er voor zorgen dat gezinnen die van de landbouw leven, in alle lidstaten dezelfde financiële steun in de vorm van compensatiebedragen krijgen. Met het Europese landbouwbeleid willen we bereiken dat het economische klimaat op de gemeenschappelijke markt voor alle boeren in Europa vergelijkbaar is. In het voorstel van de Commissie ontbreekt de effectbeoordeling, waarmee vastgesteld zou kunnen worden of dit misschien tot een ongelijke behandeling leidt. Daarom kan het Europees Parlement het onmogelijk steunen.

Ik heb hier tegen gestemd, om de eisen van de boeren kracht bij te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De Commissie zet met haar voostel om de rechtstreekse steun met 20 procent te verminderen een nieuwe aanval in op de kleine en middelgrote boerenbedrijven. De overheveling van 20 procent van de middelen voor rechtstreekse betalingen van de eerste naar de tweede pijler - waar in feite de industrie en de grote landbouwbedrijven de vruchten van zullen plukken - betekent een steun- en inkomensvermindering voor de kleine en middelgrote landbouwbedrijven.

Het gevolg zal zijn dat steeds meer kleine en middelgrote landbouwers het bijltje erbij neer moeten leggen en dat de landbouwproductie geconcentreerd wordt in een kleiner aantal handen. In heel veel gevallen zullen de landbouwproductie en de werkgelegenheid in de landbouwsector zelfs achteruitgaan en deze achteruitgang zal niet opgevangen kunnen worden met de ontwikkeling van activiteiten in de tweede pijler.

Er is voorgesteld om deze overheveling facultatief te maken. Enerzijds zullen daardoor twee categorieën van landbouwers ontstaan en anderzijds zou deze facultatieve overheveling in de nabije toekomst verplicht kunnen worden gesteld. Dergelijke manoeuvres zijn in het verleden al eens eerder uitgevoerd.

De landbouwers in Griekenland ondervinden de negatieve gevolgen van het nieuwe GLB aan hun eigen lijf. De tabaksproductie is met 70 procent en de suikerbietenteelt met 40 procent verminderd. De voltooiing van het GLB zal ook in andere fundamentele landbouwproducties in mijn land dezelfde negatieve gevolgen hebben. Het onderhavige voorstel is de zoveelste klap die de landbouwers te verwerken krijgen naast alle andere grote, opeengehoopte problemen. Daarom zijn wij tegen dit voorstel.

 
  
MPphoto
 
 

  Poul Nyrup Rasmussen, Ole Christensen, Dan Jørgensen, Britta Thomsen en Christel Schaldemose (PSE), schriftelijk. - (DA) De Deense sociaaldemocraten hebben voor het voorstel van de Commissie gestemd, waarmee de lidstaten in staat moeten worden gesteld om een vrijwillige modulatie binnen het landbouwbeleid toe te passen. Zij hebben dus tegen het verslag van het Parlement gestemd, waarin het voorstel van de Commissie wordt verworpen.

Met nadruk zij opgemerkt dat de Deense sociaaldemocraten het liefst een omvangrijke verplichte modulatie zouden hebben, maar aangezien men het op dit punt niet eens is geworden, beschouwen wij een vrijwillige modulatie als een bruikbaar alternatief. Er dient echter te worden benadrukt dat een verplichte modulatie - afschaffing op termijn van de rechtstreekse steun - nog steeds het doel is.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. - (EN) Voor een effectief GLB is een continue hervorming vereist. Het is teleurstellend dat het voorstel van de Commissie om een vrijwillige modulatie van het GLB in te voeren, is verworpen. Door het invoeren van die modulatie zou namelijk een duurzame aanpak van de plattelandsontwikkeling gewaarborgd zijn. Ik hoop dat alle afgevaardigden met een direct belang in de landbouw dat ook kenbaar maken en zich van stemming onthouden.

 
  
MPphoto
 
 

  Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) De delegatie van de Britse conservatieven heeft voor het verwerpen van het modulatievoorstel gestemd, zoals dat door Lutz Goepel is voorgelegd. Wij hebben dat gedaan omdat wij de Commissie de mogelijkheid willen bieden om met iets beters voor de dag te komen. Wij hebben grote bezwaren tegen de “deal” die minister-president Blair tijdens de Europese Raad rond kerstmis vorig jaar in elkaar heeft geflanst. Daardoor is de rechtstreekse steun voor Engelse landbouwers gereduceerd ten gunste van de financiering van programma’s voor plattelandsontwikkeling.

Niet alleen mijn landbouwers in het gebied van Witham en Maldon - rondom Coggeshall, Terling, de Teys en de Tolleshunts - maar ook de landbouwers in andere delen van Engeland verlangen in het kader van het GLB een eerlijke behandeling. Een vrijwillige modulatie die ten koste gaat van 20 procent van de rechtstreekse steun aan de landbouw, betekent dat onze landbouwers zelfs 20 procent slechter af zijn dan hun tegenhangers in Wales, Schotland en Ierland, en dan heb ik het nog niet over de Franse landbouwers. Mijn landbouwers hebben er geen vertrouwen in dat de Britse regering ofwel via ons ministerie van Milieu, Voedsel en Plattelandszaken ofwel via het Agentschap voor plattelandsbetalingen in staat is om tijdig correcte betalingen uit te voeren, of zelfs überhaupt in staat is om voor enige betaling aan veel individuele landbouwers zorg te dragen. Daarnaast bestaat nu het gevaar dat de Europese Commissie het Verenigd Koninkrijk vanwege zijn absurde opstelling een boete oplegt. Ook die rekening zal dan weer door de landbouwers betaald moeten worden. Onze plattelandsgemeenschap heeft een eerlijk akkoord nodig, maar door de incompetentie van de regering krijgen zij veel te weinig.

 
  
  

- Verslag-Hennicot-Schoepges (A6-0382/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het verslag dat vandaag is aangenomen, vormt een bevestiging van het Commissievoorstel om een publiek-privaat partnerschap (PPP) in het leven te roepen voor de realisering van een Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem. Welnu, de vorming van dit PPP is een gevaarlijk precedent, daar het de eerste Europese PPP zou zijn waaraan de Europese Commissie deelneemt.

Ik wil niets afdoen aan de noodzaak onze systemen voor de luchtverkeersbeveiliging voortdurend te moderniseren en te verbeteren, zodat ze betrouwbaarder, preciezer en vooral veiliger worden. Die systemen zijn immers belangrijk voor de veiligheid van iedereen die beroepshalve of als passagier gebruik maakt van het luchtruim. Wij zijn evenwel van mening dat het genoemde doel niet beter bereikt wordt als men het tot speelbal maakt van de belangen en pressie van de particuliere sector. Integendeel zelfs.

Aan de andere kant betreuren we het dat er geen rekening is gehouden met het door ons in de Commissie vervoer en toerisme (medeadviserende commissie) ingediende amendement, waarin wij voorstelden om bij de te nemen besluiten in de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming de belangen te behartigen van de organen voor personeelsvertegenwoordiging in de luchtverkeersbeveiliging. Om al die redenen hebben we dit verslag niet kunnen steunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. - (DE) Ik stem voor een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem.

Ik ben verantwoordelijk voor het verslag over de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), en juist daarom sta ik volledig achter het doel van de Gemeenschap om voor de luchtverkeersbeveiliging een efficiënte infrastructuur op te bouwen. Op die manier willen we een veilige, energiezuinige en milieuvriendelijke ontwikkeling van de luchtvaart mogelijk maken. Daarbij willen we gebruik maken van de vooruitgang die we hebben geboekt met programma’s als GALILEO.

Als we de meest recente prognoses bekijken, zien wij dat het luchtverkeer in Europa voor 2025 zal verdubbelen. Daarom moeten we de meest moderne technieken invoeren voor de communicatie tussen piloten en luchtverkeersleiders, die nu nog via de radio verloopt.

We moeten een duurzame basis leggen voor het succes van SESAR, en daarom pleit ik voor een publiek-privaat partnerschap met deelneming van de Europese Gemeenschap.

 
  
  

- Verslag-García-Margallo y Marfil (A6-0381/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb me onthouden van stemming over het verslag van mijn geachte collega José Manuel Garcia-Margallo y Marfil over de eurozone in 2006. Ofschoon het zeer interessante analyses bevat, vind ik het namelijk jammer dat het de ontwikkeling van de euro van een technische valuta tot een politiek instrument ten dienste van groei en werkgelegenheid niet direct aan de orde stelt. Het door de Europese Centrale Bank (ECB) gevoerde monetaire beleid lijkt niet te stroken met de werkelijkheid: normaliter zou de valutakoers sterk moeten zijn wanneer de economische groei sterk is en zou moeten depreciëren wanneer de groei zwak is. In Europa zien we sinds het begin van de jaren negentig echter het tegenovergestelde. Terwijl de lidstaten hervormingen doorvoeren, leidt het streven naar nulinflatie door een misplaatst monetair beleid ertoe dat Europa middelmatige resultaten boekt als het gaat om economische groei. Als dat zo doorgaat - en nu de prijzen van grondstoffen en energie wereldwijd de pan uitrijzen - zullen wij behalve nulinflatie ook nulgroei hebben, en zullen bedrijven hun activiteiten uiteindelijk verplaatsen naar de dollarzone. Met alles wat er gebeurt, lijkt het erop dat de ECB een blinde vlek heeft voor economisch beleid terwijl zijn Amerikaanse tegenhanger aan niks anders denkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het is bekend dat de invoering van de euro een politiek besluit was, dat geen rekening hield met de specifieke behoeften van de landen die deel uitmaken van de eurozone. Dat blijkt duidelijk uit de verschillen tussen de landen van de eurozone in 2005 wat betreft de omvang van de economische groei, werkloosheid en inflatie.

Wij hebben altijd beweerd dat met één monetair beleid en de beperkingen van het Stabiliteitspact voor de begroting - om de belangen van de economische en financiële groepen te dienen - de werknemers zouden moeten opdraaien voor de problemen ten gevolge van de invoering van de euro. Dit verslag maakt dat volstrekt duidelijk als het stelt dat “de arbeidsmarkten flexibeler moeten worden en dat de onderdelen van de wetgeving inzake arbeid in vaste loondienst die de aanpassing van de arbeidsmarkt in de weg kunnen staan, moeten worden ingetrokken”. Het is met andere woorden een pleidooi voor de liberalisering van het ontslagrecht en voor tijdelijke arbeidscontracten. Het verslag vraagt ook dat “lonen sneller op veranderende economische omstandigheden kunnen reageren” of anders gezegd dat de lonen met het verloop van de cyclus verlaagd worden. Duidelijker had het niet verwoord kunnen worden.

Toch is daarmee de rapporteur nog niet tevreden gesteld. Hij bepleit dan ook voorts de liberalisering van diensten en energie, strikte toepassing van het Stabiliteitspact en naleving van de Lissabon-agenda. Het is met andere woorden de catechismus van het Europees liberaal denken.

Daarom hebben wij tegengestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Hoewel Zweden in een referendum besloten heeft af te zien van deelname aan de Europese Monetaire Unie, hebben wij besloten tegen dit verslag te stemmen, en wij willen graag motiveren waarom we dat hebben gedaan.

Het verslag geeft een goed beeld van de manier waarop de EMU gepaard gaat met de oprichting van een EU-staat. Volgens het verslag moet het macro-economisch beleid tussen de eurolanden worden gecoördineerd, en de eurozone moet met één stem spreken in internationale financiële instellingen en fora. In het verslag wordt gepleit voor een betere fiscale en budgettaire coördinatie, en ook de nationale begrotingsplannen moeten worden gecoördineerd. Het doel van de invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag in Europa zou kunnen worden bereikt met behulp van het mechanisme voor nauwere samenwerking, als de lidstaten geen unanieme overeenkomst kunnen bereiken.

We kunnen alleen maar vaststellen dat de nee-stemmers bij het Zweedse referendum over de EMU in 2003 volstrekt correct redeneerden, toen ze erop wezen dat de EMU een grote stap is op de weg naar de Verenigde Staten van Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Het beleid van de Britse Conservatieve Partij met betrekking tot de euro is duidelijk en ondubbelzinnig: wij stellen alles in het werk om het pond te behouden.

Wij hebben er geen behoefte aan om deel te nemen aan de gemeenschappelijke munteenheid, maar wij willen ook niet dat het europroject een mislukking wordt. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat een sterke Europese economie met een stabiele munteenheid ook in het belang van het Verenigd Koninkrijk is, omdat hierdoor een goede handelsomgeving voor het Britse bedrijfsleven en onze industrie wordt gecreëerd.

In overeenstemming met het standpunt dat wij al jarenlang hanteren met betrekking tot kwesties die verband houden met de euro en de eurozone hebben ik en mijn Britse conservatieve collega’s ons van stemming over dit verslag onthouden.

 
  
  

- Verslag-Kuskis (A6-0364/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Glyn Ford (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik ben oceanograaf en ik steun dit verslag over de thematische strategie inzake het mariene milieu dan ook van ganser harte. Veelt te lang heeft de EU het plattelandsbeleid in het landbouwbeleid ondergedompeld. Daar komt nu eindelijk op een positieve manier verandering in, nu onderkend wordt dat de landbouw slechts een klein, zij het belangrijk deel van de plattelandseconomie vormt. Met betrekking tot het maritiem beleid hebben wij met soortgelijke problemen te maken. Dat beleid is te lang op te veel aspecten als onderdeel van het visserijbeleid behandeld. Ook daar komt nu verandering in. Zo heeft de Commissie inmiddels haar Groenboek over het maritiem beleid ter raadpleging aan ons voorgelegd. Overigens heb ik onlangs in Weymouth aan een conferentie over dit onderwerp deelgenomen van het South West Regional Development Agency (Regionaal ontwikkelingsagentschap voor het zuidwesten). Dankzij het Groenboek van de Commissie, het onderhavige verslag en het verslag-Lienemann waar wij eerder vandaag al over hebben gestemd, lijkt het erop dat wij het eendimensionale maritieme beleid eindelijk gaan inwisselen voor een beleid dat niet alleen onze zeeën, oceanen en kusten omvat, maar waarin ook essentiële aandacht aan milieu, vervoer en toerisme wordt besteed.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) In dit commentaar op de strategie voor het mariene milieu wijst de rapporteur op diverse interessante en belangrijke kwesties. Onder andere wordt gesteld dat het gemeenschappelijk visserijbeleid moet voldoen aan de eisen inzake duurzame ontwikkeling, en tevens dat de lidstaten die acute maatregelen willen nemen om een zeker bestand te beschermen, daarvoor toestemming moeten krijgen.

Een van de negatieve punten van het verslag is de financiering. De rapporteur is verontrust over het gebrek aan middelen om de strategieën uit te voeren, waarmee hij impliciet aangeeft dat er middelen uit de communautaire begroting moeten worden bijgepast om het doel mogelijk te maken. Het zou een goed idee zijn om bijvoorbeeld middelen uit de structuurfondsen te halen.

Ons eindoordeel is dat de positieve punten van het verslag opwegen tegen de negatieve, en daarom hebben we bij de stemming van vandaag voor gestemd.

 
  
  

- Verslag-Purvis (A6-0370/2006)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Dit initiatiefverslag heeft tot doel een Europese interne markt voor hypothecair krediet te realiseren en die markt grensoverschrijdend te bevorderen. De belangstelling van de banken en kapitaalmarkten voor dit thema is groot, als we bedenken dat de uitstaande hypothecaire leningen in 2004 4,7 biljoen euro bedroegen, ofwel 45 procent van het BBP van EU. Het betreft hier een duidelijke groeimarkt.

Het verslag volgt de liberale aanpak en bepleit meer concurrentie in de sector door het vergroten van het aantal Europese hypotheken of grensoverschrijdende hypotheken, het creëren van een secundaire markt voor hypothecair krediet, de mogelijkheid te onderhandelen over hypothecaire kredieten op de kapitaalmarkt, het bevorderen van fusies en grensoverschrijdende overnames in de sector van de financiële dienstverlening, het openstellen van deze markt voor andere instellingen dan kredietinstellingen, het garanderen van de vrijheid van dienstverlening en de liberalisering van deze diensten, het beperken van de reguleringsbevoegdheden van de staat, het aanbieden van hypothecair krediet via internet en de toegang voor buitenlandse instanties tot de gegevensbestanden van de kredietnemers, met inbegrip van gegevens over niet afgeloste leningen.

Het is niet moeilijk in te zien dat al deze voorstellen de grilligheid van de financiële markten bevorderen en de met hypotheek bezwaarde goederen in gevaar brengen. Het gaat daarbij om het spaargeld van vele arbeiders en anderen die een huis hebben gekocht. Daarom heb ik tegengestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jules Maaten (ALDE), schriftelijk. - Als liberale fractie spreekt het voor zich dat we voorstander zijn van het openen van de marktgrenzen, ook wat betreft de hypotheekmarkt. Ik sta dan ook positief tegenover het verslag-Purvis waarin onderzoek wordt voorgesteld naar verschillende maatregelen waardoor voordelen voor de consument behaald kunnen worden door onder andere meer concurrentie tussen hypotheekgevers. Ik zie me echter genoodzaakt tegen het verslag-Purvis te stemmen, omdat dit verslag niet erg duidelijk is omtrent de verschillende systemen van belastingvoordeel bij het afsluiten van een hypotheek, en meer bepaald het harmoniseren hiervan. Het gaat hier om een explorerend eerste voorstel, waarin vooral vragen worden gesteld naar verder onderzoek. Het wetgevend stadium is nog ver weg.

 
  
MPphoto
 
 

  Toine Manders (ALDE), schriftelijk. - De hypotheekmarkt valt onder het vrij verkeer van diensten en daarom steun ik het creëren van een interne markt voor hypothecair krediet. Maar aan het harmoniseren van het systeem van belastingsaftrek van hypotheekrente via een Brusselse achterdeur werk ik niet mee.

Keer op keer benadrukken politici dat Europa zich moet bezighouden met hoofdlijnen en grensoverschrijdende zaken. Deze uitspraak van het Europees Parlement staat daarmee echter op gespannen voet. Dat het belastingbeleid niet behoort tot de bevoegdheden van de Europese Unie lijkt een meerderheid van de parlementsleden niet te interesseren. Daarom heeft de VVD-delegatie in het Europees Parlement gemeend tegen paragraaf 45 in het verslag-Purvis te moeten stemmen en heeft de delegatie tegen het gehele verslag gestemd. Ik betreur het dat geen enkele grote fractie het heeft aangedurfd over dit dossier een hoofdelijke stemming aan te vragen. Aldus is het voor de Europese burger niet mogelijk te achterhalen hoe individuele parlementsleden hebben gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. - (EN) Ik sta positief tegenover het Groenboek over hypothecair krediet in de EU, waarin onderzocht wordt hoe concurrentie op de communautaire markt de keuzemogelijkheden voor consumenten kan vergroten en de kosten kan terugdringen.

Het vertrouwen dat consumenten in banken hebben, is daarbij van cruciaal belang. Dat betekent dat de bereidheid van een kredietnemer om met een buitenlandse kredietgever in zee te gaan niet alleen bepaald wordt door de mate waarin de betreffende hypotheekvoorwaarden concurrerend zijn, maar ook door de mate van consumentenbescherming die de buitenlandse hypotheekverstrekker kan garanderen.

Ierland beschikt in vergelijking met de rest van de EU over een relatief geavanceerde markt voor hypothecaire kredieten, inclusief de toegang tot een volledig pakket aan concurrerend geprijsde hypothecaire producten. Deze markt zou via dochterondernemingen of buitenlandse vestigingen op natuurlijke wijze en op grotere schaal in andere landen voet aan de grond kunnen krijgen, indien de markt ook op andere gebieden gestimuleerd werd. Ik ben dan ook van mening dat interventies op wetgevingsgebied uitsluitend in allerlaatste instantie gebruikt mogen worden, als namelijk gebleken is dat de marktwerking heeft gefaald.

Ik sta volledig achter het voorstel van de Commissie om elektronische kadasterregisters te creëren die on line toegankelijk zijn. Het is namelijk een feit dat hypotheeknemers zich niet op andere markten zullen begeven als zij geen absolute zekerheid over de staat van hun onderpand kunnen krijgen. Gezien de ervaringen van veel burgers bij het kopen van vastgoed overzee, is een on-lineregister met alle relevante kosten die verband houden met de eigendomsrechten van een huis van essentieel belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernadette Vergnaud (PSE), schriftelijk. - (FR) Er zijn vijfentwintig nationale wetgevingen voor hypothecair krediet en binnenkort zullen er zevenentwintig zijn die een gemeenschappelijke Europese benadering in de weg staan. Met dit door de Europese Commissie voorgestelde Groenboek kunnen we eindelijk adequaat onderzoek doen naar deze kwesties en de juiste opties kiezen.

Elke communautaire maatregel die betrekking heeft op de Europese markt voor hypothecair krediet moet in de eerste plaats direct ten goede komen aan de burger. De consument vindt echter vaak te veel obstakels op zijn weg, of ze nu juridisch of economisch van aard zijn.

Door vóór het verslag van John Purvis te stemmen heb ik ervoor gekozen de hypothecaire kredietmarkt toegankelijk te maken voor een groter aantal potentiële kredietnemers.

Binnen de Commissie interne markt en consumentenbescherming had ik er persoonlijk op aangedrongen dat haar rapporteur, de heer Medina Ortega, oog zou hebben voor kredietnemers met onzekere en zwakke kredietprofielen, werknemers met een contract voor bepaalde tijd en mensen die voor het eerst een huis kopen.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid