Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2087(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0365/2006

Ingediende teksten :

A6-0365/2006

Debatten :

PV 16/11/2006 - 3
CRE 16/11/2006 - 3

Stemmingen :

PV 16/11/2006 - 6.10
CRE 16/11/2006 - 6.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0500

Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 16 november 2006 - Straatsburg Uitgave PB

3. Witboek inzake een Europees communicatiebeleid (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0365/2006) van Luis Herrero-Tejedor, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over het Witboek inzake een Europees communicatiebeleid (2006/2087(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Luis Herrero-Tejedor (PPE-DE), rapporteur. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, toen mevrouw Wallström het Witboek inzake een Europees communicatiebeleid aan het Parlement presenteerde en ik hoorde dat ik rapporteur mocht zijn van het verslag over het Witboek, zei een bevriende journalist die hier in het Europees Parlement werkt, dat ik het best een heel kort verslag kon maken, met maar één paragraaf: “Mevrouw Wallström, dit witboek is alleen te gebruiken als inpakpapier, want het is goedbedoeld, maar nutteloos.”

Ik antwoordde: “Dat lijkt me niet fair. Ik denk dat mevrouw Wallström haar best doet om een goed voorlichtings- en communicatiebeleid tot stand te brengen en je mag me naïef noemen, maar ik heb al meermaals kunnen vaststellen dat dat haar doel is. Het probleem is dat het onder de huidige omstandigheden heel moeilijk is een voorlichtings- en communicatiestrategie voor de Europese Unie te ontwikkelen.”

En waarom zijn de omstandigheden zo moeilijk? Omdat er geen rechtsgrondslag is om die voorlichtings- en communicatiestrategie op te baseren, waardoor het niet mogelijk is te nemen maatregelen vast te leggen of op adequate wijze te controleren.

Laten we daarom een stap verder gaan – dat was mijn uitgangspunt bij het opstellen van dit verslag – en de huidige situatie proberen te veranderen, want bij ieder debat over de voorlichtings- en communicatiestrategie doen we een hele reeks algemene aanbevelingen waar vervolgens niets van terechtkomt. Laten we proberen te verwezenlijken wat we nog niet hebben. Laten we die rechtsgrond creëren, zodat we in de toekomst op veel doeltreffender wijze kunnen optreden.

Ik heb me erin verdiept en ontdekt dat er maar één manier is om die rechtsgrondslag te creëren: toepassing van artikel 308 van het Verdrag.

Toen ik uitgelegd kreeg in welke omstandigheden dat artikel kan worden toegepast, had ik de neiging te zeggen: “Dit is onmogelijk, het lukt nooit.” Want er zijn drie moeilijk te verwezenlijken omstandigheden voor nodig: ten eerste moet de Commissie erom vragen; ten tweede is de instemming van het Parlement nodig; en ten derde – hetgeen het moeilijkst te verwezenlijken is – moet de Raad met eenparigheid van stemmen zijn goedkeuring verlenen.

Ik heb met mevrouw Wallström gesproken en zij zei dat de Commissie akkoord ging. Ik heb met alle schaduwrapporteurs gesproken, die een akkoord in het Parlement mogelijk achtten. En we hebben in de interinstitutionele groep de mening van de minister kunnen horen die op dat moment de Raad vertegenwoordigde en niets kon garanderen, maar wel dacht dat eenparigheid in de Raad mogelijk was.

We hebben dus te maken met een gunstige samenloop van omstandigheden die zich waarschijnlijk niet zo snel zal herhalen. En het belangrijkste in de politiek is gebruikmaken van de gegeven omstandigheden.

Dit is een kans die we waarschijnlijk niet opnieuw zullen krijgen. Een heel goede kans om de zaken te verbeteren, om een rechtsgrondslag te creëren. Dat wil niet zeggen dat die rechtsgrondslag al onze kwalen zal verhelpen, maar het is uiteraard een stap vooruit. We hebben maar twee opties: akkoord gaan of verwerpen. Ik stel voor dat we akkoord gaan.

Mevrouw Prets, Christa, ik vraag om je steun, want door hetgeen de heer Corbett heeft gezegd, weet ik dat jouw partij tegen toepassing van artikel 308 zal stemmen. De heer Corbett is van mening dat er een andere manier is om een rechtsgrond te verkrijgen. Die is er niet. En als die er wel is, zeg me dan welke het is. Laten we onderhandelen. Laten we erover praten. Geen van de amendementen van de Commissie constitutionele zaken bood een alternatief. Gérard Onesta, schaduwrapporteur voor dit verslag, die ik heel dankbaar ben voor zijn woorden namens de Verts/ALE-Fractie, heeft ingezien dat dit een kans is die we moeten benutten.

Christa, jij weet heel goed dat er in de Commissie cultuur en onderwijs maar één stem is uitgebracht tegen dit verslag, waarin verzocht wordt om toepassing van artikel 308. Laten we deze kans grijpen. Want dit is geen ideologische kwestie. Mevrouw Wallström is niet van dezelfde partij als ik, maar toch heb ik haar gecomplimenteerd, omdat ik denk dat ze de juiste weg bewandelt.

Mijnheer Bono, dankuwel, u was schaduwrapporteur voor de socialistische fractie in de Commissie cultuur en onderwijs. En ik weet dat u me zou helpen als u kon. Maar ik weet ook dat partijdiscipline soms verplicht tot een standpunt dat niet het juiste is.

Ik vraag u tussen nu en de stemming nog eens na te denken, zodat dit verslag wordt goedgekeurd. Ik vraag u dat met klem. Dit is geen kwestie van ideologie. Dit is een politieke zaak. Een kans. Het is nu of het wordt in de toekomst uiterst moeilijk.

Dit is de beste manier om het door ons gewenste beleid te verwezenlijken. Anders, aanwezige leden van de Commissie cultuur en onderwijs, zullen we hier ieder jaar zitten luisteren naar een waslijst met goede bedoelingen die niet alleen heel veel geld kosten, maar op het laatste moment ook door ons worden doorverwezen naar de commissaris en buiten onze controle vallen. We weten niet goed waar het geld naartoe gaat of waarvoor het dient. We blijven dan in steeds hetzelfde kringetje ronddraaien.

Mijnheer Bono, mevrouw Prets, mevrouw Badia i Cutchet, ik zie u zitten, u bent lid van de Commissie cultuur en onderwijs: we hebben dit besproken en goedgekeurd in de commissie, met slechts één stem tegen. Het amendement van de heer Corbett heeft het in de Commissie constitutionele zaken niet gehaald. Er is ons geen enkel alternatief geboden.

Laten we de politieke kans die voor het grijpen ligt benutten. Dat is mijn dringend verzoek aan u.

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met het bedanken van de rapporteur, de heer Herrero-Tejedo, voor zijn harde werk, de positieve toon van zijn verslag en de steun die het verslag geeft aan de ideeën van de Commissie. Ik moet echter zeggen dat ik hoop dat zijn vriend meer verstand heeft van journalistiek dan van de instellingen van de Europese Unie.

Toen de Commissie afgelopen februari het Witboek aannam, zeiden we dat het onze bedoeling was om een nieuw hoofdstuk te openen op het gebied van de communicatie tussen de Europese Unie en haar burgers. Zoals wij het toen stelden, moet het communicatiebeleid worden omgebogen van een monoloog naar een dialoog. Het moet de Europese Unie oren geven. Het moet worden omgebogen van een communicatiebeleid waarin de instelling centraal staat naar een beleid waarin de burgers centraal staan en dat gebaseerd is op het fundamentele recht van burgers op informatie en het recht om gehoord te worden. Het moet worden omgebogen van een beleid waarin Brussel centraal staat naar een gedecentraliseerde aanpak en van een aanvullend instrument naar een echt Europees beleid dat op gelijke voet staat met het overige Europese beleid. Met andere woorden, het moet beleid worden op eigen titel.

En hierdoor kom ik direct op het punt van de rechtsgrondslag voor het communicatiebeleid, wat inderdaad een probleem is, en bovendien een bijzonder moeilijk en controversieel probleem. Het is een middel om legitimiteit te geven aan wat we doen, om betrokkenheid te creëren en om de beginselen van het communicatiebeleid dat we voeren vast te leggen.

De Commissie heeft voorgesteld om een handvest van de burgers op te stellen, of, zoals wij het noemen, een gedragscode, die de instellingen en de lidstaten op vrijwillige basis kunnen onderschrijven.

In het verslag wordt een ietwat andere aanpak voorgesteld en wordt de Commissie gevraagd om een ontwerp voor een interinstitutioneel akkoord in te dienen. Ook wordt er bij de Commissie op aangedrongen om de mogelijkheden te bekijken voor de invoering van een echt communautair programma voor voorlichting en communicatie over Europa op basis van artikel 308 van het EG-Verdrag.

De Commissie is bereid om, zoals u aanbeveelt, alle mogelijkheden voor het leggen van een solide basis voor gezamenlijke actie te onderzoeken, van een handvest van de burgers tot een formele rechtsgrondslag. Ik ben meer dan bereid om die ideeën te omarmen, nogmaals om legitimiteit te geven aan wat we doen.

Het doet me genoegen om te zien dat uw verslag het belang onderkent van burgereducatie en het betrekken van burgers bij het besluitvormingsproces. In het verslag wordt de Commissie opgeroepen om te waarborgen dat de raadpleging van het publiek in een vroeg stadium van de beleidsvorming plaatsvindt, en deze visie wordt gedeeld door een dwarsdoorsnede van het maatschappelijk middenveld. We zullen op dit gebied zeker actie ondernemen.

We zijn ons allemaal meer dan bewust van de cruciale rol die de media – pers, televisie, radio en internet – vandaag de dag spelen in de democratie. We weten allemaal dat een groot deel van de communicatiekloof te maken heeft met het feit dat Europese aangelegenheden een marginale plaats innemen en vaak verkeerd worden weergeven in de berichtgeving door de media.

Ik wil op dit punt heel duidelijk zijn, omdat u de Commissie gevraagd heeft om met de grootst mogelijke precisie te bepalen welke rol zij aan de media wil toekennen. Het probleem kan echter niet vanuit die hoek worden benaderd. De enige rol die de media kunnen hebben is de rol die ze is toevertrouwd binnen onze democratische traditie, en dat is het op een onafhankelijke, pluralistische en kritische manier informeren van de burgers over Europese aangelegenheden, op dezelfde wijze als ze dat doen over binnenlandse aangelegenheden. Het probleem is hoe we daarvoor de voorwaarden kunnen creëren, en dat zal het thema zijn van de conferentie van belanghebbenden die in december in Helsinki zal plaatsvinden als follow-up van het Witboek.

Een ander centraal thema van het Witboek is het begrijpen van de publieke opinie. Onze samenlevingen ondergaan ongekende veranderingen als gevolg van de grote interne mobiliteit, de migratie en de globalisering. Het is steeds moeilijker geworden om de publieke opinie te kennen en te begrijpen. In de afgelopen dertig jaar is de eurobarometer een zeer succesvol instrument geweest voor het meten van de publieke opinie, van percepties en oriëntaties. We hebben echter het gevoel dat er veel meer kan worden gedaan. Ik neem kennis van uw aarzelingen ten aanzien van ons voorstel voor een Europees waarnemingscentrum voor de publiek opinie, maar we kunnen ook voor een meer pragmatische benadering of een stap-voor-stap-benadering kiezen. Zo heeft bijvoorbeeld het idee om een netwerk van deskundigen op te zetten om beste praktijken uit te wisselen en synergieën te benutten veel steun gekregen tijdens de publieke raadpleging.

Ik zal verder niet ingaan op de vele andere punten die u in uw uitgebreide verslag terecht aan de orde stelt, zoals de rol van de lidstaten, het belang van de regionale en lokale niveaus, het engageren van de nationale parlementen of de verantwoordelijkheden van de politieke partijen, die uiteraard allemaal van cruciaal belang zijn. We zijn het op die punten fundamenteel eens en het doet me genoegen dat de reikwijdte van mijn mandaat me toestaat om concrete voorstellen uit te werken voor het verwezenlijken van deze gemeenschappelijke ambities.

Uw verslag is een mijlpaal in het proces dat we met het Witboek in gang hebben gezet. Het verslag vormt een sterke aanmoediging om verder te gaan op basis van een steeds nauwere samenwerking tussen onze twee instellingen. De Commissie zal haar eindverslag over het Witboek komend voorjaar publiceren. Dat verslag zal een aantal concrete voorstellen bevatten, die moeten worden gevolgd door operationele actieplannen. We hebben nog een lange weg te gaan en het zal allesbehalve eenvoudig worden, maar ik heb er vertrouwen in dat we, met uw steun, de wijze waarop Europa met onze burgers communiceert wezenlijk kunnen veranderen door ze echt een stem te geven en naar ze te luisteren. Een communicatiebeleid van de Europese Unie kan een instrument zijn om de democratie te versterken, en ik zie uit naar het debat.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Cashman (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur feliciteren, maar vervolgens wil ik in mijn ene minuut direct overschakelen op wat we moeten doen. We moeten de manier waarop we met de burgers communiceren tegen het licht houden, en dat betekent dat we heel goed moeten weten wat voor taal we gebruiken. Die moet ongekunsteld, simpel, duidelijk en precies zijn. Het heeft geen zin om over instrumenten en barometers te praten. Dan haken de mensen af. Een communicatiestrategie van de EU kan een instrument zijn om de democratie te versterken. We moeten met passie vertellen wat we doen en hoe we het doen.

Dit is aantoonbaar de meest succesvolle Europese instelling, en toch krijgen we veel kritiek en verdedigen we onszelf maar zelden. Er zijn 25 lidstaten met verschillende politieke overtuigingen en culturen, die samenwerken in het gemeenschappelijke belang van 450 miljoen burgers – geweldig! Maar verkopen en promoten we wat we doen wel effectief? Dat doen we niet. Zorgen we ervoor dat de nationale parlementen hun toezichthoudende rol goed uitvoeren? Nee, dat doen we niet. We leunen achterover en slikken de kritiek.

Mag ik tot slot nog heel kort iets zeggen? Ik dring er bij de Commissie op aan om haar voorstel tot wijziging van verordening (EG) nr. 1049/2001 door te zetten. Dat staat niet in dit verslag. Het is wel opgenomen in het werkprogramma van de Commissie. We kunnen alleen verantwoordelijk worden gehouden en effectief zijn als mensen begrijpen wat we voor ze doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gérard Onesta (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie constitutionele zaken. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie constitutionele zaken schaart zich eenduidig achter een Europees communicatiebeleid en prijst het werk van commissaris Wallström. Het is overigens hoog tijd voor een dergelijk beleid, te oordelen naar de bevindingen van de Eurobarometer, die laten zien dat er een forse kloof bestaat tussen onze instellingen en de verwachtingen van de burger. De Commissie constitutionele zaken is tevens blij dat de Commissie streeft naar een tweerichtingscommunicatie, hetgeen een hele nieuwe benadering is, waarbij de instellingen zich tot de burger richten en de burger zich tot de instellingen richt.

Het probleem is alleen dat de Commissie, na dit uitstekende principe te hebben verkondigd aan het begin van het Witboek, nogal wanhopig zoekt naar concrete manieren waarop de burger zijn stem kan laten horen. Dat, Commissaris, is misschien wel de grootste tekortkoming van uw voorstel. Wellicht kunt u zich laten inspireren door voorstellen van het Parlement, zoals het voorstel voor de oprichting van een burgerforum, een overlegmechanisme dat in 2007 beproefd zal worden.

Onze commissie is in principe niet tegen een nieuw interinstitutioneel instrument, handvest of gedragscode, maar ze wil wel dat de garanties en verplichtingen die daaruit voortvloeien zorgvuldig worden bestudeerd. Overigens wijst de commissie erop dat het Handvest van de grondrechten het recht van de burger op informatie reeds vastlegt en dat we de prerogatieven van onze Parlement hoe dan ook moeten eerbiedigen, met name zijn bevoegdheid om zich vrij tot de Europese burger te richten.

Ook mogen we niet vergeten dat het Europese debat een heel specifiek ritme heeft en helemaal los staat van de nationale agenda’s. In dit verband herhalen wij onze wens hier in het Parlement een jaarlijks plenair debat over dit onderwerp te houden. Wij zijn voorstander van het gebruik van nieuwe technologieën, op voorwaarde echter dat geen digitale tweedeling ontstaat tussen burgers die toegang hebben tot de moderne technologie en zij die ervan verstoken blijven. Wij zijn tevens van mening dat een betere hiërarchie aangebracht moet worden in partnerschappen tussen maatschappelijk middenveld, Europese politieke partijen en journalisten, zonder uiteraard afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid van de media. Wij gaan zelfs zover een voorstel te doen dat heilige huisjes omver schopt: de ontwikkeling van een lokaal Europese bestuursnetwerk om Brussel dichterbij het volk te brengen.

Mijn verslag gaat niet in op de rechtsgrondslag. De Commissie constitutionele zaken heeft namelijk geen oordeel willen vellen over artikel 308. Met een uiterst krappe meerderheid is besloten dit artikel niet expliciet te vermelden, maar met een andere, net zo krappe marge – met dank aan de heer Duff – is de mogelijkheid om beroep te doen op artikel 308 niet formeel uitgesloten; ik hoop dat u me nog kunt volgen. Het debat over de rechtsgrondslag blijft dan ook wagenwijd open, ook al schaar ik me persoonlijk en uit tactische overwegingen zonder voorbehoud achter de voorstellen van uw rapporteur, de heer Herrero-Tejedor, voor wiens ruimdenkendheid, gemoedelijkheid en constructieve werkwijze ik niets dan lof heb.

 
  
MPphoto
 
 

  Doris Pack, namens de PPE-DE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, eigenlijk lijkt het mij heel gepast dat we ons debat over het communicatiebeleid vlak na het debat over de Ombudsman houden, want de Ombudsman werd vanmorgen herhaaldelijk genoemd vanwege de goede betrekkingen die hij met de burgers onderhoudt. Waar ik een probleem mee heb, is dat de Commissie in haar betrekkingen met de burgers vaak achterblijft bij wat de Ombudsman eigenlijk wil, zoals we in de parlementaire commissie vastgesteld hebben.

De antwoorden van de Commissie op de vele verzoekschriften van burgers of deelnemers aan projecten in de Europese Unie zijn vaak koeltjes of zelfs lomp en dat is volstrekt uit den boze. Juist de burgers die een verzoek indienen, die gehoor geven aan de oproep om met voorstellen te komen, krijgen een dermate onvriendelijk onthaal, dat de lust hun vergaat om nog met Europese projecten door te gaan.

Hoe met het dan de burgers niet vergaan die het aan een dergelijke betrokkenheid ontbreekt, omdat ze andere interesses hebben? Die bereiken we op deze manier niet en als we nu proberen de burgers beter bij de besluitvorming te betrekken, dan moet mij van het hart dat een nieuwe communicatiestrategie van de Commissie daarvoor niet genoeg is. We hebben de mensen in hun leefomgeving nodig en op hun betrokkenheid bij die omgeving moeten we hen ook aanspreken. Dat kan niet vanuit Brussel gebeuren. Mevrouw de commissaris is van goede wil, ze wil echt communiceren. Het probleem is alleen dat de burgers helemaal niet op communicatieuitingen van haar zitten te wachten, omdat ze denken dat de Commissie toch doet waar die zelf zin in heeft en dus niet geloofwaardig is. En dus bent u aangewezen op gekozen burgers in hun eigen omgeving, op afgevaardigden van het Europese, de nationale en regionale parlementen, die ook aanspreekpunt voor Europese vraagstukken zijn. Ons grote probleem is alleen dat die zich niet verantwoordelijk voelen. We moeten proberen onze communicatie dichter bij de burger te situeren. We moeten de informatiepunten in de steden uitbouwen, we moeten meer van die punten creëren, want zulke informatiepunten in gemeentehuizen spreken de mensen aan. Natuurlijk moeten we ook gebruik maken van de bestaande programma’s van de Europese Unie, vooral op het gebied van educatie. De beste communicatiestrategie zijn de onderwijsprogramma’s Comenius, Erasmus, Leonardo. Als we daar gebruik van maken, vinden we de burgers die we nodig hebben om verder te kunnen bouwen aan dit Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Guy Bono , namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur namens de sociaaldemocratische fractie betreffende het ontwerpverslag over het Witboek inzake een Europees communicatiebeleid, wil ik meteen zeggen, net als mijn voorganger de heer Onesta, hoe blij ik ben dat communicatie eindelijk erkend wordt als een tweerichtingsproces tussen de instellingen en de burgers, en niet langer enkel als een marketingoperatie. Er blijft echter nog een lange weg te gaan om te komen tot een Europees communicatiesysteem waarin Europese aangelegenheden op nationaal niveau volledig tot het publieke domein behoren.

Ik herhaal wat ik binnen de commissie al heb gezegd: ik vind het jammer dat het Witboek nieuwe technologieën blijft overwaarderen en nationale televisiediensten blijft onderwaarderen. We weten dat de publiekszenders – en Eurobarometer-enquêtes bevestigen dat – de favoriete informatiebron van de Europese bevolking blijven. Het lijkt me dat we navenant moeten handelen.

Het Witboek houdt zich vreemd genoeg op de vlakte over de financiering. Wij weten echter allemaal dat de democratie en dus de communicatie kosten met zich meebrengen. Zolang de meerjarenbegroting van de Unie lager is dan de begroting van een Europees reclamebureau, zullen weinig zaken ten uitvoer gelegd kunnen worden. Ik wil uiteraard de rapporteur, de heer Herrero, feliciteren en hem zeggen dat wat artikel 308 betreft, het debat niet gesloten is en dat mijn collega Christa Prets zodadelijk op dit probleem terug zal komen.

Commissaris, telkens wanneer de Commissie praat over communicatiebeleid, is dat jammer genoeg wanneer Europa zich in een crisis bevindt. En alleen als het slecht gaat, voelt de Commissie de behoefte om te communiceren. Wij zouden graag weten waarover de Commissie nu precies wil communiceren. De burgers zien de Commissie als een ultraliberaal orgaan dat totaal geen interesse heeft om de burger te beschermen tegen de stormwinden van de mondialisering.

Omwille van de burger en van de democratie moeten we beter uitleggen wat er gebeurt in Brussel. De meeste Europeanen weten niet wat er is bereikt dankzij de beleidsmaatregelen en financiële middelen van de Europese Unie. Bovendien weten ze te vaak niet dat alles wat in Brussel besloten wordt voortvloeit uit de wens van de lidstaten. Als elektriciteit, gas, spoorwegvervoer en inmiddels ook de posterijen geliberaliseerd zijn, dan is dat omdat de lidstaten dat zo wilden. Zonder deze wens van de lidstaten was dat allemaal niet gebeurd.

Tot slot ben ik van mening dat we niet zozeer behoefte hebben aan een gedragscode voor de Europese instellingen inzake de communicatie met de burger als wel aan een gedragscode voor de Commissie om ervoor te zorgen dat haar beleid beter aansluit op wat de burger bezighoudt. Tot slot hebben we een algemene gedragscode nodig die van toepassing is op de lidstaten zodat ze hun verantwoordelijkheden nemen en eindelijk eens ophouden Europese successen toe te schrijven aan nationaal beleid en nationale fiasco’s af te schuiven op de Gemeenschap. Dat zou de reputatie van Europa ten goede komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Karin Resetarits, namens de ALDE-Fractie.(DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte mevrouw de commissaris, je kunt overal wel een wetenschap van maken en daarbij ook nog tot interessante inzichten komen. In die categorie valt ook het Witboek inzake een Europees communicatiebeleid waar we vandaag over stemmen. Maar als het huis in brand staat, moet je zo snel mogelijk de brandhaard lokaliseren, die indammen en het blusapparaat ter hand nemen in plaats van over het vuur te filosoferen, want anders brandt de tent af.

De EU zit met een gigantisch communicatieprobleem. Ze heeft een slecht imago. Het ergste verwijt van de burgers is dat we te bureaucratisch zijn en dat onze wetten zo ver van de werkelijkheid af staan, dat ze voor hen geen enkel nut hebben. Natuurlijk valt daar wel wat op af te dingen. En dat is nou precies wat we duidelijk moeten maken en daarin schieten we vaak tekort.

Het recentste voorbeeld: de EU-veiligheidsvoorschriften voor de handbagage in het vliegverkeer. Wie burgers daarover op het vliegveld hoort praten, merkt hoezeer ze zich daar over opwinden. Maar de brandstichter is in hun ogen niet Osama bin Laden of een andere terrorist, maar Brussel. Het is onze schuld dat ze niet eens meer een flesje water mee aan boord mogen nemen. Wij worden met hoon overladen als we flesjes van 100 ml voorschrijven, terwijl die nergens op de interne Europese markt te krijgen zijn.

Nu vraag ik de Commissie, als verantwoordelijke voor deze geheime regelgeving: wat hebt u gedaan om de communicatie rond deze kwestie te verbeteren? Hebt u aan alle luchtreizigers pamfletten uit laten delen, waarin u de burgers om begrip vraagt? Ik heb er in ieder niets van gemerkt. Hebt u op de berichtgeving in de media gerekend? Dat is te weinig. U dient zich rechtstreeks tot de burgers te richten, want u grijpt ook rechtstreeks in hun leven in. U perkt met deze veiligheidsmaatregelen hun vrijheid in. Daarom moet u heel goede argumenten hebben. Dát is communiceren.

Tweeëneenhalf jaar zijn we nu bezig om de communicatie te verbeteren, maar dat heeft slechts vergezochte constructies opgeleverd – het tegendeel van efficiënte communicatie. Laten we praktischer worden, concreter en laten van de communicatie geen zuivere wetenschap maken, maar laten we die nemen voor wat ze werkelijk is: een werktuig, vergelijkbaar met een blusapparaat, voor als er brand is.

 
  
MPphoto
 
 

  Diamanto Manolakou, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de informatiebulletins en de elektronische media van de Europese Unie hebben tot nu toe niets anders gedaan dan het volksvijandige beleid van de Unie op een zo aantrekkelijk mogelijke manier te presenteren. Ofschoon dit een beleid is dat achter het kapitaal staat, doet men alsof dit goed is voor de werknemers, waarbij andersluidende meningen gewoon verdwijnen. Toch kunnen zij van resultaten geen gewag maken.

De werknemers hebben bepaalde levenservaringen opgedaan en beginnen nu het ideaal van de Europese Unie te betwisten. Dit is ook tot uiting gekomen tijdens de uitermate geringe opkomst voor de laatste Europese verkiezingen, tijdens de referenda en het ‘nee’ tegen de Europese Grondwet in Frankrijk en Nederland, tijdens het verzet tegen de euro en de hoge kosten van levensonderhoud, tijdens de grote manifestaties tegen de privatiseringen (in het onderwijs, de gezondheidszorg en de sociale voorzieningen), en in de arbeidsrelaties (pensioenstelsel enzovoort). Daaruit blijkt dat de legitimiteit van de Europese Unie in de ogen van de volkeren tanende is. Aldus tekent zich langzaam maar zeker een tendens af tot steeds scherpere sociale en politieke conflicten.

Naar het schijnt, verandert de volksontevredenheid geleidelijk aan in een strijd tegen dit onmenselijke beleid van armoede, onrechtvaardigheid en oorlog. Daarom mobiliseert de Commissie met het Witboek inzake een Europese communicatiebeleid alle middelen die zij ter beschikking heeft, eerst en vooral de instellingen, dan de lidstaten, de nationale parlementen, de lokale besturen en de media, en maakt zij gebruik van de nieuwe technologie en de opleiding daarin, evenals van het internet om erachter te komen hoe de stemming onder de publieke opinie is en waar de volksklasse zich druk om maakt, maar ook om via de verkregen inlichtingen haar propaganda te kunnen verbeteren.

Haar doel is om door middel van zogenaamde informatieactiviteiten, met het geld van de bevolking, zoals het Princeprogramma, haar propaganda te verbeteren, de mensen over te halen de Europese Grondwet te accepteren – waarmee Europa wordt gemilitariseerd en de volkeren worden veroordeeld tot minder rechten en voortdurende bezuinigingen – en om meer in het algemeen haar beleid te tolereren en te aanvaarden.

De Commissie spitst haar inspanningen toe op de controle op de informatievoorziening door de openbare omroeporganisaties, de nationale en regionale kranten, de particuliere televisie – die voor het overgrote deel in handen is van het kapitaal – het internet, enzovoort. Dan kan zij de precieze inhoud vaststellen waarmee zij het Europees imperialistische beleid in een mooi daglicht kan stellen en aantrekkelijk en overtuigend kan maken in de ogen van de volkeren.

In het Witboek wordt in feite een dynamisch en actief maar schijnheilig communicatiebeleid ontplooid, dat vrije meningsuiting en een juist begrip van de toegepaste beleidsvormen als alibi gebruikt. Op die manier wil de Commissie haar eenzijdige beleidskeuzes verstoppen achter een versterkte sociale dialoog en ervoor zorgen dat de Europese Unie, als mechanisme van het kapitaal, van sociale instemming en/of medeplichtigheid met haar beleidskeuzes, soepel kan werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, het huidige debat over het Europese communicatiebeleid is volkomen terecht, aangezien een dergelijk beleid op dit moment niet eens bestaat. Wat we vandaag de dag communicatie noemen, is eigenlijk pure propaganda. De standpunten en argumenten die worden verkondigd, vinden nauwelijks weerklank bij de mensen en dat zal in de toekomst niet anders zijn. Wat de mensen willen, is dialoog. Ze hebben geen behoefte aan eenzijdige propaganda. Zolang hen voorgekauwde dogmatische oplossingen worden opgedrongen, zullen de mensen nooit het gevoel hebben dat ze als partners aan de discussie kunnen deelnemen. Ze zullen zich voor de buitenwereld afsluiten en vastgeroest raken in hun overtuigingen. Als we echt moderne communicatie willen, of liever, een maatschappelijke dialoog, moeten we eerst en vooral zelf een antwoord geven op de vraag of we bereid zijn de dialoog aan te gaan met de mensen. Als dat antwoord bevestigend is, zouden we in eerste instantie een debat moeten voeren over hoe de Europese Unie er moet uitzien. Moet de Unie een federale staat zijn of een Europa van naties en volkeren die nauw met elkaar samenwerken? Als we daadwerkelijk een dialoog willen, moeten we de resultaten van de grondwettelijke referenda in Frankrijk en Nederland erkennen en niet onverzettelijk blijven vasthouden aan de ontwerp-Grondwet, die toch al ten dode opgeschreven is.

Laten we tevens een einde maken aan het gekibbel over het feit of Europa er nu voor de burgers is of de burgers er voor Europa moeten zijn. Laten we in plaats daarvan een breed gedragen Europees debat tot stand brengen over de richting die de Europese Unie in de toekomst moet inslaan. Laten we Europa dichter bij de burgers brengen, niet met behulp van propaganda, maar door degelijke oplossingen, duidelijke wetgeving, vereenvoudigde procedures, minder bureaucratie, burgervriendelijke instellingen en de mogelijkheid om als evenwaardige partners een discussie te voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Thomas Wise, namens de IND/DEM-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, het communicatiebeleid van de EU dat in dit verslag geëvalueerd wordt, is bedacht in een poging om – en ik citeer – “een halt toe te roepen aan de toenemende euroscepsis”. Het is wederom een reactie op de ondubbelzinnige afwijzing door het Franse en Nederlandse publiek van zowel het ontwerp-Constitutioneel Verdrag als verdere integratie.

In plaats van te accepteren dat “nee” “nee” betekent, heeft de politieke elite zichzelf wijsgemaakt dat het Franse en Nederlandse “nee” niet was gebaseerd op zinnige en gefundeerde argumenten. Een functionaris van de Commissie zou onlangs zelfs hebben gezegd: “Gezien de recente ervaringen in Frankrijk en Nederland met referenda zouden wij niemand adviseren om er zelf een te organiseren”. Dus er mag niet aan de mensen gevraagd worden wat ze willen.

Mag ik u wat goede raad geven? U bent in een kuil gevallen die u zelf heeft gegraven. Als ik u was, zou ik stoppen met graven. U moet de spade weggooien. Waarom? Heel simpel, omdat u het niet begrijpt. Het maakt niet uit hoe mooi en glimmend u een project eruit laat zien, want als de inhoud niet deugt, zal het mislukken. Voor een goede communicatie is het nodig om te luisteren. Harder schreeuwen zal niet helpen!

De instellingen zijn niet eerlijk tegen de mensen die ze beweren te vertegenwoordigen. De Fransen en de Nederlanders hebben het project getorpedeerd, maar u gaat door alsof er niets gebeurd is. Maar ik kan u verzekeren dat als en wanneer het Britse volk dezelfde kans krijgt, de uitkomst zelfs nog overtuigender zal zijn, en dat geen enkel communicatiebeleid iets zal kunnen beginnen tegen het groeiende besef in de lidstaten dat het Europese project een buitengewoon dure mislukking is.

 
  
MPphoto
 
 

  Philip Claeys (NI). – Voorzitter, terecht wordt in het verslag aangestipt dat er ook naar de burgers moet worden geluisterd, maar concrete oplossingen worden spijtig genoeg niet aangedragen. Blijkbaar gaat men ervan uit dat er alleen maar een beter communicatiebeleid kan komen als er ook meer Europa komt, vandaar het pleidooi voor de Europese grondwet en voor pan-Europese politieke partijen. Men heeft blijkbaar nog niet veel geleerd uit de referenda in Frankrijk en Nederland.

Ik geef natuurlijk toe dat het moeilijk is de burgers enthousiast te maken via een communicatiebeleid, wanneer de rest van het beleid lijnrecht tegen het grootste deel van de publieke opinie ingaat. Ik verwijs bijvoorbeeld naar het uitbreidingsbeleid. Men weet heel goed dat de grote meerderheid van de Europeanen tegen de toetreding van een niet-Europees land als Turkije is. Toch trekken de Commissie en de Raad zich daar helemaal niets van aan. Men kan daar gaan communiceren zoveel men wil, maar dat zal niets veranderen aan de kloof die gaapt tussen de publieke opinie enerzijds en de Europese instellingen anderzijds.

In het verslag wordt aangestipt dat de voorlichtingsbureaus van de Commissie niet de interesse van de burgers wekken. Dat is nog eufemistisch gesteld. In Vlaanderen bijvoorbeeld is men erin geslaagd de grootste partij van het land, het Vlaams Belang, niet één enkele keer uit te nodigen op de debatten die in de provincies over Europese thema's worden georganiseerd. Dat waren debatten onder gelijkgezinden, want de enige partij die kritisch staat tegenover het uitbreidingsbeleid en tegenover de grondwet mocht niet deelnemen. Sterker nog, commissaris Wallström heeft deze discriminatie openlijk toegegeven in het Belgische federale parlement. In mijn land is de zogenaamde Europese communicatie dus niet meer dan propaganda die door niemand wordt ernstig genomen en die geen enkele geloofwaardigheid heeft. Het is met andere woorden weggesmeten geld.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria da Assunção Esteves (PPE-DE).(PT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de communicatie tussen het Europa van de instellingen en het Europa van de burgers is een probleem dat nu al veel te lang onopgelost voortduurt.

Europa heeft nog steeds geen politiek centrum ontwikkeld dat in staat is de burgers enthousiast te maken en ze te mobiliseren om in deze tijd van verandering hun medewerking te verlenen. De redenen daarvoor zijn maar al te duidelijk: het uitblijven van een werkelijke institutionele hervorming, het feit dat de indirecte vertegenwoordiging in de Raad voorrang krijgt boven de directe vertegenwoordiging in het Parlement en de omstandigheid dat bureaucratie en achter gesloten deuren verricht werk prevaleren boven oprechte pogingen informatie en duidelijkheid te verschaffen.

De eurobarometer herinnert ons eraan dat de mensen de Europese instellingen als een ver verwijderde en zelfs ietwat vreemde aandoende vrijheid beschouwen. Van sommige instellingen hebben ze zelfs niet het minste besef. De straat is ver van de centra van politieke macht verwijderd en het politieke systeem sluit niet aan bij het maatschappelijke milieu. Het is dan ook zo dat een Europees, transnationaal, kosmopolitisch burgerschap alleen bestaat als het om politieke redenen wordt opgelegd, en dat komt natuurlijk omdat het de spontane kracht van nationale burgerschap zoals dat in de lidstaten gevoeld wordt ontbeert. Het is dus zaak om nu eindelijk eens het strategische belang van de media in te zien. We moeten Europa als een studieobject op de curricula van scholen, universiteiten en opleidingscentra plaatsen. We moeten via de media uitleggen wat onze instellingen doen. En we moeten het werk van de informatiebureaus van de Commissie en het Parlement serieuzer nemen. Van belang is verder dat we het grondwettelijk project voor een hernieuwde vormgeving van Europa niet laten schieten. Zonder een werkelijke institutionele hervorming en zonder een doeltreffend informatiebeleid zal Europa een reus op lemen voeten blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Christa Prets (PSE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, we hebben het zojuist gehad over de referenda die in Nederland en Frankrijk over het ontwerp voor een Europese Grondwet gehouden zijn. Daarbij dient echter ook duidelijk gemaakt te worden waarom de stemmingen zo zijn uitgevallen, want de uitslag is niet terug te voeren op een falen van de Europese Unie. De meerderheid van de Europese bevolking heeft zich immers al voor de Grondwet uitgesproken.

Toch is het zaak om over de communicatie na te denken. Het Witboek levert een aantal uitvoerbare voorstellen, maar om een gebrek aan kennis weg te nemen is het noodzakelijk om haast te maken met de opbouw van hoogwaardige public relations op alle niveaus. Daar zijn onder andere meer informatiepunten voor nodig, want die vormen een bron van betrouwbare antwoorden voor burgers die maar al te vaak wat doelloos en gedesoriënteerd door de straten van onze steden lopen en een aanspreekpunt zoeken. Verder zijn er meer media op lokaal, regionaal en nationaal vlak nodig. In de huidige situatie is in het merendeel van deze media de berichtgeving negatief.

Ook de Raad spreekt in Brussel of hier in Straatsburg echter een andere taal dan de burgers van thuis kennen: het is de schuld van de EU dat deze of gene beslissing verkeerd is uitgepakt! Ook dat moeten we aanpakken! Daarom is het belangrijk om, net als in het verslag geëist wordt, de dialoog met de raad, de Commissie, het Parlement, maar ook met de burger te bevorderen. Misschien dat we dan een kans hebben.

Ik ben er voorstander van om het belang van de programma’s te onderstrepen. Zo hebben we de programma’s Leonardo en Erasmus, die veel aan de communicatie bijdragen. Toch korten we daar op, in plaats van er meer middelen voor beschikbaar te stellen. Burgerparticipatie, stedenbanden en dergelijke zijn belangrijke zaken, die meer zoden aan de dijk zetten dan grote aantallen folders. Uitgerekend hier wordt op gekort, en dat is misplaatste zuinigheid.

Artikel 308 zou een verzwakking betekenen van het Parlement, dat in dit artikel zelfs helemaal niet genoemd wordt. Daarmee zouden we buitenspel staan en daar moeten we tegen in het geweer komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Frédérique Ries (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, een Witboek inzake het Europees communicatiebeleid, wat een goed idee! Wat een idee ook om zo lang te hebben gewacht! Zoals al is gezegd is dat waarschijnlijk het enige positieve effect geweest van het verwerpen van de Grondwet in Frankrijk en Nederland. Het heeft Europese bestuurders laten zien hoe groot hun verantwoordelijkheid is als het gaat om communicatie. Europa lijdt niet onder een gebrek aan democratie – dat is een oneerlijke beschuldiging – maar onder een gebrek aan informatie, uitleg, aangepaste, interactieve en begrijpelijke communicatie.

Ofschoon ik blij ben met dit Witboek, betreur ik het dat het zich beperkt tot een aantal vragen en principes. De tijd van forums, raadplegingen, enquêtes en netwerken en het nadenken over maatregelen ligt achter ons: het is nu tijd om tot actie over te gaan.

De drie belangrijkste punten van dit document zijn in mijn ogen de punten 23, 24 en 32. Op school wordt de strijd om Europees burgerschap gewonnen. Dat proeven wij dagelijks in onze gesprekken met studenten. Het hoger onderwijs brengt, dankzij Erasmus, de echte burgers van Europa voort, die rechtstreeks in contact staan met onze culturen en onze verschillen, en we moeten samenwerken met de traditionele media, want ik heb geen vertrouwen in de alternatieve media, om ons dagelijks werk en de toegevoegde waarde van onze wetgeving onder de aandacht te brengen.

Tot slot, Voorzitter, wil ik nog zeggen dat we voor een enorme uitdaging staan en dat dit debat cruciaal is, want de echte bedreiging voor Europa is niet scepsis maar onverschilligheid, die we moeten bestrijden, en ons wapen is communicatie.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik voer het woord namens de Nieuwe Socialistische Partij van Italië. Ik ben het eens met de commissaris dat het nodig is om de instellingen dichter bij de burgers te brengen, onder meer via een doeltreffend communicatiebeleid.

Maar het is vooral de aanpak van de rapporteur waar ik mij in kan vinden. Hij stelt namelijk dat, als alle instellingen een gemeenschappelijk beleid gaan voeren, dit ten koste kan gaan van de vrijheid van meningsuiting. Ook kan hierdoor de mogelijkheid om de communicatie af te stemmen op de verschillende actiegebieden en op de maatschappelijke en technologische ontwikkeling, in het gedrang komen, terwijl daar juist zo’n behoefte aan is. Een juridisch kader zou een sector die het helemaal moet hebben van creativiteit en spontaneïteit, alleen maar onnodig belasten. Laten wij niet vergeten dat de communicatie een middel en niet het uiteindelijke doel is. Als wij willen dat de burgers dichter bij de instellingen komen, moeten wij zelf alles in het werk stellen om dichter bij die burgers te komen en te luisteren naar de verzoeken die uit de samenleving komen.

Wij moeten er dus voor zorgen dat er geen onnodige wetgeving wordt gemaakt. Wij moeten ons bezighouden met beleid en acties die een concreet en positief effect op de groei en ontwikkeling hebben. Het project van de grondwet moet opnieuw van de grond komen en vóór alles moet de efficiency verhoogd worden door een punt te zetten achter die absurde maandelijkse verhuizingen die handenvol geld kosten. Als wij dat allemaal voor elkaar krijgen en als wij dat dan ook nog weten over te brengen, komen wij vanzelf wel dichter bij de burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Péter Olajos (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, volgens een populaire theorie ging de mens zich van zijn omgeving onderscheiden door spraak, oftewel de mogelijkheid tot communiceren. Aangezien ik geen gedragsdeskundige ben, weet ik niet of het echt zo is gegaan, of dat ook andere factoren een rol hebben gespeeld. Het is echter een onweerlegbaar feit dat de mens het meest communicatieve schepsel op aarde is. Anders gezegd: ontwikkelde communicatie is de unieke en natuurlijke eigenschap van de mens.

Het probleem is dat niet alleen wij maar ook de door ons opgerichte instellingen, organisaties en groepen de behoefte hebben om te communiceren, wat niet eigen is aan deze organisaties en ook niet de essentie van hun wezen weergeeft. Door de geschiedenis te bestuderen kunnen we de conclusie trekken dat de instellingen die ons leven organiseren en besturen, in het verleden niet altijd streefden naar een hoog communicatieniveau en zich daar soms zelfs expliciet afzijdig van hielden. Het streven naar een zo compleet mogelijke communicatie met de maatschappij is een kenmerk van onze democratie, mogelijk gemaakt door de twintigste-eeuwse revolutie op het gebied van telecommunicatie. Zonder radio, tv en internet zouden we het nu niet eens over dit onderwerp kunnen hebben.

Dit alles in overweging nemende durf ik te stellen dat de Europese Unie een van de meest open en communicatief vaardige organisaties is waarmee we ooit te maken hebben gehad in Europa. Natuurlijk is zij niet perfect, verre van dat, maar tot nu toe is het de beste optie. Er zouden minder afkortingen en vakjargon kunnen worden gebruikt, de gehanteerde begrippen zouden helderder en begrijpelijker kunnen zijn, enzovoorts.

Dit is echter niets waard als de EU als communicator niet geloofwaardig is. Zonder geloofwaardigheid komt zelfs een begrijpelijke boodschap niet over. Hier wil ik nog het volgende aan toevoegen: degenen die vooral afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de Europese Unie zijn uitgerekend de politici en de regeringen van de lidstaten. In hun uitingen komt de EU uitsluitend voor als oorzaak van de problemen, terwijl de positieve resultaten van de Europese Unie altijd als successen op het conto van de betreffende regering worden bijgeschreven. Dit Witboek kan dan ook alleen succesvol zijn als de lidstaten zich inzetten voor de formulering en de ondersteuning van een nieuw, gemeenschappelijk Europees communicatiebeleid.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Badia i Cutchet (PSE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte afgevaardigden, in het debat over het onderhavige verslag hebben we het opnieuw over de afstand tussen de communautaire instellingen en de burger en over de manier waarop we die afstand kunnen verkleinen.

Hoewel ik erken dat de Commissie en het Parlement hun uiterste best doen om die afstand te verkleinen, denk ik dat de steun van de media en nationale parlementen een absolute noodzaak is.

Men is het er in het algemeen over eens dat wat hier gebeurt in de ogen van de nationale media geen nieuws is en de burger maar zelden interesseert. Daarom zouden we op de eerste plaats de media rechtstreekser moeten betrekken, zodat ze ons helpen om de communautaire dimensie zonder vakjargon aan de burgers uit te leggen. Met hun medewerking moet het ook haalbaar zijn om nieuws over de Europese Unie op tijdstippen uit te zenden waarop veel mensen kijken.

Wij moeten er op onze beurt voor zorgen dat deze vaklieden hun werk gemakkelijk kunnen doen, en het is absoluut noodzakelijk om de procedures te vereenvoudigen en transparanter te maken. We moeten ook samenwerken met de nationale parlementen die kunnen aangeven wat er speelt op nationaal, regionaal, en lokaal niveau en zodoende feedback geven over kwesties die te maken hebben met Europees beleid.

Voorts denk ik dat we internet moeten blijven zien als een van de belangrijkste media voor informatieverstrekking over de Unie. Internet bereikt echter een deel van de bevolking dat al geïnteresseerd is. Er is nog een ander publiek, dat alleen gebruik maakt van traditionele media – televisie en radio – via de eigen nationale, regionale of plaatselijke kanalen of zenders.

In dit opzicht kunnen nieuwe technologieën een nieuw perspectief bieden, door het integreren van verschillende diensten en producten en het tot stand brengen van een multimodale informatieoverdracht, waardoor een groter doelpubliek wordt bereikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur.

In de korte tijd die ik heb, wil ik laten zien welke strategie de voormalige Voorzitter van dit Parlement, Pat Cox, gebruikte om over Europa te communiceren. Hij begon ooit een beroemde toespraak door te praten over de lokale gevolgen van de Europese Unie voor een kleine gemeenschap in het zuiden van Ierland, die Europese wetgeving had gebruikt om haar telefoondienst in stand te houden. Vervolgens schakelde hij over naar mondiaal of Europees niveau door te spreken over Europese waarden en onderwerpen, zoals de stranden met de blauwe vlag, de Europese gezondheidskaart en andere zaken waar de Europese burgers baat bij hebben. Dat is een goede strategie – het communiceren van de toegevoegde waarde van Europa op lokaal, regionaal, Europees en mondiaal niveau.

Kijkt u eens naar twee voorbeelden van wetgeving die we deze week hebben aangenomen. We hebben een amendement aangenomen op het Verdrag van Aarhus, dat al zorgde voor inspraak van het publiek bij de besluitvorming en toegang tot de rechter in milieuaangelegenheden. Daar hebben we de niet-gouvernementele organisaties aan toegevoegd. Dat zal verschil gaan uitmaken op lokaal niveau, waar de burgers de uitkomst van besluitvormingsprocessen kunnen beïnvloeden. En we hebben de dienstenrichtlijn aangenomen. Ook dat zal positieve gevolgen hebben voor onze burgers.

 
  
MPphoto
 
 

  Luca Romagnoli (NI). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het streven met het Witboek inzake een Europees communicatiebeleid was om de groeiende euroscepsis af te remmen, zoals die is gebleken uit de uitslag van de volksraadplegingen in Frankrijk en Nederland. Dat is een duivelse vondst om te proberen de kloof tussen de Unie en de burgers te dichten, terwijl het er juist om ging wat minder abstract te doen en de burgers niet zo lastig te vallen met allerlei verordeningen en richtlijnen.

Ik ben het volledig eens met de rapporteur, die stelt dat als men gedragsregels gaat voorschrijven waaraan alle Europese instellingen zich zouden moeten houden, er uiteindelijk nog minder ruimte voor onafhankelijke meningen overblijft. Dit geldt des te meer voor het Parlement, waar toch al zo’n krappe ruimte voor vrijheid is. Denk bijvoorbeeld maar aan de manier waarop de Voorzitter wordt verkozen, en aan de vele malen dat er wordt beknibbeld op de spreektijd voor de niet-ingeschrevenen of op hun zeggenschap in het wetgevingsproces. Dat beetje vrijheid dat er is, zou dus nog verder worden teruggedrongen door een gedragscode die de communicatiemogelijkheden van onze instelling moet voorschrijven. Ik zou zeggen: hou toch op al dat geld over de balk te gooien met zulke absurde propaganda.

 
  
MPphoto
 
 

  Reinhard Rack (PPE-DE).(DE) Mijnheer de Voorzitter, de Europese Unie is moeilijk te verkopen. Daarmee is niets gezegd over haar nut, het is slechts een constatering waar het de voorlichting over Europa betreft. Europa houdt zich bezig met hoogst complexe vraagstukken, onze besluitvorming is tijdrovend en moeizaam. Dat maakt het moeilijk de Europese burgers inzichtelijk te maken wat voor nut Europa voor hen heeft.

Een deel van de schuld voor deze misère ligt echter ook bij ons. De Europese Commissie kan er in haar streven naar opperste objectiviteit niet toe komen zich onomwonden positief over de Europese Grondwet uit te spreken. Het bestuursorgaan van ons Parlement doet er alles aan om de bezoekers in Brussel en Straatsburg zo ver mogelijk in achterkamertjes en kelderruimtes weg te stoppen.

Daarom moet er nieuwe en betere informatie komen en geen ruzie over de wettelijke basis. We zitten verlegen om goede, journalistiek gemaakte televisieberichtgeving over het werk van de EU, waar de mensen iets van opsteken. We zitten niet te wachten op hoogglansbrochures die niemand leest en die iedereen weggooit.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrew Duff (ALDE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, het zou een grote vergissing zijn als we ons halsoverkop in wetgeving op dit gevoelige terrein zouden storten. Het is duidelijk dat een Europese mediawet complex, controversieel en impopulair zal zijn. Mijn fractie is daarom fel tegen de inzet van artikel 308, een inzet die noch nodig, nog gepast is. Wij zien veel meer in het oorspronkelijke en pragmatische voorstel van de Commissie voor een gedragscode.

 
  
MPphoto
 
 

  Alejo Vidal-Quadras (PPE-DE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, op 1 februari 2006 heeft de Commissie het Witboek inzake een Europees communicatiebeleid gepresenteerd. Het door de Commissie cultuur en onderwijs met ruime meerderheid goedgekeurde verslag van de heer Herrero bevat niet alleen de hoofdlijnen van de voorstellen van de Commissie, maar ook een wezenlijk nieuw element, dat zowel in het Parlement als op interinstitutioneel niveau heeft geleid tot een ernstig, diepgaand debat.

In paragraaf 10 van het verslag van de heer Herrero wordt de Commissie verzocht de mogelijkheden te bezien van de invoering van een Europees programma voor voorlichting en communicatie op basis van artikel 308 van het Verdrag.

Als ondervoorzitter bevoegd voor voorlichting en communicatie in dit Parlement heb ik dit debat op de voet gevolgd en ik wil erop wijzen dat de interinstitutionele groep zijn steun heeft verleend aan het creëren van zo’n rechtsgrondslag, net als alle instellingen, hetgeen de heer Herrero al aangaf. Mijn conclusie is dat het het proberen waard is.

Ik ben me bewust van de bezwaren die dit voorstel heeft opgeroepen, die allemaal te maken hebben met een verlies van controle van het Parlement, hetgeen wel merkwaardig is, waarde collegae, want iets wat je niet hebt, kun je moeilijk kwijtraken.

Toch moeten we drie zaken voor ogen houden. Ten eerste geeft het verslag duidelijk aan dat als de Commissie een voorstel doet, het Parlement ten volle betrokken moet zijn bij het tot stand brengen van de inhoud van dat voorstel; ten tweede beschikt het Parlement over een krachtig instrument: de begrotingscontrole; en ten derde is er de Interinstitutionele Groep voor Voorlichting, belast met het uitwerken van de basisrichtsnoeren voor het communicatiebeleid.

We moeten af van onze complexen en een communicatiestrategie ontwikkelen die Europa met argumenten, maar ook met enthousiasme, geestdrift en bezieling weet te presenteren, uit te leggen en te verdedigen.

Daarom verleen ik mijn oprechte steun aan het verslag van de heer Herrero en zijn voorstel om een programma in te voeren op basis van artikel 308 van het Verdrag.

 
  
MPphoto
 
 

  Margot Wallström, vicevoorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik moet toegeven dat ik door dit debat lichtelijk in verwarring ben gebracht. In het Witboek over een nieuw communicatiebeleid hebben we in de eerste plaats geprobeerd om de problemen met eerder communicatiebeleid te analyseren en te bekijken wat we precies moeten doen om ervoor te zorgen dat we het recht van burgers op informatie op democratische wijze kunnen waarborgen en ervoor te zorgen dat de burgers inspraak hebben bij de besluitvorming in Europa.

We hebben vijf actiegebieden afgebakend. We moeten gemeenschappelijke beginselen overeenkomen, zoals vrijheid van meningsuiting, diversiteit, inclusie, participatie. We moeten burgers mondig maken. We moeten ze op verschillende manieren bij de besluitvorming betrekken, van burgereducatie, door ze basiskennis bij te brengen over wat er allemaal speelt, tot het aangaan van bindingen met maatschappelijke organisaties. We kunnen niet voorbijgaan aan de nieuwe media en nieuwe technologieën. Als we denken dat het om met de burgers te communiceren genoeg is om een artikel in The Financial Times te publiceren, zeg ik sorry, dit is 2006. Het debat wordt ook op andere plaatsen gevoerd.

De echte scheidslijn, zoals iemand tijdens een van onze conferenties van belanghebbenden zei, ligt tussen degenen die de besluiten nemen en de gebruikers van internet.

Als je kijkt naar de campagne in Frankrijk, waren de meeste websites over de Grondwet ‘nee-websites’. Waar waren de voorstanders? Die maakten te weinig gebruik van internet. We moeten begrijpen en omarmen wat er gebeurt op het gebied van de nieuwe technologieën.

Het vierde hoofdstuk is het begrijpen van de publieke opinie. We moeten het volgen van de publieke opinie en het verbinding maken met de publieke opinie veel professioneler aanpakken. Zoals velen van u hebben gezegd, moeten we dit samen doen. Alle instellingen moeten hun verantwoordelijkheid nemen.

Er zijn er die ons er in dit debat van hebben beschuldigd dat we propaganda verspreiden zodra we ook maar iets doen, en anderen lijken te denken dat het genoeg is om het aantal informatiepunten van Europa Direct te vergroten. Dat is niet zo. We moeten een serieus communicatiebeleid hebben als instrument voor het versterken van de democratie en als instrument voor de burgers. Die hebben het recht om beter begrepen te worden. Ze hebben het recht op participatie in een publieke omgeving waar we een echte Europese politieke cultuur en echte pan-Europese media hebben, die het debat dat wordt gevoerd goed weergeven en die ons helpen dat debat te begrijpen en te volgen. Ook moeten we voor de burgers ontmoetingsplaatsen creëren waar ze kunnen participeren.

U zegt dat we al democratie hebben in Europa. Maar we hebben wel een “participatietekort”. De meerderheid van de burgers zegt heel weinig of niet genoeg te weten over de Europese Unie en haar instellingen, en niet te kunnen volgen wat het Europees Parlement of de Commissie doen. Kunnen wij gewoon zeggen dat dat ons niets kan schelen en op dezelfde voet verder gaan? We moeten de manier waarop we met de burgers communiceren veranderen en het is hun goed recht om met ons in de slag te gaan.

We zullen blijven werken aan alle punten die u hebt genoemd. We hebben het aantal informatiecentra van Europa Direct gestaag uitgebreid. Er zijn er nu vierhonderd en voor het eerst zijn er nu ook een paar in het Verenigd Koninkrijk. We zullen dat aantal komend jaar uitbreiden met dertig nieuwe centra en we zullen doorgaan met het vervullen van onze plicht om de burgers te informeren, maar dat is nog niet voldoende. Het gaat niet alleen om het geven van informatie, het gaat om communicatie. We moeten er tweerichtingsverkeer van maken.

Het merendeel van de burgers haalt het merendeel van zijn informatie van radio en televisie, dus we moeten ervoor zorgen dat we de radio en de televisie op alle niveaus helpen bij het verslag uitbrengen aan de burgers over wat er speelt. Dat is ook een onderdeel van ons beleid.

We zullen verordening (EG) nr. 1049/2001 gaan herzien, omdat toegang tot informatie cruciaal is. Transparantie, openheid en toegang tot informatie staan centraal in een nieuw communicatiebeleid.

Natuurlijk zullen we ook de inhoud van allerlei beleid bespreken: dat is de kern van alles wat we doen. Een communicatiebeleid kan een goed beleid of een goede beleidsvorming niet vervangen. Daarom concentreren we ons op Plan D-activiteiten, waarbij we de burgers vragen om deel te nemen aan het politieke debat over de toekomst van Europa.

We nemen de voorstellen voor praktische maatregelen zoals Agora, die van groot belang zijn, heel serieus.

We hebben de problemen die het gevolg waren van het ontbreken van een echt communicatiebeleid geanalyseerd. We hebben vijf actiegebieden afgebakend. We willen een serieuze reactie van het Europees Parlement. Zijn dit de goede gebieden? Als u andere voorstellen hebt, zullen wij meer dan bereid zijn om heel praktische ideeën uit te werken, zodat we kunnen terugkomen om de nodige begrotingsmiddelen daarbij te vragen. We zullen dat combineren met het hervormen van de manier waarop we intern werken, om professioneler, opener, transparanter en democratischer te worden.

Ik dank u voor dit debat en ik hoop dat we over deze zeer belangrijke beginselen zullen blijven discussiëren bij onze pogingen om een communicatiebeleid te maken dat goed is voor de Europese Unie en al haar instellingen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Dank u, mevrouw de commissaris.

Ik popelde om een duit in het zakje te doen in dit debat. De commissaris heeft de zaken op een buitengewoon billijke wijze uiteengezet en ik bedank haar voor de krachtige manier waarop zij zich heeft uitgedrukt, maar ik zou mijn boekje te buiten gaan als ik méér zei.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Gurmai (PSE). – (EN) De communicatie is pragmatisch als deze is gebaseerd op een regelmatige dialoog met Europese burgers, bespreking en verduidelijking van de doelen en strategieën van de EU en gericht is op de ontwikkeling van een succesvol Europees Project. Een deel van de verantwoordelijkheid ligt bij de EU, maar het andere deel bij de lidstaten. Het belangrijkste doel is efficiëntie. Daarom moet de communicatie doelgericht zijn en een rechtsgrondslag hebben.

Het is een must dat de dynamische Europese samenleving zelf hierbij een beslissende rol speelt. De communicatie moet met behulp van verschillende hulpmiddelen gericht zijn op alle leden van de samenleving, zowel via traditionele methoden als via nieuwe communicatietechnologieën. Communicatie met een duidelijk gedefinieerde boodschap, een heldere visie over Europa en het Europese beleid, in de eigen taal van de burgers.

Europese burgers zien Europa graag als een model van een groeiende economie, concurrentievermogen, sociale samenhang en solidariteit, en hebben graag het gevoel deel uit te maken van de besluitvormingsprocessen. Correcte communicatie moet echter niet alleen bestaan uit het bekendmaken van succesverhalen, aanbevolen procedures en toegevoegde waarden, maar ook van uitdagingen, problemen waarop onze samenlevingen zich moeten voorbereiden en waarvoor we samen oplossingen moeten zien te vinden. Hier moeten wij naartoe werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE). – (HU) Scepsis, een Grondwet die het niet heeft gehaald, en groeiende onzekerheid tegenover het uitbreidingsproces, de nieuwe lidstaten en de Europese Unie zelf – dat zijn de gevolgen van het inadequate Europese communicatiebeleid. Met deze wetenschap in het achterhoofd moeten we het Witboek van de Commissie met open armen ontvangen plus de doelstelling die erin wordt verwoord. namelijk dat er gewerkt moet worden aan de relatie tussen de Unie en haar burgers. Het tot stand brengen van een Europese maatschappelijke laag van goed geïnformeerde burgers die ook buiten hun eigen landgrenzen opereren, moet zonder enige twijfel het doel zijn van een effectief Europees communicatiebeleid.

Aan de ene kant moeten we de informatie die we verschaffen over het functioneren en de doelen van de Europese instellingen wezenlijk verbeteren, en aan de andere kant moeten we kunnen luisteren naar de burgers in de lidstaten en ze actief deel laten nemen aan het vormgeven van Europees beleid. De burgers zijn het best te bereiken op lokaal, regionaal en nationaal niveau, en om ervoor te zorgen dat ze beter geïnformeerd zijn, moet het contact tussen deze drie niveaus en de instellingen van de Unie worden geïntensiveerd en de informatiestroom effectiever worden gemaakt.

Het is niet voldoende om alleen de juiste communicatiekanalen op te zetten tussen de twee groepen; de boodschap zelf moet ook in een begrijpelijke en duidelijke vorm gegoten worden. Met het oog hierop moeten we het vakjargon afschaffen dat binnen de EU wordt gebezigd en dat vaak zelfs voor een deskundig publiek moeilijk te interpreteren is. Het succes van het Europa-project hangt er onder meer vanaf of de burgers van de Europese Unie, die de doelgroep en het onderwerp van het project vormen, het als iets van henzelf beschouwen.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid