Josu Ortuondo Larrea (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, het basismotto van de Europese Unie is ‘Eenheid in verscheidenheid’. We zijn immers al vanaf het begin bezig met het opbouwen van een gemeenschappelijke ruimte, en niet alleen een economische ruimte, maar vooral een ruimte van kansen voor zelfontplooiing en een ruimte van vrijheid. En dat doen we met mensen en naties die veel met elkaar gemeen hebben; ik heb het niet alleen over de strategische, politieke en sociale belangen die we delen, maar ook over gemeenschappelijke waarden, gewoonten en de manier waarop we tegen het leven aankijken.
We hebben een gemeenschappelijke culturele achtergrond die geworteld is in de ideeën van de oude Grieken, in het Romeinse recht, het christendom, de Reformatie, de Verlichting, de Renaissance en zelfs de globalisering, Maar tegelijkertijd staat buiten kijf dat er nog steeds allerlei culturele verschillen bestaan en we ook onze eigen identiteit hebben, en in het bijzonder onze eigen, verschillende talen. Die verscheidenheid, die door sommigen alleen als een obstakel zou kunnen worden gezien, vormt in werkelijkheid een grote rijkdom en een bron van vitaliteit.
Hoewel het niet is aangenomen, heb ik daarom voor het voorstel tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie gestemd, opdat er communautaire wetgeving kan komen op het gebied van de eerbiediging en bescherming van de meertaligheid, met name van de minderheidstalen, en er een agentschap voor taalverscheidenheid en meertaligheid kan worden opgericht.
Ook heb ik voor het voorstel gestemd om alle Europese burgers naast hun moedertaal twee vreemde talen te laten leren, want dat is de beste formule om het onderlinge begrip, het vreedzaam naast elkaar bestaan en de eenheid te bevorderen.
Michl Ebner (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, wat betreft het onderwerp meertaligheid doet het mij deugd dat het verslag van de heer Joan i Marí over meertaligheid is aangenomen. Ik heb er voor gestemd, maar wel met enige verbehouden, die ik nog steeds heb. Ik geloof dat de Europese Commissie en ook afgevaardigden tijdens de stemming in dit Parlement – de meerderheid, in ieder geval – onvoldoende moed hebben getoond bij een aantal amendementen. Meertaligheid is een voorwaarde voor tolerantie en acceptatie, en in het belang van de goede verstandhouding binnen de EU dient er meer te gebeuren op dit terrein.
Het besluit van het Parlement dat de Commissie de oprichting van een agentschap moet bestuderen en hierover verslag moet uitbrengen aan het Parlement, alsmede de constatering dat zij hierin nalatig is, is een feit. Aan deze nalatigheid dient iets te gebeuren.
De procedure in dit Parlement is dat er een verslag wordt gepresenteerd voordat de bewuste debatten worden gehouden en er besluiten worden genomen.
Tomáš Zatloukal (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is goed nieuws dat de nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid is aangenomen. De individuele lidstaten zullen verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van dit beleid. Enkele lidstaten zijn momenteel bezig hun onderwijssysteem te veranderen. Het onderwijs in vreemde talen, als een middel om de communicatie te verbeteren en als erkenning van de culturele verscheidenheid, vormt een substantieel onderdeel van deze veranderingen.
We moeten ondubbelzinnige steun geven aan de Europese indicator van het taalvermogen als we in de onderwijsplanning optimaal gebruik willen maken van individuele systemen voor het leren van vreemde talen. De motivatie om vreemde talen te leren is ook toegenomen door de transparantie van de examinering en diploma-eisen op het gebied van taalvaardigheid, wat goed is voor de carrière van degenen die zo’n diploma hebben.
Het verslag vormt een belangrijke bijdrage aan het versterken van het vreemdetalenonderwijs, het vergroten van het concurrentievermogen van de economisch actieve bevolking en het verbeteren van de communicatie tussen de burgers en de Europese instellingen. Reden te meer waarom ik voor het verslag heb gestemd.
Andreas Mölzer (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb voor dit verslag gestemd. Ondanks alle euforie over meertaligheid mogen we de steeds slechtere resultaten niet vergeten die uit de PISA-studies naar voren komen.
Beperking van het aantal buitenlanders in schoolklassen tot dertig procent zou echter een vanzelfsprekendheid moeten worden teneinde te komen tot betere integratie, behoud van de kwaliteitsnormen en vermindering van de kans op culturele conflicten. Naar mijn mening dient de taal van het land voldoende te worden beheerst voordat er met een reguliere opleiding wordt gestart en moet er, indien nodig, extra taaltraining komen, bijvoorbeeld in de vorm van een extra jaar kleuterschool of pre-school. Dit zou naar mijn mening de norm moeten worden in de EU.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, evenals mijn collega Mölzer maak ook ik het nodige voorbehoud. In een aantal opzichten is dit een uitstekend verslag, met name omdat het signaleert dat het onderwijs van het Engels niet gesubsidieerd hoeft te worden door de Europese Unie.
Het verslag is in die zin uiterst ambitieus dat het van alle minderheidstalen – zo’n zestig – officiële talen wil maken, maar dat gaat dan wel enigszins ten koste van de 21 nationale talen van de Unie, waarvan sommige nu al in de gevarenzone verkeren: het Lets, het Litouws, het Ests, het Hongaars en het Sloveens zijn geen talen waarin internationaal wordt gecommuniceerd. En zelfs de situatie van het Italiaans, het Duits en het Frans baart enige zorgen.
Het is tamelijk paradoxaal dat in het verslag bezuinigingen worden voorgesteld met als argument dat deze officiële talen van de Europese Unie niet langer per definitie worden beschouwd als werktalen in alle delegaties, om op die manier geld vrij te maken voor de regionale talen. Wij hebben gisteren het enigszins betreurenswaardige voorbeeld gehad van een staatshoofd van een land dat onlangs volledig onafhankelijk is geworden, die dacht dat hij Engels moest spreken in plaats van zijn moedertaal, terwijl hij in Straatsburg heeft gestudeerd! Volgens mij voorspelt dat niet veel goeds voor de ontwikkeling van de meertaligheid in de Europese Unie!
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor het verslag-Joan i Marí gestemd over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid, ondanks mijn reserves over enkele voorstellen en amendementen die zijn aangenomen.
Ik vind dat de Europese strategie van meertaligheid het onderwijs en de verspreiding van “Europese wereldtalen” moet dekken. Een van die talen is het Portugees, dat binnen de EU op de derde plaats komt als het gaat om meestgesproken talen in de wereld (na Engels en Spaans en voor Duits, Frans en Italiaans). Het unieke karakter van het Portugees, dat wordt gesproken door circa 200 miljoen mensen in acht landen verspreid over de vijf continenten, vergt een speciale plaats tussen de officiële talen van EU. Dat wordt in dit verslag niet erkend, en dat had wel gemoeten.
Het Portugees is de duurzaamste schakel tussen de continenten. Als communicatie-instrument en basismateriaal van grote dichters en schrijvers en ook omdat het beschikt over een waardigheid gebaseerd op achthonderd jaar geschiedenis.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik zal dit verslag steunen, zij het met enige tegenzin. Mijns inziens is het niet noodzakelijkerwijs gunstig voor het efficiënt functioneren van de instellingen dat er eindeloos nieuwe talen worden toegevoegd aan de cocktail van officiële EU-talen. Ik ben het ermee eens dat leden van het Parlement in hun eigen taal moeten kunnen spreken en naar hun eigen taal moeten kunnen luisteren, maar dat is niet per se het geval voor functionarissen van de Commissie of de Raad.
We zitten nu met de abnormale situatie dat wie uit Schotland komt Gaelic kan spreken en wie uit Gibraltar komt Spaans, maar wie uit Wales komt geen Welsh. Maar als we dan toch nieuwe talen gaan toevoegen, zou ik ervoor willen pleiten dat ook de taal wordt toegevoegd die gesproken wordt door een deel van mijn kiezers, namelijk het Cornish. Dat is weliswaar een minderheidstaal, maar het aantal potentiële sprekers is minstens zo groot als het aantal sprekers van het Maltees, dat een officiële taal is van de Gemeenschap.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Meertaligheid is belangrijk voor het vrije verkeer in de Europese Unie. Daarom hebben wij voor het verslag in zijn geheel gestemd.
We hebben echter gestemd tegen bepaalde voorgestelde formuleringen, onder andere over een taalwetgeving voor de EU, de oprichting van een agentschap voor taaldiversiteit en/of meertaligheid en over de oprichting van een interinstitutionele EU-werkgroep die zich moet inspannen voor een wijziging in het EU-Verdrag teneinde een rechtsgrondslag te scheppen voor het begrip “eerbiediging van taalkundige verscheidenheid”.
Zoals altijd komt hier de ongebreidelde expansiedrang van het Europees Parlement in beeld. Wij herinneren eraan dat de lidstaten een exclusieve verantwoordelijkheid voor de organisatie van het onderwijs hebben en ervoor moeten zorgen dat de inhoud van de onderwijsstelsels volledig wordt gerespecteerd. Dientengevolge is het de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten om ervoor te zorgen dat hun inwoners uitstekend taalonderwijs krijgen.
Sérgio Marques (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik feliciteer collega Bernat Joan i Marí met het belangrijke verslag, dat precies op het juiste moment kwam, over een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid. Ik steun dat verslag, vooral waar het gaat om de voorgestelde maatregelen ter bevordering van meertaligheid in Europa.
Het bestaan van verschillende talen in Europa is een specifiek kenmerk van het Europese integratieproces en vormt een basiselement van de Europese cultuur. Het leren van verschillende talen, vooral het doel dat is vastgelegd in de strategie van Lissabon van “moedertaal + 2”, moet worden gestimuleerd als middel om de communicatie tussen de volken te bevorderen en de verschillen tussen de volken te accepteren.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd en ben opgetogen over de maatregelen ter bescherming en versterking van het gebruik van minderheidstalen. Het aanmoedigen van meertaligheid mag echter niet uitlopen op een buitensporig (en onnodig) aanbod aan tolk- en vertaaldiensten in regionale talen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd omdat meertaligheid me na aan het hart ligt en omdat ik vind dat de Europese Unie een duidelijk signaal moet geven ten gunste van de taalkundige verscheidenheid binnen haar grenzen.
Meer specifiek waar het gaat om de Europese indicator van het taalvermogen die is genoemd in dit verslag, herhaal ik hier de argumentatie uit mijn schriftelijke verklaring.
Het invoeren van een indicator van het taalvermogen is noodzakelijk omdat werkelijke gegevens over het taalvermogen van de burgers van de EU ontbreken. Maar die indicator mag zich niet beperken tot de vijf meestgesproken talen van de Unie. Hij moet ook rekening houden met het aanzien van de overige Europese talen buiten Europa, een wezenlijk element dat de Unie in overweging moet blijven nemen in haar beleid van openheid jegens en samenwerking met de rest van de wereld.
Daarom is mijn stem vóór amendement 4 een nadrukkelijk verzoek aan de Commissie om een concreet tijdschema op te stellen voor de uitbreiding van de indicator tot alle officiële talen van de Unie – zoals ik in mijn schriftelijke verklaring al voorstelde.
José Ribeiro e Castro (PPE-DE), schriftelijk.(PT) Ik ben er verheugd over dat het Parlement mijn bijdrage over de erkenning van het strategisch belang en de wereldwijde relevantie van de Europese wereldtalen overneemt in de nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid.
Het Engels is de officiële taal van 350 miljoen mensen in de hele wereld. Voor 280 miljoen is dit het Spaans, voor 230 miljoen het Portugees en voor 125 miljoen het Frans. Deze getallen en de geografische verspreiding van de sprekers maakt het belang van de Europese talen duidelijk: zij genieten wereldwijd aanzien en bieden dus de mogelijkheid relaties en directe contacten zonder tussenkomst van anderen te onderhouden met andere delen van de wereld.
Maar vanuit een ander gezichtspunt weet ik dat de tegenstanders van de Europese optie voor meertaligheid meestal de kosten aanvoeren als een van de factoren die tot opheffing ervan en vervanging door een of meer werktalen zouden moeten leiden.
Ontkennen dat die kosten bestaan is zinloos. Het is wel belangrijk om te bedenken, ondanks de herhaalde aanvoering van financiële argumenten, dat deze kostenpost voor de opbouw van een modern Europa een zeer nobel doel dient en staat voor wat ons kenmerkt. Het is zeker veel goedkoper dan oorlog. En het vormt een krachtig cultureel activum.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. – (EN) Meertaligheid is een belangrijk concept. We moeten erkennen hoe uniek het is dat er in het Europees Parlement in 21 talen tegelijk vertaald wordt, en binnenkort zelfs in 23. Willen wij echter bereiken dat alle EU-burgers naast hun moedertaal nog twee andere talen beheersen, dan is er steun nodig op lidstaatniveau.
In Schotland kiezen steeds minder mensen ervoor vreemde talen te studeren, zowel op school als op de universiteit. Die trend moeten wij keren. Het verheugt mij dat alle 10-jarige kinderen op Schotse scholen een vreemde taal leren. Hun inspanningen moeten worden aangemoedigd en gesteund. De steun die de Schotse regering geeft aan middelbaar onderwijs in het Gaelic verdient eveneens lof.
- Stelsel van algemene preferenties van de Europese Unie (B6-0578/2006)
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het is een goede zaak als het stelsel van algemene preferenties, dat wil zeggen de geprivilegieerde toegang tot de Europese markt voor hun export, voor sommige landen alleen mogelijk is als zij voldoen aan de minimumvoorschriften van de Internationale Arbeidsorganisatie.
Maar zoals meestal met dit soort resoluties ben ik bang dat we blijven steken in het stadium van vrome wensen. Ondanks de clausules over de eerbiediging van de mensenrechten en de “sociale grondrechten” waarmee het Europa van Brussel zijn internationale handelsakkoorden pleegt op te tuigen, heeft het nog nooit een sanctie uitgesproken over welke schending van deze rechten dan ook, en deze clausules tot leven gewekt. Europa drijft handel met China en heeft de toetreding van China tot de WTO gesteund, ondanks alles wat we weten over de arbeidsomstandigheden in dit communistische land, het bestaan van heropvoedingskampen en dwangarbeid, de politieke repressie en het gebrek aan vrijheid, en ook de systematische schending van het eigendomsrecht door de grootscheepse vervalsing en imitatie die daar aan de orde van de dag zijn.
Het probleem dat hier speelt is de geloofwaardigheid, en dat is iets wat Europa op dit punt totaal niet heeft.
Richard Howitt (PSE), schriftelijk. – (EN) Elk jaar worden er in Colombia meer vakbondsactivisten vermoord dan in de rest van de wereld bij elkaar. In 2005 werden 70 vakbondsmensen om het leven gebracht; daarnaast ontvingen er 260 doodsbedreigingen, werden er 56 willekeurig vastgezet, overleefden 7 vakbondsleden aanslagen waarbij gebruik werd gemaakt van explosieven of vuurwapens, werden er 6 ontvoerd en zijn er 3 verdwenen.
De Commissie heeft zich vol trots op de borst geslagen dat zij de voordelen van GSP heeft gekoppeld aan normen met betrekking tot rechten. Zelfs de IAO zelf heeft verklaard dat Colombia niet volledig voldoet aan de belangrijkste arbeidsnormen, wat een noodzakelijke voorwaarde zou moeten zijn voor het verlenen van GSP-Plus-privileges. Het ratificeren van een IAO-overeenkomst is niet hetzelfde als die overeenkomst ten uitvoer leggen, zoals vakbondsmensen in Colombia maar al te graag zullen bevestigen.
Ik ben daarom blij met deze resolutie en met de verklaring die commissaris Mandelson tijdens het debat heeft afgelegd en ik dring er bij de Commissie op aan dat zij de GSP+-status van Colombia heroverweegt. Anders zal de indruk blijven bestaan dat een land dat zijn vakbondsleden vermoordt daarvoor beloond wordt.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben verheugd over deze stemming. In veel te veel GSP-begunstigde landen worden de rechten van werknemers herhaaldelijk geschonden. De Commissie moet er via een grondige, regelmatig uitgevoerde en transparante evaluatie op toezien dat de relevante IAO-overeenkomsten ten uitvoer worden gelegd.
Oldřich Vlasák (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag uitleggen waarom ik voor het voorstel voor een richtlijn betreffende diensten op de interne markt heb gestemd. Om te beginnen wil ik zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat het een goede zaak is dat na drie jaar van zich traag voortslepende onderhandelingen, de Europese instellingen een besluit hebben genomen over verdere liberalisering van het vrije verkeer van diensten. Dit zal leiden tot de creatie van meer dan een half miljoen nieuwe banen en het zal de economische groei in onze landen stimuleren.
Hoewel de richtlijn in zijn definitieve vorm niet helemaal overeenkomt met mijn opvattingen over de liberalisering van diensten op de interne markt van de Europese Unie, zal hij wel toegevoegde waarde voor alle belanghebbenden met zich meebrengen, en dat is de reden dat ik voor het voorstel heb gestemd. Dit zal handelaren en kleine en middelgrote bedrijven gemakkelijker toegang geven tot de markten van de andere lidstaten. Het compromis dat is bereikt in de Raad is echter fragiel en het heeft geen zin om het in gevaar te brengen. Daarom heb ik niet voor bepaalde amendementen over gevoelige punten gestemd, zoals die over de naleving van het arbeidsrecht of het strafrecht, de definitie van sociale diensten van algemeen belang en de screeningsplicht. Deze punten zullen ongetwijfeld onderwerp van toekomstige debatten worden.
Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Als lid uit een van de nieuwe lidstaten heb ik hard gevochten voor de rechten van onze bedrijven en werknemers. Ik heb ook regelmatig vragen gesteld aan de Commissie, zowel mondelinge als schriftelijke vragen, over de bescherming en eerbiediging van de rechten van werknemers.
Gedurende de behandeling zijn wij vaak gestuit op juridische, politieke en economische problemen. Wij zijn regelmatig beschuldigd van sociale dumping, aantasting van de normen voor de veiligheid op de werkplek en van andere absurditeiten. Nu de meeste gevallen – met inbegrip van de zaken SoKo Bunda en Pannonia, waarbij Hongaarse werknemers in Duitsland waren betrokken – zijn opgelost, is met gerechtelijke beslissingen een eind gemaakt aan het optreden van de Duitse autoriteiten en zijn er zelfs procedures voor schadevergoeding aan de gang.
De aanneming van de dienstenrichtlijn vandaag is een gigantische stap vooruit en zal diverse onzekerheden verduidelijken. Het is een compromis, wat betekent dat niemand echt tevreden zal zijn. Het is echter een goed compromis dat onze zaak ten goede zal komen, namelijk de verwezenlijking van de fundamentele vrijheden van onze Unie, in dit geval het vrij verkeer van diensten.
Michl Ebner (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb voor het verslag van mevrouw Gebhardt gestemd, voornamelijk omdat ik afkomstig ben uit een grensgebied waar men dagelijks met deze problemen kampt. Ik denk daarom dat dit positieve maatregelen zijn, die in het bijzonder gunstig zijn voor de grensgebieden.
Ik betreur het enigszins dat er jarenlang onenigheid is geweest over de dienstenrichtlijn die momenteel voor ons ligt en waar uiteindelijk ook in dit Parlement veel steun voor is ontstaan, steun die naar mijn mening zeer terecht is. Ik hoop dat er in de toekomst meer proactieve en positieve voorstellen zullen komen in plaats van onenigheid.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de vrijheid van dienstverrichting is een van de vier door het EEG-Verdrag gegarandeerde vrijheden van de Europese Unie. Het Verdrag verbiedt beperkingen op te leggen aan de vestiging van onderdanen uit een andere lidstaat en hinderpalen op te werpen voor het vrij verkeer van diensten.
Collega’s, twee jaar geleden zijn wij begonnen met de behandeling van het document waarmee een vrijheid die nu al vijftig jaar ons grondrecht is, verwezenlijkt moet worden. Het oorsprongslandbeginsel (een voorwaarde voor vrij verkeer van diensten), de diensten van algemeen belang, de gezondheidszorg, de sociale en andere diensten zijn echter allemaal uitgesloten van het voorstel voor een richtlijn.
Litouwen was het enige land dat zich tijdens de stemming in de Raad over de richtlijn heeft onthouden. Ik geloof dat het niet lang zal duren voordat wij bij de uitvoering van de richtlijn zullen vaststellen dat niet aan onze verwachtingen wordt voldaan. Daarom verzet ik mij tegen deze richtlijn, net als ik tijdens de eerste lezing heb gedaan.
Bernadette Vergnaud (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, er mag dan veel vooruitgang zijn geboekt ten opzichte van de oorspronkelijk door de Europese Commissie ingediende tekst, de richtlijn inzake de diensten op de interne markt die ons vandaag ter stemming is voorgelegd verschilt van de versie van de eerste lezing van het Europees Parlement. Ik heb dan ook voor de verwerping van het gemeenschappelijk standpunt gestemd.
De diensten van algemeen economisch belang vallen immers nog steeds onder het toepassingsgebied van de richtlijn, evenals een deel van de diensten van algemeen belang. De reikwijdte van de uitsluiting van de maatschappelijke diensten van algemeen belang is aanzienlijk ingeperkt. De door het Europees Handvest gewaarborgde grondrechten worden nog maar in één overweging genoemd. Tot slot blijft de tekst zeer dubbelzinnig over de uitsluiting van het arbeidsrecht.
Hoewel deze vragen, die in mijn ogen essentieel zijn, deels worden beantwoord in de schriftelijke verklaring van de Europese Commissie, heeft die geen enkele juridische waarde, en in geval van geschillen die voor de rechter worden gebracht, kan het Hof van Justitie die verklaring dus buiten beschouwing laten. De zaak zou anders hebben gelegen als deze verklaring uitgegaan zou zijn van de Raad, medewetgever met het Parlement.
Richard Corbett (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, met de overeenkomst die we hier voor elkaar hebben gekregen en waarvoor een zo grote, partijoverschrijdende meerderheid behaald is, heeft het Parlement zich op zijn best laten zien. We hebben Commissievoorstellen bekeken en beoordeeld, ervoor gezorgd dat ze werkbaar en politiek aanvaardbaar waren in al onze landen en we zijn tot een oplossing gekomen waarvan, daar ben ik van overtuigd, de economie van de EU enorm zal profiteren.
Ik ben met name te spreken over de aanpassing van deze overeenkomst op het punt van de comitologie, die op het laatste moment werd doorgevoerd. Het is nog maar enkele maanden geleden dat wij een overeenkomst sloten met de Raad waarmee de rechten van het Parlement versterkt werden wat betreft het kritisch beoordelen van de uitvoeringsmaatregelen die uit deze richtlijn zullen voortvloeien.
Het was onaanvaardbaar dat de Raad in eerste instantie zei dat de nieuwe overeenkomst niet van toepassing zou zijn op deze richtlijn. Deel van het akkoord was dat het van toepassing zou zijn op alle nieuwe wetgevingsmaatregelen die de Commissie autoriseren vervolgens uitvoeringsmaatregelen aan te nemen met een min of meer wetgevend karakter. Dat is nu gelukkig aanvaard als onderdeel van de overeenkomst, wat betekent dat geen enkele uitvoeringsmaatregel voor een quasi-wetgevende maatregel die uit deze wetgeving voortvloeit, kan worden aangenomen als het Parlement het daar niet mee eens is.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb gestemd voor aanname van het herziene ontwerp voor de dienstenrichtlijn. Anders gezegd, ik was tegen afwijzing. Optimistisch als ik ben, denk ik namelijk dat deze richtlijn zal bijdragen aan een vermindering van de bureaucratie, de groei van de economie en het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen.
Echter, laten we eerlijk zijn: de originele versie van de richtlijn, die drie jaar geleden door de Europese Commissie voorgesteld werd, was aanzienlijk beter en zou beter hebben kunnen bijdragen aan de verwerkelijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie.
De huidige richtlijn is sterk verwaterd en je kunt hier moeilijk spreken van een groot succes. Het lijkt alsof sommige oude lidstaten van de Unie bang zijn voor vrij verkeer van diensten en voor de concurrentie met nieuwe lidstaten, en als argument daarvoor voeren ze aan dat ze sociale dumping vrezen. Die houding is moeilijk te begrijpen, want we willen toch allen dat Europa dynamischer en concurrerender wordt.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ervan overtuigd dat het voorstel voor een dienstenrichtlijn waarover wij hebben gestemd een goed compromis is tussen enerzijds de vrijheid om diensten te verlenen, en anderzijds de noodzaak van beperkingen in het belang van werknemers en het MKB. Daarom heb ik ook voor dit verslag gestemd.
Nu is het aan de lidstaten om de naleving van de bepalingen te controleren. Pas dan zal de dienstenrichtlijn een doorslaand succes worden. Ik wil de nu niet aanwezige Raad, het voorzitterschap van de Raad, dan ook oproepen druk uit te oefenen op de lidstaten om tot voorbereiding over te gaan van geschikte controlemechanismen voor de tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn.
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Dankzij de aanneming van de dienstenrichtlijn door het Europees Parlement kan een algemeen kader opgesteld worden dat het dienstverleners makkelijker maakt gebruik te maken van hun recht op vrijheid van vestiging en dat het vrij verkeer van diensten – van een gegarandeerd hoog niveau – vereenvoudigt, terwijl tevens het risico van sociale dumping wordt uitgesloten, een risico waarmee het oorspronkelijke concept van het inmiddels geschrapte oorsprongslandbeginsel gepaard ging.
Het toepassingsgebied is aanzienlijk beperkt door de uitsluiting van de gezondheidsdiensten, de niet-commerciële openbare diensten en bepaalde commerciële openbare diensten. De activiteiten in de dienstensector maken 70 procent van het bbp van de Europese Unie uit en kunnen beduidend bijdragen tot groei en werkgelegenheid. Terugkijkend wil ik beklemtonen dat de president van de Franse Republiek, de heer Chirac, sterk werd aangeraden de oorspronkelijke tekst, destijds voorgesteld door de Commissie-Prodi, tegen te houden.
Dit dossier is een teken van de groeiende invloed van het Europees Parlement, waarvoor het een belangrijke politieke overwinning is. Het symboliseert het concept van de sociale markteconomie zoals dat is opgenomen in de Europese ontwerpgrondwet. We moeten nu onze aandacht richten op de lidstaten, die de verantwoordelijkheid dragen om deze tekst op een billijke, rechtvaardige en eerlijke wijze om te zetten in nationale wetgeving.
Graham Booth (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) Als afgevaardigde van de Britse Independence Party (UKIP) in het Europees Parlement heb ik voor de meeste amendementen van de GUE/NGL-Fractie en de Verts/ALE-Fractie gestemd. De gevaren van supranationalisme worden in deze amendementen weliswaar slechts in beperkte mate onderkend, maar niettemin wordt wel ingezien hoezeer een gebrek aan democratische, nationale controle op de verlening van diensten nadelig kan zijn voor gewone mensen en vooral voor de minder welgestelden, en wordt met deze amendementen geprobeerd dit risico te ondervangen.
Gerard Batten, Derek Roland Clark, Nigel Farage, Jeffrey Titford en Thomas Wise (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) Wij hebben voor de meeste amendementen van de GUE/NGL-Fractie en de Verts/ALE-Fractie gestemd. De gevaren van supranationalisme worden in deze amendementen weliswaar slechts in beperkte mate onderkend, maar niettemin wordt wel ingezien hoezeer een gebrek aan democratische, nationale controle op de verlening van diensten nadelig kan zijn voor gewone mensen en vooral voor de minder welgestelden, en wordt met deze amendementen geprobeerd dit risico te ondervangen.
Françoise Castex (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het voorstel tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake diensten op de interne markt. De stemming in tweede lezing ging over een minder goede tekst vergeleken met de stemming in eerste lezing. Er blijven te veel vraagtekens over de toepassing van het beginsel van het land van herkomst. De tekst brengt geenszins opheldering over de onduidelijkheden in verband met de bescherming van openbare diensten en consumenten.
Erger nog: terwijl het arbeidsrecht onder de nationale bevoegdheden valt, heeft de Raad het eerbiedigen van het arbeidsrecht nu afhankelijk gemaakt van communautaire beslissingen, aangezien de naleving van het arbeidsrecht voortaan onderworpen is aan het oordeel van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
De Europese Unie keert zich af van haar oorspronkelijke streefdoel om een solidaire Europese ruimte uit te bouwen. Door de sociale en milieuregelgeving evenals de consumentenbescherming naar beneden toe te harmoniseren, wordt het Europees sociaal model op het spel gezet.
Brigitte Douay (PSE), schriftelijk. – (FR) De Franse leden van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement hebben op woensdag 15 november geweigerd om hun goedkeuring te verlenen aan het verslag over diensten op de interne markt, met andere woorden aan de dienstenrichtlijn.
Ondanks de zeer belangrijke vorderingen die de PSE-Fractie en de socialistische rapporteur Evelyne Gebhardt in eerste lezing geboekt hebben – met name de schrapping van het oorsprongslandbeginsel – heeft het Parlement van de Commissie geen garantie gekregen voor een ontwerpkaderrichtlijn over de openbare diensten.
Aangezien in de tweede lezing van een tekst geen eindstemming over de hele tekst plaatsvindt, hebben we het amendement ter verwerping van de tekst gesteund, dat was ingediend door meerdere fracties (de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links en Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie). Bovendien hebben we verschillende amendementen ingediend die met name ten doel hadden te waarborgen dat de vrijheid van de lidstaten om zelf te bepalen wat ze verstaan onder sociale diensten van algemeen belang, geëerbiedigd zou worden.
Zoals Bernard Poignant namens de Franse socialisten opgemerkt heeft “De feitelijke definitie, het formuleren, organiseren en financieren van diensten van algemeen belang, of zij nu economisch of niet-economisch van aard zijn, moet een taak blijven van de lidstaten en hun regionale en lokale autoriteiten.”
Anne Ferreira (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het amendement ter verwerping van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de dienstenrichtlijn. De richtlijn volstaat niet omdat hij meer verwarring en juridische onzekerheid veroorzaakt en het gewijzigde voorstel dat het Europees Parlement in eerste lezing heeft aangenomen, en waar ik tegen gestemd heb, nog verder afzwakt.
Dat geldt met name voor het arbeidsrecht en voor de sociale en openbare diensten die niet binnen het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn vallen. Maar het belangrijkst is dat de tekst van de Raad de Commissie een sturende bevoegdheid toekent wat betreft de toepassing van de richtlijn.
Uit de tekst is dan wel het begrip ‘land van herkomst’ verdwenen in de door de Commissie geamendeerde tekst, het werd echter niet vervangen door ‘land van bestemming’ of ‘ontvangend land’. Dat vind ik een nadeel, vooral omdat het Hof van Justitie zich zal moeten uitspreken over de conflicten die daaruit kunnen voortvloeien.
Op 15 november is dus een dienstenrichtlijn met liberale strekking goedgekeurd.
Drie jaar debatteren, en nog is het niet gelukt een resultaat te bereiken zonder gevaarlijke consequenties voor het politieke en sociale Europa. Dat is voor de Europese integratie een gevoelige slag – en daar zat Europa niet bepaald op te wachten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Wat zojuist gebeurd is met de goedkeuring van deze richtlijn is bijzonder ernstig. We betreuren de afwijzing van het voorstel tot verwerping van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, dat is ingediend door onze fractie en waar wij onze naam onder gezet hebben.
Wat vandaag gebeurd is, komt neer op een capitulatie van de twee grootste politieke fracties – de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten – ten opzichte van hun standpunt bij eerste lezing afgelopen februari. Ze hebben zelfs de overeenkomst niet verdedigd die ze destijds sloten en waar ze voor stemden, na de protesten en demonstraties in Straatsburg. Nu vallen ze terug op een paar van de schadelijkste aspecten van de oorspronkelijke, beruchte richtlijn-Bolkestein.
Ze streven de liberalisatie van de dienstverlening na, de openbare diensten incluis, en geven zo toe aan de pressie vanuit de grote economische en financiële groepen, die in deze “stap” nieuwe mogelijkheden zien voor uitbuiting van de werknemers en economische overheersing. Deze liberalisatie zal niet alleen de soevereiniteit van de staten inzake definitie, bescherming en financiering van de openbare diensten ondergraven, maar het hun tegelijk onmogelijk maken om normen te definiëren voor financiering en bescherming van de dienstverlening in het algemeen, waardoor de macht van supranationale lichamen, zoals de Europese Commissie, wordt vergroot.
Wij vinden dat ieder land het recht moet houden om te beslissen over de openbare diensten die het wil, de publieke eigendom, de vorm van financiering en organisatie, en over de rechten van de werknemers en de gebruikers.
Jean-Claude Fruteau (PSE), schriftelijk. – (FR) Ook al is er aanzienlijke vooruitgang geboekt in vergelijking met het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie, de tekst over de dienstensector in de Europese Unie die vandaag in tweede lezing voorgesteld wordt, biedt niet voldoende garantie om het Europees sociaal model voor uiteenvallen te behoeden.
Bepaalde gevoelige sociale sectoren zoals sociale huisvesting, gezinsondersteunende diensten of openbare gezondheidszorg vielen in eerste lezing oorspronkelijk niet onder de toekomstige richtlijn, maar zijn weer toegevoegd door de lidstaten.
De juridische leemte die gepaard gaat met, in het bijzonder, de schrapping van het oorsprongslandbeginsel is bovendien niet weggewerkt. Het gevolg is dat het aan het oordeel van de rechters van het Hof van Justitie – en niet aan de wetgever – wordt overgelaten om, via de jurisprudentie die deze situatie zeker zal teweegbrengen, te bepalen hoe het Europees sociaal beleid er in de toekomst uit komt te zien.
In die context is het duidelijk dat de geschreven verklaring van de Commissie, bedoeld om opheldering te bieden bij enkele lacunes in de tekst, zoals de uitsluiting van het arbeidsrecht, geen echte juridische waarde biedt, waardoor het belang en nut ervan heel onzeker zijn.
Om al die redenen heb ik gestemd voor de verwerping van het voorstel over de dienstenrichtlijn.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Als de nieuwe versie van de Bolkestein-richtlijn niet al genoeg ernstige lacunes zou vertonen om haar te verwerpen – en dan denk ik vooral aan het feit dat ze niet wezenlijk verschilt van de vorige – dan zou één reden voor ons de doorslag geven om dat alsnog te doen: de verdachte consensus tussen twee grote fracties, de Sociaal-democratische en de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten, en bovendien hun aanvaarding van het door de Raad uitgewerkte compromis.
Het zou pas een echte revolutie zijn geweest wanneer onder andere het primaat van de toepassing van het nationaal recht van een lidstaat op zijn grondgebied uitdrukkelijk opgenomen was, met name van zijn nationaal arbeidsrecht, van zijn nationaal sociaal, fiscaal en strafrecht. Met andere woorden het beginsel van het land van bestemming in tegenstelling tot het beginsel van het land van herkomst. Dat zou dienstverleners van een andere lidstaat niet hebben belet om diensten in een ander land aan te bieden, het zou enkel een eerlijke concurrentie met de nationale betrokkenen mogelijk hebben gemaakt. De revolutie zou erin hebben bestaan dat de lidstaten aan de toegang tot bepaalde activiteiten voorwaarden hadden kunnen verbinden, zoals de situatie op de arbeidsmarkt of ruimtelijke ordening. Nu hebben ze die mogelijkheid niet.
Na de concurrentie met de rest van de wereld en de concurrentie tussen ondernemingen, bevestigt Europa nu ook de concurrentie tussen Europese werkenden, zowel zelfstandigen als werknemers in loondienst, en bijgevolg de concurrentie tussen sociale systemen. Europa stevent af op een ramp.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) De Zweedse partij Junilistan verwelkomt de dienstenrichtlijn en vindt dat dienstverlenende bedrijven, ongeacht uit welk land ze komen, in geen enkel EU-land mogen worden gediscrimineerd.
De kernvraag in het debat over de dienstenrichtlijn was of het oorsprongslandbeginsel het fundament van de richtlijn moest zijn, of dat de wetgeving van het gastland volledig van kracht moest zijn. Het oorsprongslandbeginsel raakt belangrijke maar sterk beperkte gebieden zoals de bouw, installatiewerk en consultancy. Wij verwelkomen concurrentie op deze gebieden, maar vinden dat die moet plaatsvinden op voorwaarden die voor alle partijen rechtvaardig zijn. Wij vinden dat op Zweeds grondgebied Zweedse regels moeten gelden. Het is dan ook verheugend dat de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt het oorsprongslandbeginsel afwijst.
De stellingname van de Raad is vooral een overwinning voor de standpunten die de Zweedse partij Junilistan vertegenwoordigt. De concurrentie in de dienstensector zal intensiever worden. Tegelijkertijd zal de nationale zelfstandigheid van de lidstaten worden gerespecteerd, nu het oorsprongslandbeginsel niet de basis van de richtlijn vormt. Het is positief dat de nationale dienstenmonopolies niet zullen worden beïnvloed en dat de nationale wetgeving over arbeidsrecht, de sociale wetgeving, de collectieve overeenkomsten en de vakbondsrechten niet worden aangetast.
Mathieu Grosch (PPE-DE), schriftelijk. (DE) In het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt in sterke mate rekening gehouden met de fundamentele wijzigingen door het Parlement in de eerste lezing. Er wordt duidelijk uitgelegd welke terreinen worden uitgesloten, en daarbij gaat het vooral om diensten op het terrein van de gezondheidszorg en om audiovisuele diensten.
Het oorsprongslandbeginsel is geschrapt, en de arbeidswetgeving en sociale overeenkomsten in de diverse landen worden gerespecteerd.
Ook de toegang tot de markt voor onze ondernemingen is gemakkelijker gemaakt door de ontmanteling van vele willekeurige barrières.
Verder hebben de standpunten van de Commissie voor duidelijkheid gezorgd. Daarmee kan het algehele onderhandelingsresultaat worden beschouwd als een succes voor het Parlement, maar ook voor het economische en sociale beleid. Uiteraard kent ieder compromis zijn zwakke punten, en sommige wijzigingen door de Raad zijn niet helemaal duidelijk, maar het zou verkeerd zijn om het al met al erg goede resultaat op losse schroeven te zetten door het debat in de Raad te heropenen.
Ambroise Guellec (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De dienstenrichtlijn is zojuist met een grote meerderheid aangenomen. Dat strekt het Europees Parlement tot eer. Het is een overwinning voor de Europese Unie. Waarom? De dienstensector maakt meer dan de helft van de Europese economie uit en vormt de belangrijkste bron van werkgelegenheid. Een vrije dienstverlening is een van de basisbeginselen van de Unie. De oprichting van een echte interne markt voor diensten is onontbeerlijk voor de economische groei in Europa, en dus voor de schepping van werkgelegenheid.
De tekst die vandaag in Straatsburg goedgekeurd is, brengt ons op die weg. Hij levert tegelijkertijd de noodzakelijke waarborgen voor het behoud van de openbare diensten van algemeen belang en voor het voortbestaan van onze sociale verworvenheden en ons arbeidsrecht. Door het oorsprongslandbeginsel uit te sluiten, wordt sociale concurrentie verhinderd en een efficiënte barrière voor sociale dumping ingebouwd. De tekst bevat geen ongerechtvaardigde protectionistische belemmeringen meer, en de lidstaten mogen hun nationale regelgeving toepassen wanneer dat in het belang van de burger is. Het toepassingsgebied van de tekst is eveneens ingeperkt door de uitsluiting van gevoelige sectoren als de audiovisuele sector, de gezondheidszorg, een deel van de sociale dienstverlening, gokactiviteiten en zelfs het notariaat. Het is een mooi compromis dat Europa vooruit zal helpen, in overeenstemming met de belangen van zijn bevolking.
Benoît Hamon (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen deze richtlijn gestemd omdat ik van mening ben dat hij uiterst liberaal is, ondanks de verbeteringen die aangebracht werden dankzij het parlementair debat en onder druk van vakbonden en burgers.
Er wordt geen enkele echte harmonisatie waar de consumenten en de werknemers de vruchten van plukken, in het vooruitzicht gesteld in ruil voor de buitengewone deregulering van de dienstensector in Europa die vooral de bedrijven ten goede komt.
Wat de openbare diensten betreft: terwijl de Commissie weigert vooruitgang te boeken bij de kaderrichtlijn over diensten van algemeen belang, draagt de dienstenrichtlijn bij aan een verzwakking van openbare diensten, waarvan sommige dezelfde gevolgen zullen ondergaan als eenvoudige commerciële diensten.
Ten slotte maken de “verboden en beoordelingsplichtige eisen” uit de artikelen 14 en 15 elke openbare regelgeving in de dienstensector onmogelijk of minstens enorm moeilijk. Een maximumprijs voor basisdiensten, een minimum aantal werknemers om de kwaliteit van bepaalde gevoelige diensten te verzekeren, ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld in verband met de opening van supermarkten: een heleboel regels die tot nu toe beschouwd werden als een waarborg voor het respecteren van het algemeen belang en die vanaf nu als onaanvaardbare belemmeringen voor de vrijheid van vestiging en onderneming worden beschouwd.
Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Mijns inziens is de exclusieve lijst van diensten van algemeen belang te beperkt en belanden veel diensten in een schemergebied. Vallen ze er nu wel of niet onder? We hebben geen kaderrichtlijn voor deze gebieden, die van essentieel belang zijn voor het bestrijden van armoede en het bevorderen van sociale cohesie en die vooral voor vrouwen van belang zijn. Het gaat hier om cruciaal EU-beleid. De verklaring van de Commissie is niet bindend voor de toekomstige Commissie die in functie is wanneer de richtlijn van kracht wordt. De verklaring heeft geen juridische status tegenover het Europees Hof van Justitie, dat nu besluiten zal nemen die het Parlement verkozen heeft te vermijden. We hebben tijdens de stemming van vandaag kunnen zien dat de meerderheid van dit Parlement geen duidelijke taal wenst te spreken over de rechten van werknemers en de bescherming van openbare diensten. Hoe gaan zij hun raadsleden op lokaal en regionaal niveau uitleggen dat ze hun een kleinere rol toebedelen bij de besluitvorming over de verlening van diensten van algemeen belang en het waarborgen van het publieke belang? Het Parlement heeft voor elkaar gekregen dat het oorspronkelijke voorstel in gunstige zin gewijzigd is. We hadden echter meer kunnen doen.
Carl Lang (NI), schriftelijk. – (FR) Ondanks bepaalde verbeteringen, ondanks het feit dat er nog een aantal sectoren uit het oorspronkelijke toepassingsgebied, of liever gezegd het irritatiegebied, van de richtlijn-Bolkestein zijn gehaald, is ook de meest recente versie van deze tekst nog steeds absoluut onaanvaardbaar. Ook nu staat de deur open voor sociale dumping en oneerlijke concurrentie tussen werknemers.
Geen van de problemen die de oorspronkelijke richtlijn aan de orde had gesteld wordt hierdoor feitelijk opgelost. De openbare diensten vallen hier niet buiten, en de lidstaten krijgen niet het recht om te bepalen hoe die moeten worden gedefinieerd, georganiseerd of gefinancierd. Er is geen ruimte voor de legitieme economische, sociale of andere eisen die de lidstaten zouden kunnen stellen voor de toegang tot bepaalde activiteiten. Ze kunnen alleen maar een beroep doen op “dwingende redenen van algemeen belang”, een vaag concept, dat het Hof in Luxemburg ongetwijfeld zo restrictief mogelijk zal interpreteren. Het arbeidsrecht van het land waar de dienst wordt verleend, wordt ondergeschikt gemaakt aan het gemeenschapsrecht, en met name aan het principe van het vrij verkeer van diensten, zoals gedefinieerd in de Verdragen. Dat komt erop neer dat het nationale recht buiten werking wordt gesteld.
Miljoenen Europeanen hebben “nee” gezegd tegen dit ultraliberale Europa, dat de belangen van de burgers en de volkeren aan zijn laars lapt en vrij baan geeft aan de wetten van de markt, de financiële belangen en de heilige concurrentie. Luister naar hen, voor het te laat is!
Marie-Noëlle Lienemann (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb gestemd voor het amendement om de richtlijn te verwerpen, omdat deze een stap terug is vergeleken met de stemming in eerste lezing. Deze tekst biedt de mogelijkheid om het principe van het land van oorsprong toe te passen, en de openbare diensten – diensten van algemeen belang en diensten van algemeen economisch belang – vallen helemaal niet buiten deze “vrije” concurrentie, met alle storende gevolgen van dien.
De Europese Commissie verklaart dat de tekst niet duidelijk bepaalt welk recht van toepassing is, en dat dus meestal het internationale privaatrecht zal worden gebruikt, dat heel dicht bij het recht van het land van oorsprong ligt. De lidstaten hebben vrijwel geen speling om een sociaal beleid te voeren. Ondanks de formele vooruitgang die is geboekt zal de liberale realiteit door deze tekst de overhand krijgen, en ons sociaal model zal daardoor op de helling komen te staan.
Patrick Louis en Philippe de Villiers (IND/DEM), schriftelijk. – (FR) Om te proberen om de Fransen over te halen om tijdens het referendum vóór de Europese grondwet te stemmen, hadden de voorstanders, vooral binnen de UMP, de Unie voor de Presidentiële Meerderheid, hun drie dingen beloofd: intrekking van de richtlijn-Bolkestein, verlaging van de btw voor de horeca en beëindiging van de gesprekken over de toetreding van Turkije. Uiteindelijk krijgen de Fransen Turkije toch, de richtlijn-Bolkestein ook, en de verlaagde btw niet.
Het compromis waarover we vandaag stemmen lijkt een afgezwakte versie te zijn van de oorspronkelijke tekst, maar onder een dubbele bodem zit het recht van de Commissie en het Hof van Justitie om terug te keren naar de oorspronkelijke tekst. Hoe kan de heer Toubon zeggen dat hij voor het compromis stemt “om het ergste te vermijden”?
Het ergste zou dus zijn dat er geen richtlijn komt, maar dat was juist wat de UMP en het staatshoofd de Fransen in 2005 hadden beloofd!
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik zal vandaag voor de dienstenrichtlijn stemmen, maar zonder enthousiasme. Er is te veel aan deze tekst geknutseld en gerommeld. Essentiële bepalingen, bijvoorbeeld over de detachering van werknemers, zijn verdwenen, en dat betreur ik.
Men heeft ons verteld dat dit gebeurd is om sociale dumping te vermijden, maar dat is helemaal niet waar. Deze bepalingen waren bedoeld om duidelijk te maken welke spelregels en controlemechanismen er in de Europese Unie gelden voor werkgevers en werknemers. Het oorsprongslandbeginsel ging gepaard met de nodige beschermingclausules, en toch roepen velen nu luid dat ze zo blij zijn dat dit principe is komen te vervallen.
Maar wie kan blij verkondigen dat we nu een grote stap zetten op weg naar de voltooiing van de interne markt? Wat hebben we ons bedrijfsleven en onze burgers te bieden? In ieder geval geen duidelijke regels, terwijl ze die nodig hebben op de interne markt.
De discussie over dit onderwerp is vertroebeld door te veel leugens en bangmakerij, en dat gaat ten koste van de interne markt en de integratie van ons Europa.
Met deze richtlijn hebben we een fraaie kans laten liggen om de integratie voort te zetten. Daaruit moeten we een les leren voor de toekomst, we mogen deze fouten niet nog een keer maken.
David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik begroet het verslag-Gebhardt en daarmee in feite de aanneming van de dienstenrichtlijn met instemming. Het Parlement heeft een belangrijke rol gespeeld bij het mogelijk maken van een vrijer verkeer van diensten in heel de EU zonder dat de sociale diensten, vakbondsrechten of milieuwetten daardoor ondermijnd worden. Het Parlement zal zorgvuldig moeten toezien op de tenuitvoerlegging van de richtlijn om er zeker van te zijn dat de beloften die de commissaris hier in deze vergaderzaal gedaan heeft ook worden nagekomen.
Mary Lou McDonald (GUE/NGL), schriftelijk. – (EN) De dienstenrichtlijn zal het leven van werknemers en consumenten vergaand beïnvloeden, aangezien de standaard van de dienstverlening wordt verlaagd en het risico van sociale dumping wordt vergroot. Uitsluitend aan de vrijheid om grensoverschrijdend diensten te verlenen wordt in de richtlijn belang gehecht, terwijl vrijheden zoals sociale rechten en collectieve onderhandelingen niet worden meegewogen of worden afgebroken.
De richtlijn drukt de lonen en biedt bedrijven talloze achterdeurtjes waarvan ze gebruik kunnen maken om minder dan het minimumloon te betalen. Dienstverleners worden gestimuleerd zich te vestigen in landen met lage lonen en lage belastingen en de richtlijn bevordert een neerwaartse spiraal richting de laagste normen wat betreft salarissen en arbeidsvoorwaarden.
Wettelijke vereisten vormen een integrerend deel van het functioneren van alle diensten en naarmate de particuliere sector een grotere rol speelt, neemt de behoefte aan dergelijke vereisten toe. Met de richtlijn wordt het recht van lidstaten en lokale overheden om diensten te reguleren in twijfel getrokken.
Uiteindelijk is het Parlement, door zijn weigering vast te houden aan zijn standpunt uit de eerste lezing – dat al niet ver genoeg ging – gezwicht voor de Commissie en de Raad.
Helaas heb ik bij deze gelegenheid niet mijn stem kunnen uitbrengen omdat mijn zoon in het ziekenhuis werd opgenomen.
Joseph Muscat (PSE), schriftelijk. – (MT) Ik heb voor deze richtlijn gestemd om twee redenen.
In de eerste plaats hebben we mensen niet als nummers behandeld ten behoeve van de markt, maar hebben we aan de rechten van werknemers meer gewicht gegeven dan aan alle andere overwegingen.
De tweede reden is dat we alle beperkingen op het vrije verkeer van personen hebben weggenomen, niet door werknemers tegen elkaar uit te spelen en zo een strijd in gang te zetten die zal worden gewonnen door degenen die hun diensten tegen de slechtste voorwaarden aanbieden, maar door te laten zien dat we het vrije verkeer willen gebruiken om de rechten van werknemers te verbeteren.
Deze stemming moet het krachtige signaal uitzenden dat het afgelopen moet zijn met het uitbuiten van buitenlandse werknemers door ze slechtere arbeidsvoorwaarden aan te bieden dan lokale werknemers. Ook mag het niet toegestaan worden dat lokale werknemers met behulp van deze methoden onder druk worden gezet om lagere lonen en arbeidsvoorwaarden te accepteren.
Bovendien moeten werknemers volledig geïnformeerd worden over de arbeidsvoorwaarden die lokale en buitenlandse werknemers krijgen aangeboden en mogen ze niet verstoken blijven van deze informatie. Gebrek aan informatie leidt tot achterdocht en vijandigheid, zoals dat bijvoorbeeld het geval is bij het bedrijf Malta Drydocks.
Besparingen op de uitgaven moeten niet worden gerealiseerd door misbruik te maken van de rechten van werknemers, maar door de kwaliteit van de diensten te verhogen. Dat is wat de richtlijn tot stand moet brengen.
Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Mijn partij, Sinaspismos, en heel Europees links hebben tegen het geamendeerde en door het Europees Parlement aangenomen Bolkestein-voorstel gestemd, omdat daarmee de positie van de werknemers onder druk komt te staan en het sociaal Europa een zware klap wordt toegediend.
Met het door Europees rechts en de socialisten bereikte compromis worden de neoliberale filosofie en de enorme negatieve sociale impact van het voorstel getemperd maar niet ongedaan gemaakt. De onduidelijkheden in het voorstel laten de deur wagenwijd open voor verdere ongunstige interpretaties, door zowel de Commissie als het Hof van Justitie. Met het herziene voorstel van de Commissie en de Raad, dat vandaag door het Parlement zonder ook maar één amendement (!) is aangenomen, worden al deze gevaarlijke onduidelijkheden alleen maar groter.
Het Europees Hof van Justitie beschermt met zijn jurisprudentie systematisch de dienstverlenende ondernemingen door gebruik te maken van het oorsprongslandbeginsel. In zijn arresten keert het zich steeds weer tegen de regels van het gastland, met als argument dat daarmee de activiteiten van bedoelde ondernemingen worden bemoeilijkt.
Het gevaar van verplaatsing van bedrijven naar landen met een soepelere sociale en milieuwetgeving neemt met de aanneming van deze richtlijn verder toe.
De strijd van Europees links tegen sociale dumping zal ook na de aanneming van de richtlijn worden voortgezet, zowel op nationaal als op Europees niveau, in samenwerking met de vakbonden en met niet-gouvernementele organisaties.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik heb uiteraard voor de dienstenrichtlijn gestemd, een tekst die geamendeerd, herzien en nogmaals bewerkt is, een compromis waarover lang onderhandeld is, waardoor de markt voor diensten in Europa wordt geopend. Net als de overgrote meerderheid van de leden, bijna tachtig procent, heb ik voor deze tekst gestemd.
Het openen van de markt voor diensten zal positieve gevolgen hebben voor onze economie, ons helpen om zwart werk te bestrijden en leiden tot een betere sociale bescherming van alle werknemers in Europa. Volgens de OESO zal de richtlijn in Europa 2,5 miljoen banen creëren en het creëren van werkgelegenheid is, tot het tegendeel bewezen is, nog altijd het beste sociaal beleid!
Wie geen argumenten heeft, gaat kwaadspreken: het is trouwens grappig om vast te stellen dat er in het socialistische kamp nog maar een kleine groep is, waaronder de Franstalige Belgen, die moedig weerstand blijft bieden, en nog steeds weigert om in te stemmen met dit compromis, wat verder iedereen al gedaan heeft, inclusief de vakbonden!
Het Parlement en de Raad hebben hun rol gespeeld, en degenen die deze tekst voortdurend onder vuur hebben genomen hebben ongelijk gekregen. Zoals de tekst er nu uitziet, beschermen we daardoor de grote voordelen van het Europees sociaal model, en erkennen we de specifieke eigenschappen van de diensten van algemeen belang. De twee wetgevers hebben de leugens de nek omgedraaid, en in Europa het licht voor de groei op groen gezet!
Martine Roure (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen het gemeenschappelijk standpunt gestemd, ook al gezien mijn opstelling tijdens de stemming over de richtlijn in eerste lezing. De Raad heeft namelijk niet alle amendementen van het Europees Parlement overgenomen. Ik kon niet anders dan tegenstemmen, want in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad staat niet duidelijk dat het arbeidsrecht en de sociale diensten van algemeen belang hier buiten vallen.
Daarom heb ik drie amendementen van de Franse socialistische delegatie mede ondertekend, en er ook voor gestemd, waarin heel duidelijk staat dat het arbeidsrecht en de sociale diensten van algemeen belang buiten het toepassingsgebied van de dienstenrichtlijn moeten vallen. We strijden voor de bescherming van de grondrechten van de burger, en die mogen niet onder de regels van de interne markt vallen.
De Commissie heeft met haar verklaring wel enig licht geworpen op haar intenties, maar dat is niet voldoende, die toelichtingen zijn namelijk geenszins bindend.
Tot slot heb ik voor de amendementen gestemd waarin wordt voorgesteld om de diensten van algemeen belang volledig uit het toepassingsgebied van deze richtlijn te halen.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) 50 jaar zijn nodig geweest voor de EU om het vrije verkeer van diensten uit het Verdrag van Rome (1957) te verwezenlijken. Dit staat nu op het punt realiteit te worden.
Met de richtlijn over de dienstverlening zet de EU een nieuwe stap in de juiste richting, met de bedoeling de vrijheid van vestiging en dienstverlening in de lidstaten van de EU die tot stand is gekomen door de interne markt, te vergemakkelijken.
Omstreden vanaf het eerste begin, toen het nog de richtlijn-Bolkestein was, is de tekst uiteindelijk behoorlijk verwaterd en een stuk minder vastberaden geworden.
Ik geloof echter wel dat dit verslag een evenwicht heeft gevonden tussen de noodzaak om de dienstensector te openen voor de concurrentie en handhaving van het Europees sociaal model.
Ik heb vóór deze richtlijn gestemd omdat ik geloof dat Portugal alles te winnen heeft bij de voordelen die voortvloeien uit de richtlijn; zo kunnen wij het hele potentieel van de interne markt benutten.
Alleen al het feit dat er een heel stelsel van administratieve en juridische gebruiken op nationaal, regionaal en lokaal niveau geschrapt is, maakt het de moeite waard de richtlijn goed te keuren. Portugese ondernemingen, vooral het MKB, zullen er het meeste baat bij hebben.
Daar komt bij dat de goedkeuring van de richtlijn bijdraagt tot de concretisering van de doelstellingen van de strategie van Lissabon in de zin van meer groei, meer werkgelegenheid en meer mogelijkheden voor de consument om diensten te kiezen.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de dienstenrichtlijn zoals het vandaag ter stemming voorligt, vormt weliswaar een verbetering van het oorspronkelijk voorstel van de Commissie, maar toch blijven enkele punten onaanvaardbaar.
De tekst creëert rechtsonzekerheid. Zo wordt niet duidelijk omschreven welke wetgeving van toepassing is en in welke mate lidstaten nationale bepalingen kunnen opleggen. De mogelijkheid tot opwaartse harmonisatie is niet opgenomen. De herzieningsclausule zet bovendien de deur open om het principe van het land van oorsprong weer in te voeren en diensten aan het toepassingsgebied toe te voegen die nu buiten de richtlijn vallen. Diensten van algemeen economisch belang vallen onder de richtlijn en aangezien er geen kaderrichtlijn is voor diensten van algemeen belang dreigt deze richtlijn een horizontaal kader te vormen voor diensten van algemeen economisch belang.
Verder betreur ik het feit dat de aanvankelijk indicatieve lijst van sociale diensten die buiten de richtlijn vallen, is omgevormd tot een limitatieve lijst. Ook het ontbreken van elke verwijzing naar het Handvest van grondrechten is ontgoochelend. Ik ben tot slot bijzonder misnoegd over de capitulatie van het EP bij het maximaal doorzetten van de verworvenheden die in eerste lezing bereikt werden. Hierdoor wordt de toekomst van een democratisch en sociaal Europa ondermijnd.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben blij met de uitslag van de vandaag gehouden stemming over de dienstenrichtlijn en sta achter het bereikte compromis.
Konrad Szymański (UEN), schriftelijk. – (PL) Het enige voordeel van het huidige compromis betreffende de dienstenrichtlijn is dat het geen negatieve invloed zal uitoefenen op de principes van het functioneren van de dienstenmarkt. Dit is de enige reden om dit compromis te steunen bij de stemming vandaag. Hoe de richtlijn uiteindelijk zal functioneren, zal bepaald worden door het Europees Hof van Justitie dat zich in de toekomst zeker vaak zal uitspreken over geschillen over tegenstrijdige clausules in de richtlijn.
Aan de ene kant hebben we de zogenaamde vrijheid van dienstverlening. Aan de andere kant is de richtlijn niet van kracht waar het gaat om vaag gedefinieerde openbare en sociale diensten en om uitzendbureaus. Verder heeft de richtlijn geen invloed op de manier waarop arbeidsrecht en collectieve overeenkomsten geregeld worden en heeft hij een beperkte reikwijdte wat betreft het werk dat wordt verricht door gedetacheerde werknemers.
Dit houdt in dat bij aanname van de dienstenrichtlijn geen enkele relevante barrière in de dienstverlening binnen de EU wordt opgeheven. Het is een compromis dat voor 100 procent ten koste gaat van de nieuwe lidstaten, die juist op het gebied van diensten een betere concurrentiepositie hebben op de markt van de Europese Unie. Alle sociale redenen om de genoemde uitzonderingen en beperkingen in te voeren voldoen niet aan het criterium ‘sociaal’ waarop men zich beroept. Ze geven slechts een alibi aan het economisch chauvinisme van vakbonden en andere belangengroepen in de oude EU-lidstaten.
De debatten over dit ontwerp vormen tot dusver de grootste vertoning van Europese hypocrisie in de huidige zittingsperiode. Het Europees Parlement, en daarachter de hele Europese Unie, doet alsof de principes van een gemeenschappelijke markt ingevoerd worden in de dienstensector. We houden daarmee niet alleen onszelf voor de gek maar ook onze medeburgers.
Salvatore Tatarella (UEN), schriftelijk. – (FR) Ik zou allereerst graag willen benadrukken dat de rapporteur, mevrouw Evelyne Gebhardt, goed werk heeft verricht. Zij heeft er voor gezorgd dat de nu goedgekeurde tekst aanzienlijk beter is dan het oorspronkelijke voorstel van commissaris Bolkestein.
Ze heeft dus knap werk geleverd, maar toch heb ik gestemd voor het amendement waarin wordt voorgesteld om de richtlijn te verwerpen, voor de amendementen die ik mede had ondertekend, en voor de amendementen van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie en van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen links. De tekst die we in tweede lezing behandeld hebben is namelijk nog een stap terug vergeleken met de tekst van de eerste lezing.
Er zijn nog steeds heel wat grijze zones in de tekst, en die hadden moeten worden opgehelderd om ons over te halen om in te stemmen met een tekst die zo belangrijk is, en zulke gevolgen heeft voor de toekomst van de burgers van Europa.
Bovendien zijn bepaalde diensten, zoals de diensten van algemeen belang, niet uit het toepassingsgebied van deze richtlijn gehaald, en dat kan allerlei onvoorspelbare gevolgen hebben.
Het Hof van Justitie en de Commissie krijgen een te grote rol bij de controle op de lidstaten, en er is volgens mij te veel ruimte om de richtlijn te interpreteren. De wetgever schept heel wat ruimte voor de regering der rechters.
De Voorzitter. Hiermee is dit onderdeel beëindigd.