3. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
4. Besluit inzake verzoeken om urgentverklaring
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië [COM(2006)0506 - C6-0334/2006 - 2006/0168(CNS)]
Rosa Miguélez Ramos (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie visserij. - (ES) Mevrouw de Voorzitter, aangezien de voorzitter van de Commissie visserij, de heer Morillon, niet aanwezig is, wil ik simpelweg namens de commissie zeggen dat wij voor deze urgentieverklaring zijn. Wij denken dat het, precies zoals de Commissie voorstelt, nodig is om de procedure te versnellen. Daarom steunt de Commissie visserij dit verzoek om urgentieverklaring.
(Het verzoek om urgentverklaring wordt ingewilligd)(1)
5. Presentatie van het jaarverslag van de Rekenkamer - 2005 (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het jaarverslag van de Rekenkamer. Het doet mij groot genoegen om de heer Weber, president van de Rekenkamer, welkom te mogen heten in het Parlement.
Hubert Weber, president van de Rekenkamer. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte vice-voorzitter Kallas, geachte afgevaardigden, dames en heren, het is een genoegen om vandaag tijdens de plenaire vergadering van het Europees Parlement deel te mogen nemen aan uw debat over het 29ste jaarverslag van de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2005.
Ik heb dit verslag op 23 oktober in Straatsburg al voorgelegd aan de Commissie begrotingscontrole, en op 7 november in Brussel aan de Raad Economische Zaken en Financiën. Met het jaarverslag van de Rekenkamer wordt het hoogtepunt bereikt van het grondig en bijzonder ingewikkeld onderzoek dat onze controleurs in de daaraan voorafgaande twaalf maanden ter plekke hebben verricht, op alle niveaus die betrokken zijn bij het beheer van de financiële middelen van de EU.
De Rekenkamer gaat uit van de principes van de internationale boekhoudnormen, en externe deskundigen hebben bevestigd dat onze controleverslagen gebaseerd zijn op een nauwkeurig onderzoek van de steekproefsgewijs geselecteerde verrichtingen uit de verschillenden begrotingsonderdelen en op een evaluatie van het functioneren van de interne mechanismen voor de controle op de uitgaven. De enige basis voor de Rekenkamer om geen betrouwbaarheidsverklaring te verlenen zijn ernstige vormfouten, fouten met financiële gevolgen, te hoog opgegeven uitgaven, steun aan begunstigden die daarvoor niet in aanmerking kwamen en niet-subsidiabele uitgaven
We hechten veel waarde aan de verplichting om doelmatigheidscontroles door te voeren, die sinds de oprichting van de Rekenkamer in het Verdrag is vastgelegd. De resultaten daarvan publiceren we in onze speciale verslagen. Bovendien is de beoordeling door de Rekenkamer van de systemen voor de interne controle, die voor de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring nodig is, een belangrijke basis voor deze doelmatigheidscontroles.
Ik zou graag in willen gaan op onze belangrijkste conclusies voor 2005. De Rekenkamer stelt met genoegen vast dat op een aantal gebieden heel wat vooruitgang is geboekt. De Commissie is er in geslaagd om van de kassaboekhouding over te stappen op de periodetoerekening per begrotingsjaar. De Rekenkamer komt tot de conclusie dat de geconsolideerde jaarrekening voor 2005 voor de totale begroting van de EU met een totaal bedrag van 105 miljard euro betrouwbaar is. Ik moet deze betrouwbaarheidsverklaring echter enigszins relativeren, aangezien de activa al met al overgewaardeerd zijn, en de regels voor de overdracht niet op een consequente manier zijn toegepast.
Wat betreft de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen die aan de betalingen ten grondslag liggen kan de Rekenkamer ook deze keer voor de inkomsten, de vastleggingen, de administratieve uitgaven van de EU en de pre-toetredingsstrategie zonder enig voorbehoud een betrouwbaarheidsverklaring verlenen, behalve voor SAPARD.
Ik heb ook goed nieuws in verband met het geïntegreerde beheers- en controlesysteem inzake de landbouw (GBCS), dat wordt gebruikt voor 56 procent van de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Net als in 2004 bevestigt de Rekenkamer dat dit systeem, als het volgens de regels wordt toegepast, er mede voor kan zorgen dat er geen uitgaven voor de landbouw worden gedaan die niet in overeenstemming zijn met de regels. Dat geldt de facto voor de EU-15, met uitzondering van Griekenland. In de nieuwe lidstaten van de EU schiet de toepassing van het GBCS weliswaar goed op, maar we kunnen nog niet zeggen dat deze systemen al helemaal functioneren.
Uit de uitvoerige controle-informatie van de Rekenkamer blijkt dat er nog heel wat schort aan de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven voor andere sectoren, die het leeuwendeel van de uitgaven uit de EU-begroting voor hun rekening nemen. Het probleem is de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen die aan die betalingen ten grondslag liggen. Met andere woorden, de Rekenkamer kan met name voor de uitgaven van het landbouwbeleid, de structuurmaatregelen, het intern beleid en het buitenlands beleid eens te meer geen onvoorwaardelijke betrouwbaarheidsverklaring afgeven. De reden daarvoor zijn de talloze onregelmatigheden die we hebben vastgesteld, zoals te hoge uitgavenstaten, het dubbel afrekenen van kosten, het geven van steun aan begunstigden en/of projecten die daarvoor niet in aanmerking komen, het terugbetalen van uitgaven die niet zijn verricht en het overtreden van de regels voor openbare aanbestedingsprocedures.
Zulke onregelmatigheden kunnen zich voordoen omdat de bestaande interne controles op de uitgaven van de EU te kort schieten. Het EU-Verdrag bepaalt dat het de taak van de Commissie is om ervoor te zorgen dat er op alle bestuursniveaus van de EU interne controlesystemen bestaan, en in de praktijk ook goed functioneren. De Rekenkamer heeft niet alleen in verband met het gedeelde beheer van de landbouwsector en bij de structuurmaatregelen informatie verkregen over foutief uitgevoerde controles op betalingen, maar we hebben ook vastgesteld dat de Commissie niet bepaald het goede voorbeeld geeft bij de uitgaven waarvoor ze direct verantwoordelijk is, voor het binnenlands en buitenlands beleid. Op het gebied van het onderzoek is het aantal controles door de Commissie op de uitgavenstaten in 2005 bijvoorbeeld aanzienlijk gedaald, hoewel er nog steeds veel fouten worden gemaakt, en ondanks het inherente risico van deze categorie van uitgaven.
De Commissie argumenteert dat de fouten die de Rekenkamer heeft ontdekt en openbaar gemaakt niet veel betekenen, omdat er allerlei correctiemechanismen zijn ontwikkeld, die in de loop van meerdere jaren bij de definitieve afsluiting van de programma’s aantonen welke fouten er zijn gemaakt en welke onregelmatigheden zich hebben voorgedaan, en deze fouten ook corrigeren.
De controle door de Rekenkamer toont aan dat deze correcties in de praktijk onvoldoende waren, en niet altijd gericht op de uiteindelijke begunstigde. Bovendien kleven er heel wat fouten aan de procedure voor de terugvordering. In verband met het gedeelde beheer met de lidstaten is vastgesteld dat er bij de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen voor de landbouwuitgaven grote vertragingen zijn ontstaan. Het laatste jaar dat volledig is afgesloten is 1998. Bovendien worden de geldboetes wegens fouten in het systeem in verband met de betrouwbaarheidsverklaring altijd opgelegd aan de instanties van de lidstaten. Meestal worden de te veel betaalde bedragen niet van de uiteindelijke begunstigde teruggevorderd. Daarom is de belastingbetaler in de lidstaten het kind van de rekening, en niet de uiteindelijke begunstigde, die kunstmatig verhoogde kosten opvoert.
De sluiting van de rekeningen voor de programma’s voor de structurele maatregelen voor de jaren 1994 tot 1999 zijn nog steeds niet helemaal voltooid, en volgens de Rekenkamer kleven er aan een aantal afgesloten programma’s nog steeds te veel fouten. Bovendien heeft de Commissie een aantal programma’s afgesloten zonder te zorgen voor de nodige financiële correcties, hoewel er heel wat twijfels bestonden over de verklaarde uitgaven. Dat wijst erop dat het risico bestaat dat in de praktijk bepaalde fouten in de aanvragen voor tussentijdse betalingen niet zijn rechtgezet.
Ik wil duidelijk zeggen dat de Rekenkamer uiteraard heel blij is met terugvorderingen ten gunste van de begroting van de EU. We moeten er echter ook op wijzen dat de lidstaten via hun controlesystemen verantwoordelijk zijn voor de forfaitaire financiële correcties op zwakke punten. Daardoor worden de fouten in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen die door de uiteindelijke begunstigde worden verricht, meestal niet rechtgezet.
De Rekenkamer is van mening dat deze tekortkomingen door de volgende maatregelen moeten worden rechtgezet: er moet een logische keten komen van efficiënte interne controles, die gebaseerd zijn op eenduidige en doelmatige voorschriften, en op gemeenschappelijke principes en normen. Daarbij moeten we rekening houden met de evaluatie van de risico’s die gepaard gaan met de betrokken verrichtingen, en met de kenmerken van de bestuursstructuren. Bovendien moeten er overal in de EU-begroting sancties komen en efficiënte systemen voor terugvorderingen.
De Europese Rekenkamer doet natuurlijk haar best om samen met de nationale instanties voor de financiële controle een actiever beleid te voeren voor kwesties van gezamenlijk belang. Volgende maand vindt in Warschau een vergadering plaats van de contactgroep van de directeurs van de hoogste instanties van de lidstaten voor de financiële controle. De Rekenkamer stelt voor om de bestaande samenwerking uit te breiden, en ook in te gaan op de evaluatie van de interne controlestelsels in de lidstaten.
De bedrijfsregeling, het beëindigen en afsluiten van de lopende uitgavenprogramma’s voor de structuurfondsen, het opstarten van de programma’s voor de periode 2007-2013 en ook de toetreding van twee nieuwe lidstaten, die binnenkort plaats zal vinden, zijn weer grote uitdagingen voor de Europese Unie. Staat u mij toe om tot slot toe te lichten hoe het financieel beheer van de EU op deze uitdagingen zou moeten reageren.
Samen met de instanties van de lidstaten moet de Commissie ervoor zorgen dat er op alle bestuursniveaus van de EU efficiënte en betrouwbare systemen voor de interne controle bestaan. Met behulp van die systemen moeten ook weer de nodige toetsingen worden verricht, die correct moeten worden uitgevoerd, waarover verslag moet worden uitgebracht en waaraan gevolgen moeten worden verbonden. Deze systemen moeten bovendien gebaseerd zijn op vereenvoudigde voorschriften voor EU-uitgaven.
Ons gezamenlijk doel moet een Europese Unie zijn die haar begroting volledig in de hand heeft, in het belang van de burgers van de Unie. Ik dank u voor uw aandacht!
Siim Kallas, vice-voorzitter van de Commissie. - (ET) Mevrouw de Voorzitter, geachte mijnheer Weber, geachte afgevaardigden, ik heb mijn voorlopig standpunt ten aanzien van jaarverslag op 23 oktober kenbaar gemaakt aan de Commissie begrotingscontrole. De Commissie is momenteel actief bezig met een follow-up en corrigeert de geconstateerde fouten. De dag nadat het verslag van de Europese Rekenkamer was gepubliceerd, heeft de Commissie een brief gestuurd aan de lidstaten waarin zij hun vroeg om toelichting op en verheldering van de geconstateerde fouten, en om deze ongedaan te maken.
We zullen de conclusies van de Commissie begrotingscontrole dan ook volledig en onmiddellijk in overweging nemen. Net als u echter dient de Commissie zich ook te verdiepen in het politieke belang van het verslag na zijn publicatie. Het is duidelijk dat het bovengenoemde verslag nog geen algemene positieve betrouwbaarheidsverklaring is.
Zoals de heer Weber, de president van de Europese Rekenkamer, opmerkte, geeft de Rekenkamer een betrouwbaarheidsverklaring af wat betreft de “wettigheid en regelmatigheid” van uitgaven, vastleggingen, uitgaven in het kader van de pretoetredingsstrategie, administratieve uitgaven en uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid die deel uitmaken van het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem (GBCS). De Europese Rekenkamer geeft echter geen positieve betrouwbaarheidsverklaring af voor andere terreinen, zoals onderzoeksprogramma´s en structuurfondsen. De voornaamste reden is dat de Rekenkamer te veel fouten heeft aangetroffen tijdens een steekproefonderzoek van de onderliggende verrichtingen op deze terreinen. Zoals de heer Weber verklaarde, moet de oorzaak van deze fouten worden gezocht in “simpele slordigheid of onoplettendheid, gebrekkige kennis van de complexe regels en vermoedelijk ook fraude in verband met de EU-begroting”.
Naar mijn mening is de kritiek op het terrein van de onderzoeksprogramma´s op grond van de controle van vorig jaar helaas gerechtvaardigd. Dat is te wijten aan de vermindering van het aantal controleurs op dit gevoelige terrein met bijna de helft en aan het feit dat onze terugvorderingsprocedures sneller en krachtiger dienen te werken. Het klopt dat wij veel fouten over het hoofd hebben gezien, die de Rekenkamer later wist te achterhalen.
Naar mijn overtuiging is de voornaamste oorzaak van de fouten op dit terrein en andere terreinen de gebrekkige kennis van de complexe regelgeving. Eerlijk gezegd denk ik dat de Commissie te traag is geweest en te weinig heeft gedaan om de regels en richtlijnen te vereenvoudigen en te verhelderen. We stellen deze vraagstukken aan de orde in het actieplan en in de voorstellen voor de nieuwe programmeringsperiode. We zijn blij met de niet aflatende oplettendheid van de Europese Rekenkamer en diens adviezen voor mogelijke verbetering van de situatie.
Ik wil ook aandacht besteden aan het onderwerp fraude. Hoeveel fraude wordt er gepleegd in het kader van de begroting van de Europese Unie? Ieder vermoeden van fraude wordt grondig onderzocht door OLAF, wat wel blijkt uit de twee gevallen waarover pas geleden verslag werd gedaan in de media. De ene zaak hield verband met het Tsjernobyl-project, de andere met het Bureau infrastructuur en logistiek te Brussel. Maar of de gehele begroting van de Europese Unie “is vergeven van de fraude”, zoals sommige verslaggevers jaar na jaar schrijven, is nog maar de vraag.
Staat u me toe te citeren uit het verslag over het beheer en de controle van EU-fondsen dat gisteren door het Britse Hogerhuis is gepubliceerd. Het verslag constateert dat “in de pers vaak wordt gesuggereerd dat er binnen de Europese instellingen een omvangrijke cultuur van corruptie zou bestaan. Wij hebben in ons onderzoek geen bewijzen aangetroffen die deze suggestie schragen.”
De Commissie beschikt over fraudeschattingen ten aanzien van de twee terreinen met de hoogste uitgaven, landbouw en regionale steun, waarbij zij zich baseert op gegevens uit de lidstaten. Deze schattingen laten zien dat er in 13 à 15 procent van de geconstateerde onregelmatigheden vermoedelijk sprake is van fraude, wat overeenkomt met 0,05 procent van de bestedingen van landbouwfondsen en structuur- en cohesiefondsen. Vorig jaar schreef de Commissie 90 miljoen euro af voor oninbare financiële vorderingen, en dat is 0,09 procent van de begroting. Daaruit blijkt wel dat het fraudecijfer marginaal is. Dat betekent uiteraard niet dat we niet ieder afzonderlijk geval serieus moeten aanpakken.
Dit lijkt ook te worden bevestigd door het controlewerk van de Europese Rekenkamer in 2005. Uit alle verkregen informatie, uitgevoerde controles en circa negenhonderd steekproeven van onderliggende verrichtingen die de Rekenkamer in 2005 heeft verricht, zag de Rekenkamer in slechts vier gevallen aanleiding om fraude of ernstige schending van de regels en voorschriften te vermoeden en om het Europees Bureau voor fraudebestrijding. (OLAF) in te schakelen. Na onderzoek te hebben verricht kon OLAF echter in geen van de gevallen bevestigen dat er daadwerkelijk sprake was van fraude. Niettemin heeft de Rekenkamer gewoontegetrouw wederom zinvolle gegevens verschaft die van nut zijn voor het operationele werk van OLAF.
Mijnheer Weber, mevrouw de Voorzitter, na deze opmerkingen over onze zwakke punten, over de noodzaak van vereenvoudiging en de omvang van de fraude, neem ik aan dat de voor kwijting bevoegde autoriteit ook graag de impact zou willen beoordelen die de fouten op de ‘prijs-kwaliteitverhouding´ hebben gehad.
Het verslag van de Europese Rekenkamer meldt (op pagina 138) dat de Rekenkamer 95 projecten heeft gecontroleerd die worden gesubsidieerd door de structuurfondsen, en dat er in 60 projecten fouten zijn geconstateerd. Betekent dat dat tweederde van de structuurfondsen verloren zijn gegaan of zijn verspild? Betekent dat dat de doelstellingen van deze projecten niet zijn verwezenlijkt? Absoluut niet. Sommige baanbrekende onderzoeken zijn wellicht gedaan zonder alle noodzakelijke papierwerk, terwijl er omgekeerd ook onderzoeken zijn gedaan die volgens de formele regels voortreffelijk zijn uitgevoerd zonder dat de doelstellingen zijn verwezenlijkt.
Helaas vermeldt het verslag niet wat de werkelijke uitwerking van de financiering door de Gemeenschap is. Derhalve vragen we ons af welke conclusies het Parlement en de gewone burgers in de lidstaten kunnen trekken uit het overzicht van de Rekenkamer van de fouten in het structuurbeleid.
De Rekenkamer hamert er vaak op dat zij slechts de boodschapper is, en dat de Rekenkamer volgens het Verdrag verplicht is om ieder jaar een betrouwbaarheidsverklaring af te geven over de hele begroting. Dit doet de Rekenkamer door middel van steekproeven van onderliggende verrichtingen en andere controles. Het toetst of de regels worden nageleefd. De Rekenkamer doet dit werk professioneel, voor zover het beperkte personeelsbestand dat toelaat.
Maar wie evalueert de uitwerking van deze fouten op het verwezenlijken van beleidsdoelstellingen? Op welke basis kan het Parlement dergelijke evaluaties uitvoeren? U bent tenslotte, samen met de Raad, de begrotingsautoriteit en hebt het laatste woord over toekomstige begrotingstoewijzingen. Het verslag van de Europese Rekenkamer zou voor u een basis moeten zijn voor de effectiviteitbeoordeling van in het verleden goedgekeurde begrotingen.
Vanuit dat oogpunt denk ik dat we de Rekenkamer moeten vragen een evaluatie te maken van de omvang van de gevolgen die de gemaakte fouten hebben gehad. We weten dat de Rekenkamer de expertise in huis heeft om deze evaluatie te maken. In speciale verslagen geeft de Rekenkamer dergelijke ’prijs-kwaliteit’-evaluaties, wat wij ten zeerste waarderen. Dus waarom ontbreekt een dergelijke analyse in het jaarverslag?
Voor de Commissie betekent betrouwbaar financieel beheer het op doeltreffende wijze verwezenlijken van beleidsdoelstellingen tegen een redelijke prijs. Dit maakt een meerjarenoverzicht van ieder steunprogramma noodzakelijk, waarbij de bestedingen voor het controleren van het programma in evenwicht dienen te zijn met de kosten en baten.
De Commissie is zich er terdege van bewust dat hoogleraren die een verzoek indienen voor subsidiëring van onderzoeksprogramma’s doorgaans geen gediplomeerde boekhouders zijn. We weten dat sommigen fouten zullen maken in hun aanvragen van EU-subsidies. Moet de subsidiëring van onderzoek daarom worden stopgezet? Zeker niet. We beperken de ruimte waarin fouten kunnen worden gemaakt zoveel mogelijk, maar zien te leven met wat er overblijft. Er ontbreekt duidelijk een schakel tussen een negatieve DAS en een positieve kwijting.
Artikel 248, lid 2, van het EG-Verdrag verplicht de Europese Rekenkamer de betrouwbaarheid van het financieel beheer te controleren. Kan de Rekenkamer niet eveneens beoordelen of de Commissie, in een bepaald jaar, daadwerkelijk de noodzakelijke stappen heeft ondernomen om een goede prijs-kwaliteitverhouding te waarborgen? Niet dat dit de taak van de Commissie gemakkelijker zou maken, maar het zou ons allen een helderder beeld geven.
Wellicht gaat dit u te ver. Dat kan zijn, maar het Britse Hogerhuis gaat nog verder in het uiterst serieus verslag dat gisteren is gepubliceerd. Het Hogerhuis verklaart dat “de methodologie op grond waarvan een betrouwbaarheidverklaring wordt afgegeven, aanzienlijk dient te worden verbeterd” en stelt onder ander voor dat de Rekenkamer “een duidelijk onderscheid dient te maken tussen onregelmatigheden en fraude door publicatie van afzonderlijke cijfers over het peil van frauduleuze onderliggende verrichtingen en administratieve fouten” en dat “de betrouwbaarheidsverklaring gericht dient te zijn op het geven van een gedetailleerd overzicht van het financieel beheer in elk van de bestedingscategorieën en lidstaten”, waarbij de “lidstaten die de Europese fondsen slecht beheren” op een lijst worden geplaatst. De Commissie zal dit interessante verslag aandachtig bestuderen.
Ik heb nog een opmerking over de kwestie van de financiële correcties ofwel terugvorderingen. In de betrouwbaarheidsverklaring van dit jaar lijkt de Rekenkamer de relevantie van terugvorderingen voor de DAS in twijfel te trekken, omdat daarmee wat krom is niet recht wordt gemaakt en evenmin de eindbegunstigde ervan wordt weerhouden fouten te maken.
De Commissie is van mening dat dit de actuele situatie niet goed weergeeft. Ieder jaar worden er aanzienlijke bedragen teruggevorderd, door de Commissie van de lidstaten en door de lidstaten van de eindbegunstigden. Dit systeem draagt bij aan een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie. Het heeft een preventieve werking, doordat het de lidstaten prikkelt om hun beheers- en controlesystemen te verbeteren, en om onwettige of onregelmatige betalingen aan eindbegunstigden te voorkomen, te achterhalen en te corrigeren.
Ons - of liever gezegd, de lidstaten - komt de verdienste hiervan toe, en dit zou ook van invloed moeten zijn op de betrouwbaarheidsverklaring. Mevrouw de Voorzitter, nu wil ik graag doorgaan met wat positievere zaken. De Commissie heeft werkrelaties tot stand gebracht met vele nationale controlebureaus en heeft gemerkt dat men positief staat tegenover de controle op EU-fondsen in gedeeld beheer. Het verheugt mij ten zeerste dat president Weber heeft aangekondigd dat de Europese Rekenkamer wil voorstellen om met deze nationale controlebureaus gezamenlijke controles uit te voeren, beginnend met de structuurfondsen en de in de lidstaten doorgevoerde financiële correcties.
We zouden veel doeltreffender zijn in onze pogingen om de lidstaten ervan te overtuigen meer verantwoordelijkheid te nemen voor de uitgaven van de EU-begroting, indien de Europese Rekenkamer bereid was om te werken met de uitkomsten van controles op nationaal niveau en die uiteindelijk ook te gebruiken.
Ik wil afronden met een opmerking over enkele punten van goed nieuws in het jaarverslag van de Rekenkamer. De president van de Kamer, de heer Weber, heeft verklaard dat “de Commissie de nieuwe boekhouding met bekwame spoed heeft ingevoerd, en dat deze nu essentiële informatie biedt, die aanzienlijk completer is dan de informatie waarin de boekhouding op kasbasis voorzag”. Wij zijn trots op deze prestatie.
Over het geheel genomen is de DAS opnieuw negatief. De Commissie betreurt dit, en zal, zoals aangekondigd in het actieplan voor een geïntegreerd kader voor interne controle, de gemaakte fouten corrigeren en verdere actie ondernemen om stelselmatige zwakheden te ondervangen. De Commissie erkent dat er nog veel werk te verzetten is, maar merkt eveneens op dat er ieder jaar aanzienlijke vooruitgang wordt geboekt en dat het beheer van EU-fondsen over het geheel genomen betrouwbaar is. Het is onder controle, maar er is verdere behoefte aan vereenvoudiging van complexe regels. Samen met mijn collega’s in de Europese Commissie zie ik uit naar de meer gedetailleerdere sectorale debatten tijdens de aanstaande hoorzittingen met het oog op de kwijting.
Tot slot wil de Commissie nogmaals benadrukken dat er een discrepantie bestaat tussen de lijst van fouten zoals die zijn geconstateerd door de Europese Rekenkamer en de kwijtingsprocedure. De Commissie zou een controlebenadering toejuichen waarin ook werd gekeken naar de effectiviteit of naar het ‘waar voor ons geld’-beginsel. Wij menen dat dit de kwijtingsautoriteit zou helpen bij de uitvoering van haar belangrijke taak.
Dank u voor uw aandacht.
Salvador Garriga Polledo, namens de PPE-DE-Fractie. - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Weber, geachte commissaris, opnieuw hebben wij het verslag gekregen van de Europese Rekenkamer over het beheer van de Gemeenschapsbegroting en opnieuw zal het Parlement dat verslag met de hoogst mogelijke zorgvuldigheid behandelen. Dit is immers het meest geloofwaardige, meest betrouwbare document over de gezondheidstoestand van de rekeningen van de Europese Unie. Zoals de commissaris voor landbouw, mevrouw Fischer Boel, gisteren heeft gezegd, gaan we echte medische controle verrichten om vast te kunnen stellen hoe gezond de financiën van de Unie zijn.
Ik zal niet eisen dat er meer verantwoording wordt afgelegd dan die welke voortvloeit uit de bevoegdheden van elk van de instellingen. De Rekenkamer doet wat ze moet doen, en krijgt daarbij meestal maar weinig medewerking van de lidstaten en hun nationale controle-instanties. Ik hoop dat de heer Weber in Warschau zal bereiken wat wij in al die jaren niet hebben kunnen bereiken.
Ondanks haar tekortkomingen verricht de Europese Commissie buitengewoon goed werk. Dit is ook bepaald geen gemakkelijk karwei, gezien de beperkte middelen en de enorme hoeveelheid werk. Daarom willen we niet dat dit verslag de aanleiding wordt voor controverse; het moet een serieus instrument zijn waarmee de openbare rekeningen kunnen worden verbeterd.
De Raad en de lidstaten hebben ook hun eigen verantwoordelijkheid, aangezien het met de huidige institutionele structuur van de Europese Unie moeilijk is om de financiële controle verder te verbeteren en de uitgaven beter ten uitvoer te leggen. De vorige sprekers hebben het al gezegd: 80 procent van al het geld wordt in de lidstaten uitgegeven maar we krijgen het maar niet voor elkaar om de ministers van Financiën ervan te overtuigen een betrouwbaarheidsverklaring te ondertekenen over de uitgaven in de lidstaten zelf.
Daarom moet er nog veel werk verzet worden. De vorige spreker denkt als basis onder andere de kosten-batenanalyse, het ‘waar voor ons geld’-beginsel te gebruiken. Het belangrijkste beginsel waardoor wij ons in ons verslag zullen laten leiden, zal goed financieel beheer zijn. We zullen groot belang hechten aan het beheer, zowel het gedeelde als het rechtstreekse en gedecentraliseerde beheer, evenals aan de terugvorderingen.
Tot slot, mevrouw de Voorzitter, zouden wij graag een nieuwe benadering van de betrouwbaarheidsverklaring zien, maar daar zullen we in de komende maanden nog op terugkomen.
Dan Jørgensen, namens de PSE-Fractie. - (DA) Mevrouw de Voorzitter, wij van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement zijn natuurlijk ook niet tevreden met het feit dat de Rekenkamer voor het zoveelste achtereenvolgende jaar de jaarrekening van de EU niet heeft kunnen goedkeuren en geen positieve betrouwbaarheidsverklaring heeft kunnen afgeven. Dat willen we ter inleiding graag benadrukken, maar tegelijkertijd willen we ook zeggen dat wij ondanks onze vele punten van kritiek uiteraard op genuanceerde, progressieve en offensieve wijze werken aan een oplossing van de problemen. Het gaat er niet alleen om dat we kritiek leveren; het gaat er allereerst om dat we uitzoeken welke specifieke soorten problemen zich voordoen en hoe we die kunnen oplossen.
Er is naar onze mening reden om de Rekenkamer te prijzen voor haar gedetailleerde verslag. Wij hebben in onze fractie vele malen gevraagd om meer details. We hebben gevraagd om een ruimere mate van differentiatie met betrekking tot de verschillende soorten fouten. Die is er gekomen, maar is nog niet goed genoeg. Wij zouden bijvoorbeeld graag willen dat er verschil werd gemaakt tussen regelrechte fraude en gewone fouten.
Er is ook reden om de Commissie te prijzen voor de invoering van een nieuw boekhoudsysteem, het geïntegreerde systeem voor financiële controle op de landbouwuitgaven. Op diverse plaatsen zijn vorderingen gemaakt, maar er is natuurlijk ook reden voor kritiek, speciaal wat betreft het interne beleid, waar regelrecht sprake is van achteruitgang ten opzichte van vorig jaar, zoals uit het verslag van de Rekenkamer blijkt. Wij willen natuurlijk de kwijtingsprocedure gebruiken om hierop nader toe te zien, om enige antwoorden af te dwingen en vermoedelijk ook om vooruit te kijken en met betere voorstellen voor een oplossing te komen. In onze fractie roepen wij commissaris Kallas en de Rekenkamer op om de samenwerking voort te zetten en te streven naar een optimale oplossing van deze problemen.
Jan Mulder, namens de ALDE-Fractie. - Voorzitter, wij hebben een debat zoals vele jaren voorheen. Een aantal elementen blijft altijd hetzelfde. Wederom geen betrouwbaarheidsverklaring, zeer tot ontevredenheid van eenieder die de Europese samenwerking een warm hart toedraagt. En wederom is het ons niet volkomen duidelijk waarom die betrouwbaarheidsverklaring niet wordt gegeven.
Ieder jaar vragen wij de Rekenkamer om preciezere informatie en ieder jaar zijn er weer van die typische zinnen in het verslag - ik citeer er een paar: "De Rekenkamer concludeerde dat er zich bij de GLB-uitgaven, over het geheel genomen, nog steeds fouten van materieel belang voordoen". En ten aanzien van de structuurfondsen: "Voor beide programmaperioden (1994-1999 en 2000-2006) stelde de Rekenkamer vast dat de uitgaven niet vrij waren van onregelmatigheden van materieel belang". Ja, wij vragen al jaren om begrotingsonderdelen met hoog risico en laag risico. Is het niet mogelijk voor de Rekenkamer om wat preciezer te zijn en om wat foutenpercentages te geven die acceptabel zijn, enzovoort? Dan kunnen wij ook meten welke verbeteringen er zijn opgetreden.
Ik heb de indruk dat de Commissie wat assertiever begint te worden. Dat lijkt mij hier volkomen terecht. Het is niet alleen een zaak van boekhouden, maar ook een zaak van effectiviteit. Het is jammer voor dit Parlement dat noch de president van de Rekenkamer, noch commissaris Kallas ook maar met enig woord gerept heeft over de nieuwe financiële vooruitzichten. Daarin is een nieuw element. Wij vragen dat een politiek verantwoordelijke op een bepaald niveau jaarlijks een verklaring aflegt over de betrouwbaarheid. Voor het Parlement is de vraag essentieel: hoe gaat de Commissie dit doen? Jammer dat de Commissie op dit punt zwijgt in alle talen en dat ook de Rekenkamer het op geen enkel punt noemt. Het is een onderdeel van de meerjarenbegroting; dus de lidstaten en de Commissie moeten het uitvoeren.
Bart Staes, namens de Verts/ALE-Fractie. - Voorzitter, mijnheer Weber, mijnheer Kallas, ik dank vooral de Rekenkamer voor het verslag. Ik denk dat het een goed en degelijk document is. Ik denk dat ook de redactie er steeds op vooruitgaat. Het is duidelijk geschreven en maakt vooral gebruik van de techniek van naming and shaming en dat apprecieer ik bijzonder. We staan voor een bijzondere kwijting, omdat dit het eerste begrotingsjaar is dat volledig met de Unie van de Vijfentwintig werkt na de uitbreiding. Het is ook het eerste begrotingsjaar dat volledig onder de verantwoordelijkheid van de huidige Europese Commissie valt.
In die zin moet ik zeggen, collega's, dat ik een beetje verwonderd, verbaasd, zelfs geschokt ben over de veeleer defensieve toespraak die de heer Kallas hier vandaag heeft gehouden. Ik ben een beetje geschokt omdat hij bij de hoorzitting, toen hij aantrad, net de man was die zei dat er onder zijn bewind eindelijk eens een positieve betrouwbaarheidsverklaring zou worden afgelegd. En wat zien we nu? De kritiek van de Rekenkamer over belangrijke delen van de begroting blijft bestaan. De heer Kallas gaat zich verdedigen met een overigens zeer lezenswaardig verslag van de House of Lords - ik heb het gisterenavond ook nog doorgenomen. Maar dat is natuurlijk niet de manier waarop gehandeld moet worden.
Ik lees, mijnheer Kallas, in het verslag van de Rekenkamer heel concrete zaken. Ik lees bijvoorbeeld dat het geïntegreerde beheers- en controlesysteem inzake de landbouw perfect werkt voor dié lidstaten die het toepassen. Griekenland doet dat niet. Dat stond al in het verslag van de Rekenkamer vorig jaar en dat was een belangrijk deel van de kwijting van de heer Mulder vorig jaar. En wat heeft u ondertussen gedaan? Wat heeft u gedaan om Griekenland tot de orde te roepen? Ik lees in hetzelfde verslag van de Rekenkamer dat er rond exportrestituties zware problemen zijn. In Denemarken en Nederland kunnen exporteurs hun vrachtwagens zo maar verzegelen zonder aanwezigheid van douaniers. Wat heeft u gedaan om daartegen op te treden? Dat zijn toch concrete vragen en dan hoeft u hier niet defensief te gaan handelen.
Aan de heer Weber heb ik twee concrete vragen. De eerste vraag is: u heeft op 7 november de Raad Economische en Financiële Zaken toegesproken. Heeft u de heren ministers nu eens eindelijk duidelijk gemaakt dat het absoluut nodig is dat zij hun rekeningen aftekenen? En gaat u in op het verzoek van de House of Lords dat er eigenlijk een zwarte lijst zou moeten komen van lidstaten die slecht omgaan met de Europese begroting, met de Europese middelen? Op die twee vragen zou ik graag een antwoord krijgen, mijnheer Weber.
Kartika Tamara Liotard, namens de GUE/NGL-Fractie. - Vandaag heeft het Parlement het genoegen om het verhelderende verslag van de Europese Rekenkamer over de besteding van de Europese gelden in 2005 te bespreken. De rekenmeesters zijn wederom negatief. Er zijn nog te veel, te grote en te structurele fouten in de wijze waarop Europees geld wordt besteed. In die zin wijkt dit verslag weinig af van de elf voorgaande. Wat wel veranderd is, is de reactie op het negatieve oordeel van de Rekenkamer.
Vroeger wentelden de Europese instellingen, zoals de Commissie, zichzelf nog geregeld in een mea culpa en beloofden zij beterschap. Deze keer is de Commissie vol in de aanval gegaan en wordt de Rekenkamer beschuldigd van een overdreven kritische houding en een onduidelijk verslag. Ze zeggen zelfs dat we met aantal fouten moeten leren leven.
Echter, feit is dat Europa de trotse bezitter is van 200 000 virtuele koeien, die wel subsidie krijgen maar die niet bestaan. Feit is dat er wederom grote fouten zijn geconstateerd bij olijfolie, de exportsubsidies en de structuurfondsen. Feit is dat hierdoor geld niet terechtkomt daar waar het het hardst nodig is. Eveneens is het een feit dat hierdoor de burgers van Europa steeds meer het vertrouwen in de Unie verliezen. Een volwassen instelling zou kritiek moeten gebruiken om handelen te verbeteren. De Europese instellingen laten zien deze mate van volwassenheid, zelfs op vijftigjarige leeftijd, nog niet te bezitten.
Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. - (SV) Mevrouw de Voorzitter, hier in het Parlement zeggen we allemaal dat de Rekenkamer een goed verslag heeft gepresenteerd. Het is verhelderend en duidelijker dan gewoonlijk. Wat blijkt uit dit verslag? Wel, er blijkt uit dat de wantoestanden nog steeds even groot zijn, en we moeten ons afvragen of we met dergelijke wantoestanden moeten blijven leven. Dat is natuurlijk een volstrekt absurde benadering van de problemen. Er moet worden nagegaan hoe en waardoor deze toestand is ontstaan en de Commissie moet met duidelijke voorstellen komen voor de te nemen maatregelen. Men moet daarbij vaststellen dat het meeste wat er fout gaat met het landbouwbeleid te maken heeft. Er zijn bovendien heel veel andere redenen om het landbouwbeleid te veranderen, of om het in zijn geheel af te schaffen. Een groot deel van de problemen die we daarin tegenkomen, zou dan verdwijnen.
Ik wel er echter aan herinneren dat het grotendeels de schuld van dit Parlement is dat de EU zijn goede naam bij de burgers in heel Europa kwijtraakt. Dit Parlement stemt er altijd voor om iedereen te steunen, maar het eist in de praktijk nooit enige verantwoording. Het was gewoon zielig om de leiders van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten hier in het Parlement bijna huilend te horen verklaren dat ze zich gedwongen voelden om de verlening van kwijting aan het Parlement uit te stellen vanwege het schandaal met de gebouwen hier in Straatsburg. Hoewel ik erop gewezen heb dat er geen kwijting aan het Comité van de Regio’s zou moeten worden verleend, is dat toch gebeurd. Zo kunnen we niet doorgaan.
Ashley Mote (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Rekenkamer heeft bevestigd dat er bij geen van deze rekeningen sprake is van een onafhankelijke controle. Dat geldt ook voor wat hier de functie van schatkist vervult, waarin bij tijd en wijle 20 miljard euro of meer opgepot zit. Ik zou graag een exacte verklaring van de Rekenkamer willen, waarin zij duidelijk aangeeft gedurende hoeveel jaar zij een volledige en gerichte audit van de schatkistfunctie heeft uitgevoerd. Ik zou tevens graag een bevestiging willen in verband met de frequentie waarmee zij in de toekomst een dergelijke audit denkt uit te voeren. Een keer per jaar bijvoorbeeld?
De Rekenkamer heeft ook bevestigd dat de EU-middelen in de lidstaten een tijdlang vastgehouden worden alvorens aan projecten toegewezen te worden. Dit heeft grote gevolgen voor de cashflow en de rentebaten, maar tot nu toe zijn die nog steeds niet vastgesteld. Nettobetalers als het Verenigd Koninkrijk en Duitsland zijn daarbij in het nadeel, omdat een groot gedeelte van hun middelen in begunstigde landen zijn gestald. Frankrijk houdt aan de andere kant de door die nettobetalers ter beschikking gestelde middelen altijd vast en strijkt zo stelselmatig rente op via de ééndaagse geldmarkten. Hoeveel geld hebben de Britse en Duitse belastingsbetalers als gevolg van het gebruik van dit systeem verloren?
Tot slot wil ik erop wijzen dat ik deze vragen al gedurende zes maanden aan de heer Weber voorleg, maar nog steeds op een antwoord wacht.
Daniel Caspary (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het Parlement is verantwoordelijk voor de controle op niet alleen de begroting van de Commissie, maar ook de begroting van de zogenaamde “andere instellingen”. Als we werkelijk kwijting willen verlenen aan de individuele instellingen, moet duidelijk zichtbaar zijn dat het geld van de Europese belastingbetaler ook hier volgens de regels wordt gebruikt. Daarover valt wel het een en ander te zeggen.
Als we onze controletaak serieus nemen, moeten we ook de uitgaven onderzoeken die we tot nu toe buiten beschouwing hebben gelaten, zoals die voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid van de Raad, die vandaag helaas niet aanwezig is. Ik heb namelijk zorgvuldig overleg gepleegd met de voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken, onze collega Elmar Brok, en noem dit onderwerp vandaag heel bewust. Ik doe hier en nu een beroep op de Raad om in alle openheid met ons samen te werken.
Er is een aantal vragen in verband met het Comité van de Regio’s, waarmee we ons intensiever bezig moeten houden. Als voorbeelden noem ik de gebrekkige omzetting van de aanbevelingen van de interne auditor, de dubieuze toepassing van de correctiecoëfficiënt en de absoluut onvoldoende behandeling van dit onderwerp in het Comité.
Het gebouwenbeleid van het Comité van de Regio’s, van het Europees Economisch en Sociaal Comité en van het Hof van Justitie geeft aanleiding tot heel wat vragen. Die moeten we beantwoorden, maar er zijn nog veel meer vragen die onze aandacht verdienen.
Ook OLAF, ons Bureau voor Fraudebestrijding, heeft in de afgelopen jaren goed werk geleverd bij de efficiënte controle op het werk van de instellingen. Ik vraag me af waarom tot nu toe noch de Ombudsman noch de Toezichthouder voor gegevensbescherming met OLAF een akkoord heeft gesloten. Ook deze vragen moeten worden beantwoord.
Ik doe een beroep op alle betrokkenen: geeft u ons heldere antwoorden op de vragen. Helpt u het Parlement om een totaal beeld te verkrijgen, en om samen te werken aan maatregelen voor de verbetering van de situatie. Dat is voor het Parlement de enige manier om voor 2005 kwijting te kunnen verlenen.
Szabolcs Fazakas (PSE). - (HU) Mevrouw de Voorzitter, in het verslag van de Europese Rekenkamer, dat net als in voorgaande jaren het resultaat is van grondig en kwalitatief hoogstaand werk, wordt verklaard dat de middelen van de Europese begroting door de bank genomen op regelmatige en wettige wijze zijn besteed. Ik neem deze verklaring voor wat die waard is, in de wetenschap dat de Rekenkamer, net als in de afgelopen twaalf jaar, wederom geen betrouwbaarheidsverklaring heeft kunnen afleggen.
De reden hiervoor is dat circa 80 procent van de EU-begroting wordt besteed door de lidstaten in het kader van het gedeeld beheer, en de Rekenkamer heeft nu tijdens haar buitengewoon grondige controle van de bestedingen nogal wat onregelmatigheden met financiële gevolgen aan het licht gebracht. Dat betekent geenszins dat bij alle uitgaven van de EU-begroting fouten worden gemaakt, noch dat aan deze fouten een frauduleus luchtje zit.
In haar eerste reactie tekent de Europese Commissie bezwaar aan tegen de methoden van de Rekenkamer, maar zij houdt vast aan haar doel om in 2009 een positieve betrouwbaarheidsverklaring te verkrijgen. Om dit doel te verwezenlijken heeft zij een hervormingsproces geëntameerd, in het kader waarvan zij een geïntegreerd systeem voor interne controle heeft ontwikkeld. De invoering van een doelgericht begrotingsbeheer kan eveneens als een belangrijke stap voorwaarts worden beschouwd. Nu de lidstaten, op aandringen van het Europees Parlement, hebben erkend dat de hun gevraagde verklaringen ook echt noodzakelijk zijn, kunnen wij een zeer succesvolle Rekenkamer tegemoet zien.
Jeffrey Titford (IND/DEM). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik ben geneigd u te vragen om gewoon mijn speech van vorig jaar weer voor te lezen. De opmerkingen van de president van de Rekenkamer geven een goed totaalbeeld. In het algemeen is de situatie sinds vorig jaar niet substantieel gewijzigd. Uit de persverklaring van de Rekenkamer blijkt zelfs overduidelijk dat er eigenlijk helemaal niets is veranderd gezien de zinsneden ‘als gevolg van het onverminderd grote aantal fouten’ en natuurlijk het volgende pièce de résistance: ‘fouten met financiële gevolgen worden nog te vaak aangetroffen, zodat de Rekenkamer niet kan concluderen dat alles in orde is’. Het enige verschil met vorig jaar is dat de Commissie dit jaar nog nadrukkelijker haar verantwoordelijkheid voor deze puinhoop ontkent. Mijn dank gaat overigens uit naar commissaris Kallas omdat hij de grap van het jaar heeft gemaakt door te zeggen dat het beeld van fraude in de EU “bijzonder vertekend” is en dat de uitgaven in de EU aan strikte controle onderhevig zijn. En de kerstman komt zeker ook echt door de schoorsteen!
Het is wel erg gemakkelijk om de schuld voor de fraude bij de lidstaten neer te leggen. Het is de taak van de Commissie om de regels te handhaven en de uitgaven te controleren. Daarom dient zij ook de schuld op zich te nemen van al die onzichtbare koeien in Slovenië, een land dat pas twee jaar lid van de EU is, maar dat zich de regels van het spel snel eigen heeft gemaakt. Kortom, wij hebben niets geleerd en er worden nog steeds dezelfde fouten gemaakt.
José Javier Pomés Ruiz (PPE-DE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, we hebben op veel punten vooruitgang geboekt, en dat wordt ook opgemerkt in het verslag van de Europese Rekenkamer, waarvoor mijn dank. Op één punt hebben we echter geen vooruitgang geboekt: bij het met de vinger wijzen naar individuele lidstaten. We zijn een groep van vijfentwintig en wij kunnen niet heel de klas één rapport geven.
In de driehonderd pagina’s van uw verslag wordt verwezen naar Griekenland, maar u heeft nooit gezegd welke lidstaten het meest verantwoordelijk zijn voor het feit dat wij ons streefdoel niet bereiken of - als ik niet alleen voor beul wil spelen - welke lidstaten het goed doen respectievelijk een sterke verbetering laten zien.
Andere instellingen doen dat wel: de Europese Centrale Bank noemt de lidstaten bij hun naam. U bent geen raad van diplomaten die nationale belangen behartigen. U moet in uw perscommuniqués onder andere aangeven welke landen het goed doen en welke niet.
Er is hier niet eens een vertegenwoordiger van het Finse voorzitterschap aanwezig, maar na het rapport van het Britse Hogerhuis - waar wij veel respect voor hebben - wil ik namens de fractie, waarvoor ik coördinator ben, vragen om een initiatiefverslag over de methodologie van de Europese Rekenkamer.
Ik weet nog heel goed hoe een van uw leden, het lid uit België, de heer Pinxten, zijn ambt opnam zonder ook maar één van zijn economische of politieke verantwoordelijkheden op te geven. Toen hij tenslotte voor het gerecht dreigde te worden gesleept, moest hij door de achterdeur vertrekken. Dat is een schande voor de Rekenkamer die u zo verdienstelijk voorzit.
Ik wil iets zeggen tegen vice-voorzitter Kallas. U heeft op 23 oktober jongstleden in de Commissie begrotingscontrole gezegd dat er 2,1 miljard euro was teruggevorderd. U had scherpe kritiek op de controleur - ik weet niet of dat het beste is wat u had kunnen doen -, maar ik zou u willen vragen ons concreet te zeggen, als u dat kunt, van welke beleidsterreinen, programma’s en lidstaten die teruggevorderde 2,1 miljard euro afkomstig zijn.
Herbert Bösch (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de Rekenkamer graag feliciteren. Dit is een goed verslag, en het houdt menigeen een spiegel voor. Bepaalde personen willen echter niet in de spiegel kijken!
Het is onaanvaardbaar, mijnheer Kallas, dat de nieuwe Commissie weigert om naar het slechte nieuws uit Luxemburg te luisteren, onder het motto: “shoot the messenger”! Laten we de Verdragen nog eens lezen. Daarin staat dat de Commissie - en niemand anders! - verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Europese begroting.
Daarin staat ook waarvoor u allemaal niet verantwoordelijk bent, mijnheer Kallas, bijvoorbeeld voor de agentschappen. Dat zegt u zelf, en daar zullen we nog op terug moeten komen. U legt ook de handen in de schoot wanneer Griekenland bijvoorbeeld het geïntegreerde beheers- en controlesysteem inzake de landbouw (GBCS) niet toepast. De Commissie geeft telkens niet thuis, en dat moeten we heel serieus met elkaar bespreken, nu we voor het eerst met de nieuwe Commissie te maken hebben. U moet nu eens wat verantwoordelijkheid dragen, mijnheer Kallas, anders zit u op de verkeerde stoel!
Hubert Weber, president van de Rekenkamer. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, allereerst zou ik de leden willen bedanken voor hun vriendelijke woorden over ons verslag, vooral de heren Staes, Lundgren, Pomés Ruiz en Bösch.
Ik wil ook reageren op de woorden van vice-voorzitter Kallas. Hij klaagt erover dat de media telkens weer de nadruk leggen op fraude. Ik kan u verzekeren dat wij volkomen achter de Commissie staan, net als talloze leden die hier het woord hebben gevoerd, zoals de heren Jørgensen, Fazakas en Titford. Het is ongepast dat we telkens weer hetzelfde deuntje te horen krijgen: fraude, fraude, driewerf fraude. Dat is niet gerechtvaardigd, schadelijk, en dus overbodig. We hebben hiervoor al regels.
Dan kom ik terug op het tweede aspect: de aanbeveling van het Britse Hogerhuis. De heer Kallas zei dat we die over moeten nemen. We hebben een systeem. We kunnen in ons verslag geen geval van fraude aantonen. Fraude is een zaak voor de rechter, niet voor de Rekenkamer. We hebben het verslag van het Britse Hogerhuis pas vorige week gekregen, maar we zullen het goed bestuderen. We hebben met de Commissie de volgende afspraak gemaakt, en ik was daar zelf bij betrokken: wanneer we vermoeden dat ergens fraude is gepleegd, geven we de zaak door aan OLAF. Zoals gezegd, er bestaat al een procedure met duidelijke regels.
Ik ben het eens met de heer Garriga Polledo: de samenwerking met onze tegenhangers is heel belangrijk. Ik ben ook dankbaar voor de vriendelijke wensen in verband met Warschau, we nemen ze zeker mee op reis.
De heer Mulder heeft gevraagd waarom er ook deze keer geen positieve betrouwbaarheidsverklaring is afgegeven. Het antwoord is heel eenvoudig: voor de belangrijkste verrichtingen bestaat er nog steeds vrijwel geen adequaat risicomanagement. Pas wanneer dat er is, kunnen we een positieve DAS afgeven. Ook hier zou het foutenpercentage er alleen maar toe leiden dat de media weer de nadruk leggen op de fraudegevallen.
Mijnheer Staes, tot mijn genoegen heeft u gezegd dat een positieve DAS mogelijk is wanneer de controlesystemen verbeterd worden. U heeft een aantal voorbeelden genoemd, en ik kan u alleen maar gelijk geven. Ik heb in de Ecofin-Raad heel duidelijke woorden gebruikt, en wat het Hogerhuis van het Britse Parlement betreft, kan ik nog zeggen dat er heel wat problemen zijn, zoals de medeondertekening en de zwarte lijst. We hebben het verslag gisteren gekregen, en moeten het eerst eens heel nauwgezet bestuderen.
Over hetgeen de heer Mote zei nog het volgende: we hebben het vandaag over de betrouwbaarheidsverklaring. De onderwerpen die hij aanstipte, zijn echter ook van groot belang, en ik ben graag bereid om de dialoog die wij al voeren voort te zetten.
Ik geloof dat ik de meeste vragen beantwoord heb.
Siim Kallas, vice-voorzitter van de Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alle afgevaardigden graag bedanken voor hun opmerkingen. Het debat van vandaag vormt slechts een onderdeel van het gehele proces en volgende week zal er een begin worden gemaakt met meer gedetailleerde hoorzittingen over de uitvoering van onze begroting.
Als reactie op een aantal opmerkingen kan ik zeggen dat de Commissie niemand met de vinger wijst. De Commissie wil een accuraat beeld hebben om een adequate en evenwichtige evaluatie van de uitvoering van de Europese begroting mogelijk te maken. Wij zijn volledig verantwoordelijk voor alles wat wij doen en wij zijn ook bereid om die verantwoordelijkheid op ons te nemen.
Het zou echter niet realistisch zijn om te verwachten dat wij - als reactie op een analyse van de uitvoering van de Europese begroting waarvan de strekking is dat de Commissie slecht functioneert - dan zelf gaan zeggen dat de Commissie niet alleen slecht functioneert, maar zelfs abominabel werk levert. Dat zou misplaatst zijn, hoewel wij ons volledig bewust zijn van onze zwakke punten. Het intern beleid was het meest kwetsbare gebied van onze activiteiten in 2005. In de drie kwijtingsprocedures voor de begroting waar ik bij betrokken ben geweest, heb ik kunnen constateren dat er echte verbeteringen zijn doorgevoerd. Ik weet ook wat wij nog kunnen doen om de situatie verder te verbeteren. Wij zullen ons daartoe tot het uiterste inspannen en streven naar een veelomvattende, adequate en professionele evaluatie van de uitvoering van de EU-begroting op alle gebieden. Daarbij zullen wij niet alleen kijken naar de positieve resultaten, maar ook naar de zwakke punten, de gemaakte fouten, de fraudegevallen, enzovoort. Het is ons doel en onze wens om iedereen te laten zien dat de zaken er helemaal niet slecht voorstaan, ook al hebben wij met een kolossale organisatie te maken en zijn er dingen voor verbetering vatbaar. Ik ben bekend met de ervaringen van de lidstaten op het gebied van de overheidsadministratie, en ik weet wat er in de verschillende lidstaten en andere internationale organisaties speelt, en daarom mag u van mij aannemen dat onze situatie helemaal niet slecht is. Wij willen het algemeen publiek, de leden van dit Parlement en de Rekenkamer ook graag deze kant van onze activiteiten tonen.
Wat de vraag van de heer Mulder betreft over de financiële vooruitzichten en het vergroten van de rol van de lidstaten - de kwestie van de nationale betrouwbaarheidsverklaringen - kan ik zeggen dat ik blij ben met deze nieuwe houding. Toen wij deze discussie in gang zetten, waren er namelijk slechts een of twee lidstaten die van mening waren dat de lidstaten op dit punt meer verantwoordelijkheid moesten nemen. Die houding is nu aan het veranderen, maar uit mijn beperkte ervaring met Europese zaken weet ik dat dit uiteraard nog enige tijd zal vergen. Wij juichen het toe dat de lidstaten ingestemd hebben met het verstrekken van een overzicht van verklaringen met betrekking tot de betaalorganen omdat dit een stap in de goede richting is. In samenwerking met de lidstaten zijn wij nu bezig om de volgende stappen te zetten.
Met betrekking tot de betrouwbaarheidsverklaringen zelf ben ik het volledig met de Rekenkamer eens dat hiermee niet alles per se wordt opgelost. De beoogde resultaten kunnen wij alleen realiseren als wij rekening houden met het veel bredere perspectief van een systemische en gestructureerde controle en audit.
Laten wij dan ook alle aspecten bij onze discussies betrekken en geen enkel onderwerp hiervan uitsluiten. Wij moeten ook aandacht besteden aan de methodologie en aan onze activiteiten en zwakke punten. Wij hebben een veelomvattende, professionele en adequate discussie over deze kwestie nodig. Als wij daarin slagen, zal iedereen tevreden zijn.
Ashley Mote (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik werd midden in mijn betoog onderbroken omdat u waarschijnlijk niet juist geïnformeerd was over de hoeveelheid tijd die tot mijn beschikking stond. Daardoor was ik niet in staat om een belangrijk punt aan de orde te stellen en om dit Parlement opmerkzaam te maken op andere opmerkingen in het verslag van het Britse Hogerhuis dat gisteravond is gepubliceerd en waaraan de heer Kallas geen aandacht heeft besteed. Ik doel daarmee op de opmerking dat de Commissie van de ambtenaren en de bestaande controleorganen dient te verlangen dat zij de verantwoordelijkheid voor hun systemen en rekeningen nemen. Dit proces dient er uiteindelijk toe te leiden dat de secretaris-generaal van de Commissie een verklaring ondertekent dat de jaarrekeningen van de Commissie een getrouwe weergave van de werkelijkheid zijn. Dat lijkt mij een van de belangrijkste opmerkingen die wij tot nu toe over het verbeteren van de normen in dit Parlement hebben gehoord, en ik vind het belangrijk dat iedereen zich daar terdege van bewust is.
De Voorzitter. - U voerde het woord namens de fractie, waaraan één minuut spreektijd is verleend voor dit debat, en dat betekent dat ik u op het juiste moment heb onderbroken. Het is niet erg netjes en correct om aan de hand van beroepen op het Reglement uzelf extra spreektijd toe te eigenen.
Jan Mulder (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou de heer Kallas graag willen vragen of hij een en ander nader kan toelichten. Ik vond zijn antwoord op mijn vraag namelijk niet helemaal duidelijk en daarom zou ik hem nogmaals willen vragen wanneer de Commissie de lidstaten op hun verplichtingen zal wijzen in verband met de financiële vooruitzichten.
Siim Kallas, vice-voorzitter van de Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, wij hebben de lidstaten al in onze brief op die verplichting gewezen. Wij zullen dat nogmaals doen tijdens de bijeenkomst van de Raad, op het moment dat deze kwesties aan de orde komen. Wij proberen dit idee te stimuleren en doen ons uiterste best, maar onze mogelijkheden hiervoor zijn - net als die van het Parlement - beperkt.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Richard Corbett (PSE). - (EN) De uitgaven van de EU worden door dezelfde tekortkomingen gekenmerkt als die van vele andere grote organisaties, regeringen, ministeries en internationale organisaties: het geld wordt over een zodanig breed scala aan activiteiten en locaties verdeeld dat de controleurs niet kunnen garanderen dat de juiste bedragen altijd juist zijn uitgegeven. Voor de federale begroting van de VS is er al circa acht jaar geen positieve betrouwbaarheidsverklaring afgegeven. Voor het Britse ministerie van Werkgelegenheid en Pensioenvoorzieningen is een dergelijke verklaring al vijftien jaar lang niet afgegeven en de begroting van dat ministerie is hoger dan die van de gehele EU!
Uit het verslag van het Britse Hogerhuis blijkt dat er van relatief weinig echte fraude sprake is bij de begroting van de EU. De controleurs hebben wel technische onregelmatigheden aangetroffen, maar doorgaans worden de betreffende bedragen dan weer op de begroting van de EU teruggestort. Ook hebben zij geconstateerd dat er sprake is van achterstallige betalingen en onvolledige administraties, die pas in een later stadium aan het licht komen. In sensatieberichten in de media worden deze incidenten vervolgens als “fraude” aangeduid, terwijl dat niet het geval is.
Wij moeten ervoor zorgen dat dergelijke fouten nog effectiever voorkomen worden. Ik ben dan ook voorstander van een systeem waarin er zowel voor elke afdeling van de Commissie als voor elk van de vijfentwintig nationale regeringen een betrouwbaarheidsverklaring wordt afgegeven, in plaats van één enkele verklaring voor de gehele EU.
Véronique Mathieu (PPE-DE). - (FR) In haar jaarverslag geeft de Rekenkamer een positieve betrouwbaarheidsverklaring af voor de rekeningen van de Europese Unie over 2005 en feliciteert de Commissie met de totstandbrenging van het nieuwe boekhoudsysteem voor het boekjaar. Wat betreft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen - de ontvangsten en de betalingen - constateert de Rekenkamer echter dat op belangrijke uitgaventerreinen nog steeds geen sprake is van adequaat risicobeheer.
De meeste fouten is het gevolg van een gebrek aan kennis van de geldende regels, van niet-subsidiabele uitgaven of fraudepogingen door eindbegunstigden (landbouwbedrijven, lokale instanties of projectbeheerders).
Wie is daaraan schuld? Allereerst de Commissie, want zij is volgens de Verdragen direct verantwoordelijk voor de uitvoering van de Europese begroting. Ze moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van de interne controle wordt verbeterd en de procedures worden vereenvoudigd ter voorkoming van niet-naleving van de subsidiabiliteitscriteria, dubbele boeking van kosten en overwaardering van kosten. Tot slot moeten ook de lidstaten hun verantwoordelijkheden nemen, aangezien 76 procent van de middelen uitgegeven wordt door nationale of lokale overheden. Het is naar mijn idee van cruciaal belang dat de lidstaten jaarlijks een verklaring afgeven over hoe ze de door hen beheerde Europese begrotingsmiddelen hebben besteed.
6. Gemeenschappelijke onderneming voor een Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0382/2006) van Erna Hennicot-Schoepges, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) [COM(2005)0602 - C6-0002/2006 - 2005/0235(CNS)].
Jacques Barrot , vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, het verslag van mevrouw Hennicot-Schoepges waar u zich nu over zult uitspreken, is een diepgaand en uitstekend verslag. Ik wil mevrouw Hennicot-Schoepges en de Commissie industrie, onderzoek en energie, maar ook de heer Bradbourn, de Commissie vervoer en toerisme en de Commissie juridische zaken graag bedanken voor hun steun aan het voorstel van de Commissie met betrekking tot SESAR, dat een groot Europees project is.
Uw verslag, mevrouw Hennicot-Schoepges, komt overeen met het standpunt van de Commissie, en we kunnen ons vinden in de meeste van uw amendementen Ik zal niet gedetailleerd ingaan op alle ingediende amendementen maar me beperken tot enkele algemene opmerkingen.
Allereerst constateer ik dat het Parlement en de Commissie dezelfde mening hebben over het strategische belang van grote technologische en industriële projecten als SESAR of GALILEO. SESAR is een essentieel programma voor het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie. Het maakt deel uit van het streven van de Gemeenschap naar technologische innovatie, dat centraal staat in de Strategie van Lissabon.
In een voor de Europese economie zo belangrijke sector is het essentieel dat overheid en bedrijfsleven hun krachten bundelen om samen te bouwen aan wat de meest efficiënte, betrouwbare en veilige infrastructuur voor luchtverkeersleiding ter wereld zal worden. Dit publiek-privaat partnerschap vereist een duidelijke taakverdeling en transparante procedures om mogelijke belangenconflicten te voorkomen. De Commissie is dan ook blij met de door het Parlement ingediende amendementen, die in deze richting gaan.
Wat bepaalde mogelijkheden tot optreden van Parlement betreft, gaat het om een principekwestie. SESAR is een partnerschap tussen overheid en bedrijfsleven en de eerste vereiste voor deelname van de particuliere sector is dat het project beheerd wordt als een bedrijfsactiviteit. Overigens moeten, zoals mevrouw Hennicot-Schoepges zeer goed benadrukt in haar verslag, de stemrechten binnen de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming SESAR evenwichtig zijn en worden gewogen op grond van de financiële participatie, wat een gezond principe van goed bestuur in elke particuliere onderneming is.
We kunnen dan ook moeilijk instemmen met het amendement waarin het Parlement aandringt op een Parlementaire vertegenwoordiging in de raad van bestuur. Aangezien het Parlement binnen de Unie de voornaamste autoriteit is voor de begrotingscontrole, kan het niet deze controlerende taken uitoefenen en tegelijkertijd als waarnemer zitting hebben in de raad van bestuur, die het geacht wordt te controleren.
Om soortgelijke redenen is het bedrijfsleven erop gespitst dat de uitvoerende directeur benoemd wordt op grond van objectieve criteria zoals ervaring en vakkennis en niet op grond van politieke criteria. Het is belangrijk te erkennen dat de gemeenschappelijke onderneming SESAR een instrument is om een technologisch onderzoeks- en ontwikkelingsproject in goede banen te leiden en geen regulerende rol heeft.
Dientengevolge is het niet verstandig het Parlement inspraak te geven bij de benoeming van de uitvoerende directeur. De Commissie steunt daarentegen alle amendementen die tot doel hebben het Parlement naar behoren en voortdurend te informeren over het SESAR-programma.
Voorzitter, ik ben blij met het werk van het Parlement. Ik ben ervan overtuigd dat een paar meningsverschillen onze gezamenlijke inspanningen om dit programma tot een succes te maken voor de Europese Unie niet in de weg zullen staan. Ik voeg daar nog aan toe dat ons hele milieubeleid een extra impuls zal krijgen, want SESAR betekent datvliegtuigen op tijd kunnen opstijgen en niet boven een vliegveld hoeven te cirkelen, hetgeen energiebesparingen oplevert en onnodige uitstoot van broeikasgassen voorkomt. Daarom is SESAR in alle opzichten, voor zowel de veiligheid van passagiers, de energiebesparing als de milieukwaliteit, een absoluut cruciaal project.
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter
Erna Hennicot-Schoepges (PPE-DE) , rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, vandaag buigen we ons over een verslag dat betrekking heeft op de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van een Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem.
Als technologische component van het gemeenschappelijk Europees luchtruim moet SESAR zorgen voor de aanpassing van de luchtverkeerscontrole aan de nieuwe technologieën, de veiligheid en regelmaat van vluchten verzekeren, de luchtvaartnavigatiediensten organiseren en de rol- en taakverdeling tussen toezichthoudende instanties en dienstverleners bepalen.
Zoals u reeds hebt gezegd, mijnheer de commissaris, is het project in meerdere opzichten van cruciaal belang voor de toekomst van de burgerluchtvaart in Europa. Het is bovendien een van de gemeenschappelijke infrastructuurprojecten waartoe de Europese Raad al in 1994 had besloten. We hebben dus al heel wat tijd verloren.
SESAR is onontbeerlijk om de verwachte verdubbeling van het luchtverkeer - dat voor 220 miljard euro bijdraagt aan het Europese BBP en goed is voor 3,1 miljoen banen - in de komende twintig jaar op te vangen. Doordat de betrouwbaarheid van de verouderde controleapparatuur, waarvan de technologie in sommige gevallen uit de jaren zeventig stamt, niet meer gegarandeerd kan worden, zal SESAR een wezenlijk effect hebben op de veiligheid.
Hetzelfde geldt voor het milieu. Dankzij de realisering van dit project kunnen forse brandstofbesparingen worden gerealiseerd, enerzijds door het optimaliseren van vliegroutes en een beter gebruik van het luchtruim en anderzijds doordat vliegtuigen minder vaak hoeven te wachten op landingsinstructies. De Commissie schat dat de uitstoot van broeikasgassen per vlucht met 4 à 6% verminderd kan worden. Ook zullen de wachttijden op luchthavens korter worden.
De Commissie stelt voor een gemeenschappelijke onderneming op te richten en wel op korte termijn, nog vóór het verstrijken van de planningsfase, die loopt van 2005 tot en met 2007 en voor een bedrag van 60 miljoen euro wordt medegefinancierd door de communautaire begroting en Eurocontrol. Van 2008 tot en met 2013 zal de gemeenschappelijke onderneming dan zorg dragen voor de ontwikkelingsfase, met een begroting van 300 miljoen euro per jaar, verdeeld over drie partners: de Commissie, Eurocontrol en een consortium van particuliere bedrijven. Daarna volgt de ontplooiingsfase, die in handen zal zijn van de particuliere sector en naar verwachting zal lopen van 2014 tot en met 2020.
Dit eerste publiek-privaat partnerschap op het gebied van de burgerluchtvaart zal heel wat nieuwe banen opleveren. Het zal daarnaast een groot onderzoeks- en ontwikkelingsproject zijn, dat zich wellicht zal uitstrekken tot markten buiten de Unie, op voorwaarde dat dit de inwerkingtreding niet vertraagt. Het feit dat een procedure van versterkte samenwerking tussen de twee betrokken Parlementaire commissies is gevolgd, weerspiegelt het tweevoudige belang van dit project: voor onderzoek en vervoersinfrastructuren.
De Commissie heeft haar voorstel gebaseerd op artikel 171, hetgeen betekent dat het Parlement niet betrokken is bij de besluitvorming. Ik wil niettemin wijzen op de goede samenwerking met de Commissie en zeggen dat het Parlement de verdere gebeurtenissen nauwlettend zal blijven volgen. Ook zal het Parlement alle mogelijke medewerking verlenen, ook al is het niet vertegenwoordigd in de raad van bestuur.
De wijzigingen die wij hebben aangebracht verduidelijken de tekst voor wat betreft mogelijke belangenconflicten. Ook hebben wij de Commissie gevraagd een nieuw document op te stellen dat uitsluitend ingaat op de derde fase, teneinde een groot deel van de door het eerste voorstel opgeroepen twijfels weg te nemen.
SESAR is een project dat het belang van de burger zal dienen, van de Europese burgerluchtvaart een koploper zal maken en ons concurrentievermogen zal verbeteren. Het belang van het bedrijfsleven bij dit project rechtvaardigt zijn financiële participatie. Ook zullen met de verdeling van de stemrechten logge administratieve procedures worden vermeden. Het Parlement meende er goed aan te doen de mogelijkheid van een heffing te handhaven, aangezien tot op heden de participatie van het bedrijfsleven niet is bevestigd aan de hand van concrete cijfers.
Rest mij alleen nog, mijnheer de commissaris, de hoop uit te spreken dat SESAR niet te maken zal krijgen met vertragingen, zoals GALILEO, of met het debacle dat Airbus trof, en daarmee zal worden bewezen dat het Europees onderzoek, de vakkennis van Eurocontrol en de vakkundigheid van de betrokken bedrijven gebundeld kunnen worden in het belang van de vooruitgang. Tot slot spreekt het voor zich dat de lidstaten bereid moeten zijn de luchtverkeersleidingstaken te verdelen uitgaande van de technologische ontwikkeling.
Tot slot wil ik alle collega’s, en in het bijzonder de heer Bradbourn, mijn mederapporteur, bedanken.
Philip Bradbourn (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie vervoer en toerisme. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het SESAR-project brengt grote voordelen met zich mee niet alleen voor de Europese luchtvaartsector, maar ook voor de consumenten. Zodra SESAR operationeel wordt, zal de efficiëntie van de luchtvaart toenemen. Dat leidt tot meer rechtstreekse vliegroutes, minder congestie in de lucht en een grotere betrouwbaarheid voor de passagiers. Ook het milieu zal profijt hebben van dit systeem vanwege de kortere routes en het terugdringen van de “filevorming” bij de landing, wat tot een lagere CO2-uitstoot van vliegtuigen leidt.
Ik vind het echter vreemd en onaanvaardbaar dat, gezien het belang van het project en het feit dat voor de oorspronkelijke wetgeving inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim de medebeslissingsprocedure werd gevolgd, nu voor het uitvoeringsproces slechts de raadplegingsprocedure wordt gebruikt. Daardoor dringt zich onvermijdelijk de vraag op waarom de Commissie volledig naar eigen inzicht denkt te kunnen beslissen over de vraag of de enige democratisch gekozen instelling van de EU al dan niet bij de ontwikkeling van dergelijke voorstellen moet worden betrokken. Nog zorgwekkender is het feit dat de Commissie en Eurocontrol trachten om 60 procent van de stemrechten in de raad van bestuur te verwerven.
Het SESAR-project moet door de luchtvaartsector gestuurd worden, niet door bureaucraten. Wij kunnen niet verwachten dat die sector de ontwikkeling van een project financiert als hij zelf weinig invloed kan uitoefenen op de richting van dat project. Dat is de reden waarom ik samen met de co-rapporteur van de ten principale bevoegde Commissie industrie, onderzoek en energie een amendement heb ingediend om die stemrechten te verminderen, teneinde de luchtvaartsector en de luchtvaartnavigatiediensten een stimulans te geven en ertoe aan te zetten vanaf het begin aan dit project te participeren.
Het SESAR-project kan de toekomst van de Europese luchtvaart helpen vormen. Dit project kan een positieve drijfkracht zijn achter veranderingen, mits het op een eerlijke en gelijke manier steun krijgt van alle betrokken partijen in de betreffende sectoren. Ik roep dit Parlement dan ook op om ons amendement te steunen en aldus dit belangrijke project het noodzakelijke duwtje in de goede richting te geven.
Reinhard Rack, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in de komende jaren krijgen we meer verkeer over land, op het water en vooral ook in de lucht. Meer verkeer betekent meer en nieuwe problemen. We moeten die verwerken, en ook bruikbare oplossingen vinden voor de gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid, en dat zal allemaal veel geld kosten.
Voor deze problemen moeten we in eerste instantie intelligente oplossingen vinden, nieuwe technologieën en een betere logistiek. Dat zijn de onderwerpen die we eigenlijk vandaag al zouden moeten behandelen. We zijn helaas nog niet zo ver, maar er zit wel al heel wat in de pijplijn, ik denk daarbij aan Galileo. We concentreren ons nu echter nog op voorbereidend werk. Wat moet de administratieve structuur van de organisatie zijn? Wat doen we met Eurocontrol? Hoe kunnen we het bedrijfsleven bij ons project betrekken? Dat zijn maar een paar van de talloze vragen.
Ik zou willen wijzen op bepaalde problemen in verband met de partnerschappen tussen de overheid en het bedrijfsleven, de PPP. We concentreren ons in onze debatten op potentiële belangenconflicten. Dat is juist, en dat is ook belangrijk. We moeten echter nog veel meer doen om ervoor te zorgen dat het bedrijfsleven werkelijk deelneemt aan ons project. De ervaringen met PPP-modellen waren tot nu toe in ieder geval niet bepaald hoopgevend. Omdat we over een paar weken de opvolger van dit programma opstarten, zou ik bij wijze van uitzondering willen wijzen op Marco Polo. Daar hebben we de juiste combinatie gevonden van stimulansen voor het bedrijfsleven en overwegingen van algemeen belang. Ik denk dat we ons daar ook deze keer op moeten concentreren, en wel in nog sterkere mate.
Ik zou ook de twee rapporteurs voor advies van harte voor hun werk willen bedanken. Los van de vraag medebeslissing of slechts raadpleging van het Europees Parlement, hoop ik toch dat we samen en op geconcentreerd wijze zullen proberen om ons doel te bereiken. Misschien lukt het ons ook om de termijnen een beetje in te korten. Dat zou uitgesproken nuttig zijn.
Britta Thomsen, namens de PSE-Fractie. - (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur graag bedanken voor het vele werk dat zij voor haar verslag over een gemeenschappelijk Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem, SESAR, heeft verricht. Ik ben het ermee eens dat er behoefte is aan de ontwikkeling van een nieuwe generatie van het Europese luchtverkeerssysteem, zodat we de komende twintig jaar in Europa een veilig en soepel verlopend luchtverkeer hebben. De huidige luchtverkeerscontrolesystemen zijn verouderd en worden in te hoge mate gestuurd door specifieke plaatselijke omstandigheden. Daardoor zijn ze niet bijzonder doelmatig voor een snelle, betrouwbare en economisch duurzame ontwikkeling van de luchtvaart in Europa. En daarom is SESAR in de grond van de zaak een goed initiatief en zal het luchtverkeersbeveiligingssysteem in Europa effectiever maken. Ten opzichte van de huidige luchtverkeerscontrolesystemen zal SESAR leiden tot een effectiever en veiliger vervoer tegen een redelijke prijs.
Wat echter de milieuaspecten betreft, schenkt de Commissie veel te weinig aandacht aan de uitdagingen die het stijgende luchtverkeer de komende jaren in Europa met zich mee zal brengen. SESAR moet niet alleen een veilig beheer van het luchtverkeer garanderen, maar ook het milieu voordelen bieden. Daarom kan ik mij aansluiten bij de amendementen waarin wordt benadrukt dat SESAR tot energie-efficiëntere luchtvaartroutes moet leiden, die het gebruik van brandstof beperken en het milieu sparen.
Een ander belangrijk aspect is dat er duidelijkheid wordt verschaft over het voordeel dat de lidstaten bij SESAR zullen hebben, dat wil zeggen op het punt van de eigendomsrechten met betrekking tot de materiële en immateriële vermogensbestanddelen die door het gemeenschappelijke SESAR-project worden gecreëerd. Op dit moment bestaat er onduidelijkheid over de vraag wat er moet gebeuren met de eigendomsrechten met betrekking tot de waarden die door SESAR worden geproduceerd, indien de eigendom van de gemeenschappelijke onderneming SESAR ooit overgaat op de industrie. Daarom is het absoluut noodzakelijk dat de oprichtende leden permanente toegang hebben tot de kennis en de waarden die via SESAR worden gecreëerd voor hun eigen en niet-commerciële productontwikkeling. We zouden immers ongaarne in een situatie belanden waarin alle lidstaten de technologie in een Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem hebben genormaliseerd, maar tegelijkertijd de rechten op die technologie in handen blijft van een particuliere onderneming.
Ik betuig mevrouw Hennicot-Schoepges nogmaals mijn dank voor haar verslag en ik hoop dat wij door onze gezamenlijke inspanning SESAR binnen het geplande tijdschema kunnen lanceren.
Fiona Hall, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur graag voor haar werkzaamheden bedanken. Wij hebben dit Europees nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem nodig om de veiligheid van het luchtvervoer te bevorderen en het milieu meer te ontzien. SESAR kan ons de mogelijkheden verschaffen waartoe de huidige, archaïsche en gefragmenteerde technologieën voor de luchtverkeersleiding niet in staat zijn.
Deze gemeenschappelijke onderneming SESAR dient op zodanige wijze vormgegeven te worden dat onnodige problemen en vertragingen in een latere fase worden voorkomen. Het concept van publiek-private partnerschappen is nog steeds relatief nieuw en ik hoop dat de Commissie op transparante wijze het voortouw zal nemen op basis van de lessen die geleerd zijn in het kader van de gemeenschappelijke onderneming Galileo. De gemeenschappelijke onderneming SESAR dient dan ook regelmatig geëvalueerd te worden om te zorgen dat de kinderziekten waarmee Galileo is geconfronteerd, voorkomen worden.
Zowel het Parlement als de Raad dienen geïnformeerd en geraadpleegd te worden over onderwerpen als de toetreding van nieuwe leden en de benoeming van een uitvoerend directeur. In de Parlementaire commissie heerst de sterke overtuiging dat de benoeming van een uitvoerend directeur op basis van een open sollicitatieprocedure dient te gebeuren en aan de hand van criteria op het gebied van bekwaamheid en ervaring. Er mag in geen geval sprake zijn van een politieke benoeming of een bijbaantje.
In de Parlementaire commissie is ook benadrukt dat de rol van Eurocontrol van belang blijft. Gezien de opgebouwde ervaring en deskundigheid is de betrokkenheid van Eurocontrol bij dit project essentieel.
Tot slot sluit ik mij aan bij het oorspronkelijke voorstel van de Commissie wat de locatie van de gemeenschappelijke onderneming betreft. Uit praktische overwegingen dient voor Brussel te worden gekozen. Het ter discussie stellen van de plaats van die zetel lijdt tot onnodig tijdverlies en zou de oprichtingsfase van deze gemeenschappelijke onderneming kunnen vertragen. Ik denk dat de afgevaardigden die betreuren dat er zoveel tijd, geld en energie wordt verspild vanwege het feit dat het Parlement niet permanent in Brussel is gevestigd, zich ongetwijfeld bij dit voorstel kunnen aansluiten.
Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, als SESAR zo snel mogelijk in werking treedt en we er op een verstandige manier mee omgaan, kan dit een belangrijke bijdrage leveren aan het reduceren van de emissies van broeikasgassen. Als we zorgen voor een goede samenwerking met de meteorologische diensten, en de vliegtuigen op de optimale hoogte en met de optimale snelheid laten vliegen, kunnen we vermijden dat ze al te vaak in het parkeercircuit boven de steden moeten cirkelen, en dat er condensatiestrepen ontstaan, want recent onderzoek heeft aangetoond dat die een al belangrijkere rol spelen in het broeikaseffect.
Dit systeem kan echter alleen maar goed functioneren als we de luchtruimblokken verstandig vastleggen en aldus bijdragen aan brandstofbezuiniging. Helaas zit daar helemaal geen schot in. Ook voor Oostenrijk is er heel wat werk aan de winkel, net als voor onze noorder- en oosterburen.
In onze commissie is veel gezegd over de manier waarop deze onderneming moet worden georganiseerd. Volgens mij mag Eurocontrol geenszins op een zijspoor worden gezet. Het algemeen belang moet volgens ons altijd de nodige aandacht krijgen, en daarbij denk ik onder andere aan klimaatbescherming. Daar kan Eurocontrol waarschijnlijk beter voor zorgen dan het bedrijfsleven, dat eigen belangen behartigt. De belangen van het bedrijfsleven in dit verband kunnen ook op een andere manier worden gegarandeerd.
Jaromír Kohlíček, namens de GUE/NGL-Fractie. - (CS) Waarde collega’s, het luchtverkeer boven Europa komt, als gevolg van een grote concentratie aan luchthavens en de noodzaak een oplossing te vinden voor de problemen die voortvloeien uit het almaar stijgend aantal vluchten, zo langzamerhand aan zijn grenzen. Een aantal problemen is in het verleden reeds opgelost, dankzij de internationale ICAO-overeenkomsten en andere op verschillende niveaus vastgestelde voorschriften. Zo zal het luchtverkeer onder meer in goede banen worden geleid dankzij een internationaal verdrag inzake een luchtverkeersgeleidingssysteem voor de middelgrote hoogte boven Midden-Europa, dat nog niet geheel in werking is getreden. Het SESAR-programma moet het mogelijk maken grote vooruitgang te boeken op dit gebied.
Ik wil bij deze gelegenheid twee kwesties aanroeren. Allereerst het vraagstuk van de financiering van de projecten. Ik ben van mening dat we hier zeer voorzichtig moeten zijn met de inzet van privaat kapitaal, want het gaat hier om een van de belangrijkste projecten op dit gebied. Naar mijn mening is het van groot belang ervoor te zorgen dat een flink deel van de financiering niet uit de privé-sector afkomstig is. Ik denk eerder aan bijdragen van Eurocontrol en middelen uit de Europese begroting.
Een tweede belangrijk vraagstuk dat men lange tijd onopgelost heeft gelaten, betreft de definitie van het deel van de luchtvloot waarop dit nieuwe luchtverkeersbeveiligingssysteem betrekking zal hebben. We zitten hier nog steeds met de indeling in vliegtuigen en ultralichte vliegtuigen. Al jaren lang geldt er in Europa een andere classificatie dan in de Verenigde Staten. Ik zou dan ook willen aanbevelen om deze grens reeds in de taakstelling van de gemeenschappelijke onderneming vast te leggen op een leeg gewicht van 600 kg. Ik ben ervan overtuigd dat deze harmonisering van de genoemde classificatie alleen maar positief zal zijn, zoals bijvoorbeeld bij verdere onderhandelingen over niet alleen het vliegverkeer maar de luchtvaart in zijn geheel. Tot slot wil ik nog opmerken dat mijn fractie het SESAR-project van ganser harte ondersteunt.
Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur van harte bedanken voor het geleverde werk. De problemen met betrekking tot het luchtverkeer, dat op dit moment jaarlijks met ongeveer 5 procent toeneemt, vergen een snelle, volledige en doeltreffende oplossing, die ook rekening houdt met de ontwikkelingen op lange termijn. Als we niet onverwijld de nodige stappen zetten, is er in het Europese luchtruim binnen afzienbare tijd geen doorkomen meer aan. Om die reden is de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke onderneming SESAR, die het luchtverkeersbeheer en de veiligheid van de Europese luchthavens in gunstige zin zal beïnvloeden, een positief feit. Ik ben verheugd te horen dat deze maatregelen niet enkel de stiptheid van de vluchten en de vliegveiligheid, maar ook het milieu ten goede zullen komen.
Deze onderneming zou een groot aantal hoog opgeleide personen werk moeten verschaffen. Het is van cruciaal belang dat het project zowel door de Europese Unie als door de particuliere sector wordt gefinancierd. Ik hoop ten zeerste dat het wordt aangenomen, want het is een goed project dat het verdient ten uitvoer te worden gelegd. Het zou echter ook compatibele oplossingen in andere delen van de wereld moeten bevorderen. We moeten ook blijven streven naar radicaal innovatieve oplossingen, zoals vliegende overstapluchthavens.
Georgios Karatzaferis, namens de IND/DEM-Fractie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het SESAR-project is een uitstekend idee, maar u moet ons wel onomwonden zeggen hoe het zit met iets dat zelfs u niet weet: wat zal het actieterrein van SESAR zijn? Hoe ziet het Europees luchtruim in het zuidoosten eruit? Weten wij dat? Laten wij dat luchtruim eens afbakenen! Enkele maanden geleden schoot een Turks gevechtsvliegtuig een Grieks gevechtsvliegtuig neer ten zuidwesten van Rodos, in het Europees luchtruim. Op dat moment bevond zich een Egyptisch passagiersvliegtuig op gezichtsafstand van het voorval. Moet u zich eens indenken wat er had kunnen gebeuren!
Hoe kunnen wij het actieterrein vaststellen indien het noordelijke gedeelte van Cyprus, een lidstaat van de Europese Unie, niet valt onder het FIR van Nicosia maar onder dat van Turkije. U moet eerst dat ruim afbakenen en daarna is SESAR welkom, dat hoe dan ook bedoeld is om het passagiersverkeer vlotter te doen verlopen. Afin, in de lucht zal ons dat wel lukken maar wat gebeurt er op aarde? Met al die flacons, eau-de-colognes, enzovoort? Wij hebben telkens een half uur langer vertraging omdat niemand ook maar een gram deodorant meer mee mag nemen. Dat is klinkklare onzin. Als u dus iets goed wilt doen, moet u het volledig doen.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega’s, de komende twee decennia zal het BBP verdubbelen. Daarom en vanwege de bijdrage die daarmee aan de werkgelegenheid zal worden geleverd, is SESAR een fundamentele prioriteit van de Unie en de lidstaten, en onontbeerlijk om de uitdagingen van de volgende decennia aan te kunnen. Daarbij gaat het om het garanderen van de veiligheid en de stroomlijning van het luchtvervoer op Europese en mondiale schaal, de verbetering van de marktwerking en het concurrentievermogen, een beter beheer van de milieueffecten en de versterking van de Europese samenhang.
Ik wil op een aantal belangrijke zaken wijzen. Ten eerste meen ik dat met het oog op een grotere betrokkenheid van het Europees Parlement er een dubbele rechtsgrond moet zijn en SESAR derhalve niet alleen gebaseerd dient te zijn op artikel 161 maar ook op artikel 163. Ten tweede moet, zoals de commissaris heeft gezegd, in het beheersmodel de aanwezigheid van het particulier initiatief, de industrie, de luchtvaartbedrijven en de wetenschappelijke gemeenschap zonder meer gegarandeerd zijn. Daarnaast is het echter essentieel dat zowel bij de financiële participatie als bij de stemmingen een fundamentele rol wordt gereserveerd voor partners met belangrijke publieke verplichtingen, als de Commissie en Eurocontrol. Het doel moet daarbij zijn een efficiënt beheer van het luchtverkeer en een goed gebruik van technologie te bewerkstelligen, zonder daarvoor offers te verlangen van de belastingbetaler.
Seán Ó Neachtain (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als gevolg van de verwachte toename van het luchtverkeer en de noodzaak om de veertig verschillende netwerken die op dit moment in de EU bestaan, te integreren, kon de EU niet langer om de ontwikkeling van dit systeem voor luchtverkeersbegeleiding heen. Daarom is dit SESAR-systeem van ontzettend groot belang, en ik feliciteer beide rapporteurs met hun werk.
Terloops wil ik aantekenen dat volgens mij een “open sky”-regeling tussen de EU en de VS in de nabije toekomst niet tot de mogelijkheden behoort, gezien de uitslag van de recente verkiezingen in de Verenigde Staten. De Europese lidstaten zullen op dit gebied dan ook afzonderlijke overeenkomsten met de Amerikaanse regering moeten sluiten. Een lid van de Ierse regering heeft zelfs al aangegeven dat dit de enige manier is om een luchtvaartovereenkomst tot stand te brengen.
Ik zou ook graag laten optekenen dat een dergelijke regeling de toekomst van Shannon Airport in het westen van Ierland niet in gevaar mag brengen, aangezien dit vliegveld een cruciale economische knooppuntfunctie voor de regio vervult.
Jacques Barrot , vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de sprekers bedanken die allemaal duidelijk hebben gemaakt hoeveel belang het Europees Parlement hecht aan dit SESAR-project, dat niet alleen een hele gunstige uitwerking zal hebben op het vliegverkeer, maar ook op de milieukwaliteit en de energiebesparing.
Tegen de heer Bradbourn wil ik zeggen dat we de rechtsgrondslag gekozen hebben die naar ons idee het beste bij het doel van deze verordening paste. Het gaat erom een gemeenschappelijke onderneming op te richten die tot taak krijgt een technologisch onderzoeks- en ontwikkelingsproject te beheren. Deze rechtsgrondslag is artikel 171 van het Verdrag, zoals de heer Fernandez zojuist heeft gezegd, en dit is bevestigd door de Commissie juridische zaken van het Parlement en door de Commissie.
Ik wil benadrukken dat, zoals de heer Rack reeds zei, dit een voorbeeld is van een goed publiek-privaat partnerschap (PPP), met uiteraard de ondersteuning van Eurocontrol, waar u op hebt aangedrongen, maar ook een aanwezigheid van de hele luchtvaartindustrie, die vanzelfsprekend het meeste profijt hiervan zal hebben en zeer geïnteresseerd is in de realisering van SESAR. Ook al voorziet de procedure slechts in raadpleging van het Parlement, en niet in medebeslissing, spreekt het uiteraard voor zich, Voorzitter, dat ik het Parlement regelmatig en in alle openheid zal informeren. Zoals mevrouw Hennicot-Schoepges heeft benadrukt, moeten we uiteraard al het mogelijke doen om te voorkomen dat de betreffende programma’s vertraging oplopen.
Dat wilde ik nog zeggen. Ik wil het Parlement hartelijk bedanken voor de waardevolle steun die het ons heeft geboden om dit project in goede banen te leiden. Dit is, zoals ik al zei, een project dat de Europese Unie de beschikking moet geven over het best mogelijke luchtvaartnagivatiesysteem.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 11.30 uur plaats.
7. Kwikhoudende meettoestellen (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0287/2006) van María Sornosa Martínez, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG wat betreft de beperking van het op de markt brengen van bepaalde kwikhoudende meettoestellen [COM(2006)0069 - C6-0064/2006 - 2006/0018(COD)].
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, allereerst zou ik de rapporteur, mevrouw Sornosa Martínez, willen bedanken voor haar werk aan dit belangrijke voorstel voor een richtlijn. Dit voorstel maakt deel uit van de activiteiten van de Gemeenschap in verband met kwik. Het Parlement heeft onze kwikstrategie onlangs nog besproken.
We willen samen verhinderen dat er nog meer kwik in het milieu terecht komt. Voor alle zekerheid wil ik er nog eens op wijzen dat we het niet over zomaar een giftige stof hebben, maar over een bijzonder gevaarlijk element. Kwik en kwikverbindingen zijn uiterst giftig voor de menselijke gezondheid en voor het milieu. Met de richtlijn die we vandaag behandelen, proberen we te verhinderen dat er nieuwe kwikhoudende meetinstrumenten op de markt worden gebracht. Zo kunnen we ervoor zorgen dat er ieder jaar dertig ton kwik minder in het milieu terecht komt, en dertig ton kwik kan heel wat schade voor de gezondheid veroorzaken!
Het voorstel voor een richtlijn bevat een volledig verbod voor het op de markt brengen van kwikhoudende koortsthermometers. Er bestaan namelijk al lang alternatieve producten, die net zo goed zijn. Ook de verkoop aan het grote publiek van alle andere kwikhoudende meetinstrumenten zal worden verboden. De voorstellen voor onze kwikstrategie zijn gebaseerd op een risicoanalyse en op uitvoerige effectrapportage. Er heeft ook overleg plaatsgevonden met het bedrijfsleven en andere betrokkenen.
De richtlijn leidt niet alleen tot een betere bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, maar we kunnen op die manier ook iets doen aan de bevordering van de interne markt, omdat we ervoor zorgen dat overal in de Gemeenschap geharmoniseerde regels gelden voor het op de markt brengen van kwikhoudende meetapparatuur.
U heeft heel wat amendementen ingediend voor uitzonderingen. Ik ben het wel met u eens dat het mogelijk moet blijven om antieke meetinstrumenten te verkopen die minstens vijftig jaar oud zijn. Dat zijn meestal waardevolle verzamelobjecten, die daarom heel zorgvuldig worden behandeld. Er worden er ook niet veel van verkocht, en het risico dat ze bij het afval terechtkomen is heel beperkt.
Ik sta ook achter een tijdelijke uitzonderingsregeling voor nieuwe kwikhoudende barometers, die door een klein aantal gespecialiseerde bedrijven worden gemaakt. Een overgangsregeling van twee jaar zou deze bedrijven in staat moeten stellen om hun productie aan te passen aan de nieuwe regeling, zonder dat er een buitensporig risico voor het milieu en de gezondheid ontstaat. Daarvoor moeten twee jaar toch genoeg zijn. Ik moet echter wel zeggen dat deze producenten eigenlijk geen enkele reden hebben om kwik te gebruiken voor deze apparatuur. Ze kunnen ook zonder kwik het zelfde resultaat bereiken, of misschien zelfs een beter resultaat. Er is geen enkele reden om voor de productie van deze nieuwe apparaten kwik te gebruiken. We hoeven niet te wachten tot er een nieuwe technologie ontwikkeld wordt. Er bestaan al lang alternatieven. We mogen van deze fabrikanten heus wel verwachten dat ze zich aan de wens van de Europese wetgever conformeren. Daar ben ik heel streng in. Een periode van twee jaar moet zeker genoeg zijn om de nieuwe regels toe te passen.
Bij de meetapparatuur voor de medische sector ligt de situatie echter enigszins anders. Het Parlement heeft voorgesteld om een uitzondering te maken voor instrumenten om de bloeddruk te meten, en deze uitzondering later nog eens te bekijken. Ik vind dat inderdaad een goed idee. Vooral als de precisie van de meting om medische redenen heel belangrijk is, zijn kwikhoudende bloeddrukmeters nog steeds onontbeerlijk. We hebben ons heel intensief met deze kwestie bezig gehouden. Artsen zijn van mening dat dergelijke bloeddrukmeters vooral in bepaalde levensgevaarlijke situaties onontbeerlijk zijn. We moeten overwegen om voor de medische sector een uitzondering te maken tot er ook voor deze apparaten veilige en even precieze alternatieven ontwikkeld zijn. Dit proces is dus nog niet afgesloten; we moeten deze kwestie verder behandelen.
Tot slot zou ik er op willen wijzen dat er tijdens de onderhandelingen heel intensief is samengewerkt tussen het Parlement, de Raad en de Commissie. Daarom kan de Commissie instemmen met alle compromisamendementen die de rapporteur heeft ingediend, te weten de amendementen 12 tot en met 18. Ik hoop van harte dat we deze richtlijn in eerste lezing kunnen aannemen.
María Sornosa Martínez (PSE), rapporteur. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, in dit Parlement zijn wij het er allemaal mee eens dat de vraag naar kwik voor gebruik in producten moet worden teruggedrongen en vervanging daarvan moet worden bespoedigd. Het is een goede zaak om op communautaire niveau beperkingen op te leggen aan het op de markt brengen van kwikhoudende meet- en regelinstrumenten voor particulieren, met enkele uitzonderingen op het gebied van de gezondheidszorg.
We moeten voorkomen dat er grote hoeveelheden kwik in de afvalstroom terechtkomen. Op die manier dragen we bij aan een hoger niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid, evenals aan de instandhouding van de interne markt, zoals vereist in artikel 95 van het Verdrag.
Kwik en kwikverbindingen zijn zeer giftig voor de mens, voor ecosystemen en de natuur. In eerste instantie werd kwikverontreiniging gezien als een diffuus lokaal probleem, maar nu is men tot het besef gekomen dat dit ook een chronisch en ernstig probleem op mondiaal niveau is. Wat betreft de mogelijkheid om een volledig verbod in te stellen op het gebruik van kwik in meetapparaten - waarover dit voorstel gaat - dient te worden opgemerkt dat de deskundigen die door de Commissie werden geraadpleegd tot de conclusie zijn gekomen dat ziekenhuizen zeer precieze instrumenten nodig hebben voor de behandeling van levensbedreigende aandoeningen zoals hoge bloeddruk, aritmie en pre-eclampsie. Kwiksfygmomanometers bieden de nodige precisie en betrouwbaarheid om de veiligheid van de patiënt te verzekeren, reden waarom we in dit voorstel pleiten voor het uitzonderen van deze instrumenten van het verbod, totdat volledig gegarandeerd is dat mogelijke alternatieve instrumenten even goed werken.
Daarnaast wil ik de Commissie met nadruk wijzen op de noodzaak op korte termijn maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle kwikhoudende artikelen die op dit moment in omloop zijn, gescheiden worden ingezameld en op een veilige manier worden behandeld. Als dat namelijk niet gebeurt, zal deze richtlijn in de praktijk zijn doelmatigheid verliezen.
Wanneer kwik op stortplaatsen terechtkomt, of niet op een correcte manier wordt verwijderd, zullen de kwikresten in het rioolwater terechtkomen en vervolgens in het milieu. Zo wordt de aanwezigheid van kwik waargenomen in voedsel, waarbij vooral het risico bestaat dat het in de voedselketen van waterdieren wordt opgenomen, hetgeen weer gevaarlijk kan zijn voor met name de consumenten van vis en schelpdieren. U heeft het zelf al gezegd, mijnheer de commissaris: het kan om dertig ton gaan die op de stortplaatsen niet correct worden behandeld.
Ook vraag ik de Commissie maatregelen te nemen om de bevolking bewust te maken van dit probleem door middel van voorlichtingscampagnes over de gezondheidsrisico’s die blootstelling aan kwik met zich meebrengt en over de milieuproblemen die deze stof kan veroorzaken. Ik vrees namelijk dat de burgers nog niet voldoende op de hoogte zijn van de giftigheid van kwik.
Wat betreft de ingediende amendementen, hoopte ik, evenals de meeste fracties, dat er overeenstemming zou kunnen worden bereikt over barometers. Die overeenstemming was er ook in de Raad en de Commissie. De overeenstemming die we nu hebben bereikt betreft de vrijstelling van de verplichtingen op grond van deze richtlijn voor kwikhoudende wetenschappelijke instrumenten. Deze vrijstelling geldt ook voor barometers die ouder zijn dan vijftig jaar en bedoeld zijn voor verkoop op de international antiekmarkt.
Wat betreft de productie van kwik voor nieuwe traditionele barometers, hebben we bij wijze van compromis voorgesteld een overgangsperiode in te voeren voor de fabrikanten, zodat ze zich kunnen aanpassen aan de nieuwe regels. Helaas hebben niet alle fracties dit compromis onderschreven, hoewel ik denk dat we in dit Parlement een voldoende grote meerderheid hebben om het voorstel aan te nemen.
Tot slot hoop ik dat het Parlement het akkoord met de Raad in eerste lezing bekrachtigt, zodat het zo snel mogelijk kan worden toegepast en op deze manier de industriële vraag naar kwik kan worden teruggedrongen, de vervanging door andere, niet voor de menselijke gezondheid schadelijke materialen kan worden bespoedigd en het milieu beter kan worden beschermd.
Kort samengevat, mijnheer de commissaris, ben ik het volledig met uw woorden eens. Ik dank de Commissie voor haar werk en voor de mogelijkheid om tot een akkoord te komen in eerste lezing. Eveneens dank aan de Raad en aan de fracties die het eens zijn met dit voorstel.
Martin Callanan, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om allereerst mevrouw Sornosa Martínez alle lof toe te zwaaien voor het werk dat zij voor dit verslag heeft verricht, ook al ben ik het niet met al haar conclusies eens. Er was echter wel sprake van een goede samenwerking.
In maart van dit jaar heeft het Parlement gedebatteerd over de kwikstrategie van de Commissie. Daarbij verzocht het Parlement de Commissie om het op de markt brengen en het gebruik van kwik in alle meet- en controletoestellen te beperken en slechts een paar uitzonderingen toe te staan. Het Parlement vroeg de Commissie toen eveneens om het gebruik van kwik toe te staan aan een klein aantal professionele bedrijven in de EU die traditionele barometers maken. Helaas moet ik constateren dat de Commissie de toen geuite wensen van het Parlement volledig heeft genegeerd en gewoon verder is gegaan met de uitwerking van de ontwerprichtlijn zoals die vandaag hier ter tafel ligt.
Met deze richtlijn wordt de productie van alle nieuwe barometers verboden. Zoals de afgevaardigden bekend zal zijn, heeft de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid een amendement goedgekeurd dat ik had ingediend om een uitzondering te verkrijgen voor dit oude traditionele ambacht in Europa. Samen met de heer Blokland heb ik dit amendement nu opnieuw ingediend en ter overweging aan de plenaire vergadering voorgelegd. Ik wil de commissaris er graag op wijzen dat het niet gaat om de introductie van nieuw kwik in het milieu. Een overgrote meerderheid van de producenten gebruikt voor het maken van die barometers namelijk gerecycleerd kwik dat uit het milieu is gewonnen. Er zijn nog maar een paar kleine en middelgrote ondernemingen in Europa die dit traditionele ambacht uitoefenen, voornamelijk in België, Nederland, Frankrijk, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.
Als deze richtlijn volgens de wensen van de Raad wordt uitgevoerd, moeten deze bedrijven vrijwel zeker hun deuren sluiten. Dat betekent dat er voor de consumenten veel minder mogelijkheden overblijven voor reparatie of onderhoud van hun barometers. Laten wij niet uit het oog verliezen dat er honderdduizenden traditionele barometers aan de muren hangen bij mensen in heel Europa. Daar zal de richtlijn natuurlijk geen verandering in brengen, maar zij zal er wel toe kunnen leiden dat de mensen op steeds minder plaatsen terecht kunnen voor onderhoud of reparatie van hun barometers.
Door een verbod op nieuwe barometers wordt de milieuverontreiniging geen halt toe geroepen. In feite zou die verontreiniging zelfs nog groter kunnen worden, aangezien het grote publiek straks nergens meer naartoe kan met hun barometers. Er zit ook een aantal kolossale mazen in deze wetgeving. Het is namelijk alleen maar verboden om nieuwe barometers met kwik op de markt te brengen. Niemand kan producenten verbieden om nieuwe barometers zonder kwik te verkopen samen met een instructieboekje over de manier waarop consumenten die barometers zelf met kwik kunnen vullen. Dat is ongetwijfeld veel risicovoller dan wanneer die producenten toestemming krijgen om de productie voort te zetten in een zorgvuldig gecontroleerde en gereglementeerde omgeving.
Linda McAvan, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, naar mijn idee is deze wetgeving absoluut noodzakelijk. De commissaris zei dat er alternatieven bestaan voor kwikbarometers en daarom sluit ik mij aan bij alles wat mijn collega, mevrouw Sornosa Martínez, heeft gezegd.
Kwik is extreem giftig. Het is bioaccumulatief en persistent in het milieu en er zijn geen veilige blootstellingsniveaus voor kwik. Ik zou de PPE-DE-Fractie willen verzoeken om de kwestie nog een keer in overweging te nemen. Tegen de heer Callanan en de conservatieven zou ik willen zeggen dat hun leider op hun partijconferentie heeft gezegd dat gevaarlijke chemicaliën door veiligere stoffen vervangen dienen te worden. De website van de conservatieve partij maakt er melding van dat u dat ook inderdaad gaat doen. U moet nu de dingen veranderen met uw stem. Mooie woorden alleen zijn niet genoeg. Ik hoop dat de PPE-DE-Fractie dit zeer verstandige voorstel om een extreem gevaarlijke chemische stof geleidelijk uit het milieu te weren, zal steunen.
Wij hebben bedrijven een verlengingsperiode van twee jaar gegeven om hun productie geleidelijk af te bouwen. Dat is niet wat de Raad wilde, maar wij hebben hier te maken met vijfentwintig regeringen, met deskundigen uit vijfentwintig landen en hebben de steun van de Commissie en de meerderheid van de fracties. Ik hoop dan ook dat dit Parlement het verslag zal steunen omdat dit in overeenstemming is met het beginsel van vervanging van gevaarlijke chemicaliën.
Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst mevrouw Sornosa Martínez bedanken voor haar uitstekende verslag en voor de goede samenwerking met alle schaduwrapporteurs. Ik wil ook graag wijzen op de zeer nuttige hulp van niet alleen de Commissie milieu, volksgezondheid en voedselveiligheid, maar ook de Commissie en de Raad bij het opstellen van een klein aantal noodzakelijke, finale compromisamendementen.
Zoals u inmiddels allemaal zult weten, is kwik een uiterst giftige stof, die wij uit ons aller leven en uit dat van de komende generaties willen en moeten verwijderen, en wel zo snel en effectief mogelijk. Dankzij dit wetgevingsvoorstel wordt de kwikstrategie die wij in maart van dit jaar bekrachtigd hebben, in gang gezet. Hierdoor wordt het gebruik van kwik in diverse niet-elektrische en niet-elektronische meet- en regelapparatuur verboden, of in ieder geval aanzienlijk teruggedrongen. Instrumenten die kwik bevatten, zoals thermometers voor huishoudelijk gebruik, zullen vervangen worden door nauwkeurigere en veelzijdigere, snellere en veiligere meetinstrumenten zonder kwik.
Zoals bij de meeste wetgevingsvoorstellen is er tijdens de debatten een aantal meningsverschillen gerezen. Gelukkig is er tussen de meeste fracties een verstandig compromis gesloten, maar er leven ongetwijfeld nog steeds bezwaren onder een aantal afgevaardigden in dit Parlement. De kern van het probleem was dat voornamelijk enkele Engelse, Nederlandse en Belgische collega’s bleven aandringen op een uitzondering voor het gebruik van kwik in moderne, antiek lijkende barometers die nog door een beperkt aantal kleine en middelgrote ondernemingen in Engeland, Nederland en België worden gemaakt. Die collega’s bleven daarop aandringen ondanks de overgangsperiode van twee jaar na de inwerkingtreding van de met uitzonderingen voorziene richtlijn, ondanks het feit dat de Commissie na afloop van die overgangsperiode van twee jaar de beschikbaarheid zal evalueren van betrouwbare, veiligere alternatieven die technisch en economisch haalbaar zijn voor het gebruik in dergelijke meetinstrumenten, ondanks het feit dat barometers die echt antiek, dat wil zeggen meer dan vijftig jaar oud zijn, buiten het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, en ondanks het feit dat, als het compromis met betrekking tot de barometers niet op voldoende steun kan rekenen, dat ook betekent dat er geen overeenstemming over het wetgevingsvoorstel als geheel bereikt kan worden, zodat dit weer terug naar de tekentafel moet.
Staat u niet toe dat u ongewild wordt gebruikt door degenen die deze richtlijn als geheel willen torpederen en door degenen die de barometerkwestie willen gebruiken om hun eurosceptische meningen uit te dragen. Geeft u daarom uw steun aan de compromisamendementen zodat wij, in het belang van de volksgezondheid, verlost worden van dit giftige kwik.
Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, in Zweden zijn kwikthermometers al meer dan twintig jaar geleden verboden. Eindelijk is het zover dat de EU dit voorbeeld volgt. Kwik in meetinstrumenten is de technologie van gisteren. Het is een levensgevaarlijke chemische stof, en het gebruik ervan moet zo snel mogelijk worden beëindigd. Elke bewering dat kwik ongevaarlijk is, is absurd. Nog erger is lekkend kwik, kwik dat in verbrandingsinstallaties terechtkomt of op een andere manier in het milieu wordt verspreid en omgezet in gemakkelijk te absorberen, nog schadelijkere vormen voor mens en dier. We kunnen niet om nostalgische redenen doorgaan met de productie van barometers die gevaarlijk zijn voor het milieu. Wie dat wil, kan een ongevaarlijke elektronische kopie kopen die er exact zo uitziet als een oude barometer - of een tweedehands exemplaar kopen. De richtlijn gaat immers over het op de markt brengen van nieuwe barometers.
In het compromis hebben de barometers nu twee jaar respijt gekregen, wat technisch gezien volstrekt onnodig is, zoals de commissaris zei, maar politiek gezien helaas nodig om een compromis te bereiken, omdat men veel te welwillend is tegenover de lobbyisten van de industrie. Wie voor iets anders stemt dan het compromis, saboteert de hele wetgeving en roept heel de geleidelijke afschaffing van thermometers een halt toe. Dan moeten we helemaal van voren af aan beginnen in het kader van REACH. De Commissie moet binnen twee jaar met voorstellen komen voor de geleidelijke afschaffing, voor zover mogelijk, van andere meetapparatuur en vooral bloeddrukmeters. Ik wil de Commissie eraan herinneren dat in het compromis staat: zodra er betrouwbare alternatieven beschikbaar zijn. Voor bloeddrukmeters zijn die er in elk geval. Gaat u direct naar Brussel terug en stelt u zo snel mogelijk een verslag op over beperking van de markt voor bloeddrukmeters
Adamos Adamou, namens de GUE/NGL-Fractie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil, na mevrouw Somosa Martínez bedankt te hebben voor haar werk, iedereen vragen om steun te geven aan de compromisamendementen die tot doel hebben het kwik uit door Europese consumenten gebruikte meetinstrumenten te verwijderen. De compromisamendementen vormen de minimaal noodzakelijke, maar tevens meest realistische aanpak van consumentenbescherming en weerspiegelen het akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad.
Ik verzoek u echter het voorstel om barometers van de richtlijn uit te zonderen, te verwerpen. Een dergelijke uitzondering zet de laatste kans op de helling om vóór de aanneming van de wetgeving met betrekking tot het REACH-programma het gebruik van kwik in meetinstrumenten waarvoor alternatieve oplossingen bestaan, te beperken. Deze maatregel is van uitermate groot belang als men de wetgeving betreffende kwikhoudende meetinstrument zo spoedig mogelijk van kracht wil laten worden. Tevens moet ik erop wijzen dat met de aanneming van de amendementen betreffende barometers - met uitzondering van de barometers die zijn opgenomen in het pakket amendementen - de barometerindustrie niets wezenlijks bereikt. Misschien wint ze op die manier een jaar of twee. Het is bijna zeker dat de Commissie ofwel via REACH ofwel via de comitologie zal terugkeren tot haar oorspronkelijk voorstel waarin geen enkele uitzondering is opgenomen voor barometers.
Tot slot wil ik, geachte collega’s, erop wijzen dat het pakket met compromisamendementen het spoor volgt van onze vorige resolutie over kwik, waarvoor de heer Matsakis rapporteur was.
Weer moet ons doel de bescherming van het milieu en de volksgezondheid van de Europese consumenten zijn.
Urszula Krupa, namens de IND/DEM-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, hoewel kwik en kwikhoudende chemische verbindingen, in het bijzonder methylkwik, uiterst giftig zijn, is een verbod op de verkoop van kwikthermometers, met inbegrip van speciale thermometers en andere meettoestellen, met een overgangsperiode van nauwelijks 18 maanden, sterk overdreven en onredelijk. Deze maatregel treft in eerste instantie Polen en de andere landen waar kwikthermometers op grote schaal worden gebruikt, zowel in ziekenhuizen als voor eerste diagnosestelling thuis. Een dergelijke korte overgangsperiode kan negatieve gevolgen met zich meebrengen omdat de diagnosestelling onzeker wordt, met alle ernstige gezondheidsrisico’s van dien, en zal bijkomende financiële problemen veroorzaken voor ziekenhuizen en gezinnen, met name voor minder welgestelde gezinnen.
In Polen hebben we een spreekwoord dat als volgt luidt: "wanneer de mens zich haast, lacht de duivel in zijn vuistje". De duivel wil zich blijkbaar met de verkoop van elektronische meettoestellen verrijken en neemt daartoe nobele woorden over de bescherming van de gezondheid in de mond. Wij zijn voorstander van een langere overgangsperiode.
Irena Belohorská (NI). - (SK) Ook ik neem met voldoening kennis van dit verslag over kwikhoudende meettoestellen en over de manier waarop men het vrijkomen van kwik in het milieu wil beperken.
Wij zijn het er allemaal over eens dat kwikhoudende meettoestellen moeten worden vervangen wanneer veiliger alternatieven voorhanden zijn. In één thermometer zit voldoende kwik om alle vis in een meer van twintig hectare te besmetten. We moeten ons echter ook realiseren dat er in de gezondheidszorg kwikhoudende apparaten worden gebruikt waarvoor tot op heden geen gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn, zoals drukmeters, barometers and manometers.
Voor kwikhoudende sfygmomanometers, die bij de behandeling van hoge bloeddruk of aritmie worden gebruikt, zijn er geen gelijkwaardige alternatieven waarmee de metingen met dezelfde nauwkeurigheid kunnen worden verricht en alternatieve methoden zijn peperduur. Ik sta dan ook achter het standpunt van de rapporteur dat dergelijke meetinstrumenten die in de gezondheidszorg worden gebruikt, niet onder het toepassingsgebied van de richtlijn moeten vallen. Zouden ze daar wel onder vallen, dan zou de hoeveelheid kwik in het milieu weliswaar verminderd worden, maar de veiligheid van patiënten in gevaar worden gebracht.
De prioriteit in dit wetgevingsvoorstel moet liggen op de vermindering van de hoeveelheid kwik in huishoudelijk afval. Het zal niet meevallen om, met name in de nieuwe lidstaten, alle huishoudens ertoe over te halen hun koortsthermometers te vervangen, maar het zou ons moeten kunnen lukken om tenminste het gebruik ervan te beperken.
Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is de hoogste tijd dat wij onderkennen dat kwik ernstige gezondheidsproblemen kan veroorzaken en in de praktijk ook veroorzaakt. Een kwikvergiftiging door het eten van kwikhoudend voedsel - meestal vis - is de belangrijkste bron van kwikvergiftiging onder het grote publiek.
Kwik en kwikverbindingen zijn niet alleen giftig voor de mens, maar hebben ook een zeer negatief effect op ecosystemen en op dieren en planten in de natuur. Een beperking op het gebruik van kwik is dan ook zeer toe te juichen.
Ik onderken echter ook dat het noodzakelijk is dat wij reëel blijven bij het beperken van bepaalde meet- en regelapparatuur die kwik bevat. Ik ben dan ook blij dat een aantal medische apparaten voorlopig van het toepassingsgebied van de richtlijn uitgezonderd is. Medische deskundigen hebben aangegeven dat bepaalde niet-kwikhoudende apparaten wellicht niet helemaal nauwkeurig zijn, bijvoorbeeld in het geval van bepaalde hartaandoeningen of pre-eclampsie. Het verdient dan ook de voorkeur om in een beperkt aantal gevallen kwikhoudende instrumenten te blijven gebruiken, totdat de geschikte alternatieven volledig onderzocht en goedgekeurd zijn door de medische sector. Daarbij moet wel als voorwaarde gesteld worden dat er slechts een beperkte uitzonderingstermijn gehanteerd wordt voor het valideren van geschikte alternatieven. Gezien de giftigheid van kwik is dat een redelijke eis die aan de medische sector wordt gesteld, en ik roep die sector dan ook op om hier adequaat op te reageren.
Ik steun het amendement dat oorspronkelijk door mijn collega’s is ingediend met het oog op een uitzondering voor antieke barometers, voor wetenschappelijke instrumenten die worden verhandeld of verkocht op internationale antiekmarkten en voor de productie van traditionele barometers met gebruik van kleine hoeveelheden kwik in een zorgvuldig gecontroleerde en gereglementeerde omgeving. Het is van belang om hierbij op te merken dat traditionele barometermakers geen nieuwe hoeveelheden kwik op de markt brengen, maar gerecycleerd kwik gebruiken. Op die manier leveren zij een bijdrage aan de controle op en het beperken van deze stof. Dan heb ik het nog niet over het feit dat de eigenaren van antieke barometers over het algemeen enorm veel waarde aan deze instrumenten hechten, zodat het vrij onwaarschijnlijk is dat deze ooit in onze afvalstromen terechtkomen. Wij mogen niet vergeten dat het doel van deze richtlijn is om het op de markt brengen van bepaalde kwikhoudende meettoestellen te verbieden. Als wij voor deze antieke barometers geen uitzondering maken, is het op basis van deze richtlijn mogelijk om barometers te verkopen met een afzonderlijk flesje kwik zodat de consument het kwik later zelf kan toevoegen. Naar mijn idee brengt een uitzondering voor antieke barometers veel minder risico’s met zich mee.
Dorette Corbey (PSE). - Voorzitter, allereerst wil ik ook mijn steun aan mevrouw Sornosa uitspreken. Zij heeft een enorm goed verslag geschreven. Het is al door alle sprekers gezegd, kwik is heel erg giftig en daarom moeten we het gebruik van kwik in alle onnodige toepassingen verbieden. Er zijn immers alternatieven beschikbaar en daarom is het ook goed dat bijvoorbeeld de kwikthermometer tot het verleden behoort. Er is veel discussie over barometers en we hebben daarover zojuist al het een en ander gehoord.
In Nederland is het gebruik van kwik vanaf 2003 verboden, maar voor barometers gold een uitzondering tot 2005 en later tot 1 januari 2006 in afwachting van nieuwe Europese regels. Het Europees Parlement bepleit nu nog eens twee jaar extra uitstel voor ambachtelijke barometers en daarmee stelt het Europees Parlement zich zeer toegeeflijk op. Natuurlijk kan ik mij voorstellen dat het voor producenten van barometers een harde boodschap is. Maar als we kwik willen uitbannen, dan moeten we in ieder geval kwikhoudende producten voor consumenten verbieden. Producten kunnen kapot gaan of gaan lekken en kwik komt dan alsnog in het milieu. Ik hoop dat we deze wetgeving kunnen afronden zodat het kwikverbod zo snel mogelijk kan ingaan.
James Hugh Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in heel Europa maakt het vervaardigen van barometers al vele eeuwen deel uit van ons erfgoed. Vaak gaat het daarbij ook om het recycleren van kwik uit oude instrumenten. Het risico voor het milieu en de gezondheid is, volgens mij, zodanig klein dat het in geen enkele verhouding staat tot het catastrofale verbod dat deze richtlijn wil opleggen aan de toekomstige productie van barometers. Het zou het einde betekenen van een historisch ambacht, zonder dat daar echte voordelen tegenover staan. Ik ben dan ook een groot voorstander van amendement 19 om barometerfabrikanten van het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te sluiten.
Indien de barometers toch onder de richtlijn zouden vallen, is dat weer het zoveelste voorbeeld van de wijze waarop een fanatieke en irrationele dogmatische opstelling voorstellen van de Commissie, die op alle andere punten zinvol zijn, tot een lachertje maken. Ik vertrouw erop dat wij op basis van ons gezond verstand ‘nee’ zullen zeggen tegen het verbod op het vervaardigen van barometers.
De Voorzitter. - De Commissie heeft mij ervan in kennis gesteld dat zij hierover niet opnieuw het woord wenst te voeren. Derhalve is het debat gesloten.
De stemming vindt vandaag om 11.30 uur plaats.
8. Hypothecair krediet in de EU (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0370/2006) van John Purvis, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over hypothecair krediet in de EU [2006/2102(INI)].
John Purvis (PPE-DE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat ik u zojuist duidelijk wilde maken, was dat de speech van de heer Allister in een vreemde taal doorkwam op het kanaal van de Engelse vertolking. Zijn Engels werd vertaald in iets anders, maar ik weet niet wat. Het spijt mij, mijnheer Allister, maar wij hebben daardoor niet kunnen horen wat u zei.
De omvang van de uitstaande Europese hypothecaire kredieten bedraagt ongeveer 5 biljoen euro, ofwel 45 procent van het BBP van de EU. De afgelopen vijf jaar bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van de hypothecaire leningen 9,4 procent. Het kopen van een huis is meestal de grootste aanschaf die iemand in zijn of haar leven doet, en de daarbij behorende hypotheek is de grootste financiële verplichting die mensen ooit op zich nemen. Het is dan ook niet verrassend dat de Commissie, nu zij haar aandacht meer naar de kleinhandelsmarkt voor financiële diensten verlegt, zich ook meer op die hypothecaire kredieten concentreert.
De hypotheekmarkt is gefragmenteerd en bestaat uit nationale stukjes. Door het openen van deze markt krijgen consumenten meer waar voor hun geld en een grotere keuze aan hypothecaire producten. Dat zou ook meer mogelijkheden moeten opleveren voor mensen die op dit moment moeite hebben met het afsluiten van een hypotheek, zoals starters op de woningmarkt en werknemers met een contract voor bepaalde tijd. Hierdoor moet het voor mensen die voor hun werk of vanwege hun pensioen naar een ander land in de EU willen verhuizen, ook eenvoudiger worden om een tweede huis in het buitenland te kopen.
Een sterker geïntegreerde markt zou voor de hypotheekverstrekkers meer schaalvoordelen en dus lagere kosten met zich meebrengen, hetgeen tot lagere tarieven voor de kredietnemers leidt. Aan de andere kant zijn de beschikbare producten op basis van lokale culturen en tradities ontstaan en consumenten willen niet dat het huidige niveau van de consumentenbescherming wordt aangetast. Een volledige harmonisatie zou de sector veel geld kosten en een beperking van het productaanbod kunnen veroorzaken. In de meeste lidstaten heeft de hypotheeksector een aanzienlijk competitief karakter en daarom moeten wij geen tactloze maatregelen nemen die een negatieve invloed op deze sterk groeiende sector zouden kunnen hebben. Wij streven naar een Europese markt voor hypothecaire kredieten, met een breed aanbod aan producten tegen concurrerende prijzen. Als wij veranderingen doorvoeren, moeten die met name aan de kredietnemers ten goede komen.
Wij zijn dan ook tegen wetgeving die op volledige harmonisatie is gericht. Dat zou zowel slecht zijn voor de consumenten als voor de hypotheekverstrekkers. De Commissie economische en monetaire zaken is dan ook van mening dat wij ons moeten concentreren op gerichte maatregelen voor het wegwerken van specifieke belemmeringen voor grensoverschrijdende hypotheken. Daarbij mogen er pas maatregelen worden genomen indien uit een effectbeoordeling is gebleken dat de voordelen groter zijn dan de kosten. Waar mogelijk dient de voorkeur gegeven te worden aan niet-wetgevende middelen.
Het tot stand brengen van een betere Europese financieringsmarkt zou in dat verband onze eerste prioriteit moeten zijn. Er is echter een aantal obstakels dat daaraan in de weg staat. Ik zou dan ook graag willen dat er een databank kwam voor de verschillende hypotheekmarkten en hypothecaire zekerheden, zodat beleggers hypotheekpools op de juiste waarde kunnen schatten. Wij stellen voor om een aantal gestandaardiseerde pakketten met Europese hypotheken samen te stellen die op de kapitaalmarkten verhandeld kunnen worden. De hypotheekmakelaars zouden overigens een belangrijke rol kunnen spelen bij de ondersteuning van kredietnemers om een betere toegang te krijgen tot binnen- en buitenlandse kredietverstrekkers. Het doet mij dan ook genoegen dat de Commissie een evaluatie uitvoert van de problemen die zich kunnen voordoen in verband met deze kredietbemiddelaars.
Wat het jaarlijkse kostenpercentage betreft, hebben wij behoefte aan een EU-norm. De meerderheid van de Commissie economische en monetaire zaken was voorstander van een EU-norm die niet alleen alle door de kredietverstrekker te heffen kosten omvat, maar ook informatie over alle andere mogelijke kosten die verband houden met de betreffende verrichtingen. In het verslag wordt overwogen dat beperkingen op de kosten voor vervroegde terugbetaling en op de rentevoeten waarschijnlijk niet alleen een remmende werking zullen hebben op de ontwikkeling van nieuwe producten, met name voor de kredietverstrekking aan kredietnemers met een hoger risico, maar ook op de ontwikkeling van de financieringsmarkt.
Tot de andere aspecten die wij aan de orde hebben gesteld, behoren het wegnemen van de belemmeringen voor grensoverschrijdende overdracht van leningen en het verzoek om een beoordeling door de Commissie van het potentieel van de eurohypotheek. Ook dient het toepasselijke recht voor hypothecaire kredietovereenkomsten nader bekeken te worden, in het kader van de herziening van het Verdrag van Rome van 1980. Wat de databanken voor klantenkrediet betreft, willen wij graag een consequent formaat en een niet-discriminerende grensoverschrijdende toegang tot zowel positieve als negatieve kredietgegevens, uiteraard op voorwaarde dat de privacy altijd goed beschermd wordt.
Wij zijn ook voorstander van het invoeren van een scorebord voor het vergelijken van de duur en de kosten van juridische procedures in de lidstaten in verband met gedwongen verkopen. Ook verdient het aanbeveling dat uiteenlopende beroepsorganisaties van taxateurs zich verenigen om tot gemeenschappelijke EU-normen voor de taxatie van onroerende goederen te komen.
In het verslag wordt er ook voor gepleit om de toegang tot gestandaardiseerde informatie bij kadasters te verbeteren en om de vervolgontwikkeling van het huidige EULIS-systeem te ondersteunen.
De fiscale belemmeringen vormen nog steeds een probleem. Deze belemmeringen dienen nader onderzocht te worden, ook al is de oplossing van de betreffende problemen voorbehouden aan de lidstaten uit hoofde van het subsidiariteitsbeginsel.
Op de Europese Centrale Bank en de Commissie rust de belangrijke taak om toezicht te houden op de potentiële risico’s van de toenemende hypothecaire schulden en de mogelijke gevolgen daarvan voor de kapitaalmarkten.
Ik ben de collega’s uit alle gelederen van de Commissie economische en monetaire zaken erkentelijk voor hun steun en inbreng. De Commissie lijkt zich grotendeels aan te kunnen sluiten bij de voorstellen die wij doen. Wij kijken uit naar het Witboek dat volgend jaar verschijnt en hopen dat wij de uitstekende samenwerking over dit belangrijke onderwerp ook in de toekomst kunnen voortzetten.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, in het Witboek betreffende het beleid op het gebied van financiële diensten 2005-2010 wordt een routekaart beschreven voor het openen van de gefragmenteerde kleinhandelsmarkten voor financiële diensten in Europa. Een van de kernelementen van deze strategie is ons huidige initiatief met betrekking tot de hypotheekkredieten.
De uitdagingen die de integratie van de Europese hypotheekmarkten met zich meebrengt, mogen niet onderschat worden. Verschillen in productkenmerken, distributiesystemen, consumentengedrag en vele andere economische, structurele en zelfs sociale factoren hebben een aanzienlijke invloed op deze sector. Wij mogen niet uit het oog verliezen dat het afsluiten van een hypotheek voor de meeste Europese consumenten wellicht de belangrijkste financiële beslissing in hun leven is.
Gezien de economische en sociale betekenis van hypothecaire leningen heeft de Commissie tot een open raadplegingsprocedure besloten. Met deze beraadslagingen is in 2003 een begin gemaakt door de oprichting van de Forumgroep voor hypothecair krediet. In 2005 is er vervolgens een Groenboek verschenen. In augustus 2005 is een kosten-batenanalyse gepubliceerd om een beter inzicht te geven in de potentiële voordelen van initiatieven op het gebied van hypothecaire kredieten.
Uit de openbare raadpleging na de publicatie van het Groenboek is gebleken dat de Commissie op het juiste spoor zit. Tegelijkertijd is in het kader van die raadpleging een aantal aspecten naar voren gekomen die eerst nader geanalyseerd dienen te worden, alvorens de Commissie een besluit over adequate beleidsmaatregelen kan nemen. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de financiering van hypotheken.
Uw verslag verschijnt op een belangrijk moment in onze beraadslagingen. De raadplegingsfase nadert haar einde en het moment dat de Commissie een besluit moeten nemen over de verdere ontwikkelingen komt snel naderbij.
Ik wil de rapporteurs graag bedanken voor hun intensieve werkzaamheden voor de opstelling van dit, naar mijn idee, zeer goed doordachte en pragmatische verslag. Ik wil de aandacht op een paar punten in dit verslag richten.
Tot mijn genoegen kan ik uit uw verslag opmaken dat er ook volgens u voordelen aan de integratie verbonden zijn. Dat standpunt is in overeenstemming met onze eigen analyse en met de feedback die wij hebben gekregen in verband met de raadpleging over het Groenboek. Zoals uit de reacties op het Groenboek blijkt, is er nog veel discussie gaande over de middelen waarmee deze voordelen verwezenlijkt kunnen worden. U stelt een pragmatische en genuanceerde aanpak voor op basis van gerichte maatregelen, vergezeld van omvangrijke effectbeoordelingen. Zoals u weet, hecht ik bijzonder veel belang aan een betere regelgeving in combinatie met een volledige effectbeoordeling om mogelijke problemen te traceren en doelstellingen en opties te formuleren. Om de meest adequate beleidsmaatregelen te kunnen treffen voor elke kwestie die in het Groenboek aan de orde komt, zal de Commissie het volledige scala aan beschikbare instrumenten bestuderen en niet alleen de wetgevingsmogelijkheden.
Ik ben verheugd dat in het verslag de voordelen worden benadrukt van een grotere productdiversiteit en dat de Commissie verzocht wordt ervoor te zorgen dat de te ondernemen acties de innovatie en concurrentie niet belemmeren. Op dit moment is er een breed scala aan producten beschikbaar voor kredietnemers in Europa. In geen enkel land hebben consumenten echter toegang tot een volledig productassortiment. Op een aantal markten is het voor bepaalde groepen kredietnemers moeilijk of zelfs onmogelijk om een hypotheek af te sluiten. Ik denk daarbij aan kleine zelfstandigen of kredietnemers met een laag of onvolledig kredietprofiel. Er bestaan ook belemmeringen die verhinderen dat kredietverstrekkers gestimuleerd worden om grensoverschrijdend actief te zijn. Daardoor wordt voorkomen dat nieuwe en innovatieve producten en processen op andere markten in Europa worden geïntroduceerd. Op dat punt vallen onze doelstellingen naar mijn idee volledig samen met de doelstellingen zoals die in het verslag zijn uiteengezet.
Voor hypothecaire kredieten zijn veel verschillende omstandigheden en technische aspecten van belang, variërend van consumentenbescherming en de financiering van hypotheken tot de taxatie van onroerende goederen en registratiekosten, om maar een paar onderwerpen te noemen waarvoor maatregelen vereist zijn.
Ik zie uit naar de voortzetting van de zeer vruchtbare dialoog met het Parlement over de wijze waarop wij de beleidstechnische uitdagingen die hieruit voortvloeien, het beste kunnen aanpakken en een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van een echte interne markt voor hypothecaire kredieten. Een dergelijke markt dient voor zowel kredietnemers als kredietgevers nieuwe mogelijkheden te bieden. Daarbij moet tegelijkertijd echter ook een adequate bescherming worden geboden voor iets wat voor de overgrote meerderheid van de Europeanen de belangrijkste financiële beslissing van hun leven is.
Manuel Medina Ortega (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat de Commissie een juiste aanpak heeft gekozen van het hypothecair krediet, omdat het hier, zoals de commissaris heeft gezegd, waarschijnlijk de belangrijkste verplichting betreft die de Europese burgers in hun leven aangaan, namelijk een krediet om een eigen huis te kopen.
Daarom is het nodig eraan te herinneren dat we op weg zijn naar één interne markt en dat het in die ene interne markt weinig zin heeft om zevenentwintig verschillende nationale wetgevingen of zevenentwintig verschillende hypothecaire systemen te hebben.
Aan de andere kant raakt dit onderwerp aan de meest essentiële elementen van het juridisch systeem van iedere lidstaat. Daarom zal het niet gemakkelijk zijn om resultaten te bereiken, en zullen die resultaten ook niet onmiddellijk worden bereikt. Daar zal enige tijd voor nodig zijn.
In ieder geval willen wij, vanuit de Commissie interne markt en consumentenbescherming, erop wijzen dat het belangrijk is om op het gebied van de wetgeving vooruitgang te boeken. Het is uiteraard niet mogelijk om tot een volledige reglementering van de hypotheken op het niveau van de Europese Unie te komen, maar een aantal zaken kunnen we wel regelen, bijvoorbeeld op het gebied van de informatieverstrekking, de toegestane maximumtarieven en de mogelijkheid om hypotheken op een bepaald moment af te lossen, zodat een burger die naar een ander land binnen de Europese Unie verhuist niet in een volledig ander juridisch systeem terechtkomt dan waaraan hij of zij gewend was.
Kurt Lechner (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie juridische zaken. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de markt voor hypothecair krediet is nog steeds in hoge mate een nationale markt. Waar ligt dat aan? Ligt het aan de taalproblemen, aan de verschillende financieringsculturen, aan het vertrouwen in de plaatselijke instellingen, of ligt het aan de rechtsregels? De Commissie wil nagaan of en in hoeverre het mogelijk is om de rechtsregels te harmoniseren, en daardoor de grensoverschrijdende kredietverlening te bevorderen.
Dat is een goede zaak. Tot mijn groot genoegen wordt ook in het Groenboek gezegd dat er nog heel wat onderzoek moet worden verricht, voordat we voorstellen kunnen doen voor nieuwe regels. In het Groenboek staat ook dat de kwestie erg ingewikkeld is.
De verschillen tussen de wetten in de lidstaten zijn niet beperkt tot de rechtsregels voor hypotheken. Zoals commissaris McCreevy en de heer Medina net al hebben gezegd, houden ze ook verband met allerlei andere onderdelen van het recht: het kadaster, het notariële recht, de regels voor een openbare verkoop, het algemene verbintenissenrecht en de bepalingen voor de consumentenbescherming. Dat zijn rechtsregels die elkaar allemaal beïnvloeden. Sommigen zijn van mening dat de Europese Unie niet bevoegd is voor deze regelgeving, dat een harmonisatie van deze sector in de lidstaten tot ernstige gevolgen zou kunnen leiden, en dat de nadelen zwaarder wegen dan de voordelen.
Allen zijn het er echter wel over eens dat het een goede zaak is om de markten voor de herfinanciering verder te openen. Daarom zeg ik zonder enig voorbehoud ‘ja’ tegen dit onderzoek, tegen een degelijke analyse en tegen de pogingen om de integratie te bevorderen. Dat moet echter primair via convergentie gebeuren. Ik wijs Europese regelingen niet principieel van de hand. We staan echter nogal sceptisch tegenover een Europese wetgeving, omdat die goed functionerende markten zou kunnen vernietigen. Er is in ieder geval nog heel wat onderzoek nodig. Misschien moeten we ook het feit onder ogen zien dat we de grens bereikt hebben van wat we in Europa door gezamenlijke wetten kunnen standaardiseren. Ik heb in dit verband ook wat moeite met de rol van het Europees Parlement als wetgever. De Commissie zegt zelf dat er nog heel wat onderzoek nodig is, en dus moeten wij nu terughoudend zijn. We mogen niet overhaast vragen om wetgevingsinitiatieven. Dat hebben we trouwens ook niet gedaan. Ik ben het in grote lijnen eens met het verslag.
Harald Ettl, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik zou John Purvis hartelijk willen bedanken voor zijn werk. De Europese Commissie heeft in juli 2005 een Groenboek over hypothecair krediet gepubliceerd, en dat heeft tot heftige discussies geleid over de vraag of de Europese wetgever een initiatief moet nemen, en zo ja, voor welke sectoren.
De rechtsstelsels en vooral de financieringscultuur variëren heel sterk van land tot land. Dat pleit niet voor een Europese regelgeving. De aankoop van onroerend goed is voor veel gezinnen de belangrijkste financiële beslissing die ze ooit nemen. Daarom zijn hypothecaire kredieten ook zo belangrijk voor de financiering van die aankoop. Uit onderzoek blijkt dat particuliere klanten zich ondanks het bestaan van de euro en de interne markt nog steeds richten tot de kredietinstelling die ze vertrouwen, meestal hun eigen bank. Dat houdt natuurlijk ook verband met het feit dat geen financiële markt ingewikkelder is dan de markt voor hypothecaire kredieten. Daarom is het verlenen van een hypothecair krediet nog steeds een hoofdzakelijk nationale of zelfs locale aangelegenheid.
Minder dan één procent van de hypothecaire kredieten wordt in een ander land opgenomen. Dat houdt waarschijnlijk ook verband met de belemmeringen voor de toegang tot de markten en met fiscale hindernissen. Een verdere integratie van de Europese markt voor hypothecair krediet zou een bijkomend netto-voordeel opleveren, dat op één procent wordt geschat. Dat is geen peulenschil, en over tien jaar zou het al zo ver kunnen zijn. Wanneer we dus pleiten voor een interne markt voor hypothecair krediet moeten we garanderen dat nieuwe regelingen op dit gebied een meetbare toegevoegde waarde voor particuliere klanten op zullen leveren.
Voor de consument is één van de belangrijkste vragen of hij de voorwaarden kan vergelijken, voor hij het krediet daadwerkelijk opneemt. Dat geldt ook voor de mogelijkheid om een hypothecair krediet vervroegd terug te betalen, en voor de voorwaarden die gelden voor een variabele of vaste rentevoet. We moeten ook garanderen dat de verschillende methodes om de diverse bijkomende kosten te berekenen, vergelijkbaar en transparant zijn.
Nieuwe regelingen moeten ook voordelen met zich meebrengen voor kredietnemers die een slechter of onvolledig kredietprofiel hebben. Ze moeten er vooral toe leiden dat ook zulke personen zich een hypothecair krediet kunnen permitteren. Die categorie omvat vooral personen met kortlopende arbeidscontracten, maar ook jongere werknemers. Deze potentiële kredietnemers mogen niet worden uitgesloten van de markt voor hypothecair krediet. Uit de ervaring is gebleken dat de vrijwillige gedragscode, die in 2003 door meer dan 3000 instellingen is ondertekend, de facto niet wordt toegepast. Ook daar moet de Commissie onderzoek naar verrichten en maatregelen nemen.
Een verdere integratie van de Europese markt voor hypothecair krediet zou voor de consument, maar ook voor het bedrijfsleven, in ieder geval zinvol zijn.
Margarita Starkevičiūtė, namens de ALDE-Fractie. - (LT) Ik bedank de rapporteur voor zijn prima verslag en onderstreep het belang van de discussie die in gang is gezet over een gemeenschappelijke EU-markt voor hypothecair krediet. Door de snelle integratie van de communautaire arbeids- en kapitaalmarkten en door de ontwikkeling van de interne markt ontstaan er nieuwe behoeften in de hypotheeksector. Wij vinden het heel belangrijk dat de opkomende uitdagingen in dit verband op de juiste wijze worden ingeschat.
Om te beginnen is het nodig dat de kosten in verband met vermogensaanwas worden verlaagd door het creëren van een gemeenschappelijke markt voor hypotheekfinanciering en het aanbieden van aantrekkelijke en veilige beleggingsproducten. Ten tweede dienen wij met het oog op de stijgende mobiliteit van de beroepsbevolking gunstige voorwaarden te scheppen voor de integratie van de hypotheekmarkten in de EU. Ten derde is het nodig het netwerk van adviesdiensten in de makelaardij op passende wijze te organiseren, om de bevolking betere keuzemogelijkheden en een betere toegang tot meer flexibele en moderne hypotheekproducten te geven. Ten vierde is het erg belangrijk de transparantie op de markt en het concurrentievermogen te vergroten door de uniformering van betalingsprocedures voor verschillende hypotheekproducten en het openbaar maken van alle kosten die verband houden met de verwerving van hypotheekproducten.
Het kopen van een huis is een belangrijke stap in iemands leven en daarom moeten de gevolgen van alle voorstellen zorgvuldig worden gewikt en gewogen. Hypothecaire kredieten ontwikkelen zich grotendeels op binnenlandse markten en zijn zeer versnipperd. De ontwikkeling van een EU-markt voor hypothecair krediet wordt beschouwd als een kans voor banken om hun hypotheekproducten via hun vestigingen in andere lidstaten van de Europese Unie aan te bieden. Het creëren van een nieuwe hypotheekmarkt betekent dus voor ons allen een serieuze en veeleisende uitdaging.
Marek Aleksander Czarnecki (NI). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, er kan op dit moment moeilijk sprake zijn van een pan-Europese financieringsmarkt omdat deze sterk gefragmenteerd is ten gevolge van juridische, fiscale en wettelijke belemmeringen. Het merendeel van de hypotheken wordt door spaargelden van kleine spaarders gefinancierd. Minder dan 40 procent van de hypotheken wordt via kapitaalmarkten gefinancierd, hoewel deze financieringswijze recentelijk is gegroeid, zij het slechts zeer beperkt.
Zweden en Duitsland hebben tamelijk belangrijke markten van hypothecaire obligaties. In Denemarken bijvoorbeeld geven hypothecaire instellingen hypothecaire obligaties uit tegen de volledige waarde van hypothecaire leningen. De markten van door hypotheek gedekte waardepapieren zijn sterk in een groot aantal EU-landen, maar komen in sommige landen helemaal niet voor.
De voorbije tien jaar heeft deze markt zich ook in Polen in een snel tempo ontwikkeld, wat een aanzienlijke impact heeft gehad op de economische groei. Omdat ik heb vastgesteld in welke mate deze financieringsvorm de markten in onze landen in positieve zin heeft beïnvloed, steun ik de instelling van een wettelijk kader voor het realiseren van efficiënte effectentransacties.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn bezig met het afronden van het raadplegingsproces dat met de publicatie van het Groenboek in gang is gezet. Voor het creëren van grensoverschrijdende mogelijkheden voor kredietnemers en kredietgevers zijn belangrijke, maar ook zeer moeilijke beleidsbesluiten vereist. Er is geen gemakkelijke of snelle oplossing.
In de komende weken zal ik met mijn diensten de mogelijkheden voor verdere ontwikkelingen bespreken. Het evenwichtige verslag van het Parlement zal daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Mijn dank gaat wat dat betreft uit naar de heer Purvis en de heer Medina Ortega.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 11.30 uur plaats.
VOORZITTER: PIERRE MOSCOVICI Ondervoorzitter
9. Stemmingen
De Voorzitter. - Aan de orde zijn de stemmingen.
(Uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
9.1. Regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het GLB en steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (stemming)
9.2. Overeenkomst EG/Canada inzake samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren (stemming)
9.3. Overeenkomst EG/VS inzake samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleiding (stemming)
9.4. Toepassing van socialezekerheidsregelingen op werknemers, zelfstandigen en hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (stemming)
9.5. Gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur (stemming)
9.6. Gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (stemming)
9.7. Toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (stemming)
9.8. Vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen op goederen die door uit derde landen komende reizigers worden ingevoerd (stemming)
9.9. Derde financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de EBWO ten behoeve van het Fonds Inkapseling Tsjernobyl (stemming)
9.10. VN-Verdrag tegen corruptie (stemming)
Vóór de stemming
Giusto Catania (GUE/NGL), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil om te beginnen graag mijn dank uitspreken aan de schaduwrapporteurs voor dit verslag, in het bijzonder mevrouw Mastenbroek en mevrouw Kudrycka, die een bijdrage hebben geleverd aan de definitieve versie.
Corruptie vormt een ernstig probleem voor het transparante beheer van openbare aangelegenheden. Ze ondermijnt de geloofwaardigheid, doet het wantrouwen jegens democratische instellingen toenemen en brengt de mensenrechten en de rechtsorde in gevaar, doordat ze de georganiseerde criminaliteit de gelegenheid geeft te floreren. Corruptie is een eeuwenoud probleem, waarover in de literatuur vele getuigenissen te vinden zijn: Cicero sprak er al in 70 voor Christus over. Helaas is het gezwel van de corruptie ook uitgezaaid naar de werkzaamheden van de Europese instellingen. Het is verontrustend dat de Rekenkamer van de Europese Unie weigert de Gemeenschapsbegroting goed te keuren omdat er ernstige twijfels zijn over het juiste gebruik van de middelen. Het is al even pijnlijk dat de Belgische rechterlijke macht gerechtelijke stappen heeft ondernomen tegen medewerkers van de Commissie omdat deze bij de toekenning van financiële middelen in verband met de kernramp in Tsjernobyl steekpenningen zouden hebben aangenomen.
Evenzo zien we het corruptieprobleem opduiken in het gebruik van de structuurfondsen, aangezien de subsidies vaak voor persoonlijk gewin worden beheerd of, zoals in mijn eigen regio het geval is, de classificaties vervalst worden, zozeer zelfs dat de Europese Commissie boetes heeft moeten opleggen ten bedrage van 75 miljoen euro. Daarom zijn wij van mening dat corruptieproblemen zowel subtiel als gevaarlijk zijn. De Europese Unie moet prioriteit geven aan de strijd tegen corruptie, en ons inziens moeten alle lidstaten van de EU dit Verdrag eveneens ondertekenen. Voorts roepen wij de Commissie en de Raad op actie te ondernemen, zodat niet alleen dit Verdrag wordt ondertekend, maar ook het VN-verdrag inzake transnationaal georganiseerde misdaad. Dit is volgens mij een belangrijke bijdrage aan de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, die in de Europese Unie helaas nog steeds toeneemt.
(Applaus)
9.11. Steun voor plattelandsontwikkeling door het ELFPO (stemming)
9.12. Verzoek om verdediging van de immuniteit van Gabriele Albertini (stemming)
9.13. Verzoek om verdediging van de immuniteit van Gabriele Albertini (stemming)
9.14. Verzoek om verdediging van de immuniteit van Gérard Onesta (stemming)
9.15. EU-beleid mariene milieu (stemming)
9.16. Kwikhoudende meettoestellen (stemming)
9.17. Vrijwillige modulatie van de rechtstreekse betalingen in het kader van het GLB (stemming)
Vóór de stemming
De Voorzitter. - De Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling adviseert het Parlement om het voorstel voor een verordening te verwerpen.
(Het Parlement verwerpt het voorstel voor een verordening)
Nu het voorstel verworpen is, geef ik het woord aan de commissaris.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, hoewel de Commissie de uitslag van de stemming betreurt, heeft zij terdege kennis genomen van het standpunt zoals dat door de meerderheid van de afgevaardigden hier naar voren is gebracht.
In overeenstemming met het kaderakkoord tussen het Parlement en de Commissie zal dit onderwerp in het college van commissarissen aan de orde worden gesteld, zodat de Commissie op basis van de gewijzigde omstandigheden een weloverwogen standpunt hieromtrent kan innemen. De Commissie zal het Parlement te zijner tijd en via de geëigende kanalen over het resultaat van de betreffende beraadslagingen informeren.
De Voorzitter. - Uitstekend, commissaris. Het verslag wordt aldus terugverwezen naar de bevoegde commissie, in afwachting van nadere voorstellen van de Commissie.
9.18. Gemeenschappelijke onderneming voor een Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) (stemming)
De Voorzitter. - De stemmingen worden thans onderbroken met het oog op een plechtige vergadering.
VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES Voorzitter
10. Plechtige vergadering - Georgië
De Voorzitter. - Mijnheer de president van de Republiek Georgië, geachte afgevaardigden, namens het Europees Parlement heet ik u van harte welkom.
Drie jaar geleden, na de parlementsverkiezingen die door het toenmalige regime ongeldig werden verklaard, vond in uw land de “rozenrevolutie” plaats, en uw naam, mijnheer Saakachvili, zal in de geschiedenis geassocieerd worden met deze revolutie.
Met u aan het hoofd eisten uw landgenoten dat er eerlijke verkiezingen zouden worden gehouden en een einde zou worden gemaakt aan de corruptie en het slechte bestuur waar uw land door geteisterd werd.
(Applaus)
Hoewel het oude regime uw eisen weigerde in te willigen, werd het zonder enig bloedvergieten omvergeworpen. De “macht van het volk” overwon en het Georgische volk stemde massaal voor u als nieuwe president.
Mijnheer de president, het Europees Parlement heeft de overgang naar de democratie in uw land gesteund. We hebben een delegatie gestuurd voor waarneming van de verkiezingen en onze Commissie buitenlandse zaken had het genoegen u te mogen ontvangen, kort na uw inauguratie als president, niet hier in Straatsburg, maar in onze zetel in Brussel.
De “rozenrevolutie” heeft nieuw elan gegeven aan de hoop op een echte, en niet gestuurde democratie in gebieden die nog verder naar het oosten liggen dan de Baltische staten en Centraal- en Oost-Europa.
Een jaar later vond de “oranje revolutie” plaats in Oekraïne. De toekomst leek zich op dat moment te vullen met beloften, maar vandaag constateren we dat er zich ook veel problemen hebben aangediend en obstakels zijn verschenen op een weg die zeker niet bezaaid is met rozen.
U heeft veel bereikt in de jaren die sindsdien zijn verstreken, maar ook zijn de conflicten met de afgescheiden regio’s Zuid-Ossetië en Abchazië verscherpt.
Het is duidelijk dat Rusland op dit moment grote druk uitoefent op uw land - ik kan u zeggen dat er tijdens het diner met president Poetin veel over uw land is gesproken - en nu heeft u een prachtige gelegenheid om u tot het Europees Parlement te richten en de situatie aan ons uit te leggen, zodat de vertegenwoordigers van de volken van Europa rechtstreeks van u vernemen in welke moeilijke omstandigheden uw land zich bevindt en welke problemen de afhankelijkheid van energie uit uw buurland met zich meebrengt.
Het Europees Parlement en heel de Europese Unie steunen de soevereiniteit en de territoriale integriteit van uw land volledig; daarover bestaat geen enkele twijfel. Wij hebben echter ook gezegd dat de conflicten in Zuid-Ossetië en Abchazië aan de onderhandelingstafel moeten worden opgelost en uitsluitend met vreedzame middelen. Ook voor dit probleem bestaat er geen militaire oplossing.
In een resolutie die we vorige maand hier in Straatsburg hebben aangenomen, hebben we Rusland aangespoord om een einde te maken aan alle daden van repressie en intimidatie tegen personen van Georgische afkomst die in Rusland wonen en om alle onlangs genomen maatregelen tegen uw land in te trekken, met inbegrip van de opschorting van alle transport- en postverbindingen. Ook hebben we echter alle partijen gevraagd zich te onthouden van uitspraken die de spanning onnodig kunnen verhogen.
Wij denken dat de Raad en de Commissie de juiste vorm moeten vinden om uw land te helpen om de economische en sociale gevolgen van de door Rusland aan uw land opgelegde maatregelen te boven te komen en te compenseren.
Mijnheer de president, wij willen u meedelen dat het Europees Parlement steun geeft aan de goedkeuring van het actieplan inzake het Europees nabuurschapsbeleid door de Associatieraad EU-Georgië, die vanmiddag in Brussel heeft plaatsgevonden.
Wij heten u nogmaals van harte welkom en ik denk dat we met uw aanwezigheid hier een gelegenheid hebben om door middel van een dialoog de problemen te boven te komen die uw land hebben getroffen en die ons allemaal treffen.
Mijnheer de president, u heeft het woord.
(Applaus)
Mikhail Saakachvili, president van de Republiek Georgië. - (ES) Dank u, mijnheer de Voorzitter, voor deze woorden en voor uw uitnodiging, die heel belangrijk is voor mijn land.
Geachte afgevaardigden van het Europees Parlement, ik dank u dat u mij hier vandaag heeft uitgenodigd. Het is voor mij van bijzondere betekenis dat wij hier in Straatsburg bijeen zijn. Het was namelijk in deze stad dat ik als jonge student, kersvers uit de Sovjet-Unie, voor het eerst kennis maakte met de diversiteit en welvaart in Europa. Hier heb ik voor het eerst de waarde van mensenrechten geleerd en gemerkt dat de belangrijkste taak van een land is zijn burgers te beschermen en niet te vervolgen. Wat een ontdekking! Hier in deze stad durfde ik ervan te dromen dat datgene waarvoor ik studeerde, ooit in mijn eigen land toegepast zou kunnen worden en dat ik de zaadjes zou kunnen planten voor wat nu pas eindelijk tot bloei komt. Toentertijd was dat een radicale en wellicht vrij gevaarlijke droom, maar het is een droom die ik nooit vergeten ben.
Straatsburg heeft ook om een andere reden nog een speciale betekenis voor mij. Dit is namelijk de plaats waar ik mijn vrouw Sandra heb leren kennen, tijdens een cursus over mensenrechten.
(Applaus)
Ik heb mijn moeder toen gebeld, vanuit de telefooncel in de Orangerie, tegenover het gebouw van de Raad van Europa, waar ik toen stage liep, om haar vertellen dat ik een mooie Nederlandse vrouw had ontmoet. Nu zitten ze naast elkaar hier op de publieke tribune.
(Applaus)
Ik ben er trots op dat onze multinationale familie hier vandaag door drie generaties is vertegenwoordigd, aangezien ook mijn grootmoeder aanwezig is. Ik wil u daarvoor bedanken. Ik wil ook graag deze stad en haar instellingen bedanken omdat zij mij kennis en liefde hebben geschonken, twee onbetaalbare bezittingen waar ik nooit afstand van zal doen.
Staat u mij toe om mijn betoog met een paar zinnen in het Georgisch te beginnen. Wij willen ons niet mengen in een debat of wij nu deel uitmaken van het oude of het nieuwe Europa, omdat ik van mening ben dat wij het oudste Europa zijn. Wij observeren wat dat betreft dus als het ware vanaf de zijlijn.
(De president spreekt in het Georgisch; dit is een vertaling)
Namens mijn land wil ik tegenover u - en daarmee doel ik zowel op de Europese Unie in het algemeen, als de afgevaardigden van het Europees Parlement in het bijzonder - onze dankbaarheid tot uitdrukking brengen voor het feit dat u bestaat en voor uw actieve opstelling.
Europa is altijd een thuis geweest voor vele uiteenlopende naties, zowel groot als klein. Georgiërs zijn al Europeanen sinds de tijd dat Prometeus vastgeketend was aan onze bergen en de Argonauten ons land aandeden tijdens hun zoektocht naar het Gulden Vlies. Als bij een debat over de identiteit van Europa de vraag rijst of Georgiërs Europeanen zijn, trekken wij ons terug uit dat debat. Wij zijn een oude Europese natie. Georgiërs zijn niet zo maar Europeanen, wij zijn enthousiaste Europeanen. In alle moeilijke perioden was Europa altijd onze eerste keuze als wij hulp nodig hadden of morele steun zochten.
Wij hebben een gemeenschappelijke en onbreekbare band, een band die gebaseerd is op cultuur, op onze gezamenlijke geschiedenis en op een gemeenschappelijke reeks waarden. Het hart van deze waarden wordt gevormd door de nadruk op vrede en door het creëren en in stand houden van rechtvaardige en welvarende samenlevingen. Dat is ook de kern van wat vaak wel “het Europese project” wordt genoemd. Mijn land is er trots op dat het deel uitmaakt van dat gerechtvaardigde project en dat het een bijdrage kan leveren aan de stabiliteit, kracht en duurzaamheid van dat project. U kunt er namelijk van overtuigd zijn dat u nu en in de toekomst in Georgië een sterke en betrouwbare partner heeft, aangezien wij een gemeenschappelijke bestemming hebben.
(De president vervolgt in het Engels)
Ik ben benieuwd of u ooit heeft nagedacht over de vraag hoe de wereld er zonder de Europese Unie na het Sovjet-tijdperk zou hebben uitgezien. Op momenten als dit, word ik weer herinnerd aan de visie en het leiderschap dat tot een verenigd Europa heeft geleid, zoals dat in 1950 zo treffend door Robert Schuman tot uitdrukking is gebracht. Ik vraag mij af wat Schuman vandaag zou zeggen als hij de kaart van Europa onder ogen kreeg en hoorde met welke uitdagingen wij nu geconfronteerd worden.
Op de puinhopen van de oorlog heeft u een baken van rechtvaardigheid, vrede en welvaart gebouwd. Wat dat betreft, ligt het antwoord op mijn vraag reeds in uw daden besloten, aangezien daaruit blijkt dat de visie van Schuman nog steeds van kracht is.
Met name door uw bereidheid om nieuwe lidstaten uit de voormalige Sovjet-regio in de EU op te nemen, heeft u een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de vrede en democratie in Europa. Door het succes van deze nieuwe lidstaten worden landen als Georgië gestimuleerd om ook nieuwe stappen te ondernemen. Wij hebben in het verleden geprofiteerd van de ervaring en deskundigheid van die landen en ook van uw visie en behoedzaamheid, en dat zal in de toekomst niet anders zijn.
De beste manier om mijn dankbaarheid tot uiting te brengen, is wellicht door op te merken dat wij erbij willen horen! Staat u mij toe om daar even wat meer duidelijkheid over te creëren. Ik wil u geen schrik aanjagen door nu ook meteen een verzoek in te dienen om Georgië tot de Europese Unie toe te laten treden. Dat lidmaatschap is een doelstelling voor de lange termijn en staat niet op onze agenda voor de nabije toekomst. Waar het wel om gaat is dat wij de beginselen waarop Europa is gebouwd als de basis beschouwen voor onze verdere ontwikkeling. Indien ons partnerschap verder wordt uitgebreid, is er ook alle reden tot optimisme. Het Georgië dat wij ontwikkelen is stevig gebaseerd op het rechtsstaatbeginsel en op mensenrechten, democratie en vrede. Onze Europese koers is door het Georgische volk zelf uitgezet. Zowel voor hen als voor mij vormt die koers de belichaming van de nimmer aflatende Europese identiteit van ons land. Het is ook de enige weg vooruit.
Ik ben hier in Straatsburg op een symbolisch moment, omdat wij binnenkort de derde verjaardag van de rozenrevolutie vieren.
Zoals velen van u zullen weten, stond Georgië drie jaar geleden in wezen eigenlijk aan de rand van de afgrond. Behalve voor enkele bevoorrechte mensen was het elke dag voor iedereen weer een zware strijd om te overleven in een land waar onveiligheid heerste en wanorde bestond, en waar de veiligheid van het land werd opgeofferd aan de belangen van grotere buurlanden. Georgië was een land met een welig tierende corruptie en een diepgewortelde onrechtvaardigheid. Van een rechtsstaat was absoluut geen sprake.
Nu, drie jaar later, is Georgië onherkenbaar veranderd. Wij zijn bezig met de hervorming van onze instellingen en economie om meer welvaart en stabiliteit voor onze burgers en onze regio te creëren. Indien wij die veranderingen de afgelopen jaren niet doorgevoerd hadden, zou Georgië nu economisch en maatschappelijk volledig bankroet zijn geweest en geen enkel krediet meer hebben gehad in de regio of elders in Europa.
Op dit moment kan Georgië volgens mij echter voldoen aan de eisen die aan een Europees modelbuurland worden gesteld, en dat is de boodschap die ik vanmiddag aan u wil overbrengen. Ik durf dit onomwonden te beweren, omdat wij in de afgelopen drie jaar consequent naar de verwezenlijking van vier doelstellingen hebben gestreefd: het herstel van de democratie en de rechtsstaat, het uitbannen van corruptie, het creëren van inkomsten voor onze burgers en het beschermen van onze territoriale integriteit.
U zult begrijpen dat die vier doelstellingen met elkaar in verband staan. Zij hebben ook alle vier gemeen dat ze stoelen op het uitgangspunt dat de rol van de instellingen versterkt dient te worden en er meer publieke verantwoordelijkheid afgelegd moet worden. Als onze visie werkelijkheid wil worden, dient de poëzie van de democratie als het ware ondersteund te worden door het proza van de rechtsstaat. In wezen komt dit neer op het uitvoeren van hervormingen op basis van het beginsel dat het land geregeerd moet worden door rechtvaardigheid. En als ik rechtvaardigheid zeg, dan bedoel ik dat in Europese zin: de democratie moet ondersteund worden door een infrastructuur van waarden en instellingen die bescherming bieden aan en openstaan voor alle burgers. De rechtsstaat dient te overwinnen op een transparante manier die voor iedereen gelijk is. Dat is uiteraard gemakkelijker gezegd dan gedaan en wij zullen de Europese steun om deze visie te verwezenlijken van harte verwelkomen.
Op dit moment is de politiemacht in Georgië volledig geherstructureerd. Daardoor hoeven Georgische automobilisten niet langer meer bang te zijn dat zij op basis van willekeur door de verkeerspolitie worden aangehouden en vervolgens steekpenningen moeten betalen. Ook hoeven eigenaren van bedrijven niet meer bang te zijn dat zij op basis van willekeur worden lastiggevallen. Uit een Gallup-enquête van drie of vier jaar geleden bleek dat het vertrouwen in de politie in Georgië lager dan 5 procent was. Het kwam er eigenlijk op neer dat de politie de meest gehate instelling in het land was. Inmiddels is het vertrouwen in de politie gestegen tot hoog in de 70 procent. De politie is nu een van de instellingen in het land die het meeste vertrouwen geniet. Het vertrouwen in onze politie is ontegenzeggelijk groter dan het vertrouwen in de politie in alle andere landen in de voormalige Sovjetregio. Dat is een grote doorbraak.
Wij hebben een onomkeerbare stap gezet op weg naar hervorming van ons rechtsstelsel. Door een intensieve samenwerking met Europese instellingen hebben wij een uitgebreid meerjarenprogramma opgesteld, dat wij nu ook kunnen financieren.
Staat u mij toe om op enkele opvallende resultaten nader in te gaan. Op dit moment zijn wij bezig met het bevorderen van de onafhankelijkheid en de beroepsbekwaamheid van onze rechters en de juridische beroepsgroep, waarbij tegelijkertijd de bevoegdheden van de president gereduceerd worden. Zo kan de president door de voorgestelde constitutionele aanpassingen de rechters niet langer rechtstreeks benoemen. Ik hoop dat deze aanpassingen in december worden goedgekeurd.
Wij hervormen eveneens ons juridisch opleidingssysteem en vergroten de bescherming van de mensenrechten via aanvullende opleidingen voor de functionarissen die de wet dienen te handhaven. Dit is een zaak van nationaal belang. Wij bouwen nieuwe gevangenissen die voldoen aan de normen van toezichthouders op de mensenrechten en stroomlijnen onze juridische procedures om binnen een redelijke termijn een eerlijke procesgang te waarborgen met het oog op het eerbiedigen van de grondrechten. Wij zullen ons rechtsstelsel continu blijven herzien, omdat dit het fundament vormt voor alle andere hervormingen.
Ik ben blij vandaag te kunnen zeggen dat ons parlement een ongekende mate van toezicht uitoefent. Als hoofd van de uitvoerende macht kan ik bevestigen dat begrotingen nauwkeurig onderzocht worden, dat er een streng toezicht wordt uitgeoefend en dat er bij de besluiten van de uitvoerende macht terdege rekening wordt gehouden met de standpunten van het parlement.
Georgië beschikt ook over een van de meest liberale klimaten voor een vrije pers en een levendige ngo-gemeenschap. Onze wetgeving betreffende de mediavrijheid is een van de meest liberale, zo niet de meest liberale wetgeving op dit gebied. Helaas voor politici is het uit hoofde van het Georgische recht niet mogelijk om in alle omstandigheden een aanklacht tegen de media in te dienen. Dat is een goede zaak want hierdoor hebben de media meer speelruimte.
Een van mijn grootste teleurstellingen tot op heden is wellicht het feit dat Georgië nog steeds geen oppositie heeft die sterk genoeg is om de regering tot verantwoording te roepen. Ik zeg dat niet zo maar. Dat is namelijk absoluut geen goede zaak. Voor een piepjonge democratie bestaat er geen groter gevaar dan dat zij op kunstmatige wijze zelf een oppositie te creëert. Het is namelijk voor een ambitieuze regering slecht als er geen echte, sterke oppositie is die meer verantwoordelijkheid neemt, die kennis van zaken heeft en die het beleid van de regering ter discussie stelt. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijke oppositie vanzelf zal ontstaan naarmate de samenleving zich verder ontwikkelt. Wellicht dat die oppositie ooit - maar hopelijk niet te snel - als winnaar uit de bus zal komen van open en eerlijke verkiezingen in mijn land. Wij hebben zonder twijfel voor een politieke en juridische omgeving gezorgd waarin zoiets mogelijk is. Nu is het de taak van de oppositiegroeperingen om de volgende stap te zetten.
Wij zijn de weg naar hervormingen ingeslagen op basis van een zeer eenvoudig idee, namelijk dat iedere burger zich veilig moet voelen. Om dat te realiseren, moest de corruptie geëlimineerd worden, en dat is dan ook onze belangrijkste prioriteit geweest. Om een sociaal vangnet te creëren, hebben wij onze economische hervormingen op agressieve en creatieve wijze aangepakt. Tegenwoordig is het aantrekkelijk om in Georgië te investeren. Aangezien wij over relatief weinig natuurlijke hulpbronnen beschikken, moeten wij het van onze vindingrijkheid en discipline hebben. Daarom hebben wij de laagste belastingtarieven in Europa, een arbeidswetgeving die op bepaalde punten tot de meest flexibele in Europa behoort en een aantal procedures op het gebied van handel, douane en regelgeving die qua eenvoud hun gelijke niet kennen. Gebleken is dat liberale hervormingen de beste instrumenten zijn om de corruptie te bestrijden en tegelijkertijd de vrije handel en de bescherming van eigendomsrechten te waarborgen. Die liberale hervormingen zijn optimaal geschikt om inkomsten te genereren, waardoor wij nu meer wegen, scholen en ziekenhuizen kunnen bouwen. Ik ben trots op het feit dat twee jaar geleden nog geen enkele school in Georgië toegang had tot internet, maar dat nu 80 procent van de scholen over computers en internet beschikken. Volgend jaar zal dat 100 procent zijn. Wij bouwen nieuwe scholen die vergelijkbaar zijn met de beste scholen in Nederland, Duitsland en Tsjechië. Dit jaar gaat het om 340 nieuwe scholen. Dat is veel voor een klein land. Alleen dit jaar al zijn er al meer wegen aangelegd dan in de hele periode sinds de onafhankelijkheid in 1991. Tijdens de jaarlijkse bijeenkomst in Singapore heeft de Wereldbank Georgië dit jaar uitgeroepen tot de meest succesvolle hervormde economie ter wereld en als een van de beste plaatsen wereldwijd om te investeren. In twee jaar tijd hebben wij een van de slechtste locaties in de wereld om zaken te doen, veranderd in een van de meest aantrekkelijke locaties voor ondernemingen.
De economische groei in Georgië zal dit jaar groot zijn aangezien wij, wederom volgens de Wereldbank, op het gebied van de corruptiebestrijding het best presterende land zijn van alle overgangseconomieën in Eurazië. Sterker nog, volgens de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) behoren wij tot de drie minst corrupte landen in Europa. Wellicht dat de volgende cijfers onze prestaties nog meer illustreren.
In 2004, het eerste jaar na onze rozenrevolutie, hadden wij voor het eerst sinds 1991 een positief immigratie- en geboortecijfer. Vorig jaar overtrof het aantal Georgische burgers dat naar ons land terugkeerde met bijna 100 000 het aantal burgers dat ons land verliet - en dat voor een land van nog net geen vijf miljoen inwoners. In feite brachten zij hun stem met hun voeten uit. Dat is een opmerkelijk feit. Ik denk dan ook dat Europa niet bang hoeft te zijn om zijn grenzen voor deze regio’s open te stellen, aangezien Georgiërs niet van plan zijn om van het ene op het andere moment naar Europa te vluchten - integendeel, zij komen juist naar Georgië terug.
(Applaus)
Die terugkeer wordt op geweldige wijze gesymboliseerd door het grootste ziekenhuis in Tbilisi. Dit gebouw fungeerde niet meer als ziekenhuis omdat het op een gegeven moment als opvang moest dienen voor personen die in eigen land ontheemd waren als gevolg van de oorlog in Abchazië. Vorig jaar is een groot team van vakmensen uit de Verenigde Staten, Spanje, Duitsland en Spanje naar Georgië teruggekeerd. Zij hebben de ziekenhuisfunctie weer hersteld. Wij hebben hen daarbij geholpen en reconstructiewerkzaamheden uitgevoerd. Wij hebben ook de binnenlandse ontheemden bij hun vertrek ondersteund. Op dit moment beschikt Tbilisi weer over een van de beste ziekenhuizen ter wereld. Sommige Europeanen beweren dat er slechts één ander ziekenhuis van dit kaliber in Europa is.
Dan een ander symbool: Georgiërs zijn dol op Mina Gedevanova Ananiashvili, een van de topballerina’s van het Bolsjoi, die echter teruggekeerd is om ons land mee op te bouwen. Zij heeft een lucratieve carrière bij het Bolsjoi opgegeven om terug te keren en uit het niets het nationaal ballet weer op te bouwen. Op dit moment beschikt zij over een fantastische groep dansers, misschien wel een van de beste in ons deel van de wereld, en binnenkort zal zij met ons nationaal ballet op wereldtournee gaan.
Ons streven is nu gericht op een gestage vergroting van de werkgelegenheid. De heer Marklar, voormalig minister-president van Estland en tevens een van de architecten van het economische wonder dat zich in dat land heeft voltrokken, is mijn economisch adviseur en samen met hem hebben wij een zeer succesvol programma voor praktijkopleidingen ontwikkeld. Onze hervormingen in die sector zullen echter pas afgerond zijn wanneer elke Georgiër het gevoel heeft dat hij of zij een reële kans op een baan maakt.
Georgië wordt gekenmerkt door een geweldige hartelijkheid, gastvriendelijkheid en schoonheid. Ik heb Voorzitter Borrell zojuist nog een album met fantastische Georgische locaties laten zien. In het verleden hebben Europese toeristen veel plezier beleefd aan een bezoek aan ons land en zij zijn nu bezig met een herontdekking van Georgië. Vanuit dat perspectief zijn wij eigenlijk Europa’s best bewaarde geheim.
Sta mij toe om u nu een kort citaat te laten horen uit een boek dat Sir Oliver Wardrop in 1888 schreef met de titel The Kingdom of Georgia: “Er is geen enkele reden waarom Georgië geen populaire bestemming zou kunnen worden. Het is niet zo ver weg als de mensen denken. Het heeft het grote voordeel dat het vrijwel onbekend onder toeristen is en dat er geen sprake is van de schaamteloze afzetterij waar wij ons dichter bij huis mateloos aan ergeren. Tot slot, en niet in de laatste plaats, is Georgië ook nog eens goedkoper dan Schotland”. Ik verzoek de Schotten onder u om niet kwaad op mij te worden, het is immers een citaat. Maar het is wel waar!
(Gelach)
Terugkijkend op de gecombineerde effecten van onze hervormingen kan naar mijn idee terecht worden gezegd dat wij door deze maatregelen institutioneel en cultureel dichter naar Europa zijn toegegroeid. Dankzij uw nabuurschapsbeleid heeft u een kader gecreëerd voor onze verdere ontwikkeling. Vandaag zullen wij de actieplannen ondertekenen op basis waarvan veel van onze gedeelde prioriteiten in specifieke doelstellingen worden vertaald. Wij moeten ook in de toekomst blijven handelen naar de letter en de geest van deze gezamenlijke onderneming, omdat ik graag zou zien dat mijn land intensiever met Europa samenwerkte, zodat Europa zelf kan constateren dat het in Georgië een uiterst betrouwbare partner en vriend heeft.
Met onze strategie hebben wij echter ook een aantal mensen tegen ons in het harnas gejaagd. Door de ingeslagen hervormingsweg zijn zij namelijk bang dat Georgië zich onttrekt aan de vroegere - en in hun ogen nog steeds van kracht zijnde - invloedssferen. Zoals u echter ook terecht opmerkte in uw historische verklaring over Georgië van twee weken geleden, zijn de tijden van die “invloedssferen” voorgoed voorbij.
(Applaus)
Ik wil u graag bedanken voor die verklaring en voor de duidelijke en specifieke formuleringen die daarin zijn gebruikt. Elk land moet de mogelijkheid hebben om volledig zelf te beslissen hoe en met wie het zijn toekomst vorm wil geven. Wij baseren onze strategie op het uitgangspunt dat wij een stabiele en betrouwbare partner zijn, in plaats van een tamme en zwakke satellietstaat. Wij zijn een natie met een lange staat van onafhankelijkheid. Die onafhankelijkheid werd 200 jaar geleden verstoord door de brute expansiedrift van het Russische rijk. Vanaf 1918 hebben wij voor een korte periode van drie jaar weer even van onze afhankelijkheid kunnen genieten, maar in 1921 kwam daar alweer een einde aan. Onder welke omstandigheden gebeurde dat toen?
In 1921 viel het bolsjewistische leger Georgië binnen en werd ons land weer veroverd onder het mom van de bescherming van een minderheidsbevolking in een van onze regio’s. In die periode zijn meer dan 500 000 Georgiërs in de goelags omgekomen, waaronder ook een aantal leden van mijn familie. De prijs die wij betaald hebben, was veel te hoog en wij zijn niet bereid om die nog een keer te betalen. Wij zullen koste wat kost voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt. Wij leven tenslotte in 2006 en niet in 1938 of 1939, 1956 of 1968.
Wanneer mag van kleine landen gevraagd worden dat zij het streven naar vrijheid opgeven? Hoe vaak mogen wij van kleine landen verlangen dat zij zich gedeisd houden en niet op provocaties reageren? Laten wij hopen dat wij nimmer meer gevraagd worden om te zwichten. Laten wij hopen dat rechtvaardigheid niet langer bepaald wordt door omvang, aantallen en macht. Het mag toch niet zo zijn dat degenen die macht hebben, automatisch het gelijk aan hun zijde krijgen, in plaats van andersom. Laten wij ook hopen dat als wij of een andere Europese natie bedreigd worden, de volgende beruchte opmerking van een staatsman in de jaren dertig van de vorige eeuw nooit meer te horen zal zijn: “Ach, het gaat om wat geruzie in een land ver weg tussen volkeren waarvan wij niets weten”.
Naar ik hoop, behoort een dergelijk beleid voorgoed tot het verleden. Ik hoop dat de Georgiërs en de trotse vertegenwoordigers van Tsjechië, het land dat toentertijd zo ver weg gelegen was, ooit gelijkwaardige leden van de Europese familie zullen zijn.
(Applaus)
Omdat wij ervoor gekozen hebben om zo dicht mogelijk naar Europa toe te groeien en ons aan te sluiten bij Euro-Atlantische instellingen, wordt Georgië op dit moment gestraft. Maar omdat wij een democratie zijn, leidt de druk die nu op ons uitgeoefend wordt, alleen maar tot een nog grotere eensgezindheid binnen onze samenleving. Mensen die druk uitoefenen, begrijpen niet dat je democratieën niet onder druk moet zetten, omdat je dan precies het tegenovergestelde resultaat krijgt van wat je beoogt. De toestand wordt overigens wel steeds nijpender, omdat Rusland, zoals u weet, zijn markt voor producten uit Georgië heeft gesloten. Onze gewaardeerde Georgische wijnen en ons mineraalwater - grote bronnen van inkomsten - mogen niet meer op de Russische markt worden gebracht. De situatie is in de afgelopen maanden nog verder verslechterd doordat Rusland een unilateraal verbod heeft uitgevaardigd op vervoers- en postverbindingen met Georgië. Bovendien heeft Gazprom een paar dagen geleden een niet-commerciële prijsverhoging aangekondigd, waardoor wij meer dan het dubbele voor gas moeten betalen. In gewone taal kunnen al deze maatregelen samen alleen maar als een economische blokkade worden aangeduid.
Ik wil deze gelegenheid echter niet gebruiken om de spanningen tussen Georgië en Rusland verder op te voeren of om vanmiddag anti-Russische gevoelens in het hart van Europa aan te wakkeren. Er zijn al meer dan genoeg spanningen en kwaadsprekerij. Een dergelijke retoriek zou geen enkel constructief doel dienen. Het is nu veeleer tijd voor diplomatie, discussie en het op een constructieve wijze in kaart brengen van gebieden met een wederzijds belang en een wederzijdse verantwoordelijkheid.
(Applaus)
Namens mijn regering en mijn volk ben ik bereid om die weg te volgen, omdat het de enig mogelijke weg is. Laten al onze collega’s en gesprekspartners deze woorden wederom als een open uitnodiging zien om via een dialoog onze normale en harmonieuze betrekkingen te herstellen. De leiders van beide landen hebben een gedeelde verantwoordelijkheid en moeten ervoor zorgen dat de betrekkingen tussen beide landen onder onze leiding niet zodanig verslechteren dat herstel ervan onmogelijk is. Laten wij snel en met goede bedoelingen de draad weer oppakken. Net als u allen, zijn de burgers van Georgië nooit anti-Russisch geweest en zullen zij dat ook nooit worden.
Sta mij toe om een andere grote Europese staatsman aan te halen, namelijk Konrad Adenauer. In zijn memoires zei hij over de toenmalige situatie: “Wij waren een klein en kwetsbaar land. Op eigen kracht zouden wij niets kunnen bereiken. Wij mochten geen niemandsland tussen oost en west worden. Dan zouden wij namelijk nergens meer vrienden hebben, maar wel een zeer gevaarlijk buurland in het oosten”.
De geografische situatie is inmiddels natuurlijk wel wat veranderd, maar een deel van die uitspraken is nog steeds op mijn land van toepassing. Onze Europese ambities zijn eigenlijk heel simpel. Wij willen de mogelijkheid hebben om ons te ontwikkelen op basis van onze eigen vrije keuzes en in harmonie met al onze buren. Dat is eigenlijk precies hetzelfde wat velen van u enkele decennia geleden hebben gedaan. In dat opzicht denk ik dat de huidige Russische maatregelen tijdelijk van aard zullen zijn. Door geduld te betrachten, zakelijk te zijn, dialoog na te streven en wederzijds respect te tonen zullen die maatregelen te zijner tijd worden opgeven, en zullen en moeten onze betrekkingen weer genormaliseerd worden.
Om die wens in vervulling te laten gaan kan ik op de volledige steun van mijn bevolking rekenen. Er is echter één ding waar ik nog twijfels over heb, wat onze betrekkingen met Rusland betreft, en dat is het thema dat enkele weken geleden zo treffend door de EU aan de orde is gesteld in Lahti en in Luxemburg. Eenvoudig gezegd, gaat het om de rechtvaardigheid.
Op dit punt zou ik graag de grote Russische schrijver Alexander Solzjenitsyn willen citeren, wiens boeken - die toentertijd verboden waren - ik als tiener met grote passie heb gelezen: Hij zei: “Rechtvaardigheid is een kwestie van geweten, niet van persoonlijk geweten, maar van het geweten van de gehele mensheid. Degenen die de stem van hun eigen geweten herkennen, zijn doorgaans ook degenen die de stem van de rechtvaardigheid herkennen”.
Naar mijn idee vormt uw solidariteit tijdens deze moeilijke periode ook een heel duidelijke uiting van datzelfde gevoel van rechtvaardigheid. Wanneer kinderen met Georgische namen van school worden gestuurd, lopen al onze kinderen gevaar. Wanneer beroemde kunstenaars, schrijvers, acteurs en sporters opgejaagd worden en monddood worden gemaakt, wordt ons allen het zwijgen opgelegd. Wanneer duizenden kinderen met geweld uit hun huizen gehaald en gedeporteerd worden, op straat worden opgepakt en in de handboeien worden geslagen, worden wij allemaal gedeporteerd.
Ik en de mensen van Georgië zijn u dankbaar voor uw steun aan ons land. Toen wij bang waren om in een isolement te geraken, sprong Europa in de bres voor onze normen en waarden. En juist dit Parlement heeft de stem van de moraliteit in Europa doen klinken. Wij zullen uw solidariteit niet vergeten.
Wij zijn getuige van het ontwaken van de fundamentele normen en waarden waaraan wij allen zo’n groot belang hechten. Wij kunnen nu, aan de hand van uw verklaring, constateren dat deze normen en waarden in Europa ook daadwerkelijk springlevend zijn.
Ik heb Litouwen bezocht na het Russische verbod op de invoer van Georgische wijn. Ik heb daar jonge Litouwse vrijwilligers gezien, inclusief studenten van de universiteiten van Vilnius en Kaunas, die samen met hun professoren in supermarkten het winkelend publiek vertelden dat zij Georgische wijn moesten kopen. Zij zeiden dat dit vrijheidswijn was en dat de Georgiërs een prijs voor hun vrijheid moesten betalen en onmiddellijk hulp nodig hadden. Klanten moesten daarom uit solidariteit met de Georgiërs wijn uit dat land kopen.
Het Poolse leger heeft bepaald dat er tijdens alle recepties van officieren uitsluitend Georgische wijn gedronken mag worden, en daar zijn wij dankbaar voor. Wij hebben geen wapens van het Poolse leger nodig want dit gebaar is op zich al een grote steun.
Het grootste gebaar van solidariteit is echter afkomstig uit Rusland zelf. De meest krachtige steun die wij hebben gekregen, komt in feite uit dat land. Ik ben geraakt door de Russen die hun stem hebben laten horen. Daar zijn talloze voorbeelden van. In veel delen van Rusland zijn gewone mensen de straat op gegaan met een gele ster op hun jas met de tekst “Ik ben een Georgiër”; in Moskou heeft een aantal directeuren van middelbare scholen gedreigd om alle leraren te ontslaan die lijsten met namen van Georgische scholieren aan de politie doorgaven - die directeuren namen daarbij het risico voor lief dat ze zelf op staande voet ontslagen zouden worden; in Sint Petersburg hebben taxichauffeurs geweigerd om instructies van de gemeenteraad uit te voeren om geen passagiers mee te nemen die er zelfs maar Georgisch uitzagen, of geen mensen te vervoeren naar een van de talloze Georgische restaurants in de stad. De taxichauffeurs dreigden zelfs met een staking als zij gedwongen zouden worden om die instructies uit te voeren.
Acties van individuele personen kunnen van grote invloed zijn. Ik was erg ontroerd door de opmerking van de beroemde Russische actrice Inna Churikova die onlang zei: “Is alles wat er misgaat aan de Georgiërs te wijten? Ik hou er niet van als men mij via de televisie probeert te hersenspoelen. Ik kan de resultaten hiervan nu al merken: de mensen keren zich tegen de Georgiërs en binnenkort zullen zij zich ook tegen de Armeniërs en anderen keren. Dit is schandalig. Ik wil de mensen vragen: waar zijn jullie mee bezig? Wordt wakker!” Wat een moed en vastberadenheid.
Staat u mij toe om nog een ander persoon voor het voetlicht te halen, namelijk de bekende Russische acteur Alexander Saladasky. Hij is thans een van de moderne Russische helden omdat hij uit protest tegen de Russische maatregelen het Georgische staatsburgerschap heeft aangevraagd.
Een andere moderne Russische en ook Europese held is Shurshadze, vroeger Shurshin geheten. Hij is een jonge student uit Sint Petersburg waarover ik in de kranten heb gelezen. Hij en een aantal medestudenten hebben als protest tegen het beleid van vreemdelingenhaat en haat in het algemeen hun achternaam veranderd en er de Georgische uitgang aan gegeven, in zijn geval is Shurshin dus veranderd in Shurshadze.
Wij putten allemaal inspiratie uit de houding van deze Russische burgers, die ervoor gekozen hebben om tegen een beleid in te gaan dat niet strookt met wat wij de Europese waarden noemen. Vanaf deze plaats in het Europees Parlement wil ik al deze mensen vandaag uit de grond van mijn hart bedanken.
Het doel van mijn komst hier vandaag is om u deelgenoot te maken van de Europese visie van Georgië. Een onderdeel van die visie is dat wij de Europese oplossingen van de eenentwintigste eeuw toepassen op de uitdagingen van deze tijd. Wij zijn een kleine democratie, en wij zijn ervan overtuigd dat ons land en onze regio zich alleen maar via en met Europa kunnen ontwikkelen tot betrouwbare en duurzame partners. Wij zijn onontkoombaar en onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Via de Europese aanpak, die is gericht op verzoening en gebaseerd op wederzijdse belangen en gemeenschappelijke waarden, kunnen wij oplossingen aandragen die voor een allesomvattende samenleving zorgen die geen verliezers kent.
Om aan te tonen dat wij aan deze normen kunnen voldoen, wil ik u een aantal waarborgen en verduidelijkingen geven. In veel kringen wordt Georgië als een provocerend land aangemerkt, dat via geweld zijn territoriale integriteit probeert te herstellen. Ik kan u vertellen dat dit geheel bezijden de waarheid is. Wij hebben uitsluitend vreedzame bedoelingen. Wij weten immers wat oorlog is en hoe slachtoffers eruit zien omdat onze bevolking vandaag de dag ook nog steeds slachtoffers telt. Wij weten dan ook dat geweld geen oplossing biedt.
Ik heb mijn opleiding en carrière aan de mensenrechten gewijd, met name aan de rechten van minderheden. Mijn doctoraalscriptie aan het Noorse Instituut voor de mensenrechten ging over die rechten van minderheden en met name over de rechten van de mensen in Zuid-Ossetië en Abchazië. Op dit moment wonen er minder dan 40 000 etnische Abchaziërs in Abchazië en minder dan 20 000 etnische Osseten in Zuid-Ossetië. Ik geef u deze cijfers omdat het soms lijkt alsof wij het over honderden miljoenen mensen hebben. Het gaat echter slechts om een klein aantal mensen en dat is een reden temeer dat ik mij hun lot bijzonder aantrek. Ik weet hoe zij zich voelen. Enerzijds worden deze kleine groepen als pionnen in een groter schaakspel gebruikt, of beter gezegd als gijzelaars in een grotere politiek arena, door mensen met een eenzijdige, op weer opkomende imperialistische gevoelens gebaseerde visie. Anderzijds hebben zij grote en praktische problemen die ik helemaal kan begrijpen en waarmee ik mij volledig kan identificeren.
Ik ken hun problemen, en wij proberen om naar hun behoeften te luisteren en hieraan tegemoet te komen. Helaas hebben er nog veel mensen onder deze conflicten te lijden. Meer dan 300 000 etnische Georgiërs, joden, Grieken, Russen en Oekraïners zijn uit Abchazië verdreven. Zelfs nu nog maken wij mee dat de huizen van deze verdreven mensen door anderen worden bewoond en in veel gevallen illegaal worden verkocht. In dat verband heeft Otar Ioseliani, een van de beroemdste Georgisch-Franse filmmakers, als commentaar op de recente campagne onlangs opgemerkt dat de geschiedenis zich weer lijkt te herhalen en voor de tweede keer hetzelfde slachtoffer maakt. Hij verweet de wereld een gebrek aan daadkracht, net zoals er de eerste keer niets is ondernomen.
Hij zei hierover het volgende: “De Russische regering heeft allereerst in 1993 een etnische zuivering in Abchazië uitgevoerd, wat tot 500 000 vluchtelingen heeft geleid. De mensen die niet te voet door de hoge bergen konden ontsnappen, zijn afgeslacht door huurmoordenaars. Deze hebben het land geruïneerd en verwoest. En tussen twee haakjes, ook toen keek de wereld stilzwijgend toe”. Nu worden dezelfde mensen weer in de straten van Moskou opgepakt. Op weg naar het Europees Parlement kwam ik vanochtend twee mensen uit Abchazië tegen. Zij vertelden mij dat zij uit Rusland gedeporteerd waren en dat zij een politieman omgekocht hadden om naar Frankrijk uitgezet te worden. Het gebeurt allemaal dus weer opnieuw. De eerste keer was in 1993 en nu herhaalt de geschiedenis zich.
Dat is de pijnlijke nalatenschap die wij hebben geërfd. Deze keer mogen wij echter niet stilzwijgend toekijken. Wij hebben ook geen behoefte aan vergelding. De mensen in Ossetië en Abchazië zijn onze medeburgers. Staat u mij in dat verband toe om nogmaals te citeren uit de tijdloze woorden van Sir Oliver Wardrop die in zijn boek Kingdom of Georgia uit 1888 het volgende schreef: “Het is allereerst noodzakelijk om een gedachte uit het hoofd van de lezer te bannen die vrijwel overal in Europa opgeld doet en die wellicht de voornaamste oorzaak vormt van de apathie waarmee politici de Kaukasus bezien. Algemeen wordt aangenomen - zelfs door degenen die het land bezocht hebben - dat Transkaukasië door een groot aantal min of meer wilde stammen wordt bevolkt die alleen de twijfelachtige voordelen van de Russische overheersing gemeen hebben. Niets is minder waar. Studenten in de etnografie zouden zichzelf een genoegen kunnen doen door een uitgebreid onderzoek naar de oorsprong van de Khesuvar, de Svan, de Pshav, de Osseten (en de Abchazen). Voor ons is het echter voldoende dat wij beseffen dat al deze mensen, in ieder geval politiek gezien, Georgiërs zijn en al sinds de tijd van Willem de Veroveraar onder de Kartveliaanse koningen hebben gevochten”.
Georgië is een multi-etnisch land en ik ben van mening dat die diversiteit, die lappendeken, een van onze sterke punten is, geen zwak punt, maar een groot goed.
Ik ben er trots op dat ik nog maar een aantal dagen geleden een nieuwe school buiten Zuid-Ossetië, in het gebied onder onze controle, heb mogen openen waar in de Ossetische taal les wordt gegeven. Nu zijn er buiten Zuid-Ossetië twee keer zo veel etnische scholen waar in de Ossetische taal les wordt gegeven dan in Zuid-Ossetië zelf.
Wij zijn nog steeds een gecentraliseerde staat, maar wij staan absoluut open voor alle mogelijke regelingen om tegemoet te komen aan de behoeften van alle minderheden. Al die minderheden kunnen ook rekenen op een aanzienlijke mate van autonomie, zoals de minderheid in Zuid-Tirol en op veel andere plaatsen in Europa. Daarom is het onze taak om een nog grotere nadruk op vrede, rechtvaardigheid en verzoening te leggen en om te trachten om onze problemen via onderhandelingen en compromissen op te lossen. Alleen op deze manier kunnen al die regio’s en de mensen die deze gebieden als hun thuis beschouwen op dezelfde welvaart en veiligheid rekenen als waarvan de overige inwoners van Georgië tegenwoordig kunnen genieten.
Een aantal mensen beweert dat onze separatistische problemen eigenlijk een puur interne Georgische kwestie zijn. Helaas is dat niet zo. De huidige geschillen bestaan nog steeds omdat zij gebaseerd zijn op hernieuwde territoriale claims - overblijfselen uit het Sovjettijdperk toen het oude rijk in elkaar stortte en de elite alles in het werk stelde om de verworven privileges en leengoederen te behouden. Generaals hebben oorlogen gevoerd om datsja’s in Abchazië, omdat deze het belangrijkste particuliere bezit vormden in de Sovjettijd. Nu houden zij nog steeds uit alle macht vast aan hun datsja’s.
De voor iedereen zichtbare strategie die in dit scenario wordt gehanteerd, bestaat uit het ondersteunen van de lokale vertegenwoordigers en het opwerpen van institutionele barricades voor bilaterale discussies en onderhandelingen. In dit scenario zijn de mensen en de toekomstige generaties die geboren worden in een klimaat van angst en haat, de grote verliezers.
De kern van mijn boodschap hier vanmiddag draait om verzoening, om openheid en om erkenning en bescherming van minderheidsrechten. Wij hebben niets aan oplossingen uit de negentiende of twintigste eeuw. Bij het beoordelen van deze uitdagingen doen wij een beroep op uw objectiviteit, op een afweging van uw en onze gerechtvaardigde belangen, en bovenal op uw gevoel voor “fair play”.
(FR) Dames en heren, mijn woorden berusten op de overtuiging dat we nu Europese oplossingen voor de eenentwintigste eeuw moeten bedenken, zodat we nooit meer getuige zullen zijn van de noodlottige antwoorden van de twintigste eeuw, waar het recht van de sterkste gold en waar kleine landen meedogenloos verscheurd werden door grotere landen.
Ik hoop dat mijn overtuiging en verantwoordelijkheid als democratisch bestuurder te herkennen zijn. Ik zal nooit zwijgen of lijdzaam toezien wanneer de democratie of de territoriale integriteit van mijn land ernstig in gevaar wordt gebracht. In een zo moeilijke situatie moet Georgië echter het hoofd koel houden en zich constructief opstellen. Dat is precies wat we gaan doen.
Ons doel is om onze politieke, sociale en economische hervormingen voort te zetten, hoe moeilijk deze ook mogen zijn, en om onze successen en vooruitgang te benutten voor het afgeven van een positieve boodschap.
In de jaren negentig zette Rusland een handelsblokkade in als wapen om de toetreding van de Baltische staten tot de Europese Unie tegen te houden, maar uiteindelijk hebben deze blokkades de heroriëntering van de Baltische economieën van het oosten naar het westen slechts versneld. Hetzelfde zal gelden voor Georgië.
Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om te pleiten voor nauwere banden tussen de Europese Unie en Georgië, met name door onze samenwerking in het kader van het nabuurschapsbeleid te consolideren, en door te zoeken naar manieren om deze relatie te verdiepen, zodat Georgië voor altijd een model wordt dat laat zien wat het Europese voorbeeld vermag. Wij zijn er klaar voor. Om dit te bereiken hebben we echter uw rechters, uw juristen, uw economen en uw veiligheidsdeskundigen nodig.
Wij willen een Georgië dat zijn grenzen bewaakt, zodat Europa zelf veiliger wordt. Met uw steun kunnen we de gevolgen van het huidige embargo te boven komen, met name als we de gelegenheid krijgen vrij handel te drijven met Turkije en samen met de Europese Unie in deze richting te gaan.
Bespaar ons een situatie waarin wij u om uw hulp moeten vragen, en laat ons handel drijven! Laten we de handen ineenslaan om onze territoriale geschillen te beslechten.
Ik heb Moskou en de leiders van de separatistische gebieden voorgesteld om de tafel te gaan zitten en een akkoord te bereiken. Wij hebben Europese hoofdsteden gevraagd hierbij aan te schuiven om het proces te vergemakkelijken. Het moment is gekomen om vertrouwen te wekken!
Samen met de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Verenigde Naties en de Europese Unie hebben we Zuid-Ossetië en Abchazië de grootst mogelijke vormen van onafhankelijkheid aangeboden, en ik herhaal dit voorstel vandaag tegenover u.
Laten wij die in het verleden allemaal oorlogsslachtoffers zijn geweest, vandaag bouwen aan een betere toekomst!
Het is niet in het belang van Europa, Rusland en de buurlanden van Europa om dit probleem voort te laten bestaan en na te laten een nieuw kader vast te stellen voor de nieuwe uitdagingen die zich aandienen.
Als we dus willen voorkomen dat separatisme om zich heen blijft grijpen, moeten we een nieuwe weg inslaan, een Europese weg, een weg die individuele overtuigingen koppelt aan zelfbestemming en territoriale integriteit. Dat is van cruciaal belang voor onze collectieve veiligheid. Samen kunnen we dat voor elkaar krijgen.
Sta mij toe om mijn betoog af te sluiten met nogmaals een opmerking van Robert Schuman: “Europa zal niet in één keer of op basis van één enkel plan tot stand komen. Europa zal worden opgebouwd uit concrete resultaten, die allereerst een feitelijke solidariteit dienen te creëren”. Naar mijn idee zien wij vandaag de eerste tekenen van die solidariteit. Die solidariteit is in ieder geval in dit Parlement aanwezig, en ze is aanwezig in onze harten en acties tijdens het gezamenlijke vervolg van onze reis.
(Spreker krijgt van het Parlement een staande ovatie)
De Voorzitter. - (in het Georgisch) Hartelijk dank voor uw toespraak, mijnheer de president.
(Applaus)
Zoals u merkt is mijn Georgisch heel wat slechter dan uw Spaans. Dit is in ieder geval een manier om blijk te geven van het warme welkom dat het Europees Parlement u biedt.
Het Europees Parlement is een vriend van Georgië. Dat is gebleken in zijn recente resolutie, waarin het Parlement dringend verzoekt om stopzetting van de aanvallen op Georgische burgers. Bovendien hopen wij dat uw aanwezigheid en uw toespraak in het Europees Parlement zullen bijdragen aan de verbetering van de situatie in de betrekkingen tussen uw land en Rusland.
U kunt op ons rekenen, mijnheer de president. Didi madloba.
VOORZITTER: PIERRE MOSCOVICI Ondervoorzitter
11. Stemmingen (voortzetting)
11.1. Jaarlijks verslag 2006 over de eurozone (stemming)
Vóór de stemming over amendement 13
Alain Lipietz (Verts/ALE). - (FR) Met instemming van de rapporteur is de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie bereid amendement 7 in te trekken, op voorwaarde dat aan het einde van amendement 13 een mondeling amendement wordt toegevoegd om de verantwoordelijkheden van alle partijen op het gebied van valutabeleid te specificeren. Ik zal nu de tekst van het mondeling amendement voorlezen in het Engels:
‘Onverminderd hun respectieve bevoegdheden en verantwoordelijkheden om op internationale onevenwichtigheden te kunnen reageren’.
(Het mondeling amendement wordt niet in aanmerking genomen)
11.2. Strategie voor het mariene milieu (stemming)
11.3. Hypothecair krediet in de EU (stemming)
De Voorzitter. - Hiermee is de stemming beëindigd.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de deskundigen zijn het er over eens dat de ontvolking van het platteland de komende jaren nog zal toenemen. Dat leidt ook tot massale sterfte onder de boerenbedrijven. Ons mislukte subsidiebeleid, waar vaak alleen de herenboeren van geprofiteerd hebben, en het jarenlange gebrek aan aandacht voor het platteland, hebben deze zorgwekkende tendens nog versterkt.
We moeten er dus voor zorgen dat de kleine boeren en de boeren in berggebieden kunnen overleven, we moeten in de steden en op het platteland gelijkwaardige leefomstandigheden bieden, we moeten zorgen voor een verbetering van de infrastructuur en we moeten netwerken tussen de verschillende regio’s opbouwen. Daarom heb ik voor het verslag-Daul gestemd.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Met haar voorstel voor de ontwikkeling van de energiegewassen en de productie van biomassa wil de Commissie de gevolgen opvangen van de impasse waarin de landbouweconomie, de werknemers in de agro-alimentaire industrie en de kleine en middelgrote boerenbedrijven vanaf het eerste jaar van toepassing van het nieuwe GLB - en die impasse zal alleen maar groter worden met de voltooiing daarvan - verzeild zijn geraakt.
De stimulansen waarvan in het voorstel sprake is en de voorwaarden voor de uitbetaling daarvan begunstigen de grote landbouwbedrijven van de noordelijke landen van de EU, die een betrekkelijk voordeel hebben wegens bepaalde bodem- en weersomstandigheden en wegens de grootschaligheid van de landbouwbedrijven, maar niet de landen met een droog zomerklimaat en kleine bedrijven. Deze stimulansen hebben immers een horizontaal karakter en daarin wordt bewust geen rekening gehouden met specifieke omstandigheden.
In mijn land zijn er bijvoorbeeld geen arealen opgenomen in het regime voor braaklegging en deze kunnen dus ook niet met energiegewassen worden beplant. Daarom heeft mij land geen enkele baat bij deze maatregelen. Bovendien is de steun per hectare van 0,45 euro per hectare onbeduidend en kan hoe dan ook geen echte stimulans zijn.
Om al deze redenen zijn wij het niet eens met de voorgestelde verordening, ofschoon wij in principe positief staan tegenover het oorspronkelijke voorstel voor energiegewassen dat de Commissie heeft gedaan voor de nieuwe lidstaten. Dit voorstel beoogt weliswaar gelijke behandeling maar levert uiteindelijk geen gelijke behandeling op.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb vóór het verslag gestemd van mijn geachte collega Marie-Hélène Descamps over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada tot vaststelling van een kader voor samenwerking op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren. Dit verslag sluit naadloos aan bij een oude traditie van samenwerking, en het is logisch dat we speciale relaties tot stand brengen via de jongeren van de Europese Unie en van Canada, die de zonen van Europa zijn.
Marie-Hélène Descamps (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Deze overeenkomsten hebben tot doel onze samenwerking op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleiding met enerzijds Canada en anderzijds de Verenigde Staten uit te breiden.
De eerder met de Europese Unie gesloten samenwerkingsprogramma’s, in 1995 en 2000, worden dan ook met 8 jaar verlengd: van 2006 tot 2013.
De samenwerkingsovereenkomst met Canada is gericht op het versterken en verbreden van de werkingssfeer van de eerdere overeenkomst door middel van een nieuw kader voor samenwerking op jongerengebied.
De nieuwe overeenkomst met de Verenigde Staten, die gedeeltelijk in de plaats komt van het eerdere programma, bevat vernieuwende programma’s die afgesloten worden met transatlantische diploma’s. De overeenkomst heeft tot doel de uitwisseling van studenten en docenten te bevorderen, het programma Schuman-Fulbright uit te breiden en een nauwere institutionele samenwerking tot stand te brengen in het hoger onderwijs.
Deze beide overeenkomsten hebben hun nut in het verleden reeds bewezen. De tenuitvoerlegging moet niet alleen de toegankelijkheid en het concurrentievermogen van onze systemen van hoger onderwijs ten goede komen, maar ook bruggen slaan tussen onze volkeren en het wederzijdse begrip bevorderen.
Ik ben blij dat ons Parlement heeft ingestemd aan het sluiten van deze overeenkomsten, waardoor de banden tussen onze beide continenten kunnen worden aangehaald.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de burger wordt al mobieler. Werken of studeren in een andere lidstaat van de EU, er de oude dag doorbrengen: het wordt al gebruikelijker. Er zijn heel wat ingewikkelde vragen en problemen in verband met de sociale zekerheid, en die hebben we nog niet opgelost. Vergeleken met ruim dertig jaar geleden, toen we de eerste Europese regelingen hiervoor vastlegden, is er weliswaar heel wat veranderd, maar in de praktijk is er nog veel werk aan de winkel, en dat wordt in het verslag-Matsouka volgens mij niet onderkend. Daarom heb ik me van stemming onthouden.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De kweek van inheemse vissoorten en schelpdieren heeft een pijlsnelle ontwikkeling doorgemaakt, en nu willen de bedrijven hun belangen in deze sector uitbreiden tot de kweek van niet-inheemse soorten.
De ontwerpverordening voorziet in bepaalde veiligheidskleppen, aangezien overduidelijk het gevaar bestaat dat na het introduceren van niet-inheemse soorten de biodiversiteit van een gebied wordt verstoord.
Men zal waarschijnlijk nooit volledige zekerheid kunnen hebben op dit gebied, vooral omdat het de belanghebbende bedrijven zelf zijn die de noodzakelijke gegevens moeten verschaffen, op een soortgelijke wijze als bij de GGO’s.
De geschiedenis heeft weliswaar aangetoond dat de introductie van soorten als karper, forel, enzovoort, geen gevolgen heeft gehad voor de betrokken gebieden, maar er is geen enkele zekerheid dat dit historisch precedent zich zal herhalen, hoeveel inspanningen men ook onderneemt en hoeveel veiligheidskleppen men ook inbouwt.
Anderzijds is de vangst en kweek van die soorten in de landen waarin deze soorten deel uitmaken van de natuurlijke populatie, en waarin dus geen sprake is van gevaar op verstoring van het natuurlijk ecosysteem, een goed alternatief voor de introductie van die soorten en de waarschijnlijke economische voordelen die daarmee gepaard gaan. Men zou bovendien de betrokken landen dan de kans geven om zich te ontwikkelen, met alle voordelen van dien voor hun volkeren, in plaats van dat men economische resultaten genereert in de landen van de EU. Met andere woorden, de bedrijven zullen winst maken maar deze winst gaat ten koste van de volkeren in de landen waar deze niet-inheemse soorten vandaan komen.
Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. - (SV) Ik ben van mening dat de financiële steun van de EU aan de visserijsector zo snel mogelijk moet worden afgeschaft en dat de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de overbevissing zelf compensatie moeten bieden aan de ontwikkelingslanden die door de visserijovereenkomsten van de EU worden getroffen. Die compensatie moet niet worden gefinancierd uit de begroting van de EU.
Ik heb ondanks alles besloten om voor het verslag te stemmen, omdat het bijzondere nationale belangen minder mogelijkheden biedt om invloed op de steun uit te oefenen.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie is in feite het eerste instrument op mondiaal niveau voor het voorkomen en bestrijden van corruptie.
Het doel is op mondiaal niveau een strategie en een kader te creëren met een pakket belangrijke minimumnormen die in alle deelnemende staten toepassing moeten vinden. Die normen moeten preventie, onderzoek en repressie van corruptie betreffen maar ook bevriezing, inbeslagneming, confiscatie en teruggave van de opbrengsten van dit soort misdrijven.
De Commissie heeft onderhandeld, wat een effect heeft gehad op de onderdelen van het verdrag die de bevoegdheden van de Gemeenschap raken. Namens de Gemeenschap heeft de Commissie de onderhandelingen in september 2005 afgerond.
Ik steun derhalve het sluiten van dit verdrag. Ik betreur het evenwel dat drie lidstaten (Zweden, Slovenië en Estland) dit verdrag nog niet hebben ondertekend.
Ik hoop dat het ratificatieproces van de Gemeenschap en de lidstaten die nog niet geratificeerd hebben zo snel mogelijk afgesloten zal zijn. De snelle inwerkingtreding van het verdrag is van doorslaggevend belang om doeltreffender te kunnen optreden bij het voorkomen en bestrijden van dit soort misdrijven.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Het is onaanvaardbaar dat de EU nu probeert om al haar lidstaten te verenigen tegen een derde partij in een internationale overeenkomst. Het hele idee achter het VN-Verdrag tegen corruptie is gebaseerd op vrijwilligheid en respect voor het nationale zelfbeschikkingsrecht. Rapporteur Catania heeft er in zijn verslag voor gekozen om zich ter ondersteuning van het voorstel te beroepen op 26 verschillende artikelen in het verdrag. Geen van deze artikelen geeft de EU de bevoegdheid of de competentie om een juridisch bindende overeenkomst met een derde partij te sluiten. In plaats daarvan moet de EU zich toespitsen op de wijdverbreide corruptie in haar eigen instellingen. De interne corruptie in de EU is een groeiend probleem, dat het vertrouwen van de burgers in de hele Europese gedachte ondermijnt.
De Zweedse partij Junilistan vindt dat de EU haar boekje te buiten gaat en stemt daarom tegen het voorstel in zijn geheel.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Ik kon natuurlijk niet anders dan mijn steun geven aan dit verslag. De strijd tegen corruptie op mondiale schaal is een onmisbaar doel voor goed bestuur in de landen die deel uitmaken van de internationale gemeenschap. Sterker nog, het is daarmee eveneens een essentiële factor voor vrede en ontwikkeling.
Afgezien van alle ethische en economische overwegingen is er een andere belangrijke zaak die de strijd tegen corruptie op wereldschaal tot een sleutelfactor maakt voor de internationale betrekkingen. Landen met corrupte regeringen laten zich leiden door regels, criteria en belangen die onverenigbaar zijn met duurzame ontwikkeling, samenwerking en vrede. De strijd aanbinden met dergelijke regeringen betekent vechten tegen een van de oorzaken van conflicten en armoede.
Het volstaat evenwel niet deze verdragen te ondertekenen. In de internationale praktijk - met name op het gebied van samenwerking, waar de EU zo'n belangrijke rol speelt - dient die strijd deel uit te maken van onze maatstaven voor het ondernemen van actie. Dat is de reden waarom ik heb voorgestemd.
Emanuel Jardim Fernandes (PSE), schriftelijk. - (PT) Het Commissievoorstel dat in dit verslag wordt behandeld, beoogt Verordening nr. 1698/2005/EG in overeenstemming te brengen met het akkoord van de Europese Raad van 15/16 december 2005 over de financiële vooruitzichten 2007-2013, voor wat betreft de “aftoppingsregeling voor de overdracht van steungelden naar het Cohesiefonds” en de vrijstelling van Portugal van de cofinancieringsplicht voor een bedrag van 320 miljoen euro.
Op grond van dat akkoord valt het voor Portugal bestemde bedrag van 320 miljoen euro niet “onder de medefinancieringsregeling”, “gezien de bijzondere moeilijkheden waarmee de Portugese landbouw te kampen heeft”.
Voor Portugal behoorden de invoering van een “nationale envelop” in het kader van het totale bedrag dat is uitgetrokken voor het nieuwe instrument voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en de verdubbeling van het oorspronkelijk voorgestelde bedrag - waarbij nog eens de vrijstelling kwam als blijk van erkenning van de moeilijkheden waarmee de Portugese landbouw te kampen heeft - tot de meest positieve aspecten van het akkoord dat onder Brits voorzitterschap is bereikt tijdens de lange en moeizame onderhandelingen over het financiële kader voor de komende periode 2007-2013.
Daarom heb ik voor het verslag van de heer Mulder gestemd, waarin wordt aanbevolen het desbetreffende Commissievoorstel goed te keuren.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) De Zweedse partij Junilistan vindt dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (of “plattelandsontwikkeling”, zoals dat vanaf 2007 zal heten) geleidelijk moet worden afgeschaft.
In de week van 23 oktober 2006 constateerde de Europese Rekenkamer voor het dertiende achtereenvolgende jaar dat ze niet kon garanderen dat meer dan een klein deel van de 105 miljard euro van de EU-begroting op juiste wijze of voor de juiste doelen is gebruikt. De controle op de landbouwsteun is een van de grootste problemen, en er zijn grote problemen met de controle in bepaalde sectoren, zoals de steun voor de olijfolieproductie.
Dit kan zo niet doorgaan. De openstaande financieringskraan van de EU moet worden dichtgedraaid. Daarom hebben we tegen dit verslag gestemd.
Neil Parish (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Met dit verslag wordt goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie om twee wijzigingen aan te brengen in het financieringsmechanisme voor plattelandsontwikkeling. Een en ander is in overeenstemming met het akkoord dat in december 2005 door de Europese Raad is gesloten over de financiering van de plattelandsontwikkeling in de periode 2007-2013. De conservatieve leden in dit Parlement hebben dat financieel akkoord van december 2005 verworpen en kunnen dan ook geen voorstellen goedkeuren die hieruit voortvloeien.
De Britse regering heeft een gouden kans verprutst om een eerlijkere verdeling van de fondsen voor plattelandsontwikkeling tot stand te brengen. Zij heeft namelijk - zelfs al in dat vroege stadium - een aantal lidstaten de mogelijkheid geboden om zichzelf aanzienlijke bedragen toe te kennen van de toch al gereduceerde hoeveelheid financiële middelen die ter beschikking staat. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat het Verenigd Koninkrijk slecht 3,5 procent van de voor de EU-15 beschikbare middelen toegewezen heeft gekregen. Het betreffende voorstel geeft daarnaast Portugal een vrijstelling van de verplichting om te zorgen voor medefinanciering van de bedragen die dat land tijdens de Raad in december voor zichzelf heeft veiliggesteld. De conservatieven zijn van mening dat hiermee een gevaarlijk precedent is geschapen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het wordt steeds dringender het landbouwbeleid en de voor de boeren bestemde fondsen te koppelen aan doeleinden betreffende plattelandsontwikkeling. Daarnaast motiveer ik mijn stem voor dit verslag met het feit dat het voorstel de buitengewone situatie waarin de Portugese landbouw verkeert, erkent en Portugal derhalve vrijstelt van de nationale medefinancieringsplicht.
Zoals trouwens duidelijk blijkt uit de vraag die ik aan de Commissie heb gesteld, zijn in het recente verleden de boeren, de landbouw en de potentiële plattelandsontwikkeling in Portugal benadeeld door de incompetentie of onwil van de regering, die grote bedragen ongebruikt heeft gelaten. Daarom is deze uitzonderlijke regeling volledig gerechtvaardigd.
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. - (PT) Ik heb voor het verslag-Lienemann (A6-0373/2006) gestemd over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu, omdat deze richtlijn “strategie voor het mariene milieu” het mogelijk maakt de noodzakelijke uitvoering te geven aan de bevordering van het duurzaam gebruik van de zeeën en de mariene ecosystemen, zoals geformuleerd in het zesde Milieuactieprogramma.
Een belangrijk deel van de Europese burgers woont in kuststreken en is voor zijn werk of vrije tijd afhankelijk van de zee. Het ontwikkelen van nationale mariene strategieën - teneinde een goede milieutoestand te bereiken en de kwetsbaarste mariene ecosystemen en de bioverscheidenheid te beschermen en te behouden - biedt de mogelijkheid de activiteiten in het mariene milieu op duurzame niveaus te handhaven zonder de activiteiten van de komende generaties, noch het vermogen van de mariene ecosystemen om te reageren op natuurlijke en door de mens veroorzaakte veranderingen, op het spel te zetten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) We vinden het belangrijk een beleidskader voor het mariene milieu te creëren met toereikende financiële middelen. Vanwege dat strategisch belang is het essentieel dat de lidstaten beoordelingsstrategieën en milieudoeleinden voor hun mariene milieu vastleggen, zowel in samenwerking met de andere lidstaten als met derde landen, daar op dit gebied het beleid van het ene land gevolgen kan hebben voor de overige landen.
In dit hele proces is de kernkwestie het eigendom en het beheer van de zeeën waarop deze richtlijn van toepassing is. Zowel de ontwerprichtlijn als de amendementen in het verslag-Lienemann die vandaag zijn aangenomen, beginnen met de definitie van “Europese zeeën”, maar het is niet duidelijk wat de EEZ is en welke rol elke lidstaat speelt.
Aan de andere kant wordt er met betrekking tot de oprichting van supranationale organismen niet gezegd of een besluit daartoe uitsluitend met eenparigheid van stemmen kan worden genomen - uitgaande van het principe van soevereine staten met gelijke rechten - of dat het daarentegen met meerderheid van stemmen kan worden opgelegd, zoals de zogenaamde Europese Grondwet voorzag. Gezien het gebrek aan duidelijkheid in deze kwesties hebben we ons bij de eindstemming onthouden.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het voorstel voor een richtlijn ‘marine strategie’ heeft tot doel een hoog beschermingsniveau te bieden voor de zeeën en oceanen in Europa, meer kennis te vergaren over die wateren - waarin nog veel te ontdekken valt - en een beheersstrategie te formuleren met een geïntegreerde aanpak en kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het verminderen van de druk op de mariene hulpbronnen en ecosystemen.
Het voorstel bevat ook een verwijzing naar de noodzakelijke cofinanciering door de Europese Unie van de uitvoeringsmaatregelen ter naleving van de richtlijn en het opnemen van die maatregelen in de begrotingen vanaf het jaar 2007. Deze maatregel is zeer belangrijk voor Portugal, daar mijn land over een zeer grote exclusieve economische zone (de grootste EEZ van de Europese Unie) beschikt waarmee veel kosten gemoeid zijn.
Het amendement van de EVP ter wijziging van het jaar waarin de geformuleerde doelstellingen bereikt dienen te zijn (2017 in plaats van 2021), is aangenomen. Daaruit blijkt de ambitie waarmee het Parlement dit onderwerp behandelt en de mate van betrokkenheid van het Parlement bij de zoektocht naar een “goede milieutoestand” voor het mariene milieu.
De overige maatregelen die de PPE-ED heeft voorgesteld ter verzekering van een duurzame uitvoering van de economische activiteiten in verband met de zeeën en oceanen, de bescherming van de biodiversiteit en het voorkomen van vervuiling zijn ook zeer belangrijk, daar ze een aanzienlijke verbetering betekenen van het voorstel van de Europese Commissie …
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)
Ambroise Guellec (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Het doet me deugd dat het verslag van mevrouw Lienemann over de “richtlijn mariene strategie” - een essentiële richtlijn die in het verlengde ligt van de waterkaderrichtlijn - in eerste lezing is aangenomen. Ik plaats echter vraagtekens bij de haalbaarheid van het tijdsplan dat zojuist is goedgekeurd. De kennis van het mariene milieu is namelijk nog niet toereikend om binnen de ingekorte termijn de milieusituatie van Europese zeeën goed in kaart te kunnen brengen. We zien nu bij de tenuitvoerlegging van de waterrichtlijn dat de voorbereidingfase/inventarisatie altijd moeilijk is en langer duurt dan verwacht. Het mariene milieu wordt bovendien geenszins gekenmerkt door snelle veranderingen. Het door de Commissie voorgestelde tijdsplan lijkt me dan ook al strak genoeg.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Wij hebben waardering voor het initiatief betreffende het beleid voor het mariene milieu in het kader van de noodzakelijke samenwerking en coördinatie tussen de verschillende landen. Bij dit beleid dient de volledige soevereiniteit van de lidstaten over hun grondgebied en hulpbronnen gewaarborgd te zijn en rekening gehouden te worden met economische, sociale en milieuaspecten.
Het behoud van de visbestanden wordt met name door de vervuiling van de zee en het intensieve zeevervoer, met alle gevolgen van dien voor de visserijactiviteiten, in gevaar gebracht. De visserij is echter in dit kader niet de enige en zeker niet de belangrijkste factor.
De visbestanden en het herstel daarvan zijn onmisbaar voor het verzekeren van de toekomst van de visserij: zonder vis kan er niet gevist worden. Daarom zijn de vissers de belangrijkste belanghebbenden bij de bescherming en het herstel van het mariene milieu. In dit verband moeten de herstelmaatregelen voor de bestanden ook de nodige, toereikend gefinancierde economische en sociale compensatiemaatregelen voor de sector en zijn werknemers omvatten.
De centrale kwestie is de eerbiediging van de soevereiniteit van de lidstaten, met name van hun EEZ en hun bevoegdheid om autonome maatregelen uit te voeren ter bescherming van hun visbestanden.
Tot slot meen ik dat, gezien de noodzakelijke relatie tussen de mariene strategie en het GVB, die strategie zijn structuren niet mag opleggen aan de visserijsector.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. - (EN) Het is noodzakelijk dat wij het mariene milieu beschermen en in stand houden. De definitie van wat een goede milieutoestand is, levert daaraan een positieve bijdrage. Met de aanneming van amendement 91 staan wij echter nog wel toe dat de aardolie- en aardgasexploitatie in mariene milieus voortgezet wordt, zij het met inachtneming van de internationale regelgeving. In dat verband is het van belang dat de bijdrage die de aardolie- en aardgassector aan de Schotse economie levert, onderkend wordt.
Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, kwik is een zeer giftige en gevaarlijke stof. Een verbod op het gebruik van kwik in alle apparaten, met name voor huishoudelijke gebruik, is een uiterst zinvol voorstel en wordt door alle vijfentwintig regeringen in de Raad ondersteund.
Desalniettemin heeft de PPE-DE-Fractie onder druk van de Britse conservatieven steun gegeven aan extra uitzonderingen voor juist die producten die naar alle waarschijnlijkheid hun weg naar dat huishoudelijk gebruik weten te vinden; dat is nu precies de meest gevaarlijke plaats. Dit strookt ook niet met de uitlatingen die David Cameron in Engeland zelf doet. Dit strookt zelfs niet met de verplichting die de Conservatieve Partij op haar website op zich heeft genomen om alle gevaarlijke chemische stoffen geleidelijk uit te bannen.
Ik hoop in ieder geval dat de Britse conservatieven na hun weken durende campagne tegen zogeheten “dictaten” vanuit Brussel, zich in het vervolg van dergelijk taalgebruik zullen onthouden. Zij moeten vandaag toch ook geconstateerd hebben dat via een democratische stemming wordt besloten of een bepaalde Europese wetgeving er wel of niet komt en dat dit niet op basis van een “dictaat” van de Commissie gebeurt.
Wellicht dat zij geen spijt zullen betuigen over wat zij vandaag hebben aangericht, maar ik hoop in ieder geval wel dat zij zich van dergelijke formuleringen zullen onthouden in hun campagnes voor of tegen dergelijke onderwerpen.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Dit voorstel vloeit voort uit de “Strategie van de Gemeenschap voor kwik”, die in januari 2005 is goedgekeurd. Het doel is het gebruik van kwikhoudende producten terug te dringen door het op de markt brengen van kwikhoudende apparatuur te verbieden.
Door het aannemen van dit verslag is het op de markt brengen van alle soorten meettoestellen verboden. Het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie is gewijzigd, zodat de verordening zo snel mogelijk in werking kan treden.
Producten die al op de markt zijn gebracht, antieke apparaten, verzamelobjecten en barometers, zijn van de verordening uitgesloten. Voor de productie van barometers geldt een vergunningsplicht en die producten kunnen slechts gefaseerd uit de markt worden genomen.
Het gebruik van traditionele barometers in Europa is zeer beperkt. Ook de in die producten verwerkte hoeveelheid kwik is zeer klein. Het uitsluiten van deze barometers van het voorstel, samen met meetapparatuur die meer dan vijftig jaar oud is, is een belangrijke maatregel. De bestaande kleine producenten worden erdoor beschermd en het kwik kan opnieuw worden gebruikt. Indien die barometers deel uit zouden maken van het voorstel (en derhalve de bedrijven die traditionele barometers produceren, zouden verdwijnen), zouden verontreiniging en onvoorziene kwikstromen het gevolg kunnen zijn …
(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. - (PT) Ik heb gestemd voor het verslag van mevrouw Sornosa Martínez (A6-0287/2006) over het voorstel van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen van bepaalde kwikhoudende meettoestellen. Daar deze stof zeer giftig is voor de mens, voor ecosystemen en voor dieren en planten in de natuur is het immers belangrijk de verkoop van deze producten aan banden te leggen om te voorkomen dat aanzienlijke hoeveelheden kwik in de afvalstroom terechtkomen en zo bij te dragen aan een hoger niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid.
Kwikhoudende toestellen dienen altijd vervangen te worden als er veiliger alternatieven op de markt voorhanden zijn. Het is echter mogelijk uitzonderingen toe te staan, als er nog geen geschikte alternatieven bestaan. Die uitzonderingen mogen ook gemaakt worden voor de zeldzame gevallen van instandhouding van traditionele barometers, museumcollecties en industrieel erfgoed.
David Martin (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik heb het verslag met betrekking tot het beperken van kwik gesteund, omdat kwik een zeer gevaarlijke stof is. Ik was hogelijk verbaasd toen ik merkte dat de Britste conservatieve afgevaardigden in dit Parlement tegen een verbod stemden. Dat strookt niet met de expliciete toezegging die hun voorman David Cameron heeft gedaan in verband met een verbod op gevaarlijke chemicaliën. Het is triest dat de Britse conservatieven zich zo weinig aan de gezondheid en veiligheid van toekomstige generaties gelegen laten liggen. Nogmaals, zij zeggen het ene in het Verenigd Koninkrijk, maar doen het andere in het buitenland.
Linda McAvan (PSE), schriftelijk. - (EN) Uit een rapport van The Lancet dat vorige week in het Verenigd Koninkrijk is gepubliceerd, worden de gevaren benadrukt die giftige chemicaliën voor de gezondheid van ongeboren en jonge kinderen kunnen hebben. Kwik is extreem giftig, bioaccumulatief en persistent in het milieu. Er zijn geen veilige blootstellingsniveaus, maar desalniettemin blijft kwik in onze afvalstroom terechtkomen via afgedankte huishoudelijke producten die kwik bevatten. Daarom hebben de Labour-afgevaardigden in dit Parlement zich aangesloten bij de vijfentwintig regeringen van de EU en de Commissie om kwik voor alle toepassingen geleidelijk uit te bannen, op enkele essentiële uitzonderingen na. Wij zijn tegen een permanente uitzondering voor kwikbarometers omdat er alternatieven beschikbaar zijn. Wij hebben wel een langere overgangsperiode van twee jaar voorgesteld voordat het verbod op kwikbarometers definitief in werking treedt, zodat de sector zich aan de nieuwe wetgeving kan aanpassen. Uiteraard zullen wij dat voorstel ook steunen.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. - (FR) In januari 2005 schaarde het Europees Parlement zich met een overgrote meerderheid achter mijn verslag over het Europees actieplan 2004-2010 inzake milieu en volksgezondheid. Een van de in het verslag genoemde aanbevelingen was een geleidelijk verbod op een aantal chemische stoffen die, zoals het kwik - dat wordt gebruikt in amalgaamvullingen en niet-elektronische meet- en regelinstrumenten - buitengewoon zorgwekkend zijn voor de volksgezondheid. Deze stoffen moeten vervangen worden door veiligere alternatieven.
De drieëndertig ton kwik die elk jaar in de Europese Unie wordt gebruikt, veroorzaakt, net als andere zware metalen, neurologische aandoeningen waar met name kinderen aan lijden.
De volksgezondheid moet vanaf nu absoluut op de eerste plaats komen in onze samenlevingen, waar chemische stoffen alomtegenwoordig zijn. Daarom vind ik het jammer dat 327 van mijn collega’s - tegen het advies van onze rapporteur, mevrouw Sornosa, in - hebben gemeend het verbod te moeten versoepelen, op grond waarvan voorwerpen zoals thermometers en barometers die kwik bevatten en bestemd zijn voor het grote publiek niet langer op de markt gebracht mogen worden.
Morgen moeten we echter nog een stap verder gaan en de vijfentwintig lidstaten oproepen verregaande maatregelen te nemen, opdat kwik in al zijn vormen verdwijnt uit kwetsbare openbare ruimten, zoals kraamafdelingen, crèches, ziekenhuizen en scholen.
Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, uit deze stemming blijkt dat de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) nog steeds in alle fasen en op alle fronten op hevige weestand stuit van mensen en organisaties met gevestigde belangen op landbouwgebied.
Ondanks die weerstand heef die gefaseerde hervorming niet alleen al tot een relatieve afname van de GLB-uitgaven geleid, maar ook tot een omschakeling van de uitgaven voor prijsondersteuning naar uitgaven voor meer milieugerichte verbeteringen, inkomenssteun en plattelandsontwikkeling. De uitvoersubsidies zullen ook geleidelijk afgeschaft worden. Er zijn echter nog meer van dergelijke maatregelen noodzakelijk. Die maatregelen zullen er ook komen, ondanks de weerstand die tot uiting is gekomen tijdens de stemming van vandaag.
Hynek Fajmon (PPE-DE). - (CS) Dames en heren, de in de Tsjechische Republiek gekozen afgevaardigden van de ODS-partij hebben vandaag geweigerd hun steun te verlenen aan het verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende voorschriften voor de vrijwillige modulatie van directe betalingen, van de hand van de heer Lutz Goepel. Het verslag verwerpt het voorstel van de Commissie - dat is gebaseerd op een akkoord met de Raad - om de flexibiliteit van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verhogen en een sterkere band te leggen met de concrete nationale omstandigheden.
Dit parlementaire standpunt is werkelijk te gek voor woorden, en daarom kunnen wij dit verslag dan ook absoluut niet ons fiat geven. Het huidige gemeenschappelijke landbouwbeleid is discriminerend voor alle nieuwe lidstaten, inclusief de Tsjechische Republiek. Met zijn verwijzing naar het beginsel van non-discriminatie steekt de rapporteur op wel heel schandelijke wijze de draak met de boeren van de nieuwe lidstaten. Want die discriminatie is namelijk nu al een feit. Dit jaar ontvangen genoemde boeren rechtstreekse betalingen ter hoogte van slechts 35 procent, terwijl de boeren in de oude lidstaten honderd procent krijgen. Daarom hebben wij gestemd zoals we gestemd hebben.
Michl Ebner (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het spijt me dat ik even niet heb opgelet.
Ik wilde uitleggen dat ik het wel degelijk eens ben met de werkwijze en het standpunt van de rapporteur, Lutz Goepel, en dat ik niet goed begrijp waarom de Commissie zo hardnekkig bij haar voorstel blijft. Ik hoop dat we in de komende twee maanden, die we er nu bij hebben gekregen, manieren kunnen bedenken om te verhinderen dat het landbouwbeleid wordt gerenationaliseerd, terwijl de financiering ervan wordt gecommunautariseerd. Ik zal proberen om hiertoe bij te dragen.
Ik denk dat er wel ruimte bestaat voor onderhandelingen, en hoop dat de Europese Commissie in dit verband een wat redelijker standpunt in zal nemen.
Thijs Berman (PSE), schriftelijk. - De Nederlandse leden van de PSE-Fractie zijn vanzelfsprekend voor meer modulatie, voor het overhevelen van fondsen van de eerste naar de tweede pijler van de landbouwbegroting. Modulatie betekent vanuit sociaal-democratisch oogpunt een belangrijke verbetering, want de huidige inkomenssubsidies zijn onrechtvaardig. De grootste boeren krijgen immers onevenredig veel meer dan de anderen. Ze zijn ook ineffíciënt, want ze verhogen de koopkracht van de boer onvoldoende.
Plattelandsontwikkeling biedt meer kansen voor alle bewoners van het platteland. Jong en oud hebben daar goede voorzieningen nodig, een sterke infrastructuur en een diverse economie. Plattelandsontwikkeling is ook in het belang van de grote meerderheid van de boeren.
Vrijwillige modulatie is minder wenselijk dan verplichte modulatie vanwege de mogelijke verstoring van concurrentieverhoudingen tussen Europese boeren. Toch kan de Partij van de Arbeid ook daarmee akkoord gaan, omdat het een stap in de goede richting is. De Raad heeft echter een besluit genomen zonder de meest elementaire democratische weg te bewandelen. Het Europees parlement is over deze grote ingreep in de begroting niet gehoord.
Vanwege dat democratische tekort is het voor ons jammer genoeg niet mogelijk om achter het voorstel voor de verordening te staan. Wij hebben ons daarom van stemming onthouden.
Luis Manuel Capoulas Santos, Fausto Correia, Edite Estrela, Emanuel Jardim Fernandes, Elisa Ferreira, Ana Maria Gomes, Jamila Madeira, Manuel António dos Santos en Sérgio Sousa Pinto (PSE), schriftelijk. - (PT) Wij hebben tegen het voorstel van de rapporteur gestemd en daarmee onze steun gegeven aan het wetgevingsvoorstel van de Commissie, omdat de “modulering” - dat wil zeggen de mogelijkheid om een bedrag tot 20 procent van de gelden bestemd voor landbouwers die meer dan 5000 euro per jaar ontvangen, over te hevelen van de eerste naar de tweede pijler van het GLB - een essentieel instrument is om enige gerechtigheid te kunnen introduceren bij het verdelen van de landbouwsubsidies.
In Portugal bijvoorbeeld ontvangt slechts 5 procent van de boeren meer dan 5000 euro per jaar. Wij vinden het onbegrijpelijk dat men de voorkeur geeft aan de huidige situatie boven het alternatief van de “vrijwillige modulering”.
De ondertekenaars van deze stemverklaring bepleiten als ideale oplossing de “verplichte modulering”, die volgens hen op korte of middellange termijn onvermijdelijk zal moeten worden ingevoerd. Wij vinden het onbegrijpelijk dat het Parlement het voorgestelde alternatief heeft verworpen.
In het geval van Portugal zou de voorgestelde uitvoeringsmaatregel het mogelijk maken 50 miljoen euro extra per jaar uit te trekken voor plattelandsontwikkeling en vele boeren die nu helemaal geen subsidie ontvangen steun te verlenen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het centrale probleem bij dit verslag is dat het Commissievoorstel geen echte modulering is. Het is met andere woorden geen maatregel die leidt tot meer steun voor degenen die weinig ontvangen of tot het geven van steun aan degenen die niets ontvangen, ten koste van degenen die veel ontvangen. Het doel daarvan zou zijn meer rechtvaardigheid te garanderen bij de steunverdeling tussen producenten, landen en producten en steun te verlenen aan de kleine en middelgrote boeren en aan de familiebedrijven.
Wij menen dat de Europese Commissie een nieuw voorstel in moet dienen om te komen tot een echte modulering. Die moet verplicht zijn, meer rechtvaardigheid creëren en financiële middelen vrijmaken door het invoeren van een bovengrens voor de steun per bedrijf (plafonnering) en een procentuele stijging van de steun voor de boeren die in het kader van het GLB de minste steun ontvangen (modulering). Een voorbeeld daarvan is een stijging van 15 of 20 procent voor de boeren die minder dan 5000 euro steun ontvangen. Zelfs uitgaande van dat maximum kan er dan rekening worden gehouden met uiteenlopende situaties.
Zo niet, dan lopen we het risico de bestaande ongelijkheden te vergroten. Daarom dringen wij er bij de Europese Commissie op aan het voorstel te wijzigen, om te vermijden dat een besluit hierover een rechtvaardiging gaat vormen voor het hernationaliseren van het GLB. Daarom hebben wij tegen het verslag gestemd, om de weg vrij te maken voor een rechtvaardiger voorstel.
Jean-Claude Fruteau (PSE), schriftelijk. - (FR) Nu de Unie geconfronteerd wordt met een krachtige opleving van nationalistische sentimenten, luidt het voorstel van de Commissie tot een vrijwillige modulering van de rechtstreekse betalingen in het kader van het GLB een nieuwe fase in bij het afbrokkelen van de solidariteit binnen de Unie.
Om dit gevaar af te wenden moet het Parlement reageren en zijn stem laten horen, om nogmaals te onderstrepen hoeveel waarde de vertegenwoordigers van de Europese volkeren hechten aan het ‘gemeenschappelijke’ karakter van het Europese openbare beleid, waarvan het GLB het krachtigste symbool en de meest succesvolle verwezenlijking is.
Met het oog hierop heb ik vóór het verslag-Goepel gestemd dat vandaag in de plenaire vergadering aan de orde was, en met name voor het expliciete verzoek om het voorstel van de Europese Commissie te verwerpen.
Met dit standpunt, dat de mening van de meeste hier aanwezige afgevaardigden weerspiegelt, maakt het Europees Parlement op heldere en ondubbelzinnige wijze kenbaar dat het zijn visie op het toekomstige Europa niet overboord wil gooien, en van het GLB geen variabele wil maken om de laakbare tekortkomingen te compenseren van een Europese begroting die lamgelegd wordt door het gebrek aan ambitie van de Europese lidstaten.
Het standpunt geeft aan dat we moeten vasthouden aan een systeem van steun aan producenten dat gebaseerd is op het billijkheidsbeginsel. Alleen met een dergelijk systeem kan een rendabele, concurrerende en solidaire Europese landbouw gegarandeerd worden.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Wij stemmen tegen dit verslag, maar we onthouden ons van stemming over het Commissievoorstel in deze zaak.
In de toelichting van het verslag is een aantal standpunten uiteengezet. Zo wordt kritiek geleverd op de stopzetting of de renationalisering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid - iets wat de Zweedse partij Junilistan een goede zaak vindt - gezegd dat dit strijdig is met het participatierecht van het Europees Parlement, een standpunt dat Junilistan niet deelt.
Bovendien wordt in de toelichting beweerd dat de health check, of “tussentijdse evaluatie”, zoals wij het liever noemen, van de langetermijnbegroting die voor 2008/2009 is gepland alleen mag dienen als grondslag voor voorstellen voor de financieringsperiode vanaf 2013. Met dat standpunt is Junilistan het absoluut niet eens. Wij vinden dat de tussentijdse evaluatie reeds in de huidige begrotingsperiode 2007-2013 tot bezuinigingen in de begroting voor de landbouw/plattelandsontwikkeling moet leiden.
Christa Klaß (PPE-DE), schriftelijk. - (DE) Volgens het voorstel van de Raad zouden de lidstaten het recht krijgen om twintig procent van de rechtstreekse betalingen voor de landbouw van de eerste naar de tweede pijler over te hevelen. De Commissie heeft dat voorstel overgenomen, en dit zal ongetwijfeld leiden tot lagere steunbedragen voor de landbouw. De Raad, het Parlement en de Commissie hadden in het kader van de financiële vooruitzichten afgesproken om de uitgaven voor onder andere het Europese landbouwbeleid pas na 2013 weer ter discussie te stellen. Onze boeren moeten weten waar ze aan toe zijn. Dat is noodzakelijk voor hun planning en hun concurrentiepositie. Daarom moeten we nu garanderen dat het blijft bij de bedragen die tot 2013 voor de landbouwbegroting waren afgesproken, en dat dit geld daadwerkelijk voor agrarische activiteiten wordt uitgegeven. We moeten er voor zorgen dat gezinnen die van de landbouw leven, in alle lidstaten dezelfde financiële steun in de vorm van compensatiebedragen krijgen. Met het Europese landbouwbeleid willen we bereiken dat het economische klimaat op de gemeenschappelijke markt voor alle boeren in Europa vergelijkbaar is. In het voorstel van de Commissie ontbreekt de effectbeoordeling, waarmee vastgesteld zou kunnen worden of dit misschien tot een ongelijke behandeling leidt. Daarom kan het Europees Parlement het onmogelijk steunen.
Ik heb hier tegen gestemd, om de eisen van de boeren kracht bij te zetten.
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) De Commissie zet met haar voostel om de rechtstreekse steun met 20 procent te verminderen een nieuwe aanval in op de kleine en middelgrote boerenbedrijven. De overheveling van 20 procent van de middelen voor rechtstreekse betalingen van de eerste naar de tweede pijler - waar in feite de industrie en de grote landbouwbedrijven de vruchten van zullen plukken - betekent een steun- en inkomensvermindering voor de kleine en middelgrote landbouwbedrijven.
Het gevolg zal zijn dat steeds meer kleine en middelgrote landbouwers het bijltje erbij neer moeten leggen en dat de landbouwproductie geconcentreerd wordt in een kleiner aantal handen. In heel veel gevallen zullen de landbouwproductie en de werkgelegenheid in de landbouwsector zelfs achteruitgaan en deze achteruitgang zal niet opgevangen kunnen worden met de ontwikkeling van activiteiten in de tweede pijler.
Er is voorgesteld om deze overheveling facultatief te maken. Enerzijds zullen daardoor twee categorieën van landbouwers ontstaan en anderzijds zou deze facultatieve overheveling in de nabije toekomst verplicht kunnen worden gesteld. Dergelijke manoeuvres zijn in het verleden al eens eerder uitgevoerd.
De landbouwers in Griekenland ondervinden de negatieve gevolgen van het nieuwe GLB aan hun eigen lijf. De tabaksproductie is met 70 procent en de suikerbietenteelt met 40 procent verminderd. De voltooiing van het GLB zal ook in andere fundamentele landbouwproducties in mijn land dezelfde negatieve gevolgen hebben. Het onderhavige voorstel is de zoveelste klap die de landbouwers te verwerken krijgen naast alle andere grote, opeengehoopte problemen. Daarom zijn wij tegen dit voorstel.
Poul Nyrup Rasmussen, Ole Christensen, Dan Jørgensen, Britta Thomsen en Christel Schaldemose (PSE), schriftelijk. - (DA) De Deense sociaaldemocraten hebben voor het voorstel van de Commissie gestemd, waarmee de lidstaten in staat moeten worden gesteld om een vrijwillige modulatie binnen het landbouwbeleid toe te passen. Zij hebben dus tegen het verslag van het Parlement gestemd, waarin het voorstel van de Commissie wordt verworpen.
Met nadruk zij opgemerkt dat de Deense sociaaldemocraten het liefst een omvangrijke verplichte modulatie zouden hebben, maar aangezien men het op dit punt niet eens is geworden, beschouwen wij een vrijwillige modulatie als een bruikbaar alternatief. Er dient echter te worden benadrukt dat een verplichte modulatie - afschaffing op termijn van de rechtstreekse steun - nog steeds het doel is.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. - (EN) Voor een effectief GLB is een continue hervorming vereist. Het is teleurstellend dat het voorstel van de Commissie om een vrijwillige modulatie van het GLB in te voeren, is verworpen. Door het invoeren van die modulatie zou namelijk een duurzame aanpak van de plattelandsontwikkeling gewaarborgd zijn. Ik hoop dat alle afgevaardigden met een direct belang in de landbouw dat ook kenbaar maken en zich van stemming onthouden.
Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) De delegatie van de Britse conservatieven heeft voor het verwerpen van het modulatievoorstel gestemd, zoals dat door Lutz Goepel is voorgelegd. Wij hebben dat gedaan omdat wij de Commissie de mogelijkheid willen bieden om met iets beters voor de dag te komen. Wij hebben grote bezwaren tegen de “deal” die minister-president Blair tijdens de Europese Raad rond kerstmis vorig jaar in elkaar heeft geflanst. Daardoor is de rechtstreekse steun voor Engelse landbouwers gereduceerd ten gunste van de financiering van programma’s voor plattelandsontwikkeling.
Niet alleen mijn landbouwers in het gebied van Witham en Maldon - rondom Coggeshall, Terling, de Teys en de Tolleshunts - maar ook de landbouwers in andere delen van Engeland verlangen in het kader van het GLB een eerlijke behandeling. Een vrijwillige modulatie die ten koste gaat van 20 procent van de rechtstreekse steun aan de landbouw, betekent dat onze landbouwers zelfs 20 procent slechter af zijn dan hun tegenhangers in Wales, Schotland en Ierland, en dan heb ik het nog niet over de Franse landbouwers. Mijn landbouwers hebben er geen vertrouwen in dat de Britse regering ofwel via ons ministerie van Milieu, Voedsel en Plattelandszaken ofwel via het Agentschap voor plattelandsbetalingen in staat is om tijdig correcte betalingen uit te voeren, of zelfs überhaupt in staat is om voor enige betaling aan veel individuele landbouwers zorg te dragen. Daarnaast bestaat nu het gevaar dat de Europese Commissie het Verenigd Koninkrijk vanwege zijn absurde opstelling een boete oplegt. Ook die rekening zal dan weer door de landbouwers betaald moeten worden. Onze plattelandsgemeenschap heeft een eerlijk akkoord nodig, maar door de incompetentie van de regering krijgen zij veel te weinig.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het verslag dat vandaag is aangenomen, vormt een bevestiging van het Commissievoorstel om een publiek-privaat partnerschap (PPP) in het leven te roepen voor de realisering van een Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem. Welnu, de vorming van dit PPP is een gevaarlijk precedent, daar het de eerste Europese PPP zou zijn waaraan de Europese Commissie deelneemt.
Ik wil niets afdoen aan de noodzaak onze systemen voor de luchtverkeersbeveiliging voortdurend te moderniseren en te verbeteren, zodat ze betrouwbaarder, preciezer en vooral veiliger worden. Die systemen zijn immers belangrijk voor de veiligheid van iedereen die beroepshalve of als passagier gebruik maakt van het luchtruim. Wij zijn evenwel van mening dat het genoemde doel niet beter bereikt wordt als men het tot speelbal maakt van de belangen en pressie van de particuliere sector. Integendeel zelfs.
Aan de andere kant betreuren we het dat er geen rekening is gehouden met het door ons in de Commissie vervoer en toerisme (medeadviserende commissie) ingediende amendement, waarin wij voorstelden om bij de te nemen besluiten in de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming de belangen te behartigen van de organen voor personeelsvertegenwoordiging in de luchtverkeersbeveiliging. Om al die redenen hebben we dit verslag niet kunnen steunen.
Jörg Leichtfried (PSE), schriftelijk. - (DE) Ik stem voor een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem.
Ik ben verantwoordelijk voor het verslag over de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), en juist daarom sta ik volledig achter het doel van de Gemeenschap om voor de luchtverkeersbeveiliging een efficiënte infrastructuur op te bouwen. Op die manier willen we een veilige, energiezuinige en milieuvriendelijke ontwikkeling van de luchtvaart mogelijk maken. Daarbij willen we gebruik maken van de vooruitgang die we hebben geboekt met programma’s als GALILEO.
Als we de meest recente prognoses bekijken, zien wij dat het luchtverkeer in Europa voor 2025 zal verdubbelen. Daarom moeten we de meest moderne technieken invoeren voor de communicatie tussen piloten en luchtverkeersleiders, die nu nog via de radio verloopt.
We moeten een duurzame basis leggen voor het succes van SESAR, en daarom pleit ik voor een publiek-privaat partnerschap met deelneming van de Europese Gemeenschap.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. - (FR) Ik heb me onthouden van stemming over het verslag van mijn geachte collega José Manuel Garcia-Margallo y Marfil over de eurozone in 2006. Ofschoon het zeer interessante analyses bevat, vind ik het namelijk jammer dat het de ontwikkeling van de euro van een technische valuta tot een politiek instrument ten dienste van groei en werkgelegenheid niet direct aan de orde stelt. Het door de Europese Centrale Bank (ECB) gevoerde monetaire beleid lijkt niet te stroken met de werkelijkheid: normaliter zou de valutakoers sterk moeten zijn wanneer de economische groei sterk is en zou moeten depreciëren wanneer de groei zwak is. In Europa zien we sinds het begin van de jaren negentig echter het tegenovergestelde. Terwijl de lidstaten hervormingen doorvoeren, leidt het streven naar nulinflatie door een misplaatst monetair beleid ertoe dat Europa middelmatige resultaten boekt als het gaat om economische groei. Als dat zo doorgaat - en nu de prijzen van grondstoffen en energie wereldwijd de pan uitrijzen - zullen wij behalve nulinflatie ook nulgroei hebben, en zullen bedrijven hun activiteiten uiteindelijk verplaatsen naar de dollarzone. Met alles wat er gebeurt, lijkt het erop dat de ECB een blinde vlek heeft voor economisch beleid terwijl zijn Amerikaanse tegenhanger aan niks anders denkt.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Het is bekend dat de invoering van de euro een politiek besluit was, dat geen rekening hield met de specifieke behoeften van de landen die deel uitmaken van de eurozone. Dat blijkt duidelijk uit de verschillen tussen de landen van de eurozone in 2005 wat betreft de omvang van de economische groei, werkloosheid en inflatie.
Wij hebben altijd beweerd dat met één monetair beleid en de beperkingen van het Stabiliteitspact voor de begroting - om de belangen van de economische en financiële groepen te dienen - de werknemers zouden moeten opdraaien voor de problemen ten gevolge van de invoering van de euro. Dit verslag maakt dat volstrekt duidelijk als het stelt dat “de arbeidsmarkten flexibeler moeten worden en dat de onderdelen van de wetgeving inzake arbeid in vaste loondienst die de aanpassing van de arbeidsmarkt in de weg kunnen staan, moeten worden ingetrokken”. Het is met andere woorden een pleidooi voor de liberalisering van het ontslagrecht en voor tijdelijke arbeidscontracten. Het verslag vraagt ook dat “lonen sneller op veranderende economische omstandigheden kunnen reageren” of anders gezegd dat de lonen met het verloop van de cyclus verlaagd worden. Duidelijker had het niet verwoord kunnen worden.
Toch is daarmee de rapporteur nog niet tevreden gesteld. Hij bepleit dan ook voorts de liberalisering van diensten en energie, strikte toepassing van het Stabiliteitspact en naleving van de Lissabon-agenda. Het is met andere woorden de catechismus van het Europees liberaal denken.
Daarom hebben wij tegengestemd.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) Hoewel Zweden in een referendum besloten heeft af te zien van deelname aan de Europese Monetaire Unie, hebben wij besloten tegen dit verslag te stemmen, en wij willen graag motiveren waarom we dat hebben gedaan.
Het verslag geeft een goed beeld van de manier waarop de EMU gepaard gaat met de oprichting van een EU-staat. Volgens het verslag moet het macro-economisch beleid tussen de eurolanden worden gecoördineerd, en de eurozone moet met één stem spreken in internationale financiële instellingen en fora. In het verslag wordt gepleit voor een betere fiscale en budgettaire coördinatie, en ook de nationale begrotingsplannen moeten worden gecoördineerd. Het doel van de invoering van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag in Europa zou kunnen worden bereikt met behulp van het mechanisme voor nauwere samenwerking, als de lidstaten geen unanieme overeenkomst kunnen bereiken.
We kunnen alleen maar vaststellen dat de nee-stemmers bij het Zweedse referendum over de EMU in 2003 volstrekt correct redeneerden, toen ze erop wezen dat de EMU een grote stap is op de weg naar de Verenigde Staten van Europa.
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. - (EN) Het beleid van de Britse Conservatieve Partij met betrekking tot de euro is duidelijk en ondubbelzinnig: wij stellen alles in het werk om het pond te behouden.
Wij hebben er geen behoefte aan om deel te nemen aan de gemeenschappelijke munteenheid, maar wij willen ook niet dat het europroject een mislukking wordt. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat een sterke Europese economie met een stabiele munteenheid ook in het belang van het Verenigd Koninkrijk is, omdat hierdoor een goede handelsomgeving voor het Britse bedrijfsleven en onze industrie wordt gecreëerd.
In overeenstemming met het standpunt dat wij al jarenlang hanteren met betrekking tot kwesties die verband houden met de euro en de eurozone hebben ik en mijn Britse conservatieve collega’s ons van stemming over dit verslag onthouden.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik ben oceanograaf en ik steun dit verslag over de thematische strategie inzake het mariene milieu dan ook van ganser harte. Veelt te lang heeft de EU het plattelandsbeleid in het landbouwbeleid ondergedompeld. Daar komt nu eindelijk op een positieve manier verandering in, nu onderkend wordt dat de landbouw slechts een klein, zij het belangrijk deel van de plattelandseconomie vormt. Met betrekking tot het maritiem beleid hebben wij met soortgelijke problemen te maken. Dat beleid is te lang op te veel aspecten als onderdeel van het visserijbeleid behandeld. Ook daar komt nu verandering in. Zo heeft de Commissie inmiddels haar Groenboek over het maritiem beleid ter raadpleging aan ons voorgelegd. Overigens heb ik onlangs in Weymouth aan een conferentie over dit onderwerp deelgenomen van het South West Regional Development Agency (Regionaal ontwikkelingsagentschap voor het zuidwesten). Dankzij het Groenboek van de Commissie, het onderhavige verslag en het verslag-Lienemann waar wij eerder vandaag al over hebben gestemd, lijkt het erop dat wij het eendimensionale maritieme beleid eindelijk gaan inwisselen voor een beleid dat niet alleen onze zeeën, oceanen en kusten omvat, maar waarin ook essentiële aandacht aan milieu, vervoer en toerisme wordt besteed.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. - (SV) In dit commentaar op de strategie voor het mariene milieu wijst de rapporteur op diverse interessante en belangrijke kwesties. Onder andere wordt gesteld dat het gemeenschappelijk visserijbeleid moet voldoen aan de eisen inzake duurzame ontwikkeling, en tevens dat de lidstaten die acute maatregelen willen nemen om een zeker bestand te beschermen, daarvoor toestemming moeten krijgen.
Een van de negatieve punten van het verslag is de financiering. De rapporteur is verontrust over het gebrek aan middelen om de strategieën uit te voeren, waarmee hij impliciet aangeeft dat er middelen uit de communautaire begroting moeten worden bijgepast om het doel mogelijk te maken. Het zou een goed idee zijn om bijvoorbeeld middelen uit de structuurfondsen te halen.
Ons eindoordeel is dat de positieve punten van het verslag opwegen tegen de negatieve, en daarom hebben we bij de stemming van vandaag voor gestemd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. - (PT) Dit initiatiefverslag heeft tot doel een Europese interne markt voor hypothecair krediet te realiseren en die markt grensoverschrijdend te bevorderen. De belangstelling van de banken en kapitaalmarkten voor dit thema is groot, als we bedenken dat de uitstaande hypothecaire leningen in 2004 4,7 biljoen euro bedroegen, ofwel 45 procent van het BBP van EU. Het betreft hier een duidelijke groeimarkt.
Het verslag volgt de liberale aanpak en bepleit meer concurrentie in de sector door het vergroten van het aantal Europese hypotheken of grensoverschrijdende hypotheken, het creëren van een secundaire markt voor hypothecair krediet, de mogelijkheid te onderhandelen over hypothecaire kredieten op de kapitaalmarkt, het bevorderen van fusies en grensoverschrijdende overnames in de sector van de financiële dienstverlening, het openstellen van deze markt voor andere instellingen dan kredietinstellingen, het garanderen van de vrijheid van dienstverlening en de liberalisering van deze diensten, het beperken van de reguleringsbevoegdheden van de staat, het aanbieden van hypothecair krediet via internet en de toegang voor buitenlandse instanties tot de gegevensbestanden van de kredietnemers, met inbegrip van gegevens over niet afgeloste leningen.
Het is niet moeilijk in te zien dat al deze voorstellen de grilligheid van de financiële markten bevorderen en de met hypotheek bezwaarde goederen in gevaar brengen. Het gaat daarbij om het spaargeld van vele arbeiders en anderen die een huis hebben gekocht. Daarom heb ik tegengestemd.
Jules Maaten (ALDE), schriftelijk. - Als liberale fractie spreekt het voor zich dat we voorstander zijn van het openen van de marktgrenzen, ook wat betreft de hypotheekmarkt. Ik sta dan ook positief tegenover het verslag-Purvis waarin onderzoek wordt voorgesteld naar verschillende maatregelen waardoor voordelen voor de consument behaald kunnen worden door onder andere meer concurrentie tussen hypotheekgevers. Ik zie me echter genoodzaakt tegen het verslag-Purvis te stemmen, omdat dit verslag niet erg duidelijk is omtrent de verschillende systemen van belastingvoordeel bij het afsluiten van een hypotheek, en meer bepaald het harmoniseren hiervan. Het gaat hier om een explorerend eerste voorstel, waarin vooral vragen worden gesteld naar verder onderzoek. Het wetgevend stadium is nog ver weg.
Toine Manders (ALDE), schriftelijk. - De hypotheekmarkt valt onder het vrij verkeer van diensten en daarom steun ik het creëren van een interne markt voor hypothecair krediet. Maar aan het harmoniseren van het systeem van belastingsaftrek van hypotheekrente via een Brusselse achterdeur werk ik niet mee.
Keer op keer benadrukken politici dat Europa zich moet bezighouden met hoofdlijnen en grensoverschrijdende zaken. Deze uitspraak van het Europees Parlement staat daarmee echter op gespannen voet. Dat het belastingbeleid niet behoort tot de bevoegdheden van de Europese Unie lijkt een meerderheid van de parlementsleden niet te interesseren. Daarom heeft de VVD-delegatie in het Europees Parlement gemeend tegen paragraaf 45 in het verslag-Purvis te moeten stemmen en heeft de delegatie tegen het gehele verslag gestemd. Ik betreur het dat geen enkele grote fractie het heeft aangedurfd over dit dossier een hoofdelijke stemming aan te vragen. Aldus is het voor de Europese burger niet mogelijk te achterhalen hoe individuele parlementsleden hebben gestemd.
Eoin Ryan (UEN), schriftelijk. - (EN) Ik sta positief tegenover het Groenboek over hypothecair krediet in de EU, waarin onderzocht wordt hoe concurrentie op de communautaire markt de keuzemogelijkheden voor consumenten kan vergroten en de kosten kan terugdringen.
Het vertrouwen dat consumenten in banken hebben, is daarbij van cruciaal belang. Dat betekent dat de bereidheid van een kredietnemer om met een buitenlandse kredietgever in zee te gaan niet alleen bepaald wordt door de mate waarin de betreffende hypotheekvoorwaarden concurrerend zijn, maar ook door de mate van consumentenbescherming die de buitenlandse hypotheekverstrekker kan garanderen.
Ierland beschikt in vergelijking met de rest van de EU over een relatief geavanceerde markt voor hypothecaire kredieten, inclusief de toegang tot een volledig pakket aan concurrerend geprijsde hypothecaire producten. Deze markt zou via dochterondernemingen of buitenlandse vestigingen op natuurlijke wijze en op grotere schaal in andere landen voet aan de grond kunnen krijgen, indien de markt ook op andere gebieden gestimuleerd werd. Ik ben dan ook van mening dat interventies op wetgevingsgebied uitsluitend in allerlaatste instantie gebruikt mogen worden, als namelijk gebleken is dat de marktwerking heeft gefaald.
Ik sta volledig achter het voorstel van de Commissie om elektronische kadasterregisters te creëren die on line toegankelijk zijn. Het is namelijk een feit dat hypotheeknemers zich niet op andere markten zullen begeven als zij geen absolute zekerheid over de staat van hun onderpand kunnen krijgen. Gezien de ervaringen van veel burgers bij het kopen van vastgoed overzee, is een on-lineregister met alle relevante kosten die verband houden met de eigendomsrechten van een huis van essentieel belang.
Bernadette Vergnaud (PSE), schriftelijk. - (FR) Er zijn vijfentwintig nationale wetgevingen voor hypothecair krediet en binnenkort zullen er zevenentwintig zijn die een gemeenschappelijke Europese benadering in de weg staan. Met dit door de Europese Commissie voorgestelde Groenboek kunnen we eindelijk adequaat onderzoek doen naar deze kwesties en de juiste opties kiezen.
Elke communautaire maatregel die betrekking heeft op de Europese markt voor hypothecair krediet moet in de eerste plaats direct ten goede komen aan de burger. De consument vindt echter vaak te veel obstakels op zijn weg, of ze nu juridisch of economisch van aard zijn.
Door vóór het verslag van John Purvis te stemmen heb ik ervoor gekozen de hypothecaire kredietmarkt toegankelijk te maken voor een groter aantal potentiële kredietnemers.
Binnen de Commissie interne markt en consumentenbescherming had ik er persoonlijk op aangedrongen dat haar rapporteur, de heer Medina Ortega, oog zou hebben voor kredietnemers met onzekere en zwakke kredietprofielen, werknemers met een contract voor bepaalde tijd en mensen die voor het eerst een huis kopen.
(De vergadering wordt om 13.10 uur onderbroken en om 15.10 uur hervat)
VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES Voorzitter
14. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
15. Wetgevings- en werkprogramma van de Commissie 2007 (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2007.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, dames en heren, toen afgelopen week in Europa het licht uitging, was voor iedereen duidelijk te zien hoe afhankelijk wij Europeanen van elkaar zijn. In een flits was verdergaande integratie geen abstract ideaal meer. Voor miljoenen burgers werd het een noodzaak. De gebeurtenis was, als ik het zo mag uitdrukken, verhelderend. Het pleidooi voor meer Europa was niet zozeer gewonnen als wel overbodig geworden. Het is nu voor iedereen duidelijk dat we voor meer gezamenlijke problemen staan dan ooit tevoren - deels dankzij de krachten die worden losgemaakt door de globalisering. En gedeelde problemen vragen om gezamenlijke oplossingen, of het nu groei en werkgelegenheid betreft in een in toenemende mate concurrerende wereld, klimaatveranderingen, veilige energievoorzieningen of internationaal terrorisme.
We kunnen trots zijn op onze reactie op dit snel veranderende landschap. Om te beginnen hebben we de agenda van Lissabon vernieuwd en de nadruk zonder meer gelegd op groei en werkgelegenheid. Bijgevolg was het mogelijk het vertrouwen in het Stabiliteits- en groeipact te herstellen door het op een realistischere leest te schoeien en beter uitvoerbaar te maken.
De Europese leiders hebben afgesproken om de globalisering een centrale plaats te geven op de beleidsagenda en de Commissie heeft zich ingespannen om de Europese Unie uit te rusten met de instrumenten die zij nodig heeft, en om die instrumenten in te zetten voor een hele reeks gemeenschappelijke zorgen van de Europese burgers. Om groei en werkgelegenheid te bevorderen hebben de Europese instellingen hun inspanningen voor het vrijmaken van de krachten van de gemeenschappelijke markt voortgezet. Tegelijkertijd hebben we onze verplichtingen inzake sociale solidariteit vernieuwd, onder andere door het opzetten van het Fonds voor aanpassing aan de globalisering, een nuttige schokdemper voor de krachtige motor die de globalisering is.
Om ervoor te kunnen zorgen dat Europa in de kenniseconomie van morgen tot bloei komt, hebben wij innovatie een centrale plaats gegeven in onze economische en sociale strategieën. Vandaag de dag staat innovatie in het middelpunt van de zorgen van de Europese leiders. De oprichting van het Europees Instituut voor technologie zal ertoe bijdragen de versnippering van de inspanningen voor onderzoek, onderwijs en innovatie, die tot nu toe vooruitgang heeft belemmerd, een halt toe te roepen.
In het document ‘Europa in de wereld’ wordt gesteld dat Europa op mondiaal vlak een stem moet laten horen die past bij zijn economische gewicht in de wereld. Daarmee zullen wij ook onze inspanningen kunnen versterken op de terreinen waar we nu al leider zijn. Ik denk in het bijzonder aan het debat over een toekomstig internationaal stelsel voor klimaatverandering.
We hebben ook Roemenië en Bulgarije met succes naar het lidmaatschap van de Europese Unie geleid. We hebben de twee nieuwe commissarissen voorgedragen en hun een portefeuille toegewezen. De een zal verantwoordelijk zijn voor consumentenzaken en de ander voor meertaligheid, voor het beschermen en versterken van het Europees cultureel pluralisme en de Europese verscheidenheid. Interculturele aspecten worden in het Europa van nu steeds belangrijker. Ik ben er erg trots op dat deze stap - de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Unie - is gezet en dat mijn Commissie daaraan een belangrijke bijdrage heeft mogen leveren. Ik denk dat wij allemaal erg trots mogen zijn op wat er dankzij de opeenvolgende uitbreidingen is bereikt. Laat er geen misverstand over bestaan: in de komende eeuwen zullen geschiedkundigen zeggen dat de uitbreiding voor onze generatie het belangrijkste instrument was om vrede, voorspoed en stabiliteit te bewerkstelligen.
(Applaus)
Met betrekking tot dat punt zou ik nog willen zeggen dat het hoog tijd wordt om niet langer te spreken van ‘oude’ en ‘nieuwe’ lidstaten. Meer dan ooit zijn we nu één Europa, één in al onze verscheidenheid, en dat is iets om te vieren.
We hebben ook een basis gelegd op tal van andere terreinen die ons allen aangaan: duurzame ontwikkeling, maritiem beleid, energie-efficiëntie, om er maar een paar te noemen.
We moeten voor het einde van dit jaar nog veel bereiken. Ik hoop dat de Europese Raad het uitbreidingspakket dat we de afgelopen week hebben gepresenteerd, zal aanvaarden. We moeten vorderen in de richting van een immigratie- en innovatiebeleid en er moeten nog belangrijke voorstellen worden goedgekeurd op terreinen als het arbeidsrecht, copyrightheffingen, nabuurschapsbeleid, CO2-uitstoot door auto’s en de emissiehandel.
Al met al waren de eerste jaren van deze Commissie gekenmerkt door een geest van partnerschap met het Parlement. Het waren jaren van vernieuwing, heroriëntatie en instrumentenherziening, jaren waarin wij een Europa wilden creëren dat resultaten kan bereiken en in staat is om de gezamenlijke uitdagingen van de eenentwintigste eeuw het hoofd te bieden. Deze inspanningen werpen al vrucht af: de groei is toegenomen tot het hoogste niveau van de afgelopen zes jaar, de werkeloosheid is gedaald tot het laagste niveau sinds we in 1998 zijn begonnen met het registreren van gegevens over de vijfentwintig lidstaten van de EU.
En nu zal 2007 - het jaar waarin we de vijftigste verjaardag van de opbouw van de Europese eenheid vieren - een keerpunt zijn. Het zal het moment zijn waarop een Europa van zevenentwintig lidstaten, na behoedzame voorbereidingen, het volle gewicht van de opnieuw afgestelde machinerie van de Unie in de schaal legt om oplossingen te vinden voor de gemeenschappelijke problemen van onze burgers. Het zal het moment zijn waarop met het nieuwe begrotingskader gemoderniseerde financieringsprogramma’s worden vrijgemaakt voor het aansturen van de nieuwe Europese agenda.
Dat is de context van ons nieuwe werkprogramma. Het is een nieuw soort programma waaraan het Parlement, de Raad en andere instellingen waardevolle bijdragen hebben geleverd, zoals ook dit debat en de resolutie die u zult aannemen, waardevolle bijdragen zullen blijken te zijn.
In dit werkprogramma komen veel van de problemen aan de orde die het Parlement mij en de Commissie kenbaar heeft gemaakt. Dit nieuwe werkprogramma is meer politiek van aard. Het richt zich op een betrekkelijk kleine lijst van eenentwintig strategische initiatieven. De Commissie zal zich inspannen om die het komende jaar allemaal uit te voeren, en geen van die initiatieven zal worden onderworpen aan een tussentijdse herziening. Met een tweede lijst van prioritaire initiatieven wordt invulling gegeven aan ons werk op andere belangrijke terreinen.
Bovendien hebben we gevolg gegeven aan oproepen vanuit het Parlement om in het werkprogramma een lijst met vereenvoudigingsmaatregelen en ingetrokken wetsvoorstellen op te nemen. Daarmee wordt de boodschap onderstreept dat ‘beter wetgeven’ nu een vast onderdeel is van de dagelijks werkzaamheden van de Commissie. Tijdens de vergadering van ons College van vandaag hebben we onze strategische herziening van ‘beter wetgeven’ goedgekeurd, waarin de voortgang tot op vandaag wordt geïnventariseerd en een nieuw ambitieus programma met initiatieven wordt uiteengezet. Dit omvat onder andere nieuwe initiatieven op de volgende terreinen: effectbeoordeling, voor welk doel we een effectbeoordelingsorgaan in het leven roepen, vereenvoudiging, voor welk doel we belangrijke nieuwe initiatieven zullen toevoegen aan het bestaande programma, en bestrijding van bureaucratie, waarvoor we op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad een streefdoel zullen presenteren, namelijk een vermindering van de administratieve lasten op zowel het niveau van de Europese Unie als dat van de lidstaten van 25 procent in 2012. Daarnaast zullen we over twee maanden een actieplan presenteren waarin wij de terreinen noemen waarop actie prioriteit heeft.
We gaan ook door met het tegen het licht houden van hangende voorstellen en trekken die in een aantal gevallen in. We bevelen toekomstige Commissies aan datzelfde te doen aan het begin van hun mandaat, om uitdrukking te geven aan de gewijzigde politieke samenstelling van de Commissie en zo politieke legitimiteit en politiek leiderschap te tonen. Deze herziening weerspiegelt in hoge mate de prioriteiten van het Europees Parlement, zoals die eerder dit jaar zijn neergelegd in diverse verslagen. Ik hoop dat u zonder voorbehoud uw goedkeuring zult hechten aan dit pakket, evenals aan de uitvoering ervan in de praktijk.
Ik wil graag een paar belangrijke aspecten van het werkprogramma, die volgens mij politiek erg gevoelig liggen, voor het voetlicht brengen.
In de eerste plaats energie. Wij zullen voortbouwen op ons Groenboek en op eerder dit jaar genomen maatregelen voor energie-efficiëntie en voor het eerst een strategisch energieverslag voor Europa presenteren. Dat zal de bouwstenen bevatten voor een geïntegreerd energiebeleid voor de Europese Unie, bijvoorbeeld maatregelen ter voltooiing van de interne markt voor elektriciteit en gas, maatregelen om de invoering van nieuwe technologie met lage CO2-uitstoot te versnellen, en maatregelen om de energiebronnen te spreiden en veiliger te maken, zowel in als buiten Europa. Het doel is een gemeenschappelijk energiebeleid vast te stellen dat continue energievoorziening verzekert en tegelijkertijd het mededingingsvermogen van Europa overeind houdt en onze milieudoelstellingen niet schaadt.
Nauw daarmee verbonden is actie op het terrein van klimaatverandering - je zou kunnen zeggen dat het twee zijden van dezelfde medaille zijn. We zullen voorstellen doen voor een beleid van de Europese Unie met betrekking tot klimaatverandering en perspectieven presenteren voor de internationale samenwerking in de tijd na Kyoto. Een herziening van het EU-stelsel voor de handel in emissierechten zal meer stabiliteit bieden voor investeringen en het tempo van de broeikasgasvermindering versnellen.
De demografische situatie van Europa vereist dat er meer inspanningen worden ondernomen om immigranten aan te trekken, met name geschoolde immigranten. Een Europees beleid voor arbeidsimmigratie zal dergelijke migranten een zekere juridische status kunnen geven en tegelijkertijd hun rechten en plichten kunnen verhelderen. Om illegale immigratie en uitbuiting van werknemers tegen te gaan, zal dit beleid worden gekoppeld aan harde maatregelen tegen gewetenloze werkgevers die illegaal in Europa binnengekomen mensen uit derde landen aan het werk zetten.
Openbaar Europees beleid kan de levensstijl van mensen in hoge mate beïnvloeden. Het kan echter alleen effectief zijn als het op de juiste manier wordt toegesneden op de noden van de moderne maatschappij. De Commissie zal een fundamenteel onderzoek instellen naar de stand van zaken in de Europese samenleving, en dat onderzoek zal de basis zijn voor Europese beleidsontwikkeling in het komende decennium. Zoals ik al meerdere malen heb gezegd, is Europa meer dan een gemeenschappelijke markt. Europa zonder het begrip solidariteit is niet echt een Europese Unie.
(Applaus)
We zullen echter evenmin onze kerntaak, die verband houdt met onze bevoegdheden op grond van de Verdragen, uit het oog verliezen. De Commissie zal de interne markt blijven verdedigen, uitbreiden en moderniseren. De defensie-industrie en -markt, die al veel te lang gefragmenteerd zijn, vormen een hoofddoelstelling voor 2007. We zullen in de komende weken ook uiteenzetten hoe wij vorderingen willen maken bij de diensten van algemeen belang.
Een laatste bron van zorg voor al onze burgers is veiligheid. De Commissie zal bijkomende maatregelen treffen om terrorisme te bestrijden, en daarbij de nadruk leggen op de bestrijding van terroristische propaganda en het uitwisselen van expertise - bijvoorbeeld over explosieven - ten behoeve van terroristische doeleinden.
Het jaar 2007 wordt ook een keerpunt in onze zoektocht naar een institutionele regeling. De Verklaring van Berlijn, die de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome markeert, zal de Europese leiders in staat stellen om opnieuw hun gehechtheid te bevestigen aan een groter, globaler en concurrerender Europa, waarin solidariteit het kernprincipe is. Volgens mij moet dat een korte, krachtige, politieke verklaring worden, waarin wordt bevestigd wat ons verenigt en - bovenal - duidelijk wordt gemaakt waar we naartoe willen en wat Europa voor ons moet zijn in de komende vijftig jaar. Het verheugt mij te zien dat, uitgaande van mijn oorspronkelijke voorstel, alles zich nu beweegt in de richting van een gezamenlijke verklaring, een verklaring van de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement, waaruit moge blijken dat het engagement voor de Europese Unie vandaag de dag een gezamenlijk engagement is van de belangrijkste instellingen van onze Unie.
Ik ben blij dat het Duitse voorzitterschap de zoektocht naar een institutionele regeling ook tot prioriteit heeft gemaakt. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat aan alle voorwaarden voor een belangrijke doorbraak is voldaan. Dat is belangrijk, want Europa heeft een institutionele regeling nodig. Het feit dat we geen Grondwettelijk Verdrag hebben, heeft inderdaad tot serieuze kosten geleid. We hebben het Grondwettelijk Verdrag nodig, omdat we als Europese Unie effectiever moeten worden in onze besluitvorming, meer samenhang moeten brengen in ons optreden naar buiten toe, en transparanter en democratischer moeten worden in onze werkwijzen. Vergist u zich niet: de Commissie zal een actieve rol spelen bij het zoeken naar oplossingen op dit gebied.
Toen deze Commissie aantrad, werd zij geconfronteerd met onafgemaakte zaken en hervormingen. Met behulp van dit Parlement en de Raad hebben wij die zaken nu afgehandeld, achter ons gelaten of omzeild. Wij hebben nu financiële vooruitzichten; wij hebben een herzien Stabiliteits- en groeipact. In feite hoop ik dat we morgen ook kunnen zeggen dat wij een herziene dienstenrichtlijn hebben, die nog moet worden aangenomen in het Parlement. Daaruit blijkt dat we oplossingen vinden voor een aantal van de planningsproblemen en -voorstellen.
Het was veel werk, maar het werpt al vruchten af. Het werkprogramma voor 2007 bouwt op deze nieuwe fundamenten voort.
We kunnen dus het werk met betrekking tot reeds op stapel gezette besluiten afronden, maar ook nieuwe, zeer belangrijke projecten voor de activiteiten van Europa te water laten, bijvoorbeeld een energiebeleid. Voor het eerst krijgen we een kans op een werkelijk gemeenschappelijke benadering voor het energievraagstuk, op een ambitieuzere aanpak van het vraagstuk van de klimaatverandering en op een alomvattende visie op justitie en bestrijding van illegale migratie. Dat zijn de nieuwe uitdagingen voor Europa, en we moeten die Europees benaderen. We zien dat Europa in beweging is. Er zijn problemen. We kennen de bestaande problemen, maar er zijn ook grote mogelijkheden, en de noodzaak van een krachtig Europa is groter dan ooit.
Wij kunnen dus het komende jaar de vijftigste verjaardag van Europa met veel meer vertrouwen vieren. Nogmaals, mijns inziens kan Europa, door zichzelf opnieuw uit te vinden voor de eenentwintigste eeuw, duidelijk aantonen dat het er echt toe doet.
We kunnen onze inspanningen om praktische resultaten te bereiken en onze volledige inzet voor een sterkere Europese Unie beschouwen als een passend verjaardagscadeau voor de vijftigste verjaardag van Europa, als een verjaardagscadeau voor Europa en alle Europese burgers.
- De grote beleidslijnen
Françoise Grossetête , namens de PPE-DE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, allereerst wil ik de Europese Commissie feliciteren, die ons vandaag een veel sterker politiek getint programma voorlegt en voor de eerste keer ronduit kiest voor vereenvoudiging door in haar wetgevings- en werkprogramma voor 2007 een beperkt aantal prioritaire sectoren te presenteren. Dat zal ons van pas komen in een jaar dat cruciaal belooft te worden voor de Europese Unie, omdat we de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome gaan vieren. Het zal namelijk noodzakelijk zijn de Europese eenwording nieuw leven in te blazen door de banden met onze burgers aan te halen.
U presenteert ons een reeks van eenentwintig strategische initiatieven - voor sommigen wellicht iets teveel van het goede - die centraal zullen staan in het optreden van de Commissie in 2007, evenals een reeks van prioritaire initiatieven die in de komende twaalf à achttien maanden goedgekeurd moeten worden.
Aan deze legitieme vraag naar flexibiliteit lijken, in ieder geval wat onze Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten betreft, twee nadelen te kleven. Enerzijds leidt het tegelijkertijd opstellen van twee prioriteitenlijsten onvermijdelijk tot enige verwarring over het relatieve belang dat moet worden toegekend aan elk type doelstelling en over hoe de beide categorieën zich tot elkaar verhouden, en anderzijds dreigt de spreiding van de programmering over achttien maanden het werk van de Commissie te vertragen. Onze fractie is dan ook van mening dat het verstandiger zou zijn vast te houden aan een jaarlijkse structuur van twaalf maanden en vooral onszelf de discipline op te leggen om de termijnen na te leven, hetgeen momenteel niet altijd het geval is.
We mogen ook niet uit het oog verliezen dat bij veel van de ambitieuze doelstellingen die de Commissie heeft aangekondigd, rekening moet worden gehouden met de geldende begrotingsregels. We mogen evenmin voortdurend nutteloze structuren creëren. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de oprichting van nieuwe bureaus om één of ander probleem op te lossen. Langzamerhand ontstaat de indruk dat we besluiten een bureau op te richten als we geen oplossing vinden voor een probleem. Dat neemt niet weg dat sommige van deze bureaus hun doeltreffendheid blijven bewijzen, zoals het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling.
Laten we echter eerst de balans opmaken van de bestaande structuren alvorens andere structuren te willen opzetten. Anders kan het zijn dat u ons op een goede dag voorstelt een nieuw bureau op te zetten dat tot taak krijgt de bureaus in elke lidstaat op te delen en te controleren. Hebben we echt zevenentwintig bureaus nodig omdat we zevenentwintig lidstaten zullen hebben? De kosten moeten redelijk blijven en - zoals onze Angelsaksische vrienden plegen te zeggen - een behoorlijke value for money bieden, ofwel een goede kosten-batenverhouding.
Het werkprogramma van de Commissie benadrukt tevens het belang van effectbeoordelingen en geeft wederom te kennen een nieuwe instantie in het leven te willen roepen die belast wordt met de ondersteuning en de kwaliteitscontrole van deze beoordelingen. Ons Parlement zal deze effectbeoordelingen nauwlettend in de gaten houden en wijst op de noodzaak van objectiviteit, zodat ze met de grootst mogelijke transparantie uitgevoerd worden.
Wat de verbetering van het Europese concurrentievermogen betreft, zullen wij erop toezien dat alle vormen van bureaucreatie teruggedrongen worden en dat eventueel overbodige wetgeving afgeschaft wordt. Het van belang het Europees Parlement hier nauwer bij te betrekken en de ex post beoordeling van de doorgevoerde maatregelen te verbeteren.
Om deze reden, Voorzitter, is onze fractie van mening dat het aantal strategische initiatieven verminderd moet worden om te voorkomen dat we door de bomen het bos niet meer zien. Het gevaar bestaat namelijk dat we afdrijven van een praktisch werkprogramma, hetgeen nadelig zou kunnen uitpakken voor de Europese Unie.
Onze fractie is niettemin blij met de zes prioritaire gebieden die door de Commissie zijn vastgesteld voor 2007. Ik zal deze prioritaire gebieden niet opnieuw opsommen, maar ik wil er wel graag een paar punten uit lichten, waaronder het energievraagstuk. De toenemende afhankelijkheid van de Europese Unie op energiegebied is een vraagstuk waar we niet langer omheen kunnen, vooral na de stroomstoring van vorige week. De Unie zal andere manieren moeten vinden om de schadelijk effecten van energieafhankelijkheid tegen te gaan. Onze fractie is van mening dat de oplossing mogelijk ligt in energie-efficiëntie, intensiever gebruik van hernieuwbare energiebronnen en een gestructureerde dialoog met de producerende landen en de consumenten.
Een aantal studies laat zien dat de Europese Unie een miljoen directe en indirecte banen zou kunnen scheppen in de sector van de energie-efficiëntie. Meer efficiëntie zou dan ook niet alleen de economie van de Europese Unie heel wat geld besparen, maar ook een belangrijke bijdrage leveren aan het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, die cruciale doelstellingen zijn van de agenda van Lissabon.
Wij vragen de Commissie tevens om een voortrekkersrol te blijven vervullen in de strijd tegen het broeikaseffect, dat behalve ecologische ook economische en sociale gevolgen heeft. De Europese Unie zal al haar gewicht in de schaal moeten leggen om het gebruik van bepaalde milieuvriendelijkere producten af te dwingen.
2007 luidt bovendien een belangrijke nieuwe fase in het historische uitbreidingsproces van de Europese Unie in, want in dat jaar zullen onze Bulgaarse en Roemeense vrienden zich bij ons aansluiten. U heeft ons zojuist zelf gezegd, mijnheer de voorzitter, dat deze uitbreiding de afgelopen vijftig jaar het belangrijkste instrument voor vrede is geweest.
Het is dan ook cruciaal dat deze prioritaire gebieden worden gezien als onontkoombare uitdagingen. Het is echter ook zaak te zorgen voor een betere communicatie met alle Europese burgers. Onze fractie verheugt zich overigens over het initiatief van de Commissie om communicatie tot een van haar strategische doelstellingen te maken.
Tot slot, nu we halverwege onze zittingsperiode zijn aanbeland, zijn we haast geneigd tegen u te zeggen: laten we ophouden te praten over programma’s, want onze medeburgers hebben een hekel aan eindeloze beloften. Actie, actie en nog eens actie, dat moet het motto zijn. Voorzitter, wij zijn bereid u te steunen op deze weg.
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wie het programma van de Commissie voor 2007 zorgvuldig heeft gelezen - en ik heb dat gedaan - moet eigenlijk heel tevreden zijn, en zeggen: dat is een goed programma! Als dat allemaal tot stand komt, kunnen we tevreden, trots en gelukkig zijn.
Toch bekroop mij tijdens het lezen het gevoel dat het wat vertrouwd klonk. Ik had de indruk dat ik het allemaal al eens eerder had gelezen, maar waar? Ik ben even ik mijn archief gaan kijken, en heb het wetgevings- en werkprogramma voor 2006 opgegraven. Ik had me niet vergist, ik had het inderdaad al een keer gelezen!
Ik ben echter tot de conclusie gekomen dat dit niets afdoet aan het programma voor 2007. Integendeel, het pleit voor de continuïteit in de ideeën die de Commissie hier aan ons voorlegt. Dat is niet verkeerd, dat is niet slecht, want de doelstellingen die in de werkprogramma’s worden beschreven zijn tenslotte goed. Natuurlijk is klimaatverandering de allergrootste uitdaging! Natuurlijk wordt het energiebeleid volgend jaar het belangrijkste punt!
Aangezien alle bevoegdheden van uw Commissie hier vertegenwoordigd zijn, mijnheer de voorzitter van de Commissie, kan ik ook zeggen dat de veiligheid van speelgoed heel belangrijk is. Ik ben zelf vader, en ik vind dit buitengewoon belangrijk! We gaan de vergoedingen voor roaming afschaffen: geweldig! Ik ben veelbeller, en ben hier helemaal voor! De vermindering van de bureaucratie is absoluut nodig als we de EU efficiënter willen maken. Dat is allemaal heel belangrijk! Ik zou tegen iedere commissaris kunnen zeggen: uw dossier is het allerbelangrijkste!
Toch vraag ik me af hoe het komt dat we de harten van de burgers niet kunnen veroveren, hoewel we zoveel nuttige, verstandige en belangrijke dingen doen. Waarom lopen de burgers desondanks niet warm voor de Europese eenmaking? Ik denk dat ik daarvoor wel een reden kan noemen. De radicale voorstanders van de markt, vooral bij de Commissie, hebben ons jarenlang verteld dat we alleen maar hoeven te dereguleren! We hoeven alleen de regels maar af te schaffen! De markt zorgt wel voor de rest! De interne markt zorgt voor de economische groei die we nodig hebben voor nieuwe banen, die een fatsoenlijk inkomen opleveren, waar de mensen goed van kunnen leven. De werkelijkheid ziet er echter anders uit. Ja, klap maar!
Jullie zijn de radicale voorstanders van de vrije markt, en jullie hebben ervoor gezorgd dat de deregulering, die in Europa op de interne markt heeft plaatsgevonden, heeft geleid tot de hoogste werkloosheid die Europa ooit heeft gekend. Dat is wat er op die interne markt is gebeurd!
(Applaus)
Daarom, mijnheer de voorzitter van de Commissie, ben ik blij dat u in dit debat iets belangrijks voor het eerst heeft gezegd, iets dat misschien nog belangrijker is dan het hele werkprogramma. Wat u gezegd heeft was werkelijk van belang! Zonder solidariteit, zonder sociale verantwoording kan deze interne markt niet tot stand worden gebracht! Als dat het credo van de Commissie is, als dit de geest is die achter dit werkprogramma zit, dan staan wij achter u.
Met deze woorden heeft u volgens mij iets heel belangrijks gezegd, een van de belangrijkste uitspraken die u hier sinds tijden heeft gedaan. Wat u vandaag heeft gezegd, is een goed uitgangspunt. De heer Poettering heeft spontaan geklapt, daaruit blijkt wel dat hij “christelijk-sociaal” is.
(Interruptie: “Niet CSU, CDU!”)
Nu we het over het strategische werkprogramma hebben zou ik de voorzitter van de Commissie nog graag iets willen zeggen over zijn nieuwe team. De Commissie die hier zit, is nu al de oude, want er komen immers nog twee nieuwe commissarissen bij. Ik heb gelezen, mijnheer de voorzitter van de Commissie, dat u de Roemeense kandidaat de portefeuille van de veeltaligheid wilt toevertrouwen. In de loop van de hoorzitting zal ik zeker nog wel horen wat daarmee bedoeld wordt, maar ik vind het wat mager. Het dossier van de veeltaligheid is voor de heer Orban te weinig, en is ook geen dagtaak voor een commissaris. Daarom begrijp ik niet waarom deze portefeuille zo dun is.
Ik vermoed dat daar iets anders achter zit, dat we aandacht willen besteden aan de diversiteit in Europa, dat we het multiculturele karakter van de Europese Unie willen beschermen en versterken, en dat vinden wij ook volledig juist. Maar dan moet u dat ook in die portefeuille stoppen!
De minderheden in de Europese Unie worden bedreigd, en dat hebben we tijdens de afgelopen plenaire weken telkens weer moeten bespreken. We worden geconfronteerd met een groeiend potentieel van extremisme, van vreemdelingenhaat en antisemitisme. Het is duidelijk dat de minderheden in de Europese Unie steeds sterker bedreigd worden. Ze worden aangevallen, en moeten worden beschermd! De minderheden, en vooral de minderhedentalen, zijn nu juist de basis van de diversiteit, die de grote kracht van Europa is.
Daarom heb ik goed advies voor u: denkt u er eens over na om dit dossier uit te breiden, en aan de meertaligheid ook de verdere bescherming van minderheden toe te voegen. Dat hoort immers thuis in dit dossier! Dan zou duidelijker worden wat u wilt met dit dossier. Dan zou u in het Parlement nog meer steun krijgen voor dit voorstel - in ieder geval zou ik me dat voor kunnen stellen.
Ik had het trouwens op prijs gesteld als het voorzitterschap van de Raad aanwezig was geweest om ook nota te nemen van het strategische werkprogramma van de Commissie. Veel van de ideeën die de voorzitter van de Commissie hier samen met zijn commissarissen heeft toegelicht, kunnen alleen maar worden uitgevoerd wanneer de dames en heren die door de Raad vertegenwoordigd worden, dat zijn dus de regeringen van de lidstaten, daadwerkelijk uitvoeren wat de Commissie voorstelt en wij goedkeuren. Dat de Raad bij dit debat afwezig is maakt wel duidelijk hoe hij met deze Europese Unie omspringt.
(Applaus)
Silvana Koch-Mehrin, namens de ALDE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geacht College van commissarissen, vorige week is bekendgemaakt dat wetenschappers die zich met de tijd bezighouden hebben vastgesteld dat de tweede helft van het leven veel sneller verloopt dan de eerste. Wat voor het leven geldt, geldt natuurlijk ook voor zittingsperiodes. Dat betekent dat uw Commissie niet veel tijd meer heeft, en daarom moet u uw werk des te ambitieuzer aanpakken. Dat betekent dat met het werkprogramma de eindspurt wordt ingezet. U moet ambitieus zijn en snel, maar zet dit document wel de eindspurt in? De Liberalen en Democraten vinden van niet.
Ik wil echter beginnen met de positieve punten die we in uw programma hebben gevonden. U legt de nadruk op het verminderen van de bureaucratie, op de evaluatie van de financiële gevolgen van wetgeving en op vereenvoudiging, dat wil zeggen op betere wetgeving, en zeker ook minder wetgeving. Dat zijn uitstekende ideeën, en wij staan volledig achter u. Sommigen zijn bang dat de EU een neoliberale, volledig gedereguleerde markteconomie is. De heer Poettering heeft spontaan geklapt bij de passage die de heer Schulz heeft genoemd, en ik doe de groeten aan de grote coalitie. Hoe dan ook, mensen die geloven dat de EU een neoliberale markteconomie is, geloven waarschijnlijk ook dat Cuba een democratie is.
Een tweede punt: de communicatie met de burger - en ook dat is een van uw prioriteiten - is ook voor ons iets belangrijks. Wij staan daar achter, want wanneer de EU haar basis verliest, en er niet in slaagt om een Europa van de burgers op te bouwen, dan zal ze nooit iets van de grond krijgen. De EU moet zorgen voor een permanente communicatie met de burgers. De burgers zijn de basis voor een gemeenschappelijke Europese Unie.
Ik wil nog iets zeggen over de structuur van het document, en de heer Schulz moet nog eens wat preciezer lezen. Er zijn grote verschillen dus dit jaar en vorig jaar, want er bestaat een duidelijk verband tussen de tekst en de bijlage. Vorig jaar was dat niet het geval, en wij hadden daar kritiek op. Wij hadden u gevraagd om een duidelijk verband te leggen, en dat is u gelukt. Daarvoor mijn hartelijke dank. U noemt ook voor ieder wetsontwerp de rechtsgrondslag, en dat is een groot verschil. U licht de initiatieven ook toe, en dat maakt de tekst al heel wat handzamer. Maar waarom worden de wetsteksten die al bestaan, en in 2007 geldig blijven, niet ook genoemd? En waarom maakt u in de structuur niet nog duidelijker in welke gevallen het om wetgeving gaat, en in welke gevallen niet? Waarom verandert u dit beeld dus eigenlijk?
Ik wil nog iets zeggen over het dossier van de meertaligheid. In het Parlement wordt vermoed dat u er zo heel subtiel op heeft willen wijzen, mijnheer Barroso, dat er misschien te veel commissarissen zijn, en dat u dit dossier heeft gebruikt om daarop indirect attent te maken.
De collega’s uit mijn fractie zullen tijdens het debat ingaan op de verschillende beleidsvormen, zoals energie, klimaatverandering en ook het juridisch beleid. Ik zou u graag willen vertellen wat voor indruk uw programma in zijn geheel op onze fractie heeft gemaakt. Wij beschouwen het zeer zeker als onze rol om uw werk kritisch en constructief te begeleiden. We willen dus met u samenwerken, maar we leggen de nadruk op kritisch en constructief.
Dit programma is voor ons een puzzel. We zien allerlei stukjes, maar het hele beeld kunnen we eigenlijk niet zien. We zien geen duidelijke politieke richtsnoeren, en geen antwoorden. Er wordt niet eens geprobeerd om antwoorden te geven op de grote vragen waarmee de EU wordt geconfronteerd, namelijk de uitbreiding en het Grondwettelijk Verdrag. Het is ons ook een raadsel waarom er in het hele document met geen woord wordt gerept over humanitaire hulp en ontwikkelingshulp, terwijl de EU op dat gebied wereldwijd de hoofdrol speelt. Waarom wordt dit onderwerp niet genoemd? De resultaten die uw Commissie tot nu toe heeft bereikt voor het voltooien van de interne markt, zijn zacht gezegd zeer bescheiden, maar toch gaat u voort op de ingeslagen weg, en uw werk lijkt ons niet gebaseerd op een alomvattende visie.
Ook de kwestie van de innovatie wordt vrijwel uitsluitend in de kantlijn genoemd, in verband met het EIT en het zevende kaderprogramma voor onderzoek, terwijl innovatie toch essentieel is voor Europa. Dat is de kern van de Lissabon-strategie. Volgens ons floreert innovatie vooral in vrijheid en onder goede randvoorwaarden, en niet binnen instellingen en met nog meer steunmaatregelen. Dat gaat de verkeerde kant op!
Het programma voor dit jaar draagt inderdaad geen titel. Waarom eigenlijk? Nu ontstaat min of meer de indruk dat de stukjes van de puzzel niet alleen moeilijk samen te voegen zijn, maar dat er misschien zelfs een paar ontbreken.
Pierre Jonckheer, namens de Verts/ALE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, commissarissen, met deze opmerkingen over uw werkprogramma wilde ik in de korte tijd die mij ter beschikking staat, het devies van het ontwerp voor een Grondwettelijk Verdrag in herinnering roepen, "In verscheidenheid verenigd", omdat ik denk dat wij in de huidige context van de internationale en Europese politiek meer behoefte hebben aan eenheid dan aan verscheidenheid in de Europese Unie. Wij hebben eenheid nodig, en het is met name de taak van de Commissie om de vaandeldrager van die eenheid te zijn. Ik vind tevens dat wij, gezien de huidige zwakte van een verdeelde Raad - ik denk bijvoorbeeld aan het echec van de arbeidstijdenrichtlijn - niet van de Commissie kunnen verwachten dat zij anticipeert op de verdeeldheid binnen de Raad maar dat zij voet bij stuk houdt ten aanzien van de voorstellen die zij aan ons moet voorleggen.
Wanneer we onze doelstellingen niet bereiken, en wanneer we aan ons zelf opgelegde verplichtingen om resultaten te bereiken, niet nakomen, mogen we onder geen beding de lat lager leggen of onze doelen naar beneden bijstellen. Integendeel, we moeten vragen om meer middelen en ik denk dat u dan de steun zult krijgen van het Parlement. Van de gebieden waaraan wij strategische prioriteit geven, wil ik met name als voorbeeld het onderwerp noemen waaraan mijn fractie waarschijnlijk het hardst heeft gewerkt gedurende de afgelopen tweeëneenhalf jaar, namelijk klimaat, energie en transport. Wij hebben aan uw kabinet en aan de kabinetten van uw collega’s een gedetailleerde strategie ten aanzien van het energiebeleid gestuurd, waarmee wij in 2020 voor CO2 en broeikasgassen een uitstoot zouden kunnen bereiken van 30 procent.
Mijnheer Barroso, de Europese Unie moet de verplichtingen op grond van het Protocol van Kyoto nakomen, maar zij doet dit momenteel niet. Daarom vinden wij het noodzakelijk om restrictieve voorschriften ten uitvoer te leggen, vergelijkbaar met de voorschriften voor begrotingsdiscipline. Ik wil hiermee zeggen dat de Europese Unie niet alleen verplichtingen moet aangaan in termen van resultaten, maar zichzelf ook voldoende middelen moet verschaffen. Daarom vinden wij dat het handelssysteem voor emissierechten verbeterd en door de Commissie gecoördineerd moet worden, en dat wij op grond van dit systeem sancties moeten kunnen opleggen aan de lidstaten die zich niet aan hun eigen streefdoelen houden.
Wat hernieuwbare energie betreft, vinden wij dat de Commissie sectorale streefdoelen en niet alleen algemene streefdoelen moet voorstellen. Ten aanzien van de energie-efficiëntie verwachten wij van de Commissie dat zij een herziening voorstelt van de gebouwenrichtlijn, die alle gebouwen dekt. Zoals mevrouw Grossetête heeft aangegeven, en zoals u wel weet, ontplooit ook de bouwsector economische activiteiten.
Op het gebied van klimaat, energie en transport moeten wij met andere woorden de uitstoot van gas verminderen, onze afhankelijkheid van geïmporteerde energie verminderen en de risico’s verkleinen. Om de laatst genoemde reden blijven wij ons verzetten tegen kernenergie. Tot slot moeten wij in Nairobi serieuze voorbereidingen treffen voor "Kyoto 2".
Ik wil nog een ander voorbeeld noemen waarbij de Europese eenheid tot uiting moet komen: de dwingende noodzaak om gemeenschappelijke sociale minimumnormen in te voeren op Europees niveau. Wij kunnen die verplichting niet opgeven. Daarom willen wij dat de Commissie een kaderrichtlijn voorstelt inzake diensten van algemeen belang.
Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de medewerkers van de Commissie hebben met het ontwerpwerkprogramma voor 2007 ongetwijfeld heel nauwkeurig en zorgvuldig werk verricht. Toch wil ik erop wijzen dat volgens mij noch de prioriteiten voor de werkzaamheden noch de gekozen strategieën werkelijk aan de eisen van deze tijd voldoen.
Daarbij gaat het om problemen waarvoor de EU wel degelijk een verantwoordelijkheid draagt, en die ook ver over onze grenzen heen aan de orde zijn. Ik denk daarbij vooral aan armoede, sociale uitsluiting, toenemende sociale ongelijkheden en kloven, maar ook aan het steeds sterker wordend commerciële karakter van de samenleving, aan de vernietiging van natuur en cultuur, aan ‘ontdemocratisering’, onderdrukking, oorlogen, militarisering, en meer in het algemeen de manier waarop mondiale problemen worden aangepakt. We moeten meer doen om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te bereiken, iets wat ons bijzonder na aan het hart zou moeten liggen, aangezien de VN onlangs weer eens heeft vastgesteld dat het aantal hongerlijdende mensen stijgt.
Dat zijn problemen en conflicten die nu juist niet centraal staan in het werkprogramma, en ook niet in de activiteiten van de Commissie. Wanneer dit werkprogramma wordt uitgevoerd - dat trouwens ook wel goede elementen bevat, waar wij wel degelijk achter staan - zullen die problemen niet minder worden. Integendeel, ze zullen volgens mij zelfs erger worden. De Commissie plaatst de uitvoering van de Lissabon-strategie namelijk nog steeds op de voorgrond, en dus ook de verbetering van onze concurrentiepositie. Dat leidt volgens mij tot een verscherping van de sociale en ecologische problemen overal ter wereld.
De kwestie van de sociale modellen, die wij in het Parlement zo uitvoerig hebben besproken, speelt hier geen enkele rol. De Commissie reduceert dat in haar beleid tot flexibilisering. Door deze beperkte visie zal het volgens mij niet lukken om waar te maken wat u net heeft aangekondigd, mijnheer Barroso, namelijk de opbouw van een sociaal Europa.
Ik zou nog een tweede prioriteit willen noemen. In uw programma zegt u dat u de economie wilt sturen door sterker de nadruk te leggen op de interne markt. U wilt vooral een Europese interne markt voor militair materieel opbouwen en vergroten. Ik zou toch wel even een vraagje willen stellen. Kunt u mij ook maar één enkel probleem in de Europese Unie noemen dat we op kunnen lossen door via een achterdeurtje een Europese interne markt voor militair materieel op te bouwen? Wie heeft de Commissie eigenlijk het recht gegeven om een dergelijke interne markt op te bouwen?
Het ontwerp voor een Grondwettelijk Verdrag is toch ook vanwege een dergelijk idee afgewezen? Ik vind dit onverantwoord, en ik denk dat we hier dringend tegengas moeten geven. We moeten in de Europese Unie een actief beleid uitwerken, en ons niet beperken tot loze kreten! Op die manier kunnen we er voor zorgen dat de burgers zich weer veel sterker met de Europese Unie kunnen identificeren.
Het levert niets op als iedereen zegt dat de burgers bang zijn voor de bezuinigingen op de sociale zekerheid, we moeten de daad bij het woord voegen! We moeten de burgers concrete projecten en initiatieven bieden. Er bestaan alternatieven, en volgens mij kunnen ze in drie projecten worden samengevat: een democratische Unie, een sociaal en ecologisch duurzame Unie, en een Europese Unie als vredesmacht, die probeert om de mondiale problemen op een solidaire en democratische manier op te lossen.
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heet voorzitter Barroso en de leden van de Commissie welkom in het Parlement.
Twee aspecten in de toespraken en commentaren die ik tot nu toe heb gehoord, hebben mij getroffen. In de eerste plaats, sinds wanneer is het een zonde om radicaal te zijn? Wanneer werd bepaald dat we niet mogen proberen iets nieuws, iets anders te creëren en, als we fouten ontdekken, die te repareren? Het feit bijvoorbeeld dat we door innovatie en technologie in zo’n snel veranderende wereld leven, maakt het noodzakelijk dat de Europese Unie sneller reageert om de belangen van alle burgers van de EU zo goed mogelijk te behartigen.
In de tweede plaats zijn er vanzelfsprekend kwesties die van het ene op het volgende jaar overgaan en waarover nog overeenstemming moet worden bereikt. We hebben dit in de afgelopen zes jaar al meegemaakt bij de behandeling van de dienstenrichtlijn, waar we zelfs nu nog niet verder zijn dan de tweede lezing. We zullen met nog veel meer van dergelijke gevallen te maken krijgen.
Ik wil echter drie zaken aan de orde stellen. In de eerste plaats ontbreekt er, wat de agenda van Lissabon betreft, nog heel veel op het gebied van het wetgevende kader dat noodzakelijk is om de strategie tot een succes te maken. Wij praten heel veel over innovatie, onderzoek en ontwikkeling, maar er is nog steeds geen concrete wetgeving om ontwerpen, octrooien en auteursrecht te beschermen en om substantiële investeringen in onderzoek en ontwikkeling mogelijk te maken.
Ik heb in het Parlement al vele malen gesproken over het Europees Instituut voor technologie, over de vooruitgang die dit Instituut zou betekenen en over de manier waarop het een centrum van excellentie zou kunnen worden. Dit is echter de positieve kant van de zaken; op andere terreinen lijkt er sprake van regressie.
De Commissie spreekt over een geharmoniseerd fiscaal systeem, terwijl op alle terreinen waarop de belastingen werden geharmoniseerd, concurrentie, economische groei en groei van de werkgelegenheid zijn tegengehouden. Concurrerende belastingsystemen binnen de Europese Unie zijn goed geweest voor groei. Ze hebben heilzaam gewerkt en positieve bijdragen geleverd. Natuurlijk moet er bij overheidssteun en op andere vergelijkbare terreinen een voor iedereen gelijk speelveld zijn, maar dat hebben we ook. Het is terecht de lidstaten weer in het gareel te brengen als zij de regels voor steun aan bedrijven of het scheppen van werkgelegenheid overtreden, maar belastingen zijn uitsluitend een zaak voor de nationale overheden. Voor die kwestie is nog steeds unanieme besluitvorming vereist, en ik denk dat het onze taak is ons te verheffen en te zeggen dat de rechtsgrondslag uit de Verdragen de Commissie niet toestaat om een voorstel voor belastingharmonisatie te doen. De Verdragen staan niet toe de landen te dwingen tot belastingverhoging, en ze staan niet toe de landen te dwingen tot belastingverlaging.
Tot slot is het GBVB één van de grootste successen van de Europese Unie. Kijkt u bijvoorbeeld maar naar Kosovo, Afrika en andere ontwikkelingen over de hele wereld, waar de Europese Unie positief heeft gereageerd met de sturen van vredeshandhavers en politiemachten en het bevorderen van andere constructieve ontwikkelingen. We moeten die rol versterken en uitbreiden.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. - (DA) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, het is goed dat de commissarissen geen stemrecht hebben, anders zouden wij in deze zaal snel kunnen worden weggestemd. Het is ook goed dat de Commissie aanstuurt op meer vrijwillige coördinatie door middel van mededelingen in plaats van bindende regels, maar ik vrees dat het dwingende karakter nu zal komen van het Hof en van het gebruik dat de Commissie zelf zal maken van de regels voor mededinging en staatssteun. Dat heeft de Commissie immers gedaan met bijvoorbeeld de mededeling over muziekrechten. Het Parlement had één standpunt aangenomen. Daar was de Commissie niet blij mee, en daarna heeft ze allerlei vormen van misbruik van monopolies aangepakt en een mededeling uitgevaardigd in plaats van regels die ze misschien nooit aangenomen had kunnen krijgen. Het Europees Parlement en de nationale parlementen moeten eisen dat alle voorstellen voor mededelingen aan hen worden voorgelegd. Dan kunnen we te kennen geven of we bindende regels willen hebben of een cocktail van mededelingen en arresten van het Hof.
Ik wil de Commissie prijzen voor het feit dat ze sinds 15 september elke week voorstellen naar de lidstaten heeft gestuurd om ze te laten toetsen op subsidiariteit en noodzakelijkheid, maar de parlementen hebben voor zover ik weet geen enkel antwoord gestuurd. Hoe kun je als parlementslid zó lui zijn? Maandag en dinsdag komen de nationale parlementen bijeen op de COSAC-vergadering in Helsinki. Ze mogen daar de gelegenheid niet voorbij laten gaan om orde te scheppen in de Brusselse wetschaos. Laten alle vakcommissies en alle commissies Europese zaken elk afzonderlijk voorstel een kleur geven: zwart als het nationale parlement bindende EU-wetgeving wil; groen als het minimumbepalingen moeten zijn met de mogelijkheid van een betere bescherming van sociale voorzieningen, gezondheidszorg, milieu, arbeidsomstandigheden, veiligheid, consumentenbescherming en dierenwelzijn; geel als men alleen vrijwillige coördinatie wil in plaats van bindende wetgeving, en rood als de EU zich geheel afzijdig moet houden van een zaak. Met een dergelijke kleuraanduiding kan de Commissie in één oogopslag zien wat men wil. Dan is het mogelijk om een Europese samenwerking tot stand te brengen, die van onderop wordt gestuurd, en in de plaats te laten komen van het centralisme dat we op dit moment kennen.
Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, ik lees in het werkprogramma dat de Commissie - ik citeer - meer wil luisteren naar de burgers om die burgers ook meer bij het beleidsproces te betrekken. De Nederlandse cabaretier Wim Sonneveld zou daarover gezegd hebben: nou breekt m'n klomp. Mag ik de Commissie immers eraan herinneren dat de Europese burgers over wie zij spreekt, reeds klaar en duidelijk hun mening kenbaar maakten, bijvoorbeeld over de zogenaamde Europese grondwet, en dat zij dit project in Nederland en Frankrijk zelfs middels volksraadplegingen naar de prullenmand hebben verwezen en dat de Commissie nauwelijks een paar weken geleden toch nogmaals bevestigde dat de kern van die grondwet - wat de burger daarover ook moge denken - in elk geval ongeschonden bewaard moet blijven. Luister naar mijn woorden over de inspraak van de burgers, maar kijk vooral niet naar mijn daden.
En, tussen haakjes, ik vind in het document niets dat verwijst naar de petitie van een miljoen Europese burgers over het miljoenen verslindende reiscircus van het Europees Parlement. Ik weet het, strikt genomen moet hierover de Raad gekapitteld worden, maar van de zijde van een Commissie die zich toch met van alles en nog wat bemoeit en wier eigen begroting trouwens jaar na jaar opnieuw door de Rekenkamer onder vuur wordt genomen, had hier een signaal mogen komen over het feit dat de Europese burgers de Euroverspillingen en de Europrivileges grondig beu zijn. Daarover mag niet langer gezwegen worden.
En dan opnieuw over de mening van de burger. Het is een onmiskenbaar feit dat de Europese burgers bijzonder massaal de toetredingsonderhandelingen met het niet-Europese Turkije verwerpen en nochtans worden die onderhandelingen gewoon voortgezet, ongetwijfeld ook na december. Dit bewijst eigenlijk dat de zogenaamde "open uitkomst" van de onderhandelingen niet meer dan open boerenbedrog is en dat de Eurocratie, ook de Commissie, al lang beslist heeft dat de Turkse toetreding mordicus door de strot van die zogenaamd goed beluisterde Europese burger zal worden geduwd.
Ten slotte een laatste bedenking over een belangrijk dossier, over die zogenaamde economische immigratie en over de idee dat nieuwe immigranten moeten worden aangetrokken waarbij het heus niet bij enkele hooggeschoolde enkelingen zal blijven als het van de Commissie afhangt. Die visie is zopas nog bevestigd door de Commissievoorzitter zelf. De ongerijmdheid, het absurde van de idee dat massale immigratie van niet-Europeanen economisch rendabel is om de gevolgen van de demografische toestand in Europa te verzachten, het absurde daarvan is al langer aangetoond.
De immigratie die we aan den lijve kennen, is een immigratie van ongeletterdheid, van ongeschooldheid en van daar bovenop niet assimileerbare godsdiensten en culturen. Kort gezegd, we importeren nog meer werkloosheid, nog meer ontworteling en we importeren de gevolgen van dat alles, te weten criminaliteit, verloederde wijken en de facto apartheid. Dat leidt ook tot enorme economische kosten.
Ik besluit om die redenen, en trouwens ook nog om vele andere, dat wij opnieuw alleen maar onze afkeuring kunnen uitspreken over dit werkprogramma dat bol staat van gemeenplaatsen en van goede intenties waarvan niets gemeend is en waarin de essentiële bekommernissen van de Europese burgers totaal ontbreken.
Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de afgevaardigden bedanken voor hun opmerkingen. De afgevaardigden bevestigen dat dit programma van sterkere politieke aard is, zoals mevrouw Grossetête erkende, die ik wil bedanken voor haar algemene steun voor dit programma. Ons doel is om samen met de overige instellingen, en met name het Parlement, de prioriteiten elk jaar doelgerichter vast te stellen en deze te plaatsen in de context van de algemene inspanningen van Europa.
Ik kan niet op alle specifieke vragen antwoorden, maar ik wil in ieder geval wel antwoorden op de vragen die voor mij zeer belangrijk zijn. Om te beginnen het beginsel van het éénjarig karakter. Dit beginsel staat niet ter discussie, verre van dat. Wij zetten de eenentwintig strategische initiatieven voor het volgende jaar zeer duidelijk uiteen en verplichten ons ertoe om geen enkele hiervan onderweg in te trekken. Tegelijkertijd bieden wij het Parlement en de overige instellingen echter de mogelijkheid om in de loop van de komende zes maanden kennis te nemen van wat wij aan het programmeren zijn, en de mogelijkheid om hieruit vroegtijdig conclusies te trekken, als het werk af is.
Dit is een goed voorbeeld van een combinatie van flexibiliteit en zekerheid. Aangezien u zeker weet wat wij in de loop van volgend jaar kunnen doen, bent u flexibeler. Dit wederom betekent dat het Parlement zijn programma beter kan uitstippelen. Dat is het doel waarnaar wij streven, en ik hoop tevens dat dit beantwoordt aan hetgeen u voor uw werkzaamheden nodig hebt.
De heer Schulz herkende een aantal aspecten uit andere programma’s. Inderdaad, er is sprake van continuïteit. Wij willen coherent te werk gaan. Het mag niet zo zijn dat de Commissie en de andere Europese instellingen met hun werkzaamheden elk jaar weer het wiel moeten uitvinden. Een van de grote denkers uit mijn land heeft ooit gezegd dat men niet elke dag origineel kan zijn wanneer men de waarheid spreekt. Daar zit een kern van waarheid in. Wij houden vast aan deze doelstellingen. We moeten druk op de ketel houden en grote vastberadenheid aan de dag leggen. De verantwoordelijkheid voor het bereiken van een groot deel van deze doelstellingen ligt niet alleen bij de Commissie en het Parlement. Die ligt ook bij de lidstaten. Daarom moeten wij voortdurend coherent blijven. Dit is in het belang van een Europa dat niet alleen competitiever is maar ook gekenmerkt wordt door meer solidariteit en een grotere vastberadenheid op het wereldtoneel. In dit opzicht is er inderdaad sprake van continuïteit, en die vinden we ook terug in het devies “in verscheidenheid verenigd”, waarnaar de heer Jonckheer en andere afgevaardigden hebben verwezen.
Met name in antwoord op de vraag van de heer Schulz wil ik herhalen wat ik reeds tegen de heer Orban heb gezegd, namelijk dat de door Roemenië benoemde commissaris naar mijn idee niet alleen verantwoordelijk zal zijn voor meertaligheid, maar ook voor interculturalisme in Europa. Op deze wijze vult hij de werkzaamheden aan die het Bureau van Europese beleidsadviseurs (BEPA) onder mijn leiding uitvoert. Dit bureau organiseert bijeenkomsten op dit gebied, wat commissaris Figel' ook doet op het gebied van onderwijs en cultuur.
Zodra zijn benoeming is bekrachtigd door de instellingen, krijgt de heer Orban derhalve de verantwoordelijkheid voor meertaligheid, die zeer belangrijk is voor Europa. Dit is absoluut geen “tweederangs” portefeuille. Wanneer we bedenken hoeveel talen er in de EU worden gesproken, lijkt een beleid ten aanzien van niet alleen meertaligheid maar ook interculturalisme hoogst noodzakelijk als wij de verscheidenheid van de EU werkelijk willen eerbiedigen. Wij moeten een dialoog tussen de verschillende culturen in het leven roepen en werken aan de integratie van de verschillende gemeenschappen, zonder dat wij de minderheidsgroepen binnen de EU natuurlijk mogen verwaarlozen.
Ik denk derhalve dat aan de heer Orban een zeer belangrijke portefeuille wordt toevertrouwd, zodra zijn kandidatuur is goedgekeurd.
Wat de vraag van mevrouw Koch-Mehrin betreft, heb ik vooral het punt opgetekend waarover wij het roerend eens zijn, namelijk de noodzaak om te ijveren voor minder bureaucratie en meer efficiëntie. Dit is niet louter een intentieverklaring. Tijdens de vergadering van ons College van vandaag hebben wij een vermindering goedgekeurd van de verplichtingen voor kleine en middelgrote ondernemingen in Europa om statistische gegevens te leveren. Wij vragen niet alle bedrijven meer om cijfers te overleggen voor statistische doeleinden, maar vragen slechts nog steekproefsgewijs om informatie en eisen slechts een deel daarvan. Ik denk dat dit een concrete maatregel is om de administratieve lasten van onze ondernemingen en met name van de kleine en middelgrote ondernemingen, te verlichten.
Wij zullen vanzelfsprekend de voorstellen voor de bestrijding van klimaatverandering bestuderen die de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie heeft gedaan bij monde van de heer Jonckheer. Ik verzeker u dat wij zeer graag wereldleider willen blijven op dit gebied, en als Europese Commissie hebben wij met name de verplichting op ons genomen om het handelssysteem in emissierechten te versterken, meer betekenis toe te kennen aan hernieuwbare energie en alles in het werk te stellen om de energie-efficiëntie te verbeteren. Er bestaan misschien enkele verschillen wat de concrete doelstellingen betreft, maar ik denk dat onze instellingen het eens zijn over de richting van de acties die we moeten ondernemen en over de ambitie die hieraan ten grondslag ligt.
Wat klimaatverandering betreft, wil ik u zeggen dat dit onderwerp naar onze mening nauw verbonden is met de energiekwestie. Op dit gebied ligt een mogelijk compromis in het verschiet tussen degenen, zoals u, die grote ambities hebben op het gebied van het milieu en degenen die grote ambities hebben op het gebied van het mededingingsvermogen. Het een sluit het ander niet uit. Integendeel, hierin liggen bijzondere economische kansen besloten voor het Europa van morgen.
Tevens denk ik dat wij op het gebied van de innovatie kansen kunnen grijpen. In dit verband wil ik met name de heer Crowley bedanken voor zijn steun aan het Europees Instituut voor technologie, dat naar mijn mening Europa’s broedplaats voor de toekomst is. We moeten steeds meer aandacht besteden aan de strijd tegen klimaatverandering, aan het voeren van een coherent energiebeleid en aan een Europa dat niet alleen competitiever is, maar zijn kracht ook put uit een duurzame, door solidariteit gekenmerkte economie, wat vanzelfsprekend grotere investeringen in innovatie vereist.
Tot slot wil ik proberen antwoord te geven op de vraag van mevrouw Koch-Mehrin, die zich afvroeg wat al deze zaken met elkaar gemeen hebben. Op het eerste gezicht is het moeilijk om een verband te zien tussen gebieden die zo sterk verschillen. Het gemeenschappelijke punt ligt echter in de doelstelling: wij willen de Europeanen voorbereiden op het tijdperk van de globalisering. Wij mogen die niet ondergaan, maar moeten deze het hoofd bieden; wij mogen die niet zien als het einde van Europa, maar moeten veeleer de moed hebben om onze waarden en belangen te bekrachtigen en tegelijkertijd met onze overtuiging en onze waarden van democratie, vrijheid en solidariteit een bijdrage leveren aan die globalisering en aan de toekomst van de eenentwintigste eeuw. Dat is wat energie en klimaatverandering gemeen hebben met niet alleen justitie en binnenlandse zaken, maar ook innovatie en onderwijs. Dat is ons programma.
- Groei - Werkgelegenheid - Concurrentievermogen
Ria Oomen-Ruijten, namens de PPE-DE-Fractie. - Voorzitter, ook ik heb grote waardering voor de beleidsverklaring van Commissievoorzitter Barroso en het verheugt me dat hij nu ook Nederlands begrijpt. He can understand Dutch. The Commission President understands Dutch. Voorzitter, ik heb een vijftal opmerkingen over de verklaring.
Ik ben verheugd over zijn opmerking dat Europa meer is dan alleen een markt. Als je dat zegt, moet je dat echter ook handen en voeten geven. Dat betekent voor ons - wij zullen dat in de resolutie vragen - dat je in kaart moet brengen wat nu de consequenties van de interne markt voor die Europese burger zijn. Want als je die consequenties in kaart hebt gebracht, dan kun je adequaat daarop reageren.
Voorzitter, een tweede opmerking als prioriteit. De combinatie van werk en gezin, meer mensen op die arbeidsmarkt, is ook een van de prioriteiten in het proces van Lissabon. Wij willen op dat punt meer actie.
Ik wil een derde punt te berde brengen. Er komt een groenboek over de arbeidswetgeving. Wij hebben dat al lang aangekondigd gezien, maar wanneer komt het nu eigenlijk?
Dan een vierde punt. Voorzitter Barroso heeft gesproken over het aantrekken van immigratie. Als ik dat zo hoor, dan vraag ik mij af hoe ik dat moet uitleggen aan de collega's uit Polen, uit Bulgarije en Roemenië die straks tot ons komen, waar dat vrije verkeer van werknemers überhaupt nog niet eens is gerealiseerd. Dus graag daarop een reactie.
Voorzitter, nog een vijfde opmerking. Ik zou graag willen dat de commissaris voor sociale zaken wat meer werk zou maken van alle dossiers die nu nog in de Raad liggen, te weten uitzendwerk, de arbeidstijdenwetgeving, maar ook het dossier mobiliteit van pensioenen waarvan ik weet dat het tot grote problemen leidt en waarin men nu ook op Commissieniveau al een aantal verbeteringen aan het aanbrengen is. Wij zijn als fractie in het Parlement graag bereid om daarover met u verder te overleggen.
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, we hebben nota genomen van wat u heeft gezegd over de nieuwe Commissie, en vooral over de nieuwe commissaris, de heer Orban. Mijnheer Barroso, er moeten nog heel wat vragen worden beantwoord, vooral ook in verband met de rol van commissaris Figel’. Wie zal zich bijvoorbeeld bezig houden met de interculturele en interreligieuze dialoog? In ieder geval is dit een uitbreiding die min of meer voldoet aan de eisen die wij als sociaaldemocraten daaraan stellen.
Ten tweede zullen we de nieuwe commissarissen in dit verband natuurlijk ook vragen wat hun visie is op het programma voor het sociale Europa, en op de solidariteit, die u hier heeft genoemd. De Commissie is een college, en daarom zullen we alle nieuwe commissarissen aan de tand voelen. We willen weten of ze werkelijk ‘ja’ zeggen tegen dit sociale Europa.
Ten derde wil ik ingaan op de groei en de sociale aspecten. Mijnheer de voorzitter van de Commissie, u heeft dit terecht een politiek programma genoemd, en er zijn ook al grote stappen in die richting gezet. Ik zou twee voorbeelden willen noemen van onderwerpen waar we volgens mij meer vooruitgang moeten boeken. Energie is een belangrijke factor voor groei en werkgelegenheid. Helaas zie ik commissaris Piebalgs op dit moment echter niet. Als een regeringsleider ons dan vraagt hoe we een gemeenschappelijk Europees energiebeleid moeten voeren als alles op liberalisering gebaseerd is, dan moet de Commissie een politiek kader vastleggen voor het Europese energiebeleid.
Ook de trans-Europese netwerken zijn belangrijk. U heeft vroeger vurig gepleit voor een betere coördinatie van de maatregelen van de individuele landen, en we hebben dat vandaag indirect ook genoemd. Het is namelijk juist dat vooral de lidstaten bij moeten dragen tot dit programma. Ik verzoek u om deze coördinatietaak op u te nemen. Ik herhaal, voor ons is solidariteit het belangrijkste doel van de Europese Unie.
Lena Ek, namens de ALDE-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, geachte Commissie, collega’s, dames en heren, ik ben van plan om stil te staan bij drie aspecten van het werkprogramma van de Commissie, namelijk het wereldwijde concurrentievermogen, duurzame groei en energie. Al deze aspecten zijn cruciaal voor een concurrerende economie.
Ten eerste het wereldwijde concurrentievermogen. De toekomst van Europa is afhankelijk van het vermogen om in de frontlinies van het wetenschappelijk onderzoek te concurreren met kwaliteit en kennis. Alleen op die manier kan het Europese model bewaard blijven. Daarom is het zevende kaderprogramma het belangrijkste document sinds jaren op het gebied van het industriebeleid. Ik moet helaas zeggen dat ik een aanzet daartoe voor een deel mis in dit werkprogramma. Ruimteonderzoek is goed en belangrijk, maar waar zijn de ambities voor de medische industrie? Waarom wordt IT alleen genoemd in verband met IT-criminaliteit? Als ik een wens mag doen, zou ik een coherenter strategisch plan wensen om te concurreren in de eenentwintigste eeuw.
Ten tweede: milieu en groei. Als dit soort documenten wordt gepresenteerd, krijg je te vaak het gevoel dat milieu en groei elkaar op de een of andere manier uitsluiten. Ik ben ervan overtuigd dat dat niet het geval is, wat volgens mij bewezen wordt door het werk aan Reach. De komende decennia zal de wereld iets aan het klimaatprobleem moeten doen. Het gaat hierbij om nieuwe technologie voor energiebesparing, nieuwe technologie voor het aandrijven van auto’s, enzovoort. Er komt een gigantische markt voor milieuvriendelijke techniek en energiebesparende producten. Daar moeten onze Europese ondernemingen bij zijn. Daarom zou ik willen dat de Commissie het komende jaar meer werk maakte van het ontwikkelen van duurzame groei.
Ten derde: energie. Het concurrentievermogen van Europa staat en valt met een veilige en economisch haalbare energievoorziening.
Het is gemakkelijker om voor je principes te strijden dan je aan die principes te houden, maar ik hoop dat de Commissie daarin slaagt als het gaat om het wereldwijde concurrentievermogen, om duurzame groei en een veilige en duurzame energievoorziening.
Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris er graag op wijzen dat we over oude en nieuwe lidstaten zullen moeten blijven praten, zolang de overgangsperioden waaraan mevrouw Oomen-Ruijten refereerde, van kracht zijn.
Ik was echter blij om de heer Barroso te horen spreken over het aanpakken van gewetenloze werkgevers. Ik neem dat hij daarmee de werkgevers bedoelt die werknemers in dienst hebben onder omstandigheden die slavernij benaderen, die hen uitzonderlijk weinig betalen en hen uitbuiten, waarbij dit natuurlijk niet alleen van toepassing is op mensen afkomstig uit derde landen, maar ook op inwoners van de EU, waarover we onlangs zijn geïnformeerd. Ik neem aan dat die maatregel onderdeel zal zijn van het verbeteren van de kwaliteit van werk, waar we al zo vaak over hebben gesproken, door af te rekenen met slecht betaald werk van lage kwaliteit. Ik kijk dan ook uit naar een meer expliciete uiteenzetting hiervan in het programma van de Commissie.
Zoals ook anderen al hebben aangegeven, zijn wij ook zeer blij met de voortdurende vermelding van duurzame ontwikkeling en de koppeling met klimaatverandering, iets waar wij lang voor hebben geijverd. Ik ben het helemaal eens met wat mevrouw Ek heeft gezegd over milieugestuurde groei. We zien dan ook reikhalzend uit naar het actieplan voor duurzame productie en consumptie volgend jaar, dat naar wij aannemen een stap vooruit zal betekenen in de richting van ecologische efficiëntie en een nauwkeurige beschrijving van de manier waarop we milieuschade kunnen loskoppelen van economische groei.
Wij kijken ook uit naar het document waarin de sociale realiteit zal worden geïnventariseerd. Dat is een uiterst belangrijk document voor het benchmarken van sociaal welzijn. We nemen aan dat daarin ook milieufactoren meegenomen zullen worden, aangezien we weten dat de armste mensen vaak in de armste en meest verloederde omgevingen wonen en het slechtst zijn gehuisvest, met alle gevolgen van dien voor de geestelijke gezondheid.
Wij hadden liever een kaderrichtlijn gezien voor sociale dienstverlening, maar zullen niettemin onderzoeken of de gedane voorstellen ook rekening houden met de effecten van bestaande Europese wetgeving op de toekomst van de dienstverlening.
Tot slot hadden wij graag iets gehad dat zou inhaken op de strategie voor duurzame ontwikkeling en betrekking zou hebben op de kwestie van gerichte training voor beroepen die kunnen bijdragen aan oplossingen voor problemen als gevolg van klimaatverandering. Als we geen zonnepanelen kunnen monteren en energiesystemen kunnen repareren, kunnen we ook de doelstellingen met betrekking tot de klimaatverandering niet verwezenlijken.
(Applaus)
Ilda Figueiredo, namens de GUE/NGL-Fractie. - (PT) Mijnheer de Voorzitter, bij het lezen van het wetgevingsprogramma en het beluisteren van de Commissie bij de presentatie van haar werkprogramma voor 2007 kunnen we alleen maar concluderen dat we hier met meer van hetzelfde te doen hebben. Het is meer van hetzelfde neoliberalisme dat de sociale en arbeidsrechten op het spel zet, meer onzekerheid creëert rond de arbeidplaats, weer oude uitbuitingsmethodes toepast en de liberalisering van diensten, met inbegrip van overheidsdiensten, stimuleert. Dat maakt duidelijk wat er beoogd werd met de zogenaamde Lissabon-strategie.
Uit naam van flexibiliteit, voltooiing van de interne markt en mondialisering worden arbeidscontracten met voeten getreden en dreigen steeds meer multinationals hun bedrijven te verplaatsen. In Portugal speelt dat laatste probleem bij GM Opel in Azambuja, Johnson Controls in Nelas en Portalegre en Lear in Valongo. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van de ernstigste problemen waarbij duizenden arbeidsplaatsen van Portugese werknemers op de tocht staan. De werkloosheid in Portugal is overigens al erg hoog door de ontslagen in de textiel- en kledingindustrie en de schoenenindustrie.
Diezelfde werkloze arbeiders worden nu uitgebuit door uitzendbureaus en andere gewetenloze werkgevers. Een voorbeeld daarvan vormen de recentelijk in de pers verschenen berichten over Portugese arbeiders die in het zuiden van Nederland honger lijden, niet betaald worden en geen eten krijgen. Is dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen? Tegelijkertijd legt de Europese Centrale Bank uit naam van de eenheidsmunt en de prijsstabiliteit continu verhogingen van de rentevoet op. De regeringen gebruiken het Stabiliteitspact om de productie op het spel te zetten, de sociale ontwikkeling te blokkeren, kleine en microbedrijven in gevaar te brengen en het klimaat rijp te maken voor deze schandalige uitbuiting van buitenlandse werknemers en hun gezinnen.
Er moet derhalve gebroken worden met dat neoliberale beleid. Het is hoog tijd prioriteit te geven aan beleid dat ten goede komt aan de sociale ontwikkeling en het welzijn van de bevolking. Ik vraag om solidariteit met de Portugese arbeiders die honger lijden en worden uitgebuit, zoals de groep arbeiders in het zuiden van Nederland wier lot pas aan het licht is gekomen.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese integratie is slechts gedeeltelijk de oplossing voor het probleem van de economische groei in Europa. De lidstaten moeten op dit vlak zelf een sleutelfunctie vervullen, met name door de noodzakelijke beslissingen te nemen over overheidsfinanciën en economische hervormingen.
Er zijn legio voorbeelden van goede praktijken op dit gebied. Dankzij succesvolle nationale hervormingen is een aantal EU-lidstaten erin geslaagd om de uitbreiding van 2004 snel te boven te komen en de voorschriften inzake de interne markt op alle gebieden ten uitvoer te leggen. Het succes dat landen als Ierland, Finland, Nederland en Groot-Brittannië hebben geboekt, zorgt ervoor dat deze lidstaten de wereldconcurrentie met meer vertrouwen kunnen aangaan.
Anderzijds zal ons sociaal model, dat gebaseerd is op inflexibele en korte arbeidstijden en het vermijden van concurrentie - niet alleen op wereldniveau, maar zelfs op het niveau van de interne markt - zonder twijfel tot een sociale en economische crisis leiden.
Gezien deze politieke en economische machtsverhoudingen in Europa betwijfel ik ten zeerste of het vaak vernoemde Grondwettelijke Verdrag wel de juiste oplossing is voor de economische moeilijkheden waarmee we te kampen hebben. Dat Verdrag geeft die landen die er het slechtst in slagen om hun interne problemen op te lossen nog meer invloed in communautaire aangelegenheden. Op die manier raakt het evenwicht tussen de verschillende modellen zoek en wordt de concurrentie tussen de systemen aan banden gelegd. Deze diagnose van de machtsverhoudingen in de Europese Unie is het resultaat van het debat over diensten, werktijden, detachering van werknemers. Ik vrees dat het Grondwettelijk Verdrag ons - figuurlijk gesproken - in wetgevende en regulerende aangelegenheden minder Groot-Brittannië en meer Duitsland en Frankrijk zal brengen.
Van alle stappen die de Commissie in 2007 wil nemen, zijn volgens mij de maatregelen op het vlak van betere wetgeving de belangrijkste. Het is schandalig dat een organisatie die al vijftig jaar de in haar Verdragen verankerde vier grondvrijheden verkondigt, ondernemers vandaag de dag opzadelt met kosten die kunnen oplopen tot 600 miljard euro per jaar. Het is nog een grotere schande dat we er, ondanks de afspraken die we het voorbije jaar hierover hebben gemaakt, niet in geslaagd zijn om de administratieve rompslomp te verminderen of het Europese recht te verbeteren.
Ik hoop dat 2007 in dit opzicht een doorbraak zal betekenen. Zolang we geen eerlijk antwoord durven formuleren op de vraag naar de redenen voor ons falen in 2006, zal die doorbraak er echter niet komen. Hoe is het mogelijk dat voorstellen voor vereenvoudiging, codificatie en eenmaking van het Europese recht op verzet stuiten? Uit welke hoek komt dat verzet? Waar zitten de gordiaanse knopen die we nog steeds niet hebben kunnen doorhakken?
Op deze vragen zou ik vandaag graag een antwoord krijgen.
Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, rechtszekerheid houdt in dat de uitoefening van de macht en de rechtspraak voorspeld kunnen worden met steun van rechtsregels. Uit het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2007 blijkt duidelijk dat de Commissie erop rekent dat de ontwerp-Grondwet zal worden geïmplementeerd, ondanks het feit dat ruime meerderheden in Nederland en Frankrijk deze ontwerp-Grondwet hebben verworpen. De strijd tussen het politieke establishment en de volkeren van Europa gaat dus verder.
Het Europese project is een gevaarlijke weg ingeslagen. Het Hof van Justitie zal zijn legitimiteit verliezen vanwege zijn arrogante houding jegens de democratisch gekozen regeringen van de lidstaten. Het Hof van Justitie is in feite een zelfbenoemde machthebber in Europa. Het besloot reeds vóór de Top van Amsterdam in 1998 om zichzelf te benoemen als bewaker van het beginsel van de scheiding der machten. Dat gebeurde zonder dat er ook maar van enige democratische of politieke verankering sprake was. Het Hof van Justitie heeft ook aan de nationale rechtbanken duidelijk gemaakt dat ze zichzelf niet als zelfstandig kunnen beschouwen, maar dat ze de verlengde arm zijn waarmee het Hof van Justitie zijn juridische activisme bedrijft.
Ik roep daarom de leden van dit Parlement op om na te denken voordat het te laat is. De EU heeft geen behoefte aan nog meer machtsconcentratie zonder democratische grondslag. De EU heeft concurrentie nodig, niet alleen tussen ondernemingen op de markt om betere producten te maken, maar ook tussen landen om goede politieke oplossingen te vinden voor de problemen van onze tijd.
Roger Helmer (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie gaat de werking van de gemeenschappelijke markt herzien, en dat werd ook tijd. Ik hoop dat de Commissie het rapport van het Conseil d’Analyse Economique heeft gelezen, een economische commissie op hoog niveau, ingesteld door de Franse regering en voorgezeten door de Franse premier Dominique de Villepin. In dat rapport staat dat de economische integratie is gestagneerd en niet langer de groei stimuleert. Er staat in dat de invoering van de euro niet heeft geleid tot het verwachte domino-effect. Daarna wordt het serieus: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat de situatie die we beschrijven, hachelijk is’. Er staat dat slechte economische prestaties investeerders wegjagen, de werkgelegenheid en sociale voorzieningen schaden, en tot slot dat er sprake is van een duidelijk herkenbare vermoeidheid als gevolg van Gemeenschapsprocedures die dreigen te ontaarden in een vicieuze cirkel die uiteindelijk zal leiden tot teloorgang van het acquis communautaire.
Ik hoop dat de Commissie nota heeft genomen van de inschatting van haar eigen vice-voorzitter, Günter Verheugen, die zegt dat de kosten van de exorbitante regulering van de gemeenschappelijke markt maar liefst 600 miljard euro per jaar bedragen. Dat is bijna vier keer zoveel als de handelsopbrengsten van de gemeenschappelijke markt zoals die worden geschat door de Commissie zelf.
Een in opdracht van de denktank Open Europe verricht recent onderzoek onder meer dan 1000 bestuurders van ondernemingen in het Verenigd Koninkrijk, bracht aan het licht dat de meeste van mening waren dat de EU meer schade aanricht dan goed doet, en dat Groot-Brittannië opnieuw zou moeten onderhandelen met Europa om te komen tot iets wat meer op een vrijhandelsovereenkomst lijkt. De situatie is erg duidelijk: het aandeel van Europa aan de wereldhandel krimpt pijlsnel in. Lidmaatschap kost veel meer dan de voordelen die het oplevert. EU-regels en het sociale model van de EU richten enorme economische schade aan. De EU maakt ons armer en minder democratisch en minder vrij, en dat zijn we zat.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissarissen, dames en heren, de heer Helmer zal zeker strijden voor de Britse interne markt, een interne markt die volgens hem geografisch beperkt is, zonder te tornen aan het principe van de markteconomie.
Tegen de heer Schulz zou ik willen zeggen dat we misschien een semantisch probleem hebben. Markt betekent voor mij het bevredigen van de behoeftes van de klant, en het aanbieden van diensten en producten die door de burgers daadwerkelijk worden gekocht. Zo zie ik de markt. Daarom is er volgens mij zo enthousiast geapplaudisseerd tijdens uw toespraak. We mogen op de Europese interne markt en bij wat we daar aanbieden van nu af aan niet meer voorbijgaan aan de behoeftes van onze burgers.
Een tweede punt is volgens mij ook heel belangrijk: de energievoorziening. Energie zal een van de allerbelangrijkste onderwerpen worden, naast landbouw. We zullen nog meer initiatieven moeten nemen voor hernieuwbare energie. We zullen meer energie voor nieuwe en hoogwaardige levensmiddelen nodig hebben. Kijkt u maar naar de groei van de welvaart in China, India en in veel andere landen in de wereld. Wij geven absolute prioriteit aan het openstellen van de internationale markten. We moeten onze boeren en levensmiddelenproducenten nieuwe kansen bieden om hun producten nu en later op die markten te verkopen.
Over het CO2-debat zou ik het volgende willen vragen: wat moeten we doen als in Rusland een vat ruwe olie voor de zware industrie voor acht dollar wordt verkocht, terwijl de prijs bij ons soms wel bij tachtig dollar ligt, en wij bovendien via de handel in emissierechten ook de CO2-heffing moeten betalen? Wij betalen daardoor op twee manieren meer voor onze energie, en onze bedrijven dus ook. Hoe kunnen wij dan de werkgelegenheid in Europa beschermen?
Het is de hoogste tijd dat er een debat komt over de concurrentievervalsing op de markt, ook in verband met het buitenlands beleid. We zullen wel zien of Rusland de energie aan de buurlanden tegen dezelfde prijs verkoopt als in eigen land. Dat zijn van die spannende onderwerpen voor discussie in de toekomst.
VOORZITTER: DAGMAR ROTH-BEHRENDT Ondervoorzitter
Stephen Hughes (PSE). - (EN) Uit maatschappelijk oogpunt en uit het oogpunt van de werkgelegenheid vind ik dit werkprogramma zeer teleurstellend. Wederom wordt ons niet veel meer beloofd dan een massa groen- en witboeken en mededelingen waarin steeds hetzelfde materiaal wordt herhaald. Er komt binnenkort een groenboek over de arbeidswetgeving waarin vragen staan opgesomd die tien jaar geleden zijn gesteld en zijn beantwoord door Allan Larsson, toen hij directeur-generaal van DG Werkgelegenheid van de Commissie was.
De mededeling verwelkomt ‘flexicurity’ als een instrument om de kansen te benutten die de Europese arbeidsmarkten bieden. In feite is aangetoond dat het geen positieve betekenis heeft voor de beroepsbevolking. Voor miljoenen mensen is ‘flexicurity’ een verdoezelende term, een eufemisme voor uitbuiting, onveiligheid en onzekerheid. We moeten een Europees wetgevingskader hebben om oneerlijke en uitbuitende arbeids- en schijnarbeidsbetrekkingen aan te pakken. Alle werkenden in alle regio’s hebben recht op toegang tot behoorlijk werk om zichzelf en hun gezin een kans te geven op een behoorlijk leven.
Intussen staat Europa sociaal gezien stil. De laatste Europese wet op sociaal vlak is meer dan drie jaar geleden aangenomen. Het gebrek aan ambitie van de Commissie weerspiegelt haar eigen onevenwichtige beleidsperspectief. Beter wetgeven betekent geen wetgeven op sociaal vlak, maar weerspiegelt tevens de bedroevende vooruitzichten voor elk voorstel in de Werkgelegenheidsraad. De ministers die over werkgelegenheid gaan, dienen een positieve rol te gaan spelen, en ze zouden een eerste stap in die richting kunnen zetten door iets positiefs te doen met betrekking tot arbeidstijd en uitzendwerk. Lissabon beloofde meer en betere banen. Wat is er ondernomen om die belofte na te komen voor de beroepsbevolking? Zeer weinig.
Mijn boodschap aan zowel de Commissie als de Raad is dus: geen woorden, maar daden.
(Applaus)
Elizabeth Lynne (ALDE). - (EN) Demografische verandering vormt een van de grootste uitdagingen voor het concurrentievermogen van Europa. We willen prioriteit geven aan het opnemen op de arbeidsmarkt van uitgesloten mensen, waaronder ouderen en gehandicapten. Daarom moet de werkgelegenheidsrichtlijn uit 2000 volledig ten uitvoer worden gelegd. We moeten het daar echter niet bij laten, vooral gezien het feit dat 2007 het Europees Jaar van gelijke kansen is.
Ik juich de toezegging van de Commissie om de hoeveelheid overbodige wetgeving terug te brengen echter toe. Daarom verzoek ik de Commissie haar intentie om de uitzendkrachtenrichtlijn te herroepen opnieuw te bevestigen, en om daarnaast de kwestie van het berekenen van wat beschouwd wordt als arbeidstijd in gevallen van oproepkrachten te scheiden van de kwestie van de individuele opt-out van de arbeidstijdenrichtlijn.
Als we werkelijk groei en concurrentievermogen willen bereiken, moet wetgeving op het vlak van werkgelegenheid slechts aan de orde worden gesteld als het niet succesvol kan worden gestimuleerd op lokaal of nationaal niveau. Op het vlak van gezondheid en veiligheid moet het slechts aan de orde worden gesteld als wetenschappelijk en medisch bewijs de noodzaak ertoe aantoont, zoals het geval is voor een amendement op de richtlijn biologische agentia uit 2000 om werkenden te beschermen tegen verwondingen door naalden waardoor zij hepatitis of HIV kunnen oplopen. Kan de Commissie ons vertellen wanneer zij dat amendement op de richtlijn biologische agentia aan de orde zal stellen, in overeenstemming met het initiatiefverslag dat was aangenomen door het Europees Parlement?
Adamos Adamou (GUE/NGL). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde ingaan op drie punten van het programma van de Europese Commissie voor de werkgelegenheid. Het eerste punt houdt verband met de intentie van de Commissie om gemeenschappelijke beginselen vast te stellen voor meer soepelheid en zekerheid in de werkgelegenheid. De Commissie tekent hier zelfs bij aan dat deze combinatie als noodzakelijk wordt erkend. Maar door wie? Door de werkgevers natuurlijk, die het kader van de onvervalste markt goedkeuren. Maar dan mag niemand de werknemers inroepen, want het zijn de werknemers te lijden hebben onder de soepele werktijden, onder de overtreding van de werktijd en de soepelheid van de markt.
Het tweede punt betreft het immigratievraagstuk. De Commissie zegt dat er, om aan de toegenomen behoeften van de markt tegemoet te kunnen komen, meer immigranten moeten worden aangetrokken. Dat is nu juist de boodschap waarop de uitbuiters, die goedkope arbeidskrachten invoeren, op zitten te wachten om de binnenlandse arbeidsmarkten open te breken en de lonen omlaag te duwen. Immigranten mogen niet gebruikt worden als breekijzers, maar zijn mensen met gelijke rechten, aan de zijde van de plaatselijke werknemers.
Tot slot mag men niet denken dat - zoals sommigen beweren - de werknemers en burgers kort van verstand zijn en het programma van de Commissie niet begrijpen. Ook hier geldt wat voor de richtlijn inzake de liberalisering van de diensten geldt: de burgers zijn het er gewoon niet mee eens, en niemand mag dat verkeerd interpreteren.
Alessandro Battilocchio (NI). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik voer het woord namens de Nieuwe Italiaanse Socialistische Partij. De mededeling van de Commissie over het concurrentievermogen is een noodzakelijke stap richting de uitvoering van beleidsmaatregelen waarmee de economische prestaties van de Unie op mondiaal niveau en in het kader van de Lissabon-strategie verbeterd moeten worden. Het is belangrijk om, zoals is voorgesteld, een kader te scheppen dat technologische ontwikkeling en innovatie stimuleert, alsook ondersteuning van dat deel van het bedrijfsleven dat door middel van onderzoek en ontwikkeling de concurrentiekracht van de EU in de meer innovatieve sectoren kan vergroten.
Ik sta dan ook achter de voorstellen voor het Fonds voor aanpassing aan de globalisering en de nieuwe generatie cohesieprogramma’s. Ook kan ik mij vinden in de leidraad voor innovatie die commissaris Hübner heeft voorgesteld, waarin de regio’s worden aangemoedigd zich nadrukkelijker te concentreren op ontwikkeling. Naar ik hoop zal deze leidraad onze kleinste en meest kwetsbare ondernemingen voldoende informatie en steun bieden, zodat ze de nieuwe energie en de nieuwe commerciële uitdagingen op het internationale toneel kunnen hanteren. Dat is volgens mij in feite van fundamenteel belang voor de ondersteuning van een cruciale factor in de Europese economie: kleine en middelgrote ondernemingen, met name die in de nijverheid, die van nature minder geneigd zijn tot innovatie en meer kwetsbaar zijn voor de globalisering van de economie.
Hoewel ik het aannemen van goede interne praktijken toejuich, denk ik ook dat het essentieel is dat kleine en middelgrote ondernemingen passend worden beschermd, vooral op het gebied van de internationale handel, in het bijzonder in verband met markten waarin gebruik wordt gemaakt van oneerlijke concurrentie en waar men er vaak geen been in ziet praktijken te hanteren die de rechten van werknemers aantasten en soms zelfs het recht van kinderen om kind te zijn, met voeten treden.
Amalia Sartori (PPE-DE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ook ik zou mij tot de Commissie willen richten met enkele gedachten en suggesties. Aangezien er binnen Europa een verlangen naar Europa bestaat, denk ik dat de antwoorden die de mensen verwachten, de antwoorden van een sterk Europa zijn, een Europa dat in staat is te geven, te leiden en voorstellen te doen. Dit is de voornaamste reden waarom ik van mening ben dat we duidelijker moeten samenvatten wat onze programma’s te bieden hebben. Voorts vind ik dat de Commissie, het Parlement en de Raad zeer goede vooruitgang boeken, gezien het feit dat ze er de afgelopen jaren in geslaagd zijn een reeks richtlijnen en verordeningen op te stellen die tegemoetkomen aan de roep om milieukwaliteit, levenskwaliteit en sterkere integratie.
Niettemin zijn er belangrijke onderdelen van het Europese en internationale beleid die een meer avontuurlijke instelling van ons vragen. In veel van de speeches die vandaag gevoerd zijn, is al naar deze terreinen verwezen: milieu, energie, werkgelegenheid, veiligheid en immigratie. Door al deze onderwerpen loopt een rode draad, namelijk gelijke kansen voor iedereen: voor jongeren die de arbeidsmarkt gaan betreden en wier opleidingsniveau in de verschillende lidstaten te veel verschilt, maar ook gelijke kansen voor vrouwen die er in dit oude Europa zelfs niet op de arbeidsmarkt in geslaagd zijn, de gelijkwaardigheid te bereiken waarop zij recht hebben.
Pervenche Berès (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil u vragen om tegen de heer Barroso te zeggen dat zijn woorden weliswaar getuigen van ambitie maar dat wij verwachten dat zijn woorden ook worden omgezet in daden en dat wij, wanneer wij het vertrouwen van onze medeburgers willen herwinnen, zowel betere wetgeving, wat niet per se minder wetgeving betekent, als datgene nodig hebben wat in het Engels het vermogen "to deliver" wordt genoemd.
Op het gebied van het partnerschap ecologie-energie, dat de Commissie zeer graag ten uitvoer wil leggen en dat het Parlement zeer zeker zal ondersteunen, moeten wij vooruitlopen op de middelen die nodig zijn om dat partnerschap tot stand te brengen, en de middelen daarvoor houden verband met niet alleen ons vermogen op grond van de bevoegdheden die de Grondwet ons naar verluidt zou hebben gegeven, maar ook ons vermogen op grond van de begroting en de belastingwetgeving. De Commissie moet derhalve nu la beginnen te werken aan de herziening van de financiële vooruitzichten, opdat dit begrotingsjaar niet een pas op de plaats inhoudt maar gekenmerkt wordt door een ambitie die recht doet aan datgene wat voor de Europese Unie in de eenentwintigste eeuw op het spel staat.
Van de 21 strategische initiatieven valt er slechts één onder de bevoegdheid van de Commissie economische en monetaire zaken: het idee voor nog een mededeling over de sociale diensten van algemeen belang. Er wordt met geen woord gerept van het voorstel dat u hebt geschrapt uit het werkprogramma van de Commissie, wat het Parlement unaniem heeft veroordeeld. Ik doel op het geschrapte voorstel inzake de mutualiteit. Gelieve de heer Barroso te vragen wat er geworden is van het initiatief op dit gebied. Het Parlement zit te wachten op een voorstel.
Op het gebied van de financiële markten nemen wij deel aan een dialoog tussen de instellingen. Wij hadden enkele nauwkeurige en concrete verzoeken ingediend ten aanzien van microkredieten, alternatieve fondsen en de ratingbedrijven. De voorstellen van de Commissie reppen met geen woord van deze onderwerpen.
Tot slot wil ik u vragen actie te ondernemen op het gebied van de boekhouding, opdat de Europese Unie de ambities waar kan maken die wij ons eigen moeten maken.
Salvador Garriga Polledo (PPE-DE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de vice-voorzitter van de Commissie, geachte commissarissen, geachte heer Almunia, steeds beter wetgeven betekent steeds beter begroten. Er zal geen sprake zijn van nieuwe wetgeving en van nieuwe initiatieven voor volgend jaar als de communautaire instellingen, en met name de Commissie, geen volledige beoordeling maken van de beschikbare financiële middelen en van de manier waarop deze kunnen worden toegekend, overeenkomstig hetgeen de burgers van de Europese Unie willen.
Wat met andere woorden nodig is, en wat de Europese Commissie nodig heeft, is dat de prioriteiten op het gebied van wetgeving overeenkomen met de prioriteiten op het gebied van de begroting. Op dit moment komt het werkprogramma van de Commissie niet overeen met de door het Europees Parlement aangenomen resolutie over de jaarlijkse beleidsstrategie of met de eerste lezing van het Europees Parlement voor 2007.
Ik herinner u eraan dat we er in paragraaf 47 van onze resolutie over de jaarlijkse beleidsstrategie op hebben aangedrongen dat de Europese instellingen uiterlijk in december 2006 een akkoord over dit programma bereiken, opdat dit kan samenvallen met de voltooiing van de begrotingsprocedure 2007.
Ik sluit af met een verwijzing naar de begrotingsbeginselen die het Europees Parlement heeft vastgesteld voor de voorwaarden met betrekking tot het vrijmaken uit de reserve van kredieten voor personeelsposten in de Europese Commissie in 2007. In deze kwestie is het Parlement de bondgenoot van de Commissie, en niet de Raad. Wij vragen vooral om een toezegging in verband met de verbetering van de procedure voor de indiening van het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie aan het Europees Parlement. Die verbetering moet ertoe leiden dat in februari 2007 het wetgevings- en werkprogramma voor dat jaar wordt gepresenteerd, zodat daarin rekening kan worden gehouden met het resultaat van onze stemming in december over de begroting.
U allen, en met name de commissaris voor de begroting, kent de situatie heel goed, en daarom hopen we dat we tijdens de bemiddeling op 21 november een akkoord kunnen bereiken.
Enrique Barón Crespo (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissarissen, de voorzitter van de Commissie, die niet de beleefdheid heeft kunnen opbrengen om dit debat bij te wonen, heeft op verbazingwekkende wijze de correctie van zijn programma gerechtvaardigd door een anonieme filosoof te citeren, een landgenoot van hem, die de waarheid verdedigde. Aangezien er in de Verdragen niets staat over de onfeilbaarheid van de Commissie, denk ik dat het meer op zijn plaats zou zijn om het oude gezegde “Alleen wijze mensen kunnen zichzelf corrigeren” te citeren.
De Commissie heeft zichzelf met het oog op volgend jaar op twee belangrijke punten gecorrigeerd. In de eerste plaats is de voorzitter van de Commissie begonnen om, ik zou niet willen zeggen met passie, maar wel met een zeker enthousiasme over de Europese Grondwet te spreken, wat ik verwelkom. Ten tweede heeft de Commissie immigratie tot een urgent onderwerp verklaard.
Ik wil het echter meer concreet hebben over een onderwerp dat heel belangrijk is en dat dwars ingaat tegen alles waarover we hier spreken en waarover de voorzitter van de Commissie niet heeft gesproken: de noodzaak om de onderhandelingen in het kader van de Doha-ontwikkelingsronde weer te hervatten. Dat is absoluut een cruciaal onderwerp, dat op heel directe manier van invloed is op het Europese beleid ten aanzien van de globalisering, en waarover met geen woord is gesproken.
Gaan we de lijn volgen die commissaris Mandelson heeft voorgesteld? Gaan we meer prioriteit geven aan het bilaterale dan aan het multilaterale? Hoe gaan we dit coördineren met het milieubeleid en het mensenrechtenbeleid?
Het lijkt mij dat dit iets is waar de Commissie aan moet denken, maar ze heeft er vandaag niets over gezegd.
José Javier Pomés Ruiz (PPE-DE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik mis hier ook de Raad. De Raad is steeds vaker afwezig bij de debatten in dit Parlement en ik denk dat het goed is om eraan te herinneren dat de Raad hier aanwezig zou moeten zijn om nota te nemen van wat er wordt gezegd.
De Raad was vanochtend ook al niet bij de presentatie van het verslag van de Europese Rekenkamer. Hoewel de heer Weber, de president van de Europese Rekenkamer, een bijeenkomst heeft gehad met de Ecofin-Raad, wordt het politieke debat tussen de vertegenwoordigers van de burgers gevoerd in dit Parlement. Daarom keur ik de afwezigheid van het Finse voorzitterschap af.
Vanochtend hebben we het verslag van het Britse Hogerhuis gelezen, waarin ons een lesje wordt geleerd: we doen het slecht, we controleren onze uitgaven niet. En ook is het verslag van de Europese Rekenkamer weer uitgekomen, een verslag dat sinds ik lid ben geworden van het Parlement, in 1994, altijd negatief is geweest. Al twaalf jaar lang wordt er in het verslag gezegd dat de Commissie en de Raad hun best doen, maar geen voldoende halen.
Zoals Françoise Grossetête heeft gezegd, is het programma van de Commissie een politiek programma, en daarom denk ik dat de Commissie er goed aan doet om de lat hoog te leggen, maar ze doet maar weinig om de controle op de uitgaven te verbeteren.
Ik wil de Commissie die hier aanwezig is - ik betreur het dat onderondervoorzitter van de Commissie begrotingscontrole er niet is en ik stel de belangstelling van de heer Joaquín Almunia zeer op prijs - erop wijzen dat als wij het geld niet goed besteden, de Raad de begroting nog verder zal uitkleden en we geen communautair beleid meer over zullen houden.
Als u in uw werkprogramma niets zegt over de controle op het geld van de Europese burgers, wat zal er dan uiteindelijk gebeuren? Dan zullen we zelfs onder de drempel van 1 procent duiken. Het jaar daarop zullen we 0,9 procent van de begroting krijgen en dan hebben we geen communautair beleid meer.
Alstublieft, zet uw schouders eronder. Zegt u dat we het geld goed willen besteden, beter dan de lidstaten, dat we de lidstaten willen dwingen om te verklaren dat ze akkoord gaan met de manier waarop het geld besteed moet worden. De burgers moeten weten dat als het geld slecht besteed wordt, dat niet alleen de schuld van de Commissie is, maar ook van de lidstaten, van de functionarissen.
Laten we onze schouders eronder zetten, laten we niet alleen ons best doen voor transparantie, maar ook voor een goede besteding van het geld.
Evelyne Gebhardt (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, allereerst zou ik net als de voorzitter van mijn fractie, Martin Schulz, nader in willen gaan op iets wat de heer Barroso heeft gezegd, en wel: “Zonder solidariteit kan de interne markt niet tot stand worden gebracht”. Hij heeft absoluut gelijk! Dat staat ook in het werkprogramma, waarin de Europese Commissie het volgende belooft, en ik citeer: “… de tenuitvoerlegging van een actieve beleidsagenda die afgestemd is op de verwachtingen en behoeften van de burgers.” Dat is absoluut juist!
Het is echter niet genoeg om het telkens weer te zeggen. We moeten ook de daad bij het woord voegen. Volgens mij ontbreken er bepaalde maatregelen die voor de interne markt heel belangrijk zijn. Daarbij denk ik primair aan consumentenbescherming. Het woord consumentenbescherming verschijnt helemaal niet, terwijl u daar toch nu een portefeuille voor een nieuwe commissaris van wilt maken. Wilt u daar misschien dus nog eens over nadenken? Wilt u ervoor zorgen dat de consumentenbescherming daadwerkelijk een hoofdpunt van uw beleid wordt? Dat zouden de burgers namelijk waarderen.
Een ander punt dat volgens mij ontbreekt zijn maatregelen om het beleid in Europa te harmoniseren. Ik denk daarbij aan een gemeenschappelijk beleid van de lidstaten, aan het openen van de grenzen, bijvoorbeeld op de markt voor diensten. Daaraan zou nog veel meer aandacht moeten worden gegeven. Ook daar is nog heel wat werk aan de winkel!
Een laatste punt: het belangrijkste principe is het primaat van de politiek. U heeft het voortdurend over effectbeoordeling, maar wat voor effectbeoordeling moet er plaatsvinden? Bij de effectbeoordeling moet ook rekening worden gehouden met het sociale leven en het gender-beleid.
- Cohesie - Behoud van de natuurlijke hulpbronnen
Konstantinos Hatzidakis, namens de PPE-DE-Fractie. - (EL) Mevrouw de Voorzitter, alle sprekers hebben de neiging om hun thema als het allerbelangrijkste te beschouwen in dit debat. Wij hebben het hier over het werkprogramma van de Europese Commissie en daarom wil ik - en ik ga het nu hebben over de regionale ontwikkeling - duidelijk maken dat wij volgend jaar niet zulke belangrijke dingen te bespreken hebben.
Wij hebben dit jaar de wetgeving aangenomen. De grote uitdaging voor de Europese Commissie is nu ervoor te zorgen dat deze wetgeving ook correct wordt uitgevoerd. Wij moeten tijdig beginnen met de toepassing van de programma’s, om de middelen daadwerkelijk uit te kunnen geven, maar vooral ook om het geld van de Europese belastingbetalers te kunnen gebruiken voor de economische en sociale samenhang. Dat vergt een grote inspanning en het Parlement wil daar actief bij betrokken worden. Die inspanning moeten wij samen met de lidstaten en de regio’s leveren. Wij zullen dus present zijn en controle uitoefenen op de activiteiten van de Europese Commissie. In dit kader speelt, zoals duidelijk zal zijn, ook het vierde cohesieverslag dat de Europese Commissie zal indienen een belangrijke rol, en wij kijken daar naar uit.
Op zuiver wetgevingsgebied zijn wij geconfronteerd met het vraagstuk van het solidariteitsfonds. Met dat fonds moeten de problemen worden gedekt die veroorzaakt worden door natuurrampen en technische rampen. Daarvoor hebben wij de eerste lezing afgesloten, maar de Raad laat op ongerechtvaardigde wijze op zich wachten. De oude verordening is achterhaald en de Europese Unie moet haar solidariteit betuigen met de getroffen gebieden, met name als het gaat om grote rampen, omdat zij op die manier dichter bij de burger kan komen. De Commissie moet derhalve solidair zijn met het Parlement. Wij moeten samen druk uitoefenen op de Raad, die om ons onbekende redenen - misschien zijn hier de ministers van Financiën bevoegd en willen die niet meer geld geven - de noodzaak van vorderingen niet inziet. Wij wachten dus op tastbare bewijzen van de Commissie.
Riitta Myller, namens de PSE-Fractie. - (FI) Mevrouw de Voorzitter, de communautaire regelgeving moet gebaseerd zijn op een analyse van waar wij ons bevinden, welke maatregelen effectief zijn geweest en welke nieuwe maatregelen er nodig zijn om de gemeenschappelijk afgesproken doelstellingen te bereiken. Deze benadering is van levensbelang in het milieubeleid, want wij moeten ons kunnen richten op de zaken die sneller actie vereisen dan andere.
De Europese Commissie had beloofd dit jaar een voorstel voor herziening van het zesde milieuactieprogramma te doen. Dit hebben wij echter nog niet gekregen. Het is ook niet opgenomen in het actieprogramma voor volgend jaar. Het zou echter een concreet instrument zijn om specifiek te kunnen beoordelen waar we zijn en wat wij in de toekomst moeten doen.
De Commissie zegt dat zij van plan is volgend jaar het actieprogramma inzake milieutechnologieën te bestuderen. Dat is een goede zaak. Afgezien van ontwikkelingen in de energietechnologie zijn er echter ook andere dingen nodig. Een van de uitdagingen waar wij voor staan, betreft de wetgeving voor chemicaliën. Schadelijke chemicaliën moeten door nieuwe, veilige chemicaliën worden vervangen en daarvoor is technologie noodzakelijk. Wij hebben technologie nodig om problemen met betrekking tot de luchtkwaliteit op te lossen. Wij hebben nieuwe technologie nodig voor materiaalefficiëntie, en op die manier kunnen wij ook onze belofte van een beter concurrentievermogen inlossen.
(Applaus)
Jean Marie Beaupuy, namens de ALDE-Fractie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, dames en heren, er is een tijd voor woorden en er is een tijd voor daden. Ik vind dat velen sprekers van vanmiddag, met de verschillende onderwerpen die zij naar voren hebben gebracht, duidelijk hebben gemaakt dat de Europese Commissie werkelijk tot daden moet overgaan.
Wij willen meer innovatie, meer veiligheid, meer solidariteit en meer concurrentievermogen, en ik stel met leedwezen vast dat in de tekst die de Commissie aan ons voorlegt, slechts enkele regels worden gewijd aan datgene wat zonder twijfel de belangrijkste post op de begroting van de Europese Unie is: de structuurfondsen, waarvoor in de financiële vooruitzichten 2007-2013 308 miljard euro is uitgetrokken. Als wij echter samen met de lidstaten en de belanghebbenden onszelf en onze medeburgers concrete antwoorden willen geven, moeten wij adequaat gebruik maken van de middelen waarin de financiële maatregelen van de structuurfondsen voorzien, en die bedragen - ik herhaal - 308 miljard euro.
Wat is dan het probleem voor 2007? Zullen wij met de miljarden waarover wij beschikken, onze medeburgers concrete antwoorden kunnen geven in het kader van de voorschriften die wij in juli in dit Parlement hebben aangenomen? Of wordt het 31 december 2007, zonder dat we veel vooruitgang hebben geboekt, omdat we zijn vastgelopen in de administratieve doolhof en zijn gestuit op een groot aantal uiteenlopende problemen? Ik heb samen met mijn collega’s van de Commissie regionale ontwikkeling met mevrouw Hübner over deze onderwerpen gesproken. Wij betreuren dat het vandaag ingediend document van de Commissie nauwelijks aandacht besteedt aan de wijze waarop de Commissie haar doelstellingen wil bereiken.
Wij willen dat in het kader van deze doelstellingen met name rekening wordt gehouden met de omstandigheden in de nieuwe lidstaten die geld ontvangen maar ook in staat moeten zijn om dat geld goed te besteden. Wij hebben voorstellen gedaan, zoals mevrouw Hübner weet, en wij zitten nu te wachten op concrete antwoorden om deze landen te helpen dit geld adequaat te besteden.
Er is nog een punt dat ik als voorzitter van de Urban Housing Intergroup natuurlijk niet mag vergeten: hoe kunnen dorpen en steden daadwerkelijk de rol van locomotief vervullen in een Europa dat competitiever en innovatiever moet worden? Ook ten aanzien van dit punt zitten wij te wachten op meer actie van de Commissie.
Tot slot wil ik namens mijn collega Davies, die niet hier aanwezig kan zijn omdat hij een andere vergadering bijwoont, tegen de commissarissen zeggen dat de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa gedeeltelijk tevreden is over de voorstellen ten aanzien van het milieu, maar dat wij net als bij het vorige punt ten aanzien van de structuurfondsen tenuitvoerlegging - daden - verwachten.
Kortom, commissarissen, wij hebben niets aan te merken op uw communicatieve vaardigheden, maar wij verwachten nu concrete daden.
Elisabeth Schroedter, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissarissen, beste collega's, net als vorig jaar zet de Commissie het beleid dat zulk een diepe kloof heeft veroorzaakt in de Europese samenleving, gewoon verder. Zijn we niet genoeg gewaarschuwd door de rellen in de voorsteden van Parijs? Na die rellen kunnen we in Europa toch geen beleid voeren dat een deel van de maatschappij afschrijft? Hoe is het mogelijk dat de Commissie na al deze ervaringen de sociale kwesties in het nieuwe werkprogramma los wil koppelen van de groeistrategie? Waarom stapt de Commissie af van de totnogtoe bestaande consensus, dat het beleid ter bevordering van de sociale integratie een onderdeel is van de Lissabon-strategie en aldus een uitdrukking van sociale cohesie?
Mag in de toekomst niet iedereen meer deelnemen aan het economische succes en de welvaart in Europa, ongeacht woonplaats en sociale positie? Onze fractie kan dat niet aanvaarden. We aanvaarden niet dat de welvaartsstrategie bepaalde mensen, zoals in de banlieues van Parijs, niet bereikt. Een beleid dat de sociale kloof verdiept, zal ons namelijk allemaal duur komen te staan.
Helaas wordt deze tendens gewoon verder gezet in het werkprogramma. Naast de eenzijdige Lissabon-strategie dient dan ook nog de Göteborg-strategie losgekoppeld te worden. Economische groei krijgt voorrang op duurzame ontwikkeling. Dit is een volledig achterhaald beleid. Het betekent uitverkoop van onze natuurlijke hulpbronnen en vernietiging van de plattelandsgebieden. Op deze manier wordt ook een einde gemaakt aan de band tussen economische, sociale en milieudoelstellingen.
Hoe motiveert de Commissie het feit dat zij in de structuurfondsen via earmarkingslijsten middelen wegneemt bij territoriale cohesie en duurzame ontwikkeling van alle regio’s en enkel nog een beleid voert voor welvarende steden en succesvolle economische centra, en tegelijkertijd vele gebieden in Europa, en de jongeren in de banlieues en meer algemeen in de plattelandsgebieden, geen vergelijkbare betekenis doet toekomen?
Dit mag niet! Duurzame ontwikkeling moet weer een centraal thema worden binnen de Europese politiek.
John Bowis (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, namens de Commissie milieubeheer bedank ik onze commissarissen voor het werk dat wij met hen verrichten. Dat werk is vaak constructief, vaak onderwerp van diepe overpeinzingen en gaat vaak gepaard met - naar ik hoop - opbouwende kritiek. Wij zien uit naar hun activiteiten in het komend jaar, maar misschien wil ik eerst en vooral weten wat ze eigenlijk níet gaan doen. Het zou namelijk nuttig zijn wederom kennis te nemen van een nieuwe lijst met stappen die ze niet van plan zijn te ondernemen. Wij hebben daar een eerste portie van gekregen in het kader van de Lissabon-agenda. Wij zouden nu graag meer willen weten over waar de Commissie terugkrabbelt, om zich te kunnen richten op werkelijke belangrijke zaken.
In verband hiermee, en in het kader van ‘beter wetgeven’, zien wij uit naar de ontwikkeling van effectbeoordelingen op het gebied van milieu en gezondheid. Wij hopen echt dat deze een element van onafhankelijkheid zal bevatten. Ik stel voor een panel van onafhankelijke deskundigen op te richten in plaats van een nieuw bureau of agentschap. We hebben mensen nodig waar we een beroep op kunnen doen bij het verzekeren van doelmatige effectbeoordelingen. Daarnaast moeten we verzekeren dat de bureaus waar wij verantwoordelijk voor zijn, efficiënt en effectief zijn. Een aantal bureaus op het gebied van gezondheid, geneesmiddelen en voedselveiligheid verdient ondersteuning. Het gaat voornamelijk om nieuwe instellingen die goed werk verrichten. Ik ben voor prioriteitenstelling tussen de bureaus en voor steunverlening aan de bureaus waar wij verantwoordelijk voor zijn. Ook willen we dat er naar behoren wordt gehandhaafd. We moeten wellicht minder doen dan voorheen, maar datgene wat we doen moeten wij beter doen.
In onze commissie buigen wij ons over het werk in de gezondheidssector. Wij hebben vastgesteld dat welvaart en welzijn geen onderling uitwisselbare begrippen zijn. Een gezonde economische groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid zijn afhankelijk van gezonde mensen en een gezonde leefomgeving. We willen dat er meer werk wordt gemaakt van gezondheidsbevordering en van samenwerking tussen gezondheidsdiensten. Ook willen we dat er meer aandacht komt voor mobiliteit en veiligheid van patiënten, voor nieuwe terreinen op het vlak van de geestelijke gezondheid en voor permanente aandachtsgebieden zoals grieppreventie.
Het milieu is onlosmakelijk verbonden met groei en werkgelegenheid. Eco-innovatie is een belangrijk wapen in de strijd tegen de opwarming van de aarde. Ik roep de Commissie met klem op om het voortouw te nemen in het proces na Kyoto, initiatieven te stimuleren buiten de Europese Unie en het concept van 'groene diplomatie' tot ontwikkeling te brengen.
Ik heb onlangs een bezoek afgelegd aan de Gaza-strook en geconstateerd dat de ziekenhuizen ernstige schade hebben opgelopen. Daarom dringen wij er met klem op aan dat - nu er nieuwe kansen gloren door de benoeming van de nieuwe premier van de Palestijnse Autoriteit - de Europese Unie met deze Autoriteit nauw gaat samenwerken en dat Israël zijn optreden in Gaza staakt en zich uitspreekt voor daadwerkelijke verzoening en vrede.
Catherine Guy-Quint (PSE). - (FR) Het wetgevingsprogramma dat vandaag ter tafel ligt, is niet meer dan een rustige verlenging van de programma’s uit vorige jaren. Desalniettemin valt mij op dat de Commissie met geen woord rept van de twee grote hervormingen waaraan zij thans werkt, namelijk de herziening van de financiële vooruitzichten en de tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dit zijn politiek gezien zeer heikele onderwerpen, die wij echter niet zomaar kunnen negeren. Het feit dat de debatten over de Grondwet, de begroting en de landbouw allemaal in 2007 plaatsvinden, betekent dat de instellingen zich goed moeten voorbereiden.
Wat betreft de door de Commissie aangekondigde vermindering van de administratieve kosten, hieraan ligt over het algemeen een zeer simplistische en vrekkige kijk op het Europese beleid ten grondslag - een kortetermijnvisie waaronder onze politieke prioriteiten zullen lijden. Wij zouden ons veeleer moeten afvragen of de middelen van de Commissie, met name voor personeel, toereikend zijn voor de tenuitvoerlegging van het beleid dat wij willen bevorderen.
De oplossingen die de Commissie in haar agenda voor de burgers aandraagt, zijn gebaseerd op de idee van een pro-actief politiek programma dat gericht is op de behoeften en de verwachtingen van de Europeanen. Jammer genoeg kan ik in dit document nu echter geen enkel specifiek of nieuw voorstel vinden om de doelstellingen van dit programma te bereiken. Hetzelfde geldt voor de Strategie van Lissabon, die naar verluidt nieuw leven is ingeblazen. Ik deel uw optimisme niet. Wij mogen per slot van rekening niet vergeten dat de vastgestelde algemene begroting in de praktijk elk jaar weer in tegenspraak is met het document dat u vandaag aan ons voorlegt, en de politieke wil vertekent die ons Parlement aan de dag legt en in zijn stemmingen tot uiting brengt. Bevat dit document thans uiteindelijk niet slechts woorden en vrome wensen?
Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, commissarissen, ons concurrentievermogen en onze welvaart hangen af van ons vermogen om ons duurzaam te ontwikkelen. Onderzoek en innovatie zijn daarvoor van essentieel belang. Belangrijk zijn bijvoorbeeld nieuwe technologieën met betrekking tot energie-efficiëntie, zoals waterstof, fusie, led-licht, zonne-energie en windenergie. Het energieverbruik in Europa neemt toe, terwijl het juist zou moeten afnemen. Wij kunnen zo niet doorgaan. De hoge energieprijs treft de armsten. Naar mijn mening moet de Commissie een sociaal programma voor energievoorziening opstellen voor onze armste burgers.
Men zegt dat er zonder solidariteit geen Europese Unie is. Ik stel voor om een solidariteitsbarometer voor de hele Europese Unie in gebruik te nemen. Eurostat en de Commissie moeten naast opiniepeilingen en procedures voor inbreuk op de interne markt een bredere vergelijkende beoordeling van de lidstaten publiceren. Wij moeten openlijk, eenvoudig en in vergelijkbare vorm te weten komen in welke mate de landen zich aan hun beloften houden, met andere woorden hoe solidair wij met elkaar zijn. Opportunisten moeten worden gestraft. Is de publicatie van een solidariteitsbarometer goed en noodzakelijk? Wat denkt de vice-voorzitter van de Commissie, mevrouw Wallström, hiervan? Het kan de burgers in ieder geval beter helpen begrijpen wat er aan de hand is. Het is belangrijk dat wij het kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, net als bepaalde andere programma's, erdoor krijgen.
(Applaus)
Carmen Fraga Estévez (PPE-DE). - (ES) Mevrouw de voorzitter, ik wil erop wijzen dat het toch wel heel vreemd is dat er geen concrete wetsvoorstellen zijn voor een gemeenschappelijk beleid als het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dat in het document van de Commissie een nogal horizontale visie op de prioriteiten wordt gegeven, kan niet als excuus dienen voor het gebrek aan betrokkenheid bij een beleid dat zich bovendien zowel intern als internationaal in een cruciale fase bevindt.
Het visserijbeheer zal de gevolgen ondervinden - en ondervindt die nu al - van allerlei beleid, maatregelen en programma’s die voortvloeien uit diverse verplichtingen die de Europese Unie is aangegaan in het kader van onder andere het zeerecht, de top van Johannesburg, duurzame ontwikkeling, milieustrategieën, klimaatverandering en biodiversiteit. In deze context wordt de algemene houding van de Commissie tegenover het visserijbeleid gekenmerkt door een verrassend gebrek aan wetgevende activiteit, een gebrek aan politieke stuwkracht en door de afwezigheid van ambities en betrokkenheid bij deze uitdagingen.
De wetgevende activiteit op het gebied van de visserij beperkt zich steeds meer tot het routinematig afhandelen van de dagelijkse kleine veranderingen, waarbij de grote problemen - als er al iets mee gebeurt - worden afgedaan met mededelingen die geen enkel juridisch gevolg hebben, zoals bij het teruggooien van vis, of die met enorme vertraging bij ons aankomen, zoals is gebeurd met de eco-etiketten, of het risico lopen om ergens in een lade te verdwijnen, zoals het voorstel over de Middellandse Zee.
De indruk wordt gewekt dat het visserijbeleid, met het oog op de grote uitdagingen die ik heb genoemd, op een zo laag mogelijk pitje is gezet en voornamelijk wordt bepaald wordt door de prioriteiten van andere beleidsterreinen, en dat voorbij wordt gegaan aan wat de visserijsector zelf te vertellen heeft.
Mevrouw de Voorzitter, concreet willen wij de Commissie vragen om op zeer korte termijn met strenge en gecoördineerde wetsvoorstellen te komen voor een kwestie die nog steeds niet goed geregeld is en de hoogste spoed vereist, namelijk de illegale, niet aangegeven en niet gereglementeerde visserij.
- Binnenlandse zaken
Martine Roure, namens de PSE-Fractie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, Europa heeft tot nu toe uitsluitend maatregelen opgesteld ter bestrijding van illegale immigratie. Het heeft geprobeerd het beeld op te bouwen van een “fort Europa”. De Commissie wil twee essentiële voorstellen doen voor immigratie van arbeidskrachten en immigratie van hoog geschoolde werknemers.
Wij zijn faliekant tegen niet aangemelde, uitgebuite werknemers. Wij moeten derhalve ook zoeken naar middelen om werkzoekende mensen de gelegenheid te bieden legaal te immigreren. Hierbij zal het Europees Parlement enkel geraadpleegd worden, maar wij willen toezeggingen. Wij willen hierbij namelijk volledig betrokken worden en onze mening kunnen geven in de discussies over deze twee essentiële richtlijnen.
Wij juichen tevens uw voorstel toe om minimumstraffen in te voeren tegen werkgevers die immigranten uitbuiten door hen zwart te laten werken.
Mijn fractie heeft onlangs de Italiaanse regio Apullië bezocht, waar honderden immigranten op landbouwbedrijven tot slaven zijn gemaakt. Wij weten allen dat dit niet uitsluitend een Italiaans probleem is: het knechten van duizenden mensen is in de gehele Europese Unie een probleem. Wij vragen derhalve om gemeenschappelijke bepalingen ter bescherming van de rechten van immigranten op het werk, om uniforme straffen tegen zwart werk en om ondersteuning voor werkgevers die hun werknemers legaliseren. Dank u wel.
Sophia in ’t Veld, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, twee jaar geleden kreeg de Commissie van de heer Barroso groen licht van het Europees Parlement, maar pas nadat hij plechtig beloofd had de grondrechten tot topprioriteit te zullen uitroepen. Het lijkt er echter op dat de heer Barroso - die helaas niet meer hier is - zijn belofte de volgende dag alweer was vergeten, want de grondrechten zijn geheel verdwenen uit de strategische doelstellingen. In dit opzicht ontbreekt het het werkprogramma voor 2007 aan visie, ambitie en moed, een zeer cynisch gegeven in het jaar van gelijke kansen. Beter wetgeven is goed, maar in feite moeten we meer actie ondernemen met betrekking tot de grondrechten, niet minder.
Het Parlement heeft herhaaldelijk verzocht om een horizontale richtlijn die alle vormen van discriminatie verbiedt. We hebben opgeroepen tot dringende actie tegen discriminatie van homoseksuelen en homofobie. Hierover is niets te vinden in het werkprogramma. Waarom hebben de mensenrechten geen centrale plaats in het buitenlands beleid van de Europese Unie?
Veiligheid is zeker een prioriteit, maar het mag niet ten koste gaan van democratie en burgerlijke vrijheden. Er worden maatregelen genomen met deals in achterkamertjes, die niet onder parlementair controle staan of door de rechter worden getoetst. Deze maatregelen zijn buiten alle proporties en niet effectief, en de burgers staan in toenemende mate machteloos tegenover misbruik door en fouten van de autoriteiten. Waar zijn de voorstellen van de Commissie waarmee deze kwestie moet worden aangepakt en het evenwicht moet worden hersteld?
Wat ten slotte de democratie en de transparantie betreft, heeft de Commissie op een informele ministerbijeenkomst voorstellen naar voren gebracht voor een Europees PNR-beleid en ‘positive profiling’. Waarom komen deze voorstellen dan niet voor in dit officiële document? En waarom doet de Commissie met de Raad mee als het gaat om informele bijeenkomsten over het veiligheidsbeleid, zoals die van 16 augustus of die met de Verenigde Staten van vorige week?
Ik zou deze vragen graag beantwoord zien.
Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALE-Fractie. - Voorzitter, mijn betoog sluit eigenlijk prima aan op hetgeen Sophia in 't Veld zei. Misschien, Voorzitter, herinnert u zich nog de spannende plenaire debatten bij de benoeming van deze Commissie. In zijn speech waarin voorzitter Barroso het vertrouwen van dit Parlement vroeg voor zijn ploeg, refereerde hij immers aan de veelbesproken kandidatuur van de heer Buttiglione en hij zei - ik heb hier zijn speech:
(EN)“Uit dit ongelukkige incident is echter één goed gegeven voortgekomen: het heeft benadrukt hoeveel belang we hechten aan het feit dat de Europese Unie resolute politieke actie onderneemt in de strijd tegen alle vormen van discriminatie. Voor deze Commissie zullen burgerrechten en een benadering van antidiscriminatie de hoogste prioriteit hebben.”
Er zou a group of Commissioners komen die zich ging toeleggen op coherente actie tegen discriminatie en ik wil graag weten hoe vaak deze groep vergadert, wat er dan op de agenda staat en wat er eigenlijk uit is gekomen. Waarom heeft u nog geen voorstel gedaan, zoals hier ook eerder werd gezegd, om het toepassingsgebied van de richtlijn voor gelijke behandeling ongeacht seksuele geaardheid, godsdienst of overtuiging, leeftijd of handicap op te trekken naar het niveau van de zogenoemde rassenrichtlijn. Want die laatste dekt niet alleen de arbeidsmarkt, maar ook het aanbieden van goederen en diensten.
Want, voorzitter, kunt u mij misschien uitleggen waarom volgens Europese richtlijnen een zwarte heteroseksuele man niet gediscrimineerd mag worden bij het aanvragen van een lening bij een bank of bij het huren van een huis, maar een homoseksuele man de facto wel mag worden gediscrimineerd? Commissaris Frattini heeft op 16 januari gezegd dat hij die aanpassing wel zou willen, maar dat de Commissie het toch niet voorstelt omdat het de vereiste unanimiteit in de Raad niet gaat halen.
Nu, Voorzitter, dat is geen leiderschap. Gaat de Commissie voortaan alleen maar voorstellen maken als de Raad al akkoord is? Dat lijkt mij een rare volgorde. Laten we bovendien gebruik maken van de toegenomen openbaarheid bij de Raad van Ministers. Laten lidstaten er maar voor uitkomen dat ze tegen gelijke behandeling zijn. Laat daarover maar een grensoverschrijdend publiek debat ontstaan, want ik ben benieuwd of commissaris Wallström ook niet vindt dat Europa pas dan dichter bij de burger komt.
2007 is het jaar van de gelijke kansen en het lijkt mij dus dat we geen tijd te verliezen hebben. De Commissie heeft nog niet veel gedaan op dit gebied en daarom heb ik het leven van de Europese Commissie wat makkelijker willen maken. Ik heb alvast een voorstel voor een nieuwe richtlijn voor u op papier gezet. Er zijn dan geen excuses meer. Het is nu aan de heer Frattini om de mooie woorden van commissaris Barroso uit oktober 2004 waar te maken en ik zal dan nu ook het voorstel voor een richtlijn aan de Commissie gaan overhandigen.
Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik stel vast dat de strategie van de Commissie is gewijzigd: vroeger kregen we zulke degelijke voorstellen voorgelegd, maar nu zelfs die niet meer. De toespraak van voorzitter Barroso stemt ons zeer ongerust. Wat de prioriteiten van de Commissie voor 2007 betreft, ontbreekt het de Commissie volgens ons in feite aan elan om ervoor te zorgen dat er een praktisch gemeenschappelijk immigratiebeleid op touw wordt gezet. Het simpelweg erkennen dat we veiligheid en solidariteit met elkaar moeten combineren lijkt me nou niet echt een bruikbaar wetgevingsbeginsel voor 2007. Het komt over als een enigszins loze stelling, zonder werkelijke betekenis, die niet bijdraagt tot een echt immigratiebeleid, een beleid dat economische immigratie waarborgt en waarin afstand wordt genomen van de huidige prohibitionistische aanpak, die ertoe leidt dat steeds meer mensen de dood vinden in de Middellandse Zee of de Atlantische Oceaan en die steeds meer migranten aanmoedigt ons grondgebied illegaal te betreden en hier illegaal te blijven.
Ik vind dat de Commissie een werkelijke impuls moet geven door een beleid van legale binnenkomst op ons grondgebied voor te stellen. Het volstaat in mijn ogen niet om te verklaren dat veiligheid een prioriteit is, al zou dit heel goed waar kunnen zijn: we moeten het ook eens worden over wat veiligheid betekent. Mijns inziens moeten Europeanen er gerust op kunnen zijn dat er geen illegale CIA-vluchten meer zullen plaatsvinden in Europa, dat Europese burgers en asielzoekers niet langer zullen worden ontvoerd en dat er een einde wordt gemaakt aan het stelselmatig controleren van Europeanen - en daarmee doel ik op SWIFT, op persoonsgegevens van passagiers en op het bewaren van gegevens.
Ik stel mij dan ook op het standpunt dat Europeanen, als er over veiligheid gedebatteerd wordt, in de allereerste plaats de verzekering moeten krijgen dat hun rechten geëerbiedigd worden. Het lijkt mij niet dat de inspanningen van de Commissie in die richting gaan.
Michael Henry Nattrass, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, als ik het programma van de Commissie voor 2007 zo bekijk, ben ik getroffen door niet alleen de nieuwe terreinen waarop de Europese Unie mijn land en de voormalige EU-slaven en -eunuchen die daar aan het roer staan, nog meer macht wil ontnemen, maar ook door de vluchtige vermelding van de term ‘Constitutioneel Verdrag’. Staat u me toe op te merken dat de verborgen agenda en het programma voor 2007 na een kleine bloedtransfusie een opstanding zullen bewerkstelligen van de Grondwet, die gedode vampier. De burgers van de landen die de Grondwet verwierpen, zal verteld worden dat ze opnieuw moeten stemmen, omdat ze niet begrepen dat het verplicht was.
De Commissie hoopt de hoofdzaak te verdoezelen, namelijk haar zoektocht naar een rechtspersoonlijkheid of Europese soevereiniteit. Ieder jaar weer neemt de Europese Unie echter meer en meer bevoegdheden van de zelfstandige naties af.
Ik maak bezwaar tegen de gedachte dat Britse burgers verondersteld worden deze hele machtsdiefstal goed te keuren, zonder dat zij over het onderwerp mogen stemmen. Ik noem ook een voorstel van de Raad om de samenwerking tussen politie en veiligheidsdiensten in Europa te verbeteren. Daarin wordt onder meer voorgesteld om informatie op Europees niveau uit te wisselen, onder andere met Europol. Deze kwestie is al eerder in twijfel getrokken en men heeft zich ertegen verzet. Het is een inbreuk op de rechten van de Britse burgers, van wie een aantal al een Europees strafblad heeft vanwege vliegtuigspotten. Mijn landgenoten willen een eerlijk antwoord op de vraag wat de Europese Unie wel niet denkt dat zij is en wat er met het handelsconcept gebeurd is.
Bert Doorn (PPE-DE). - Voorzitter, ik wil beginnen met de Commissie geluk te wensen met haar voornemen om de administratieve lasten met 25 procent terug te brengen. Dat is een heel belangrijk voornemen en ik raad u aan dit zo concreet mogelijk te doen.
In Nederland hebben wij inmiddels ook een verlaging van 25 procent tot stand kunnen brengen, maar de communicatie met ondernemingen en burgers heeft ertoe geleid dat men nog steeds klaagt over veel te veel bureaucratie. De burger en de ondernemingen merkten er nog niet zoveel van omdat de reductie met name op macroniveau heeft plaatsgevonden. Maar op microniveau blijft de bureaucratie voortduren. Ik zou me, Voorzitter, een heel simpele methode om te vereenvoudigen kunnen voorstellen. Breng bijvoorbeeld op het terrein van de overheidsaanbestedingen de ondergrens naar boven.
Ik woon in een dorp waar 25 000 mensen wonen. Er wordt een nieuw zwembad gebouwd dat moet worden aanbesteed volgens de Europese regels met de hele bureaucratie daaromheen. Is dat nou echt nodig of kunnen we die ondergrens niet een stukje naar boven brengen zodat het tot de werkelijk belangrijke projecten beperkt wordt, waar echte internationale concurrentie nodig is?
Voorzitter, de effectbeoordeling. We hebben als Europees parlement al herhaaldelijk gezegd dat wij een effectbeoordeling in den brede willen. Dat betekent: op nieuwe regelgeving, op comitologie die gevolgen heeft voor burgers en bedrijven, en op soft law. Steeds meer zaken worden immers via soft law geregeld en ook daar kunnen administratieve lasten ontstaan.
In de tweede plaats hebben wij herhaaldelijk gezegd dat wij een onafhankelijke controle op de kwaliteit van die effectbeoordeling willen. Tot nu toe hebben we van de Commissie op dit terrein veel gezien, maar dat was onbevredigend. We willen die onafhankelijke controle, omdat daarmee ook meer transparantie kan worden verkregen. Wanneer dat bij de Commissie onder voorzitterschap van de heer Barroso wordt ondergebracht, dan is dat natuurlijk een stap in de goede richting. Omdat het daar aan transparantie ontbreekt, vrees ik echter dat we toch een bureaucratische loopgravenoorlog krijgen tussen de dienst die onder de heer Barroso ressorteert en de diensten van de Commissie die de effectbeoordeling moeten maken.
Maria Berger (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben zo vrij geweest een kort statistisch overzicht te maken van het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie. Ik heb 57 niet-wetgevende teksten geteld en slechts 37 wetteksten. Er is dus een duidelijk overwicht van niet-wetgevende teksten. Dat lijkt een tendens te bevestigen die we de voorbije tijd duidelijk konden waarnemen. De Commissie kiest steeds vaker voor niet-wetgevende teksten, groenboeken, witboeken, mededelingen, enz. Op die manier wordt de echte wetgever gedeeltelijk ontweken.
Ik begrijp dat soft law-instrumenten op het eerste gezicht beter lijken te passen in het kader van better regulation. Anderzijds moeten we echter vaststellen dat deze instrumenten niet bindend genoeg zijn om opgelegd te kunnen worden, en dat ze uiteindelijk voor ontgoocheling zullen zorgen bij de burger en de bedrijven.
Ik zou vanuit mijn werkterrein ook een aantal concrete zaken willen noemen die ik niet terugvind in het wetgevings- en werkprogramma. Ik doel hiermee op de initiatieven die de Commissie op andere terreinen neemt maar die ik hier niet terugvind, zoals de harmonisatie van de wetgeving inzake consumentenbescherming, de duur van de bescherming door het auteursrecht, verdere ontwikkelingen in de octrooiwetgeving en het toepassen van de EU-wetgeving in de sport. Er is nu een nieuw arrest gewezen door het Hof van Justitie waarmee de situatie ingrijpend wordt veranderd en voor meer rechtsonzekerheid op dit terrein wordt gezorgd.
In het kader van het eerste pakket ingetrokken initiatieven is ook een einde gemaakt aan het statuut voor onderlinge vennootschappen en het statuut voor een Europees verenigingenrecht. Vice-voorzitter Verheugen beloofde ons destijds tijdens het debat dat hij zich hier nog eens over zou buigen en zou overwegen of het toch niet noodzakelijk was om betere initiatieven op te zetten. Ik zie er hier geen. Misschien zijn het initiatieven die geen prioriteit krijgen. Voor mij blijft het gelijk of deze initiatieven een strategische prioriteit krijgen of niet. Wij willen vooral weten of we hierop mogen rekenen.
Alexander Alvaro (ALDE). - (DE) Mevrouw de voorzitter, ik heb twee opmerkingen over het werkprogramma. De eerste opmerking gaat over het onderwerp grondvrijheden en de tweede over de deelname van de burger aan de Europese Unie. We hebben hier uitvoerig besproken dat het gebrek aan preferenties en prioriteiten van de Commissie op het vlak van de grondvrijheden en de derde pijler een probleem is, een probleem dat we, ten eerste, dringend moeten oplossen en waarbij we, ten tweede, ook eens moeten proberen te achterhalen waar deze politieke onwil vandaan komt.
Er is al gezegd dat Commissievoorzitter Barroso aan het begin van deze ambtstermijn een werkgroep van commissarissen wilde oprichten die zich zou moeten buigen over de grondvrijheden. Ik vraag me af wat deze werkgroep de voorbije twee jaar heeft uitgevoerd. We hebben geen verslag gekregen. Niets! Koffie gedronken? Alle gekheid op een stokje, als we dit onderwerp ernstig willen behandelen, moeten we weten wat in dat kader behandeld moet worden.
Ik lever kritiek op dit werkprogramma om de volgende redenen. Naast de inspanningen van de G6-landen, die zich bezighouden met legale migratie, en de inspanningen van de landen rond de Bondsrepubliek Duitsland, die het Verdrag van Prüm gelanceerd hebben, worden er buiten de derde pijler om parallelle structuren ontwikkeld voor de derde pijler - en daarbij gaat het om veel meer dan wetgeven - zonder dat de Commissie, als hoedster van de Verdragen optreedt en heftig in het openbaar protesteert. Wanneer we samen handelen op het gebied van justitiële en politiële samenwerking moeten we dat doen in het kader van de Verdragen.
Ik heb niet veel spreektijd meer, maar ik wilde nog een kort punt bespreken. Op pagina 10 van het programma over deelname van de burgers staat in het Engels, en ik citeer:
"Dit omvat een verbintenis om te luisteren en te handelen."
We hebben gepast gehandeld. We hebben de Commissie en de Raad een miljoen handtekeningen bezorgd, die te maken hebben met de zetel van het Parlement. Tweeëneenhalve maand later hebben we nog steeds geen antwoord! Ik geloof dat wat listen en deliver betreft de bal nu in uw kamp ligt.
Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, een van de belangrijkste voorzieningen voor 2007 betreft grenscontrole. Deze zal worden verwezenlijkt met het Schengen-informatiesysteem van de tweede generatie, het VIS, de werking van Frontex, het uitgebreid gebruik van biometrische gegevens en de totstandbrenging van centrale gegevensbanken.
Het voorwendsel voor dit alles is de veiligheid van de burgers en het beheer van de immigratiestromen in de Unie. In werkelijkheid wordt er een Europees fort opgetrokken, de nadruk gelegd op beleidsvormen waarmee immigranten tegen worden gehouden - en niet beschermd - en tegelijkertijd gestreefd naar de totstandkoming van een politiestaat. Bij de voorgestelde samenwerking tussen openbare en particuliere instanties op veiligheidsgebied rijst de vraag hoe de juiste werking van de particuliere instanties zal worden gecontroleerd, en door wie. Het is zorgwekkend dat particulieren - met hun vaak politiek gecontroleerde belangen - de mogelijkheid krijgen om zich te mengen in de vormgeving en het beheer van het veiligheidsbeleid.
Verder gaat een van de voorstellen van de Commissie over de bestrijding van terroristische propaganda. Daarbij rijst voor ons de vraag hoe zal worden vastgesteld waar de grens van vrije meningsuiting ligt, en wie deze grens op politiek en ideologisch onpartijdige wijze zal trekken. Tegenwoordig worden immers bevrijdingsbewegingen beschuldigd en worden politieke partijen terroristische organisaties genoemd.
Malcolm Harbour (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik graag de kwestie van de interne markt aan de orde stellen. Ik houd me geloof ik niet aan de juiste volgorde, want de interne markt is al eerder besproken door enkele collega’s. Namens onze fractie wil ik echter zeggen dat wij de herziening van de interne-marktstrategie toejuichen. Het doet me deugd dat we ons nu concentreren op de benaming ‘interne markt’ omdat deze veel nauwkeuriger beschrijft waar we mee bezig zijn. Daarom zullen we de Commissie hierbij veel steun verlenen, evenals bij andere initiatieven die tot doel hebben de interne markt beter te laten functioneren.
Dat brengt me bij een zorg van meer algemene aard met betrekking tot het werkprogramma en de prioriteiten die ons zijn gepresenteerd. Dit programma is een grote verbetering ten opzichte van dat van vorig jaar, waarop ik veel kritiek had en dat een zeer lange lijst van niet-prioritaire voorstellen bevatte. We hebben nog steeds een lange lijst voorstellen. Ik geloof dat er 21 initiatieven zijn, en zoals collega Grosch al zei, is het verschil tussen strategische initiatieven en prioriteiten niet geheel duidelijk. Ik zou nogmaals willen opmerken dat een prioriteitenlijst met meer dan vijf prioriteiten helemaal geen prioriteitenlijst is.
Ik wil echter fundamenteel opmerken dat de kwestie rond ‘delivery’ (resultaten leveren), die tot mijn grote genoegen is opgenomen in het programma, schilderachtig wordt omschreven als ‘delivery - een dagelijkse taak’ als ware het een routinekwestie. In Engeland wordt nog steeds iedere dag de melk aan huis geleverd, en tot mijn genoegen in flessen van een pint. Het is echter geen routinekwestie, maar een essentiële kwestie! Ik wil heel graag weten welke middelen de Commissie uittrekt voor de tenuitvoerlegging van haar beleid. Wat de interne markt betreft weten we dat volgens de inschatting van de heer McCreevy 90 procent van de wetgeving reeds van kracht is. Resultaten leveren is essentieel, maar waar staat welke middelen de Commissie uittrekt voor haar initiatieven? Waar staat welke middelen de Commissie uittrekt voor een plan tot omzetting van de dienstenrichtlijn die we morgen gaan aannemen, en dat een essentieel document is? Als de Commissie daar geen middelen voor uittrekt, zal het niet worden geleverd.
Ik wil commissaris Wallström, die naar ik begrepen heb verantwoordelijk is voor communicatie, vragen of het volgende pakket gegroepeerd kan worden. Ik zie niet graag dat het beleid voor de interne markt door dit hele document verspreid staat. Ik wil dat de prioriteit voor de interne markt uiteengezet wordt, met daarnaast de acties die worden ondernomen, dan de middelen die er zijn om resultaten te leveren en tot slot het vereenvoudigingsplan van de Commissie. Ik wil dat dit alles tot één geheel wordt samengevoegd met het percentage van de middelen dat de Commissie ervoor uittrekt. Dat zou een logisch en helder document zijn, met duidelijke communicatie.
Ten slotte, wat de dienstenrichtlijn betreft, ben ik zeer verheugd dat de heer Schulz aanwezig is, omdat ik uit een persbericht dat hij vandaag heeft doen uitgaan, heb begrepen dat de dienstenrichtlijn een enorm succes is voor de sociaal-democratische fractie. Welnu, collega’s aan deze zijde van het Parlement, het is een enorm succes voor dit Parlement en voor ons allemaal, dankzij onze samenwerking. Ik hoop dat men de bescheidenheid heeft dat te erkennen. Ik zie echter dat hij zich eindelijk heeft aangesloten bij onze liberale club, want in het bericht staat dat hij de flexibiliteit steunt die noodzakelijk is om te ondernemen, alsmede de belofte van nieuwe banen. Welkom bij de club voor de liberalisering van de markt, mijnheer Schulz!
Jo Leinen (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, 2007 is een belangrijk jaar voor Europa. Zullen we de burgers voor Europa kunnen winnen of zal de afstand tussen Europa en de burger steeds groter worden?
Ik zou hierbij drie opmerkingen willen maken. Ten eerste, geeft de Verklaring van Berlijn ons een goede kans om het Europese gedachtegoed en het Europese project duidelijk te maken. Ik hoop dat in de Verklaring niet te veel over het verleden maar meer over de toekomst gesproken zal worden, want Europa is begonnen met energie. Misschien kunnen we daarin ook een visie voor de toekomst vinden met een groot energieproject dat voldoet aan alle criteria die we nastreven. Ik denk hierbij aan de solaire waterstofwetenschap, die een echte uitdaging zal vormen voor dit continent en zelfs voor de hele wereld.
Ten tweede, moeten wij de Grondwet nieuw leven inblazen. Dit is natuurlijk een opdracht voor de voorzitterschappen maar ook voor de andere instellingen. Ik hoop dat de Commissie ook haar steentje zal bijdragen om de burger te tonen wat hij erbij te verliezen heeft wanneer de Grondwet niet geratificeerd wordt. Ik hoop ook dat de Commissie voorstellen zal doen om de crisis te boven te komen. Op de Top in juni werd gewag gemaakt van additional elements, bijkomende elementen, die ontwikkeld moeten worden. Ik hoop dat de Commissie in 2007 eens zal nadenken over wat dit precies betekent.
Ten derde wil ik, mevrouw de vice-voorzitter, het nog hebben over de democratische infrastructuren. We hebben de initiatieven van de Europese burgers. We mogen een miljoen handtekeningen niet zomaar naast ons neerleggen. Ik ben van mening dat we hier een kader nodig hebben om gelijkaardige massaverzoekschriften op te vangen binnen de instellingen. Dat zijn belangrijke taken voor 2007.
VOORZITTER: MIROSLAV OUZKÝ Ondervoorzitter
Genowefa Grabowska (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, met grote tevredenheid verwelkom ik de punten uit de laatste twee delen van het voorgestelde programma, of beter gezegd het gedeelte met betrekking tot de strategische initiatieven en de prioritaire strategieën, dat specifiek over communicatie gaat. Ik zou commissaris Wallström van harte willen bedanken voor het feit dat zij dit buitengewoon belangrijke onderdeel in 2006 heeft uitgewerkt, want 2007 zal hier doorslaggevend zijn. In 2007 zullen niet alleen interne hervormingen moeten worden doorgevoerd, maar tevens voorbereidingen moeten worden getroffen voor de constitutionele hervormingen, voornamelijk met het oog op de invoering van de Europese Grondwet.
Ik ben echter van mening dat de commissaris hier weinig steun heeft gekregen. Ik vrees dat de Commissie te weinig belang aan deze kwestie hecht en mevrouw Wallström onvoldoende bijstaat in de voorbereidingen van de hervormingen, terwijl het nota bene om de hervormingen van de Commissie zelf gaat. Ik zou de Commissie willen vragen wat ze reeds gedaan heeft om zichzelf in staat te stellen haar taken in 2009 voort te zetten onder nieuwe omstandigheden, volgens een nieuw verdrag, en al dan niet met een groter aantal commissarissen.
De laatste kwestie die ik aan de orde wil stellen, betreft de binnenlandse aangelegenheden van Europa. Europa zou voor elke Europese burger een betere en veiligere plaats om te wonen moeten zijn. Alle burgers in de hele Europese Unie koesteren dezelfde verwachting, maar de inwoners van de nieuwe lidstaten bevinden zich in een minder gunstige situatie. Ze hebben op talrijke gebieden minder rechten en worden gediscrimineerd, bijvoorbeeld bij het oversteken van de grenzen in het kader van SIS en Schengen. Ik zou willen dat dit werd rechtgezet. Als dat gebeurt, zou er in Europa ook van gedwongen werkkampen geen sprake meer hoeven te zijn.
- Buitenlandse zaken
Maria Martens, namens de PPE-DE-Fractie. - Voorzitter, ik wil de Commissie hartelijk danken voor deze mededeling. Ik moet met wat zorgelijkere constateringen beginnen. Ik betreur het buitengewoon te moeten vaststellen dat een helder ontwikkelingsperspectief in de mededeling van de Commissie ontbreekt. Graag wil ik nog eens wijzen op de drie doelstellingen van het Europees ontwikkelingsbeleid zoals beschreven in het Verdrag, te weten duurzame ontwikkeling, strijd tegen armoede en geleidelijke integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie. Deze verdienen het om duidelijk in de mededeling te worden opgenomen. Ze ontbreken.
Daarnaast zou ik een beroep willen doen op de Commissie om het probleem van de samenhang van andere beleidsterreinen met het ontwikkelingsbeleid beter aan te pakken. Dan denk ik met name aan de relatie met betrekking tot visserij, handel en migratie. Dit is een belangrijke voorwaarde om onze eigen ontwikkelingsdoelstellingen te kunnen bereiken en ook om een effectieve bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen die we met zijn allen hebben afgesproken.
Tenslotte doe ik een beroep op de Commissie om in de lijst van prioriteiten in mededelingen op de volgende terreinen op te nemen: de stand van zaken van de bijdrage van de Europese Unie aan de ontwikkelingsdoelstellingen. Ten tweede de voortgang van het Europees ontwikkelingsbeleid met betrekking tot de ontwikkelingsronde van de WTO en ten derde de gevolgen van het Commissievoorstel inzake hoger opgeleide migranten voor de brain drain in de ontwikkelingslanden. Voorzitter, tot slot, met name het ontbreken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en de strijd tegen armoede is opvallend en teleurstellend waar het gaat om de paragraaf van Europa als partner in de wereld.
Véronique De Keyser, namens de PSE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de Commissie feliciteren omdat ze van het communicatiebeleid een prioriteit gemaakt heeft, maar vooral omdat ze dat reeds in het Parlement toegepast heeft. Op het vlak van buitenlandse aangelegenheden hebben we al permanente en constructieve contacten met de Commissie.
Daarom zijn we verbijsterd wanneer we een blik werpen op het programma van de Commissie voor het buitenlandse beleid en de mensenrechten. De mededeling daarover is elliptisch en haast subliminaal. Radiostilte over de Middellandse Zee. Hoe zit het met de ideeën van Barcelona en het concept van een band tussen beschavingen? Niets of uiterst weinig over het beleid jegens Afrika, afgezien van het ontwikkelingsbeleid. Een enorme discretie betreffende Latijns-Amerika, zelfs al zet het Europees Parlement zich in voor de oprichting van Eurolat. En tenslotte, last but not least, geen enkele verwijzing naar ons beleid op het vlak van de mensenrechten, dat nochtans ons handelsmerk is naar buiten toe en waarvoor we net een specifiek instrument hebben verkregen. We kunnen er dan ook vanuit gaan dat het einde van de actieprogramma's met Israël, Moldavië en Oekraïne aanleiding zal geven tot moeilijke onderhandelingen, waarover in de mededeling echter met geen woord gerept wordt.
Het hier voorgesteld buitenlandse beleid lijkt eerder voort te komen uit bilaterale contacten van de Europese Unie met bepaalde landen dan uit een regionaal of een allesomvattend beleid. Het geheel mist ambitie, aantrekkingskracht, bezieling, en dat is spijtig voor de burger.
Andrew Duff, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, 2007 zal voor ons allen het beslissende jaar zijn als wij een eigen weg willen vinden om te ontsnappen aan de constitutionele crisis. Ik heb dan ook tot mijn groot genoegen van voorzitter Barroso gehoord dat naar hij verwacht de Commissie hierbij een centrale rol zal spelen.
De strategie waarmee de Commissie verandering wil bewerkstelligen over het gehele beleidsspectrum moet opgezet worden binnen een constitutioneel kader. De hervorming van het beleid zal praktisch effect kunnen sorteren als het wordt verbonden met de kwesties van de bevoegdheden, de instrumenten en de procedures van de Europese Unie. Wat bijvoorbeeld het buitenlandse zaken betreft, heeft de Europese Unie een rechtspersoonlijkheid nodig. De publieke opinie steunt de Europese Unie als zij optreedt op het wereldtoneel. We moeten de Doha-ronde voor handel en ontwikkeling succesvol afronden. We moeten standvastig de uitbreiding doorzetten, ondanks de problemen die we thans ondervinden, waarvan er ten minste enkele duidelijk voorzien en te verwachten waren.
De Commissie en het Parlement moeten standvastig steun blijven geven aan de ontplooiing van zovele Europese troepen, vooral nu in Zuid-Libanon, omdat deze taak met zekerheid de grootste test vormt voor de ontwikkeling van ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
Angelika Beer, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, als coördinatrice van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid zou ik enkele kritische opmerkingen willen maken.
Er is een aantal punten aangekaart. De woorden van Véronique de Keyser kwamen me recht uit het hart. Hoever staan we nu eigenlijk? We zien een crisis in het hele gebied rond Irak, Iran, Libië en het Midden-Oosten. Europa noemt zichzelf een wereldwijde speler en dan krijgen we hier een statisch werkprogramma te zien waarin de problemen enerzijds banaal genoemd worden, zonder dat ze een politieke invulling krijgen, en anderzijds instrumenten worden vermeld die, voor zover het nieuwe instrumenten betreft, door de Commissie zelfs niet als een grote stap vooruit beschouwd worden.
Ik wil u zeggen dat we teleurgesteld zijn over het feit dat de vijf nieuwe instrumenten voor het buitenlands beleid die vanaf 1 januari operationeel worden en die de Commissie in haar buitenlands beleid voor het eerst bij civiele conflictpreventie, crisisbeheersing en de wederopbouw sterker maken, niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Ze krijgen slechts een gedachtestreepje in het werkprogramma!
Dan uw opvatting over het nabuurschapsbeleid. De Commissie moet politiek duidelijk maken wat het vandaag betekent wanneer sommigen over een nabuurschapsbeleid light beginnen te spreken. Er wordt geen politieke definitie meer gegeven. Er worden woorden gebruikt waarvoor men - dat is tenminste mijn indruk - geen politieke definitie durft te geven.
Ik wil met een iets positiever punt afsluiten. Ik vind het goed dat u eindelijk de wapenhandel aanpakt, maar wat u daarover in het programma vermeldt, is niets nieuws. Wij, als Parlement, hebben u groen licht gegeven en we verwachten ook resultaten. Daarom kunnen we niet instemmen met dit terrein.
Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie heeft de afgelopen jaren veel gedaan om haar zichtbaarheid in de wereld te vergroten. Als we dit emancipatieproces verder wensen te zetten, moeten we een aantal ernstige problemen het hoofd bieden. Sinds de uitbreiding in 2004 grenst de Europese Unie in het oosten aan een zeer onrustig deel van Europa, waar Rusland zijn buurlanden de laatste jaren in toenemende mate onder druk zet. Deze landen zijn vandaag de dag ook buurlanden van de Europese Unie. Vaak gaat het om staten, zoals Georgië en Oekraïne, die deel uitmaken van ons nabuurschapsbeleid dat volgens de Commissie terecht verder moet worden versterkt.
Een succesvolle hervorming van de instrumenten voor financiële bijstand volstaat echter niet. Om een belangrijke rol te kunnen spelen op het wereldtoneel, vooral wanneer de Europese Unie zich als soft power wil laten gelden, hebben we geloofwaardigheid nodig. Die geloofwaardigheid wordt vandaag ernstig op de proef gesteld. We zullen nooit een wereldspeler zijn, zelfs geen regionale speler, als we er niet in slagen Wit-Rusland voor annexatie door Rusland te behoeden, iets wat slechts een kwestie van maanden kan zijn.
We zullen nooit een globale speler zijn als we de mensenrechten in Rusland verhandelen voor gas of als we op lafhartige wijze de deur sluiten voor het pro-Europese, democratische en pro-westerse beleid van Oekraïne en Georgië. Dit zijn de voornaamste doelstellingen van onze instrumenten op het vlak van buitenlands beleid. Als we niet in staat zijn ze op een doeltreffende manier aan te wenden, zal de wereld zich bewust worden van de steeds groter wordende discrepantie tussen onze vaak moraliserende verklaringen en het gebrek aan doeltreffende daden. Aan een dergelijke Unie heeft de wereld geen behoefte. Sterker nog, voor een dergelijke Europese Unie zal de rest van de wereld weinig respect tonen.
Georgios Karatzaferis, namens de IND/DEM-Fractie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, hoe sluiten wij 2006 af? Hoe ziet ons buitenlands beleid eruit? Wat hebben wij onlangs in Finland gezien? Wij ‘beschimpen’ Rusland en ‘strelen’ Turkije. Zo is het. Wij beschimpen Rusland, waarmee wij betrekkingen hebben en waarvan wij afhankelijk zijn voor onze energie; en wij strelen Turkije dat op provocerende wijze zegt: “Ik ben Turkije en ik laat Europa naar mijn pijpen dansen”. Zo dwingt Turkije ons tot besprekingen, ofschoon het de vijfentwintigste lidstaat van de Europese Unie, Cyprus, niet erkent. Dat is ons beleid. Wij sluiten onze ogen voor hetgeen in de Gazastrook gebeurt. Wanneer zal de Europese Unie eindelijk haar ogen openen voor wat er in dat werelddeel gebeurt, waar dagelijks kinderen worden gedood? Het dodental in Irak is opgelopen tot ongeveer een half miljoen. Wanneer zullen wij eindelijk een initiatief ontplooien? Als er een miljard doden is gevallen?
Dus, wat is Europa? Europa laat zich op sleeptouw nemen door de Verenigde Staten. Die beslissen waar de rit naar toe gaat. Goed, wij hebben hun het stuur gegeven, maar kunnen wij dan niet op zijn minst de rem van hen overnemen? Dan zijn wij ook wat. Anders zijn we niets. Anders zijn wij niet meer dan de lakei van het Amerikaans buitenlands beleid. Wij lopen aan hun leiband waar en wanneer zij maar willen.
En welke betrekkingen houden wij eigenlijk met China eropna? Weten wij dat? Om welke betrekkingen gaat het eigenlijk? Om vijandige betrekkingen, of vriendschappelijke? Er is een Chinees-Russische as aan het ontstaan, maar wat zal onze rol daarbij zijn? Zij wij als mortadella, als worst tussen twee hompen brood? Want daar zijn de Verenigde Staten immers op uit; ze willen ons mangelen! Laten wij een eigen buitenlands beleid afspreken. Laten wij een eigen politiek uitstippelen. Die is namelijk in geen velden of wegen te bekennen. Nergens valt er een politiek Europa te bekennen. Wij zijn de attachés van de Amerikanen, en dat zal ons mijns inziens opbreken. Ik geloof niet dat wij goede democratische ontwikkelingen tegemoet mogen zien.
(Applaus)
Robert Sturdy (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als coördinator van de PPE-DE-Fractie wil ik graag de volgende punten benadrukken.
We zijn ons bewust van het belang van de aspecten van de Lissabon-agenda die verband houden met het extern mededingingsvermogen, en van de coördinatie van de interne en externe acties. Eveneens herhalen wij onze gehechtheid aan de multilaterale benadering in het handelsbeleid en de steun voor de WTO, als het voornaamste forum voor het beheer van de globalisering. Daarom betreuren we dat de WTO-onderhandelingen zijn opgeschort en vragen de Commissie dringend om met iets op de proppen te komen en te vechten voor een regeling met betrekking tot de Doha-ronde in 2007.
We juichen de mededeling van de Europese Unie over de rol van het mondiaal Europa op het wereldtoneel toe. We benadrukken echter dat, zoals ik al zei, bilaterale regionale overeenkomsten een aanvulling moeten blijven op het multilaterale handelsstelsel. In dat opzicht heb ik grote zorgen, en ik wil de Commissie graag vragen stellen over deze specifieke kwestie. Waarom is er geen vooruitgang geboekt met de Verenigde Staten bij de reguleringskwesties die spelen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, via de voltooiing van de transatlantische interne markt? Daar moeten we ons de komende tien jaar aan wijden. We kunnen geen vrijhandelsovereenkomst sluiten met de Verenigde Staten, dat zou het multilaterale aspect ondermijnen, maar wij kunnen wel een overeenkomst sluiten met betrekking tot reguleringskwesties die niet onder artikel 34 vallen.
Tot slot iets dat mij persoonlijk bijzonder na aan het hart ligt. Men maakt zich grote zorgen over het gevoel van toenemend protectionisme en over de pogingen doelenstellingen te bepalen die buiten de Lissabon-agenda vallen. De lidstaten gebruiken in toenemende mate protectionistische methodes. Als we een regeling willen bereiken, moeten we een andere richting inslaan.
Ten slotte maak ik me ernstig zorgen over de EPA’s en de onderhandelingen over economische partnerschappen. Ik steun dan ook de Commissie in haar voorstel. We moeten daarmee aan de slag gaan en druk op de ketel zetten. Het is een reële kans, waarschijnlijk de laatste kans die we zullen krijgen om iets te doen en die arme landen te helpen. Als we daar een akkoord over kunnen bereiken, is dat geweldig. Daar kijk ik naar uit in het komende jaar.
Margrietus van den Berg (PSE). - Voorzitter, veel burgers staan sceptisch tegenover het huidige Europa en de missie is onhelder. Te veel geld gaat naar de oude prioriteiten, zoals landbouw, en te weinig geld gaat naar de nieuwe prioriteiten, het Europa van de toekomst, zoals onderwijs, migratiebeleid en eerlijke handel. Europa moet niet alleen sociaal naar binnen zijn, maar ook naar buiten is een sociaal Europa nodig. Juist als soft power kan een coherent verenigd Europa het verschil maken in de wereld.
Geen eenzijdige acties zoals de inval in Irak, maar wel met behulp van de Veiligheidsraad actieve inzet in Darfoer. Geen terugval met bilaterale handelsverdragen, wel een multilateraal handelsakkoord in de Wereldhandelsorganisatie waarin respect is voor de nationale publieke diensten als water, onderwijs, sociale zekerheid of volkshuisvesting. Geen exportsubsidies die oneerlijke concurrentie voor Afrika betekenen. Eerder stoppen dan 2013 met die zwaar verstorende landbouwsubsidies en met de dumping. Het geld dat daarmee vrijkomt, kan gebruikt worden voor de ontwikkeling van regionale landbouwmarkten in Afrika.
Wij moeten onze markten ook openen voor producten met toegevoegde waarde uit die arme landen. Hulp en handel, u bepleit goede initiatieven voor meer coherentie en coördinatie. Maar op het gebied van migratie, landbouw en handel blijven er levensgrote tegenstrijdigheden. Die tegenstrijdigheden kunnen voor het afsluiten van de regionale handelsakkoorden, waarover nu onderhandeld wordt, forse problemen opleveren. Bij migratie legt u de nadruk op de onderdrukking van het probleem, maar een effectieve aanpak om de brain drain te voorkomen, ontbreekt. Waarom geen Green Card-initiatief?
Tot slot, u heeft het DCI geaccepteerd. Ik mis het initiatief om de Overeenkomst van Cotonou op dezelfde manier te stroomlijnen. Ik mis ook de energie en tijd voor de echte implementatie in 2007. Voor landenbeleidsdocumenten betekent dat raadpleging daar en hier. Het betekent werken met openbare documenten. Het betekent echt ownership in de ontwikkelingslanden creëren met de maatschappelijke organisaties, de parlementen en regeringen aldaar. Aan ons Parlement hier moet volgens diezelfde inzet van DCI echte invloed en controle worden gegeven.
Commissie, 2007 wordt voor u het jaar van de waarheid. Wordt het eenzijdige marktdenken op Europees mondiaal niveau voortgezet of worden het eerlijke concurrentie en solidariteit, en gaan we als Europa aan Afrika bewijzen dat de millenniumdoelstellingen wel haalbaar zijn? Nu gaat Afrika neerwaarts. 2007 zou het jaar van de omkeer moeten worden.
- Sluiting van het debat
Margot Wallström, vice-voorzitter van de Commissie. - (EN) Voorzitter, ik wil graag eerst namens de Commissie mijn hartelijke dank uitspreken voor alle belangrijke en constructieve bijdragen aan het debat over het werkprogramma voor het komende jaar, waarnaar ik vanaf 3 uur heb mogen luisteren. Mijn eerste opmerking is van politieke aard en vervolgens zou ik iets over het proces willen zeggen. Wat ik hoor is eigenlijk een gezamenlijke roep om duurzame ontwikkeling, met dien verstande dat een meerderheid van u de noodzaak tot het creëren van groei en werkgelegenheid heeft genoemd. Dit is het uitgangspunt van het debat, maar wij moeten ons belangrijkste middel, de mensen, beschermen en ervoor zorgen dat wij met onze systemen voor sociale voorzieningen en sociale bescherming alle burgers effectief bereiken.
De groei moet duurzaam zijn, wat betekent dat we de natuurlijke hulpbronnen, de energiekwesties en de milieuvereisten in ogenschouw moeten nemen. Dat is waar het bij duurzame ontwikkeling om draait. Wij moeten ervoor zorgen dat wij het op de Europese manier doen en ons ervan verzekeren dat deze drie elementen volledig worden afgedekt met een ambitieus beleid voor groei en werkgelegenheid in Europa.
Ik heb de roep om kwalitatief goede banen en investeringen in onderwijs en innovatie, in onderzoek en ontwikkeling gehoord. Zoals u weet, staat dit punt al vanaf de eerste dag op de agenda van de Commissie Barroso.
Wij stellen voor om hierop in te gaan, omdat het volledig aansluit op de politieke ambities van deze Commissie. Wij stellen voor om het werkprogramma hierop aan te passen. Wij willen streven naar sociale cohesie, en ik denk dat, omdat er ook een debat over regionaal beleid is geweest, het van belang is om te melden dat we nu de beschikking hebben over alle benodigde begrotingen, verordeningen, en dergelijke voor een regionaal beleid voor de periode van 2007 tot 2013, en dat wij momenteel met de lidstaten in onderhandeling zijn over de programma’s.
Wij hopen bij de implementatie op een nauwe samenwerking met het Parlement. De stedelijke dimensie wordt door de Commissie uitermate serieus genomen. Bij het vaststellen van de kredieten is rekening gehouden met de behoeften van zowel de ontwikkelde als de minder ontwikkelde regio’s in Europa. Er werd namelijk op gezinspeeld dat het cohesiebeleid oneerlijk zou zijn. Wij vinden echter dat alle drie de cohesiedimensies serieus genomen moeten worden. Dit komt ook tot uitdrukking in de nieuwe verordeningen, waarin partnerschap in principe verplicht is en 82 procent van de structurele fondsen naar de armere regio’s gaat. Investeren in mensen is één van de drie doelstellingen van het cohesiebeleid en ik denk dat dit punt tijdens het debat naar voren moet komen.
Wij stellen ook veiligheidsmaatregelen voor. Veiligheid betekent ervoor zorgen dat wij kunnen leven zonder de dreiging van terrorisme en misdaad, en zonder milieuvervuiling. Wij stellen dat wij dit met veel optimisme en in partnerschap met alle belanghebbenden, maar ook in overleg met de lidstaten, moeten aanpakken.
Dit heeft verband met de kwestie van de soft law. Velen van u hebben, naast andere maatregelen en wetgevingen, ook de soft law genoemd. Het is belangrijk om te melden dat dit werkprogramma van de Commissie voor 2007 34 wetgevingsvoorstellen - dat is 36 procent van het totaal - 57 niet-wetgevende voorstellen en één onderhandelingsmandaat omvat. Dat is meer dan de 24 wetgevingsvoorstellen, 57 niet-wetgevingsvoorstellen en vijf onderhandelingsmandaten van het vorige jaar. Uit deze cijfers blijkt dat de wetgevingsinitiatieven verhoudingsgewijs van 27 naar 36 procent zijn gestegen. Tegelijkertijd is de hoeveelheid niet-wetgevingsvoorstellen verhoudingsgewijs licht afgenomen.
Naarmate de diversiteit binnen Europa groeit, moeten we ook meer investeren in de samenwerking met de lidstaten, om ervoor te zorgen dat wij ons kunnen voorbereiden op de implementatie van goede en betere regelgeving en wetgeving. Daarom zijn beter overleg en beter voorbereide voorstellen nodig om betere resultaten te realiseren, en dat geldt ook voor de werkmethoden.
De heer Harbour vroeg naar de begrotingsmiddelen. In sommige gevallen zou de Commissie wellicht aan het Europees Parlement moeten vragen om de benodigde begrotingsmiddelen te verstrekken. Zoals u weet, bekijken wij momenteel hoe wij genoeg begrotingsmiddelen kunnen verwerven om alles wat op het verlanglijstje van het Parlement staat uit te voeren. Ik heb zoveel voorstellen gehoord voor zaken die aan de lijst toegevoegd zouden moeten worden en zaken die u gemist heeft - initiatieven of wetgevingsvoorstellen - en die aan deze lijst toegevoegd moeten worden: energie-initiatieven, migratie-initiatieven, de herziening van de interne markt, de inventarisatie van de sociale werkelijkheid, de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, een Europese strategie voor sociale voorzieningen, een communautair kader voor veilige en efficiënte gezondheidsdiensten, enzovoorts. Deze 21 strategische doelstellingen dekken precies de drie pijlers voor duurzame ontwikkeling af. Als wij meer initiatieven of meer werk zouden toevoegen, zouden wij hiervoor ontegenzeglijk ook begrotingsmiddelen nodig hebben. Wij maken ons zorgen over de begroting voor de Commissie. Wij moeten verantwoording afleggen over hoe wij ons geld besteden aan onze controleurs, het Europees Parlement en de overige instellingen. We kunnen tot sint-juttemis de structuur bespreken, maar uiteindelijk moeten we gewoon een keuze maken en wij hebben ervoor gekozen om een document op te stellen dat meer politiek van aard is en waarin de prioriteiten van de Commissie Barroso worden uitgelegd.
De structuurwijziging die u voorstelt is zeker steekhoudend, maar ik denk dat dit de manier is om ervoor te zorgen dat wij een daadwerkelijk politiek debat over prioriteiten kunnen hebben. Dat is altijd onze wens geweest: wij willen het werkprogramma samen met het Europees Parlement bespreken. Dit weerspiegelt het soort dialoog dat wij gedurende een lange periode met het Europees Parlement hebben gehad en waaraan de afzonderlijke commissies hebben bijgedragen. Ik denk dat ik namens al mijn collega’s spreek als ik zeg dat wij hiervoor open hebben gestaan en het debat en de interactie met het Europees Parlement hebben gewaardeerd.
Verschillende leden hebben gevraagd om dingen die naar hun gevoel ontbraken. Daarop wil ik zeggen dat dit in zekere zin het topje van de ijsberg is. Er wordt constant en veel gewerkt in de Commissie en in onze afdelingen. Voor u liggen de strategische doelstellingen en de strategische initiatieven waaraan wij prioriteit willen geven. Tegelijkertijd zit er een aantal zaken in de pijplijn. Op dit punt heeft u gelijk, mijnheer Harbour: u moet beslissen aan welke zaken u prioriteit wilt geven. Er is ook een lijst met prioriteiten op het vlak van communicatie. Dat is een antwoord op een aantal zeer belangrijke opmerkingen over mensenrechten en antidiscriminatie.
Zoals bekend is het komende jaar het jaar van gelijke kansen voor iedereen. Dat is één van onze prioriteiten op het vlak van de communicatie, en daarover zullen wij zeker contact opnemen met de andere instellingen. Of er al dan niet een richtlijn moet komen, zal binnen het Europees Parlement voortdurend onderwerp van discussie zijn, maar wij kunnen pas richtlijnen voorstellen als zich daarvoor de juiste omstandigheden voordoen en wanneer wij er klaar voor zijn. Daarover wordt later met de diverse commissies gedebatteerd. De onderwerpen antidiscriminatie en mensenrechten maken deel uit van alles dat wij doen en vormen duidelijk een politieke prioriteit in al onze activiteiten.
Wij zijn blij met uw bijdragen. Uit uw opmerkingen blijkt dat er een draagvlak is voor de ambitieuze doelstellingen van de Commissie voor 2007, en ik ben ook erg blij dat u de samenwerking voor de verwezenlijking hiervan vastberaden steunt. Wij hebben ook beloofd naar burgers te zullen luisteren en informatie te verstrekken om het afleggen van rekenschap, de transparantie en de effectiviteit te verbeteren. Wij danken u voor uw steun bij het voortzetten en versterken van onze inspanningen voor een betere communicatie.
De Commissie zal nu de inhoud van de resolutie bestuderen die u in december gaat aannemen. De Commissie zal tijdig en op juiste wijze reageren. De presentatie van de jaarlijkse beleidsstrategie voor 2008 kan het moment zijn waarop de Commissie uitlegt hoe zij van plan is om rekening te houden met de resolutie over het werkprogramma.
Ik wil nogmaals stellen dat de Commissie het grootste belang hecht aan ons kaderakkoord. Dit is een solide basis gebleken te zijn voor een productieve werkrelatie tussen onze twee instellingen. Het zou ons gemeenschappelijk doel moeten zijn om deze ten volle te benutten.
Mijnheer Duff, wij hebben regelmatig besprekingen over het constitutionele verdrag en, zoals u ook al van voorzitter Barroso hoorde, hebben wij ook voor het komende jaar grote verwachtingen. Wij beginnen nu met de voorbereidingen die noodzakelijk zijn om volgend jaar vorderingen te kunnen maken bij de institutionele kwesties en hopelijk ook het Constitutionele Verdrag. Wij zullen moeten samenwerken met de lidstaten en een dialoog met hen aangaan over een evenwichtige en effectieve aanpak. Maar het is duidelijk dat de problemen die in de Grondwet worden behandeld, niet verdwenen zijn. Zij bestaan nog en worden zichtbaarder door de uitbreiding van het komende jaar. Daarom zullen we op de kwestie terug komen. Wij moeten het debat aangaan. Wij hadden echter ook een denkpauze nodig en moesten contact opnemen met de burgers, en dat was geen tijdverlies. Wij hebben daar veel voor terug gekregen. Deze tijd was noodzakelijk, omdat wij in veel lidstaten een verandering in het debat en de sfeer hebben kunnen constateren. Het is belangrijk om te weten dat wij die steun kunnen mobiliseren bij het zoeken naar een oplossing voor de constitutionele kwestie.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming zal plaatsvinden tijdens de vergaderperiode van december.
(De zitting wordt om 18.10 onderbroken en om 18.30 hervat)
VOORZITTER: MEVROUW KAUFMANN Ondervoorzitter
16. Vragenuur (vragen aan de Commissie)
De Voorzitter. - Aan de orde is het vragenuur (B6-0445/2006).
We behandelen de vragen aan de Commissie.
Eerste deel
De Voorzitter. - Vraag nr. 30 van Manolis Mavrommatis (H-0881/06)
Betreft: Europese universiteiten
Volgens de resultaten van een studie die in 2006 is uitgevoerd door het Times Higher Education Supplement inzake de rangschikking van de universiteiten in de vijf continenten, bevinden zich bij de 100 eerste 40 Europese universiteiten, vooral uit Groot-Brittannië. De meeste van de overige 60 universiteiten bevinden zich in de VS, Australië en China. In de studie wordt ook vermeld dat de universiteit van Harvard, die ook in 2006 op de eerste plaats stond, over een jaarlijks budget van 26 miljard dollar beschikt.
Zal de Commissie verdere maatregelen nemen om het concurrentievermogen van de Europese universiteiten te versterken en zo ja, welke? Is de Commissie van plan de medefinancieringen van deze instellingen omhoog te trekken en overweegt zij een officieel overzicht op te stellen inzake de evaluatie van de Europese universiteiten?
Ján Figeľ, lid van de Commissie. - (EN) Volgens het principe van de subsidiariteit behoudt elk lidstaat van de Europese Unie de volledige verantwoordelijkheid voor de inhoud en de organisatie van de onderwijssystemen. Ik was aanwezig bij de Onderwijsraad, die vandaag onder Fins voorzitterschap zijn werkzaamheden heeft afgerond. De Commissie speelde in het verleden een rol - en zal dit ook in de toekomst blijven doen - in het formuleren van beleid voor de modernisering van het hoger onderwijs, als onderdeel van de implementatie van de belangrijke Lissabon-strategie, via een beleidsdialoog en wederzijds leren, en in het bijzonder via de open coördinatiemethode op het gebied van onderwijs en opleiding en op dat van het onderzoek.
Zoals wij hebben uiteengezet in de mededeling van de Commissie over de uitvoering van een moderniseringsagenda voor universiteiten, zijn er maatregelen voor hoger onderwijs nodig, van aanpassing van het leerprogramma tot hervorming van de beheerstructuur en financiering. Vanzelfsprekend ligt de eindverantwoordelijkheid bij de nationale autoriteiten en universiteiten van de lidstaten.
Voorts krijgt de moderniseringsagenda financiële steun uit de communautaire programma’s voor onderwijs en onderzoek. Er zijn aanzienlijke mogelijkheden voor steun uit de structuurfondsen aan zowel het doel van het mededingingsvermogen als dat van de convergentie.
Met betrekking tot het universitair onderzoek is het van belang dat het aanstaande zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling de kansen voor uitbreiding van universitaire onderzoeksactiviteiten aanzienlijk vergroot. Zoals u weet wordt de totale subsidiabiliteit van projecten opgetrokken van 50 procent naar 75 procent, en mogen de programma’s voor levenslang leren en onderzoek voor de periode 2007-2013 een aanzienlijke kredietverhoging tegemoet zien.
Ik denk dat het Europees Instituut voor technologie een zeer belangrijke boodschap is. Dat is niet iets dat buiten het kader van deze kwestie valt. Het is een zeer belangrijk initiatief om kennisoverdracht te stimuleren door degenen die de investeringen in creativiteit, innovatie en de verbetering van onze concurrentiepositie intensiveren. Het EIT kan het Europese concurrentievermogen verbeteren op de drie zijden van de kennisdriehoek: onderwijs, onderzoek en innovatie.
Met betrekking tot de rangschikking - een belangrijk aspect van de vraag van de heer Mavrommatis - bestaan er inderdaad diverse internationale overzichten. Elk overzicht bevat een aantal sterke, maar ook zwakke punten. Hoewel deze overzichten een indruk geven van de concurrentiepositie van de universiteiten, is het gezien de diverse missies van de universiteiten niet mogelijk om een enkelvoudige reeks criteria op te stellen die als objectieve maatstaf kan fungeren. In de diverse rangschikkingen worden de diverse criteria op uiteenlopende wijze gewogen en komt men derhalve tot uiteenlopende resultaten. Aangezien dit echter expliciete criteria zijn, zijn ze ook bruikbare werktuigen voor beleidsmakers en managers. Om de vraag direct te beantwoorden, kan ik zeggen dat de Commissie in deze fase niet van plan is om een officiële rangschikking op te stellen.
Manolis Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, denkt u dat talrijke van de hogere onderwijsinstellingen die een hoge plaats innemen op de algemene ranglijst die is opgesteld na de twee nieuwe, daaropvolgende onderzoeken, die hogere plaats maar ook de vooruitgang op het gebied van de studies en de studenten te danken hebben aan het feit dat zij beantwoorden aan de normen voor particulier onderwijs? Zo ja, zal de Commissie dan eventueel de lidstaten die een dergelijke inspanning willen ondernemen financieel ondersteunen, ongeacht particuliere bijdragen, die de meeste universiteiten in de wereld krijgen?
Ján Figeľ, lid van de Commissie. - (EN) Ik denk dat de heer Mavrommatis terecht verwijst naar het onderwijs. Als namelijk het onderwijs wordt gescheiden van de andere activiteiten, onderzoek of zelfs overheveling van kennis naar de echte praktijk en de echte economie, via innovatie, al die aspecten tamelijk zwak of middelmatig scoren. We zakken dan op de ranglijsten en komen in de tweede divisie terecht.
De beste reactie is daarom meer en beter te investeren. De vraag gaat de kant uit van meer investeringen in onderwijs en onderzoek, terwijl beter staat voor doelmatigheid en de manier waarop we onszelf organiseren, voor de manier waarop we kennis overdragen en een partnerschap ontwikkelen tussen publieke en private belangen en tussen de academische wereld en de maatschappij. Dit alles kan worden bevorderd via onze verschillende beleidslijnen en via het EIT, dat ik noemde als voorbeeld van de wijze waarop deze kwesties zouden kunnen worden geïntegreerd. In de tweede plaats bestaat er ook behoefte aan meer investering.
Ik zou dit geen subsidie van de Europese Unie willen noemen, maar eerder steun voor Europese samenwerking, omdat we gelden bijeenbrengen en verdelen overeenkomstig de afgesproken regels. Deze regels behoren ons in onze wetenschappelijke instellingen te leiden naar uitmuntendheid, overdracht van kennis en beloning voor of bevordering van kwaliteit, niet slechts van kwantiteit. Dat is onze gedeelde verantwoordelijkheid en gemeenschappelijke taak.
Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik ben het roerend eens met wat u net gezegd heeft. Onderzoek is belangrijk, maar onderwijs en opleiding van studenten horen toch ook bij de belangrijkste doelstellingen van de universiteiten.
In mijn dagelijks beroep als professor heb ik de betreurenswaardige ervaring dat sommige universiteiten, vooral universiteiten die in de grote rankings steeds helemaal vooraan staan - de Britse elite-universiteiten zoals Oxford en Cambridge - in vergelijking met andere universiteiten zeer weigerachtig staan ten opzichte van het Erasmus-programma. Zou deelname aan het Erasmus-programma een criterium kunnen zijn?
Ján Figeľ, lid van de Commissie. - (EN) De bedoelde ranglijsten zullen, of ons dat aanstaat of niet, onderdeel van ons debat vormen. Ze zijn gebaseerd op bepaalde criteria die zijn gekozen door de instellingen die deze ranglijsten opstellen. Een welbekende ranglijst is die van de Universiteit van Shanghai en een andere is die van The Times Higher Education Supplement.
Ik zei dat er beperkte criteria voor evaluatie zijn. We gaan niet onze ranglijsten rond Erasmus opstellen, maar Erasmus is wel een karakteristieke naam of een heel belangrijke, populaire manier voor verbetering van de mobiliteit in Europa. Er is concurrentie, niet alleen in termen van geschiktheid, zoals nu het geval is bij de meeste universiteiten, maar ook in termen van aantallen en inhoud van de Erasmus-programma’s. Drie jaar geleden stelden we Erasmus Mundus vast. Erasmus betreft niet alleen duizenden mensen die over de hele wereld studeren. Het Europees systeem voor de overdracht van studiepunten (ECTS) kwam tot stand als resultaat van deze samenwerking in de jaren negentig van de twintigste eeuw. Toen begon in 1999 het Bologna-proces, als een logische ontwikkeling om steeds meer studenten en burgers in Europa de mogelijkheid te bieden diploma’s of getuigschriften te behalen of aan te vullen met studies in het buitenland.
In mijn visie gaan we geen ranglijsten opstellen, maar willen we Erasmus aanprijzen en bevorderen als een belangrijk instrument voor de internationalisering van onze studies en om Europa en de Europese universiteiten wereldwijd aantrekkelijker te maken. We organiseren veel gezamenlijke acties in derde landen ver buiten Europa. Als ik met partners van buiten Europa spreek, merk ik dat Erasmus algemeen bekend is, vooral nu Erasmus Mundus wordt gezien als een vergelijkend instrument dat bij Europese universiteiten in gebruik is voor een intern en extern onderscheid ten aanzien van het beeld van Europa. Daarom spreek ik liever niet over ranglijsten, maar over onze bijdrage aan de opbouw van een aantrekkelijker Europese onderwijssector.
De Voorzitter. - Vraag nr. 31 van Chris Davies (H-0896/06):
Betreft: CO2-uitstoot van nieuwe motorvoertuigen
Hoe luidt momenteel de schatting van de Commissie inzake de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe motorvoertuigen die op de Europese automarkt worden aangeboden?
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigde, de Commissie hecht veel belang aan de verplichting die de automobielsector zichzelf heeft opgelegd om de CO2-uitstoot van personenauto’s te verminderen. Dankzij deze verplichting is het mogelijk geworden om bij nieuwe auto’s een aanzienlijke daling van het verbruik te bereiken. In 2004 lag de gemiddelde CO2-uitstoot van personenauto’s 12,4 procent lager dan in 1995. De uitstoot is gedaald van 186 gram uitstoot per kilometer naar 163 gram.
De industrie heeft er alle belang bij om zich aan de verplichtingen te houden die ze zichzelf heeft opgelegd. Indien de beoogde waarde van 140 gram per kilometer niet gehaald wordt, kan dit de geloofwaardigheid van zelf opgelegde verplichtingen als alternatief voor juridisch bindende regels aantasten. Tot op dit moment hebben de drie beroepsorganisaties hun tussentijdse beoogde waarden, die ze zichzelf hadden opgelegd, bereikt. Het einddoel vinden ze echter nog zeer ambitieus maar de drie organisaties hebben opnieuw gezegd vastberaden te zijn om het einddoel te halen.
Ik wil echter niet verhullen dat ik me nog steeds erg grote zorgen maak. Sinds het verslag over de stand van zaken eind 2004 gepubliceerd werd, maak ik me zorgen over het feit dat we in de komende jaren een veel grotere gemiddelde daling per jaar moeten bereiken dan tot nu toe het geval was om ons einddoel te bereiken. We hebben nog geen definitieve gegevens voor 2005 maar ik verwacht voor 2005 geen grotere daling dan voor 2004. Indien duidelijk zou worden dat de industrie de verplichtingen niet zal kunnen nakomen, dan moet de Commissie optreden, zoals ik al gezegd heb, en wetteksten voorbereiden om ervoor te zorgen dat de CO2-uitstoot tot het gepaste niveau kan worden teruggedrongen.
De Commissie bestudeert momenteel de communautaire strategie voor het verminderen van CO2-uitstoot van personenwagens. De groep op hoog niveau CARS 21 doet aanbevelingen voor een toekomstige strategie in de vorm van een geïntegreerd concept dat alle partners erbij betrekt, en dus voor een uitgebreide waaier aan maatregelen. Ik geloof dat dit concept een essentiële voorwaarde is voor het verder terugdringen van de CO2-uitstoot van personenauto’s tegen een haalbare prijs.
Voor het einde van het jaar moet de Commissie een besluit genomen hebben over de strategie voor de toekomst. Vooruitgang in de techniek van motorvoertuigen zal daarbij zeker een vereiste zijn. We overwegen, onder andere, ook bindende doelstellingen voor efficiënt brandstofgebruik. We moeten echter ook rekening houden met andere aspecten, zoals politieke maatregelen voor het stimuleren van het gebruik van koolstofarme brandstoffen en een verandering in het gebruik van de auto.
We moeten trouwens ook meer aandacht gaan besteden aan de andere belangrijke onderdelen van de strategie, namelijk de etikettering en het belastingsvoordeel voor voertuigen met lage CO2-uitstoot. We moeten echter toegeven dat de efficiëntie van deze beide onderdelen van de strategie tot hier toe vrij beperkt is gebleven. Ik geloof dat hier nog ruimte is voor verbetering.
Chris Davies (ALDE). - (EN) Ik ben blij dat de commissaris zich zorgen maakt, hetgeen terecht is, want de auto-industrie is haar afspraken met de Europese Unie over de bewerkstelliging van deze reducties op grote schaal niet nagekomen. Dit was grotendeels om redenen van winst, omdat er geld te verdienen is met SUV’s met vierwielaandrijving, of 'Chelsea tractors' zoals ze in het Verenigd Koninkrijk bekend staan.
Drie weken geleden zei commissaris Dimas vanaf dezelfde stoel dat regelgeving natuurlijk noodzakelijk is. Kan de commissaris aangeven wat de vroegste datum is waarop regelgeving kan worden ingediend, als de Commissie eenmaal gereed is met haar evaluatie, die naar verwachting in december wordt gepubliceerd?
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Geachte afgevaardigde, ik wil eerst ingaan op uw mening omtrent de Europese automobielmarkt. Een van de redenen waarom de doelstellingen niet bereikt werden - maar het is slechts een van de redenen - is het feit dat de markt in Europa veranderd is. Een bepaald segment van de markt groeit zeer snel, wat op het vlak van CO2 niet erg gunstig is, namelijk het segment van de zogenaamde SUV, dit zijn de grote wagens die eruit zien als terreinwagens en die veel brandstof verbruiken. Vreemd genoeg worden deze zware voertuigen die voor veel uitstoot zorgen met de huidige regels bevoordeeld. In het voorstel dat de Commissie doet voor de Euro-5-norm wordt duidelijk dat wij dit voordeel voor grote en zeer schadelijke voertuigen willen opheffen. Dat is een zeer belangrijk punt. Deze kwestie wordt op dit moment in het Europese Parlement uitvoerig besproken.
Wat het tijdstip betreft moeten we ten opzichte van de industrie eerlijk zijn en vertrouwen hebben. We moeten de industrie de tijd geven die ze gekregen heeft, dat wil zeggen tot 2008. Als we echter vaststellen dat de doelstellingen niet bereikt worden, en daar begint het op te lijken, zal de Commissie volgend jaar met de voorbereiding van juridisch bindende teksten moeten beginnen, zodat deze in 2008 voorgelegd kunnen worden.
Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de Vice-voorzitter, de uitstoot van fijn stof is een actueel onderwerp bij dieselvoertuigen. Het Europese Parlement en de Raad leggen samen hoge waarden voor de vervuiling vast. Wat is er voorzien op het gebied van de uitstoot? Zijn er overeenkomstige bepalingen voor dieselvoertuigen voor de motorvoertuigenindustrie?
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Natuurlijk, geachte afgevaardigde! Het voorstel dat de Commissie eind vorig jaar heeft voorgelegd voor het invoeren van een Euro-5-norm voor voertuigen, vermindert de uitstoot van fijn stof voor zowel lichte bedrijfsauto’s als voor personenauto’s. De grenswaarde voor roetdeeltjes voor dieselvoertuigen zal, volgens ons voorstel, vanaf 2009 verminderd moeten worden tot 5 milligram per kilometer. Lagere waarden kunnen niet vastgelegd worden omdat deze dan niet meer gemeten kunnen worden. Dus vanaf 2009 wordt de grenswaarde van 5 milligram van kracht. Dat betekent dat er dan geen dieselauto’s zonder roetfilters meer mogen bestaan.
De situatie met betrekking tot stikstofoxide is iets ingewikkelder omdat op dit moment voor de meerderheid van de voertuigen nog geen gepaste technologie beschikbaar is. De Commissie stelt een daling tot 200 milligram per kilometer voor, en dit voorstel wordt momenteel in het Parlement besproken. Ik heb voorgesteld om in een tweede fase, waarover momenteel ook gedebatteerd wordt, de uitstoot van stikstofoxide bij dieselvoertuigen te reduceren van 200 tot 80 milligram. Deze regeling zou in 2014 of 2015 van kracht kunnen worden.
Jörg Leichtfried (PSE). - (DE) Mijnheer de commissaris, deze CO2-uitstoot heeft wereldwijde gevolgen en natuurlijk heeft ook de wereldwijde CO2-uitstoot gevolgen voor Europa. Daarom vraag ik me af in hoeverre de Commissie over gegevens beschikt van andere zogenaamde industriecentra. Hoe staat het met hun vermindering van de uitstoot? Tweede vraag: probeert de Commissie dit ook te beïnvloeden?
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Ik dank u hartelijk voor deze vraag, omdat ik op deze manier de gelegenheid krijg een wijd verspreid misverstand de wereld uit te helpen. Natuurlijk beschikken we over gegevens, en het is volgens mij een positief feit dat de uitstoot van nieuwe personenauto’s in Europa ver, echt zeer ver, onder het gemiddelde niveau ligt van uitstoot van personenwagens uit andere werelddelen en aanzienlijk lager dan het niveau van de olieproducerende landen, met inbegrip van de Verenigde Staten en Japan. Het is hier interessant erop te wijzen dat de landen die minder goede uitstootwaarden hebben dan wij voor alle gebieden juridisch bindende regels opgesteld hebben.
Tweede deel
De Voorzitter. - Aangezien de vragen 41 en 42 over een soortgelijk onderwerp gaan, worden zij tezamen behandeld.
Vraag nr. 41 van Bernd Posselt (H-0898/06):
Betreft: Belastingen op bier
Hoe staat de Commissie tegenover plannen om de belastingen op bier te verhogen?
Vraag nr. 42 van Justas Vincas Paleckis (H-0925/06):
Betreft: Methode voor het berekenen van de verhoging van de accijnzen op alcohol
Op dit moment behandelen de instellingen van de Europese Unie het voorstel van de Commissie betreffende verhoging van de accijnzen op alcohol. Teneinde rekening te houden met de inflatie in de periode tussen 1993, het jaar waarin de op dit moment toepasselijke minimumaccijnstarieven op alcohol van kracht weren, en 2005, wordt voorgesteld om de minimumaccijnstarieven met 31% te verhogen.
De nieuwe lidstaten zijn op 1 mei 2004 tot de Unie toegetreden en zijn op die datum verplichtingen aangegaan betreffende de toepasselijke minimumaccijnstarieven voor alcoholhoudende dranken. Op grond van het genoemde voorstel van de Commissie moeten deze nieuwe lidstaten hun accijnstarieven verhogen rekening houdend met het inflatieniveau van de andere lidstaten op het moment dat de nieuwe lidstaten nog niet tot de Unie waren toegetreden.
Vindt de Commissie een dergelijk mechanisme billijk en logisch? Zou het niet beter zijn om voor de nieuwe lidstaten een speciale regeling voor het berekenen van de accijnstarieven op alcohol te gebruiken?
László Kovács, lid van de Commissie. - (EN) Graag stel ik de geachte afgevaardigden ervan op de hoogte dat op 8 september 2006 de Commissie een voorstel heeft goedgekeurd om de minimumaccijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken aan te passen aan de inflatie sinds 1993, toen de huidige tarieven werden vastgesteld. Dit voorstel was ingegeven door een unaniem verzoek van de Raad van 12 april 2005.
Volgens dit voorstel moeten de voorgestelde verhogingen vanaf 1 januari 2008 van kracht worden. Echter, om enigszins tegemoet te komen aan de lidstaten die mogelijk moeilijkheden hebben bij de verhoging van hun nationale tarieven tot het herberekende minimum enigszins, zijn overgangsperioden voorgesteld tot 1 januari 2011.
De toename ten gevolge van inflatie bedraagt 31 procent op basis van de Eurostat-gegevens en de geharmoniseerde index van consumentenprijzen. Voor bier betekent dit dat het huidige minimumtarief van 74,8 cent per hectolitergraad zal stijgen tot 98 eurocent. Met andere woorden, de huidige minimumaccijnzen op basis van een halve liter bier met een alcoholpercentage van 5 procent stijgen van 4,5 eurocent tot 6 eurocent; een stijging van ongeveer 1,5 eurocent.
Op de meeste lidstaten heeft dit voorstel geen effect, aangezien hun nationale tarieven al boven het voorgestelde herberekende minimum liggen. Echter, op de lidstaten waarop het wel effect heeft, hangt de mate van invloed onmiskenbaar af van hun huidige nationale tarieven. Duitsland bijvoorbeeld moet zijn nationale biertarief met 24,5 procent optrekken teneinde aan het herberekende minimum te komen. Dit komt overeen met een verhoging van de accijns op een halve liter bier met iets meer dan 1 eurocent. Voorts krijgt Duitsland bij de voorgestelde overgangsperiode tot 1 januari 2011 de gelegenheid om de noodzakelijke verhogingen in te voeren. De geachte afgevaardigden zullen zien dat het effect van de voorgestelde aanpassing aan de inflatie betrekkelijk beperkt blijft en de protesten in sommige lidstaten niet rechtvaardigt.
In antwoord op de specifieke vraag van de heer Paleckis wijst de Commissie erop dat de minimumtarieven zijn bedoeld om verstoringen van de interne markt door uiteenlopende belastingniveaus in de lidstaten te beperken. Daarom moet het minimumtarief in de hele Europese Unie hetzelfde zijn.
Naar het oordeel van de Commissie heeft het geen zin om verschillende minimumtarieven te hanteren die afhankelijk zijn van het tijdstip waarop de ene of de andere lidstaat zich bij de Europese Unie aansloot. Zoals hierboven genoemd, bevat het voorstel van de Commissie passende overgangsperioden.
Ten slotte wil ik graag eraan toevoegen dat het voorstel momenteel onderwerp van bespreking in de Raad vormt. Die besprekingen blijken complexer dan men zou verwachten, als men bedenkt dat het voorstel een zuiver mathematische aanpassing beoogt, die slechts een marginaal effect in enkele lidstaten heeft.
Ik wil de geachte afgevaardigden mededelen dat op 7 november, ongeveer een week geleden, toen we dit voorstel voor de eerste keer bespraken in de Ecofin-Raad, drie lidstaten tegen waren: Duitsland, de Tsjechische Republiek en Litouwen. Het kreeg daarom niet de vereiste unanieme steun en dus werd de eindbeslissing en het debat uitgesteld tot de volgende Ecofin-vergadering, die gepland is op 28 november. De geachte afgevaardigden zijn zich beslist ervan bewust dat het voorstel ook onderwerp van discussie in het Parlement zal vormen.
Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de commissaris, wist u dat Beieren in 1871 enkel tot het Duitse Rijk is toegetreden op voorwaarde dat bier als essentieel voedingsmiddel erkend werd, dat zelfs tijdens de militaire dienst gedronken mocht worden? In Beieren is bier dus een essentieel voedingsmiddel. Zou het ook niet beter zijn een onderscheid te maken tussen bier en de zogenaamde alcopops, dus tussen een natuurproduct en de allergrootste rotzooi? Ten tweede zou ik u willen vragen of we niet meer aandacht moeten hebben voor regionale en nationale tradities. En ik vraag u vooral of het niet beter zou zijn het btw-tarief en de belasting op bier voor de gastronomische sector te verminderen om de kwalitatief hoogstaande gastronomie in leven te houden, die de voorwaarde is voor gezondheid. Hoe gezonder de gastronomie, hoe gezonder ook de mens.
László Kovács, lid van de Commissie. - (EN) Ik ken deze gedachtegang en heb er waardering voor. Ik houd zelf van bier. Maar dit standpunt wordt noch door de Commissie noch door de Raad gedeeld.
Danutė Budreikaitė (ALDE). - (LT) Tot nu toe is er steeds een minimumaccijnstarief geheven op de meest populaire alcoholhoudende dranken, te weten wijn en bier. Voorts geldt er een nultarief voor wijn, maar niet voor bier. Er worden momenteel pogingen ondernomen om de accijnzen voor bier te verhogen. Hoe verklaart de Commissie deze verschillen in accijnzen voor verschillende soorten alcoholhoudende dranken, met name op dit ogenblik, nu Frankrijk onderhandelt over een vrijstelling voor een bepaalde wijnsoort?
László Kovács, lid van de Commissie. - (EN) Toen de verhoging van accijns op alcohol en alcoholische drank vorig jaar werd besproken door de Ecofin-Raad, brachten enkele lidstaten de kwestie van de verschillende accijnzen op bier en wijn naar voren. Zoals de geachte afgevaardigden waarschijnlijk weten, is er sinds 1992, toen de huidige tarieven werden vastgesteld, geen positieve accijns op wijn geweest. Indertijd werd uiteindelijk overeengekomen dat voor wijn een nultarief zou gelden. Als er geen besluit wordt genomen om de accijns te herzien, blijft nul nog steeds nul, ook al wordt het verhoogd met het voorgestelde percentage van 31 procent.
Ik waardeer de zienswijze van degenen die naar voren brengen dat er in wezen niet veel verschil is tussen wijn en bier. Het is ook een feit dat wijn en bier op de consumentenmarkt met elkaar concurreren. Echter, wijziging van de regelgeving zou eenparigheid van stemmen vereisen, en voor zover ik weet, zouden minstens tien lidstaten hun veto uitbrengen op ieder positief accijnstarief op wijn.
Justas Vincas Paleckis (PSE). - (LT) Door wijzigingen in de volgorde van de verklaringen die de commissaris heeft afgelegd, heb ik helaas een deel van het antwoord op mijn vraag gemist. Ik wil de commissaris daarom nogmaals vragen of hij kan garanderen dat de nieuwe lidstaten van de Europese Unie ter zake van alcoholhoudende dranken niet gediscrimineerd zullen worden.
László Kovács, lid van de Commissie. - (EN) Een deel van mijn antwoord was al dat het volgens de Commissie geen zin zou hebben om twee verschillende accijnstarieven voor de oude en nieuwe lidstaten te hanteren.
Wat betreft de vraag over het uitgangspunt, en of dit wel of niet de accijnstarieven moeten zijn die in 1992 werden vastgesteld en in 1993 in werking traden, wil ik erop wijzen dat deze tarieven een uitgangspunt kunnen vormen en dat is de basis van het huidige voorstel.
Als er een akkoord is bereikt in de Ecofin-Raad kunnen we nog nagaan of er een andere ingangsdatum mogelijk is, maar die kwestie staat nog niet officieel op de agenda van de volgende vergadering van de Ecofin op 28 november. Het spreekt voor zich dat de Commissie haar best doet om een universele oplossing te vinden die hetzelfde is voor alle lidstaten, of ze nu nieuw of oud zijn, en ik hoop dat we op 28 november uiteindelijk tot een oplossing zullen komen die voor alle lidstaten aanvaardbaar is.
Andreas Mölzer (NI). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, Mijnheer de commissaris, Europeanen drinken traditioneel gezien graag. Toch zien we al jarenlang een dalende tendens in het alcoholverbruik, ook zonder belastingen en waarschuwingen. Voorbeelden uit de Verenigde Staten tonen aan wat er gebeurt wanneer van alcoholconsumptie een misdaad gemaakt wordt. Jongeren gaan op zoek naar designer drugs. Zou de Commissie er niet beter aan doen de strijd tegen illegale drugs op te voeren in plaats van de Europese cultuurdrug - alcohol - tot zondebok te maken en steeds hoger te belasten?
László Kovács, lid van de Commissie. - (EN) De Commissie heeft zeker niet voorgesteld om de accijns op alcohol te verhogen, omdat wat we doen slechts een herberekening inhoudt.
De huidige accijnstarieven werden in 1992 vastgesteld en traden in werking op 1 januari 1993. Tussen toen en nu zijn ze met 31 procent in waarde gedaald. Het voorstel was slechts een herberekening van de accijns, maar betekent geen verhoging, zelfs niet van een enkele eurocent.
Richard Corbett (PSE). - (EN) Bent u het niet met mij eens, commissaris, dat we in onze interne markt te maken hebben met een dubbele verstoring, een verstoring tussen bier en wijn, hetgeen uitgesproken oneerlijk is, en de verstoring die het gevolg is van sterk uiteenlopende tarieven op belastingen en accijns tussen de lidstaten? Daarom gaan in mijn land honderden witte bestelwagens naar Calais, halen daar hun lading op en keren dan terug naar Groot-Brittannië voor de verkoop op de zwarte markt. Dit berokkent grote schade aan de Britse brouwerijen, café’s en detailhandel. Ik weet zeker dat ditzelfde ook elders het geval is.
László Kovács, lid van de Commissie. - (EN) Als afgevaardigde van het Verenigd Koninkrijk zult u zeker weten dat een aantal lidstaten sterk gekant is tegen harmonisatie in het algemeen en tegen het beginsel.
De Europese Unie is er al in geslaagd om de minimumaccijnstarieven te harmoniseren. Het staat de lidstaten vrij hun nationale tarieven ver boven het minimum vast te stellen. Vandaag hebben we een minimumaccijnstarief op bier en een nultarief op wijn. Ik ben het ermee eens dat dit resulteert in enige verstoring, maar zoals ik al aangaf, vereist een verandering van deze regelgeving een unaniem besluit in de Ecofin-Raad, en daar is voorlopig geen hoop op.
Ook is het zo dat enkele lidstaten slechts de minimumtarieven en andere lidstaten veel hogere tarieven hanteren. Voor zover het gaat om sterke drank weet ik bijvoorbeeld dat er enkele Scandinavische lidstaten zijn waar het feitelijke accijnstarief tien keer zo hoog ligt als het verplichte minimum. Dit kan zeker leiden tot enige verstoring. Echter, iedere lidstaat heeft de bevoegdheid om het tarief boven of op het minimum vast te stellen, maar zeker niet daar beneden.
De Voorzitter. - Vraag nr. 43 van Georgios Papastamkos (H-0891/06):
Betreft: Decentralisatie van het mededingingsrecht
Met onder andere verordening (EG) nr. 1/2003(1) is het 'oude' centralistische stelsel van mededingingsregels vervangen door een systeem van uitzonderingen met rechtstreekse werking. Krachtens dit nieuwe systeem zijn de mededingingsautoriteiten en de rechtbanken van de lidstaten bevoegd voor de toepassing van zowel artikel 81, lid 1, en artikel 82 van het Verdrag, die op grond van de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie rechtstreekse werking hebben, alsook artikel 81, lid 3, van het Verdrag.
Bestaan er al eerste gegevens betreffende de doeltreffendheid van het nieuwe, decentrale systeem? Wordt overwogen om, naast de onafhankelijke nationale mededingingsautoriteiten en in het kader van 'goede praktijken', nationale jurisdictionele organen - bekend met de problematiek en de ingewikkeldheid van het mededingingsbeleid - in te stellen, die zich uitsluitend met de bescherming van de mededinging bezighouden?
Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, overeenkomstig de aan het EG-Verdrag ten grondslag liggende beginselen van institutionele en procedurele autonomie, beoordeelt elke lidstaat afzonderlijk welke rechterlijke instanties bevoegd zijn voor de behandeling van mededingingskwesties.
Zoals u weet hanteren de meeste lidstaten specifieke procedurele regelgeving voor mededingingskwesties. Daaronder vallen bijvoorbeeld ook het rechtstreeks doorverwijzen naar hogere rechtbanken, de beperking van het aantal of het soort hiertoe bevoegde rechtbanken of het gebruikmaken van gespecialiseerde rechterlijke instanties.
De nationale rechterlijke instanties beschikken tevens over een aantal mechanismen indien er twijfels zijn over de toepassing van artikel 81 en 82 op de betrokken zaak. De nationale rechterlijke instanties kunnen bovendien, krachtens artikel 15 van Verordening 1/2003, de Commissie om advies verzoeken over de uitlegging van de communautaire mededingingsregels wanneer een zaak tot vragen leidt. Tot nu toe hebben nationale rechterlijke instanties daar twintig keer gebruik van gemaakt. Indien een bindend advies over de uitlegging van de regels gewenst wordt, kan de nationale rechterlijke instantie het Hof van Justitie daartoe verzoeken. In een aantal lidstaten hebben de rechterlijke instanties tevens de mogelijkheid om zich in lastige kwesties te wenden tot de nationale mededingingsautoriteiten.
De Commissie is uiteraard verheugd wanneer de lidstaten initiatieven nemen om de expertise van de nationale rechterlijke instanties op het gebied van het communautaire mededingingsbeleid te bevorderen. De Commissie zelf heeft reeds bijgedragen aan het financieren van een stage - voor ongeveer negentienhonderd rechters -op het gebied van de toepassing van de Communautaire mededingingsregels.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, leidt de overlapping van bevoegdheden van nationale mededingingsautoriteiten met die van andere regelgevende instanties in veel lidstaten niet tot een versplintering van het mededingingsbeleid? Is dit misschien geen bron van rechtsonzekerheid? Bent u, mevrouw de commissaris, van mening dat een krachtige instantie, die is ontstaan uit de fusering van de regelgevende autoriteiten - zoals bijvoorbeeld in Nederland is gebeurd, waar de Nederlandse Mededingingsautoriteit de regelgevende instanties voor energie en de telecommunicatie heeft opgenomen - een goed model zou zijn ook voor andere lidstaten?
Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) Een mogelijkheid zou inderdaad zijn om meer informatie te verschaffen over de aanpak van het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) in een soortgelijk geval. In onze regelmatige contacten met alle betrokken instanties moeten wij aandringen op de beste oplossing voor de specifieke situatie. Ik ben ervan overtuigd dat onze formule van pas kan komen als dit in de lidstaat zelf kan worden gedaan en als een band wordt gelegd met onze regelgeving op dit gebied. We moeten daarbij in overweging nemen dat nationale rechterlijke instanties tot nu toe slechts in lopende zaken het recht hadden om de artikelen 81 en 82 toe te passen.
De nationale instanties en de Commissie coördineren hun activiteiten zorgvuldig en op basis van een dagelijkse regelmaat. Ik ben mij er terdege van bewust dat de dialoog tot nu vruchtbaar geweest is, en ik zie geen enkele aanleiding om daarin enige verandering te verwachten.
Richard Corbett (PSE). – (EN) Het was toch de bedoeling dat één van de voordelen van decentralisatie zou zijn dat de Commissie zich beter zou kunnen concentreren op de grote zaken. Mag ik dan vragen waarom de Commissie als ’s werelds grootste mededingingsautoriteit er nog niet in geslaagd is een van ’s werelds grootste praktijken van oneerlijke mededinging succesvol aan te pakken, namelijk het zogenaamde Supplier of Choice-systeem van de De Beers Diamond Company, dat een gevaar voor de mededinging is?
Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) Laat ik eerst mijn waardering uitspreken voor de geachte afgevaardigde. Hij snijdt een uiterst belangrijke kwestie aan wanneer hij begint met het compliment dat wij de grootste mededingingsautoriteit zijn. Mijn collega, commissaris Figel’, heeft een vraag over rangschikking beantwoord. Op dit moment staan wij op de eerste plaats op het gebied van mededinging. De eerste te zijn is een eer, maar het is ook een uitdaging om die positie te behouden.
U noemde de De Beers. Ik zal u in een brief tot in detail vermelden wat we tot nu toe gedaan hebben. Zoals u weet hebben wij in de zaak ALROSA-De Beers, die nauw verbonden was met de door u genoemde kwestie, een rol gespeeld. Wij hebben beperkte mogelijkheden maar als wij a zeggen en besluiten om een monopolie of een quasi-monopolie aan te pakken, zeggen wij ook b. Wij zullen alert blijven en deze zaak volgen.
Katerina Batzeli (PSE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil nog eens terugkomen op het standpunt van de commissaris met betrekking tot de fusering van de mededingingsautoriteit met de regelgevende instanties. Ik heb opgemerkt dat zij in haar antwoord vooral de klemtoon heeft gelegd op de noodzaak de efficiëntie van de regelgevende autoriteiten, de mededingingsautoriteiten en transparantie te verzekeren. Dat zijn de fundamentele beginselen. Ik ben van mening dat de regelgevende autoriteiten, die door de Commissie zijn besloten en gekozen - en met name de regelgevende autoriteiten voor energie - een belangrijke rol spelen in de handhaving van hun onafhankelijkheid van de mededingingsautoriteiten.
Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) Om eerlijk te zijn kunnen de lidstaten het uitvoerende werk verdelen over de verschillende instanties en zoals u weet wordt de nationale regelgevende instantie de nationale mededingingsautoriteit.
Wat het nationale aspect betreft, wil ik zeggen dat men deel uitmaakt van een Europees mededingingsnetwerk en zoals ik al heb gezegd is de samenwerking binnen dat netwerk absoluut collegiaal. Wij zijn bekend met de regels, en inderdaad zijn de regels zoals uw collega zojuist vermelde. In het algemeen houden wij ons bezig met de grote zaken, althans met de zaken die te maken hebben met de fusieregelgeving, maar als het een nationale zaak betreft die de nationale mededingingsautoriteit wil en kan aanpakken, dan is die zaak voor hen.
Dit is echter geen wet van Meden en Perzen. Indien de nationale mededingingsautoriteit een zaak aan ons wil overdragen dan zijn we bereid, en zeker bekwaam genoeg, om die aan te pakken.
De Voorzitter. - Vraag nr. 44 van Ruth Hieronymi (H-0899/06):
Betreft: Bevordering van filmproducties door belastingvoordelen in het Verenigd Koninkrijk
In het Verenigd Koninkrijk wordt momenteel de UK Finance Act behandeld, op grond waarvan alleen in het Verenigd Koninkrijk gedane specifieke uitgaven in aanmerking komen voor belastingvoordelen.
Een gevolg daarvan is dat Amerikaanse films die in het Verenigd Koninkrijk worden geproduceerd in hoge mate van deze belastingvoordelen profiteren, terwijl dit niet geldt voor Britse coproducties die in andere EU-landen dan het Verenigd Koninkrijk tot stand komen.
Is dit geplande systeem van belastingvoordelen conform de EU-mededingingswetgeving? Zo ja, is een dergelijke benadeling van Europese producties dan in overeenstemming met artikel 151 van het EU-Verdrag, dat het bevorderen van de culturele verscheidenheid voorschrijft? Zo nee, welke maatregelen kan de Commissie in een dergelijk geval dan treffen op grond van het EG-Verdrag en, vooral, de EU-mededingingswetgeving?
Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) Op dit moment is de Commissie in gesprek met de Britse instanties over de Britse wet ter bevordering van filmproducties door middel van belastingvoordelen. Dat is de wet waarvan de Commissie in kennis is gesteld conform de voorschriften inzake staatssteun.
De Commissie onderzoekt die zaak op basis van de mededeling over film uit 2001, waarin staat dat lidstaten steun mogen verlenen aan filmproducties wanneer de inhoud van de film volgens controleerbare nationale criteria cultureel is. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel wordt het in de mededeling aan de lidstaten overgelaten die controleerbare nationale criteria vast te stellen. In artikel 151 van het EG-Verdrag noch in de mededeling over film wordt de mogelijkheid uitgesloten dat producties uit derde landen of coproducties profiteren van staatssteun van de lidstaten. Volgens de mededeling over film mogen lidstaten echter eisen dat in ruil voor de staatssteun tot tachtig procent van het budget voor een filmproductie wordt besteed op hun grondgebied.
In het Britse systeem is een dergelijke vereiste opgenomen. Eveneens was het op basis van de eerste berichten over de Britse wet ter bevordering van filmproducties door middel van belastingvoordelen enigszins onduidelijk of Europese coproducties, die aan de voorwaarden van de Europese overeenkomst inzake de coproductie op het gebied van de film voldeden, uitgezonderd konden worden van de vereiste om voor de Britse culturele test te slagen om van het systeem te kunnen profiteren. Op verzoek van de Commissie hebben de Britse autoriteiten daar duidelijkheid over gegeven in de door hen gepubliceerde toelichting op het systeem. Daarom stroken de voorwaarden op basis waarvan Europese coproducties kunnen profiteren van het systeem, met de algemeen toegepaste, Europese normen. Amerikaanse en Amerikaans-Britse coproducties daarentegen, moeten slagen voor de Britse culturele test om te kunnen profiteren van het belastingsysteem.
De Britse culturele test bevat de controleerbare nationale criteria die bedoeld zijn om ervoor te zorgen dat de steun wordt verleend aan een cultureel product. Dit is een van de aspecten van het systeem dat de Commissie onderzoekt.
Ruth Hieronymi (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Commissaris. Ik zou graag van u weten in hoeverre deze culturele criteria voor Brits-Amerikaanse coproducties al in ogenschouw worden genomen in de ontwerpteksten die tot nu toe door de Britse regering zijn voorgelegd of in hoeverre ze in ogenschouw zouden moeten worden genomen. Ten tweede, hoe is het gesteld met de Britse coproducties in andere lidstaten van de Europese Unie?
Neelie Kroes, lid van de Commissie. - (EN) De geachte afgevaardigde heeft het over gezamenlijke Amerikaans-Britse activiteiten op dit gebied. De uitgaven die worden gedaan voor een Amerikaanse acteur die in het Verenigd Koninkrijk wordt gefilmd, zouden in aanmerking komen voor belastingvoordelen uit hoofde van de Britse belastingwet ter bevordering van filmproducties, maar de uitgaven voor een acteur uit een andere lidstaat zouden ook voor belastingvoordeel in aanmerking komen wanneer in het Verenigd Koninkrijk wordt gefilmd.
De geachte afgevaardigde beschrijft een situatie waarin films worden gemaakt door coproducenten uit het Verenigd Koninkrijk en andere lidstaten. Het is waar dat de uitgaven voor een Britse acteur of een Europese acteur die opnames maakt in een andere lidstaat, niet in aanmerking komen voor een belastingvoordeel op grond van het Britse systeem. De coproducent uit een andere lidstaat kan echter in zijn productiebudget de kosten opnemen voor een Britse of andere Europese acteur. Deze uitgaven zouden vervolgens in aanmerking kunnen komen voor belastingvoordelen in de betreffende lidstaat.
De Voorzitter. - Vraag nr. 32 van Claude Moraes (H-0871/06):
Betreft: Preventie en behandeling van HIV/AIDS in Zuid-Afrika
Kan de Commissie bijzonderheden verstrekken over de activiteiten van de EU met betrekking tot de preventie en behandeling van HIV/AIDS in Zuid-Afrika?
Welke activiteiten onderneemt de Commissie om de opname van anti-retrovirale medicijnen in Zuid-Afrika te ondersteunen? Welke vooruitgang is er geboekt met betrekking tot de beschikbaarheid van niet-geoctrooieerde medicijnen en geneesmiddelen voor mensen met HIV/AIDS in Zuid-Afrika?
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, beste collega's, op het vlak van HIV/AIDS heeft de Commissie sinds 1994 haar steun verleend aan initiatieven van nationale en provinciale ministeries van Gezondheid. Enkele niet-gouvernementele organisaties werden ook rechtstreeks ondersteund via het Europese programma voor wederopbouw en ontwikkeling en/of via de thematische begrotingslijn voor armoedegerelateerde ziekten. De activiteiten hebben in belangrijke mate de beoogde resultaten voor de verschillende projecten behaald. Toch blijft hun duurzaamheid, vooral in de sociale sector, een bron van bezorgdheid wegens de terugkerende kosten die ze met zich meebrengen.
Momenteel lopen er twee projecten met ministeries van Gezondheid die financiële steun krijgen van het indicatieve programma. Het eerste bestaat uit partnerschappen voor de verstrekking van primaire gezondheidszorg, inclusief voor HIV/AIDS en beschikt over 25 miljoen euro. Het programma richt partnerschappen op tussen ngo's en vijf van de negen provinciale ministeries van Gezondheid. De ngo's financieren beurzen en geven een gepaste opleiding aan zorgverleners die niet of nauwelijks opgeleid zijn. Die zorgverleners verstrekken bij de behandeling van AIDS de basiszorg aan zieken die er voordien geen toegang tot hadden. Momenteel worden 187 000 patiënten verzorgd en zijn er 5 000 zorgverleners. Deze cijfers zullen aanzienlijk toenemen wanneer het nieuwe programma, waarvoor 45 miljoen euro beschikbaar is, vanaf 2007 operationeel zal zijn.
Een tweede programma geeft steun aan het Comprehensive HIV/Aids Care Management and Treatment Plan van de Zuid-Afrikaanse regering en is goed voor 25 miljoen euro. De Commissie heeft het programma in december 2004 goedgekeurd. Het ondersteunt de tenuitvoerlegging van dat plan voor de strijd tegen AIDS, vooral als het gaat om de planning van menselijke hulpbronnen, de toestemming om medicijnen op de markt te brengen, de financiering van de verzorging en activiteiten ter bevordering van de gezondheid.
In de onderwijssector loopt er in het hoger onderwijs een programma inzake HIV/AIDS, HE/Aids, voor 20 miljoen euro. Dat programma volgt op een project gefinancierd door het Britse ministerie voor Internationale Ontwikkeling en door Ierland. Het beoogt een vermindering van de verspreiding van HIV/AIDS in een leeftijdscategorie die aanzienlijk getroffen is en die tekenen vertoont van een terugvallen in oude gedragspatronen, alsmede in de bredere gemeenschap die het hoger onderwijs vormt.
De Commissie gaf in 2002 haar goedkeuring aan een regionaal programma voor bewustmaking en onderricht over HIV/AIDS, met een communautaire bijdrage van 10 miljoen euro en bijkomende 20 miljoen euro vanwege het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Ierland. Het wordt uitgewerkt door Soul City, een Zuid-Afrikaanse ngo. Soul City ontvangt reeds veertien jaar een aanzienlijke bijdrage van de Europese Gemeenschap voor de ontwikkeling van zijn edutainment-aanpak - Education and Entertainment - die eruit bestaat gebruik te maken van tv- en radiofeuilletons en geruggensteund wordt door folders en andere meertalige documenten waarin de onderwerpen die in de uitzendingen aan bod kwamen, verdiept worden. Dat programma loopt niet in Zuid-Afrika, maar wel in acht buurlanden. Hoewel de activiteiten in de voorbije jaren uitstekende resultaten hebben opgeleverd, moeten we vaststellen dat er administratieve problemen zijn, wegens het grensoverschrijdende karakter en het feit dat het vanuit verschillende bronnen gefinancierd wordt.
Naast de programma's in het kader van het Europese programma voor wederopbouw en ontwikkeling worden in Zuid-Afrika momenteel zes projecten uitgewerkt. Deze zullen worden gefinancierd door verschillende thematische begrotingslijnen en zijn goed voor ongeveer 10 miljoen euro. Al hun doelstellingen vallen binnen het kader van de strijd tegen AIDS. Een daarvan betreft een onderzoeksproject voor vaccins dat Zuid-Afrikaanse en Europese instellingen met elkaar verbindt.
Betreffende het gebruik en de beschikbaarheid van geneesmiddelen heeft de Commissie in Zuid-Afrika geen enkel specifiek programma lopen om het gebruik van generische geneesmiddelen te bevorderen. Ze ondersteunt wel maatregelen van het Zuid-Afrikaanse ministerie van Gezondheid om de regelgeving inzake geneesmiddelen te rationaliseren en te verbeteren. Het probleem ligt vaak niet in het feit dat antiretrovirale medicijnen niet beschikbaar zijn, maar in de terughoudendheid van de patiënten om zich te laten onderzoeken en verzorgen, evenals in de toegang tot uitrusting en gezondheidspersoneel, vooral dan van apothekers die hun patiënten moeten ontvangen en raad geven vooraleer de behandeling te starten.
Claude Moraes (PSE). – (EN) Commissaris, hartelijk dank voor dit uitgebreide antwoord.
Ik weet dat u zich persoonlijk inzet voor deze kwestie, maar ik heb dit weekend Zimbabwaanse en Zuid-Afrikaanse aidsactivisten ontmoet en de vraag die zij mij stelden kon ik moeilijk beantwoorden. Naar uw mening levert de Europese Unie namelijk een aanzienlijke bijdrage aan de bestrijding van de aidspandemie, als het gaat om de opname van anti-retrovirale medicijnen en andere door u aangekondigde maatregelen. Is die bijdrage werkelijk zo aanzienlijk? Het baart mij zorgen dat we in Zimbabwe duidelijk de strijd aan het verliezen zijn door de speciale omstandigheden in dat land. Ze vertelden mij echter ook dat de situatie in Zuid-Afrika nog steeds uiterst zorgwekkend is.
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) De strijd tegen deze ziekte moeten we volgens mij in de eerste plaats aangaan via een nauwere samenwerking tussen de verschillende betrokkenen. Vanuit die optiek heeft de Commissie voor het eerst, maar niet voor het laatst, een belangrijke bijdrage gestort aan het Wereldfonds. Tijdens de vergadering over de herziene financiering in Londen hebben we ongeveer 90 miljoen euro extra aan het Wereldfonds geschonken. Ik moet toegeven dat de vergadering over de herziene financiering van het Wereldfonds niet het beoogde succes heeft geboekt. Men is er weliswaar in geslaagd om een vrij hoog bedrag bij elkaar te brengen, toch heeft men niet de gewenste som bij elkaar gekregen.
Voorts meen ik dat de Europese Unie, ook de Commissie, efficiënte projecten en strategieën moet financieren. Wij beschikken noch over de ervaring noch over de noodzakelijke bekwaamheid om zelf de touwtjes in handen te nemen. We moeten dus vertrouwen hebben in diegenen die wel over die kennis beschikken en reeds blijk gegeven hebben van een zekere doeltreffendheid.
Het wordt een werk van lange adem. Als men denkt deze kwestie in een handomdraai op te lossen, vergist men zich volgens mij. Deze actie is doeltreffend maar de weg is nog lang. Zo kan men bijvoorbeeld nooit genoeg het onderwijs, al is het maar het basisonderwijs, voor alle meisjes in Afrika stimuleren. Als we in onze strijd tegen de ziekte in Afrika een efficiënte maatregel willen hanteren, moeten we om te beginnen de meisjes massaal en zo snel mogelijk naar de basisschool sturen. Naar mijn mening is dat een van de meest efficiënte maatregelen om de ziekte te bestrijden.
Dus ja, Europa doet al het mogelijke. U stelt me echter een vraag waarop ik moeilijk een antwoord kan geven, namelijk: zijn we efficiënt? Ja, ik denk dat we efficiënt zijn, maar we zullen nooit voldoende efficiënt zijn. Ik kan evenmin een antwoord geven op de vraag binnen hoeveel tijd we de ziekte zullen uitroeien. We kunnen enkel zeker zijn over het aantal middelen, over de strategie van de deskundigen - en er zijn er veel, soms heel veel - en over de strategie en de goede wil van de betrokkenen - en ook daarvan zijn er veel, soms heel veel.
Persoonlijk denk ik dat we er alle belang bij hebben om samenhangende strategieën te gebruiken, en ik ben er niet zeker van dat een spreiding over verschillende actoren de goede methode is. Ik pleit voor het idee om strategieën rechtstreeks met de regeringen van de landen in kwestie uit te werken, omdat de landen de acties zelf in eigen handen moeten nemen. De landen moeten ook hun zegje hebben. In Botswana bijvoorbeeld doet de regering, de staat, echt moeite en gaat letterlijk van deur tot deur. Men heeft het initiatief genomen om in elk huis de preventie en de behandeling uit te leggen. In dit geval is er volgens mij echt een systematische aanpak nodig.
Ik kom terug op uw vraag, die me in verlegenheid brengt. Ik kan u niet zeggen of we efficiënt zijn, want ik zou liegen als ik antwoord: ja, we zijn efficiënt. Ik denk dat we doeltreffend handelen, maar ik wil er niet om wedden.
Danutė Budreikaitė (ALDE). - (LT) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik heb een vraag over de preventie van HIV/AIDS. Ik heb hier gesprekken over gevoerd in plaatselijke gemeenschappen in Mozambique. Alle mensen beseffen terdege wat voor een ziekte het is, en dat die moet worden bestreden. Bescherming is echter nog steeds een probleem: het is niet aanwezig of te duur. Wat kunnen we gezien de situatie doen om deze ziekte te voorkomen?
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Ik heb net het antwoord op die vraag aangestipt. Persoonlijk reken ik daarop, omdat er toch een zekere logica is. Een van de eerste millenniumdoelstellingen is basisonderwijs voor alle kinderen die de leeftijd hebben om dat te volgen. We moeten op dat vlak een enorme inspanning leveren, aangezien de realisatie van die doelstelling verloopt via opleiding, informatiecampagnes en meer systematisering.
Ten tweede moeten we die strategie veel meer decentraliseren. Ik haal Afrika aan als voorbeeld. Voor diegenen die Afrika kennen is het vanzelfsprekend dat een van de drama’s van Afrika - men spreekt er niet vaak over, maar ik schenk er veel aandacht aan - ligt in het feit dat alle beleidsdomeinen gecentraliseerd zijn. Er is heel weinig decentralisatie, en als die er is, decentraliseert men de bevoegdheden, maar geeft men niet de middelen om de geplande acties tot een goed einde te brengen of de bevoegdheden uit te voeren. Men moet de basis dus veel meer activeren. We moeten dus alles op alles zetten voor het onderwijs.
U heeft het over preventieve maatregelen. Ik zie geen andere preventieve maatregel die belangrijker is dan die. Daarover zou ik ook willen zeggen - hoewel het misschien wat hard aankomt - dat we moeten ophouden voortdurend van strategie te veranderen bij gebrek aan onmiddellijk resultaat. Het duurt even voor de actie vruchten afwerpt. Men kan de doeltreffendheid van een beleid niet slechts na enkele jaren opmeten. Het gaat hier om een verschrikkelijke, vreselijke ramp en we moeten dus alles bijna van meet af aan opbouwen.
Ik ben op de hoogte van verschillende strategieën: een land als Botswana levert aanzienlijk werk en doet heel wat inspanningen. Ook andere landen getroosten zich veel moeite. Ik heb het over deze kwestie gehad met mevrouw Zuma, minister van Buitenlandse Zaken van Zuid-Afrika, een land dat het beleid dat het tot nu toe op dat vlak gevoerd heeft, langzaamaan aan het veranderen is. Zuid-Afrika wil aanpassen en dat is een goede zaak. Ik zou het nog over andere landen kunnen hebben, maar de belangrijkste preventieve maatregel is opleiding. Er is mijns inziens geen enkele andere hoofdlijn waarlangs wij onze strategie kunnen ontwikkelen.
De Voorzitter. - Vraag nr. 33 van Manuel Medina Ortega (H-0873/06):
Betreft: Immigratie: steun aan gerepatrieerde immigranten
Tijdens de laatste maanden zijn duizenden illegale immigranten uit West-Afrika teruggestuurd naar hun land van herkomst, waar de economische omstandigheden die tot hun emigratie hebben geleid blijven bestaan. Is de Commissie voornemens om in het kader van haar ontwikkelingsbeleid maatregelen te nemen om de vestiging van teruggekeerde immigranten in hun land van herkomst te vergemakkelijken?
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Elke maatregel op het vlak van migratie en ontwikkeling moet exhaustief en geïntegreerd zijn om succesvol te kunnen zijn. Daarnaast moeten we onze financiële instrumenten op korte en middellange termijn benutten en een versterkte politieke dialoog tot stand brengen, in de eerste plaats met onze partners in Afrika.
De strategie van de Commissie ter ondersteuning van de West-Afrikaanse landen die met de terugkeer van migranten worden geconfronteerd, is gebaseerd op drie actielijnen die elkaar aanvullen. We moeten eerst en vooral een antwoord formuleren op het spoedeisende karakter van de situatie en daartoe de beschikbare instrumenten inzetten. Ik denk hierbij aan het B-budget en het snellereactiemechanisme. Voor Senegal bijvoorbeeld wil de Commissie 9,6 miljoen euro uittrekken voor de tenuitvoerlegging van maatregelen voor de begeleiding van gerepatrieerde immigranten en hen herintegratie in de maatschappij. Deze som is eigenlijk het resterende bedrag van het negende Europees Ontwikkelingsfonds. Deze maatregelen zullen gepaard gaan met andere acties ten bedrage van ongeveer 1,9 miljoen euro, die via het snellereactiemechanisme zullen worden gefinancierd.
Vervolgens moeten we ons op de middellange termijn richten en bij de tenuitvoerlegging van onze samenwerkingsinstrumenten een aantal migratiegebonden aspecten in aanmerking nemen. Het migratievraagstuk vormt immers een belangrijk onderdeel van het programma van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds dat een aanvulling is op de bestaande instrumenten. Zo hebben we 25 miljoen euro voorzien voor een faciliteit "migratie", afkomstig uit het overschot van het B-budget van het negende Europees Ontwikkelingsfonds.
Op middellange termijn zijn de mogelijkheden voor herintegratiemaatregelen legio. Ik som een aantal voorbeelden op: het oprichten van doeltreffende systemen voor de terugname van gerepatrieerde personen in alle betrokken landen - uiteraard met respect voor de waardigheid en de grondrechten van de betrokkenen -; het benadrukken van het belang van opleiding en opvang om teruggekeerde illegale immigranten te helpen zich opnieuw in hun land van herkomst te integreren; het financieel ondersteunen van nationale en regionale programma’s die tot doel hebben migranten terug in de maatschappij op te nemen, evenals het ondersteunen van informatie- en bewustmakingscampagnes voor potentiële emigranten over de met illegale immigratie gepaard gaande risico’s .
Ik zou hier echter aan toe willen voegen - al loop ik dan misschien het gevaar een onrealistische indruk te wekken - dat we er uiteraard voor moeten zorgen dat deze begeleidings- en herintegratiemaatregelen, in welke vorm dan ook, de migranten die terugkeren naar hun land van herkomst niet bevoordelen tegenover diegenen die niet vertrekken. Als dat wel het geval zou zijn, zouden die maatregelen voor de anderen een stimulans vormen om eveneens hun land te verlaten. Het lijkt me bijgevolg van cruciaal belang om hier aandachtig op toe te kijken. Op lange termijn ten slotte ligt de werkelijke oplossing voor het probleem in een beleid inzake opleiding en werkgelegenheid voor jongeren - dat weet elk van ons. De Europese Gemeenschap verschaft dit beleid een ruggensteun door onder andere maatregelen op het vlak van economische integratie te ondersteunen en economische partnerschapsovereenkomsten af te sluiten, die tot doel hebben investeringen aan te trekken en de economische groei te bevorderen. Dit zijn absolute voorwaarden voor het scheppen van aantrekkelijke banen. Deze maatregelen staan centraal in onze ontwikkelingsprioriteiten en in onze strategie voor Afrika.
Ik kan u verzekeren dat ik het, vanuit dit standpunt, eens ben met degenen die geloven dat armoede in geen geval kan worden teruggedrongen zonder groei, zelfs wanneer die groei niet noodzakelijkerwijs tot een vermindering van de armoede leidt. Dat mogen we niet uit het oog verliezen. Ik ben er bijgevolg van overtuigd dat de oplossing op lange termijn er als volgt moet uitzien: economische partnerschapsovereenkomsten bevorderen en de opkomst van geïntegreerde regionale markten ondersteunen. Dat kan overigens hand in hand kan gaan met verregaande inspanningen van de Europese Unie om de kwaliteitsnormen voor de producten tot het vereiste niveau te doen stijgen, de overdracht van technologieën te bevorderen, evenals de bouw van regionale en subregionale infrastructuur, van ontsluitingsinfrastructuur, …
Ik ben zo vrij, mevrouw de Voorzitter, om kort van het onderwerp af te dwalen. Ik zou willen afronden met een ietwat persoonlijke opmerking die het overdenken waard is. Er zijn onmiddellijke maatregelen, die uiteraard genomen moeten worden, hoewel dat jammer genoeg vaak uit veiligheidsoverwegingen gebeurt. Ik heb daar alle begrip voor. Onze burgers maken zich immers ernstige zorgen over het immigratieprobleem en wij hebben moeilijkheden om de migratiestromen onder controle te krijgen. We mogen echter niet vergeten dat er ook zoiets bestaat als een beleid op lange termijn, een beleid dat gericht is op ontwikkeling. Ik vraag me af of het, naast deze onmiddellijke maatregelen en dit ontwikkelingsbeleid, niet nuttig zou zijn om eens na te denken over wat ik begeleide migratie zou durven noemen. Ik heb het niet over quota, een oud idee, waarvan ik vooralsnog niet meteen voorstander ben, maar zouden we bijvoorbeeld geen migratieagentschappen kunnen financieren in de landen waar de grootste groepen migranten vandaan komen? Deze agentschappen zouden niet alleen informatie aan kandidaat-migranten kunnen verschaffen, maar eveneens kunnen samenwerken met de West-Europese landen waar er werkgelegenheid voor immigranten is, zonder daarbij echter braindrain in de hand te werken, een ander thema dat me zorgen baart. De agentschappen zouden in zekere mate ook een regulerende functie kunnen vervullen, in beide richtingen overigens. Ik koester namelijk één overtuiging die ik nooit zal laten varen: we zullen er noch door de grenzen te sluiten, noch door dwangmaatregelen te nemen, noch door mensen massaal te repatriëren in slagen om het migrantenvraagstuk op te lossen. We zullen nog een hele tijd met dit fenomeen moeten leven. Immigratie is niets nieuws. Migratie heeft altijd bestaan. Wij, Europeanen, hebben de indruk dat we eensklaps een fenomeen hebben ontdekt dat voordien niet bestond. Sinds het ontstaan van deze planeet is er migratie. Ik kan niet anders dan dat blijven herhalen. Ik begrijp natuurlijk ook dat dit verschijnsel moeilijk onder controle te krijgen is. Ik begrijp dat er maatregelen moeten worden genomen, soms ook maatregelen met een onmiddellijk karakter. Ik vraag me echter af of we, net omdat we Europeanen zijn en de Europese waarden hoog in het vaandel hebben, niet moeten beginnen nadenken over wat ik een derde weg zou noemen, een oplossing die me realistischer lijkt. De eerder genoemde migratieagentschappen zouden zich zonder problemen kunnen toeleggen op het organiseren van opleidingen, zodat de jongeren in de betrokken landen bijvoorbeeld kleine zelfstandigen, handelaars of handwerkers zouden kunnen worden. Het ontbreekt deze arme landen immers in de eerste plaats aan een belangrijke middenklasse. Dat laat zich zowel op economisch als op politiek vlak voelen, aangezien er over het algemeen genomen meer politieke stabiliteit bestaat in landen waar een sterke middenklasse aanwezig is.
Mevrouw de Voorzitter, dit was het uitstapje dat ik wilde maken. Ik denk dat het van groot belang is om bij discussies over dit onderwerp iets meer durf aan de dag te leggen.
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Dank u, mijnheer de commissaris, want ik denk dat u het immigratievraagstuk de aandacht geeft die het verdient en ik ben het eens met bijna al uw overwegingen.
Op dit moment echter worden vooral de zuidelijke landen overspoeld door een golf van immigranten die op onregelmatige wijze het land binnenkomen, waardoor er niet alleen een economisch en sociaal, maar ook een politiek probleem ontstaat. De massale stroom van immigranten naar kleine eilanden in de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan is een politiek probleem.
Ik ben het eens met de commissaris wanneer hij zegt dat we immigranten niet moeten “stimuleren”, maar misschien kan hij dit immigratieverschijnsel ook zien als het gevolg van iets dat niet goed gaat op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking. Dat zou feitelijk ruimte scheppen voor een beleid dat aanvullend is op het huidige beleid dat we hebben.
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Ik heb deze vraag reeds beantwoord. Stelt u zich eens voor dat we tien keer meer middelen zouden kunnen besteden aan ons ontwikkelingsbeleid. Dan nog kunnen wij niet om de volgende vaststelling heen: ons ontwikkelingsbeleid zal nooit echt doeltreffend zijn wanneer we ontwikkelingsprojecten op touw zetten in ontwikkelingslanden waar bijvoorbeeld geen institutionele capaciteit voorhanden is, zelfs geen soevereine staatsmacht, of anders gezegd, waar de staat geen gelijke toegang tot onderwijs voor alle kinderen kan garanderen, geen toegang tot de overheid, tot justitie, tot gezondheidszorg. Het ontwikkelingsbeleid zal nooit de gewenste vruchten afwerpen wanneer we actief zijn in landen die niet in staat zijn hun burgers basisdiensten te verschaffen en de maatschappij op een sociale manier te organiseren.
Daarom ben ik de mening toegedaan - dit is eveneens de opvatting die aan het tiende Europees Ontwikkelingsfonds ten grondslag ligt - dat het absoluut noodzakelijk is om die landen in staat te stellen meer voorzieningen te verschaffen. Dat is net waar het in het debat over goed bestuur om draait.
Zoals u weet, heb ik onlangs een mededeling over goed bestuur voorgesteld die relatief goed is onthaald door de EU-lidstaten. Ze is eveneens goed onthaald in het kader van de bijeenkomst van de Wereldbank in Singapore, waar Europa geprobeerd heeft het verschil te maken. Morgen, donderdag en vrijdag worden in Brussel de belangrijke European Development Days rond het thema bestuur gehouden, met tal van rondetafelgesprekken. De Voorzitter van de Wereldbank zal hieraan deelnemen. Daarnaast zullen onder andere zeventien Afrikaanse staats- en regeringsleiders, talrijke ministers, deskundigen en Mark Malloch Brown van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) van de partij zijn. Zij komen allen samen in Brussel om een ernstig debat te voeren over goed bestuur.
Op welke manier kunnen we landen in staat stellen om meer diensten te verstrekken? Op basis van mijn ervaring op dit gebied ben ik tot de conclusie gekomen dat we van ontwikkeling nooit een succesverhaal kunnen maken als we niet tegelijkertijd de betrokken staten versterken. Wat voor Europa geldt - wat in het verleden voor Europa gold, wat voor onze landen van toepassing was –, geldt eveneens voor deze landen. Als we alle middelen die voor het ontwikkelingsbeleid beschikbaar zijn massaal in zwakke, onstabiele staten zouden pompen, zou dat uitsluitend negatieve resultaten opleveren: verspilling op grote schaal, zware verliezen, een schrijnend gebrek aan efficiëntie. Daar ben ik zeker van.
Ik zou willen afronden met een laatste overweging. 75 procent van de middelen die we uittrekken voor ontwikkeling wordt niet gebruikt om de begrotingen van de betrokken staten te ondersteunen. Slechts 25 procent van onze uitgaven voor ontwikkeling is bedoeld om de staten te helpen, dus om hen te versterken of hen de mogelijkheid te geven dat te doen. De overige 75 procent komt terecht bij indirecte actoren. Ik betwijfel niet in het minst dat deze indirecte partijen nuttig en belangrijk zijn. Zij moeten partners worden. Ik kan evenwel moeilijk geloven dat we ontwikkelingslanden in staat zullen stellen om voorzieningen te verschaffen als we hen maar een vierde van onze middelen voor ontwikkeling geven. Ik geef toe dat deze kwestie een diepgaand en open debat vereist. Iedereen weet echter dat ik een uitgesproken voorstander ben van een substantiële verhoging van het percentage voor begrotingssteun.
Glyn Ford (PSE). – (EN) Hartelijk dank commissaris. U heeft een gedeelte van mijn aanvullende vraag reeds beantwoord. Is de Commissie het er echter niet mee eens dat in plaats van illegale immigranten te betalen om naar huis terug te keren, het veel beter zou zijn de omstandigheden te verbeteren die hen in de eerste plaats dwongen hun thuisland te verlaten? Dat zou uiteraard betekenen dat we veel meer zouden moeten investeren in ontwikkelingshulp dan ons op dit moment in de Europese Unie lief is.
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Ik heb deze vraag reeds beantwoord. Dit is een zeer ingewikkelde kwestie. Als we uitgaan van het idee dat we al degenen die hun land willen verlaten een som geld moeten geven om te voorkomen dat ze dat ook daadwerkelijk doen, creëren we inderdaad een algemeen interventiesysteem dat gericht is op individuen. Dat heeft niets te maken met ontwikkeling. Dat is een uiterst gevaarlijke opvatting.
Anderzijds deel ik uw opvatting - ik ben immers dezelfde mening toegedaan - dat we massaal moeten investeren in ontwikkelingsprojecten, die onder meer de werkgelegenheid of bedrijfsactiviteiten bevorderen. Ik denk bijvoorbeeld aan zeer arbeidsintensief werk, dat we overigens financieren. In Rwanda financieren we projecten voor wegenbouw. Die werken worden uitgevoerd door werklozen, door mensen die op die manier aan het werk zijn gezet, die een inkomen hebben - weliswaar niet meer dan anderhalve dollar per dag -, maar die iets om handen hebben, die werken en bijgevolg in staat zijn hun gezin te onderhouden.
Ik ben het dus volledig met u eens. Het is buiten kijf dat we zo veel mogelijk in ontwikkeling moeten investeren, maar wel onder de eerder gestelde voorwaarden. Ik ben van mening dat het weinig nut heeft om massaal middelen toe te kennen aan landen die niet in staat zijn deze fondsen te beheren of een dergelijke situatie in goede banen te leiden.
Jörg Leichtfried (PSE). - (DE) Mijnheer de commissaris, eerst wil ik graag opmerken dat ik uw uiteenzetting zeer verfrissend vond. Mijn concrete vraag dan. Bij het bekijken van het migratie- en asielbeleid binnen de Europese Unie krijg ik de indruk dat het merendeel van de Europese landen handelt volgens het motto "iedereen doet wat hij wil, niemand doet wat hij moet doen maar iedereen doet mee, hoewel we nu al weten dat enkel een eengemaakt Europees migratie- en asielbeleid zin heeft". Daarom vraag ik u welke inspanningen de Commissie doet om te komen tot een eengemaakt migratiebeleid. Hoe lang zal het volgens u duren om van migratiebeleid een Europese bevoegdheid te maken?
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik zal het zeer kort houden. Ik sluit me volledig aan bij wat u heeft gezegd. Telkens wanneer de Commissie voorstellen doet om de verschillen in wetgeving en aanpak tussen onze lidstaten weg te werken of op één lijn te brengen, stuit ze - ik wind er geen doekjes om - op duidelijke meningsverschillen tussen de lidstaten. Ik geloof wel dat we vorderingen maken, dat er vooruitgang wordt geboekt, maar ik stel eveneens vast dat het niet eenvoudig is om de lidstaten te overtuigen om concrete maatregelen te nemen. Ik denk bijvoorbeeld aan de moeite die mijn collega, de heer Frattini, zich heeft getroost om de lidstaten ertoe aan te zetten een veel coherenter en hechter beleid aan te nemen dan tot dusver het geval was. U hebt dus meer dan gelijk. De Commissie doet alles wat ze kan, maar ze kan de lidstaten helaas niet dwingen.
De Voorzitter. - De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
Het vragenuur is gesloten.
(De vergadering wordt om 19.50 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
De Voorzitter. - Aan de orde is het vragenuur (B6-0445/2006).
Wij behandelen een reeks vragen aan de Raad.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 2 van Manuel Medina Ortega (H-0872/06):
Betreft: Gekwalificeerde meerderheid voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en voor immigratie
In het licht van de vertraging van de inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en in het vooruitzicht van een nieuwe uitbreiding die het nemen van unanieme beslissingen nog moeilijker zal maken, wil ik vragen of de Raad voornemens is de aanzet te geven voor de nodige juridische wijzigingen om met gekwalificeerde meerderheid te kunnen besluiten over de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, of ten minste over kwesties op het gebied van immigratie, waar dringend nieuwe beleidsmaatregelen moeten worden ontwikkeld?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Raad van afgelopen juni vroeg het Finse voorzitterschap om in nauwe samenwerking met de Commissie te kijken naar mogelijkheden om op basis van de huidige Verdragen de besluitvorming en maatregelen te verbeteren op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. De Commissie heeft hiervoor een aantal voorstellen gedaan in haar mededeling "Uitvoering van het Haags Programma: koersbepaling". De voorstellen worden nu behandeld in de Europese Raad, die hier naar verwachting in zijn vergadering van december op terug zal komen.
Het belangrijkste voorstel van de Commissie voor het verbeteren van de besluitvormingsprocedure heeft betrekking op het gebruik van de passerelle-clausule, zoals omschreven in artikel 42 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Daarmee zouden de politiële samenwerking en het strafrecht onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap komen te vallen. Het voorstel werd in september besproken tijdens een informele bijeenkomst van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, maar kreeg niet de unanieme steun die in artikel 42 van het EU-Verdrag wordt geëist. Het voorzitterschap zal hierover in december verslag uitbrengen aan de Europese Raad.
Ik wil de geachte afgevaardigde er ook op wijzen dat de Raad op 22 december 2004 een besluit heeft genomen over de toepassing van de medebeslissingsprocedure op bepaalde gebieden die onder Titel IV van het derde deel van het EG-Verdrag vallen. Dit zijn maatregelen die genoemd worden in artikel 62, lid 1, lid 2(a) en lid 3 alsmede in artikel 63, lid 2(b), en lid 3(b) en die onder meer betrekking hebben op het afschaffen van de controles aan de binnengrenzen en de controles aan de buitengrenzen, op de reisvoorwaarden en de taakverdeling bij vluchtelingenkwesties en op illegale immigratie en illegaal verblijf.
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, ik denk dat u me de informatie heeft gegeven waarover u op dit moment beschikt. Maar ik blijf terugkomen op een punt: de immigratie.
Op dit moment willen we een grote interne markt tot stand brengen, een grote ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Theoretisch zijn er buitengrenzen en daarnaast binnengrenzen, maar de buitengrenzen verschillen van lidstaat tot lidstaat, en als er daarom in de Raad over de regulering van de immigratie geen besluiten kunnen worden genomen die in de hele Europese Unie uniform kunnen worden toegepast, zal het onmogelijk worden om een grote interne markt tot stand te brengen.
Denkt u dat er in de Raad van december althans op dit punt vooruitgang zal kunnen worden geboekt, zodat besluiten met betrekking tot het immigratiebeleid niet meer unaniem hoeven te worden genomen, maar bij meerderheid, in overeenstemming met de passerelle-clausule” waaraan u zojuist heeft gerefereerd?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is vooral het doel van het voorzitterschap om het coherente en alomvattende immigratiebeleid van de Europese Unie, dat zowel legale als illegale immigratie omvat, te versterken. Het is ook goed erop te wijzen dat de tweede alinea van artikel 67, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap de Raad de mogelijkheid geeft met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement te besluiten om de medebeslissingsprocedure toe te passen op legale immigratie.
Richard Corbett (PSE). - (EN) Kan de fungerend voorzitter van de Raad bevestigen dat het hier gaat om aangelegenheden waarop, ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, het speciaal protocol van toepassing is dat als bijlage is gehecht aan het Verdrag en waarin deze twee landen de keuze wordt gelaten wel of niet aan eventuele maatregelen mee te doen?
Bent u, fungerend voorzitter, gezien dit feit, het er niet mee eens dat het van bepaalde personen in die landen nogal onredelijk is om bezwaar te maken tegen de overgang op stemmen bij gekwalificeerde meerderheid, omdat daarmee de nationale soevereiniteit zou worden aangetast, temeer daar het sowieso om iets gaat waarin deze landen naar believen al dan niet kunnen participeren, en het zou dan ook heel onredelijk zijn om een dergelijk besluit daarom te blokkeren?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, als vertegenwoordigster van de Raad wil ik geen standpunt innemen in debatten die in de lidstaten plaatsvinden. Ik wil alleen zeggen dat het gebruik van de passerelle-clausule een unaniem besluit van de lidstaten van de Raad vereist, maar dat er tot nu toe nog geen unanimiteit is gevonden. Wij blijven deze kwestie echter in het oog houden, omdat de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken precies het soort samenwerking is waarvan de Europeanen doeltreffende maatregelen van de kant van de Europese Unie verwachten.
Danutė Budreikaitė (ALDE). - (LT) Mevrouw de minister, ik heb een vraag over migratie. De Europese Commissie heeft haar Groenboek over “het beheer van de economische migratie: een EU-aanpak" gepresenteerd. We weten allemaal dat het voornamelijk om economische migratie gaat. In het Groenboek staat dat de binnenkomst in een lidstaat een kwestie is die onder de bevoegdheid van de lidstaat valt. Daarom zou ik graag willen vernemen of de discussie over de overgang naar stemming met gekwalificeerde meerderheid in dit geval misschien niet in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, een besluit over de overgang naar besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid wordt natuurlijk genomen op basis van de Europese Verdragen. Het gaat hierbij om zaken waarin de Europese Unie bevoegdheid heeft en ik verwijs nu naar het antwoord dat ik op de vorige vraag heb gegeven en waarin ik heb gezegd dat er tot nu toe nog geen unanimiteit is gevonden.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 3 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou (H-0874/06):
Betreft: Bevordering van de agenda voor waardig werk voor iedereen
In zijn programmaverklaringen stelt het Finse voorzitterschap dat het de dialoog over de sociale aspecten van de mondialisering zal voortzetten op basis van de mededeling van de Commissie over de bevordering van waardig werk voor iedereen (COM(2006) 0249 definitief).
Welke concrete acties heeft de Raad gepland om de uitdagingen van de mondialisering aan te pakken?
Hoe is de bevordering van de agenda voor waardig werk in deze acties opgenomen, en is daarbij rekening gehouden met het feit dat de Europese Unie aan de uitvoering ervan kan bijdragen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Finse voorzitterschap heeft in september een voorstel gedaan voor conclusies van de Raad over waardig werk. Het voorstel wordt nu behandeld in drie werkgroepen van de Raad, waar wordt gesproken over sociale zaken, handelskwesties en kwesties met betrekking tot de ontwikkelingssamenwerking. Waardig werk is immers een belangrijke factor in al deze beleidssectoren.
Naar verwachting zal de Raad in december zijn conclusies aannemen. In de ontwerpconclusies van het voorzitterschap komen verscheidene zaken aan de orde die in de mededeling van de Commissie over waardig werk zijn opgenomen en door de geachte afgevaardigde werden genoemd. Afgezien van de behandeling van het voorstel voor conclusies van de Raad inzake waardig werk heeft de Raad tijdens het Finse voorzitterschap veel tijd besteed aan en werk verricht voor het voorstel betreffende een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EGF), dat ook in het Europees Parlement is behandeld. Finland hoopt dat deze zaak zo snel mogelijk wordt afgehandeld, zodat met het fonds werknemers kunnen worden geholpen die de negatieve gevolgen van de mondialisering ondervinden.
Op de informele bijeenkomst van de ministers van Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Volksgezondheid, die van 6 tot en met 8 juli in Helsinki werd gehouden, hebben de ministers gesproken over de wijze waarop de productiviteit kan worden verhoogd door de kwaliteit van het arbeidsleven te verbeteren. Zij hebben onder meer het belang benadrukt van een opwaartse spiraal van waardig werk en arbeidsproductiviteit.
Op de zesde ASEM-Top in Helsinki van 10 en 11 september hebben de staatshoofden en regeringsleiders de noodzaak erkend om de sociale dimensie van de mondialisering te versterken en benadrukt dat productief werk, waardig werk, de rechten van alle werknemers, sociale zekerheid en de dialoog op de arbeidsmarkt van cruciaal belang zijn voor duurzame sociaal-economische ontwikkeling. "Waardig werk voor iedereen" was ook het hoofdthema van de vergadering op hoog niveau van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties van 3 tot en met 5 juli 2006. De Commissie organiseert bovendien op 4 en 5 december in Brussel een conferentie over waardig werk.
Het actieprogramma voor waardig werk omvat vrijwillig gekozen productieve arbeid, eerbiediging van de rechten op het werk, fundamentele arbeidsvoorwaarden, dialoog tussen sociale partners, sociale zekerheid en gelijke behandeling van mannen en vrouwen. De reikwijdte van het programma biedt de Europese instellingen, en vooral het Europees Parlement en de Raad als wetgevers, de mogelijkheid om alle aspecten van waardig werk te onderzoeken, en de verschillende organen aan te sporen hetzelfde te doen, zowel in Europa als in de betrekkingen tussen Europa en derde landen op het gebied van handel en ontwikkelingssamenwerking.
De sociale dimensie van de mondialisering en waardig werk zijn de speerpunten van de Europese Unie in haar streven naar een coherent ontwikkelingsbeleid. Bij het toewijzen van geld uit het Europees Ontwikkelingsfonds moet specifieke aandacht worden besteed aan zaken als waardig werk. Sommige aspecten met betrekking tot de uitdagingen van de mondialisering stonden ook op de agenda van de informele Tripartiete Sociale Top in Lahti van oktober jongstleden.
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de fungerend voorzitter van de Raad van harte bedanken voor haar antwoord. Ik wilde aanvullend nog vragen of er financiële middelen zijn uitgetrokken voor de agenda van waardig werk, en of er in de Raad hierover overeenstemming bestaat.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, zover ik weet zijn er over deze financiering nog geen besluiten genomen en natuurlijk kan ook het Parlement, als belangrijke begrotingsautoriteit, mede de bestemming van de gemeenschappelijke middelen beïnvloeden.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). - (EN) Nu wij spreken over de uitdagingen van de mondialisering wil ik een vraag stellen over het Europees Fonds voor de aanpassing aan de mondialisering, over ons nieuw jaarlijkse fonds, ons nieuw financieel instrument om de uitdagingen van de mondialisering het hoofd te bieden. Is de Raad in staat dit fonds zo spoedig mogelijk, te weten in 2007, tot stand te brengen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij proberen zo snel mogelijk een besluit te nemen over het Europees Fonds voor de aanpassing aan de globalisering, ofschoon er enkele stevige discussies zijn gevoerd over de belangrijkste beginselen die op het Fonds van toepassing moeten zijn en die verband houden met de criteria voor situaties waarin het Fonds kan ingrijpen en over de hoogte van de toe te wijzen bedragen.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 4 van Sajjad Karim (H-0877/06):
Betreft: Vrijhandelsovereenkomst EU-India
Op 28 september 2006 verwierf de resolutie van het Europees Parlement over de economische en handelsrelatie van de EU met India (P6_TA(2006)0388) overweldigende en breed gedragen steun in het Parlement. In de resolutie wordt duidelijk gemaakt dat, hoewel de EU het multilateralisme niet zal verlaten, een Doha-overeenkomst bilaterale WTO-plus-regelingen, die verder gaan dan een minimale WTO-overeenkomst, niet uitsluit. Is de Raad van opvatting dat de EU en India alleen door meer open te staan voor strategische partnerschappen er in zullen slagen hun gezamenlijke ambities te verwezenlijken op de sleutelgebieden van 21ste eeuw: bescherming van de intellectuele eigendom, open markten voor diensten en investeringen, en doeltreffende handelsbeschermingsinstrumenten? Wat is de mening van de Raad over bovengenoemde resolutie en, in het bijzonder, wat is de mening van de Raad over de aanbeveling ten aanzien van een vrijhandelsovereenkomst EU-India? Wat is er met betrekking tot deze kwestie besproken tijdens de top EU-India in Helsinki?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Dames en heren, de Raad heeft kennis genomen van de resolutie van het Europees Parlement over de economische en handelsrelatie tussen de Europese Unie en India.
Op de zevende top tussen de Europese Unie en India in Helsinki op 13 oktober werden de economische en handelsbetrekkingen tussen beide partijen besproken. Er was vooral aandacht voor het verslag van de werkgroep op hoog niveau over de handel tussen de Europese Unie en India. Deze werkgroep werd op de top van 2005 opgericht en kreeg tot taak te onderzoeken hoe de bilaterale handels- en investeringsbetrekkingen konden worden ontwikkeld en uitgebreid.
De werkgroep deed een aanbeveling voor de opzet van een uitvoerig handelspartnerschap via onderhandelingen over een alomvattende handels- en investeringsovereenkomst. De werkgroep was ook van mening dat zowel de Europese Unie als India van een uitgebreide en alomvattende overeenkomst zullen kunnen profiteren. De werkgroep deed tevens de aanbeveling de komende onderhandelingen te richten op de in het verslag genoemd terreinen, te weten handel in goederen en diensten, investeringen, stimulering van de handel, overheidsopdrachten, technische voorschriften, intellectueel eigendom en geografische aanduidingen, concurrentiebeleid en geschillenregeling.
De debatten die hierover op de top werden gevoerd, waren constructief. Daarmee werd steun gegeven aan het werk van de werkgroep. Op de top tussen de Europese Unie en India was men positief gestemd tegenover het werk van de werkgroep en werd ook steun uitgesproken voor het voorstel betreffende een toekomstige alomvattende handels- en investeringsovereenkomst. Men was van mening dat beide partijen het openen van onderhandelingen over een dergelijke overeenkomst moeten stimuleren. Beide partijen voeren momenteel interne debatten hierover. Op de top werd ook bevestigd dat beide partijen groot belang hechten aan het strategisch partnerschap en de nauwe samenwerking, die zeer behulpzaam zijn geweest bij het versterken van de betrekkingen tussen de Europese Unie en India.
Sajjad Karim (ALDE). - (EN) Mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, vorige week zei Kamal Nath tegen me dat hij het verslag dat ik namens de Commissie internationale handel heb opgesteld, erg nuttig vond en dat hij er tijdens de onderhandelingen uit kon citeren.
Het is duidelijk dat het concept van een vrijhandelsovereenkomst met India een belangrijk onderdeel is van de mededeling 'Europa als Wereldspeler' van commissaris Mandelson, waarin een heldere strategie uiteen wordt gezet voor de ontwikkeling van bilaterale handelsregelingen met opkomende landen in met name Azië. Wat is het standpunt van de Raad over deze nieuwe strategie? Denkt de Raad dat dergelijke bilaterale overeenkomsten de beste mechanismen zijn om Europa's groei en concurrentievermogen vooruit te helpen? En valt een en ander te rijmen met ons engagement ten aanzien van de multilaterale ronde van Doha?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Raad heeft gisteren tijdens een bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen zijn conclusies over de Global Europe-verklaring aangenomen. Ook de Raad is van mening dat bilaterale overeenkomsten het multilaterale handelssysteem, dat op de WTO is gebaseerd, kunnen aanvullen. Zij moeten elkaar dus niet uitsluiten, maar juist aanvullen. Dat is een van de redenen waarom de Europese Unie zich proactief opstelt in de onderhandelingen over bilaterale handelsovereenkomsten.
De steun van het Parlement aan de overeenkomst tussen de Europese Unie en India is natuurlijk belangrijk, maar in de Raad wordt over het mandaat nog een debat gevoerd.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 5 van Sarah Ludford (H-0879/06):
Betreft: Zitting van de Raad Externe Betrekkingen van 15 september 2005
Het valt toe te juichen dat transparantie een belangrijk thema is van het Finse Raadsvoorzitterschap. Kan het voorzitterschap mij daarom mededelen welke lidstaat (of lidstaten) het was (of waren), die op 15 september 2006 op de zitting van de Raad Algemene Zaken en Externe Vetrekkingen heeft (of hebben) verhinderd dat er een officieel standpunt werd goedgekeurd naar aanleiding van de illegale activiteiten van de CIA, nadat president Bush op 6 september het bestaan van de geheime CIA gevangenissen had erkend?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad heeft de kwestie van de geheime detentiecentra van de CIA behandeld tijdens zijn bijeenkomst van 15 september. De EU-ministers hebben bevestigd zich te zullen inzetten voor een doeltreffend bestrijden van het terrorisme met alle beschikbare legale middelen.
Terrorisme is op zich een bedreiging van het waardesysteem dat op het rechtsstaatbeginsel is gebaseerd. In de Raad werd herhaald dat in de strijd tegen het terrorisme de mensenrechten en humanitaire waarden moeten worden geëerbiedigd. De vertegenwoordigers van de lidstaten hebben daarom de verklaring van de Amerikaanse regering toegejuicht dat alle gevangenen zullen worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag van Genève. Ook warren zij verheugd dat de toegang van het Internationaal Comité van het Rode Kruis tot de betrokken gevangenen zal worden gegarandeerd.
Het bestaan van geheime detentiecentra waarin gevangenen in een juridisch vacuüm worden gehouden, druist in tegen het internationaal humanitair recht en het internationaal strafrecht. De EU-ministers zeiden van plan te zijn de dialoog met de Verenigde Staten voort te zetten. Deze is erop gericht dat zelfs bij terrorismebestrijding de mensenrechten moeten worden geëerbiedigd. Deze dialoog zal worden voortgezet. De genoemde standpunten zijn tijdens de bijeenkomst van de Raad sterk naar voren gekomen en zullen in het bulletin van de vergadering worden gepubliceerd.
Sajjad Karim (ALDE), ter vervanging van de vraagsteller. - (EN) Mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, een deel van uw antwoord heeft me gerustgesteld, maar er blijft nog ernstige bezorgdheid bestaan over wat er wel of niet is voorgevallen. We moeten de feiten vaststellen.
Volgens een artikel in de Italiaanse krant l'Unità van 7 december 2005 zou Condoleezza Rice tijdens het diner, toen het vraagstuk van de extraordinary renditions ter sprake kwam, op heel onverbloemde wijze met de EU-ministers gediscussieerd hebben. Ik zou willen weten of dit diner daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, en zo ja, wie daarbij aanwezig waren. Is er gesproken over extraordinary renditions, en zo ja, wat is erover gezegd?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, het diner waar de geachte afgevaardigde naar verwijst, was in ieder geval niet door het EU-voorzitterschap georganiseerd. Wij weten echter niets over de diners die de lidstaten van de Europese Unie in het kader van hun eigen buitenlandse betrekkingen organiseren, en wij kunnen hier dan ook geen commentaar op leveren.
Sophia in 't Veld (ALDE). - (EN) Neemt u me niet kwalijk - want misschien is het een kwestie van vertolking - maar uw woorden verbazen mij nogal, want volgens mij hebt u geen van de vragen beantwoord.
U hebt geen antwoord gegeven op de eerste vraag die u schriftelijk is gesteld. U zei dat tijdens het diner van 7 december vorig jaar gesproken is over bilaterale betrekkingen tussen de lidstaten en de VS. Als ik het wel heb, was dat een bijeenkomst waar alle regeringen van de lidstaten en de regering van de VS vertegenwoordigd waren, en waar, als ik mij niet vergis, de heer Solana en de heer De Vries eveneens bij aanwezig waren. Ik denk, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, dat er inmiddels heel veel naar buiten is gekomen over het bestaan van geheime gevangenissen en rendition-vluchten die in Europa hebben plaatsgevonden.
Kunt u bevestigen dat het diner heeft plaatsgevonden en dat de zaak ter sprake is gekomen? Wanneer begint de Raad met een eigen onderzoek en erkent hij wat de rest van de wereld al weet?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, helaas komen het diner dat op 7 september tijdens het Finse voorzitterschap zou zijn georganiseerd en de suggestie dat dit door het voorzitterschap als een EU-aangelegenheid was georganiseerd, mij helemaal niet bekend voor. Ik wil dus herhalen wat ik in mijn vorige antwoord al heb gezegd, namelijk dat het Finse voorzitterschap zo’n diner niet heeft georganiseerd. Misschien moet u de kalender er nog eens bij pakken en nagaan of het diner daadwerkelijk dit najaar werd georganiseerd.
Ik heb op de eerste vraag en de schriftelijke vraag een antwoord gegeven namens de hele Raad, op basis van wat op de bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen op 15 september 2006 werd behandeld en besproken en waarover consensus werd bereikt. Ik herhaal dat de Raad niet verantwoordelijk is voor de manier waarop de lidstaten hun bilaterale betrekkingen met verschillende landen onderhouden en dat hij niet van alle activiteiten op de hoogte is.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 6 van Nils Lundgren (H-0885/06):
Betreft: Genocide op de Armeniërs
De Franse president Jacques Chirac zei in een redevoering op 30 september dat Turkije de genocide op de Armeniërs moet erkennen om lid van de EU te kunnen worden. Volgens Chirac is erkenning van de volkerenmoord een voorwaarde voor toekomstig EU-lidmaatschap. Op 3 oktober nam commissaris Olli Rehn (Uitbreiding) een tegenovergesteld standpunt in door te verklaren dat Turkije de genocide niet hoeft te erkennen om EU-lid te kunnen worden. Het is uiteindelijk de Raad die nieuwe leden tot de EU toelaat. Is het voorzitterschap van oordeel dat Turkije de genocide op de Armeniërs moet erkennen? Wat is het standpunt van de Raad in deze politieke kwestie?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de toetredingsonderhandelingen met Turkije begonnen toen men vond dat het land in voldoende mate aan de politieke criteria van Kopenhagen voldeed. Dit betekent dat verwacht wordt dat Turkije zich aan het hervormingsproces houdt en naar nieuwe hervormingen streeft. Zoals in het door de Raad in oktober 2005 aangenomen onderhandelingskader staat, hangt de vooruitgang in de onderhandelingen af van de vorderingen die Turkije maakt bij de uitvoering van hervormingen.
De Raad van de Europese Unie neemt geen standpunt in ten aanzien van de vermeende genocide op de Armeniërs in Turkije. Het beoordelen van de geschiedenis is een taak van historici. De Europese Unie staat positief tegenover bepaalde initiatieven, zoals de conferentie in Turkije over de Armeense kwestie en het voorstel van premier Erdogan om een gezamenlijk Turks-Armeense commissie van historici op te richten om de tragische gebeurtenissen van 1915 te onderzoeken. Bovendien doet de Europese Unie een beroep op Turkije om alles in het werk te stellen om de betrekkingen met zijn buurland Armenië te verbeteren, vooral wat de opening van de grens tussen beide landen betreft, wat een zeer goede stap voor de hele regio zou zijn.
De Europese Raad heeft afgelopen zomer voor het laatst bevestigd dat hij zich aan zijn verplichtingen met betrekking tot de uitbreiding zal houden. Tijdens het onderhandelingsproces mogen geen nieuwe criteria worden gesteld.
Nils Lundgren (IND/DEM). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, het is me niet duidelijk geworden of de minister vindt dat Turkije de genocide moet erkennen of dat het aan Turkije en Armenië moet worden overgelaten om het daarover eens te worden. Wat is het standpunt van de minister hierover?
Ik ben net als de hele Zweedse partij Junilistan vóór een Turks lidmaatschap, mits Turkije aan de lidmaatschapseisen voldoet. Is het niet verontrustend dat het moderne Turkije, een nationale staat die is gesticht in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw, weigert om iets te erkennen dat vele jaren eerder door het Ottomaanse Rijk is begaan? Wat heeft de minister hierover te zeggen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik in mijn vorige antwoord zei, neemt de Raad van de Europese Unie geen standpunt in ten aanzien van de vermeende genocide op de Armeniërs in Turkije en is het aan historici om de geschiedenis te beoordelen. Wij staan echter positief tegenover bepaalde initiatieven waarin wordt geprobeerd een nieuw licht te werpen op de tragische gebeurtenissen van 1915. Het Finse voorzitterschap en de Commissie hebben gezegd dat de erkenning van de genocide op de Armeniërs geen criterium is voor het EU-lidmaatschap van Turkije.
Danutė Budreikaitė (ALDE). - (LT) Mevrouw de minister, ik ben het helemaal met u eens dat historici de geschiedenis moeten beoordelen. Zij hebben echter een andere insteek. Een democratische staat die zijn eigen verleden niet kan beoordelen, kan niet democratisch worden genoemd. Ik betwijfel of Turkije wel voldoet aan het eerste criterium van Kopenhagen. Daarnaast verzuimt Turkije aan andere vereisten te voldoen, zoals de specificatie in het Protocol van Ankara om Turkse havens open te stellen voor lidstaten van de Europese Unie. Het lijkt wel alsof Turkije de toetredingsvoorwaarden dicteert aan de EU. Ik maak mij dan ook zorgen over de mogelijk ernstige uitkomsten als Turkije nog meer voorwaarden begint te stellen.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie bepaalt en dicteert zelf de lidmaatschapscriteria voor nieuwe lidstaten, maar het is belangrijk dat er tijdens het onderhandelingsproces geen nieuwe voorwaarden of criteria worden opgesteld.
De laatste keer dat de Commissie heeft geëvalueerd in welke mate al aan de voorwaarden voor lidmaatschap is voldaan, was in haar verslag van 8 november. Tot slot zal ook op de Europese Raad van december een analyse worden gemaakt van de mogelijkheden voor het voortzetten van de onderhandelingen met Turkije.
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, minister Lehtomäki, u heeft nu twee maal het standpunt van het Finse voorzitterschap verkondigd en gezegd dat de erkenning van de Armeense genocide geen nieuwe voorwaarde voor het EU-lidmaatschap van Turkije mag zijn. De Commissie is dezelfde mening toegedaan. Is dit het gemeenschappelijke standpunt van de Raad? Met andere woorden, heeft de Raad gesproken over het wetgevingsproces dat nu in Frankrijk gaande is over de Armeense genocide, en heeft de Raad hierover gemeenschappelijke conclusies aangenomen?
Ik wil ook vragen hoe de Raad om wil gaan met het verslag over het integratievermogen, dat gisteren in de Commissie constitutionele zaken is goedgekeurd en dat in de plenaire vergadering van december moet worden aangenomen.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik in een eerder antwoord zei, heeft de Europese Raad afgelopen zomer voor het laatst verklaard dat hij zich aan zijn verplichtingen met betrekking tot de uitbreiding zal houden. De Raad heeft zich er ook toe verbonden om de kandidaat-landen geen nieuwe lidmaatschapscriteria op te leggen met betrekking tot het integratievermogen of het absorptievermogen. Er is eerder sprake van een hervormingsproces, dat in ieder geval binnen de Europese Unie moet plaatsvinden.
Zover ik weet, is er in de Raad niet over de Armeense genocide gesproken, maar in de Europese Raad van december zal een grondig debat worden gevoerd over de uitbreiding, de criteria hiervoor en de gemeenschappelijke standpunten. Daarna zullen wij zeker meer weten. De Raad zal in ieder geval kennis nemen van de resolutie van het Parlement, waar de geachte afgevaardigde naar verwees.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 7 van Piia-Noora Kauppi (H-0887/06):
Betreft: Homofobie in Polen
Graag zou ik de aandacht van de Raad willen vragen voor de betreurenswaardige achteruitgang bij het eerbiedigen van de elementaire rechten van de mens in Polen. Het Poolse selectiecomité van het YOUTH-programma heeft besloten het Europees Vrijwilligersproject van de hand te wijzen omdat het "homoseksuele gedragingen en houdingen onder jongeren" zou bevorderen. Dit soort verklaringen is uiterst discriminerend en in strijd met de fundamentele rechten in de Europese Unie.
Dit is niet de eerste keer dat Polen artikel 13 overtreedt van het Verdrag van Amsterdam, dat gelijke rechten waarborgt aan iedereen, ongeacht seksuele geaardheid. Als lidstaat van de Europese Unie moet Polen de verdragen en waarden waarmee het heeft ingestemd, eerbiedigen.
Zal de Raad reageren op dit soort schendingen van de elementaire mensenrechten? Wat voor maatregelen overweegt de Raad om ervoor te zorgen dat het Verdrag in de gehele Europese Unie wordt geëerbiedigd?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad heeft deze kwestie helaas niet behandeld, omdat deze niet onder zijn bevoegdheid valt. Het bevorderen van de mensenrechten hoort echter tot de prioriteiten van de Europese Unie. De gehechtheid van de lidstaten van de Europese Unie aan de eerbiediging van de grondrechten komt ook tot uiting in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De lidstaten van de Europese Unie zijn ook lid van de Raad van Europa en aldus verplicht om zich aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens te houden. Men kan ervan uitgaan dat wanneer het Europees Agentschap voor de grondrechten is opgericht en zijn werk doet, het de faciliteiten van de Europese Unie voor bewaking en informatie zal verbeteren en op die manier de uitvoering van de grondrechten zo goed mogelijk zal bevorderen.
Het moet nog eens gezegd worden dat het de taak van de Commissie en niet van de Raad is om toezicht uit te oefenen op de uitvoering van de EU-Verdragen .
Piia-Noora Kauppi (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, minister Lehtomäki, wij beschikken echter over precedenten waarbij de Raad vermeende of dreigende mensenrechtenschendingen van een lidstaat op zijn agenda zette. Toen in Oostenrijk een nieuwe regering werd gekozen, zorgden enkele lidstaten ervoor dat de Raad sancties tegen Oostenrijk instelde op basis van het Oostenrijkse regeringsprogramma. Nu gaat het echter om concrete besluiten die officiële organen in Polen hebben genomen. Zij hebben namelijk de zeer redelijke aanvraag voor financiering van het YOUTH-programma om niet-relevante redenen afgewezen. Is de Raad niet van mening dat deze kwestie net zo belangrijk is als indertijd het programma van de Oostenrijkse regering, dat niet eens tot concrete mensenrechtenschendingen heeft geleid?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, na dit geval waar de geachte afgevaardigde volgens mij naar verwijst, werd de status van de grondrechten in het werk van de Europese Unie in feite bevestigd in de EU-Verdragen. Er bestaat nu echter geen plan om op basis van een precedent maatregelen te nemen. Bovendien vallen de implementatie van dit communautaire programma en kwesties met betrekking tot zijn criteria natuurlijk onder de verantwoordelijkheid van de Commissie.
De Voorzitter. - Daar de vraagsteller afwezig is, komt vraag nr. 8 te vervallen.
Vraag nr. 9 van Elena Valenciano Martinez-Orozco (H-0894/06):
Betreft: Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties
De Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties heeft zijn tweede zittingsperiode afgesloten zonder een enkele van de ingediende resoluties te hebben goedgekeurd. De debatten werden overheerst door staten die een geschiedenis van mensenrechtenschendingen hebben, en er was een gebrek aan leiderschap van de staten die als beschermers van de mensenrechten worden beschouwd. Hoewel de hervorming het mogelijk moest maken snel op te treden bij ernstige schendingen van de mensenrechten, heeft de Raad zich niet uitgesproken over de situatie in Darfoer, de aanvallen op burgers in Sri Lanka of de gevolgen van het geweld in Libanon en de bezette gebieden.
Hoe beoordeelt de Raad het resultaat van de tweede zitting van de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties? Welke rol wil de Raad op zich nemen in de beraadslagingen van de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties? Welke maatregelen plant de Raad om het hoofd te bieden aan de uitdaging om van de Raad voor de mensenrechten een efficiënt orgaan te maken?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Europese Unie heeft actief deelgenomen aan de eerste en tweede zitting van de Raad voor de mensenrechten. De Raad voor de mensenrechten moet de hoge verwachtingen die de internationale gemeenschap stelt, waarmaken en gebruik maken van doeltreffende en succesvolle mechanismen om al zijn taken te vervullen.
De Europese Unie vindt het nog te vroeg om het werk van de Raad voor de mensenrechten goed te kunnen beoordelen. Er wordt een nieuw orgaan opgericht, met nieuwe werkmethoden en procedures, en daarvoor is tijd, geduld en creativiteit nodig. Het ruime mandaat van de Raad voor de mensenrechten omvat het voorkomen van mensenrechtenschendingen en het opbouwen van samenwerking en hulpbronnen, maar ook urgente mensenrechtensituaties zijn belangrijk. Cruciale aspecten van het nieuwe orgaan zijn de samenwerking en de dialoog, zoals vermeld in de resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties waarop de Raad voor de mensenrechten is gebaseerd. De Europese Unie is zodoende van plan samen met anderen standvastig in dezelfde geest voort te gaan, en hoopt dat ook de andere medespelers zich op dezelfde manier hiervoor zullen inzetten.
Het standpunt van de Europese Unie ten aanzien van de tweede zitting van de Raad voor de mensenrechten is dat het zeer positief was dat er besprekingen werden gevoerd over bepaalde thema's en landensituaties, in het kader van de ‘speciale procedures’, en met het mensenrechtenorgaan van de Verenigde Naties. Het geven van extra tijd voor de ‘speciale procedures’ was een aanzienlijke verbetering in het praktische werk van de Raad voor de mensenrechten. De kwaliteit van de dialoog en het grote aantal deelnemers benadrukten de belangrijke rol die de ‘speciale procedures’ en het mensenrechtenorgaan spelen in het mensenrechtenstelsel, bijvoorbeeld doordat de gesprekken dichter bij de praktijk worden gebracht en als een vroege waarschuwing werken. In volgende zittingen moet dit werk verder worden ontwikkeld.
De Europese Unie is tevreden met de actieve rol die niet-gouvernementele organisaties spelen in het debat over specifieke thema's en landensituaties. De Europese Unie blijft hun actieve rol in al het werk van de Raad voor de mensenrechten steunen. De Europese Unie heeft steun gegeven aan de pogingen van de heer de Alba, voorzitter van de Raad voor de mensenrechten, om een concrete omnibus-resolutie op te stellen die gebaseerd is op een consensus over de resultaten van de Raad voor de mensenrechten en betrekking heeft op bepaalde thema's en urgente mensenrechtensituaties. De Europese Unie betreurt het dat de onderhandelingen over de tekst niet tot consensus hebben geleid. De Europese Unie is voorstander van een aanpak die, wanneer mogelijk, op consensus is gebaseerd en heeft zich hiervoor enorm ingezet op de tweede zitting van de Raad voor de mensenrechten. Wij zullen in de toekomst hiermee doorgaan.
Het was een teleurstelling voor de Europese Unie dat er geen concrete resultaten werden bereikt met betrekking tot de zeer ernstige mensenrechtenschendingen in Darfoer. Er zijn ook acties van de Raad nodig in andere urgente situaties, zoals die in Sri Lanka. De Europese Unie is van plan actief te blijven, zodat de Raad voor de mensenrechten alle taken die onder zijn mandaat vallen, op toekomstige zittingen kan vervullen.
Manuel Medina Ortega (PSE), ter vervanging van de vraagsteller. - (ES) Dank u zeer, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, voor uw antwoord op deze vraag. Op dit moment hebben we te maken met het probleem dat de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties aan dezelfde gebreken lijdt als de Commissie mensenrechten, en dan heb ik het met name over het onvermogen van de Raad om resoluties aan te nemen.
De Europese Unie en haar lidstaten, vooral die lidstaten die lid zijn van de Raad voor de mensenrechten, kunnen iets aan deze situatie doen. In concreto wordt er morgen, 15 november, een speciale bijeenkomst gehouden over de schending van de mensenrechten in de bezette gebieden door Israël, en van 27 november tot 8 december hervat de Raad zijn besluitvorming weer.
Denkt het fungerend voorzitterschap van de Raad dat de lidstaten van de Europese Unie kunnen bijdragen aan het bereiken van resultaten tijdens deze twee komende bijeenkomsten?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie speelt een belangrijke rol in het werk van de Raad voor de mensenrechten en er worden nu voorbereidingen getroffen voor de derde zitting van de Raad. Deze zal vooral zijn gericht op het formuleren van de werkmethoden van de Raad. De Europese Unie neemt momenteel op zeer actieve wijze deel aan de voorbereidingen in Genève. Er wordt ook gesproken over de komende agenda van de Raad. De Europese Unie streeft in deze onderhandelingen actief haar eigen doelen na. Zo wil zij bijvoorbeeld waarborgen dat het systeem van specifieke mechanismen gehandhaafd blijft en versterkt wordt. Bovendien neemt de Europese Unie deel aan de gesprekken over het tot stand brengen van een nieuwe periodieke herziening.
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). - (LT) Mevrouw de minister, als lid van de delegatie van de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement heb ik deelgenomen aan de zitting van de Raad voor de mensenrechten van de Verenigde Naties en heb ik gezien hoe de lidstaten van de Europese Unie onderhandelden over hun standpunten en probeerden met één stem te spreken. Mijn vraag is de volgende: welke onderwerpen zijn tijdens het Finse voorzitterschap op initiatief van de Europese Unie in de Raad voor de mensenrechten aan de orde gesteld?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, als de geachte afgevaardigde refereert aan de ontwikkeling van de werkmethoden van de Raad voor de mensenrechten, dan is deze kwestie het belangrijkste onderwerp op de derde zitting, en de Europese Unie is zeer actief betrokken bij de voorbereidingen hiervan. In de Raad voor de mensenrechten zijn al enkele zaken behandeld op initiatief van de Europese Unie, maar alle initiatieven die tijdens de tweede zitting zijn genomen, werden verschoven naar het begin van de zitting in november en december en de voorbereidingen daarvan zijn in volle gang.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 10 van Chris Davies (H-0895/06):
Betreft: Associatieovereenkomst EU-Israël
Wanneer heeft de Raad voor het laatst geëvalueerd of het optreden van Israël in de bezette Palestijnse gebieden strookt met de beginselen in het Handvest van de Verenigde Naties, met name de eerbiediging van mensenrechten, democratische beginselen en economische vrijheid overeenkomstig de Associatieovereenkomst EU-Israël?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad evalueert de situatie in het Midden-Oosten regelmatig, recentelijk nog op zijn vergaderingen van 17 oktober en 13 november. De Raad heeft toen conclusies over deze zaak aangenomen. Daarin werd het standpunt van de Raad ten aanzien van verschillende kwesties uiteengezet. Bovendien kwamen daarin ook de punten van zorg met betrekking tot Israël naar voren, alsmede zaken waarvoor Israël volgens de Raad een aantal maatregelen moet nemen.
De Raad bespreekt deze zaken met Israël in het kader van de associatieovereenkomst EU-Israël, tijdens regelmatige bijeenkomsten met het land. Recentelijk diende zich hiervoor de gelegenheid aan op de vergadering van de Associatieraad EU-Israël, die op 13 juni 2006 werd gehouden. De vergadering van de werkgroep voor de mensenrechten van 7 juni 2006 bood de gelegenheid om dieper in te gaan op de specifieke punten van zorg van de Europese Unie ten aanzien van Israël. Ook op de tweede bijeenkomst van de Subcommissie politieke dialoog en samenwerking op 9 november werd vooral over deze onderwerpen gesproken.
Chris Davies (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat zich in Gaza afspeelt, is niets minder dan een bloedige slachtpartij. Hoeveel Palestijnen moeten er nog sterven voordat de Raad erkent dat Israël de mensenrechtenbepalingen van de associatieovereenkomst met voeten treedt?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, recentelijk werd over de situatie in Gaza en het Midden-Oosten gesproken op de vergadering van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen, waar conclusies over deze situatie werden aangenomen.
De Europese Unie is vooral zeer bezorgd over de slechte humanitaire situatie in Gaza. De Europese Unie heeft haar eigen humanitaire hulp gegeven en bij verschillende gelegenheden met Israël gesproken over de maatregelen die moeten worden genomen om de humanitaire situatie te verbeteren.
De Voorzitter. - Daar de vraagsteller afwezig is, komt vraag nr. 11 te vervallen.
Vraag nr. 12 van Brian Crowley (H-0902/06):
Betreft: Betrekkingen tussen de EU en de Balkanlanden
Kan de Raad aangeven welke tastbare maatregelen er dit jaar zijn genomen om nauwere economische en politieke betrekkingen tussen de Europese Unie en de Balkanlanden tot stand te brengen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad stelt voortdurend alles in het werk om te verzekeren dat de Europese Unie zich in de toekomst blijft inzetten voor nauwere betrekkingen tussen de Westelijke Balkan en Europa. In de Verklaring van Salzburg van maart 2006 heeft de Raad zijn volledige steun bevestigd aan het op de Top van Thessaloniki gepresenteerde actieplan alsmede aan de vorderingen in het stabilisatie- en associatieproces.
Een van de grootste uitdagingen in deze periode is het waarborgen van steun aan de huidige onderhandelingen over de status van Kosovo, die onder leiding van de speciale afgezant van de VN Martti Ahtisaari plaatsvinden. De onderhandelingen gaan ook over een plan voor de toekomstige positie en aanwezigheid van de Europese Unie, vooral op het gebied van politie, de rechtsstaat en de economie.
Na het referendum in Montenegro en de onafhankelijkheidsverklaring van de Republiek Montenegro hebben de Europese Unie en haar lidstaten afgesproken betrekkingen te zullen ontwikkelen met Montenegro als een soeverein en onafhankelijk land. Zij hebben riepen zowel Servië als Montenegro opgeroepen door te gaan met hun directe en constructieve dialoog over de toekomstige betrekkingen.
De Raad heeft het feit toegejuicht dat de verkiezingen in de Republiek Montenegro vreedzaam en probleemloos zijn verlopen en dat de onderhandelingen over de Stabilisatie- en associatieovereenkomst zijn hervat. De Raad heeft benadrukt dat de snelheid en afronding van de onderhandelingen vooral afhangen van de vorderingen die Montenegro maakt bij het doorvoeren van de noodzakelijke hervormingen.
Het werk voor het afronden van de onderhandelingen met Bosnië en Herzegovina over de Stabilisatie- en associatieovereenkomst wordt voortgezet. De Raad heeft na de verkiezingen van begin oktober benadrukt dat de onlangs gekozen politieke instellingen de implementatie moet versnellen van alle hervormingen die zijn vereist om de overeenkomst te sluiten. De Raad heeft ook het verslag van Javier Solana en Olli Rehn toegejuicht over het versterken van de aanwezigheid van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina. Het doel van het versterken van deze aanwezigheid is het voorbereiden en realiseren van de overstap van de huidige regeling naar een grotere plaatselijke verantwoordelijkheid.
De onderhandelingen met Servië worden onmiddellijk voortgezet zodra blijkt dat Servië volledig samenwerkt met het Internationaal Joegoslavië-tribunaal (ICTY). De Raad heeft herhaald dat een vreedzaam en welvarend Servië, dat volledig deel uitmaakt van de Europese naties, zeer belangrijk is voor de stabiliteit in de hele regio.
Overeenkomstig de verplichtingen die zijn aangegaan op de Top van Thessaloniki in 2003 en de Top in Salzburg in 2006, streeft de Raad ernaar de toenadering tot de Europese Unie concreter te maken door onder andere de contacten tussen mensen te vergroten. Dit wil de Raad bereiken door overeenkomsten met alle landen op de Westelijke Balkan te sluiten over visumfacilitering. Het mandaat voor de onderhandelingen over dergelijke overeenkomsten is gisteren aangenomen in de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. Ook werd het mandaat aangenomen voor onderhandelingen over terugkeer- en overnameovereenkomsten met Bosnië en Herzegovina, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië. Albanië heeft al een dergelijke overeenkomst met de Europese Unie.
Op 30 november wordt in Brussel begonnen met de onderhandelingen met alle landen van de Westelijke Balkan. Het is de bedoeling de onderhandelingen zo snel mogelijk af te ronden.
De Raad heeft bovendien steun gegeven aan de regionale samenwerking en aan de plaatselijke verantwoordelijkheid van verschillende regionale fora, en niet in de laatste plaats aan de hervorming van de vrijhandelsovereenkomst voor Midden-Europa en de uitbreiding ervan naar alle landen op de Balkan. De Raad heeft zijn voldoening uitgesproken over de parafering op 9 november van de vrijhandelsovereenkomst voor Midden-Europa in alle landen op de Balkan, met uitzondering van Bosnië en Herzegovina en Servië. De Raad verwacht dat de vrijhandelsovereenkomst volgens plan op 19 december tijdens de CEFTA-Top in Boekarest wordt ondertekend.
Brian Crowley (UEN). - (EN) Dank u voor uw uitgebreide antwoord, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad.
Ik wil nu ingaan op twee andere onderwerpen waar u in uw antwoord over sprak. De eerste vraag gaat over de rol van Martti Ahtisaari in Kosovo en over het verband met de verplichtingen van de Europese Unie uit hoofde van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Hoeveel geld is uitgetrokken voor de vernieuwing van politie en justitie in dat gebied?
Is er, ten tweede, nader gesproken over een idee dat oorspronkelijk door Kroatië is geopperd over de oprichting van een nieuwe semi-interne markt binnen de grenzen van het voormalige Joegoslavië, met het oog op pogingen om de economie binnen dat gebied te herstellen, en is de EU verzocht om deel te nemen, dan wel advies te verstrekken met betrekking tot eventuele onderdelen daarvan?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, wij moeten beseffen dat het werk dat de speciale afgezant Martti Ahtisaari verricht om een oplossing te vinden voor de status van Kosovo onder auspiciën staat van de Verenigde Naties. De Europese Unie steunt de activiteiten van de heer Ahtisaari echter volledig en hoopt dat er een oplossing voor de statuskwestie wordt gevonden. Het is zeer belangrijk dat de stabiliteit in de regio kan worden gehandhaafd en dat er langetermijnvoorwaarden voor ontwikkeling kunnen worden geschapen. De Europese Unie bereidt zich voor op een veelzijdige aanwezigheid en steun in Kosovo, ook nadat er een besluit over de status van Kosovo is genomen.
Wat de tweede vraag van de geachte afgevaardigde betreft verwijs ik naar mijn analyse van de vrijhandelsovereenkomst in mijn oorspronkelijke antwoord. De voorbereidingen voor de vrijhandelsovereenkomst zijn al vergevorderd en wij verwachten dat deze in december wordt ondertekend.
Agnes Schierhuber (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de voorzitter van de Raad, in hoeverre zijn de plaatselijke autoriteiten in de landen van de westelijke Balkan en in de door u genoemde landen bereid om met het oog op een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en met name bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit daadwerkelijk met de Europese Unie samen te werken?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de zaken die de geachte afgevaardigde hier naar voren brengt, de strijd tegen georganiseerde misdaad en het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, zijn natuurlijk wezenlijke onderdelen van de samenwerking in de Europese Unie. Het is duidelijk dat wij uiterlijk op het moment waarop het stabilisatie- en associatieproces of zelfs lidmaatschapsonderhandelingen eraan komen of beginnen, ons volledig moeten inzetten voor deze gebieden van samenwerking.
Als de geachte afgevaardigde vraagt hoe sterk de autoriteiten in de landen op de Westelijke Balkan zich hiertoe verbonden hebben, moet ik echt zeggen dat er zeker verschillen in houding zijn tussen de landen in deze regio.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 13 van Liam Aylward (H-0904/06):
Betreft: EU-programma's energie-efficiëntie
Kan de Raad meedelen welke maatregelen hij op EU-niveau treft om programma's voor energie-efficiëntie te stimuleren?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het gemeenschappelijk energiebeleid is gebaseerd op drie pijlers: continue voorziening, concurrentievermogen en een duurzaam milieu. Wij proberen deze drie hoofddoelen van het gemeenschappelijk energiebeleid te bereiken door middel van energie-efficiëntie. Dit doen wij bijvoorbeeld door meer continuïteit in de energievoorziening te brengen via een vermindering van onze afhankelijkheid van externe bronnen. Het is ook belangrijk het concurrentievermogen in de Europese Unie te vergroten door nieuwe technologieën voor energie-efficiëntie te ontwikkelen, de positie van de industrie in de Europese Unie te versterken op het gebied van energie-efficiënte producten en diensten alsmede de energiekosten te verlagen van ondernemingen en de overheid. Om de doelstellingen te bereiken moet ook de duurzaamheid van het milieu worden bevorderd via de vermindering van de broeikasgasemissies en andere negatieve milieueffecten die veroorzaakt worden door het gebruik van bepaalde vormen van energie.
Energie-efficiëntie en energiebesparing kunnen worden beschouwd als de hoeksteen van het gemeenschappelijke energiebeleid en vormen een primair doel waar de Raad zich al lange tijd toe verbonden heeft. Deze verbondenheid is duidelijk te zien in de legislatieve en andere maatregelen die onlangs zijn aangenomen, of die aangenomen zullen worden in de conclusies van de Raad energie-efficiëntie en energiebesparing en in de conclusies die het voorzitterschap heeft aangenomen tijdens de vergaderingen van de Europese Raad in maart en juni 2006.
Wat onderzoek en ontwikkeling betreft, wil de Raad de geachte afgevaardigde wijzen op de voorstellen voor het zevende kaderprogramma waarover intensieve besprekingen zijn gevoerd tussen het Europees Parlement en de Raad. Energie-efficiëntie is een van de doelstellingen op het gebied van energie die wij willen bevorderen. Wij zijn van plan speciale aandacht te schenken aan het coördineren van de standpunten inzake het verstandig en doeltreffend gebruik van energie in het kaderprogramma en andere communautaire beleidssectoren en programma's.
Zoals u zult weten, heeft de Raad van zijn kant de resultaten van de tripartiete onderhandelingen, die op 26 oktober werden gevoerd, al goedgekeurd. Deze resultaten houden in dat men probeert in tweede lezing overeenstemming te bereiken over het zevende kaderprogramma. Ik ben er van overtuigd dat de goede samenwerking tussen de Raad en het Parlement zal worden voortgezet en dat het zevende kaderprogramma eind dit jaar kan worden aangenomen.
U bent waarschijnlijk ook op de hoogte van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie 2007-2013, dat onlangs is aangenomen en dat binnenkort in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen wordt gepubliceerd. De begroting van het programma "Intelligente Energie - Europa" in het kader van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie is groter dan voorheen, zodat daarmee meer mogelijkheden worden geboden om concrete maatregelen te nemen op het gebied van energie-efficiëntie.
Van de legislatieve en andere maatregelen die onlangs zijn aangenomen of binnenkort worden aangenomen, wil ik de volgende apart noemen: de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 2005 betreffende het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten. Deze twee ambitieuze juridische instrumenten zullen samen met de maatregelen die in het door de Commissie aangenomen actieplan inzake energie-efficiëntie worden genoemd, helpen bevorderen dat de door de Commissie voorgestelde energiebesparing van 20 procent in 2020 wordt gehaald.
De Raad zal op zijn vergadering van 23 november een algemeen debat voeren over het document van de Commissie "Actieplan voor energie-efficiëntie: Het potentieel realiseren" en zijn conclusies hierover aannemen. Met deze conclusies wil de Raad de Commissie, de lidstaten en andere betrokkenen aanwijzingen geven voor het uitvoeren van de maatregelen die in het actieplan van de Commissie worden genoemd. De uitvoering van veel van de maatregelen die in het actieplan van de Commissie worden voorgesteld, is een van de prioriteiten van de Raad voor de komende jaren.
Brian Crowley (UEN), ter vervanging van de vraagsteller. - (EN) Dank u voor het antwoord op de vraag, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad. Ik heb in verband hiermee twee korte aanvullende opmerkingen.
Voorzitter Barroso zei vandaag in het Parlement dat klimaatverandering en het energievraagstuk tot de grootste uitdagingen behoren waaraan de Europese Unie het komende decennium het hoofd moet bieden. Een vorm van energiebesparing is de televisie uitzetten in plaats van op standby laten staan. Dat bespaart 25 procent van de elektriciteit die normaal voor een televisie wordt gebruikt. Als we spreken over energiebesparende ontwerpen, zouden we misschien kunnen overwegen de standby-functie uit de ontwerpen van televisies, radio's en computers weg te laten.
Het tweede punt betreft het verslag-Stern over vraagstukken op het gebied van economie en milieu. Ik weet dat u niet namens Finland kunt spreken, maar ik weet ook dat uw land kan bogen op een voortreffelijke staat van dienst bij het gebruik van alternatieve energiebronnen en de terugwinning van energie. Het verslag-Stern is heel expliciet over de economische besparingen die kunnen worden bereikt door zuinig om te gaan met energie. Liggen er wetgevingsprogramma's in het verschiet die daar werk van maken?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, klimaatverandering is een kwestie waarvan het belang steeds toeneemt, niet alleen in de interne debatten in de Europese Unie, maar ook in de betrekkingen van de Europese Unie met derde landen. Het was bijvoorbeeld opmerkelijk dat klimaatverandering ook in de resolutie van de ASEM-top werd genoemd. Klimaatverandering zal ook op de agenda staan van de Europese Raad van komend voorjaar.
Het Internationaal Energieagentschap gaat ervan uit dat de wereldwijde energieconsumptie in de afgelopen dertig jaar met een derde meer zou zijn toegenomen als er geen maatregelen waren genomen voor meer energie-efficiëntie. Hieruit blijkt dat maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie zorgen voor een tragere toename van het energieverbruik en dat het dus belangrijk is deze uit te voeren. Wat de Europese Unie betreft moet nog worden gezegd dat er grote verschillen tussen de lidstaten zijn met betrekking tot de mate waarin ze al dan niet maatregelen voor meer energie-efficiëntie hebben genomen.
De Voorzitter. -
Vraag nr. 14 van Eoin Ryan (H-0906/06):
Betreft: EU-hulp aan Mozambique
Kan de Raad meedelen hoeveel geld de Europese Unie in 2006 via haar programma's op het gebied van ontwikkelingshulp heeft verstrekt als hulp voor de bevolking van Mozambique?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het communautaire programma voor ontwikkelingssamenwerking met Mozambique en de andere ACS-landen wordt uitgevoerd via het Europees Ontwikkelingsfonds. Het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds valt onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, die het juiste orgaan is om deze vraag te beantwoorden.
Ik kan wel zeggen dat Mozambique van de ACS-landen een van de grootste ontvangers van ontwikkelingshulp van de Europese Unie is en zijn aandeel in de financiering uit het Europees Ontwikkelingsfonds is een van de grootste in Afrika. Volgens de informatie die wij hebben ontvangen, bedragen de kredieten voor Mozambique dit jaar ongeveer 165 miljoen euro. Het juiste orgaan om informatie te verstrekken over de betalingen van het Europees Ontwikkelingsfonds is de Commissie, en daarom stel ik voor dat de geachte afgevaardigde ook de bevoegde instelling hierover raadpleegt.
Brian Crowley (UEN), ter vervanging van de vraagsteller. - (EN) Ik wil enkel zeggen dat ik begrijp dat er een zekere overlap tussen de verschillende voorschriften bestaat. Hoe dan ook, Mozambique is het land dat de meeste ontwikkelingshulp van Ierland ontvangt en de reden daarvan is dat de Ierse regering nauw samenwerkt met de Clinton Foundation bij de aanpak van ziekten, waaronder aids, en het verlenen van onderwijs.
Zou de Raad kunnen overwegen om meer steun te verlenen aan organisaties als de Clinton Foundation, die bewezen heeft in verschillende landen succes te kunnen boeken?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de belangrijke positie van Mozambique als ontvanger van ontwikkelingshulp is natuurlijk duidelijk het gevolg van de vreedzame ontwikkeling en de succesvolle overgang die de afgelopen vijftien jaar in het land hebben plaatsgevonden na beëindiging van het conflict.
Wat de bijkomende financiering uit het Europees Ontwikkelingsfonds of de communautaire begroting voor de Clinton Foundation betreft, waar de geachte afgevaardigde naar verwees, is het natuurlijk de Commissie die hier verantwoordelijk voor is. Ik kan echter zeggen dat voor zover ik weet verscheidene landen dit soort werk ook ondersteunen in het kader van hun nationale programma’s voor ontwikkelingssamenwerking en, nu de geachte afgevaardigde het voorbeeld van Ierland noemt, kan ik als minister verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking zeggen dat Mozambique ook een belangrijke rol speelt in het Finse programma voor bilaterale ontwikkelingssamenwerking.
De aanwezigheid van de Europese Unie in Mozambique, in de vorm van de Gemeenschap en de lidstaten, is dus belangrijk, want, zoals ik zei, bedragen de kredieten voor Mozambique uit de communautaire begroting dit jaar 165 miljoen euro en de nationale aanwezigheid en bijdragen van de lidstaten zijn ongetwijfeld ook aanzienlijk.
De Voorzitter. - Vraag nr. 15 is ingetrokken.
Vraag nr. 16 van Robert Evans (H-0913/06):
Betreft: IJsland
Welke onderhandelingen heeft de Raad met de Republiek IJsland gevoerd over het doden van walvissen?
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad is zich ervan bewust dat IJsland heeft verklaard de commerciële walvisvangst te zullen hervatten, ondanks het moratorium op de walvisvangst van de Internationale Walvisvangstcommissie (IWC), dat sinds 1984 van kracht is. Deze kwestie werd besproken op de bijeenkomst van de Raad Milieu op 23 oktober onder het punt "diversen".
Op 10 oktober 2002 trad IJsland weer toe tot het Internationaal Verdrag tot regulering van de walvisvangst uit 1946, maar uitte zijn voorbehoud met betrekking tot het moratorium op de walvisvangst. Zoals de geachte afgevaardigde weet, staat het lidmaatschap van de Internationale Walvisvangstcommissie open voor iedereen die officieel partij is bij het Verdrag van 1946. Elke lidstaat kan zelf besluiten of het lid wil worden van een internationaal verdrag over zaken die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. Tot nu toe hebben achttien lidstaten van de Europese Unie zich bij het Verdrag aangesloten en zij zijn ook lid van de Internationale Walvisvangstcommissie.
De Gemeenschap heeft zich ertoe verbonden de walvissen te zullen beschermen, zoals met de habitatrichtlijn wordt bevestigd. Deze richtlijn voorziet in hoogwaardige bescherming van walvissen en verbiedt tegelijkertijd het moedwillig jagen op of doden van walvissen in de communautaire wateren. Bovendien is de invoer van walvisvlees en andere producten afkomstig van walvissen naar de Gemeenschap voor hoofdzakelijk commerciële doeleinden strikt beperkt volgens Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad.
Toen IJsland verklaarde de commerciële walvisvangst te zullen hervatten, namen vijftien EU-lidstaten die lid zijn van de Internationale Walvisvangstcommissie alsmede de Europese Commissie, samen met Australië, de Verenigde Staten van Amerika en acht andere gelijkgestemde landen officieel contact op met Reykjavik en riepen IJsland op zich aan het moratorium te houden en de commerciële walvisvangst te beëindigen.
Robert Evans (PSE). - (EN) Ik dank de fungerend voorzitter van de Raad voor haar antwoord. Het was misschien wel meer dan ik verwachtte en ik ben er dan ook heel blij mee.
Zoals zij, en iedereen overigens, weet is IJsland geen lid van de Europese Unie maar wel lid van de EVA en aangesloten bij Schengen, hoewel dit op zich niets te maken heeft met de onderhavige kwestie. Het is echter een bewijs van de nauwe betrekkingen tussen IJsland en de EU. Ik dring er bij de fungerend voorzitter van de Raad en haar opvolgers op aan om gedurende de tijd die hun nog ter beschikking staat al het mogelijke te doen om IJsland ervan te overtuigen de onnodige, ja, zelfs wrede slachting van een van 's werelds grootste zoogdieren, waar geen enkele steekhoudende reden voor aan te voeren is, te staken. Ik ben opgetogen over de opmerkingen van de fungerend voorzitter dat de walvissenjacht in communautaire wateren niet wordt toegestaan en de invoer van walvisproducten verboden is.
Gaat u door met uw goede werk en blijft u de druk op de IJslandse autoriteiten opvoeren.
Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, deze vraag is meer een opmerking dan een vraag en voor deze opmerking wil ik u van harte bedanken. Wat toekomstige maatregelen betreft kan ik zeggen dat er momenteel dus vooral in de Internationale Walvisvangstcommissie over deze kwestie wordt gesproken. Haar volgende jaarvergadering vindt volgend jaar mei in de Verenigde Staten plaats en het is zeker dat in ieder geval de landen die net als de Europese Unie negatief tegenover het voornemen van IJsland staan, een debat over de IJslandse vangsten willen. Dit onderwerp zal dus zeker op de agenda staan.
De Voorzitter. - De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage).
Het vragenuur is gesloten.
18. Gokken en sportweddenschappen op de interne markt (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0118/2006) van Arlene McCarthy, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, aan de Commissie, over gokken en sportweddenschappen op de interne markt (B6-0443/2006).
Arlene McCarthy (PSE), auteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet de auteur van de vraag maar de voorzitter van de commissie die de vraag namens de leden naar voren brengt. Ik wil onderstrepen dat de leden van de Commissie interne markt en consumentenbescherming met eenparigheid van stemmen hebben besloten deze mondelinge vraag op de agenda te plaatsen, met als doel de commissaris te vragen de actuele situatie toe te lichten inzake de lopende inbreukprocedures tegen negen lidstaten wegens beperkingen op de markt voor sportweddenschappen.
De commissie verzoekt de Commissie met name mede te delen welke vorderingen er zijn gemaakt bij de inbreukprocedures die op 4 april 2006 zijn geopend, en welke toekomstige stappen er op dit gebied gepland zijn. Overweegt de commissaris de invoering van een wettelijk kader voor online gokken?
Nu wij op het punt staan om in te stemmen met de dienstenrichtlijn, zijn wij doordrongen van de noodzaak dat de lidstaten hun verplichtingen nakomen uit hoofde van artikel 49 van het Verdrag betreffende het vrije verkeer van diensten. De Commissie zal op de hoogte zijn van het besluit van de parlementaire commissie om gokdiensten uit de dienstenrichtlijn te verwijderen, niet in de laatste plaats vanwege de complexiteit van de gokmarkt. De vrijheid van dienstverlening is in het geval van de kansspelensector evenwel in botsing gekomen met de nationale wetgeving in een aantal lidstaten, die wetgevingsmaatregelen hebben ingevoerd om de grensoverschrijdende levering van online wed- en gokdiensten aan banden te leggen.
Wij staan achter de Commissie in haar poging te verzekeren dat deze wetgeving verenigbaar is met artikel 49 en tegelijkertijd de rechten van de lidstaten tot bescherming van het openbaar belang worden geëerbiedigd, mits de desbetreffende voorschriften noodzakelijk, proportioneel en niet-discriminerend zijn, dat wil zeggen, niet discriminerend tegenover andere aanbieders uit de EU. Het is hypocriet als lidstaten wegens het openbaar belang andere online ondernemingen van hun nationale markt weren, terwijl ze tegelijkertijd hun nationale online markt aanmerkelijk laten groeien zonder hierop diezelfde wetgeving inzake het openbaar belang toe te passen. Wij hopen dat de Commissie op die kwestie zal ingaan.
Ik zou het debat in een andere richting willen leiden. Ik ben van mening dat er een communautair antwoord nodig is op de uitdaging van de mondiale online markt voor kansspelen. Dit is een markt die naar verwachting in 2010 een waarde zal hebben bereikt van 20 miljard euro. In 2003 beliep de waarde van loterijen, casino's en gokdiensten binnen de amusementssector in de EU-25 op circa 51,5 miljard euro. Er zijn wereldwijd ongeveer 2300 internetcasino's. Gedurende het wereldkampioenschap voetbal bestond het aantal personen in het VK die via Britse gokdiensten op internet op uitslagen wedden, voor 30 procent uit vrouwen. Mensen van alle sociale klassen en leeftijden doen eraan mee. Door de snelle toename van het aantal aanbieders van online wed- en gokdiensten zijn de nationale grenzen de facto reeds uitgewist.
Laten we echter niet het voorbeeld volgen van de Amerikanen en de ophaalbrug ophalen door de wetgeving van Bush uit 2006 in te voeren, de zogeheten 'Unlawful Internet Gambling Enforcement Act', volgens welke het strafbaar is voor banken om via goksites op internet geldmiddelen te verwerken of over te maken. Dat is een vorm van verkapt protectionisme onder het mom van bescherming van de consumenten tegen gokuitwassen. De wet is eigenlijk bedoeld om te voorkomen dat buitenlandse ondernemingen zich op de Amerikaanse casino- en kansspelenmarkt begeven of deze ondermijnen, terwijl de staat Nevada en Las Vegas de ontwikkeling van hun eigen gokdiensten op internet verder voortzetten.
Ik denk dat het goed zou zijn als de commissaris namens de vijfentwintig lidstaten mee zou doen aan de campagne voor de vaststelling van een internationale overeenkomst inzake normen en voorschriften bij het reglementeren van e-gokken. Dat is een van de manieren om de verschillen tussen niet alleen de landen wereldwijd, maar ook de lidstaten van de EU te minimaliseren en er uiteindelijk voor te zorgen dat alle landen kiezen voor hoge normen ten behoeve van zowel de ondernemingen als de consumenten. Het streven moet zijn ervoor te zorgen dat normen worden ontwikkeld ter bescherming van kwetsbare consumenten, met name jongvolwassenen en minderjarigen, dat een gevoel van maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt opgewekt bij goede ondernemingen en investeerders en dat gokken niet wordt gebruikt als bron van criminaliteit of ter financiering van criminele activiteiten.
De internetgeest is uit de fles: ongeveer 3,3 miljoen EU-burgers gokken regelmatig op internet. Deze markt zal blijven groeien. De EU moet daarom deelnemen aan een mondiale campagne voor adequate en hoge normen. We hebben behoefte aan grotere internationale samenwerking om probleemgokken aan banden te leggen en om nader onderzoek te doen naar de mate waarin aan internetkansspelen wordt deelgenomen. De studie inzake gokdiensten op de interne markt, waartoe de Europese Commissie opdracht heeft gegeven, benadrukt de noodzaak te komen tot gezamenlijke internationale normen en wetgevingsvereisten die de EU-burgers bescherming bieden en tegelijkertijd de markt in staat stellen te functioneren.
Ik hoop dat het debat van vanavond voor de commissaris een stimulans zal zijn om de inbreukprocedures voort te zetten. Dat is een ondankbaar karwei dat zich jarenlang kan voortslepen en vaak ook nog een onbevredigend einde kent. Het zou voor de EU het beste zijn als zij het voortouw nam en aanstuurde op adequate, hoge en gezamenlijke internationale normen, die ertoe bijdragen dat de verschillen zo klein mogelijk worden gehouden, de consumenten worden beschermd en aanbieders worden gedwongen maatschappelijk verantwoord te ondernemen.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is duidelijk dat gokdiensten binnen de werkingssfeer van het Verdrag vallen. De beginselen van het Verdrag, waaronder de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverlening, zijn op kansspelen van toepassing. Het is de taak van de Commissie ervoor te zorgen dat de wetgeving van de lidstaten volledig met het Verdrag in overeenstemming is. De Commissie heeft derhalve in april de lidstaten om opheldering verzocht ter zake van hun wetgeving die de levering van diensten op het gebied van sportweddenschappen aan banden legt. De Commissie heeft gereageerd op een aantal klachten van aanbieders van sportweddenschappen.
Er hebben ontmoetingen plaatsgevonden met de autoriteiten van de zeven betreffende lidstaten en mijn diensten onderzoeken thans de formele antwoorden die van elk van die landen zijn ontvangen. Ik kan in dit stadium niet vooruitlopen op de resultaten, maar ik kan het Parlement wel mededelen dat het onderzoek in de komende weken zal worden afgerond. Op basis van het onderzoek wil ik een voorstel doen aan het College van commissarissen over hoe we verder moeten gaan. Vervolgens nemen zij een besluit over de volgende stappen.
Afgezien van de zeven procedures die zij in april heeft geopend, heeft de Commissie op 12 oktober besloten om de drie andere lidstaten formele verzoeken om informatie over de kansspelensector te doen toekomen. De Commissie reageert daarmee op de klachten van ondernemingen met betrekking tot voornamelijk sportweddenschappen. Daarom gaan negen van de tien geopende procedures over het aanbieden van sportweddenschappen, waarvan sommige via internet. De Commissie heeft in oktober echter ook geïnformeerd naar de nationale wetgeving in Oostenrijk, die advertenties verbiedt van casino's die in andere lidstaten actief zijn en worden erkend. Voorts maken wij ons zorgen over de bepalingen in de Oostenrijkse wetgeving volgens welke nationale casino's verplicht zijn enkel Oostenrijkse spelers bescherming te bieden tegen buitensporige verliezen; buitenlandse spelers hoeft niet hetzelfde beschermingsniveau te worden geboden.
Als hoedster van het Verdrag neemt de Commissie alle klachten die zij ontvangt, onder de loep. Ik onderschat evenwel niet de gevoeligheden die in veel lidstaten bestaan over het onderwerp gokken. De lidstaten hebben volledig het recht hun doelstellingen voor het algemeen belang te beschermen, bijvoorbeeld met betrekking tot consumentenbescherming. De maatregelen moeten echter noodzakelijk, proportioneel en niet-discriminerend zijn. Het is met name van belang dat ze op een systematische en consistente wijze worden toegepast op nationale en buitenlandse ondernemingen.
De Commissie is er niet op uit de markt op enigerlei wijze te liberaliseren, maar zij wil er wel zeker van zijn dat de maatregelen die de lidstaten toepassen volledig verenigbaar zijn met de vigerende EU-wetgeving. De lidstaten zijn zich welbewust van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, die zich naar mijn verwachting verder zal ontwikkelen.
De Commissie heeft het verzoek van het Parlement ingewilligd om alle gokdiensten uit de werkingssfeer van het ontwerp van de dienstenrichtlijn te halen. Ik ben er toen ondubbelzinnig op gewezen dat de regelgeving inzake kansspelen aan de lidstaten moet worden overgelaten. Ik stem daar volledig mee in, mits die regelgeving in overeenstemming is met het Verdrag. Wat de inbreukprocedures betreft, ben ik bereid nauw samen te werken met de lidstaten om de verenigbaarheid van de nationale wetgeving met de communautaire bepalingen te waarborgen en de invoering toe te staan van passende en doeltreffende bescherming van bijvoorbeeld consumenten en minderjarigen.
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter
Malcolm Harbour, namens PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mag ik voordat u de tijd laat lopen, even de aandacht op iets vestigen? Volgens de agenda had dit debat om half elf moeten beginnen. Dat stond zwart op wit en ik merk dat enkele van mijn collega's hun best hebben gedaan om er om half elf te zijn. Ik vind het vervelend te constateren dat ik het grootste deel van het betoog van mevrouw McCarthy heb gemist, omdat het debat minstens tien minuten te vroeg is begonnen. Ik vind dat niet in de haak, als ik het zo mag zeggen, en ik betreur het dat uw voorganger in de voorzittersstoel reeds vertrokken is. Als op de agenda staat dat een debat om half elf begint, dan moet het om half elf beginnen, zelfs als daar een korte onderbreking voor nodig is.
Drukt u de stopwatch nu maar in, zodat ik mijn spreektijd kan besteden aan het onderwerp dat ter tafel ligt.
Ik ben verheugd over het feit dat de heer McCreevy aanwezig is om deze kwestie te bespreken. Ook ben ik blij dat wij onder leiding van mevrouw McCarthy een initiatief hebben ontplooid dat naar ik hoop enig licht op de kwestie zal doen schijnen. Zoals de commissaris al opmerkte, gaat het om een zeer gevoelig vraagstuk waar veel aspecten op het gebied van het openbaar belang bij betrokken zijn. Hoe dan ook, zoals u al zei is de situatie hoogst onbevredigend als we denken aan het functioneren van de interne markt, waar ook wij veel waarde aan hechten.
Het is duidelijk dat we de resultaten van uw onderzoeken zullen afwachten, maar het zou goed zijn als u in ieder geval bepaalde richtsnoeren zou uitvaardigen voor de lidstaten over hoe ze zich moeten opstellen als ze aanvragen ontvangen van gerenommeerde en gevestigde aanbieders van kansspelen die gewoon op grond van de geldende wetgeving in andere lidstaten actief willen zijn. Daar hebben zij het volste recht toe. Een van de punten die u niet noemde, en waarbij het mijns inziens gaat om een buitengewoon staaltje van discriminatie, is dat sommige lidstaten hebben geprobeerd de toegang tot de gokmarkt te beperken omdat ze het gokken niet willen aanmoedigen, terwijl ze tegelijkertijd met miljoenen euro's de deelname aan hun nationale loterijen stimuleren. Dat is totaal inconsequent. Ik denk dat het verstandig en goed is dat het Europees Hof van Justitie korte metten heeft gemaakt met een aantal beperkingen, maar ik denk ook dat de genoemde richtsnoeren belangrijk zullen zijn. Zoals mevrouw McCarthy zei, spelen respectabele aanbieders een buitengewoon belangrijke rol als het gaat om ondernemen en de bescherming van het openbaar belang.
Het punt is dat we ons zullen moeten buigen over het vraagstuk van het online gokken. Ongeacht of lidstaten al dan niet een monopolie willen veiligstellen, kunnen we niet om het feit heen dat de consumenten op internet gokken. Ik denk dat het met het oog op het openbaar belang veel beter is om te zorgen voor een situatie waarin gokdiensten op internet goed zijn gereguleerd en wordt voorkomen dat ongereguleerde diensten uit derde landen Europa binnenkomen.
De Voorzitter. - Alvorens de volgende spreker het woord te geven, wil ik reageren op een motie van orde.
U hebt volkomen gelijk. Het debat stond inderdaad gepland op de door u genoemde tijd. Aan het begin van de middag is echter op de website van het Europees Parlement gezet dat het debat iets eerder zou kunnen beginnen, als namelijk het vragenuur eerder dan verwacht zou aflopen. Bovendien hebben de diensten geprobeerd contact op te nemen met alle sprekers. Zij hebben iedereen weten te bereiken, behalve u, mijnheer Harbour, maar ik denk dat uit uw aanwezigheid in de vergaderzaal vanavond blijkt dat u niet veel van het debat hebt gemist. Desondanks vond ik het mijn plicht om u de situatie toe te lichten.
Donata Gottardi, namens de PSE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren. “Rien ne va plus”, is de curieuze openingszin van de recente conclusies van advocaat-generaal Dámaso Ruiz-Jarabo Colomer voor het Europese Hof van Justitie, dat voor de derde keer een uitspraak heeft gedaan over de Italiaanse wetgeving inzake gokken, na het Zenatti-arrest en het Gambelli-arrest. Dit laatste arrest wordt terecht ter sprake gebracht in de overwegingen van de mondelinge vraag waar dit debat over gaat.
Het is werkelijk belangrijk dat wij niet alleen de bevindingen van de Commissie te weten komen, maar tevens op de hoogte worden gebracht van de recente initiatieven van de lidstaten voor wie de inbreukprocedures bedoeld zijn. Ook willen wij graag vernemen welke maatregelen de Commissie denkt te nemen. Ik geloof dat het belangrijk is dat er in deze materie een gematigde maar tegelijkertijd strakke regelgeving komt, onder meer door het Europees Parlement daar rechtstreeks bij te betrekken. Alleen op die manier kan een helpende hand geboden worden aan lidstaten die het risico lopen op het matje te worden geroepen of een negatieve beoordeling te krijgen in een, alleszins begrijpelijke, poging tot persoonsbescherming; met name - zoals hier reeds is gezegd - bescherming van minderjarigen en andere kwetsbare groepen.
De explosieve ontwikkeling van gokken, loterijen en internetweddenschappen is een verschijnsel dat niet kan worden overgelaten aan de liberalisatie van de markt, ook al speelt hier duidelijk een probleem van non-discriminatie. Ik wil er alleen maar op wijzen dat de dienstenrichtlijn, die in dit debat reeds is vermeld, gokactiviteiten uitsluit om redenen van openbare orde en consumentenbescherming.
Toine Manders, namens de ALDE-Fractie. - Voorzitter, ik dank de commissarissen en de collega's dat zij de moeite nemen om over dit toch spannende onderwerp te spreken. We hebben gokken en internetgokken uit de dienstenrichtlijn gelaten omdat wij daarover geen besluit durven te nemen. Het valt nog steeds onder de artikelen 43 en 49 van het Verdrag en op dit moment - dat blijkt ook uit de elf inbreukprocedures - bestaat er een enorme rechtsonzekerheid bij de lidstaten en bij de bedrijven. Hoe moeten we daarmee omgaan?
Ik ben blij dat de Commissie interne markt deze mondelinge vraag heeft gesteld. Er zijn immers problemen. Enerzijds is er het probleem dat het voor de lidstaten heel veel geld oplevert aan belastinginkomsten en anderzijds ontstaan er sociale problemen. Maar het voornaamste probleem is dat, indien op een markt waarin heel veel geld te verdienen valt geen goede juridische regeling voorhanden is, heel veel illegale praktijken plaatsvinden waarin criminele organisaties de bovenhand voeren.
Voorzitter, ik denk dus dat de politici, en ik hoop dat de commissaris het met mij eens is, de handschoen moeten opnemen en besluiten moeten durven nemen. Wij moeten ons niet overgeven aan de zeer wijze rechters in Luxemburg, die dan door deze zure appel heen moeten bijten. Ik vrees dat er veel meer arresten van het Europees Hof van Justitie zullen volgen zolang wij als politici niet de juiste beslissingen nemen.
Ik hoop dat de Commissie en de Raad zo ver komen. Zo niet, dan hoop ik dat het Parlement zelf met een initiatiefverslag komt om voor de rechtszekerheid te zorgen, die echt noodzakelijk is vanwege de vele problemen die er zijn, te weten verslaving, volksgezondheidsproblemen, zwart geld, witwassen, noem maar op. We moeten dit met een strakke, duidelijke richtlijn inzake gokken en internetgokken oplossen. Ik hoop van de commissaris advies te krijgen over de manier waarop het Parlement dit moet aanpakken.
Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, tot mijn genoegen heb ik de commissaris in zijn verklaring horen zeggen dat we minderjarigen moeten beschermen. Als we dat doen, ontkomen we er niet aan een scherpe en kritische blik te werpen op het beleid van Ierland, dat geen minimumleeftijd kent voor deelname aan de nationale toto. Kinderen in Ierland mogen wedden op hazewindhondenraces en paardenraces in het kader van de nationale toto. Deelname aan andere vormen van gokken is voorbehouden aan mensen van 18 jaar en ouder. Er zijn Ierse kinderen gefilmd van niet ouder dan 4 jaar die volgens de wet geld kwamen inzetten op wedstrijden van de nationale toto. Het komt geregeld voor dat cadeaugeld voor verjaardagen, kerstmis en de algemene communie eindigt in de kas van de Ierse toto en vanaf daar dus naar de staatskas vloeit.
Toen de directeur van de paardensportvereniging Horse Racing Ierland werd gevraagd wat hij er eigenlijk van vond dat kinderen in Ierland kunnen gokken, antwoordde hij dat dat geen probleem was, waarbij hij sprak in termen van 'jong geleerd is oud gedaan'. Jarenlang, commissaris McCreevy, heeft u als Ierse minister van Financiën geweigerd de totowetgeving aan te passen en het gokken door kinderen in Ierland te verbieden. Bent u, nu u commissaris bent, bereid uw standpunt te herzien en ten langen leste steun te verlenen aan het opleggen van beperkingen aan het gokken door kinderen op internet, bij paardenraces, bij bookmakers, in vliegtuigen en overal elders waar deze onoorbare praktijk nog steeds bestaat?
Marianne Thyssen (PPE-DE). - Voorzitter, commissaris, collega's, al bij de eerste stemming in de Commissie interne markt hebben we ten aanzien van de dienstenrichtlijn ervoor gekozen om gokactiviteiten, met inbegrip van loterijen en weddenschappen, van het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te sluiten. En sommigen - ik verwijs naar hetgeen collega Manders juist zei - durven misschien geen beslissing nemen. Ik ben ervan overtuigd dat velen aanvoelden dat er best wat ruimte aan de lidstaten kon worden gelaten om op hun manier, aangepast aan de gevoeligheden en de situatie in hun land, volgens de eigen traditie met deze complexe materie om te gaan.
Het spreekt voor zich dat de lidstaten daarbij het Verdrag moeten respecteren en we kennen een aantal antwoorden van het Hof op een aantal eerder gestelde prejudiciële vragen. Ik hoop, mijnheer de commissaris, dat de vragen die zich nog stellen u niet direct ertoe aanzetten de Commissie te adviseren regulerend te gaan optreden. De Commissie is natuurlijk wel de hoedster van het Verdrag en ook wij verwachten dat ze haar rol ernstig neemt, maar ook dit kan met enige terughoudendheid.
De interne markt laten werken, dat is in alle opzichten nodig en positief, maar dat hoeft niet in strijd te zijn met de zorg om een afdoende bescherming van de openbare orde, van de veiligheid en de mentale gezondheid van de consument. Ik hoop dan ook dat er ruimte blijft voor de lidstaten die zich, al dan niet via staatsmonopolies, ervoor inzetten om de speldrift te kanaliseren, de eerlijkheid van het spel te bewaken en de financiële opbrengst daarvan, zo ze willen en zo ze kunnen, te bestemmen voor culturele, sociale en sportieve doelen. Duidelijke rechtsregels kunnen zeker helpen, maar wetgeving is daarvoor niet altijd nodig. Ik spreek hier zeker niet namens de fractie, maar wel namens een aantal collega's van de fractie die hier vanavond het woord niet konden voeren.
Manuel Medina Ortega (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, sportweddenschappen vormen niet zomaar een dienst, maar zijn een gevaarlijke bezigheid. Gevaarlijk omdat er gespeeld wordt met de onschuld en de onwetendheid van mensen. In de meeste lidstaten is het wedden op sportwedstrijden tegenwoordig gereguleerd.
Ik begrijp niet hoe het mogelijk is dat er nu vanuit supranationale instanties geprobeerd wordt om de lidstaten een liberalisering van de sportweddenschappen op te leggen, terwijl de meerderheid van onze samenlevingen dat niet accepteert.
Het Congres van de Verenigde Staten heeft onlangs het online gokken verboden, en het lijkt me dat we in de Europese Unie het voorbeeld van de Amerikanen zouden moeten volgen, ten eerste om onze consumenten te beschermen tegen maffiose organisaties en ten tweede om de maatschappelijke instellingen te beschermen die nu in elk van de lidstaten leven van een rechtmatige, legitieme activiteit, van de sportweddenschappen die door de nationale autoriteiten zijn toegestaan.
Vanuit mijn visie denk ik daarom dat de Commissie er goed aan doet om het onderwerp van de sportweddenschappen tegen het licht te houden, maar dat ze dit onderwerp moet benaderen vanuit een oogpunt van bescherming van de consumenten en de bescherming van de instellingen die nu in de meeste lidstaten profijt hebben van legale sportweddenschappen.
Andreas Schwab (PPE-DE). - (DE) Commissaris McCreevy, u hebt een uiterst inspannende dag achter de rug, net als wij overigens. Vandaar dat we trachten dit vraagstuk met de nodige beknoptheid en helderheid aan u voor te leggen.
Ik ben van mening dat wij bij kansspelen en lottorijtjes te maken hebben met twee verschillende aspecten. Enerzijds is er de absoluut grensoverschrijdende markt voor online aanbieders, die wij enkel op Europees niveau kunnen regelen. Collega Medina-Ortega wees erop dat de Verenigde Staten al een regeling voor hun markt hebben. Een dergelijke oplossing voor onze online markt kunnen wij enkel vinden als wij die markt samen met de lidstaten voor heel Europa regelen.
Anderzijds is er de markt van traditionele kansspelen en sportweddenschappen, waar alles schriftelijk verloopt. Anders dan in de inbreukprocedure die de Commissie - in uw persoon, commissaris McCreevy - heeft geopend, moeten wij handelen vanuit het principe dat de lidstaten de mogelijkheid krijgen de monopolies ook in de toekomst te handhaven, met dien verstande dat ze onder controle en toezicht van de Europese rechtshandhavingsinstanties en de Europese Commissie komen te staan. De lidstaten moeten dan wel hun nationale monopolies zodanig inrichten dat gokverslaving op doeltreffende wijze wordt voorkomen, waarbij wordt gestreefd naar een zo gering mogelijk aanbod dat de consument maximale bescherming biedt.
In het kader van dat monopolie, dat de lidstaten tot op de dag van vandaag handhaven, moet echter de garantie bestaan dat dat ene doel, te weten verslavingspreventie, wordt nagestreefd. De lidstaten mogen met hun monopolie niet naar nevendoelen streven, zoals het saneren van de begroting, het bevorderen van sport en dergelijke.
Tegen deze achtergrond zou het mij zeer verheugen als wij - het Parlement en de Commissie - gezamenlijk een regeling zouden uitwerken die enerzijds voorziet in een Europese regeling voor de online markt en anderzijds in de handhaving van de nationale regelingen inzake de monopolies voor de traditionele sportweddenschappen, voor zover die voldoen aan de regels van de interne markt.
Joel Hasse Ferreira (PSE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, beste collega's, het feit dat kansspelen - in de eerste plaats loterijen, maar het zijn er meer - nu buiten deze richtlijn komen te vallen, zou de indruk kunnen wekken dat voor deze sector meer duidelijkheid hebben verschaft. We zullen echter verder moeten gaan. We weten immers dat er bij bepaalde typen weddenschappen en spelen heel gecompliceerde aspecten meespelen. Daarom moeten we niet alleen de consument beschermen, maar moeten we ook een doeltreffend toezicht organiseren op de financiële circuits die zich met dit soort activiteiten bezig houden, teneinde zo het witwassen van geld te verhinderen en te bestrijden.
Uiteraard mogen we een behoorlijke bescherming van de consument niet verwarren met het onnodige protectionisme dat deze of gene lidstaat uitoefent of wil uitoefenen. We dienen daarbij overigens wel te beseffen dat elke lidstaat, totdat er een wettelijk instrument op Europees niveau komt, het recht heeft om voor het eigen grondgebied een regeling voor het fenomeen kansspelen te treffen. Online gokken zou daarbij de bijzondere aandacht van de Commissie moeten krijgen. Uit dit debat blijkt wel dat dit onderwerp die aandacht nu reeds van het Parlement krijgt. Ik ben heel tevreden dat de Commissie interne markt en consumentenbescherming dit thema heeft aangeroerd, zodat we vanavond iets verder zijn gekomen bij het verschaffen van de zojuist genoemde opheldering.
Jacques Toubon (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal tegelijk haast en pas op de plaats proberen te maken. Dit verslag komt als geroepen, en ik kan me vinden in wat zojuist is gezegd. Iedereen wil dat de Europese Unie ook op een andere manier tussenbeide komt dan alleen via de jurisprudentie. Bij deze vraag gaat het immers om een hele reeks van ondernemingen en diensten: casino’s, loterijen en andere kansspelen, op de traditionele manier of via internet. Dit gaat dus heel wat verder dan alleen de online sportweddenschappen waar de vraag van Arlene McCarthy over gaat.
Mijnheer de commissaris, hoe normaal het ook moge zijn dat de beginselen van de interne markt van toepassing zijn op deze diensten, het mag niet zo zijn dat vrijheid in dit geval neerkomt op de wet van de jungle! Omwille van het algemeen belang, de gezondheid, de goede zeden en de veiligheid zijn er regels en controles nodig. De lidstaten moeten zowel publieke als particuliere bedrijven kunnen toelaten en controleren in een situatie van eerlijke concurrentie. Maar door de vlucht die de "grensoverschrijdende" spelen hebben genomen, moeten we wel over de nationale grenzen heen kijken. Wat dat betreft is hetgeen onlangs is besloten door de Verenigde Staten, het bewijs dat een verbod beter is als er geen controle mogelijk is op de deelnemers en degenen die deelnemen mogelijk maken. We kunnen beter te veel dan te weinig voorzorgsmaatregelen treffen.
Daarom is, mijnheer de commissaris, de huidige aanpak van de Commissie, die uitsluitend leunt op de Verdragen en het Hof van Justitie, in mijn ogen ontoereikend én gevaarlijk. Het is inmiddels duidelijk dat het concept van de verenigbaarheid van de nationale wetgevingen met de Verdragen tekortschiet. Mijnheer de commissaris, u moet samen met het Parlement zorgen voor afgeleide wetgeving waarmee deze uiterst belangrijke sector zowel politiek als economisch, op een gezonde en rationele manier kan worden geregeld. Dat deze sector zich verder ontwikkelt is prima, maar dan wel zonder gevaar voor de mensen en voor de landen zelf!
Manolis Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de afgelopen jaren krijgen de staatsmonopolies op gokspelen, die in de meeste lidstaten van de Europese Unie bestaan, steeds meer aanvallen te verduren van met name particuliere belangen.
Tijdens de Top van Edinburg in december 1992 besloot de Europese Raad om, met het oog op het subsidiariteitsbeginsel, de sector van de gokspelen niet te regelen en onder de uitsluitende bevoegdheid van de lidstaten te laten. In de richtlijn van 2000 van het Europees Parlement en de Raad zijn gokspelen uitdrukkelijk uitgesloten van de werkingssfeer. Hetzelfde geldt voor het ontwerp van de dienstenrichtlijn van 2006. Gezien de bijzondere kenmerken van de sector van de gokspelen heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen erkend dat de lidstaten bevoegd zijn om te beslissen hoe zij hun markt het beste kunnen regelen.
Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, een van de belangrijkste redenen waarom deze besluiten genomen zijn, is dat gokspelen sterk verslavend kunnen zijn, met name onder jongeren, en bovendien het risico van criminele daden met zich meebrengen, zoals bedrog, witwassen enzovoort. Persoonlijk geloof ik dan ook dat met het oog op de consumentenbescherming alleen de lidstaten kunnen voorzien in de noodzakelijke mechanismen voor controle, garantie, geloofwaardigheid en transparantie.
Tot slot ben ik van mening dat als de markt van gokspelen wordt geliberaliseerd, het hele systeem van de sportsubsidiëring in Europa in duigen zal vallen, en in zijn val ook andere activiteiten en steunmaatregelen ten behoeve van de cultuur en de samenleving met zich mee zal sleuren, zoals de strijd tegen drugs, de strijd voor onderwijs en de ondersteuning van personen met handicaps of specifieke behoeften, wier ondersteuning vooral gefinancierd wordt door de staatsorganisatie voor gokspelen. Wij geloven in de vrije markt, mijnheer de commissaris, mijnheer de Voorzitter, maar dat betekent niet dat men de gevaren die ongebreidelde gokspelen met zich meebrengen, mag negeren.
Othmar Karas (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ten eerste hebben wij om redenen van openbare orde kansspelen en casino's van het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn uitgezonderd. Dat zeg ik als fervent voorstander van de versterking van de interne markt. Wij wilden echter niet het kind met het badwater weggooien.
Ten tweede kleven er veel risico's aan kansspelen. Het argument van het mededingingsrecht en de interne markt mag dus niet het enige argument zijn dat de Commissie gebruikt om inbreukprocedures te openen.
Ten derde is een duidelijke definitie noodzakelijk. Wat valt er allemaal onder het begrip kansspelen? Door de verschillende behandeling van online markten, sportweddenschappen, automaten, casino's en loterijen is het nodig dat er een uniforme definitie komt, en waarschijnlijk ook een uniform rechtskader, die ertoe leiden dat al die kansspelen overal gelijk worden behandeld.
Ten vierde zijn er, mijnheer de commissaris, belangrijke aandachtsgebieden, zoals consumentenbescherming, gezondheid, belasting, internationale handel, witwasserij, preventie van gokverslaving, bestrijding van criminaliteit en georganiseerde misdaad, waar eveneens rekening mee moet worden gehouden.
Ten vijfde zijn kansspelen in bijna alle lidstaten geregeld. Elf lidstaten hanteren speciale rechtsmodellen, vier lidstaten kennen een beperkt licentiemodel.
Ten zesde hebben staatsloterijen in 2004 een omzet van 63 miljard euro geboekt. Dat komt neer op een gemiddelde netto-uitgave van 140 euro per persoon.
Dat betekent, ten zevende, dat circa 33 procent van alle opbrengsten in het kader van good causes en belastingen wordt aangewend. Bij een liberalisering op het particuliere vlak zou dat cijfer slechts 3 procent bedragen.
Ten achtste beloopt de geraamde bijdrage aan de werkgelegenheid in de EU circa 13 miljard.
Ten negende zijn 195 000 banen binnen de EU te danken aan de omzet van loterijen.
Ik verzoek u deze argumenten in uw oordeel mee te nemen.
Brian Crowley (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb één opmerking. Er is in dit debat veel aandacht besteed aan jongeren en het effect dat gokverslaving op hen uitoefent, maar veel meer kinderen jonger dan 12 jaar zijn het slachtoffer van kinderhandel of gedwongen prostitutie vanwege drugs- of alcoholverslaving en -misbruik dan van gokverslaving, dat het onderwerp van ons debat van vanavond vormt.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. - (EN) Er bestaan geen specifieke communautaire maatregel die het gokken op internet wettelijk regelt. Het is derhalve aan de lidstaten om te besluiten of en hoe zij gokdiensten op nationaal, regionaal of lokaal niveau wensen te reguleren. De algemene beginselen van de communautaire wetgeving en het Verdrag blijven evenwel onverminderd van toepassing en elke nationale wetgeving dient met deze beginselen in overeenstemming te zijn. Onderlinge beleidsverschillen tussen de lidstaten kunnen leiden tot rechtsonzekerheid voor dienstenaanbieders en hun klanten, in het bijzonder wanneer nationale en communautaire wetgeving botsen.
Het debat van vanavond geeft er eens te meer blijk van hoezeer de standpunten over gokdiensten uiteenlopen. Er wordt met klem opgeroepen een specifiek communautair regelgevingskader voor gokdiensten vast te stellen, maar er wordt even hard geroepen dat de Gemeenschap juist niet in moet grijpen. Uit ervaring weet ik dat de eerste vereiste voor het vinden van een oplossing is dat het probleem en de beschikbare beleidsopties duidelijk in kaart worden gebracht. De Commissie heeft onlangs een studie gepubliceerd die zij heeft laten uitvoeren door het Zwitserse instituut voor vergelijkend recht. Uit die studie blijkt hoe complex en uiteenlopend de nationale regelgevingen zijn. Als het Parlement vindt dat er, naast onze inspanningen om de toepassing van de fundamentele Verdragsbeginselen te waarborgen, meer moet worden gedaan om wettelijke duidelijkheid te verkrijgen, wacht ik volgaarne zijn gedetailleerde standpunten af, waarin precies wordt vermeld wat de punten zijn die communautair ingrijpen rechtvaardigen en welke beleidsopties uitzicht zouden bieden op een consensus waarmee een zinvolle oplossing op communautair niveau binnen bereikt komt. Bij gebrek aan politieke consensus kan uiteindelijk enkel het Europees Hof van Justitie rechtszekerheid bieden.
Ik wil nog een paar andere opmerkingen maken over dit debat. De heer Harbour was nogal beknopt in zijn betoog dat er veel inconsistentie is tussen een groot aantal van de lidstaten, waartegen wij momenteel enige actie ondernemen. Waarschijnlijk zullen we ook nog tegen andere lidstaten actie gaan ondernemen. Indien de lidstaten, hun regeringen en hun wetgevende lichamen kansspelen en dergelijke willen onderwerpen aan zeer restrictieve wetgeving, kunnen ze dat doen op grond van het openbaar belang. Zij kunnen echter niet de maatregelen nemen waar de heer Harbour op doelde. Zij kunnen geen miljoenen en miljoenen besteden aan reclame voor nationale aanbieders of aan hun eigen overheidsaanbieders. Zij kunnen niet hun eigen nationale aanbieders hun gang laten gaan en alle andere aanbieders uitsluiten. Als de lidstaten van mening zijn dat gokken erger is dan alcoholverslaving, tabakverslaving en alle andere verslavingen bij elkaar - een mening die veel leden van dit Parlement kennelijk delen -, moeten ze een totaal gokverbod voor iedereen instellen in hun eigen land. Dat is één mogelijkheid. Niemand zou dan klagen. De Commissie zou geen stappen tegen hen ondernemen en niemand zou zich zorgen hoeven te maken. Het is echter een beetje hypocriet van lidstaten om toe te laten dat er miljoenen worden gespendeerd aan reclame voor kansspelen terwijl andere aanbieders niet mogen meedoen.
In alle lidstaten is gokken tot op zekere hoogte wettelijk geregeld. De ideeën van mevrouw McCarthy over internationale normen voor kansspelen op internet zijn op zich uitstekend, maar daar zouden de vijfentwintig lidstaten dan eerst een zekere matige van consensus over moeten bereiken. We kunnen beginnen met het verkrijgen van consensus in dit Parlement, maar ik denk niet dat het gaat gebeuren. Ik ben ervan overtuigd dat we geen consensus zullen vinden in de Raad. De kans op consensus in de Raad en het Parlement is even groot als de kans dat ik dit weekend de loterij win. Zo staat de situatie ervoor. De woorden van mevrouw McCarthy zijn prijzenswaardig, en als er sprake zou zijn van een consensus, wil ik graag met haar ideeën aan de slag gaan. Mijn ervaring zegt me echter dat het een heel moeilijk verhaal zou worden.
Als u kennis neemt van de motivering in de recente studie, die, als ik het wel heb, 51 bladzijden beslaat - waarbij u de overige paar honderd bladzijden gevoeglijk kunt overslaan - slaat de balans niet duidelijk door naar de ene of de andere zijde.
(Interrupties van de heer Toubon)
Tja, ik denk niet dat mijn geachte vriend mijnheer Toubon het verslag heeft gelezen, maar het zal u dus duidelijk zijn hoe ingewikkeld dit probleem is en op hoeveel verschillende manieren een en ander is geregeld. U zult zien wat voor reusachtige taak ons te wachten staat als we die weg bewandelen.
In mijn bestaan als politicus ben ik nooit bang geweest om onmogelijke dossiers op te pakken, tegen windmolens te vechten en ijzer met handen te breken, maar ik denk dat, als we echt zouden proberen een zekere harmonisatie te bewerkstelligen op dit gebied, het eindresultaat - zo dat er al zou komen - wel eens het meest onliberale stukje wetgeving zou kunnen zijn dat ooit door welk parlement ook ter wereld is behandeld. Een bevredigend resultaat zit er domweg niet in. Ik heb al lang geleden ingezien dat er sprake is van grote meningsverschillen op dit vlak, reeds lang voordat ik tot deze conclusie kwam. Ik erken dat er in heel Europa, zelfs in mijn eigen land, de meningen hierover zeer verdeeld zijn. Sommige mensen zijn van mening dat het erger is dan alcoholverslaving, erger dan tabakverslaving, erger dan wat dan ook, maar dat vinden anderen weer niet. Ik weet tot welke categorie ik hoor, maar ik denk dat pogingen tot harmonisatie op dit gebied een zaak zou zijn van een zeer, zeer lange adem.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaring (artikel 142)
Louis Grech (PSE). - (MT) Enkele lidstaten hebben eenzijdig besloten om wetgeving in te voeren ter voorkoming van het gebruik door Europeanen van goksites op het internet, die worden beheerd door in andere lidstaten van de Europese Unie geregistreerde ondernemingen.
Dit druist in tegen het beginsel van vrij verkeer van diensten tussen de lidstaten, alsmede tegen Richtlijn 98/34/EG, die bepaalt dat een lidstaat alvorens over te gaan tot invoering van regelingen voor diensten op het terrein van de informatietechnologie alle andere lidstaten en de Europese Commissie hiervan op de hoogte dient te stellen.
Afgelopen juni werd mij na een parlementaire vraag medegedeeld dat de Commissie een onderzoek had ingesteld naar deze aangelegenheid.
Kunt u ons vertellen in welk stadium dit onderzoek zich bevindt en of er maatregelen zijn genomen?
Ook ik vind het de hoogste tijd dat op deze zich snel ontwikkelende sector een wetgeving van toepassing wordt die normen en voorschriften bevat waarmee deze diensten op serieuze wijze kunnen worden gereguleerd.
Deze regelingen zouden enerzijds consumenten en minderjarigen kunnen beschermen, terwijl ze anderzijds serieuze aanbieders de gelegenheid zouden bieden om vrij te opereren in alle lidstaten van de Europese Unie.
19. Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0372/2006) van Bernat Joan i Marí, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid (2006/2083(INI)).
Bernat Joan i Marí (Verts/ALE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de collega's bedanken die me geholpen hebben bij de opstelling van dit verslag. Mijn bijzondere dank gaat uit naar de leden van de Commissie cultuur en onderwijs. Ook wil ik commissaris Figeľ bedanken - die met ons in contact is gebleven - voor zijn standpunten over pluraliteit en over kwesties in verband met minderheidstalen, en dergelijke. Voorts ben ik dank verschuldigd aan alle andere collega's, uit verschillende fracties, en aan al degenen die bij het verslag betrokken waren, met name de leden van de verschillende NGO's voor de normalisering van talen, met wie wij in contact stonden tijdens het werk aan dit verslag. Speciale vermelding verdient Vicent Santaló van de juridische afdeling van het Catalaanse parlement, waarmee wij tot zijn overlijden in de zomer van dit jaar hebben samengewerkt.
Met dit verslag wordt hoofdzakelijk beoogd het concept van meertaligheid te bevorderen. Pluraliteit en verscheidenheid zijn gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie. Op taalgebied zouden alle Europeanen moeten streven naar eenheid in verscheidenheid, omdat een Europa zonder verscheidenheid kunstmatig en gedevalueerd is. Dit komt in zekere zin tot uiting in talen. Zoals u weet is er op sociaal-linguïstisch vlak sprake van 'genormaliseerde' talen, de volledig officiële talen die ongeacht rang en stand worden gebruikt. Dan zijn er de 'geminoriseerde' talen, die geen volledig officiële status hebben en niet voor elk doel kunnen worden toegepast, ondanks het feit dat ze in bepaalde taalgemeenschappen de hoofdtalen zijn. Er is ook een derde groep, die van de minderheidstalen. Al deze groepen verdienen respect en moeten behouden blijven. Het behoud van taalkundige verscheidenheid is een van de doelstellingen van de Europese instellingen.
Europeanen zijn niet zo meertalig als we denken. Helaas beheersen veel Europese burgers slechts één taal, gewoonlijk hun moedertaal. De Europese Unie streeft prioritair naar een burgerschap van burgers die verschillende talen spreken. Om dat doel te bereiken is een mentaliteitsverandering hard nodig. Onze samenleving is tot stand gekomen onder invloed van jakobinistische staten. De meeste Europese landen zijn officieel eentalig en dat is een overblijfsel van het jakobinisme. Dat is echter geen waarheidsgetrouwe weergave van de feiten. Dit standpunt handhaven is niet wat de Europese Unie wil. Zij streeft naar het behoud van daadwerkelijke pluraliteit en naar een situatie waarin burgers in staat zijn diverse talen te spreken.
Wij hebben een Europees talenbeleid nodig. Dat beleid moet meertaligheid bevorderen, de talenkennis van de Europese burgers in heel de Europese Unie verbeteren en ervoor zorgen dat alle talen behouden blijven, ongeacht of het officiële EU-talen zijn of niet. Om dit te bereiken moeten de begroting en Europese programma's niet enkel de hoofdtalen ondersteunen, maar alle talen, teneinde de verscheidenheid te bevorderen. Wij dienen ons speciaal in te spannen om bedreigde talen te ondersteunen. Elke taal is goed voor de mensheid en als er een taal verloren gaat, hebben wij allen iets verloren, omdat elke taal zijn eigen unieke uitdrukkingen kent. Daarom moeten wij werken aan het behoud van daadwerkelijke pluraliteit en verscheidenheid. In die zin is het noodzakelijk om een volledig verslag op te stellen over de acties die nog ontwikkeld dienen te worden.
Ján Figeľ, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen feliciteer ik de heer Joan i Marí met zijn uitstekende verslag over de mededeling van de Commissie over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid. De kaderstrategie en het verslag zijn opgesteld in de geest van eenheid in verscheidenheid, die als leidraad zouden moeten fungeren bij de tenuitvoerlegging van het beleid op dit vlak.
Ik ben er zeker van dat wij allen voorstander zijn van een meertalige Europese samenleving, waarin het percentage individuele meertaligheid gestaag toeneemt, totdat iedere burger naast zijn moedertaal nog ten minste twee vreemde talen praktisch beheerst. Dat is de fameuze "moedertaal plus twee"-doelstelling die de Europese leiders in 2002 in Barcelona zijn overeengekomen.
Kortgeleden heb ik in de Europese Commissie het interne netwerk voor meertaligheid opgezet en de werkgroep meertaligheid opgericht. Dit zijn allebei uitvoeringsinitiatieven in het kader van de nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid.
Een andere prioriteit is het bevorderen van talen leren op jonge leeftijd. Als we een meertalige samenleving willen opbouwen, moeten we daar zo vroeg mogelijk mee beginnen. Wij moeten zorgen voor degelijk taalonderwijs op de kleuterschool en in het basisonderwijs, omdat basishoudingen jegens andere talen en culturen op dit niveau vorm krijgen. Het nieuwe programma voor levenslang leren voorziet in een breed gamma aan financieringsmogelijkheden voor projecten ter bevordering van taalkennis, voor toegang tot taalleermiddelen, en voor netwerken die bijdragen aan de ontwikkeling van taalbeleid.
Voor het eerst is in het onderwijs- en opleidingsprogramma de bevordering van taalonderwijs en taalkundige verscheidenheid een specifieke doelstelling. Ook voor het eerst zal via een horizontale actie steun worden verleend aan multilaterale projecten en netwerken op dat gebied. Dit zijn nieuwe mogelijkheden die van nut zijn voor alle talen die in de Europese Unie worden gesproken.
Dan wil ik nu enige woorden wijden aan de Europese taalvaardigheidsindicator, een van de onderwerpen die aan bod komen in een andere recente mededeling van de Commissie. De eerste bijeenkomst van de adviesraad vond nog maar twee weken geleden, eind oktober, plaats. De deskundigen die deelnamen aan de bijeenkomst, waarop 22 landen waren vertegenwoordigd, toonden zich heel enthousiast en eensgezind over de invoering van deze indicator.
Ik ben verheugd dat in het verslag van de heer Joan i Marí waardering tot uiting komt voor de inzet van de Commissie om talenkennis en taalkundige verscheidenheid te bevorderen in de Europese Unie. Het verslag bevat een grondige analyse van onze kaderstrategie ter verwezenlijking van een meertalige samenleving en de bevestiging dat de Commissie veel belang hecht aan het bereiken van de doelstellingen zoals verwoord in onze mededeling.
Ik bedank de rapporteur nogmaals voor zijn inspirerende verslag en benadruk dat de Commissie zich vast heeft voorgenomen werk te maken van de ideeën en activiteiten die in deze nieuwe strategie voor meertaligheid in onze Unie zijn uiteengezet.
Erna Hennicot-Schoepges, namens de PPE-DE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, debatten over meertaligheid, over de bescherming van regionale en minderheidstalen en over het gebruik van de talen binnen de Europese instellingen geven altijd aanleiding tot ferme standpunten, die gevoed worden door onderliggende politieke conflicten.
Dit initiatiefverslag dat - laten we dat niet vergeten - gericht is op de uitvoering van een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid, heeft als verdienste dat het voortborduurt op de discussie die reeds in gang is gezet met het verslag-Ebner/Bayona van 2003 en het verslag-Portas van 2005, die betrekking hadden op regionale en minderheidstalen en taalverwerving door immigranten. Het Parlement zou zich dan ook geroepen moeten voelen eerdere standpunten te bevestigen of deze bij te stellen, in het licht van de ontwikkeling van de situatie, tenzij het zijn eigen standpunten wil tegenspreken. Wij hebben voortdurend getracht een voor alle partijen aanvaardbaar evenwicht te vinden, een evenwicht dat tot uitdrukking is gekomen in de uitslag van de stemming in de commissie, waarbij we enerzijds hebben gekeken naar wat al bereikt is en anderzijds het thema meertaligheid in een toekomstperspectief hebben geplaatst.
Ik verzoek mijn collega’s dan ook van wijsheid te getuigen en niet de verkeerde strijd te voeren. Talen moeten de bindende factor zijn voor de burgers van Europa, geen wapen dat verdeeldheid en tweedracht zaait.
Mijn land, Luxemburg, is de enige lidstaat, de enige medeoprichter, waarvan de nationale taal niet erkend is als officiële Europese taal. De Luxemburgse regering heeft echter besloten geen verzoek hiertoe in te dienen, omdat zij vindt dat meertaligheid de toekomst heeft. Taal en intelligentie zijn ons gegeven om elkaar goed te verstaan, niet om de strijd met elkaar aan te binden.
65 jaar geleden, op 10 oktober 1941, moesten de Luxemburgers deelnemen aan een door de nazibezetter georganiseerd referendum, waarin hun werd gevraagd naar hun ras, etnische groep en taal. Op alle drie de vragen antwoordden zij: Luxemburgs(e). Als straf moesten zij dienst nemen in het leger van de bezetter, of werden zij gedeporteerd naar concentratiekampen. Toch heeft de generatie die deze offers heeft gebracht, na de oorlog aanvaard dat de eerste taal die op school werd geleerd het Duits was, samen met het Frans. Het Luxemburgs heeft zich succesvol ontwikkeld en doet het prima. Met de blik op de toekomst gericht hoop ik dat artikel 22 van het Handvest van de grondrechten, op basis waarvan de Unie de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid moet eerbiedigen, ons behoedt voor willekeur.
Maria Badia i Cutchet, namens de PSE-Fractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, het is zeer bevredigend dat er nu een kaderstrategie voor meertaligheid in de Europese Unie in gang is gezet.
Ons motto “eenheid in verscheidenheid” bewijst hoeveel belang we hechten aan de verscheidenheid aan culturen, gewoonten, religies en ook talen bij de opbouw van de Unie.
Het Handvest van de grondrechten heeft de eerbiediging van de taalkundige verscheidenheid tot een van onze kernwaarden gemaakt. Dit beginsel is niet alleen van toepassing op de officiële talen, maar ook op een veelheid aan regionale en minderheidstalen die binnen de Unie gesproken worden, met inbegrip van die van migrantengemeenschappen.
Dit rijke samenleven van verschillende taalgemeenschappen in Europa vertaalt zich soms in buitengewoon moeilijke werkomstandigheden binnen de communautaire instellingen. Onafhankelijk van de vraag of alle talen in cultureel opzicht even belangrijk zijn, denk ik dat misplaatst zou zijn om te denken dat de instellingen van de Europese Unie kunnen functioneren in een situatie waarbij alle talen evenveel gewicht hebben.
Naar mijn mening moet het bevorderen en beschermen en het verspreiden van de kennis over deze taalkundige verscheidenheid ondersteund worden door een actief beleid in de lidstaten dat gericht is op het bevorderen en beschermen van hun talen, zowel in het onderwijs als in een ruimer maatschappelijk verband, waaronder ik ook de media reken, en op het streven naar de doelstelling dat er in het onderwijs tenminste twee vreemde talen worden geleerd, om het leren kennen van andere culturen gemakkelijker te maken, de mobiliteit te bevorderen en bij te dragen aan de bewustwording door de Europese burgers.
Wat de communautaire instellingen betreft moeten wij er tot slot voor zorgen dat de burgers de mogelijkheid hebben om in hun moedertaal met de Unie kunnen communiceren. Om het gebruik van de moedertaal verenigbaar te maken met het dagelijkse werk in de instellingen, is het nodig om te bepalen welke talen wanneer gebruikt worden, en het is op dit punt dat we overeenstemming moeten zien te bereiken over de criteria die we moeten hanteren bij het vaststellen van de werktalen. Daarbij moeten alle elementen in ogenschouw worden genomen, zowel culturele elementen als het aantal mensen dat een bepaalde taal spreekt of het taalstatuut van de respectieve lidstaten.
Ik hoop dat de nieuwe commissaris voor meertaligheid, de heer Leonard Orban, dit idee deelt en in deze richting te werk zal gaan.
Jolanta Dičkutė, namens de ALDE-Fractie. - (LT) Dames en heren, allereerst wil ik mijn waardering uitspreken voor de eerste mededeling van de Commissie over meertaligheid en voor het definiëren van belangrijke doelstellingen voor de taalkundige verscheidenheid van de Europese Unie: het bevorderen van het leren van talen en een meertalige economie die voordelen oplevert, alsmede het bieden van de mogelijkheid aan alle EU-onderdanen om in hun moedertaal kennis te nemen van de communautaire wetgeving en andere informatie.
De Europese Unie vertegenwoordigt 450 miljoen mensen met diverse etnische, culturele en taalkundige achtergronden. De voordelen van kennis van vreemde talen liggen dan ook voor de hand. Taal helpt verschillende levenswijzen te begrijpen en opent een deur naar culturele tolerantie. Bovendien helpt taalvaardigheid bij werk, studie, reizen en communicatie overal ter wereld.
Er moet al heel jong worden begonnen met het leren van vreemde talen, aangezien de menselijke hersenen dan het meest ontvankelijk zijn voor het opnemen van nieuwe informatie. Dit is mijn vaste overtuiging als arts. Tot nu toe is uit verschillende onderzoeken gebleken dat bijna de helft van de respondenten toegeeft alleen de eigen taal te beheersen. We hebben dus te maken met een langetermijndoelstelling die niet op de lange baan mag worden geschoven. Zeker 84 procent van de Europeanen is het ermee eens dat iedere EU-onderdaan ten minste één vreemde taal zou moeten kennen. We worden dus enorm gesteund door de samenleving en het belang daarvan wordt steeds meer onderkend bij het aannemen van wetgeving in de Europese Unie.
Anderzijds mogen we de oude Europese talen niet vergeten, waarvan mijn eigen Litouwse taal een van de oudste is. Ik wil graag het belang van het behoud van dergelijke talen benadrukken in de context van de Europese taalkundige verscheidenheid. We moeten niet alleen vreemde talen leren, maar ook een andere uitdaging in ons achterhoofd houden: het behouden en koesteren van de oude Europese talen door hun rechten wettelijk te waarborgen.
Ik zie de meertalige Europeaan als een goed opgeleid iemand, die in een ander land dan zijn of haar geboorteland kan wonen en beroepshalve vreemde talen spreekt, en bereid is verder te leren. Helaas is het zo dat een behoorlijk groot deel van de Europese samenleving nog altijd niet weet te profiteren van meertaligheid, en dat de motivatie van burgers om vreemde talen te leren niet erg groot is. We moeten dat met alle mogelijke en beschikbare middelen stimuleren.
Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, in de minuut die ik voor mijn interventie heb, wil ik duidelijk en expliciet mijn steun uitspreken voor het verslag van collega Joan i Marí.
Als de Europese Unie consequent wil zijn en haar motto “eenheid in verscheidenheid’ serieus neemt, moet zij meertaligheid hoog in het vaandal dragen, en dat moet dan om meer gaan dan alleen de officiële talen.
Net als de bescherming van biodiversiteit in de hedendaagse samenlevingen een centrale waarde is en moet zijn, zo moet de bescherming van de taalkundige verscheidenheid gezien worden als een centraal element van vooruitgang en van het bevorderen van vrede en ontwikkeling.
Rekening houdend met het feit dat tegenwoordig aan de wortel van veel gewapende conflicten de schending van het recht op een culturele en taalkundige identiteit ligt, is het dringend noodzakelijk dat we in het stimuleren van meertaligheid een instrument gaan zien voor de bevordering van dialoog, ontmoeting en vrede.
Als dat belangrijk is in de wereld in het algemeen, is dat bijzonder belangrijk in de Europese Unie, die nu een Unie van waarden is en ernaar streeft om ooit een politieke Unie te worden.
Het stimuleren van de meertaligheid in Europa betekent daarom rijkheid en vooruitgang. Het streven naar ééntaligheid zal ons daarentegen armer maken.
Bairbre de Brún, namens de GUE/NGL-Fractie. -
(Spreekster spreekt Iers)
(EN) Ik bedank de heer Joan i Marí voor zijn werk. Ik hoop dat met de aanneming van de door hem ingediende amendementen een basis kan worden gelegd voor een zinvol communautair taalbeleid. Zoals de rapporteur zei, moeten we de taalvaardigheden verbeteren en het volledig palet van Europese talen behouden.
De collega's weten wellicht dat er op 24 november in Dublin een belangrijk congres zal worden gehouden met de titel ‘The Legacy of the European Bureau for Lesser-Used Languages and the Future of Lesser-Used Languages in the EU’ (De erfenis van het Europees Bureau voor minderheidstalen en de toekomst van de minderheidstalen in de EU). Het is belangrijk dat ngo's zoals het Europees Bureau voor minderheidstalen (EBLUL) financiering blijven ontvangen en dat ook talen, vooral de bedreigde talen, in aanmerking komen voor projectfinanciering.
Ik sta volledig achter de oproepen tot een communautair talenplan, projectfinanciering ten behoeve van de meest bedreigde talen, volledige verwezenlijking van het verslag-Ebner, verlening van een expliciet mandaat aan de Europese Ombudsman om op te treden in gevallen van talendiscriminatie, en tot het opzetten van een werkgroep die een rechtsgrondslag kan uitwerken voor het concept van eerbiediging van taalkundige verscheidenheid.
Ik verzoek de collega's de amendementen van de rapporteur te steunen.
Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de ontwerpresolutie over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid verdient onze bijzondere aandacht. Een taal is immers de basis van de cultuur van een volk en vormt een rijkdom die elk van ons zou moeten kunnen benutten. Daarom volgen we met veel interesse elke poging om de meertaligheid in de Europese Unie te bevorderen en verzetten we ons heftig tegen elke poging om ze te beperken.
We zijn verheugd over het voorstel voor een nieuwe Europese taalvaardigheidsindicator, op voorwaarde echter dat het initiatief alle officiële EU-talen zal bestrijken en in de praktijk en bij onderzoeken niet zal worden beperkt tot slechts vijf talen. Om die redenen heb ik namens de UEN-Fractie een amendement ingediend op artikel 6 dat tot doel heeft de woorden te schrappen die het concept meertaligheid op een misleidende manier weergeven en de mogelijkheid open laten om onderzoeken tot de vijf meest gesproken talen te beperken.
Ik zou alle afgevaardigden in dit Parlement willen oproepen om dit amendement te steunen. Zonder deze wijziging zal het document, dat van wezenlijk belang is voor de meertaligheid in de Europese Unie, geen getrouwe weerspiegeling zijn van onze werkelijke bedoelingen en beweegredenen.
Alejo Vidal-Quadras (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, in haar eerste mededeling over meertaligheid heeft de Europese Commissie een jaar geleden drie absoluut redelijke doelstellingen vastgesteld: het stimuleren van het vreemdetalenonderwijs en de taalkundige verscheidenheid, het bevorderen van een meertalige economie, met de daaruit voortvloeiende verbetering van de arbeidsmobiliteit en het concurrentievermogen van de Europese economie, en het in de eigen taal toegankelijk maken van informatie over de Europese Unie voor alle burgers.
Het zal niemand ontgaan dat er een nauwe relatie bestaat tussen deze mededeling en de algemene Europese doelstelling die we hebben geformuleerd tijdens de Raad van Barcelona in 2002 dat kinderen naast hun moedertaal tenminste twee vreemde talen leren.
Daarmee moet zich precies ook het morgen in stemming te brengen verslag van het Parlement bezig houden. Het moet de 450 miljoen Europese burgers een grote reeks instrumenten ter beschikking stellen die hen in staat stellen talen te leren en aldus te genieten van de immense sociale, economische en culturele voordelen die deelneming aan ons groot integratieproject met zich mee brengen. Dit is immers een project dat rijk is aan nationale geschiedenis, talen en culturen, een project dat nu een droom van ‘eenheid in verscheidenheid’ is en alle burgers van nut is.
De opportunistische poging van de rapporteur om dit verslag te gebruiken om nationalistische standpunten van particularistische snit er door te drukken, is volstrekt ongepast en vormt een totale verdraaiing van de strekking van de mededeling.
In dit verband moet het werk van de Commissie cultuur en onderwijs geprezen worden, omdat zij met haar amendementen op een verantwoordelijke en verstandige manier de oorspronkelijke tekst heeft ontdaan van zijn scheefgetrokken ideologische inslag. Het moet genoeg zeggen over het radicalisme van de rapporteur dat hij bij de stemming in de commissie uiteindelijk tegen zijn eigen verslag heeft gestemd.
De eerbiediging van de verscheidenheid is een beginsel van de Europese Unie, maar het gebruikmaken van de talen om het uiteenvallen van lidstaten langs etnische of linguïstische lijnen te bewerkstelligen, is een dwaasheid waar wij van de Partido Popular ons altijd met al onze kracht tegen zullen verzetten.
Marianne Mikko (PSE). - (ET) Dames en heren, in de Middeleeuwen dreef mijn thuisstad Pärnu, net als andere Hanzesteden, handel met Rusland, Duitsland en de Scandinavische landen. Iedere handelsman moest vier talen kennen. Ik sta achter de kerngedachte van dit verslag, namelijk dat Europeanen twee talen behoren te beheersen naast hun moedertaal. Taalvaardigheid heeft aanzienlijk bijgedragen aan de reïntegratie van Estland in Europa na de Sovjetbezetting.
Het vermogen om elkaars taal en cultuur te begrijpen zal het gevoel van samenhang in Europa versterken en de problemen helpen oplossen die worden veroorzaakt door de uitbreiding van Europa en door de immigratie. Een Ests gezegde luidt: hoe meer talen, hoe meer levens. In de Europese Unie leiden veel mensen vele levens. Mensen trekken naar andere lidstaten om er tijdelijk te werken of om zich er permanent te vestigen. Veel van de belangrijke nationale minderheden in de lidstaten zijn opgekomen in de periode van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog.
Mijn moedertaal is een Europese taal die door een miljoen mensen wordt gesproken. Het verslag onderstreept dat kleine talen beschermd dienen te worden. Ik zou daaraan willen toevoegen dat zij niet alleen beschermd moeten worden tegen de grote talen van de Europese Unie, maar ook tegen de grote talen buiten Europa. Daarmee doel ik op het Russisch. Door naast taalverwerving ook leren te motiveren, zouden we de problemen kunnen verzachten die zo duidelijk naar voren zijn gebracht door de tweede en derde generatie immigranten in Duitsland, Frankrijk en de Baltische staten. Zij bevinden zich ver van hun geboorteland en zijn door hun gebrekkige taalvaardigheid ook niet in staat om voldoende deel te nemen aan de cultuur en het leven in hun nieuwe vaderland. Onder dergelijke omstandigheden zijn de dure pogingen om officiële zaken af te handelen in grote talen van buiten Europa contraproductief en zelfs schadelijk.
Het leren van een taal is het belangrijkste integratiemiddel, maar het is ook tijdrovend. Daarom moet er zo vroeg mogelijk mee worden begonnen.
Daniel Strož (GUE/NGL). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik ben wat de nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid aangaat, ingenomen met de conclusies die tot doel hebben taalverscheidenheid, één van de basisprincipes van de EU, te ondersteunen en te respecteren, zeer zeker met het oog op de overduidelijke neiging die er bestaat om vanuit de onzinnige behoefte om te besparen op de uitgaven voor tolk- en vertaaldiensten, het aantal werktalen te verminderen. Ondersteuning van meertaligheid is inderdaad een belangrijke factor voor culturele, economische en sociale integratie, maar aan de andere kant nu ook weer niet de belangrijkste. De belangrijkste factor is het oplossen van de sociale verschillen en problemen, die we maar niet op bevredigende wijze onder controle weten te krijgen.
Eveneens wil ik me hier aansluiten bij de mening - en deze onderstrepen - dat de EU, net zoals zij dat op andere gebieden dient te doen, op uiterst strikte wijze het subsidiariteitsbeginsel in acht dient te nemen. Het mag niet gebeuren dat het taalbeleid een bron van conflict wordt tussen de EU en haar lidstaten ofwel haar burgers, iets dat helemaal niet ondenkbeeldig is.
Roberts Zīle (UEN). - (LV) Ik betwijfel of door nog eens zestig talen aan de eenentwintig officiële talen van de Europese Unie toe te voegen het door de rapporteur ondersteunde doel van werkelijke meertaligheid wordt bereikt, aangezien het onmogelijk is om even veel gewicht toe te kennen aan de rol van het Welsh als aan die van het Russisch. De ervaring leert dat talen die algemener en op economisch actievere wijze worden gebruikt, kleine talen "opslokken". Laten we ons eens voorstellen dat het Russisch een officiële EU-taal zou worden. Ik ben er bijna zeker van dat binnen niet al te lange tijd het Lets en het Ests niet meer algemeen gebruikt zouden worden, niet alleen in de Europese Unie, maar zelfs in Letland en Estland. Voordat we de meertaligheid in heel Europa aanpakken, zouden we in het Parlement zelf een voorbeeld moeten stellen. Hoe groot is de motivatie van tolken om de talen van kleine lidstaten te leren? Hoe lang zullen we nog moeten wachten totdat men door een douanebeambte bij aankomst in Straatsburg, het hart van Europa, wordt aangesproken in een andere taal dan het Frans? Ik ben ervan overtuigd dat we moeten beginnen met de versterking van de officiële talen van de kleine EU-lidstaten, en het beleid ten aanzien van minderheidstalen moeten overlaten aan de lidstaten. In de toekomst zal de Europese Unie een unie van staten blijven en geen unie van etnische groepen. Dank u wel.
Vasco Graça Moura (PPE-DE). - (PT) Mijnheer de Voorzitter, afgezien van een paar amendementen - waar ik morgen tegen zal stemmen - gaat dit verslag, zoals het aan dit Parlement is voorgelegd, in het algemeen uit van de juiste principes, en dat zijn principes die in de loop der jaren - inzonderheid het jaar 2000, het Europees Jaar van de Talen - zijn vastgelegd.
Voor een aantal van deze principes geldt echter dat ze slechts verwezenlijkt kunnen worden als het subsidiariteitsbeginsel dat toelaat. Verder is het inderdaad zo dat iedereen het recht heeft om zijn moedertaal te gebruiken, maar als we dat principe letterlijk opvatten en ook op andere dan de officiële talen gaan toepassen, komt dat er in de praktijk op neer dat de instellingen van de Unie ophouden te functioneren. We moeten bovendien verhinderen dat wat minderheidstalen wordt genoemd, wordt gebruikt om doelstellingen van nationalistisch extremisme na te streven.
Ook de kwesties met betrekking tot de reikwijdte van de Europese taalvaardigheidsindicator worden aangeroerd. In de huidige versie meet deze indicator uitsluitend de vaardigheid in het Engels, Frans, Duits, Spaans en Italiaans. We moeten zien te voorkomen dat wij door deze feitelijke situatie overal alleen het leren van deze vijf talen aanmoedigen. Dat zou verkeerd zijn, en niet alleen omdat we moeten zoeken naar een evenwicht en een zinvolle keuze, maar ook omdat wij rekening moeten houden met het feit dat er ook buiten Europa Europese talen worden gesproken. Dat is in een tijd van mondialisering van groot belang. En dan zwijgen we even over de historische, menselijke en culturele dimensies.
Het Portugees - en u zult begrijpen dat ik deze taal als voorbeeld aanhaal - is in deze wereld na het Engels en het Spaans de meest gesproken EU-taal, vóór het Duits en het Italiaans. In de mede door mij voorgestelde schriftelijke verklaring 58 wordt daarom ook gesteld dat de Europese taalvaardigheidsindicator uiteindelijk op alle officiële talen van de Unie moet worden toegepast en - als dat uitvoerbaar is - op de overige talen die in Europa gesproken worden.
Seán Ó Neachtain (UEN). - (EN) Voorzitter, ik zou graag de rapporteur, de heer Joan i Marí, willen gelukwensen met zijn verslag en met de inhoud ervan. Ik ben een fervent voorstander van het bevorderen van meertaligheid, in het bijzonder wanneer het de minder gebruikte talen betreft.
Ik zal vanavond niet in mijn moedertaal, het Iers, spreken. Begin volgend jaar, twee vergaderperioden na deze, zal ik dat echter wél kunnen doen, met de steun van de diensten van het Parlement. Ik juich dat niet alleen toe, maar ik verheug me er ook op. De uitdrukking ‘eenheid in verscheidenheid’ die hier vanavond veelvuldig is gebezigd, krijgt er werkelijk betekenis door.
De minder gebruikte Europese talen zijn even belangrijk als de talen die door veel mensen gesproken worden, en misschien zelfs belangrijker, vanwege het feit dat we ze moeten steunen en sterker moeten maken. Daarom ben ik ervan overtuigd dat als we samen onze schouders zetten onder het versterken van onze talen, dit de eenheid en samenwerking zal bevorderen.
Ján Figel', lid van de Commissie. - (SK) Ik wil graag mijn dank uitspreken voor dit debat ten behoeve van de ondersteuning van meertaligheid in de Europese instellingen, een kwestie die zowel voor de afzonderlijke landen als voor onze Gemeenschap van belang is.
Er zijn meerdere belangrijke beginselen die altijd bepalen wat we zijn. Als onderdeel van onze cultuur zijn talen niet alleen een technisch instrument, maar ook belangrijke dragers van ons erfgoed, en als een cultureel fenomeen verdienen zij respect en erkenning. Dit is een bijzonder belangrijke verantwoordelijkheid met name van de lidstaten. Het is dan ook essentieel om taalonderwijs en taalgebruik proactief te benaderen. Via het programma heeft de Europese Commissie mogelijkheden geschapen voor de permanente ondersteuning van meertaligheid, met inbegrip van minderheids- en regionale talen. Het Europees Bureau voor minder gebruikte talen (EBLUL) is daarbij een partner geweest. Het biedt mogelijkheden voor andere activiteiten in het kader van het nieuwe programma. Hetzelfde geldt voor het Mercator-netwerk voor taalonderzoek.
Ik wil u eraan herinneren dat de eerste maatregel van secundaire Gemeenschapswetgeving die in 1958 werd aangenomen betrekking had op talen. Dit was nog maar het begin, en het is extreem belangrijk dat talen hun cruciale rol ook in deze fase van de Europese integratie vervullen, een rol die niet alleen politiek van aard is, maar ook van culturele en natuurlijk economische en maatschappelijke aard.
Kortom, het doet mij veel deugd te kunnen constateren dat ik de eerste commissaris in de geschiedenis van de EU zal zijn die verantwoordelijk is voor meertaligheid als een apart beleidsterrein en dat binnenkort, op voorwaarde dat u hiermee instemt, het gehele sector zelfstandig zal worden, uiteraard in samenwerking, met andere sectoren. Bovendien zal een andere collega, de voorgedragen commissaris voor Roemenië, de heer Leonard Orban, zich bij ons voegen. Hij kan ons niet alleen helpen dit beleid te bevorderen, maar er ook toe bijdragen dat een sterke inzet voor de ontwikkeling van meertaligheid wordt gewaarborgd.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Claire Gibault (ALDE). - (FR) Ooit sprak de gehele mensheid slechts één taal, en gebruikte dezelfde woorden. Maar volgens de Bijbelvertelling, die verhaalt van de Toren van Babel, heeft de mens getracht een toren op te richten die tot de hemel zou reiken en hem op gelijke voet zou plaatsen met God. Om deze missie tegen te gaan vermenigvuldigde God de talen, opdat de mensen elkaar niet meer zouden begrijpen en zich over de aarde zouden verspreiden.
Met dit verslag over meertaligheid waagt Europa zich aan een "anti-Toren van Babel"-project, aangezien Europa de minderheidstalen naar een hoger plan wil tillen.
Om het belang van meertaligheid op de juiste waarde te schatten, moeten we het wezen ervan goed doorgronden. Culturele en taalkundige verscheidenheid brengt immers eerbiediging van culturele identiteit, tradities en religies met zich mee.
Door de opbouw van een pluralistische Europese samenleving aan te moedigen erkent Europa impliciet dat het leren van een taal cruciaal is voor het vermogen van volkeren om met elkaar te communiceren.
Meertaligheid is ook een kans voor de toekomst, en het veiligstellen ervan is voor Europa een burgerplicht geworden.
Hoe meer de taalkundige verscheidenheid zal worden erkend, als tegenhanger van de globalisering die eentaligheid in de hand werkt, hoe minder mogelijkheden er zullen zijn om zich achter één identiteit te verschuilen.
José Ribeiro e Castro (PPE-DE). - (PT) Vandaag is een belangrijke dag voor al die Europese talen die in de gehele wereld worden gesproken, waaronder ook het Portugees. Het Europees Parlement erkent nu de rol en het belang van deze talen.
De door mij opgestelde overwegingen E en F, alsmede paragraaf 3, vormen een bevestiging van het grote strategische belang dat we in het kader van het Europese beleid voor meertaligheid dienen toe te kennen aan talen die - zoals het Portugees - bijzonder geschikt zijn voor rechtstreekse communicatie met andere delen van de wereld.
In deze resolutie wordt erkend dat Europa zich niet mag afsluiten. We moeten open staan voor de rest van deze wereld en werken aan ons vermogen om met de gehele wereld te communiceren. Sommige talen zijn daarbij uiterst waardevolle instrumenten.
We hebben nu een beter evenwicht bereikt, ook in strategische zin. Talen als het Portugees, die door veel mensen in deze wereld worden gesproken, krijgen eindelijk de nodige aandacht.
We hebben nu mogelijkheden geschapen om te eisen dat het onderwijs en het aanleren van dit soort talen op een actievere wijze bevorderd wordt. Deze talen zouden binnen de EU dus kunnen worden aanbevolen als tweede, derde of vierde taal in het onderwijs.
Ik wil mijn collega's graag bedanken voor hun hulp en de rapporteur voor zijn openheid. Tot slot bedank ik onze schaduwrapporteur, mevrouw Hennicot-Schoepges. Haar bijdrage was van cruciaal belang voor de voltooiing van dit initiatief.
20. Stelsel van algemene preferenties van de Europese Unie (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Commissie over het stelsel van algemene preferenties van de Europese Unie.
Peter Mandelson, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is mij een genoegen om nadere overwegingen over en de onderliggende filosofie van de SAP+-regeling met u te delen. Deze regeling is een belangrijk ontwikkelingsinstrument, dat bijdraagt aan economische voorspoed in ontwikkelingslanden en aan de vermindering van armoede en tegelijkertijd recht doet aan de blijvende noodzaak van fundamentele mensen- en arbeidsrechten, duurzame ontwikkeling en beginselen van goed bestuur.
Een van de belangrijkste prioriteiten van het communautair handelsbeleid is om in lijn met het ontwikkelingsbeleid op te treden en de doelstellingen van dat beleid te consolideren, waarbij het met name gaat om de bevordering van duurzame ontwikkeling en goed bestuur. Deze doelstelling is beter zichtbaar gemaakt in de SAP+-regeling, die de ontwikkelingslanden aanmoedigt te voldoen aan de internationale normen inzake sociale rechten, milieubescherming, bestuur en drugsbestrijding.
Het is de moeite waard eraan te herinneren dat de criteria voor de toekenning van SAP+-preferenties objectief en transparant zijn en in de bepalingen zelf openbaar zijn gemaakt, hetgeen in overeenstemming is met onze WTO-verplichtingen. Het succes van de SAP+-regeling is gelegen in de stimulans die ze de kandidaat-landen biedt voor ratificering van de cruciale IAO-conventies teneinde aan de SAP+-criteria te voldoen.
De SAP+-regeling heeft een rol gespeeld in het geval van El Salvador, dat de ratificatie-instrumenten van de ontbrekende IAO-conventies op 6 september 2006 heeft neergelegd. De toezichthoudende comités van de IAO hebben gerapporteerd dat de meeste kandidaat-landen voor het SAP+ substantiële wijzigingen in hun rechtssystemen hebben aangebracht, teneinde volledig te voldoen aan de rechten die in de IAO-conventies zijn neergelegd. Dat was een eerste vereiste voor de toekenning van SAP+-preferenties.
Het SAP+ is een instrument ter aanmoediging en ondersteuning, maar het kan niet alles in één keer oplossen. Het instrument moet stimulansen bieden en geen straffen uitdelen, en het dient ertoe om het elan in de hervorming vast te houden. Een ander doel is de integratie van de SAP+-landen in het wereldhandelssysteem. Ik ben ervan overtuigd dat deze integratie de betrokken landen zal helpen toe te werken naar een groter respect voor de in de conventies vervatte beginselen en de uitvoering van essentiële hervormingen.
Het is duidelijk dat na ratificering van deze conventies de daadwerkelijke uitvoering moet worden gecontroleerd. Bij de beoordeling van de voortgang in de uitvoering van de SAP+-voorwaarden wordt gekeken naar ontwikkelingen in het regeringsbeleid, de administratieve capaciteit en institutionele, juridische en budgettaire beperkingen. Bij een aantal van die aspecten zal er pas mettertijd verbetering optreden.
Op het gebied van het toezicht vertrouwt de EU, met name wat betreft de instelling van een eventuele intrekkingsprocedure, op de controlemechanismen en de expertise van de relevante organen die gespecialiseerd zijn in het houden van toezicht, zoals de IAO, voor welke de EU niet in de plaats kan treden.
Aan ons is echter een eigen rol toebedeeld als het gaat om de deugdelijke toepassing van de SAP-regeling. Die houdt in dat telkens wanneer de Commissie informatie ontvangt van vakbonden of andere belanghebbenden over ernstige en systematische schendingen van de vigerende internationale normen, zij grondig dient te onderzoeken of er in lijn met de SAP-verordening passende maatregelen kunnen worden getroffen. Een en ander zal goed worden gecoördineerd met de relevante toezichthoudende organen, waarbij het Parlement geregeld van de ontwikkelingen op de hoogte dient te worden gehouden.
Ik benadruk de belangrijke rol die het Europees Parlement en de parlementen van de betreffende landen kunnen vervullen, zowel bij het houden van toezicht als bij de bevordering van een doeltreffende tenuitvoerlegging van de wetgeving in de landen zelf.
De leden van dit Parlement wil ik op het hart drukken dat hun interparlementaire contacten van grote waarde zijn met het oog op de overbrenging van deze belangrijke boodschap. Ik ben gereed om met het oog hierop nog nauwer met u samen te werken.
Godelieve Quisthoudt-Rowohl, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het stelsel van algemene preferenties heeft zijn nut bewezen, omdat het krachtige steun biedt aan de landen die ijveren voor duurzame ontwikkeling en good governance. Met deze landen drijven wij handel en onderhandelen we op voet van gelijkheid. Wij stellen onze markten voor hen open, en dat betekent dat er hierdoor, misschien pas op middellange termijn, een concurrentiesituatie ontstaat. Het is derhalve ook in ons belang om toezicht te houden op de naleving van het rechtsstelsel en de verdragen van de Verenigde Naties en de Internationale Arbeidsorganisatie. Wat dat betreft, staan wij volledig achter de inspanningen van de Commissie in dit verband.
Wij willen echter ook - en de commissaris heeft reeds te kennen gegeven dat hij daartoe bereid is -, dat de Commissie ons regelmatig op de hoogte houdt van ten eerste haar toezicht op de tenuitvoerlegging van de verschillende regelingen in de begunstigde landen, ten tweede eventuele sancties conform artikel 16 en ten derde de tussentijdse evaluatie van de efficiëntie van de SAP+-regels. Het SAP+ moet ons in staat stellen steun te verlenen en tegelijkertijd van de handel met de betrokken landen te profiteren. Daarbij dienen wij tevens rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van onze economie en arbeidsmarkt en een balans zien te vinden tussen de beide doelstellingen.
Antolín Sánchez Presedo, namens de PSE-Fractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, ik schaar me volledig achter de verklaring van commissaris Mandelson en als rapporteur van het verslag over het schema van algemene tariefpreferenties (SAP) onderstreep ik eveneens het belang van SAP+ als prikkel voor de meest kwetsbare ontwikkelingslanden om in te zetten op duurzame ontwikkeling en goed bestuur.
Ik verwelkom het besluit van de Commissie van 21 december om de voordelen van dit schema te verlenen aan de vijftien landen die daarom gevraagd hebben, evenals de stappen die sindsdien zijn gezet door landen als Colombia, Venezuela en El Salvador met de ratificatie van belangrijke conventies van de IAO.
Met betrekking tot het functioneren van het schema wil ik op drie fundamentele punten wijzen. In de eerste plaats is het doel van het SAP onder andere de mensenrechten en arbeidsrechten te bevorderen door middel van handel. Deze koppeling is essentieel en mag niet verloren gaan. Handel moet een stimulans vormen voor het eerbiedigen van de mensenrechten en arbeidsrechten. We moeten vermijden dat protectionistische neigingen deze doelstelling afzwakken.
In de tweede plaats maakt het succes van het schema het nodig om het aantal begunstigde landen te verhogen. Een van de prioriteiten van de Commissie moet zijn om dat aantal aanzienlijk te verhogen, omdat deze landen op dit moment slechts 3 procent van de wereldbevolking vertegenwoordigen.
In de derde plaats moeten we de doelmatigheid van het schema waarborgen door middel van een intelligente uitvoering, waar ook het Europees Parlement zijn bijdrage aan levert. Het is belangrijk dat de Commissie met de begunstigde landen samenwerkt bij het voldoen aan hun verplichtingen. Daartoe moet zij verschillende initiatieven ontplooien en met name zorgen voor een strenge, regelmatige en transparante controle en evaluatie van de tenuitvoerlegging, alsmede voor deelname van de belangrijkste maatschappelijke partners en de begunstigde landen, zoals in het verslag van het Parlement wordt opgemerkt.
Ook moeten de vastgestelde sancties worden toegepast wanneer de beginselen op ernstige en stelselmatige wijze worden geschonden, en op die manier moeten de landen die de regels overtreden worden gestraft, maar niet de actoren die op adequate wijze aan hun verplichtingen voldoen.
Tot slot moet de Commissie, zoals ook in de ontwerpresolutie wordt gesteld, voor de volgende herziening van de verordening een studie naar de effecten van het schema uitvoeren, het functioneren van het schema analyseren en de hervormingen die worden uitgevoerd onderbouwen.
Sajjad Karim, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de SAP-regeling is opgezet om degenen die in de wereldhandel het armst en meest kwetsbaar zijn, de gelegenheid te geven zich uit de armoede te verheffen. Er is geen vaste lijst van landen die in die categorie passen. Landen waar de SAP-regeling een succes is, kunnen opklimmen naar een nieuwe relatie met de EU. Niet alle beweging verloopt echter opwaarts: sommige landen staan er misschien wel slechter voor dan toen de regeling werd vernieuwd, als gevolg van omstandigheden waar ze geen enkele invloed op konden uitoefenen.
Pakistan is zo'n land. Ondanks de steun van dit Parlement onthield de Raad Pakistan de SAP+-status, wat ten koste ging van 300 000 banen en 40 miljoen per jaar BBP. Tragisch genoeg werden minder dan zes maanden na de inwerkingtreding van de SAP-regeling Pakistan en een groot deel van het door Pakistan bestuurde grondgebied van Kasjmir getroffen door een aardbeving, die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie qua aantal slachtoffers en verwoesting de tsunami in de schaduw stelde.
De ingrijpende gevolgen van de aardbeving in het noordoosten van de regio heeft geleid tot een grootschalige verplaatsing van geschoolde en ongeschoolde arbeiders in Pakistan die van oudsher voor een groot deel het werk deden in de Pakistaanse industrie, vooral de textielindustrie. Velen hadden hun woning en hun echtgenote verloren en hadden kinderen waar ze voor moesten zorgen. Meer dan een jaar later kunnen ze nog steeds niet terug naar een betaalde baan omdat ze wachten op financiële ondersteuning voor de wederopbouw van hun huizen. Door deze situatie zijn de lonen in de industrie gestegen, waardoor de productiekosten enorm zijn toegenomen en het concurrentievermogen van Pakistan danig is verzwakt.
Hoewel de EU altijd erg royaal is met hulp aan landen in nood, zijn onze middelen niet onbeperkt. Wij moeten het SAP herzien om de armen te helpen zich aan de armoede te ontworstelen en de mensen zonder hoop de hulp te bieden die nodig is om de gevolgen van de catastrofe te overwinnen.
Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, met het oog op onze geloofwaardigheid en doeltreffendheid dienen wij aan te tonen dat de SAP+-regeling naar behoren functioneert. Met andere woorden, de EU moet snel en slagvaardig optreden tegen schendingen van de sociale of milieunormen in dit verband. Dit is geen theoretische of academische discussie, maar een zeer realistisch debat over concrete landen.
De kwestie El Salvador is reeds ter sprake gebracht. Jarenlang stuitten de werkenden in El Salvador op onvoorstelbaar verzet van hun eigen regering, bedrijfseigenaren en de rechtse media, die de tenuitvoerlegging van fundamentele arbeidconventies wilden voorkomen of op zijn minst vertragen. Het is betreurenswaardig dat een EU-lidstaat, Spanje, hen daarin gesteund lijkt te hebben.
Dat de regering van El Salvador onlangs vier belangrijke IAO-conventies heeft geratificeerd is niet de echte triomf die het lijkt, omdat de regering de wetgeving inzake de overheidsdienst zodanig heeft hervormd dat grote aantallen werkenden verstoken blijven van allerlei mogelijke baten uit hoofde van die conventies. Dat is volstrekt onaanvaardbaar en ik doe dan ook een formeel verzoek aan de Commissie om de situatie in El Salvador onverwijld te onderzoeken en een tijdelijke schorsing van de SAP-preferenties in overweging te nemen. Ik ben gaarne bereid de Commissie gegevens van vakbondsgroepen en het maatschappelijk middenveld in El Salvador te verstrekken.
Ook in Colombia worden de rechten van werkenden met voeten getreden, ondanks de goede sier die dit land maakt met de officiële ondertekening van de IAO-conventies. De maandelijkse en vaak wekelijkse berichten van vakbondsleden die 'verdwijnen' vertellen het ware verhaal van de bloedige tol die wordt betaald door mensen die er vanuit durven te gaan dat officieel aangenomen IAO-rechten ook echt in de praktijk worden geëerbiedigd. Wij kunnen niet tot december 2008 wachten om dit soort zaken te behandelen. Ik verzoek de Commissie ze direct onder de loep te nemen.
Jan Andersson (PSE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het stelsel van algemene preferenties, SAP+, is een goed stelsel, dat voordelen biedt aan derde landen op het punt van toegang tot de Europese markten, wat ongelooflijk positief is. Hieraan is echter een aantal voorwaarden verbonden. Het is juist wat commissaris Mandelson zei, dat deze landen allereerst moeten worden aangemoedigd en gesteund. Er kunnen echter situaties ontstaan waarin aanmoedigingen en steun niet voldoende zijn, maar waarin men feitelijk ook de bewaking moet versterken en misschien de beschikbare instrumenten moet gebruiken, als niet wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn neergelegd in overeenkomsten over rechten van werknemers en dergelijke. We weten dat er op dit moment overtredingen plaatsvinden en willen daarom dat de Commissie de bewaking versterkt en zo nodig de beschikbare instrumenten gebruikt om een land tijdelijk buiten te sluiten.
Als dergelijke maatregelen worden genomen, willen wij bovendien dat het Parlement bij het proces wordt betrokken, zodat wij onze mening kunnen geven en kunnen samenwerken, om te zorgen dat het stelsel werkt. Dat moet nu gebeuren. Zoals diverse andere sprekers hebben benadrukt, is het bovendien belangrijk om bepaalde zaken vóór de evaluatie van het stelsel in 2008 nauwkeurig te bestuderen: heeft het in zijn geheel gefunctioneerd, welke gebreken zijn er en waaraan moeten we denken als we het stelsel vernieuwen?
Kader Arif (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, beste collega’s, met de goedkeuring van de verordening van de Raad van 27 juni 2005 tot hervorming van het stelsel van algemene preferenties, dat sinds 1971 van kracht is, heeft de Europese Unie gekozen voor de vereenvoudiging en versterking van haar belangrijkste handelsinstrument ter ondersteuning van de ontwikkelingslanden.
Zo zijn er voortaan drie regelingen van toepassing: het algemene stelsel, het stelsel "alles behalve wapens", een instrument dat afgestemd is op de specifieke omstandigheden van de minst ontwikkelde landen, en SAP+. De in het kader van SAP+ toegekende aanvullende preferenties zijn geboren uit de overtuiging dat ontwikkeling slechts bezien kan worden in nauwe samenhang met het democratiseringsproces en de eerbiediging van de mensenrechten, het arbeidsrecht en het milieu. Op dit moment doen vijftien landen hun voordeel met dit mechanisme, dat een stimulerende werking heeft en de ontwikkelingslanden beloont die het kwetsbaarst zijn en zich de meeste inspanningen getroosten op deze terreinen.
Maar als SAP+ werkelijk wil bijdragen tot een beter bestuur en een betere eerbiediging van milieu, mensenrechten en arbeidsrecht, dan moet het doelmatig worden beheerd, wat allereerst inhoudt dat er een waarschuwing moet uitgaan naar de talrijke landen die zich niet aan hun beloften houden en, bovenal, dat er serieus gedreigd moet worden met het schrappen van preferenties die zijn toegekend aan landen die de IAO-conventies stelselmatig aan hun laars lappen en hun verplichtingen niet nakomen.
Vervolgens dient regelmatig te worden nagegaan of de landen waar SAP+ nu op van toepassing is, hun toezeggingen nakomen. Deze evaluatie moet grondig zijn, met het oog op de verlenging van dit instrument eind 2008. Onze geloofwaardigheid en de doeltreffendheid van dit instrument staat of valt met wat door juristen parallellisme van de vormen wordt genoemd. We kunnen geen preferenties blijven toekennen aan landen die politiek gezien niet in staat zijn deze verplichtingen na te komen. Het gaat om de toekomst van dit beleid.
Peter Mandelson, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal proberen u wat geld te besparen door drie punten ter sprake te brengen. Om te beginnen onderschrijf ik volledig dat wij hoge toezichtsnormen moeten handhaven en waakzaamheid moeten betrachten. Dat zijn wij ook zeker van plan. Wat Wit-Rusland betreft, hebben wij al uitvoering aan een en ander gegeven en bij de Raad voorstellen ingediend.
Wat Pakistan betreft: de toekenning van handelsprivileges vereist dat wij ons houden aan de voorschriften voor de totstandbrenging van deze voorrechten. Dat doen we en hebben we gedaan jegens Pakistan, maar ik ben het volledig met de geachte afgevaardigde eens dat we in het kader van die voorschriften alles in het werk moeten stellen om hulp te bieden aan dit land.
Ten aanzien van El Salvador zeg ik 'ja': ik stem er volledig mee in dat nu dit land de SAP+-status is verleend, er op basis van rapporten van internationale organisaties toezicht moet worden gehouden op de doeltreffende tenuitvoerlegging van de IAO-conventies in El Salvador, en wij zijn duidelijk voornemens hier uitvoering aan te geven.
De Voorzitter. - Er zijn zes ontwerpresoluties ingediend, overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement(1).