Index 
Volledig verslag van de vergaderingen
PDF 1091k
Woensdag 29 november 2006 - Brussel Uitgave PB
1. Hervatting van de zitting
 2. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen
 3. Ingekomen stukken: zie notulen
 4. Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen
 5. Schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen
 6. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
 7. Kredietoverschrijvingen: zie notulen
 8. Agenda: zie notulen
 9. Debat over de toekomst van Europa (debat)
 10. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen
 11. Samenstelling Parlement: zie notulen
 12. Bekendmaking gemeenschappelijke standpunten van de Raad: zie notulen
 13. Top Rusland/EU (debat)
 14. Toetreding van Bulgarije - Toetreding van Roemenie (debat)
 15. Economische en sociale gevolgen van de herstructurering in de autosector in Europa (debat)
 16. Europees financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten (debat)
 17. Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang
 18. Uitvoering van het zevende kaderprogramma van de EG (specifieke programma's OTOD en nucleair onderzoek) (debat)
 19. Pyrotechnische artikelen (debat)
 20. Rechten van de patiënten in de Europese Unie (debat)
 21. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen
 22. Sluiting van de vergadering


  

VOORZITTER: JOSEP BORRELL FONTELLES
Voorzitter

(De vergadering wordt om 15.05 uur geopend)

 
1. Hervatting van de zitting
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op donderdag 16 november 2006 werd onderbroken, te zijn hervat.

 

2. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen

3. Ingekomen stukken: zie notulen

4. Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen

5. Schriftelijke verklaringen (indiening): zie notulen

6. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen

7. Kredietoverschrijvingen: zie notulen

8. Agenda: zie notulen

9. Debat over de toekomst van Europa (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het debat over de toekomst van Europa, waaraan de eerste minister van Ierland en lid van de Europese Raad zal deelnemen.

Tijdens dit debat zal er - voor het eerst, en bij uitzondering - simultaan getolkt worden vanuit het Iers naar alle officiële talen.

(Applaus)

Volgens de planning zal dit eerste punt van de agenda tot 16.30 uur duren. Daarna krijgen we de verklaringen van de Raad en van de Commissie over de Top tussen Rusland en de Europese Unie. De spreektijden zullen moeten worden aangepast aan dit tijdschema.

In de eerste plaats wil ik namens u de eerste minister van Ierland welkom heten.

Geachte ‘Taoiseach’, over enkele weken, in het nieuwe jaar, zal ons Parlement het Iers als de eenentwintigste officiële taal aannemen. We zullen in dit meertalige Parlement al het mogelijke doen om de met de Verdragen gemaakte afspraken na te komen en het recht om alle talen te gebruiken in onze plenaire vergadering te respecteren.

Degene die ons vandaag bezoekt is de Taoiseach van Ierland, iemand die al heel lang lid is van de Europese Raad. Hij is een van de decanen van de Europese Raad, waar hij al sinds 1997 zitting in heeft (dat is binnenkort tien jaar).

Hij nam de leiding van de regering van Ierland op zich kort na de Raad van Amsterdam, de eerste - mislukte - poging om de Europese instellingen serieus te hervormen.

Vervolgens maakte hij de marathon van Nice mee, die uitmondde in een Verdrag dat vanuit institutioneel oogpunt als weinig bevredigend werd ervaren.

Dat Verdrag - het Verdrag van Nice - werd door de Ierse bevolking in 2001 in een referendum verworpen. De Ierse premier aanvaarde de uitdaging echter en organiseerde een intensieve voorlichtingscampagne, waarmee hij bereikte dat achttien maanden later, in 2002, Ierland het Verdrag van Nice in een tweede referendum alsnog aannam. Het Europees Parlement was daar zeer verheugd over en heeft hem toen uitbundig gefeliciteerd.

Daarna was hij de voorzitter van de Europese Raad tijdens de Intergouvernementele Conferentie over het Grondwettelijk Verdrag, in juni 2004. Iedereen die aan de Conventie heeft deelgenomen, herinnert zich zijn pelgrimstocht langs verschillende Europese hoofdsteden op zoek naar een compromis, dat hij uiteindelijk ook wist te bereiken.

U bent daarom, mijnheer de eerste minister, een bevoorrechte getuige van onze institutionele zoektocht. En daarom is het voor ons een voorrecht dat u vandaag hier bij ons bent om ons uit te leggen hoe volgens u de Europese Unie uit de impasse kan komen waarin zij zich op dit moment bevindt.

Ierland heeft daarnaast een intensief maatschappelijk debat ontwikkeld. Sinds vijf jaar is er een permanent forum; dat is in ieder geval de winst die we geboekt hebben met het ‘nee’ van de referenda in een paar landen: we debatteren weer over Europa, we hebben het maatschappelijk debat weer aangezwengeld en Ierland is waarschijnlijk het land dat dit op de meest gestructureerde wijze heeft gedaan, en bovendien op een permanente basis.

U herinnert zich allemaal dat in de afgelopen maand mei de Belgische premier onze gast was, en dit is de tweede keer dat een premier bij ons te gast is en bereid is met ons in debat te gaan. Dit is een nieuwe ontwikkeling, want de plenaire vergadering ontvangt in principe alleen staatshoofden of regeringsleiders die het voorzitterschap van de Raad op zich nemen.

In dit geval bent u het die wij welkom heten, in een nieuwe context. U hebt alle tijd die u nodig heeft om ons uw visie uiteen te zetten, en daarna zal er een eerste ronde van interventies plaatsvinden met de voorzitters van de fracties, waarop u, als u dat wilt, kunt antwoorden voordat we naar de interventies van de andere afgevaardigden overgaan.

Hartelijk dank voor uw aanwezigheid, Taoiseach. Gaat uw gang.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Bertie Ahern, eerste minister van Ierland. - (EN) Voorzitter Borrell, het is mij een grote eer opnieuw hier te mogen zijn. Ik ben heel dankbaar voor de uitnodiging om vandaag met alle leden van het Europees Parlement van gedachten te wisselen over de toekomst van Europa. Ik ben meer dan de helft van mijn leven parlementariër geweest en ik ben blij met deze nieuwe gelegenheid om het enige rechtstreeks gekozen, meertalige wetgevingsorgaan in de wereld toe te spreken.

Sinds ik de laatste keer, in 2004, tot u heb gesproken is de constructieve rol van het Europees Parlement in de behartiging van de belangen van de Europese burgers verder toegenomen. Uw visie is nodig bij de moeilijke uitdagingen die voor ons liggen. Ik wens u, mijnheer de Voorzitter, alle succes voor het resterende deel van uw termijn. Ik wens ook uw opvolger veel succes. Ik wens u succes voor de toekomst, en ik feliciteer u met alles wat u hebt bereikt.

We kijken met name uit naar het bezoek dat u in de komende dagen aan Dublin zult brengen, aan het Forum voor Europa, waarin we enorm veel energie hebben gestoken. Ik dank u voor uw vriendelijke opmerkingen over het Forum voor Europa. Het is geen overheidsorgaan, maar vertegenwoordigt veeleer alle organisaties in het land, en het is enorm succesvol. U bewijst ons een grote eer door te komen en het Forum toe te spreken.

Zowel op Europees als op nationaal niveau moeten wij Europa uitleggen aan het publiek: dat blijft waarschijnlijk onze grootste uitdaging. Mijnheer de Voorzitter, ik kijk daarom bijzonder uit naar deze discussie en naar de discussies met u in de komende dagen. U zult een land bezoeken dat enorm heeft geprofiteerd van zijn lidmaatschap van de Europese Unie. Er zijn enkele opmerkelijke feiten. Toen we ons in 1973 bij Europa aansloten, was ons nationale welvaartsniveau slechts 60 procent van het Europees gemiddelde. Ook na de toetreding werden we geplaagd door emigratie, werkloosheid, hoge inflatie en torenhoge schulden. Deze slechte situatie is de afgelopen jaren volledig omgedraaid.

De rol van de Europese Unie was hierin essentieel. Europa heeft ons in een kritieke periode in onze nationale ontwikkeling steun van onschatbare waarde gegeven. De uitdrukking ‘de toekomst van Europa’ is een deel van ons jargon geworden, zoals zoveel frasen. Laten we echter ook niet vergeten wat de werkelijke betekenis is van de woorden ‘de toekomst van Europa’, niet alleen voor onszelf maar ook voor wereld om ons heen.

Voor onze mensen in Europa betekenen deze woorden - nu we de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome naderen - consolidatie en ontwikkeling van onze buitengewone Unie. Onze Unie is zo succesvol dat veel mensen het succes nu voor vanzelfsprekend houden. In een wereld met zoveel onzekerheid, onderdrukking, armoede en geweld, is de Unie een baken van welvaart, stabiliteit en diepgewortelde democratie.

Robert Schuman heeft de essentie van de Europese Unie, van deze krachtige mengeling van pragmatisme, geduld en visie, goed verwoord toen hij opmerkte: “Europa zal niet in één klap worden gerealiseerd, niet door één allesomvattende constructie. Het zal het resultaat zijn van concrete stappen voorwaarts, die allereerst een feitelijke solidariteit tot stand brengen.”

Onze Unie is geen naar binnen gekeerde Unie en mag dat ook nooit worden. Vanaf 1 januari zijn we met de welkome toetreding van Bulgarije en Roemenië een Unie van Zevenentwintig. We zullen open blijven staan voor verdere uitbreiding, overeenkomstig onze toezeggingen, onze verantwoordelijkheden en onze beginselen.

We hebben ook steeds grotere verantwoordelijkheden jegens de internationale gemeenschap. Het is inderdaad paradoxaal dat we intern onzeker lijken te zijn ten aanzien van de precieze richting waarin onze Unie zich in de toekomst moet ontwikkelen, maar dat onze externe rol tegelijkertijd belangrijker of duidelijker is geworden dan ooit tevoren. De ons omringende wereld vraagt Europa steeds vaker om leiding, om steun en om de bevordering van onze waarden.

De grondleggers van Europa zouden trots zijn geweest als ze het Europa van nu zagen, als ze zagen wat we zijn en wat we onze wereld brengen. Ze zouden echter volhouden dat onze maatstaf niet moet zijn waar we vandaan komen, maar wat we nog moeten bereiken.

Europa staat momenteel voor meer uitdagingen dan ooit tevoren: globalisering, technologische veranderingen, migratie, continue energievoorziening en terrorisme. Deze uitdagingen zijn niet in Brussel of Straatsburg verzonnen. Ze zijn op de agenda van de Unie gekomen omdat het voor al onze burgers zeer reële uitdagingen zijn die hun rechtstreeks aangaan. De uitdaging moet niet alleen het hoofd worden geboden, maar ook worden aangepakt op een wijze die onze burgers geruststelt en een antwoordt geeft op hun zorgen en ambities.

De Unie volgt in haar aanpak van deze kwesties terecht twee algemene, parallelle sporen. Voor beide sporen zal de rol van het Europees Parlement cruciaal zijn. Enerzijds blijven we ons bezinnen op de kwestie van het Grondwettelijk Verdrag. We komen hier in juni op terug aan de hand van het verslag van bondskanselier Merkel. Anderzijds proberen we op een praktische manier binnen de bestaande Verdragen iets te doen aan de zorgen van onze burgers. Deze sporen zijn beide noodzakelijk. We kunnen niet wachten met praktische voortgang. Evenmin kunnen we de ogen sluiten voor de noodzaak de Unie een samenhangende, gestroomlijnde basis te geven voor de aanpak van de problemen van de nieuwe eeuw.

Het Grondwettelijk Verdrag is bedoeld om de broodnodige basis te bieden voor praktische vooruitgang. De praktische vooruitgang waarnaar we streven, zal doorgaan en bijdragen aan een positieve context voor het bereiken van overeenstemming over de urgente institutionele vraagstukken. Ik wil op deze twee met elkaar verband houdende kwesties apart ingaan.

Niemand kan met enige zekerheid voorspellen wat de toekomst zal brengen voor het Grondwettelijk Verdrag. Natuurlijk is er geen eenvoudig antwoord. Ik wil echter graag kort mijn eigen overdenkingen met u delen, en ik kijk ernaar uit uw eigen ideeën te horen in het debat van vanmiddag.

Als we willen beoordelen wat er voor ons ligt, is het vaak goed eerst kort te kijken naar de redenen waarom, en de manier waarop we op het huidige punt zijn gekomen. De geschiedenis is belangrijk, want zij kan ons helpen verstandige keuzen voor de toekomst te maken. Aangezien het Ierse voorzitterschap het voorrecht had om de onderhandelingen in de Intergouvernementele Conferentie af te sluiten, ben ik me bijzonder bewust van de processen die het toen bereikte akkoord mogelijk hebben gemaakt. Laat ik daarom eerst de drie fundamentele kwesties memoreren die verband houden met de situatie waarin we zijn terechtgekomen.

Het is op de eerste plaats belangrijk te bedenken dat er over het Grondwettelijk Verdrag een akkoord is bereikt omdat het Verdrag nodig was. De noodzaak van een aantal wezenlijke bepalingen is eerder toegenomen dan afgenomen. We hebben het meer samenhangende buitenlands beleid van het Verdrag nodig om aan onze toenemende internationale verplichtingen te kunnen voldoen. We hebben zijn subtiele, evenwichtige en effectieve bepalingen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken nodig om onze strijd tegen de criminaliteit te kunnen versterken. We hebben behoefte aan zijn meerwaarde met betrekking tot open, begrijpelijke, democratische en effectieve procedures, met inbegrip van een aanzienlijk uitgebreide rol voor het Europees Parlement. We hebben behoefte aan zijn beginselen en zijn waarden.

Wij hebben het Grondwettelijk Verdrag echter niet alleen nodig wegens zijn specifieke elementen, maar ook omdat stabiliteit, welvaart en samenhang van Europa op de lange termijn van fundamenteel belang zijn voor onze eigen bevolking en voor de mensen buiten onze grenzen.

Op de tweede plaats was het proces dat tot een akkoord over het Grondwettelijk Verdrag heeft geleid, een lang, ingewikkeld en moeilijk proces. De Conventie was weergaloos in haar openheid en prestaties. Het Europees Parlement heeft heel veel invloed gehad in de Conventie, die ook sterk heeft geprofiteerd van de directe betrokkenheid van de nationale parlementen. In de daaropvolgende Intergouvernementele Conferentie zijn intensieve besprekingen op zowel bilateraal als collectief niveau gevoerd en daarin is zorgvuldig rekening gehouden met de standpunten van de verschillende lidstaten alsook met die van de Commissie en het Parlement. Het proces dat tot een akkoord heeft geleid, was een veelomvattend en inclusief proces. Ik heb alle hoofdsteden bezocht, zoals de Voorzitter zo vriendelijk in herinnering bracht. Er is naar iedereen geluisterd en iedereen heeft geholpen het resultaat vorm te geven.

Op de derde plaats konden de deelnemers het resultaat van de onderhandelingen uiteindelijk accepteren, omdat ze dit zagen als een evenwichtig totaalpakket. Met name de institutionele bepalingen hingen onderling nauw samen en vormden één geheel.

De problemen rond de vraag hoe het nu verder moet met het Grondwettelijk Verdrag, zijn groot. Als ik echter een analyse maak van wat Europa nodig heeft, van hoe we op het punt zijn gekomen waar we ons nu bevinden, en van wat de alternatieven zijn, kom ik tot de overtuiging dat wij op het geschikte moment moeten terugkeren naar de inhoud en het evenwicht van het Grondwettelijk Verdrag. Dat lijkt mij de juiste en meest realistische optie. Ik begrijp dat dit in grote lijnen ook het standpunt van dit Parlement is.

Wanneer we verdergaan, moeten we ervoor zorgen dat de vooruitgang op een inclusieve leest wordt geschoeid, en rekening wordt gehouden met ieders belangen en standpunten, met inbegrip van de legitieme zorgen die de burgers in veel lidstaten hebben geuit.

Bondskanselier Merkel zal nauw overleg plegen met elke lidstaat en met de instellingen. Ik twijfel er niet aan dat haar verslag aan de Europese Raad van juni goed onderbouwd en tactvol zal zijn. Ik wil echter op dit punt graag vier overwegingen meegeven.

Allereerst moeten we blijven werken aan een andere context voor de heroverweging van het Grondwettelijk Verdrag. Dit betekent dat we de zorgen van onze burgers over zaken variërend van werkeloosheid tot tarieven voor mobiele telefonie, van uitbreiding tot de bestrijding van de criminaliteit, zo effectief mogelijk moeten blijven aanpakken. Dat is wat u, de rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van de Europese bevolking, week in week uit zo effectief doet.

Op de tweede plaats biedt de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome volgend jaar maart een belangrijke gelegenheid om de successen en het potentieel van de Unie onder de aandacht van onze burgers te brengen. Als dan een korte, eloquente en door consensus gekenmerkte verklaring wordt afgelegd namens de Raad, de Commissie en het Europees Parlement, zal dat een heel positief element kunnen zijn in het creëren van een nieuwe context voor ons algemeen institutioneel debat, en misschien ook voor de aanpak van enkele specifieke punten van zorg die in de nationale debatten over het Grondwettelijk Verdrag naar voren zijn gekomen.

Op de derde plaats zouden aanvullende elementen kunnen worden gepresenteerd om het hoofd te bieden aan de gerezen zorgen, zoals ook is gebeurd bij vorige gelegenheden toen de Europese Verdragen op nationaal niveau op problemen stuitten. Zulke toevoegingen zouden de inhoud en het evenwicht van het Verdrag kunnen verrijken in plaats van te ondermijnen.

Op de vierde plaats zouden ook de presentatie, de lengte en, in sommige opzichten, de aard van het Grondwettelijk Verdrag aanzienlijk kunnen worden aangepast, zonder te tornen aan de fundamentele inhoud en het evenwicht van het Verdrag. Er zou bijvoorbeeld duidelijk naar voren kunnen worden gebracht dat het gaat om een verdrag en dat dit verdrag in veel opzichten de bestaande Verdragen in wezen verbetert en niet vervangt.

Wat de Ierse regering betreft, blijven we ons resoluut en enthousiast houden aan onze toezegging in verband met een referendum over de inhoud van het Grondwettelijk Verdrag, zodra de situatie volledig is opgehelderd. Het Verdrag blijft belangrijk voor Europa, voor onze mensen en voor degenen die naar onze waarden kijken.

Zoals ik aan het begin heb gezegd, is het essentieel dat Europa ook het tweede spoor volgt dat we voor onszelf hebben uitgestippeld, en zo goed als maar kan blijft werken aan de prioriteiten voor onze burgers op grond van de bestaande Verdragen. Ik ben echter wel van mening dat in grote lijnen het onderscheid tussen de twee sporen moet worden gehandhaafd. We moeten oppassen dat we niet selectief van tevoren al elementen gaan toepassen die deel uitmaken van het evenwicht in het Grondwettelijk Verdrag.

Laten we niet onnodig pessimistisch zijn over wat we tot nu toe hebben bereikt aan praktische vooruitgang. De Europese economie trekt aan, meer mensen hebben werk, een uitbreiding van historische proporties, die niet zo lang geleden nog ondenkbaar leek, heeft wortel geschoten en heeft onze Unie sterk verrijkt.

We zijn echter, zowel op Europees als op nationaal niveau, niet hier om onszelf te feliciteren. Een succesvolle voetbalclub concentreert zich niet op de kamer waar de gewonnen bekers staan, maar op de komende wedstrijden.

Men hoeft maar naar de agenda van een willekeurige vergaderperiode van uw Parlement te kijken om te zien hoe uiteenlopend en omvangrijk de uitdagingen zijn waarvoor we gesteld staan. De tijd dwingt me om nu in te gaan op wat de strategische onderliggende uitdagingen lijken te zijn. Ik wil kort vijf van deze uitdagingen bespreken.

Op de eerste plaats is daar de uitdaging van het concurrentievermogen. Dit vraagstuk heeft veel belangrijke Europese dimensies: betere regelgeving, een sterk en passend mededingingsbeleid, onderzoek en ontwikkeling, de verwijdering van belemmeringen in de interne markt, en misschien eerst en vooral innovatie. Aan dit laatste punt kan het voorgestelde Europees Instituut voor technologie een belangrijke bijdrage leveren. Het zou ons doel moeten zijn Europa aantrekkelijk te maken voor investeringen. Ik heb tegenover mijn collega's in de Europese Raad en tegenover de Commissie herhaaldelijk benadrukt dat Europa in toenemende mate is geconfronteerd met concurrentie, niet op intern vlak maar met andere delen van de wereld en met name met Azië. Deze concurrentie is een realiteit en moet de richting bepalen waarin wij het beleid op Europees niveau ontwikkelen en uitvoeren. Zij maakt deze ontwikkeling en tenuitvoerlegging ook urgent.

Onze tweede strategische doelstelling moet zijn ervoor te zorgen dat de verwezenlijking van dit concurrentievermogen geen bedreiging vormt voor het Europese sociale model, dat concurrentievermogen en sociale insluiting partners zijn in plaats van rivalen. Dit is het hoofdbeginsel van ons eigen nationale stelsel van sociaal partnerschap. Onze ervaring met het voeren van een uitgebreide en intensieve sociale dialoog heeft geresulteerd in achttien opeenvolgende jaren van economische groei, hogere levensstandaarden en grotere sociale insluiting. In onze aanpak op Europees niveau moeten we, zo nodig ook met wetgeving, nadenken over het beginsel dat het economisch beleid en het sociaal beleid elkaar kunnen en moeten versterken. We moeten er bovenal voor zorgen dat solidariteit en kansen centraal staan in de Unie en dat zij de toekomst van Europa sturen. De test voor de huidige geloofwaardigheid van Europa is de vraag of Europa beleid kan vaststellen dat de solidariteit binnen de Europese Unie versterkt en of Europa al onze mensen kansen kan verzekeren.

Ik ben er ook vast van overtuigd dat we de sociale dialoog op Europees niveau meer inhoud moeten geven. Zowel op Europees als op nationaal niveau moeten we de sociale partners, en met name de vakbonden, betrekken bij een echt debat over de hervorming van het Europese sociale model en over de modernisering van de arbeidsmarkten.

Onze derde strategische uitdaging is de aanpak van de negatieve kanten van de globalisering, met inbegrip van grensoverschrijdende criminaliteit, mensenhandel, illegale migratie en de plaag van de clandestiene geneesmiddelen, die zoveel levens verwoesten. We weten dat vervuiling de aanleiding kan zijn tot rampzalige klimaatverandering. Natuurlijk ligt de verantwoordelijkheid op veel van deze gebieden voor een groot deel bij de lidstaten. Aangezien het klimaat en de criminelen echter niet stoppen bij de grenzen tussen onze landen, moeten we samenwerken om ervoor te zorgen dat op Europees niveau alle passende maatregelen worden genomen.

Op de vierde plaats moet Europa op alle terreinen van zijn externe bevoegdheden zijn rol ten volle spelen. Ik ga hier nu niet nader op in, want ik heb in mijn inleiding reeds gesproken over de steeds belangrijkere rol die de Unie op het internationale toneel speelt en verwacht wordt te spelen. Het is natuurlijk essentieel dat Europa adequaat wordt gefinancierd. Dat geldt ook voor het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, alsook voor de aanpak van onze toenemende verantwoordelijkheden in de Westelijke Balkan, in de landen van ons nabuurschapsbeleid en in nog verder weg gelegen gebieden, vooral jegens de armste mensen, die onze steun behoeven en voor wie Europa een speciale vriend moet proberen te blijven.

Ik weet zeker dat u het met mij eens zult zijn dat de vijfde en misschien wel grootste strategische uitdaging is de band tussen Europa en zijn burgers te verbeteren. Natuurlijk staat deze uitdaging niet los van de andere uitdagingen. We kunnen echter alleen een positieve boodschap overbrengen als we een positieve boodschap hebben om over te brengen. We moeten duidelijk laten zien dat Europa een deel van de oplossing voor de globalisering is, en geen deel van het probleem. We moeten laten zien dat het Europees sociaal model centraal blijft staan in het streven naar een groter concurrentievermogen. Onze mensen moeten niet alleen veilig zijn, maar zich ook veilig voelen. We moeten handelen, maar we moeten ook uitleggen wat Europa doet en kan doen om onze burgers zekerheid te bieden. We moeten het publiek veel doelmatiger duidelijk maken dat we met ons buitenlands beleid hun belangen, hun prioriteiten en hun waarden in toenemende mate en effectief bevorderen. Ik ben het er volledig mee eens dat een groot deel van de verantwoordelijkheid voor het nauwgezet en eerlijk uitleggen van Europa een nationale verantwoordelijkheid is. Het is zeker een van de prioriteiten van mijn eigen regering.

Respect voor diversiteit kan een belangrijke rol spelen in de inspanningen om de Unie dichter bij haar burgers te brengen. Ik dank u, mijnheer de Voorzitter, voor uw bekendmaking dat het vandaag de eerste dag is dat het Iers zal worden gebruikt, en dat het Iers vanaf 1 januari 2007 de eenentwintigste taal van de Europese Unie zal zijn.

(GA) Niets kan het respect dat Europa heeft voor het individuele karakter van zijn lidstaten, beter illustreren dan de verbeterde status die het Iers vanaf 1 januari zal hebben. Ierland is het Parlement zeer dankbaar voor zijn steun aan de invoering van de nieuwe bepalingen.

(EN) Staat u me toe om afsluitend te zeggen dat we niet uit het oog mogen verliezen dat bij de oprichting van Europa een halve eeuw geleden het vaste voornemen centraal stond om in ons Europa permanente vrede te brengen “onder volken die lange tijd verdeeld waren door bloedige conflicten”, zoals het eerste Verdrag het stelde. De Unie is hierin binnen onze grenzen met vlag en wimpel geslaagd. De Unie is ook een steeds belangrijkere factor voor de stabiliteit buiten onze grenzen.

Ik wil in het bijzonder mijn waardering uitspreken voor het feit dat de Europese Unie een cruciale rol heeft gespeeld in ons vredesproces in Noord-Ierland. De Unie heeft niet alleen genereuze financiële steun gegeven, maar ook een context geboden en een voorbeeld gesteld. Ik wil u vandaag de oprechte dank van het Ierse volk overbrengen voor de zeer gewaardeerde, consequente en aanhoudende steun van het Parlement voor vrede op het Ierse eiland.

In de tweede helft van de eenentwintigste eeuw zal een andere generatie Europeanen moeten leven met de gevolgen van de besluiten die wij nemen. Ik hoop dat zij, wanneer ze terugblikken op onze generatie Europeanen, tot de slotsom kunnen komen dat we de verbeeldingskracht, moed en intelligentie hebben gehad om onze unieke Unie te consolideren en een solide, brede en door consensus gekenmerkte basis te creëren voor de voortzetting van de successen van de Unie.

Het is een eer hier te mogen zijn, mijnheer de Voorzitter, en ik dank u daarvoor.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Hartelijk dank, Taoiseach Ahern.

Er zal nu namens de fracties worden gesproken. Alvorens het woord te geven wil ik erop wijzen dat twee van de sprekers - de heren Schulz en Watson - vandaag zijn herkozen tot fractievoorzitter. Ik wil hen daarmee van harte feliciteren.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Gert Poettering, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte minister-president, beste collega’s, we vullen elkaar prachtig aan, mijnheer de Voorzitter. Ik wilde eveneens een gelukwens uitspreken, maar ik zal nu bij u beginnen. Ik wil u namelijk gelukwensen met het feit dat de European Voice u gisteren tot europarlementariër van het jaar 2006 heeft uitgeroepen. Van harte gefeliciteerd daarmee! Ik feliciteer ook de collega’s Martin Schulz en Graham Watson met hun herverkiezing. Als fractievoorzitter weet ik natuurlijk hoezeer fractievoorzitters dat weten te waarderen. Zojuist hoorde ik dat ook Daniel Cohn-Bendit werd herkozen en Monica Frassoni, naar ik aanneem, dus ook. U beiden eveneens hartelijk gefeliciteerd!

(Applaus)

Het doet fractievoorzitters altijd goed als ze een mandaat voor nog eens tweeëneenhalf jaar krijgen. Van mijzelf kan ik dat op dit moment niet zeggen, maar daarom verheug ik mij des te meer over de herverkiezing van deze collega’s.

Mijnheer de eerste minister, in uw woorden klinkt de goede, pro-Europese stem van Ierland, en u zegt die woorden niet omdat Ierland zoveel voordeel van de Europese Unie gehad heeft, maar als overtuigd Europeaan. Die aangename ervaring hebben we met Ierland altijd gehad. Het maakt daarbij niet uit of er iemand van uw of mijn politieke gezindte regeert - de laatste minister-president van onze gezindte was John Bruton, die tegenwoordig onze ambassadeur in Washington is - want Ierland blijkt zich zeer betrokken te voelen bij de Europese eenwording. Uw toespraak heeft dat vandaag opnieuw duidelijk gemaakt. Daar zijn wij blij om en we vinden het fijn dat u vandaag in ons midden bent.

Geachte collega’s, we buigen ons nu over de toekomst van Europa en eerste minister Ahern heeft 25 maart genoemd, de vijftigste verjaardag van de Verdragen van Rome. Ik denk dat de Verklaring van Berlijn - een gezamenlijke verklaring van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie - een goede aanleiding biedt om tegen de burgers van de Europese Unie te zeggen dat wij, de Europese instellingen, bij alle meningsverschillen die we op sommige punten hebben, ons verbonden weten in de vaste wil om de Europese Unie een goede toekomst binnen te leiden. Als we dat in Berlijn bereiken, dan hebben we een belangrijk politiek en psychologisch signaal afgegeven voor de top van eind juni. Op die top moet ten eerste vastgesteld worden hoe we verder gaan met het Grondwettelijk Verdrag, en ten tweede wat voor mandaat we de conferentie geven die zich daar mee bezig gaat houden. Ik spreek voor onze fractie en met name voor het EVP-deel daarvan, als ik zeg dat we er natuurlijk op staan - en wat dat betreft vragen we om uw medewerking, mijnheer de eerste minister - dat het Europees Parlement op een effectieve, sterke en doelmatige manier bij zo’n conferentie betrokken wordt.

Wij hopen dat eind juni niet het einde betekent, en dat we ons onder het Portugees en Sloveens voorzitterschap van de Raad met de toekomst van het Grondwettelijk Verdrag bezig kunnen houden. Namens onze fractie, namens het EVP-deel van de fractie, zou ik in alle duidelijkheid willen stellen dat we niet willen dat alles opnieuw van voren af aan begint - de term “nieuwe onderhandelingen” zou volstrekt misplaatst zijn - maar dat zoveel mogelijk van de inhoud van het Grondwettelijk Verdrag wordt gehandhaafd, vooral wat de hervormingen in Deel I en het gedeelte met betrekking tot de waarden in het Handvest betreft. Ten eerste zijn wij er namelijk van overtuigd dat we deze waarden nodig hebben; zonder een ethische grondslag heeft de Europese Unie geen toekomst.

Ten tweede dienen we de Europese Unie toe te rusten voor de uitdagingen waar we mee geconfronteerd worden, of die nu het interne of het buitenlandse beleid van de Europese Unie betreffen. We moeten deze Europese Unie sterker en zelfverzekerder maken, we moeten haar democratischer, efficiënter en transparanter maken. U heeft die doelen onderschreven en daarvoor danken wij u. Als we samen deze weg afleggen, zullen we ook samen succesvol zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Dank u voor uw tijd, mijnheer Poettering. Toen ik de heren Schulz en Watson feliciteerde, wist ik nog niet dat de heer Cohn-Bendit en mevrouw Frassoni eveneens zijn verkozen tot covoorzitters van hun fracties. Ik wil hen natuurlijk ook gelukwensen.

 
  
MPphoto
 
 

  Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik dank u voor de felicitaties en feliciteer op mijn beurt alle anderen die vandaag in verschillende functies gekozen zijn. Maar nu wil ik mij op de toespraak van minister-president Ahern concentreren.

Ik vind het goed dat mijnheer Ahern naar het Europees Parlement gekomen is. Ik dank u voor uw komst, mijnheer de eerste minister. Vanzelfsprekend is die namelijk niet. Niet al uw collega’s in de Europese Raad hebben de moed om hierheen te komen en zich voor Europa uit te spreken. Daarom zeg ik u ronduit: ik heb bewondering voor de regeringsleiders die zich ook publiekelijk voor het Europese project uitspreken, die hierheen komen en zeggen dat ze ondanks alle moeilijkheden achter Europa staan.

(Applaus)

Want er zijn teveel regeringsleiders die wel hierheen komen, maar zich klein maken, met een boog om het Europees Parlement heenlopen, misschien hier en daar nog wat subsidie uit Europese fondsen meenemen en dan naar huis gaan om daar te zeggen dat Europa het probleem is. Van dat soort mensen hebben we er teveel. Wat we nodig hebben zijn mannen en vrouwen in leidinggevende posities in Europa - hetzij in de lidstaten, hetzij in de Europese instellingen - die zich voor het Europese project uitspreken. Daarom, mijnheer Ahern, allereerst hartelijk dank voor uw komst!

Ik wil nu een opmerking over de inhoud van uw toespraak maken. Eigenlijk kan men alles wat u gezegd hebt onderstrepen, mijnheer de eerste minister. De vijf prioriteiten die u gesteld hebt, de overtuiging dat Ierland om principiële redenen achter de Grondwet staat, uw wil om de kern van de deze Grondwet te behouden en uw uitspraak dat we die kern niet mogen loslaten, omdat die de basis voor de Europese toekomst vormt - wel, het is in één woord fantastisch! Het enige wat ontbreekt, is de ratificatie! Put u dus moed en ondertekent u deze Grondwet! Daarmee had u het puntje op de i van uw toespraak van vandaag gezet.

Nu wil ik niet teveel van u verlangen. U hebt immers in elk geval al de eerste stap in de juiste richting gezet. En zelfs als u het Verdrag nu in Ierland zou ondertekenen, zou ons dat maar een klein stapje verder helpen. Maar toch, dan hadden negentien van de zevenentwintig lidstaten ondertekend. En omdat achttien lidstaten dat al gedaan hebben, of daar naartoe werken, moet maar eens gezegd worden dat de meerderheid van de lidstaten van de Europese Unie de inhoud van deze Grondwet onderschrijft. Het is een minderheid die dat niet doet. En dan mag ook wel eens gezegd worden dat die minderheid moet opschuiven. Het kan niet zo zijn dat iedereen over de toekomst van de Europese Unie discussieert, maar dat degenen die ‘nee’ gezegd hebben doen alsof hun dat niets aangaat. Jazeker, ook Nederland, ook Frankrijk moet zich op basis van een tekst die door een overweldigende meerderheid van de lidstaten is aangenomen, committeren aan een toekomstig proces.

Als we ons niet te ver van deze tekst verwijderen, als we de inhoud ervan overeind kunnen houden, denk ik dat we de voorzitter van de Commissie het lot kunnen besparen als een wichelroedeloper rond te moeten gaan om toch een of andere portefeuille voor zijn commissarissen te kunnen vinden. Als er één bewijs nodig is dat Nice niet functioneert en we de Grondwet dringend nodig hebben, is het wel de vertoning van vandaag rond de commissarissen uit Bulgarije en Roemenië.

Ik dank u dus zeer, mijnheer Ahern. Op onze weg naar een nieuwe Grondwet hebben we u nodig, en wij danken u voor uw bemoedigende toespraak!

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals blijkt uit het onderzoek dat commissaris Wallström vorige week aan een van onze commissies heeft gepresenteerd, is er in de Europese Unie minstens evenzeer sprake van een communicatiecrisis als van een constitutionele crisis. We lopen het gevaar dat we langzaam maar zeker het vertrouwen van onze burgers verliezen door ons collectieve verzuim om te reageren op hun zorgen en door ons onvermogen om een samenhangend en aanvaardbaar antwoord te formuleren.

Er leven veel en heel uiteenlopende zorgen, maar naar mijn gevoel draaien ze om de noodzaak een antwoord te geven op de uitdagingen van de wereld waarin we leven. We zijn getuige van een snelle groei van de wereldbevolking, ook al neemt de bevolking in dit deel van de wereld af, en we slagen er niet in de vruchten van onze inspanningen of de voordelen van de moderniteit rechtvaardig te verdelen. Hierdoor haken veel mensen af. We creëren een mondiale economie zonder een vergelijkbaar mondiaal sociaal contract te smeden. Zoals de eerste minister zei, stelt de internationaal georganiseerde misdaad ons voor een grote uitdaging. Enkele criminele bendes zijn nu zelfs machtiger dan enkele nationale regeringen. Toch lijkt de Unie meer gericht op het oplossen van de problemen van gisteren dan op die van vandaag of morgen.

Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het beleid op het gebied van justitie en binnenlandse zaken geven ons de instrumenten om deze problemen op te lossen, maar daar wordt niets mee gedaan. De ironie is dat de Grondwet die de Conventie heeft opgeleverd, waarschijnlijk tegemoetkwam aan de meeste zorgen van de critici. Helaas is de politieke klasse van Europa er niet in geslaagd dit uit te leggen, en daarvoor zijn we allemaal medeverantwoordelijk. We hebben het veld overgelaten aan de tegenstanders van de Grondwet. Er zijn weinig tekenen dat Frankrijk in de aanloop naar de verkiezingen in mei een meer sereen, of een meer geïnformeerd debat over zijn plaats in Europa zal voeren, of dat Nederland na de verkiezingen van vorige week echt tot een besluit is gekomen. Het zou te gemakkelijk zijn te concluderen dat de overwinning van de anti-Europese partijen bevestigt dat we op de verkeerde weg zaten, maar de premiers van deze twee landen moeten hier wel komen om ons uit te leggen hoe zij denken dat we nu verder moeten. In Polen is er sprake van ontkenning, en van de andere kant van het Kanaal komt een angstaanjagende stilte, die evenzeer een teken van opluchting als van gêne is.

Ik hoop dat de Duitsers het debat weer op gang weten te krijgen. Ik prijs het vaste voornemen van mevrouw Merkel dit te doen, maar ik vermoed dat het haar heel veel moeite zal kosten dit tijdens het Duitse voorzitterschap gedaan te krijgen. Ierland kan op dit punt een belangrijke rol spelen, meneer de eerste minister, niet alleen vanwege de rol die u in de Conventie hebt gespeeld, of vanwege uw ervaring met tegenstrijdige referendumuitslagen, maar ook vanwege de rol van Ierland in het zoeken naar wat u een terugkeer naar het evenwicht en de inhoud van het Grondwettelijk Verdrag hebt genoemd, en in het samenwerken met Portugal en Slovenië. Trekt u eropuit en vormt u een coalitie van kleinere landen, die weten hoe belangrijk het is te reageren op de uitdagingen van de globalisering. Trekt u eropuit en vormt u een coalitie van de politieke krachten die beseffen dat we, als antwoord op de uitdagingen van de globalisering, de ophaalbrug omlaag moeten laten in plaats van omhoog te halen.

We moeten onze burgers laten zien dat de Europese Unie effectief kan zijn als het gaat om het energiebeleid, om kwesties als roaming-tarieven voor mobiele telefonie, en vooral om justitie en binnenlandse zaken. We kunnen dat met de bestaande Verdragen doen door de passerelle-clausule te gebruiken.

Onze Unie is volgens alle objectieve maatstaven een groot succes. Laten we daarom minder over veranderingen in de Grondwet denken en meer doen om de collectieve moed te verzamelen om eropuit te trekken en de mensen ervan te overtuigen dat deze Grondwet nodig is.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Voggenhuber, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte eerste minister, een herverkiezing stemt mild en misschien is dat de reden dat mijn fractie mij gevraagd heeft om vandaag te spreken, zodat we niet nog een milde fractievoorzitter te horen krijgen.

Mijnheer de eerste minister, natuurlijk heet ook ik u namens mijn fractie hartelijk welkom. Bedankt voor uw komst. U zei dat niemand weet wat de toekomst met het Grondwettelijk Verdrag van plan is. Ik moet bekennen dat ik mij al een stuk beter zou voelen, als ik eindelijk wist wat de regeringen met de Grondwet van plan zijn. Een bezinningsfase van anderhalf jaar, een denkpauze van anderhalf jaar, meteen maar met een jaar verlengd! En wat levert het op? Ik zie en hoor niemand nadenken, niemand praat met ons. U bent vandaag een van de weinigen die dat gedaan hebben, en misschien dat we nog op uw voorstellen terugkomen, maar wat is er nu precies bedacht en opgehelderd in deze anderhalf jaar? De groten bekommeren zich niet om de oorzaken van de crisis. Zij vragen zich niet af wat de motieven zijn van degenen die in Frankrijk en Nederland ‘nee’ gezegd hebben, waarom de verwachtingen van de burgers beschaamd zijn en waarom deze burgers systematisch teleurgesteld worden. Ze zoeken ook niet naar een uitweg uit deze crisis. Waar wordt er over dit alles nu werkelijk nagedacht? Ik zie met de beste wil van de wereld geen voortekenen voor een nieuw elan in het Duitse Raadsvoorzitterschap.

Mijnheer de eerste minister, ik ben er echt vanaf het begin bij geweest. Het was geen overtuiging of idealisme, het was ook geen visionair enthousiasme van de regeringsleiders dat dit grondwettelijke proces op gang gebracht heeft. Het was het beschamende feit dat Amsterdam uitdraaide op een halve mislukking en Nice op hele mislukking, dat het vertrouwen onder alle Europese volken geheel verloren is gegaan. Het was het feit dat deze Unie volledig geblokkeerd was, dat zij gewoon helemaal niets kon doen.

En toen kwam het tot een tweevoudig ‘nee’. De reden daarvan zouden we moeten onderzoeken. Wat mij dan verbaast is dit: de politici houden zoals bekend van enquêtes en ik moet de eerste nog tegenkomen die de resultaten van een goede enquête niet zou willen aanhalen. Na de stemuitslag in Frankrijk en Nederland heeft Eurobarometer zeer uitgebreide, serieuze enquêtes gehouden naar de redenen daarvoor en de verwachtingen van de burgers. En wat blijkt? Ik heb het nu niet over de jastemmers, waar inmiddels niet minder dan achttien lidstaten bij horen en die een grote meerderheid van zowel de lidstaten als de bevolking in de Unie vertegenwoordigen. Nee, ik heb het over de neestemmers, over 62 procent van de Nederlanders en 65 procent van de Fransen die tegen gestemd hebben, maar die ook zeggen dat ze wél een Europese Grondwet willen. Ze willen dat die aangepast wordt en ze zeggen er zelfs bij in welk opzicht: meer bevoegdheid van de Unie voor het sociaal beleid. Daar heb ik nog niet een regeringslid op horen reageren.

Uw uiteenzetting van vandaag heeft mij zeer verbaasd. Eigenlijk komt u met twee bekende voorstellen: verdrag in plaats van grondwet. Mijnheer de eerste minister, alleen de regeringen, niet de mensen in Europa stoorden zich eraan dat deze politieke entiteit een democratische grondwet zou krijgen. Het forceren van concrete maatregelen in die richting, zoals uw tweede voorstel luidt, is juist door deze vertrouwensbreuk en deze democratische crisis in Europa tot mislukken gedoemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte eerste minister, ik heb vol spanning geluisterd naar uw toespraak over de toekomst van Europa. Het komt mij voor dat we op een punt zijn aangeland dat je als point of no future zou kunnen omschrijven als we volgens de methode ‘gewoon doorgaan’ blijven werken.

Eerste minister Ahern heeft de toekomst van Europa duidelijk gerelateerd aan de toekomst van het Grondwettelijke Verdrag voor de Europese Unie. Voorwaarde daarvoor is echter wel dat er een lang lopend discussieproces met de burgers van de Europese Unie opgestart wordt. Er zijn immers meer dan de in het verleden al genoemde redenen waarom de mensen het bange gevoel hebben gekregen dat er voor hun toekomstverwachtingen in deze Europese Unie geen plaats is.

Ik denk dat de ingediende tekst geen antwoord geeft op een paradox waar we helaas maar al te vaak de ogen voor sluiten. We hebben namelijk wel gedefinieerd welke rijkdom de verschillende volken en naties hebben meegebracht bij hun komst naar deze Europese Unie - te weten hun zeer uiteenlopende culturele identiteit -, maar we zijn er niet in geslaagd een definitie te geven van wat we samen met deze rijkdom willen doen. De vraag naar eenieders inbreng is gelegitimeerd, maar nadenken over de vraag wat we met die inbreng doen, hoe we daaruit een gemeenschappelijke politieke identiteit kunnen ontwikkelen, dat is geen proces dat je er even naastbij kunt doen en waar je je al helemaal niet vanaf kunt maken door de mensen steeds hetzelfde te vertellen, namelijk dat het nog niet tot hen doorgedrongen is wat voor goeds wij allemaal van plan zijn.

Volgens mij is het daarom zaak om aan te knopen bij de ervaringen die de mensen in hun dagelijks leven met de Europese Unie opdoen en die om te zetten in concreet beleid, beleid dat zowel voor hun huidige situatie als hun toekomst relevant is. Het gaat dan in het bijzonder om de sociale dimensie van de Europese Unie. Die is tot nu toe schromelijk verwaarloosd. We schieten er niets mee op als we over bepaalde kwesties dingen zeggen die precies het tegendeel zijn van wat de mensen ervaren. En dat was kort geleden in Brussel het geval in de discussie met het Volkswagen-personeel, zoals het ook op een aantal andere terreinen het geval was. Helaas manifesteert de Europese Unie zich in het dagelijkse leven van velen nu eenmaal in de vorm van arbeidsplaatsen die op de tocht komen te staan, in de vorm van afnemende sociale zekerheid. Je mag van de mensen niet verwachten dat zij zich uit zichzelf in de achterliggende processen verdiepen en er ook nog eens mee instemmen, al is dat precies wat we nodig hebben. Ik vind dan ook dat we het er vaker over zouden moeten hebben hoe we omstandigheden scheppen waarin zich uit deze heterogene culturele identiteit een gemeenschappelijk politieke identiteit en een Europees burgerschap kunnen ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. - (GA) Mijnheer de Voorzitter, het is mij een grote eer vandaag de Taoiseach, de premier, hier warm welkom te mogen heten in het Europees Parlement. Uw bezoek laat zien dat u begrijpt hoe belangrijk het werk van het Europees Parlement is en hoezeer de Europese Unie een oplossing moet zien te vinden voor de constitutionele problemen waar de Unie momenteel mee te maken heeft.

(EN) Er zijn binnen de Europese Unie steeds meer problemen, niet alleen met de Grondwet, maar ook, zoals andere collega's hebben gezegd, met betrekking tot de globalisering, de economische ontwikkeling en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. De Taoiseach heeft ons vandaag een grootse visie gepresenteerd, niet alleen omdat hij bepaalde woorden heeft gesproken, maar ook omdat hij een zekere ervaring meebrengt. In de bijna tien jaar dat hij lid is van de Europese Raad, heeft hij veel leiders zien komen en gaan, maar heeft hij ook veel van de crises meegemaakt waarvan men aanvankelijk dacht dat ze de Europese Unie zouden verscheuren, maar waarvoor toch oplossingen zijn gevonden. Ik denk dan vooral aan het akkoord over het Grondwettelijk Verdrag.

Het heeft geen nut om het opnieuw te hebben over wat er wel of niet had moeten gebeuren. Het is nu aan de lidstaten om in de denkpauze met ideeën te komen voor wat er naar voren moet worden gebracht, niet alleen omdat we een nieuw verdrag of een nieuw stel regels nodig hebben, maar ook omdat we de landen aan onze grenzen die deel van de Europese Unie willen gaan uitmaken en die de Europese Unie zien als een voorbeeld van vrede, welvaart en stabiliteit, een visie moeten blijven bieden. Ik denk met name aan de landen op de Balkan. We hebben ze hoop gegeven, en die hoop zou helaas kunnen vervliegen nu we een verdere uitbreiding niet meer aankunnen, uitgerekend op het moment dat ze economisch beginnen te groeien en in politiek en democratisch opzicht een nieuwe weg voorwaarts vinden.

Wat betreft de globalisering moet onze aandacht vooral zijn gericht op een zodanige aanpassing van de Europese economie dat ze opgewassen is tegen de situatie in de eenentwintigste eeuw. Hiervoor zijn meer investeringen in onderzoek en ontwikkeling nodig, alsook een groter gebruik van innovatie en technologie en - dit moet ik benadrukken - meer samenwerking tussen universiteiten en onderzoeksinstituten in de Europese Unie via het Europees Instituut voor technologie.

Tot slot wil ik tot de Taoiseach zeggen dat het aan hem als leider van één land is om die visie te presenteren. Hij noemde het vredesproces in Noord-Ierland en het belang van de rol van de Europese Unie daarin, niet alleen in economisch en financieel opzicht, maar ook door het model en de visie die de Unie heeft geboden.

We moeten voor de eenentwintigste eeuw een nieuw Europa vinden, een Europa waarin iedereen deel kan hebben aan het gemeenschapsleven, maar waarin alle groepen er zeker van kunnen zijn dat de diversiteit binnen de Europese Unie van vandaag, en daarbuiten in het werelddeel Europa, wordt gerespecteerd door middel van een op samenwerking en collectieve afspraken, en niet op dominantie gegrondvest proces.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom de Taoiseach hier voor een eerlijke discussie over de toekomst van Europa, maar - zoals me ooit is gezegd toen ik om aanwijzingen vroeg - zou ik niet hiermee willen beginnen.

Taoiseach, uw regering heeft in Europa een imago gecultiveerd van Ierland als een succesverhaal, als het verhaal van een ooit zo arm land dat het nu goed gaat. Dit Parlement verdient het echter ook te weten wat achter dit zogenoemde succes ligt. Zoals de Ieren weten, staat Ierland nu open voor bedrijven, maar is het gesloten voor mensen. We geven gul geld uit om de markt te verlokken, maar bezuinigen op alle mogelijke manieren op de sociale uitgaven.

Het is deze mentaliteit die ertoe heeft geleid dat de wachttijden voor belangrijke ziekenhuisbehandelingen zijn opgelopen van dagen tot maanden. Door deze mentaliteit worden gezinnen met een gehandicapt kind slecht behandeld, zoals de O’Cuanachains, die alleen al dit jaar miljoenen kwijt zijn aan rechtszaken, in plaats van dat hun vijf jaar oude kind passend onderwijs ontvangt. Dit is ook de denkrichting die ons Environmental Protection Agency (Bureau voor Milieubescherming) tot een marionet maakt die zelfs het smerigste bedrijf goedkeurt, ongeacht hoe schadelijk het bedrijf is voor het milieu. Het is een denkrichting die Ierland openstelt voor giftige industrieën zoals vuilverbranding, wat de Ieren niet willen.

U lijkt ook te denken dat het geestelijke gezondheids- en zelfmoordprobleem, dat toeneemt met ons economische succes, slechts een ongemak is en niet een tragedie die ons land nooit goed heeft aangepakt. Evenzo zijn er tienduizenden onbetaalde thuisverzorgers, die we ondersteuning zouden moeten geven voor het waardevolle werk dat ze doen, maar die uw regering behandelt als Oliver Twist die om meer vraagt.

Waarom, Taoiseach, heeft uw regering onze suikerindustrie vernietigd voor een EU-regeling, terwijl de Ierse landbouw worstelt om te overleven en we biobrandstoffen als ethanol nodig hebben? Waarom heeft uw regering ingestemd met EU-financiering voor onderzoek dat embryo's vernietigt, terwijl onze mensen de kwetsbaarste burgers juist altijd hebben beschermd?

Tot slot, Taoiseach, waarom bent u hier gekomen om ons een dode Grondwet voor te stellen, die de Ieren niet willen? We hebben al een waarlijk fantastische grondwet, waarvoor Ierse mannen en vrouwen hun leven hebben gegeven, een grondwet die ons een waarachtige basis geeft voor echte en respectvolle samenwerking met onze Europese buren. Ierland is een fantastisch land met schitterende mensen. Het verdienen beslist beter, en ik denk dat u dit uiteindelijk ook zelf zult ontdekken wanneer u de Grondwet, of hoe u het ding ook besluit te noemen, aan een referendum onderwerpt.

 
  
MPphoto
 
 

  James Hugh Allister (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, waaraan hebben wij het bezoek van de Ierse eerste minister vandaag te danken? Heeft het misschien iets te maken met de komende verkiezingen in Ierland? Wil de heer Ahern in zijn eigen land graag gezien worden als een staatsman die de weg weet in Europa? Je zou het haast denken!

Toen de heer Ahern de vorige keer hier was, aan het eind van het Ierse voorzitterschap, vierde hij het akkoord dat de Europese regeringsleiders onder zijn leiding over de Europese Grondwet hadden bereikt en liet hij zich het gevlei van de eurofiele fanatici in dit Parlement welgevallen. Samen met hen verzekerde hij ons dat de Europese Grondwet rond deze tijd, november 2006, volledig van kracht zou zijn. Maar zoals wel vaker gebeurt, hadden ze buiten de waard gerekend, buiten het belangrijkste onderdeel van de democratische politiek: de mening van het volk.

Toen de Grondwet in Frankrijk en Nederland op de klippen liep, kregen de heer Ahern - verklaard eurofiel als hij is - en mijn regering in het Verenigd Koninkrijk het benauwd en lieten ze het plan om de bevolking van de Britse eilanden hun mening te laten geven, haastig varen en stelden ze de referenda uit, uit angst voor het resultaat. Nu is hij weer terug om ons nogmaals te vertellen over de wonderen van de Europese integratie en om te vertellen dat we de Grondwet nieuw leven moeten inblazen.

Dit lijkt me een belegen boodschap over een zieltogende Grondwet verkondigd door iemand die binnenkort door zijn eigen kiezers wel eens als belegen politicus zou kunnen worden bestempeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Bertie Ahern, eerste minister van Ierland. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zal proberen kort op de punten in te gaan.

Ik dank iedereen voor dit welkom - ik heb geen welkom gemerkt van de laatste spreker, maar wel van alle anderen!

(Gelach)

Ik dank de heer Poettering voor zijn opmerkingen. De deelname van het Europees Parlement aan de IGC tijdens het Ierse voorzitterschap was zeer belangrijk en constructief. Het Europees Parlement was een volwaardig deelnemer en moet zeker betrokken worden bij de verdere ontwikkeling van het proces. Ik meen dat dit uw verzoek was en daarbij kunt u zeker rekenen op mijn steun. Ik dank u voor uw opmerkingen over de Verklaring van Berlijn. Daar sta ik achter. Ik ben het roerend eens met uw opmerkingen over de herziening van deel I en de waarden, en over het feit dat we ons moeten voorbereiden op de uitdagingen van de toekomst.

De heer Schultz sprak van de vijf prioriteiten voor de toekomst van Europa en het ratificatieproces. Ierland had liever gezien dat iedereen de Grondwet op hetzelfde moment had geratificeerd, omdat we dan een heleboel problemen zonder al die debatten hadden kunnen oplossen. We mogen niet vergeten dat er zestien of zeventien landen zijn die de Grondwet willen ratificeren, en de meerderheid van de partijen, met name de drie grote partijen in ons Parlement, hebben zich duidelijk vóór de Grondwet uitgesproken. Wij vinden dat er duidelijkheid moet komen. In tegenstelling tot andere landen moeten wij op grond van onze geschreven grondwet altijd een referendum houden, wat er ook gebeurt. We willen niet het risico lopen dat we een tekst opstellen die later weer aan een of ander formaat wordt aangepast, want de tekst wordt hoe dan ook in onze grondwet opgenomen. We moeten zekerheid hebben, maar voor referenda hoeven we absoluut niet bang te zijn.

De heer Watson wees op de bezorgdheid van de burgers en het mondiale contract. Het gaat er daarbij om dat landen blijk geven van hun steun. U zei dat de bestaande Verdragen ten aanzien van justitie en binnenlandse zaken voldoende mogelijkheden bieden om kwesties op het gebied van misdaad en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid aan te pakken. Er is geen betere manier om blijk te geven van onze steun aan de ontwikkelingslanden dan door middel van onze ODA-toezeggingen overeenkomstig de VN-doelstelling. Dat is wat ik probeer te doen, want we kunnen praten wat we willen, maar we moeten wel met geld over de brug komen. Voor ons als klein landje komt 0,7 procent neer op 1,5 miljard euro! Dat is een flinke hap uit onze begroting, maar we zijn hard op weg om het te halen, en dat doen we niet alleen om onze eigen mensen te helpen maar ook om de minderbedeelden in diverse werelddelen te helpen. Als kanselier Merkel de inhoud en het evenwicht weet te behouden, betekent dit dat we wijzigingen kunnen aanbrengen. Daar ben ik het mee eens. Daar gaan we mee akkoord en dan kunnen wij verder.

De heer Voggenhuber heeft gelijk als hij zegt dat de anderhalf jaar bedenktijd ons niet veel verder heeft gebracht. Dat zal ik niet ontkennen. Maar we zijn ook niet verder van ons doel verwijderd geraakt. We moeten tijdens deze denkpauze zien te bedenken hoe we verder moeten. Niet iedereen zal het ermee eens zijn, maar ik en zeventien of achttien landen geloven in de inhoud en het evenwicht van het Grondwettelijk Verdrag, zonodig met enkele wijzigingen om Frankrijk en Nederland tegemoet te komen. Dat is volgens ons de juiste handelwijze. Dat zal uiteindelijk ook nodig zijn om een institutioneel evenwicht tot stand te brengen van waaruit we verder kunnen. Het gaat niet zomaar om een of andere theoretische pro-Europese kwestie. Het gaat erom dat we Europa klaarmaken voor de toekomst, zodat we verder kunnen werken aan ecologische en economische vooruitgang en ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Daarom hebben we onderhandeld over een verdrag. Ik ben het met u eens: dertien maanden is een hele tijd, maar toch zijn er nog redenen om te stemmen. We zullen ons over die redenen moeten buigen. De redenen waarom we een Unie nodig hebben die telkens weer nieuwe lidstaten - nu zevenentwintig en over een paar jaar wellicht dertig - kan bedienen, en ons nieuwe nabuurschapsbeleid zijn vervat in het Verdrag van Nice en het Verdrag van Amsterdam. De institutionele veranderingen en het evenwicht dat daarvoor nodig is, hebben we niet tot stand gebracht. Daar was het hele project op gericht en het Europees Parlement was daar een even grote voorstander van als alle anderen.

Mevrouw Zimmer vroeg zich af hoe het zit met de gemeenschappelijke EU-identiteit en de sociale dialoog. Vanaf het moment dat ik in 1972 tijdens het referendum in Ierland de politieke arena betrad, heb ik altijd geloofd dat een sociale dialoog onontbeerlijk was voor de toekomst van Ierland. Ierland was succesvol en heeft niet meer de hoge werkloosheid van 17 of 18 procent die het in het verleden had, toen de jaarlijkse emigratie gelijk was aan de totale groei van de arbeidsmarkt van het land, toen onze export terugliep en we een negatieve economische groei hadden, toen er geen geld was voor de minderbedeelden in onze samenleving. Toen hadden we geen sociale dialoog. Economisch succes en de agenda inzake concurrentievermogen en sociaal beleid gaan goed samen en kunnen elkaar aanvullen - het zijn geen op zichzelf staande beleidspunten.

Met alle respect, maar ik begrijp niet waarom we de positieve dingen steeds weer vergeten als we het over Europa hebben. Dat geldt voor de leden van de Europese Raad - die kritiek slaat ook op mij - en dat geldt volgens mij ook voor de leden van het Europees Parlement. Maar kijk eens wat we met de kracht van Europa al niet hebben bereikt! Kijk eens naar de gelijkheidsagenda! Kijk eens naar de gezondheids- en veiligheidsagenda, naar de welzijnsagenda en de mobiliteit van werknemers. Zou er ook maar van een van die zaken sprake zijn geweest, als deze instelling er niet was geweest, als Europa er niet was geweest? Om de dooie dood niet! Dat is allemaal te danken aan Europa. Het is volgens mij nooit goed om geringschattend te doen over je eigen prestaties. Europa heeft al die zaken voor elkaar gekregen. Harmonisatie, strengere milieuwetgeving, meer samenwerking en hulp aan minder ontwikkelde landen: dat zijn allemaal kansen die wij hebben gekregen dankzij het Europees beleid, kansen die er anders nooit waren gekomen. Europa heeft Ierland en andere landen overeind geholpen, druk uitgeoefend en boetes en straffen opgelegd, maar de burgers zijn van al deze zaken wel beter geworden.

Tegen mijn waarde collega, mevrouw Sinnott, zou ik het volgende willen zeggen: de reden waarom we een progressieve gehandicaptenwetgeving hebben, heel veel middelen in gehandicaptenzorg investeren, een Bureau voor milieubescherming hebben, een veel beter gezondheidsbeleid hebben, en in staat zijn om deze zaken te financieren is niet gelegen in het feit dat wat we nu hebben zoveel anders is dan de grondwet van 1937, die alle kinderen en volwassen mensen van Ierland als gelijk beschouwt, maar omdat we ons hebben kunnen ontwikkelen doordat Europa zich heeft ontwikkeld. Dat vind ik belangrijke punten.

Het doet me deugd om de heer Allister hier te zien. Zijn partij heeft een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt. De partij heeft het verleden achter zich gelaten, al kan dat niet worden gezegd van alle leden, waaronder hijzelf. Maar het gaat de goede kant op. Ik zal mij met mijn kiezers bezighouden, en ik wens u ook veel succes tijdens de verkiezingen in februari.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Hartelijk dank. Onze debatten zullen onvermijdelijk altijd een nationale component blijven behouden.

Meerdere afgevaardigden zullen nu het woord voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Avril Doyle (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als leider van de Fine Gael-delegatie in de grootste en meest invloedrijke fractie van het Europees Parlement, de PPE-DE-Fractie, en namens mijn collega’s, de heer Coveney, de heer Higgins, mevrouw McGuinness en de heer Mitchell, wil ook ik vandaag de Taoiseach, als de eerste minister van onze gerespecteerde republiek van harte welkom heten (niettegenstaande enkele politiek beladen en onjuiste berichten die de laatste tijd zijn verspreid).

We zijn Iers, Taoiseach, en als zodanig Europees. Onze voorouders, de Kelten, leefden, floreerden en vestigden zich verspreid over het hele Europese vasteland, vanaf de kustgebieden van de Middellandse Zee tot hoog in de Alpen, van de steppen van Roemenië tot aan de Atlantische Oceaan, en net zoals veel van de nieuwe burgers die zich in ons eigen land vestigen, deden wij dat om oorlog, ziekte en overbevolking te ontvluchten, op zoek naar economische kansen. Door de eeuwen heen hebben Vikingen, Saksen, Anglo-Normandiërs, Joden, Engelsen, Schotten, Spanjaarden, Franse hugenoten en vele andere rassen zich hier gevestigd en vermengd met de Kelten. De hedendaagse Ieren die u thuis om u heen ziet, maar ook vandaag hier, zijn voortgekomen uit deze genetische soep van verschillende Europese rassen.

De geschiedenis van Ierland is onlosmakelijk verbonden met die van het vasteland van Europa. De Ierse monniken trokken door heel Europa en richtten christelijke kloosters op in verafgelegen gebieden als IJsland en Oekraïne. Onze culturele en politieke banden met Spanje en Frankrijk hebben eeuwenlang geduurd, gedurende de hele periode dat we onder de Britse kroon vielen. Door de jaren heen hebben veel Ierse bataljons gediend in de legers van de grote Europese machten. Zelfs in onze eigen grondwet wordt verwezen naar onze dappere bondgenoten in Europa.

En toch is er de afgelopen tien jaar om de een of andere reden een zekere onverschilligheid of onwetendheid over Europa en het Europese project in de Ierse en ook de Europese samenleving geslopen. Europa wordt geassocieerd met Brussel en wordt vanuit de lidstaten gezien als een ver-van-mijn-bedshow, die het dagelijks leven van onze burgers nauwelijks raakt.

Ik ben van mening dat de grondgedachte, de bestaansreden, van het Europese project dat uit de as van de Tweede Wereldoorlog is verrezen, nooit volledig is uitgelegd en begrepen. Zoals een collega zei: de politieke klasse van Europa laat nog immer na om het project uit te leggen en eist op nationaal niveau alle eer voor zichzelf op, in plaats van de rol van de Europese Unie te erkennen.

Het is nog maar sinds we lid van de Europese Unie zijn dat Ierland echt onafhankelijk is. Het EU-lidmaatschap heeft ons in staat gesteld onze culturele en psychologische bakens te verzetten en ons ertoe bewogen om onze blik naar buiten te richten. De succesvolle manier waarop Ierland de verstikkende erfenis van het kolonialisme achter zich heeft gelaten en een nieuwe relatie met het Verenigd koninkrijk heeft opgebouwd, die als ondersteuning heeft gediend bij het vredesproces in Noord-Ierland, moet worden gezien als een belangrijk onderdeel van de moderne Europese geschiedenis, vergelijkbaar met het fundamentele herstel van de betrekkingen tussen Frankrijk en Duitsland.

Ik heb veel waardering voor het EU-lidmaatschap van Ierland en de bijdrage die ons land levert aan de EU. Als ik thuis om me heen kijk, zie ik een zelfverzekerde, pluralistische samenleving die ver verwijderd is van het in zichzelf gekeerde, sektarische Ierland waarin onze ouders en grootouders opgroeiden. Europa heeft ons geholpen om onze plaats in de wereld te bepalen. Ik heb waardering voor de wijze waarop de Taoiseach het Europees voorzitterschap destijds gestalte heeft gegeven en voor zijn specifieke bijdrage aan de afronding van het Verdrag en het goede werk dat het Forum voor Europa onder voorzitterschap van Maurice Hayes momenteel in Ierland verricht.

(GA) Ik dank u allen hartelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE). - (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik heet de Taoiseach hartelijk welkom. Taoiseach, uw bereidheid om de toekomst van Europa met ons te bespreken is van groot belang. We begrijpen allemaal dat de bevolking van Europa zich zorgen maakt. Het is niet eenvoudig om een oplossing te vinden voor de problemen die aan deze bezorgdheid ten grondslag liggen.

(EN) - Dat u zich sterk maakt voor de inhoud van de grondwettelijke tekst juich ik toe. De lidstaten en de Raad onthouden de Europeanen momenteel echter het verantwoordelijke, democratische en sociaal betrokken Europa dat ze willen. Taoiseach, waarom blokkeren u en andere regeringsleiders belangrijke sociale richtlijnen inzake de bemanning van veerdiensten, arbeidstijden, migratie en uitzendbureaus? Ik vraag u om al deze richtlijnen nu te deblokkeren en zo het vertrouwen van de Europeanen in Europa te herstellen.

We moeten de Grondwet niet fileren. Een miniverdrag leidt tot een mini-Europa, terwijl we juist een sterk, democratisch Europa nodig hebben, dat de mondiale uitdagingen waarvoor we ons gesteld zien, het hoofd kan bieden. Om de kwestie zo democratisch mogelijk te kunnen aanpakken, moeten we juridisch bindende protocollen sluiten waarmee we kunnen inspelen op de bezorgdheid van de pro-Europese Franse en Nederlandse kiezers. Met een dergelijke benadering stellen we de pro-Europeanen gerust die ‘nee’ hebben gestemd, voorkomen we dat de lidstaten die het Verdrag al hebben geratificeerd, de kwestie opnieuw aan de orde moeten stellen, en vergroten we de kans dat de landen die nog tot ratificatie moeten overgaan, zoals Ierland, dat ook inderdaad kunnen doen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Sophia in 't Veld (ALDE). - Voorzitter, het is jammer dat niet meer Nederlanders deelnemen aan dit debat, want Nederland heeft vorig jaar de Grondwet afgewezen en alle partijen die tegen de Grondwet waren, hebben vorige week een grote verkiezingswinst behaald. We weten nog niet welke coalitie er gaat komen, maar ik hoop dat Nederland weer de ambitie en visie gaat tonen die Europa van ons gewend was, in plaats van alleen maar op de rem te stappen. Want Europa moet dringend hervormd worden.

Op het terrein van de veiligheid werkt het veto verlammend. De lidstaten nemen daarom steeds meer hun toevlucht tot informele afspraken waarbij zowel nationale als Europese parlementaire controle wordt ontdoken in een soort parallelle, ondoorzichtige en ondemocratische besluitvormingsstructuur. Ook zonder de Grondwet kunnen veto's worden afgeschaft, bijvoorbeeld op het gebied van politiële en justitiële samenwerking. Ook zonder de Grondwet kunnen Raadsvergaderingen volledig openbaar en kan rekening met burgerinitiatieven die een miljoen handtekeningen krijgen, worden gehouden. Het Europa van de regeringen en de diplomaten heeft zijn grenzen bereikt.

Het ligt dan ook meer voor de hand om een oplossing te zoeken in een openbaar debat, bijvoorbeeld in de Conventie, dan in besloten onderhandelingen tussen ministers en regeringsleiders. Daarmee voorkomen we tevens blokkades door afzonderlijke landen.

Eerste minister Ahern heeft waarschijnlijk gelijk dat het beter is de Grondwet te verbeteren door toevoegingen dan door hem volledig uit te kleden. Ook heeft hij gelijk dat gelijktijdige ratificatie in heel Europa veel beter zou zijn dan nationale procedures. De allerhoogste prioriteit moet echter het opnemen van het Handvest van de grondrechten zijn. De Europese grondrechten zijn het kloppend hart, de ziel van onze gemeenschap en Europa zal alleen zijn, als het een ziel heeft. Ik steun daarom de woorden van eerste minister Ahern.

 
  
MPphoto
 
 

  Johannes Voggenhuber (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, zoals u merkt, heeft mijn fractie vandaag een collecte voor spreektijd gehouden. Dat is de nieuwe Europese retoriek: een toespraak in afleveringen.

Mijnheer de eerste minister, in deze tweejarige bezinningsperiode heeft er geen bezinning plaatsgevonden, zoals ik al zei. Maar ook het met veel poeha aangekondigde Europese debat met de burgers heeft niet plaatsgevonden. Het Plan D van de Commissie is slechts papier gebleven. Nu hoor ik al de beloftes van de regeringen, die ons met onuitputtelijke energie hun reddingsplannen voor de Grondwet uiteenzetten. En toch moet ik, als ik heel precies luister, denken aan het paard van Troje: als je je oor tegen het houten paard te luisteren legt, hoor je het gekletter van wapens, dat van heel andere voornemens getuigt. Die hebben niets uitstaande met de dingen die we al jaren in de Europese openbaarheid horen en bediscussiëren, noch met de dingen die volgens mij de oorzaken van deze crisis zijn.

Wat hoor je de regeringen zeggen? We stellen een verdrag op! Een internationale organisatie is nu wel het laatste waar we op zitten te wachten. Het is niet aan een politieke entiteit om het nationalisme te overwinnen. Zo’n evenwicht tussen nationalisme en Europa valt in de praktijk altijd ten nadele van Europa uit. De burgers willen een Grondwet omdat ze inzien dat we hier met een politieke entiteit van doen hebben, omdat de belofte van politieke eenwording van Europa de politieke eenwording van dit werelddeel betekende. Maar nee, er is weer sprake van een verdrag.

Nog meer marktwerking hebt u vandaag beloofd. Ik heb noch in Nederland, noch in Frankrijk en evenmin elders in Europa, bij honderden debatten en manifestaties, de roep naar meer marktwerking gehoord. Alleen de elites, alleen de neoliberalen, alleen de regeringen roepen voortdurend om nog meer marktwerking. Nu ik de gelegenheid heb om in te gaan op wat ik van burgers hoor, wil ik u het volgende zeggen: wat we nodig hebben, is een evenwicht tussen economische en politieke integratie. Nodig is een sociale unie. Hoe vaak wilt u het proces van Lissabon, dat u eigenmachtig, in intergouvernementele regie beheert, nog jaar voor jaar met een nulbalans aan het Europese publiek voorleggen - met een nulbalans? Dat is wat de burgers vragen. Wanneer gaan de regeringen met elkaar in gesprek over een sociale unie, over een afrekening met belastingdumping en sociale dumping binnen Europa? Dat is wat de burgers vragen.

U spreekt van een gevoel van veiligheid. Staat u mij toe dat lichtelijk populistisch te noemen. Een beroep op veiligheid doet het altijd goed. Maar van het Handvest van de grondrechten horen we al maanden niets meer, en evenmin iets over parlementaire controle, waarvan de CIA-ontvoeringen en de onopgehelderde samenwerking tussen Europese regeringen en de CIA de noodzaak hebben aangetoond. Nergens is er sprake van een versterking van de parlementaire rol, van een Handvest van grondrechten dat kracht van wet heeft - behalve onder de burgers!

Steeds hoor ik in het paard van Troje andere dingen: militaire samenwerking - alweer veiligheid. Maar van een gezamenlijke, democratische, autonome buitenlandse politiek, van een verantwoordelijke rol in de wereldpolitiek en in de WTO, van een beleid dat zich hard maakt voor een eerlijk wereldhandelsstelsel en ontwikkelingssamenwerking naar een ander niveau tilt - daarvan hoor ik niets.

Ik heb de indruk dat de burger in deze crisis uit beeld verdwenen is. De gepantserde, in ridderkostuums gehesen regeringen staan weer voor ons en staan Europa in de weg.

 
  
MPphoto
 
 

  Mary Lou McDonald (GUE/NGL). - (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik heet de Taoiseach hier vandaag hartelijk welkom.

(EN) Ik ben blij dat de Taoiseach vandaag de plenaire vergadering toespreekt.

De Europese Unie verkeert in een overgangsfase: voortdurende uitbreiding, nieuwe culturen, nieuwe ideeën en nieuwe uitdagingen. De belangrijke vraag is hoe we deze uitdagingen het hoofd kunnen bieden. Gaan we dat doen via een uitputtingsslag, zoals we vorig jaar in Ierland hebben gezien tijdens het geschil rond de Ierse veerdiensten en zoals die zich sindsdien nog vele malen heeft herhaald, of zorgen we ervoor dat we vooroplopen bij het afdwingen van de hoogste normen op het gebied van rechten, bij de hervorming van de bureaucratische EU-structuren en bij een politiek programma waarin de burgers van de Europese Unie op de eerste plaats komen?

We moeten een Europa nastreven dat bescherming biedt aan de meest kwetsbaren, met name de 65 miljoen mensen in de EU die in armoede leven. Taoiseach, dat moeten we ook in Ierland doen, en dat betekent dat we het vredesproces moeten laten slagen, dat we een eind moeten maken aan de tweedeling, dat we moeten zorgen voor sterke openbare diensten en dat we gelijkheid op alle terreinen moeten bevorderen. Ik ben van mening dat we al deze uitdagingen aankunnen, maar dat lukt alleen als de politieke wil er is, de wil om de huidige en toekomstige prioriteiten van de EU drastisch aan te passen.

Het gaat hier niet om nuanceverschillen. Dit is een kwestie van inhoud. Taoiseach, ik zou u en de andere EU-leiders willen vragen om echt naar de mensen in de EU te luisteren en op hun behoeften in te spelen. Dat kan het beste worden gedaan door de rechten van werknemers te verdedigen, de openbare diensten te beschermen en de drang naar een gemilitariseerde Europese Unie, naar een fort ‘Europese Unie’, een halt toe te roepen. Wij van Sinn Féin en onze collega’s in de GUE/NGL-Fractie maken ons er sterk voor dat de toekomst van Europa gebouwd wordt op de beginselen van democratie, gelijkheid en solidariteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Seán Ó Neachtain (UEN). - (GA) Mijnheer de Voorzitter, ik heet de Taoiseach, Bertie Ahern, van harte welkom in het Europees Parlement. Het doet me deugt om hem vandaag in het Parlement in onze eigen moedertaal, het Iers, te horen spreken over de toekomst van Europa. Dit is een symbolische stap, aangezien het Iers in Europa op institutioneel niveau zeer binnenkort een van de officiële werktalen wordt. De Taoiseach verdient alle lof voor zijn inspanningen om de Raad van Europa en de diverse regeringen achter zijn voorstel te krijgen om het Iers op te waarderen en naar een Europees niveau te tillen. Roemenië en Bulgarije, die op het punt staan vertegenwoordigt te worden in de Europese Commissie, hebben zich deze week uitgebreid in het Parlement gepresenteerd. Ik sta volledig achter het besluit van de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso, om de verantwoordelijkheid voor meertaligheid te geven aan Leonard Orban, de kandidaat-commissaris namens Roemenië. We weten allemaal dat Europa momenteel voor grote beslissingen staat met betrekking tot de hervormingen en een grotere doelmatigheid van de institutionele procedures. Ik geloof dat moderne institutionele procedures de rol van de Europese Unie zullen versterken, de EU in staat zullen stellen haar stem te laten horen en de economische uitdagingen waarvoor veel lidstaten zich momenteel gesteld zien, het hoofd te bieden. Zo God het wil, neemt Duitsland op nieuwjaarsdag het voorzitterschap van de EU over. Voorzitter Merkel heeft al aangegeven dat ze van plan is om zich tijdens haar voorzitterschap te buigen over de moeilijkheden rond de Grondwet voor de Europese Unie. Dat de Grondwet vorig jaar door Nederland en Frankrijk is afgewezen, maakt de zaak er niet eenvoudiger op. Frankrijk kiest volgend jaar een nieuwe president, en ik hoop dat hij of zij zich meer voor de zaak zal inspannen dan zijn of haar voorganger tot nu toe heeft gedaan. Er liggen grote uitdagingen in het verschiet, maar we moeten ons niet gek laten maken. Er moeten hervormingen in de Europese Unie worden doorgevoerd en er moet prioriteit worden gegeven aan het werkprogramma van de diverse instellingen in verband met deze hervormingen. Het gevaar bestaat dat de EU vleugellam wordt als we dat niet onmiddellijk doen. Ik dank u zeer.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de eerste minister van Ierland, als ik schilder was en de opdracht kreeg de toekomst van Europa te schilderen, zou ik de kleur zwart gebruiken.

Wij bewandelen precies dezelfde weg als die de Heilige Alliantie kapot heeft gemaakt, dat wil zeggen het verenigde Europa van twee eeuwen geleden. We kunnen wel wetten hebben in Europa, maar we hebben geen nationaal bewustzijn. We kunnen wel kapitaal hebben, maar we hebben niet genoeg groei. We hebben wel industrie, maar geen energie. We hebben een grote omvang, maar geen grenzen. Ik vraag u: wie kan mij hier vertellen waar de zuidoostelijke grenzen van Europa liggen? Zij zijn veranderlijk. We hebben twee problemen: energie en de voogdij van Amerika.

Is het een leugen dat Amerika ons de richting uitstuurt van een permanent conflict met Rusland en van terughoudendheid ten aanzien van China? Dat Amerika ons meesleurt in het conflict in Afghanistan en Iran? Is het niet Amerika dat ons een vertekend beeld geeft van de gebeurtenissen in het Midden-Oosten? Is het niet Amerika dat ons verhindert een zelfstandig buitenlands beleid uit te tekenen? Dat is de waarheid. Is er sprake van een reactie? Bestaat de wil in Europa om zelfstandigheid te verwerven?

Wij hebben een sterke munt en een Centrale Bank, maar we hebben geen eigen leger. We kunnen een grondwet opstellen, maar welk leger zal de beginselen en waarden in die grondwet verdedigen? De NAVO, met een Amerikaanse opperbevelhebber, een Turkse stafchef en een Canadese directeur? We moeten iets beslissen. Willen we een staatsstructuur ontwikkelen, of willen we zoals nu onder Amerikaanse voogdij voortleven?

Wij hebben kennelijk geen energie. Er zit veel aardolie in de Egeïsche Zee. Waarom komt u het niet ophalen? De Amerikanen en de Turken laten dat niet toe. Er is voldoende aardolie om alle problemen van Europa op te lossen. Laten we dus een inspanning leveren om op eigen benen te staan, baas in eigen huis te zijn en niet meer af te hangen van de Amerikanen.

 
  
MPphoto
 
 

  Francesco Enrico Speroni (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik heet de eerste minister van Ierland van harte welkom. De instellingen - de Raad, het Parlement, de Commissie - staan gunstig tegenover een nieuw model van Europa, maar het valt nog te bezien of dit nieuwe model ook strookt met wat de kiezers willen. In Frankrijk en Nederland hebben de kiezers het voorstel van de Conventie immers van de hand gewezen. Wij moeten nooit uit het oog verliezen wat de verlangens van de burger zijn. Bepaalde idealen mogen dan wel nobel en prachtig klinken, maar de burger-kiezer doet er niets mee.

Dit is volgens mij het belangrijkste knelpunt dat opgelost moet worden, wil men de basis leggen voor een eventueel toekomstig verdrag. Laat ons bijvoorbeeld beginnen met bepaalde onzin uit de wereld te helpen. Zo wordt er onder meer beweerd dat er verandering moet komen omdat wij met zovelen zijn. De Verenigde Staten zijn destijds van dertien naar vijftig staten overgestapt en hebben daarbij min of meer hun grondwet van 1776 aangehouden. Als de bureaucraten een nieuw instrument nodig hebben, is het niet gezegd dat dit ook bij de kiezers in goede aarde valt. De kiezers moeten overtuigd worden van het voordeel van een nieuw Europa. Men moet hen ervan doordringen waarom het bijvoorbeeld beter toeven is in de Europese Unie dan in Zwitserland of Noorwegen, die geen lid zijn. Als het ons niet lukt dat idee te doen beklijven, wordt het wel heel lastig om een consensus door te drukken.

Een laatste opmerking: de Italiaanse president Napolitano heeft aangedrongen op ratificatie van het Verdrag. Maar het Verdrag is inmiddels dood. Laat ons dus geen tijd en energie verliezen! Zonder de Nederlandse en Franse ratificatie heeft het geen zin voort te gaan met andere ratificaties, omdat daar verder geen praktische gevolgen aan verbonden zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Timothy Kirkhope (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen verwelkom ik de Taoiseach in het Parlement. Ik wil graag met een harmonisch geluid beginnen door te zeggen dat ik met grote belangstelling zijn recente verklaringen over de passerelle-clausule over justitie en binnenlandse zaken heb gelezen, en ik ben het roerend met hem eens dat we die kant niet op moeten. Strafrechtbeleid, de strijd tegen het terrorisme en maatregelen om mensenhandel en illegale emigratie tegen te gaan zijn zaken die terecht onder de lidstaten vallen, maar we hebben nog niet eens alle mogelijkheden onderzocht om de intergouvernementele samenwerking op deze en andere justitiële terreinen te verbeteren, en ik vind dat we dat wel moeten doen.

Wat de Grondwet betreft, lijkt het debat nu het terrein van de verbeelding te betreden. De Fransen en Nederlanders hebben de Grondwet de genadeslag toegediend, en toch horen we deze week dat het Finse voorzitterschap op de achtergrond de lidstaten heeft gepolst om na te gaan of de Grondwet op de een of andere manier nieuw leven kan worden ingeblazen.

De heer Sarkozy wil een ‘minigrondwet’. De Commissie wijst dat af. De Duitse regering zegt dat ze de Grondwet intact wil laten en vervolgens uit de as wil doen herrijzen. De demissionaire Nederlandse regering heeft duidelijk gemaakt dat er geen tweede referendum komt. In de Britse regering blijkt gewoontegetrouw verdeeldheid te bestaan. De minister van Buitenlandse Zaken zegt dat het een prachtig plan was dat is mislukt; de staatssecretaris voor Europese Zaken zegt dat we ons opnieuw over de inhoud van de Grondwet moeten buigen. Is het kwartje al gevallen? Europa moet verder. We moeten verder om te voorkomen dat we de kiezers op gevaarlijke wijze verder van ons vervreemden.

Ik heb continu aangedrongen op hervormingen. Er zijn economische hervormingen nodig. We moeten ons buigen over het feit dat wij de doelstellingen van Kyoto met betrekking tot emissies niet halen. Met fundamentele hervormingen zijn wij in staat om met de opkomende reuzen in Azië te concurreren. Er moet een landbouwbeleid komen dat de strijd tegen de armoede in de wereld niet ondermijnt, en we hebben effectief leiderschap nodig. Zoals mijn partijleider zei: we vragen om een koerswijziging omdat we een toekomst zien voor de EU en geloven in een sterk Europa. Ons werelddeel schreeuwt om leiderschap terwijl wij debatteren over een stuk papier. Ik kan u vertellen dat de geschiedenis bezaaid is met ongewenste en zinloze stukken papier.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE).(PL) Mijnheer de Voorzitter, sinds het laatste debat dat het Europees Parlement heeft gehouden over de toekomst van Europa zijn er al zes maanden voorbij. Het juridisch kader voor die toekomst moest in eerste instantie worden vastgelegd in het Gondwettelijk Verdrag. Enerzijds krijgt die toekomst voor onze ogen vorm door de intussen genomen besluiten over de volgende uitbreiding en de toetreding van twee nieuwe landen, Bulgarije en Roemenië, maar anderzijds wordt de toekomst in de ijskast gezet tot de tweede helft van 2008, omdat de denkpauze in verband met het Grondwettelijk Verdrag nog maar eens is verlengd tot dat tijdstip.

Ik denk, dat de extra bedenktijd vooral moet worden gebruikt om de groeiende scepsis onder de Europeanen tegenover nieuwe uitbreidingen van de Unie te analyseren. De burgers van Europa moeten voelen en begrijpen dat de besluiten om nieuwe leden toe te laten op een verantwoordelijke manier zijn genomen. Ze moeten de verzekering krijgen dat daarbij rekening is gehouden met de mogelijkheden in de Europese begroting, en dat de Unie dus ook in de toekomst goed kan functioneren.

Bij het uitvoeren van eerder genomen strategische besluiten, zodat de economie van Europa kan blijven concurreren met andere delen van de wereld, moeten we het onderwijs een grotere rol geven voor het vormen van toekomstige, innovatieve generaties van Europese burgers. We moeten ijveren voor een creatieve economie, die steunt op kennis en verbeeldingskracht, want is de sleutel tot het succes voor Europese ondernemers in de hele wereld. Een hoogopgeleide en dynamische Europese samenleving is een essentiële voorwaarde voor het voortbestaan van de Unie als politieke speler op het wereldtoneel, die niet alleen zijn eigen problemen kan oplossen, maar zich ook kan weren in de strijd tegen de internationale misdaad of het terrorisme.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE). - (GA) Mijnheer de Voorzitter, ten eerste heet ik de Taoiseach welkom.

(EN) Tot mijn vreugde kan ik zeggen dat ik het over het geheel eens ben met uw analyse. We moeten wel de context aanpassen, de positieve punten benadrukken en het evenwicht en de essentie van de Grondwet zien te behouden.

Het Franse en Nederlandse ‘nee’ leidde tot een impasse over de Grondwet, maar volgens mij was dit geen driewerf nee tegen alles wat Europees is. Het was een waarschuwing van de gewone burger die zei dat de toekomst van Europa hem ook aangaat en dat hij daar ook een rol in speelt. Democratie is soms een rommelige aangelegenheid, zoals het hele leven; leiders moeten niet alleen leiding geven maar ze moeten ook luisteren. We hebben een denkpauze gehad, en nu is het tijd voor consolidatie en moet de EU waarmaken wat op de Agenda van Lissabon staat, werknemers bescherming bieden, Europese bedrijven steunen, zorgen voor ecologische duurzaamheid en ervoor zorgen dat de EU een concurrerende speler op de wereldmarkt is.

In wezen is het de taak van de EU om de uitdaging van de globalisering namens al haar burgers het hoofd te bieden. Als de EU zich van deze zware taak kwijt, geloof ik dat ze een solide toekomst tegemoet gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Bairbre de Brún (GUE/NGL). - (GA) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heet de Taoiseach vandaag hartelijk welkom in het Europees Parlement. Het is duidelijk dat bepaalde lieden tijdens deze denkpauze slechts aan één ding denken en dat is hoe ze de beste respons kunnen krijgen. Hoe dan ook, het debat over de toekomst van Europa is zo belangrijk dat we zoveel mogelijk stemmen uit alle sectoren van de maatschappij moeten horen, en al die verschillende standpunten moeten we respecteren en serieus nemen. We juichen een dergelijk debat toe en moedigen het zelfs aan. Er bestaat een visie op Europa waarin mensen, gelijkheid, sociale en economische rechten en burgerlijke rechten centraal staan. Dat is de visie van Sinn Féin en de visie van onze partners in de GUE/NGL-Fractie. De burgers maken zich zorgen. Ze maken zich zorgen over de militarisering van Europa, over het “fort Europa” en over het feit dat de politieke en economische macht zich steeds verder van de gewone burger verwijdert. Ze maken zich ook zorgen over de privatisering en over het feit dat de gelijkheid, duurzaamheid en sociale samenhang daaronder te leiden zullen hebben. We hebben vandaag een deel van de reactie daarop gehoord van de Taoiseach, maar de Raad en de Europese Commissie moeten duidelijk aangeven dat ze kennis hebben genomen van deze bezorgdheid en ons laten weten wat ze daarmee gaan doen.

 
  
MPphoto
 
 

  Koenraad Dillen (NI). - Voorzitter, geachte collega's, de blijvende Turkse weigering zijn internationaalrechtelijke verplichtingen uit het douaneakkoord met de Unie na te komen en dus Cypriotische schepen toe te laten tot zijn havens, maar vooral de Europese reactie daarop doen het ergste vermoeden voor de toekomst van Europa, waarover we hier vandaag discuteren.

Turkije blijft een land dat elementaire mensenrechten niet eerbiedigt en internationale verbintenissen aan zijn laars lapt. Het is een staat die pertinent weigert om zich met zijn buurlanden Cyprus en Armenië te verzoenen en nu al Europese lidstaten intimideert. Ondanks dit alles blijft het officiële Europa willen dat de onderhandelingen worden voortgezet.

Turkije wil Europees zijn, maar richt zich wel tot de Verenigde Naties, met andere woorden tot de Verenigde Staten, om aan zijn Europese verplichtingen te kunnen ontsnappen. Toetreding tot de EU van dit land blijft in de gegeven omstandigheden dan ook uitgesloten. Indien Turkije nu al de wet stelt, wat moet het dan worden, als dit land aan de onderhandelingstafel mag gaan zitten.

Europa moet een sterk signaal geven en onmiddellijk de toetredingsonderhandelingen met Ankara staken, wil de Unie geloofwaardig blijven in de ogen van haar burgers en haar toekomst veilig stellen.

 
  
  

VOORZITTER: PIERRE MOSCOVICI
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE) . - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de eerste minister, ook ik zou u willen gelukwensen met uw aanwezigheid hier vandaag.

Ik denk dat alle aanwezigen het ermee eens zijn dat de Europese Unie van nu vijfentwintig en over een maand zevenentwintig lidstaten niet kan functioneren met dezelfde regels waarmee het Europa van de zes, van de negen, van de tien en van de vijftien lidstaten heeft gewerkt.

Ik herinner me dat de Belgische premier tijdens de vorige discussie over de toekomst van Europa in mei wees op het belang van het komende Duitse voorzitterschap. Mevrouw Merkel heeft gezegd dat ze van plan is voorstellen te doen voor het Europese Grondwettelijke Verdrag. Wij verwelkomen haar voorstellen, maar ik vraag me wel af of zoiets realistisch is en of het niet gaat om een poging een morsdode tekst nieuw leven in te blazen. Het antwoord kan niet eenduidig zijn, want het hangt duidelijk af van het doel dat wordt gesteld.

Al in juni 2005 heb ik brieven gestuurd naar de toenmalige Raadsvoorzitter, Tony Blair, en naar de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, en daarin duidelijk gemaakt dat wij onze eisen beperkt hebben tot het regelen van institutionele vraagstukken, zoals de rechtspersoonlijkheid van de Europese Unie, de nieuwe weging van de stemmen in Raad, de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement, de instelling van de functie van minister van Buitenlandse Zaken en ook van voorzitter van de Unie, de vermindering van het aantal commissarissen, de afschaffing van het driepijlerstelsel en het uitbreiden van de versterkte samenwerking tussen de lidstaten. Alleen op die manier kan de Europese Unie volgens mij de crisis overwinnen die ze vandaag doormaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Jo Leinen (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de eerste minister, van harte gefeliciteerd met uw toespraak voor dit Parlement! Ik ben u ook dankbaar voor het heldere perspectief dat u voor het Grondwettelijk Verdrag geschetst hebt: geen nieuwe onderhandelingen, niet de krenten uit de pap halen, ook geen geamputeerd verdrag, geen miniverdrag, waarin slechts een paar institutionele kwesties geregeld worden, want dat zou het nieuwe verdrag werkelijk van zijn ziel beroven, zoals hier al gezegd is. Het Handvest van de grondrechten, de elementen die over burgerparticipatie gaan, de democratische elementen, maar ook de sociale hervormingen - het hoort allemaal bij elkaar. Samen vormden ze een package deal, een heel breed compromis, en dat mag je niet openbreken. Daarom moet de formule luiden: aan de inhoud houden we vast, maar er valt te praten over de vorm die het nieuwe verdrag moet krijgen. Ik ben het er helemaal mee eens dat zo’n verdrag geen boekwerk mag zijn, maar beknopt en precies hoort te zijn. Het derde deel biedt ons gelegenheid te over om het Verdrag in te korten.

U hebt ook van aanvullende elementen gesproken. Die zouden het middel zijn om op de zorgen en angsten van de mensen in Nederland en Frankrijk in te gaan. Dan hebben we echter uit deze twee landen wel een duidelijke aanwijzing nodig over wat er dan precies aangepast moet worden. Er zijn collega’s die schijnen te weten wat het volk wilde. Voor mij was dit ‘nee’ volkomen onoverzichtelijk. Je weet niet precies waar je het moet plaatsen. Daarom wachten we op de verkiezingen in Frankrijk en op de nieuwe Nederlandse regering om precies te weten te komen wat voor aanvullende elementen er moeten komen.

Ik zou het fijn vinden als u deze toespraak niet alleen hier hield, maar ook in veel hoofdsteden van de EU. Onder uw Raadvoorzitterschap is het akkoord tot stand gekomen en daarmee is het deel van uw verantwoordelijkheid om de vrienden van de Grondwet bij elkaar te krijgen en het project alsnog door te zetten.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrew Duff (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Taoiseach zei in feite dat het akkoord over het pakket van 2004 zeer lastig en complex was. Zou het dan niet verstandig zijn om de preambule en deel I en II buiten de heronderhandelingen te houden en ons volledig te richten op het moderniseren en verbeteren van deel III? Hoe kunnen we ooit ons concurrentievermogen vergroten, het sociaal partnerschap versterken, verbeteringen op het gebied van een gemeenschappelijk energiebeleid tot stand brengen, enzovoorts, zonder deel III ingrijpend te verbeteren?

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Corbett (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de taal van een aantal van mijn voorouders zou ik tegen de Taoiseach willen zeggen:

(GA) Welkom in het Europees Parlement.

(EN) Welkom in het Europees Parlement. Het Parlement symboliseert het motto van de Europese Unie: eenheid in diversiteit. Alle politieke partijen in Europa, van links naar rechts, van hoofdsteden tot regio’s, van regeringspartijen tot oppositiepartijen, zijn hier vertegenwoordigd. Het Parlement stemde met 500 tegen 137 stemmen vóór het Grondwettelijke Verdrag, en beschouwde het als de beste manier om de toekomst van Europa gestalte te geven. Het doet mij dus veel deugd om u vandaag te horen zeggen dat we een oplossing voor deze kwesties moeten zien te vinden, omdat de problemen die het Grondwettelijke Verdrag had moeten oplossen, niet opeens zijn verdwenen. Ze zijn er nog steeds. We moeten een oplossing zien te vinden die aanvaardbaar is voor alle zevenentwintig landen, ook voor de twee die ‘nee’ hebben gezegd en ook voor de achttien die ‘ja’ hebben gestemd en die de tekst zoveel mogelijk intact willen laten.

Ik was blij om te horen dat Ierland de tekst ook zoveel mogelijk intact wil laten, ook al heeft Ierland het Verdrag nog niet geratificeerd. Dat is een belangrijke boodschap voor ons. In het Verenigd Koninkrijk heeft mijn regering het Grondwettelijk Verdrag ook ondertekend en is de regering herkozen op basis van een manifest waarin staat dat ze met enthousiasme campagne zal voeren voor dit Grondwettelijke Verdrag. In brede kring vindt men dat de oplossing die volgend jaar juni wordt gevonden - en dat die er komen moet leidt geen twijfel - rekening zal moeten houden met de meerderheid en dat moet worden geprobeerd om zoveel mogelijk onderdelen van het Grondwettelijke Verdrag te redden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bertie Ahern, eerste minister van Ierland. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, uit al het voorgaande is duidelijk dat de meningen en standpunten wijd uiteenlopen, maar feit is dat dit Parlement de Grondwet bij zeer grote meerderheid heeft bekrachtigd en gesteund. Desondanks wil ik u allen bedanken voor uw bijdragen. Het is voor mij als lid van de Europese Raad, en omdat ik zozeer betrokken ben geweest bij de Grondwet, nuttig om uw standpunten te vernemen. Ik denk dat het zeer waardevol is geweest hierover van gedachten te wisselen. Het biedt me een perspectief dat waarschijnlijk moeilijk te krijgen is vanaf deze afstand.

Ik ben het met u eens dat het belangrijk is naar de mensen te luisteren. Het is niet altijd mogelijk om naar iedereen te luisteren, maar wel kunnen we naar hun gekozen vertegenwoordigers luisteren. Het heeft mij de gelegenheid geboden om een toelichting te geven op de argumenten die ten grondslag liggen aan zo vele standpunten inzake de Grondwet. Tevens heb ik mijn standpunten kenbaar kunnen maken.

Ik denk dat de Grondwet een zeer evenwichtig en redelijk document is. Ik denk dat het een rechtvaardig document is. Natuurlijk bestaat het uit compromissen. Wanneer je probeert om een akkoord te bereiken tussen vijfentwintig landen - zoals destijds het geval was -, zijn tekstuele compromissen onvermijdelijk. Het was niet zo dat iemand zo maar kon zeggen van "dit is het standpunt". De dingen veranderen. Ik merkte tijdens mijn reis naar de diverse landen in Europa dat er per land een groot aantal volstrekt andere zaken speelde, kwesties die de gemoederen van het publiek bezighielden, die veel problemen veroorzaakten in de media, en die de mensen noopten om met elkaar in debat te gaan over de uiteindelijke bewoording. De Grondwet is dus niet perfect, in de zin dat er geen enkele dubbelzinnigheid in zou staan, maar er is over onderhandeld.

Sommigen menen dat het document misschien zonder invloed van buitenaf tot stand is gekomen - ik geloof dat daarover enkele opmerkingen zijn gemaakt. Dat begrijp ik na enkele jaren, maar ik wil de leden van het Parlement in herinnering brengen dat er in de Conventie een zeer actieve groep uit het Parlement aanwezig was. De leden van die groep hebben heel hard gewerkt. Zij vertegenwoordigden het volk, ze waren gekozen door het volk, ze waren verantwoording verschuldigd aan het volk, en ik denk dat de regeringen dat ook zijn. Het is onmogelijk om 500 miljoen mensen te laten onderhandelen over een grondwet. Dat moet je laten doen door hun vertegenwoordigers, en ik denk dat ze het goed hebben gedaan. Dat is soms het probleem met wettigheid en democratie.

Ik heb kennis genomen van uw standpunten inzake de strijd voor mensenrechten en waarden, en uw opmerkingen dat het daarbij draait om mensen, en niet om misdaad en drugs. De mensen die ik ontmoet, houden zich veel meer bezig met beide kwesties. Zij willen dat de rechtsstaat, justitie en het rechtsstelsel iedereen dezelfde bescherming bieden. Ze willen echter ook dat degenen die zich inlaten met grensoverschrijdende criminaliteit en criminele activiteiten, worden aangepakt. Dus als je de mensenrechten steunt, dan steun je duidelijk ook de Grondwet, want via het Handvest van de grondrechten zijn voor het eerst in Europa al deze zaken in de Grondwet gestopt. Dus denk ik dat je duidelijk voorstander van de Grondwet zou moeten zijn.

Ik denk dat we nu niet moeten proberen om over alles opnieuw te onderhandelen. Duitsland neemt het voorzitterschap binnenkort over en de bondskanselier heeft duidelijk laten weten dat zij van plan is om een kleine commissie van ambtenaren in te stellen om in samenwerking met soortgelijke commissies in alle lidstaten te onderzoeken waar de verschillen liggen of de problemen spelen. Daarmee kan mijns inziens 90 procent van de Grondwet worden afgedekt, en dan kan de aandacht volledig worden gericht op de overige 10 procent.

Mijn collega uit Ierland, de heer De Rossa, heeft een zeer terechte opmerking gemaakt, dezelfde die ik al diverse keren heb gemaakt, zoals in het geval van Ierland en Nice. Wat we moeten doen, is proberen protocollen tot stand te brengen om de problemen op te lossen. Dat is een verstandige aanpak; niet het uitkleden van de Grondwet door gedeeltes te schrappen waarover al een akkoord bestaat met het Parlement, de Raad en achttien landen in Europa. We moeten proberen de vinger te krijgen achter de problemen, met name in de landen die "nee" hebben gestemd, of wellicht anderszins voorbehouden hebben. Dat is geen onmogelijke opgave. Het is al eerder gebeurd in de landen waar de Grondwet werd afgewezen. Zoals gezegd, zijn er enquêtes gehouden om na te gaan om wat voor problemen het gaat en om daarvoor oplossingen te vinden. Ik denk dat dat mogelijk is. Als de IGC of de Raad zich daarover buigt, zou het mogelijk moeten zijn. Ik denk niet dat daarvoor veel tijd nodig is.

Ik zou het Parlement alleen willen vragen - en dat zal ik ook in de Raad doen - om de Grondwet te blijven steunen, en het evenwichtige standpunt te blijven huldigen dat wij een klein aantal hangende kwesties moeten oplossen met betrekking tot enkele landen en misschien met betrekking tot landen die recentelijk hun standpunt kenbaar hebben gemaakt wegens regeringsveranderingen. We zouden moeten proberen om daarvoor een oplossing te vinden. Als we daarin slagen, dan kunnen we, vanuit een overtuigd en doelgericht streven naar een Europese Grondwet - als het document die naam krijgt; daarover maak ik me nu niet zo druk -, samen verder om een en ander gestalte te geven. Ik denk echt dat het mogelijk is.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Dank u, mijnheer Ahern, voor uw betoog, dat ik persoonlijk zeer nuttig en pragmatisch vind.

Het debat is gesloten.

 

10. Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen

11. Samenstelling Parlement: zie notulen

12. Bekendmaking gemeenschappelijke standpunten van de Raad: zie notulen

13. Top Rusland/EU (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de Top Rusland/EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, vorige week werd in Helsinki de achttiende Top Rusland/Europese Unie gehouden. Overeenkomstig vaste gewoonten werd er op de Top zowel gesproken over de ‘vier gemeenschappelijke ruimten’ van de Europese Unie en Rusland als over internationale kwesties in bredere zin. Tegelijkertijd werd de Top van de Noordelijke Dimensie tussen de Europese Unie, Rusland, Noorwegen en IJsland gehouden.

Onze uitvoerige gesprekken over de zaken die van cruciaal belang zijn voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland, verliepen in een constructieve sfeer. Wat het nieuwe verdrag tussen de Europese Unie en Rusland betreft, hebben wij geconstateerd dat er in de Europese Unie de afgelopen weken een intensief proces heeft plaatsgevonden voor het vaststellen van het onderhandelingsmandaat. De Europese Unie zal de kwestie van het mandaat blijven behandelen, teneinde zo snel mogelijk met de onderhandelingen te kunnen beginnen. Dit najaar hebben vier ministeriële bijeenkomsten van de Permanente Partnerschapsraad plaatsgevonden die tot doel hadden concrete samenwerking te ontwikkelen. Daarbij waren de ministers van Verkeer, Milieu, Justitie en Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken van de EU en Rusland betrokken.

Wat de gemeenschappelijke economische ruimte betreft hebben wij positieve ontwikkelingen in veel sectoren van samenwerking kunnen waarnemen. Op de Top werd overeenstemming bereikt over de stopzetting van de heffingen op het overvliegen van Siberië. Bovendien hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie en Rusland het grote gemeenschappelijke belang en de wederzijdse afhankelijkheid in energiezaken erkend. De Europese Unie heeft het belang benadrukt van de beginselen van transparantie, voorspelbaarheid, wederkerigheid en openheid op de energiemarkt bij investeringen en in de transitinfrastructuur. Deze beginselen moeten ook worden opgenomen in het nieuwe verdrag tussen de Europese Unie en Rusland. De Europese Unie heeft benadrukt dat de partijen naleving van in het Energiehandvest opgenomen beginselen moeten waarborgen.

Er is ook gesproken over de toename van de handel en de investeringen tussen de Europese Unie en Rusland, over het oplossen van verkeersopstoppingen en de ontwikkeling van een elektronisch inklaringssysteem, waarbij wij concrete resultaten konden bereiken. Wij hebben gezegd dat vooruitgang in de onderhandelingen over het Russische lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie een zeer positieve invloed zal hebben op de gemeenschappelijke economische ruimte van de Europese Unie en Rusland. De onderhandelingen over een vergaande en alomvattende vrijhandel tussen de Europese Unie en Rusland kunnen beginnen zodra Rusland tot de WHO is toegetreden. De milieudialoog, die in oktober, op de Permanente Partnerschapsraad, is goedgekeurd door de ministers van Milieu van de EU en Rusland, schept een basis voor uitgebreide samenwerking.

De samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken heeft in veel sectoren vooruitgang geboekt. Wij vonden het van groot belang dat de in mei ondertekende overeenkomsten inzake visumfacilitering en de terugkeer en overname van illegale immigranten zo snel mogelijk van kracht werden.

Wat de mensenrechten betreft, heeft de Europese Unie haar zorg geuit over de situatie in Tsjetsjenië en duidelijk gemaakt dat het voor haar belangrijk is dat alle schendingen van de mensenrechten zorgvuldig worden onderzocht en dat degenen die zich aan deze schendingen schuldig hebben gemaakt, worden berecht. De Europese Unie heeft gezegd wat de voorwaarden zijn voor de ontwikkeling van de rechtsstaat, de vrijheid van meningsuiting en onafhankelijke media. Daaronder valt ook het onderzoek naar de moord op Anna Politkovskaja en naar de zaak van Michail Chodorkovski. De Europese Unie heeft verwezen naar het begin november gehouden mensenrechtenoverleg, toen dieper op deze zaken is ingegaan en de mensenrechtensituatie in Rusland grondiger zijn onderzocht. De Europese Unie heeft gezegd zich te willen inzetten voor een intensievere samenwerking op het gebied van de mensenrechten en voor de ontwikkeling van het mensenrechtenoverleg.

De Europese Unie en Rusland hebben het belang onderstreept van rechtstreekse contacten tussen de burgers, als basis voor een strategisch partnerschap. Deze samenwerking kan vooral op het gebied van onderwijs en cultuur worden bevorderd. Samenwerking tussen universiteiten en hogescholen en studentenuitwisseling tussen de Europese Unie en Rusland stonden dit najaar hoog op de agenda en hierin willen wij ook in de toekomst investeren.

Wij waren van mening dat samenwerking in internationale zaken belangrijk is voor de veiligheid en welvaart in heel Europa. Wij hebben vastgesteld dat de betrekkingen zich in een aantal internationale kwesties positief hebben ontwikkeld. De samenwerking tussen de Europese Unie en Rusland moet echter concreter worden. De internationale zaken die ter sprake zijn gekomen, waren de Westelijke Balkan, het vredesproces in het Midden-Oosten, de situatie in Noord-Korea, Georgië, Wit-Rusland en Moldavië.

Tegelijkertijd met de Top tussen de Europese Unie en Rusland is ook een Top van de Noordelijke Dimensie gehouden. Op deze Top werden de nieuwe basisdocumenten voor de Noordelijke Dimensie, de politieke verklaring en het kaderdocument goedgekeurd. Met deze besluiten wordt de Noordelijke Dimensie vanaf begin volgend jaar vernieuwd. De vernieuwde Noordelijke Dimensie omvat het gemeenschappelijk beleid van vier gelijkwaardige partners: de Europese Unie, Rusland, Noorwegen en IJsland.

Het beleid in het kader van de Noordelijke Dimensie dekt een groot geografisch gebied. Daaronder valt ook de Oostzee, Noordwest-Rusland en de Arctische gebieden. Met de Noordelijke Dimensie wordt steun gegeven aan de implementatie van de vier gemeenschappelijke ruimten tussen de Europese Unie en Rusland in dit geografische gebied. Bovendien richt de Noordelijke Dimensie zich op specifieke zaken in de noordelijke gebieden, zoals het kwetsbare milieu, de inheemse volkeren en de volksgezondheid.

Voor de Noordelijke Dimensie wordt een gezamenlijke stuurgroep van partners opgericht om vaart te zetten achter de praktische samenwerking. Wij willen de bestaande partnerschappen voor de Noordelijke Dimensie, namelijk het milieupartnerschap en het partnerschap op het gebied van volksgezondheid en welzijn, voortzetten en verder ontwikkelen. Wij willen bovendien de mogelijkheden bekijken om het partnerschapsmodel op de sector vervoer en logistiek toe te passen en de samenwerking op het gebied van energie-efficiëntie te versterken.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u zeer voor de gelegenheid die u mij biedt om u te informeren over de topontmoeting tussen de EU en Rusland die in Helsinki heeft plaatsgevonden. Dit was de derde EU-bijeenkomst met president Poetin dit jaar, na die in Sochi in mei en het diner in Lahti, zodat we een goede gelegenheid hebben gehad om in te gaan op energiekwesties.

Evenals mijn collega verheug ik me over het feit dat de vice-voorzitter van de Commissie, de heer Barrot, en minister Levitin uiteindelijk het protocol inzake het overvliegen van Siberië hebben kunnen ondertekenen. We hebben vele jaren aan deze kwestie gewerkt en dit is een belangrijk succes, want hiermee is een einde gekomen aan een steeds weer terugkerend punt van ergernis in de betrekkingen tussen de EU en Rusland. Het was tevens een van de vier voorwaarden voor toetreding van Rusland tot de WTO. Ik ben daarom zeer verheugd over dit succes en dank de heer Barrot voor zijn inspanningen.

Direct vóór de bijeenkomst hebben we met Europese en Russische topindustriëlen een heel goed gesprek gevoerd over nauwere economische integratie. Zij gaven aan hiervan sterk voorstander te zijn, gelet op de voordelen die een dergelijke integratie met zich mee zou brengen voor het bedrijfsleven in beide regio's. Later, tijdens de bijeenkomst zelf, is men het erover eens geworden dat hieraan de komende maanden verder moet worden gewerkt. We hebben een gezamenlijke economische ruimte voor ogen, die in beginsel volgens dezelfde regels werkt en voorziet in eerlijke handel.

Wat energie betreft, heeft president Poetin bevestigd dat het Verdrag inzake het Energiehandvest in zijn huidige vorm niet zal worden bekrachtigd, maar hij heeft ook duidelijk aangegeven bereid te zijn om tot een akkoord te komen dat rekening houdt met de belangen over en weer en gegrondvest is op de beginselen van het Energiehandvest, zoals hij in Sochi zei. Hij heeft opgeroepen tot wederkerigheid, waaronder toegang voor Russisch kapitaal tot belangrijke strategische sectoren in de Europese Unie.

Helaas was het niet mogelijk om de opening van onderhandelingen over onze nieuwe strategische overeenkomst aan te kondigen. Ik vertrouw er echter op dat er spoedig een oplossing komt voor de resterende kwesties. De voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, heeft na de inspectie door medewerkers van ons Voedsel- en Veterinair Bureau duidelijk gemaakt dat ons inziens het verbod op bepaalde Poolse exportproducten niet proportioneel is. Hij heeft er bij president Poetin sterk op aangedrongen om het verbod op te heffen en in elk geval in te stemmen met een tripartiet overleg tussen Polen, Rusland en de Commissie om deze kwestie op te lossen. President Poetin verduidelijkte dat het niet ging om Pools vlees als zodanig, maar om de doorvoer van vlees vanuit andere landen via Polen naar Rusland. Tenslotte werd met betrekking tot de nieuwe overeenkomst opnieuw bevestigd dat er geen juridisch vacuüm zal ontstaan wanneer de eerste tienjarige periode van de huidige overeenkomst teneinde loopt. Wij zijn weliswaar nog niet begonnen met onderhandelingen over een overeenkomst, maar wij kunnen wel doorgaan en hebben een rechtsgrond.

Een andere belangrijke kwestie die vanavond al is genoemd, is die van de lange rijen voertuigen bij de grensovergang van de EU naar Rusland. Afgesproken is om daaraan dringend aandacht te besteden. Eerder hebben de commissaris voor belastingen en vertegenwoordigers van een aantal lidstaten reeds een bezoek gebracht aan een aantal grensovergangen tussen Rusland en de lidstaten. Alle betrokkenen hebben geconstateerd dat het probleem het gevolg is van de toegenomen handel, te weten van de grotere handelsstromen tussen de EU en Rusland enerzijds en de toename van de handel met Rusland in algemene zin, inclusief doorvoer, anderzijds. De infrastructuur wordt echter al maximaal benut en de Russische procedures zijn omslachtig. Zo zijn er op dit moment zeven beveiligingsprocedures. De heer Poetin heeft toegezegd dat aantal terug te zullen brengen tot twee. Dat is heel belangrijk. Van haar kant zal de Commissie in haar verslag binnenkort voorstellen doen voor een aantal van deze douanekwesties. Ook hebben we aangeboden om samen een proefproject uit te voeren. De vraag is of gegevens kunnen worden verwerkt met een computersysteem.

Verder was er een over het algemeen positieve beoordeling van de samenwerking op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Rusland zei dat de akten voor de ratificatie van de overeenkomsten over de verstrekking van visa en terug- en overname spoedig zullen worden neergelegd. Dat is heel positief, omdat ook de Europese Unie is gebaat bij terug- en overname.

Ik wil mijn waardering uitspreken voor de inbreng van het Parlementaire Samenwerkingscomité voor Kaliningrad. Ten aanzien van deze kwestie heeft Rusland de toekomst van het Litouwse plan voor gratis visa, uitvoerheffingen op aluminium en de behandeling van minderheden in Letland en Estland ter sprake gebracht. Daarop hebben wij geantwoord dat deze kwesties of al zijn opgelost of, in het geval van visa voor bezoekers uit Kaliningrad naar Litouwen, kunnen worden behandeld.

Op het gebied van de buitenlandse veiligheid heeft de Europese Unie aangedrongen op meer samenwerking in de gemeenschappelijke nabuurschap, terwijl Rusland de nadruk heeft gelegd op non-proliferatie en ontwapening, met name wat Iran en Noord-Korea betreft. Commissievoorzitter Barroso heeft een beeld gegeven van de voortgang die is gemaakt bij de verwezenlijking van de in Kananaskis gedane toezeggingen. Afgesproken is om nieuwe manieren van samenwerking op het gebied van crisisbeheer te onderzoeken.

Verder hebben wij uiting gegeven aan onze bezorgdheid over de mensenrechtensituatie in Rusland, met name over de moord op mevrouw Politkovskaja. Voorzitter Barroso heeft duidelijk gemaakt dat het gepercipieerde gebrek aan behoorlijke rechtspleging aanleiding was tot bezorgdheid in de Europese Unie. Op verzoek van de Voorzitter en van afgevaardigden van het Parlement heeft hij tevens het geval van Mikhail Khordorkovsky ter sprake gebracht. President Poetin heeft de situatie in Rusland verdedigd.

Van hetgeen het voorzitterschap heeft gezegd over het buitenlands beleid wil ik hier slechts het belang vermelden dat wij hechten aan samenwerking binnen de Verenigde Naties ten aanzien van Iran, de bevordering van de zespartijenbesprekingen over Noord-Korea en de samenwerking met Rusland in het Midden-Oosten via het Kwartet. Rusland heeft verzocht om een dringende bijeenkomst van het Kwartet. Wij hopen dat die vóór kerst kan plaatsvinden. We moeten ons ook intensief inzetten voor onderlinge toenadering ten aanzien van Georgië en Kosovo. Daarover heeft gedachtewisseling plaatsgevonden.

Tenslotte is, zoals mijn collega reeds zei, voor het eerst een speciale Top van de Noordelijke Dimensie gehouden. De bijeenkomst was een succes en ik verheug me over de rol die Rusland daarin in algemene zin speelt.

 
  
MPphoto
 
 

  Camiel Eurlings, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, nauwe samenwerking tussen Rusland en de Europese Unie is van vitaal belang voor beide partijen, maar die samenwerking is slechts mogelijk als zij is gebaseerd op evenwicht, evenwicht tussen de belangen van de Unie en de belangen van Rusland, en evenwicht tussen economische kwesties en kwesties betreffende democratie en fundamentele rechten.

De recente topconferenties laten enige vooruitgang zien. Zoals is opgemerkt zullen de heffingen met betrekking tot het overvliegen van Siberië voldoen aan de WTO-normen. Dat is een goede zaak. De visumfacilitering van vorig jaar is ook een goede ontwikkeling. Over het geheel genomen was de laatste top echter teleurstellend. Het Poolse veto speelt een belangrijke rol. Hoewel we in het algemeen tegen veto's zijn en we allemaal moeten samenwerken om dit veto van tafel te krijgen, moet ik zeggen dat de Europese Volkspartij begrip heeft voor het Poolse standpunt. Wij zijn het eens met de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso, wanneer hij het Russische verbod op Pools vlees een buitensporige reactie noemt. Hij ziet geen aanleiding om dat verbod te handhaven. Daarom roept de Europese Volkspartij Rusland op tot opbouwende samenwerking met ons om dit veto van tafel te krijgen door manieren te zoeken om het verbod op Pools vlees op te heffen.

We zouden graag zien dat Rusland zich ook zo opstelde tegenover Georgië. We hopen dat, wat Moldavië betreft, het verbod wordt opgeheven. Vandaag hebben we daarover een aankondiging gezien, en we willen Rusland vragen niet te dreigen met een verbod voor heel de Europese Unie wanneer Roemenië en Bulgarije toetreden.

Als we de besprekingen kunnen voortzetten, laten we het dan hebben over evenwicht en economie. Als Rusland wil investeren in onze industrie, moeten wij evenzo kunnen investeren in Russische sectoren. Laten we het hebben over het energiehoofdstuk. Wij hopen dat na een beginselakkoord de basisbeginselen van het hoofdstuk worden geaccepteerd.

Dan, last but not least, de mensenrechten. Ik hoop dat de dialoog over de mensenrechten in het openbaar kan plaatsvinden. Ik hoop echt dat Rusland goede signalen zal afgeven na de recente verdachte moorden door in de eerste plaats de moordenaars van mevrouw Anna Politkovskaja op te pakken. Laten wij, als Europa, op dit punt meer verenigd zijn dan ooit.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, zoals de vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie hebben laten doorschemeren - maar niet met zoveel woorden hebben gezegd -, zijn de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland onmiskenbaar in een lastige fase gekomen. Mijn fractie was ervoor om onderhandelingen met Rusland te beginnen, omdat we daarmee hadden kunnen testen of Rusland inderdaad bereid is om tot eerlijke onderhandelingen en billijke resultaten te komen. Toch begrijpen we maar al te goed wat Polen bewogen heeft om daar een veto tegen uit te spreken. En als er - zoals ik van mevrouw de commissaris begrepen heb - sprake is van discriminerende maatregelen, verdient Polen onze volledige solidariteit. We kunnen niet dulden dat er tegen een of meerdere lidstaten van de Unie discriminerende of oneerlijke maatregelen getroffen worden.

Ten tweede is nu een gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie absoluut geboden. Geen enkel land mag op eigen houtje opereren en zo Rusland de kans bieden om bepaalde landen eruit te pikken en daar apart mee te onderhandelen. Ik hoop dat de solidariteit binnen de Europese Unie overeind blijft.

Ten derde moet er steun komen voor onze gemeenschappelijke buurlanden, die zich in een lastig parket bevinden, juist als het om Rusland gaat. We hebben een aantal ideeën over een samenwerkingsverband tussen de EU en het Zwarte-Zeegebied - waar we in december in het Parlement over zullen debatteren - om juist deze landen gepaste steun te kunnen bieden.

Ten vierde de mensenrechten. Daar zullen wij niet over zwijgen, of we nu wel of niet onderhandelingen openen. We kunnen onmogelijk accepteren dat president Poetin enerzijds zegt dat hij met de hele zaak niets te maken heeft, maar er anderzijds ook niet voor zorgt dat zij die dan wel verantwoordelijk zijn, voor de rechter gebracht worden. De Russische president kan zich niet langer onttrekken aan de volledige verantwoordelijkheid voor deze zaak. Niemand van ons - in elk geval niemand van onze fractie - wil een nieuwe Koude Oorlog met Rusland, maar we zullen niet zwijgen zolang zich dergelijke schendingen van de mensenrechten voordoen, waardoor mensen die voor de vrijheid van meningsuiting in Rusland strijden, de dood vinden.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Paavo Väyrynen, namens de ALDE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, tussen de Europese Unie en Rusland is de afgelopen maanden een nieuwe sfeer van samenwerking ontstaan: de geest van Lahti, zoals deze na de informele top van dit najaar is gaan heten. In dezelfde geest hebben wij ook de recente Top tussen de Europese Unie en Rusland kunnen houden.

Een kenmerk van de geest van Lahti is de mogelijkheid om openlijk over lastige zaken te spreken. Zowel in Lahti als in Helsinki werd vrijmoedig gesproken over kwesties van mensenrechten en democratie. Op de Top in Helsinki was er een conflict, waardoor geen akkoord kon worden bereikt en geen onderhandelingen over de nieuwe partnerschapsovereenkomst konden worden geopend. De betrokken partijen realiseerden zich waarschijnlijk dat er ook kan worden samengewerkt op basis van de huidige overeenkomst, die voorlopig nog van kracht is.

Er moet zo snel mogelijk worden begonnen met onderhandelingen over de nieuwe partnerschapsovereenkomst. Anderzijds kunnen nieuwe ideeën over het verbeteren van de samenwerking ook op basis van de huidige overeenkomst worden gerealiseerd.

Op de Top werden op twee belangrijke gebieden positieve resultaten bereikt. Ten eerste gaat men de heffingen voor het overvliegen van Siberië geleidelijk verlagen en eind 2013 volledig afschaffen. Ten tweede werden op de Top overeenkomsten tussen de Europese Unie, Rusland, Noorwegen en IJsland in het kader van de Noordelijke Dimensie ondertekend. In het Noorden hebben wij dus al een nieuwe overeenkomst tot stand gebracht die een kader biedt voor samenwerking in de vier ruimten die de Europese Unie en Rusland willen vormen.

In Helsinki werd ook gesproken over de files vrachtwagens aan de grens tussen de Europese Unie en Rusland. De premiers van Finland en Rusland zullen deze gesprekken vandaag in Moskou voortzetten. Het probleem is dat de controles aan Russische zijde door maar liefst zeven ambtenaren worden uitgevoerd. Nu wordt dat aantal verminderd tot twee en ook op andere manieren worden de grenscontroles versneld. Dit schrijnende probleem moet snel worden opgelost.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de betrekkingen en de besprekingen tussen Europa en Rusland hebben iets weg van surrealistische kunst of een film van Woody Allen.

Het is óf het een óf het ander: ofwel het Poolse vlees is slecht, en in dat geval heeft de heer Poetin gelijk en mag dit vlees niet langer in Europa in het verkeer worden gebracht, ofwel het Poolse vlees is goed, en in dat geval mag het in Europa in verkeer worden gebracht, en is hetgeen de heer Poetin en Rusland doen onrechtvaardig en moeten er sancties tegen hen worden ingesteld. Het is geen kwestie van overdrijven of niet overdrijven: het klopt of het klopt niet, dat is alles.

Ten tweede: wat de mensenrechten betreft blijft de heer Poetin, met zijn engelachtige gezicht van een door de KGB getrainde judoka, steeds maar tegen ons zeggen: “Ik heb niets met die kwestie te maken.” In heel Europa volgen de moorden elkaar op. Er wordt een vrouw vermoord in Moskou; een voormalige KGB-agent wordt vermoord in Londen, en de heer Poetin herhaalt: “Ik heb daar niets mee te maken.” Klaarblijkelijk was het de heer Chodorkovski die - vanuit zijn gevangenis - de moord op mevrouw Anna Politkovskaja heeft georganiseerd, en was het de heer Lebedev die - vanuit zijn gevangenis - de moord op de voormalige KGB-agent heeft georganiseerd.

Eén ding is zeker: de wetten die in de Doema zijn aangenomen, zijn wetten die de partij van de heer Poetin erdoor geloodst heeft, met als gevolg dat de oppositie geen recht van spreken meer heeft, dat niet-gouvernementele organisaties niet langer het recht hebben hun mening te geven en dat Europese stichtingen geen bestaansrecht meer hebben. En ook wat dit onderwerp betreft zegt de heer Poetin tegen ons: “Ik heb niets met deze gebeurtenissen te maken. Ik was op een conferentie in Parijs, in Londen of waar dan ook, en ik weet niet wat er in de Doema is aangenomen.”

Ze moeten niet denken dat wij gek zijn. Ik zou ook liever niet het vooruitzicht van een koude oorlog willen hebben. Niemand wil een koude oorlog, maar er zijn grenzen. Wij kunnen niet accepteren dat een staatsman ons voortdurend voorliegt: ofwel de heer Poetin kiest ervoor om beleefd te zijn en onze vragen te beantwoorden, ofwel wij kiezen ervoor om een andere toon aan te slaan tegen de heer Poetin. Wij hebben zijn energie weliswaar nodig, maar wij hebben geen behoefte aan iemand die voortdurend een loopje met ons neemt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Remek, namens de GUE/NGL-Fractie. - (CS) Dames en heren, we kunnen nu niet bepaald beweren dat de afgelopen top in Finland een succes was, maar daarvoor moeten we onze hand ook in de eigen boezem steken. Onze zogeheten solidariteit heeft ons geen stap verder geholpen. Het is dan wel zo dat Rusland de EU hard nodig heeft, maar de EU heeft even hard Rusland nodig. Als we echter steeds verder in de richting van russofobie gaan, dan zal Rusland pragmatisch verder blijven samenwerken met een aantal evenzeer pragmatische EU-leden, met Rusland’s grootste handelspartners, namelijk Duitsland, Nederland, Italië, en nog een paar. Dat is nu al gaande en dat hoeft ons niet te verbazen. De ideeën die de EU heeft omtrent het energieverdrag zullen toch echt niet klakkeloos door Rusland worden overgenomen, als we ons laten leiden door de belangstelling van een aantal Europese bedrijven in een aandeel in de winsten uit de Russische energievoorraden. Ook zullen de wederzijds voordelige en o zo broodnodige betrekkingen tussen de EU en Rusland nooit op een hoger plan kunnen worden gebracht, als bij officiële bijeenkomsten van de parlementaire delegaties van de EU en Rusland de plaatsen van EU-parlementariërs letterlijk gapend leeg blijven. Het is voor een blinde en een dove moeilijk praten samen.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, alles wijst erop dat Rusland niet bereid is de gevolgen te aanvaarden van de uitbreiding van 2004. Rusland heeft nog altijd geen grensverdragen getekend met Letland en Estland en zet gas in als chantagemiddel, zelfs tegen lidstaten van de Unie. De laatste tijd voert Rusland een discriminerend handelsbeleid jegens Polen, op basis van vervalste vleeskeuringsdocumenten. Polen kan deze discriminatie niet tolereren, en wat nog belangrijker is, Polen aanvaardt niet dat op Russische voorwaarden met de onderhandelingen wordt begonnen.

Ik wil de Commissie bedanken, die deze problemen erkent en oplossingen zoekt. Ik wil erop wijzen dat de spanning tijdens de laatste top veel meer behelst dan alleen de betrekkingen tussen de EU en Rusland. De manier waarop dit conflict wordt opgelost is beslissend voor de status en de toekomst van de hele Unie. Als Rusland ons kan verdelen, dan zullen de kansen op een politiek Europa en op institutionele hervormingen sterk verminderen, zeker op het gebied van een gemeenschappelijk buitenlands beleid. Bovendien is het zinloos nieuwe instellingen op te zetten, als die niet gefundeerd zijn op gemeenschappelijke overtuigingen, als er geen gemeenschappelijke politieke inhoud is.

Als Rusland er nu in slaagt ons te verdelen, dan zal Rusland na deze stap een volgende stap zetten. Tegelijkertijd doet dan ons gemeenschappelijk buitenlands beleid twee stappen achteruit. Dan moeten we er niet van opkijken als de NAVO het politiek initiatief neemt, bijvoorbeeld voor een gemeenschappelijk energiebeleid. De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie stippelt nu al steeds concreter zijn toekomstige rol op dit essentiële domein uit.

 
  
MPphoto
 
 

  Mirosław Mariusz Piotrowski, namens de IND/DEM-Fractie. - (PL) Voorzitter, de laatste top EU-Rusland heeft geen concrete resultaten opgeleverd. Maar uit het verloop van de ontmoeting kunnen we wel enkele conclusies trekken die belangrijk kunnen zijn met het oog op de verdere onderhandelingen over de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst.

Ten eerste probeert Rusland traditioneel verdeeldheid te zaaien binnen de Europese Unie door bestaande conflicten af te doen als bilaterale problemen met lidstaten. Zo is het ook in het geval van het invoerverbod op levensmiddelen uit Polen. Eerder is deze tactiek toegepast op Letland en andere Oostzeelanden. Die tactiek blijkt doeltreffend, omdat sommige groepen in de Unie zich aansluiten bij de kritiek op Polen, en daarbij elementen uit de Russische retoriek overnemen.

Ten tweede meet de Unie - die toch zo gevoelig is voor het respect voor de mensenrechten in de lidstaten en in de wereld - onder andere in de strijd tegen het terrorisme met twee maten als het gaat om Rusland. De besluitvormers in de Unie mijden bewust gevoelige vragen, en als zo’n vraag toch valt, bijvoorbeeld over politieke moorden of de situatie in Tsjetsjenië, dan slikken ze de ontwijkende antwoorden van president Poetin als zoete koek.

Ik wil benadrukken dat een goede politieke en economische samenwerking tussen de Unie en Rusland bijzonder wenselijk is, maar de onbegrijpelijke onderdanigheid, waarmee de Unie Rusland tot nu toe heeft benaderd, is zeker niet de goede aanpak. We moeten in onze betrekkingen met Rusland prioriteiten maken van het tekenen van het Europees Energiehandvest en een duidelijk standpunt innemen ten aanzien van de mensenrechtenschendingen. En een solidaire opstelling van de lidstaten van de Europese Unie jegens deze lastige partner is minstens zo belangrijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Charles Tannock (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, Rusland is met zijn vier gemeenschappelijke ruimtes waarin het betrekkingen met de EU onderhoudt, nog altijd onze strategische partner. Wat we nodig hebben is een sterk, verenigd en stabiel Rusland dat meestrijdt tegen het opkomende islamitisch terrorisme, dat via het Kwartet met ons samenwerkt aan een oplossing voor het conflict tussen de Arabische wereld en Israël, dat in de VN-Veiligheidsraad mede toeziet op de preventie van nucleaire proliferatie in Iran en Noord-Korea, en dat een betrouwbare handelspartner is door te voorzien in 30 procent van de Europese gasbehoefte.

We staan evenwel afkeurend tegenover de wreedheden in Tsjetsjenië, de verslechtering van de mensenrechten en democratische vrijheden - met name de persvrijheid en de huurmoord op journalisten en tegenstanders van de regering, zoals de heer Alexander Litvinenko uit Londen, die tot mijn kiesdistrict behoorde.

Ook staan wij afwijzend tegenover de oude gewoonte van Rusland om langs bilaterale weg te proberen in de gunst te komen bij grote lidstaten als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, om andere landen onder druk te zetten, zoals de Baltische landen en, zeer onlangs, Polen, door de export van rundvlees te verbieden. Rusland schermt maar al te vaak met fytosanitaire voorschriften om lastige buren op de huid te zitten, zoals Moldavië en Georgië, die een verbod op hun wijn en bronwater zagen ingesteld.

Overigens hanteert Rusland via Gazprom differentiële gasprijzen als een buitenlandbeleidsinstrument om druk uit te oefenen op buren als Oekraïne. Uit een recent uitgebracht verslag van de NAVO zou blijken dat Rusland plannen heeft voor een "gas-OPEC" met Algerije, Qatar, Oezbekistan en Kazakstan, hetgeen een serieuze bedreiging zou zijn voor de belangen van de EU voor continue energievoorziening van buitenaf. Daarop zouden we bijvoorbeeld kunnen reageren - met name na de weigering van Rusland om het Verdrag inzake het Energiehandvest te ondertekenen - door de president van Kazakstan, de heer Nazarbayev, tijdens zijn bezoek aan Brussel volgende week, te zeggen dat zijn land, evenals het etnisch verwante Azerbeidzjan, welkom zijn in het Europese nabuurschapsbeleid, in plaats van dat Kazakstan zich bij Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland voegt in de gezamenlijke economische ruimte als bedoeld in het Verdrag van Jalta.

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de minister, ik zal het alleen over energie hebben, omdat je niet over alles kunt spreken, en ik zal een half dozijn punten naar voren brengen. Voor ons is continue energievoorziening van vitaal belang, maar voor Rusland is een continue, permanente klant belangrijk. Het is noodzakelijk dat de markten aan beide zijden worden geopend. Daarnaast hebben wij langlopende handelsovereenkomsten nodig. Ook Rusland heeft die nodig, want het moet in zijn haveloze energie-industrie investeren.

Het energiedebat heeft behoefte aan meer politieke sturing van onze kant. Energie is een zeer politieke kwestie. Desalniettemin spreken wij hier over allerhande zaken, maar gaan wij niet naar Rusland om daar kennis te nemen van de energiesituatie. Wij moeten er heen gaan. Het is lang geleden dat daar iemand met dit doel naar toe is gegaan.

Tot slot wil ik zeggen dat energie voor ons nu een bron van conflict is met Rusland. Dat kan niet worden opgelost met elektriciteit of gas. Dit is een taak voor politici. Daarom moeten wij vooral op energiegebied als politici optreden en samen met Rusland een vorm van samenwerking vinden die beide partijen tevredenstelt.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Inese Vaidere (UEN) . - (LV) Dames en heren, het sluiten van de nieuwe partnerschapsovereenkomst met Rusland is een belangrijke stap in onze samenwerking, een stap die ook zal bijdragen aan een oplossing van het energievraagstuk. Wij mogen echter niet in naam van goede betrekkingen het eisenpakket vergeten dat wij aan Rusland moeten voorleggen om deze samenwerking mogelijk te maken. We mogen niet uit het oog verliezen dat de democratie in Rusland in het gedrang is en dat er sprake is van schokkende beperkingen van de vrijheid van meningsuiting en van de persvrijheid. Steeds vaker worden politieke tegenstanders geïntimideerd en journalisten vermoord. De afgelopen zeven jaar zijn er dertien journalisten om het leven gebracht, maar geen enkele huurmoord op een journalist is opgelost. Tegelijkertijd ondernemen de Russische autoriteiten niets tegen racisme en vreemdelingenhaat. Integendeel, in Rusland is geweld deel gaan uitmaken van het regeersysteem. Rusland gebruikt de handel als instrument in het buitenlands beleid door zeer hoge normen te hanteren voor zijn partners. Het doet dat echter selectief. De Europese Unie dient ervoor te zorgen dat Rusland werkelijk goede wil toont om deze kwesties op te lossen en dat het onverwijld grensovereenkomsten sluit met Estland en Letland. Deze eis dient ook in documenten te worden neergelegd, en ik wil de Commissie bedanken voor het aansnijden van deze punten.

 
  
MPphoto
 
 

  Elmar Brok (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, onze relaties met Rusland zijn van groot strategisch belang. Als we de ontwikkelingen in het Midden Oosten bekijken en bedenken hoezeer we Rusland in de Veiligheidsraad nodig hebben als het bijvoorbeeld gaat om Iran of Noord-Korea, dan weten we dat het in ons belang is dat Rusland in dergelijke gevallen aan onze kant staat. We weten ook dat het mandaat voor de onderhandelingen over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst wordt uitgebreid, en dan kunnen we ook ingaan op kwesties die verband houden met continue energievoorziening, evenals met democratie en mensenrechten in Rusland. Om dat te bereiken moeten we onderhandelen. Daarom is een veto niet zinvol, want dat leidt in dergelijke gevallen niet tot een oplossing.

In dat verband is het volgens mij ook van het grootste belang dat de Commissie en de Raad bij hun onderhandelingen erkennen dat een dergelijke overeenkomst uiteindelijk door het Europees Parlement moet worden geratificeerd, en ze kunnen dat ook als argument gebruiken. We zullen niet instemmen met een overeenkomst waarin niet in hoge mate rekening wordt gehouden met bepaalde voorwaarden, zoals de mensenrechten en continue energievoorziening. In dat verband zijn alle lidstaten van de Europese Unie solidair.

Ik zou op een probleem in willen gaan waaruit blijkt dat het natuurlijk ook in ons strategisch belang is dat de Europese Unie in haar buitenlands beleid als eenheid optreedt. We moeten duidelijk maken dat we solidair zijn, ook als het om kleinere problemen gaat, zoals de handel met Polen. Wanneer de indruk ontstaat dat de poppen aan het dansen zijn wanneer een derde land handelsmaatregelen neemt tegen Duitsland of Groot-Brittannië, maar niet als het gaat om de kleinere of nieuwe lidstaten, dan krijgen die het gevoel dat hun problemen niet voldoende worden onderkend, en dat gaat ten koste van onze geloofwaardigheid. Daarom begrijp ik heel goed wat Polen vindt van de manier waarop het Russisch-Poolse handelsprobleem tot nu toe is behandeld. Maatregelen tegen slechts één lidstaat bestaan niet meer, want heel Europa heeft nog maar één handelsbeleid!

Daarom doe ik een beroep op de Commissie en op de commissaris die verantwoordelijk is voor handel: plaats u dit op uw lijstje van prioriteiten. Voor Polen is dat niet gebeurd, en negen maanden geleden is het ook niet gebeurd voor Denemarken in verband met Iran. Volgens mij moet de Commissie begrijpen dat dit voor de bevolking van de lidstaten een belangrijke boodschap is. We moeten hun zorgen serieus nemen er erop ingaan. Dan wordt het ook makkelijker om het over andere kwesties eens te worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marek Siwiec (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Russische federatie past een dubbele standaard toe op de lidstaten van de Europese Unie en verdeelt de Unie in goede en slechte lidstaten. De goede worden beloond met normale betrekkingen, de slechte gestraft met sancties, bijvoorbeeld handelsbeperkingen. Die tactiek heeft al eeuwenlang een naam: divide et impera, verdeel en heers.

Wij hebben geen grip op de plannen van het Kremlin, omdat tegenwoordig weer imperiaal opgetreden wordt. Dat kan Rusland zich permitteren, omdat de gas- en olieprijzen stijgen, en die prijzen betalen wij. Onze reactie op dit beleid is cruciaal. Als er geen solidair antwoord komt van de EU, dan zal die imperiale houding in de internationale betrekkingen alleen maar toenemen. Ik zeg dit niet om Rusland als boeman af te schilderen, maar omdat betere betrekking tussen de Europese Unie en Rusland geschoeid moeten zijn op een gezonde, stabiele leest, waarbij geen verdeling bestaat tussen winnaars en verliezers, betere en slechtere partners.

 
  
MPphoto
 
 

  Ryszard Czarnecki (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de Top in Finland is niet met het gehoopte succes beëindigd. Dit zou vooral een les moeten zij voor onze geëerde Russische partners.

Rusland en de Europese Unie dienen te beseffen dat er tenslotte toch een einde komt aan een bepaalde manier waarop zaken tussen Moskou en de Unie werden geregeld, en zeker met sommige sterkere, rijkere landen in de Unie. Er kan en moet een einde komen aan het bilaterale geregel tussen Rusland en Duitsland, en Frankrijk, en Groot-Brittannië. In plaats daarvan moet er open overleg zijn met de hele EU.

Maar dit is ook een les voor ons, voor de EU. Voor een dergelijke Top moeten eerst alle hangende kwesties worden opgelost, die het algemene akkoord kunnen schaden. Deze keer was ging het om het Russische embargo op Pools vlees. U moet zich niet verbazen dat wij Polen ons zo koppig opstellen in dit voor ons zo belangrijke conflict. Voor ons is dit de lakmoesproef voor de bedoelingen van Rusland jegens Polen en ook voor de bedoelingen van de andere EU-landen jegens mijn land.

Tenslotte wil ik onderstrepen dat ‘Europese solidariteit’ nooit een holle frase mag zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor het ter sprake brengen van deze mensenrechtenkwesties tegenover onze Russische partners. In de huidige situatie is het echter niet genoeg om gevoelige onderwerpen aan de orde te stellen. We hebben ook het recht om zinvolle antwoorden te krijgen, en om vervolgens veranderingen in het momenteel negatieve patroon te constateren. Alleen het soort veranderingen dat wordt bewerkstelligd via positieve hervormingen kan zorgen voor het nieuwe vertrouwen dat we zo hard nodig hebben om onze strategische samenwerking voort te zetten.

Nu moet de Commissie de Russische regering ervan overtuigen dat democratische waarden geen tweederangs status hebben in ons onderhandelingspakket. Dat is precies wat de democratisch gezinde burgers van Rusland van ons verwachten, en we mogen hen niet in de steek laten.

Ten tweede moedig ik de Commissie aan om actiever te zijn in het opkomen voor EU-solidariteit, ons basisbeginsel. Al te vaak beschouwt de EU de betrekkingen van lidstaten met Rusland als niet meer dan bilaterale aangelegenheden. De boodschap van de EU aan Rusland zou op dit punt moeten zijn dat als er politieke of economische druk wordt uitgeoefend op één lidstaat, dit een probleem is voor heel Europa. Dat zou onze partners ertoe kunnen bewegen een andere koers te varen.

Tenslotte kan de EU wel degelijk invloed uitoefenen op Rusland. Rusland geeft niet minder om zijn betrekkingen met de EU dan wij om die met Rusland. Rusland geeft om zijn imago als mondiale partner, dus moeten we de heer Poetin zover krijgen dat hij zijn best doet om ons te overtuigen en te bewijzen dat Rusland van dat negatieve patroon af zou kunnen komen, of tenminste dat hij ons niet meer voorliegt.

 
  
  

VOORZITTER: ANTONIOS TRAKATELLIS
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Rihards Pīks (PPE-DE) . - (LV) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter, commissaris Ferrero-Waldner en fungerend voorzitter van de Raad Lehtomäki. In mijn ogen was hetgeen u op de Top hebt bereikt en besproken, allemaal prima. Natuurlijk waren wij ervoor dat een begin zou worden gemaakt met besprekingen over de nieuwe overeenkomst. Waarom? Omdat we uiteraard continue energievoorziening willen. Maar ik vind niet dat we een lidstaat links mogen laten liggen. We moeten solidair zijn. Ik wil een paar voorbeelden uit het vorig jaar geven waaruit, naar mijn mening, blijkt dat Rusland selectief te werk gaat. Het begon op 1 januari toen de gasvoorziening aan Oekraïne werd gestaakt. Vervolgens hoorden we dat wijn uit Moldavië niet meer door de beugel kon, maar dat wijn uit Transnistrië acceptabel was, terwijl daar dezelfde technieken worden gebruikt. Volgende incident: Georgië lag dwars, en voor we het wisten blies een of andere schurk de gaspijplijn bij de Georgische grens op, waardoor Georgië enkele weken verstoken bleef van gas. Litouwen haalde het in zijn hoofd om zijn aandelen in de Mazeiku-olieraffinaderij aan de Polen te verkopen, en niet aan de Russen. Ineens begeeft een oliepijplijn het, waardoor Mazeiku zonder olie komt te zitten. En pas geleden werd er in Rusland een partij ingeblikte vis uit Letland uit de handel gehaald. De Letse voedselinspectie controleerde uit Rusland afkomstig ingeblikt voedsel in Letland en in Duitsland, en trof hierin dezelfde toename aan van de stoffen waarvoor Rusland ons had berispt. Dit zijn voorbeelden van hoe Rusland, helaas, altijd een stok vindt om de hond te slaan, om leveringen op te schorten of een embargo af te kondigen. Vandaar dat het mij van het grootste belang lijkt om continue energievoorziening op te nemen in deze nieuwe overeenkomst. Ik wens u veel succes met uw taak.

 
  
MPphoto
 
 

  Béla Glattfelder (PPE-DE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, handel is een uitermate belangrijk aspect van de betrekkingen tussen Rusland en de Europese Unie. De basis van het handelsverkeer wordt gevormd door rechtszekerheid en voorspelbaarheid, en dus door de naleving van de gezamenlijke handelsovereenkomsten.

De EU moet erop toezien dat de principes en regels die zijn vastgelegd in de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten volledig worden nageleefd. Met het Russische invoerverbod op Poolse vleesproducten en andere landbouwproducten worden deze principes en regels geschonden. Deze maatregelen zijn niet proportioneel en ongegrond en hadden lang geleden al ingetrokken moeten worden. De handelsdiscussie blijft onopgelost aangezien Rusland geen enkele bereidheid tot samenwerken vertoont.

De EU moet zich sterk maken voor de naleving van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten en solidariteit tonen ten opzichte van onze Poolse vrienden. Zij moet als een eenheid optreden om de Russische partner ertoe aan te zetten zich aan de handelsovereenkomsten te houden. We moeten zeer duidelijk maken dat de EU het niet tolereert dat welke handelspartner dan ook discriminatoire maatregelen hanteert ten opzichte van een van de lidstaten. Het innemen van een unaniem standpunt is ook belangrijk omdat de Russen nu, vanwege de toetreding van Roemenië en Bulgarije, dreigen met de instelling van een invoerverbod op alle vleesproducten uit de EU .

Deze kwestie is ook vanuit Hongaars perspectief van belang, aangezien Rusland grote hoeveelheden wijn in de handel brengt onder de naam ’Tokaj’ die echter niets te maken heeft met de regio Tokaj. Rusland schendt op deze manier verscheidene regels van de partnerschapsovereenkomsten met betrekking tot beschermde oorsprongsbenamingen. Juist daarom moet de EU ook in dit geval als eenheid stelling nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE). - (PL) Voorzitter, de Europese Unie moet solidariteit tonen in haar betrekkingen met Rusland. Moskou wil de EU verdelen in goede en slechte partners. De goede partners zijn de grootsten, de rijksten, zoals de Duitsers en de Fransen. Met hen wil Poetin een Europees beleid voeren. Als de Europese Unie zich schikt in deze behandeling, dan tekent zij haar eigen doodvonnis en onderwerpt zij zich aan Rusland. We moeten met één stem spreken in onze betrekkingen met Rusland. De Europese Commissie had eerder moeten ingrijpen in het conflict rond het verbod op Poolse levensmiddelen, net zoals meer aandacht had moeten worden geschonken aan de Poolse bezwaren tegen de aanleg van het Oostzeegasleiding.

Rusland is voor de EU een belangrijke partner. Wij moeten respect eisen in Rusland voor de persvrijheid, de vrijheid van vereniging, respect voor de mensenrechten en voor de vrijheid van oppositie.

Het is niet waar dat wij Polen anti-Russisch zijn. Wij hebben respect voor de Russische cultuur. Wij geloven dat de Russen een uitzonderlijk volk zijn, dat genieën heeft voortgebracht in de cultuur, de wetenschap en de muziek, een volk, dat een enorme prijs heeft betaald voor de waanzin van de bolsjewistisch-communistische utopie. En wij zullen altijd mensen steunen als Hertzen, Solzjenitsyn, Sacharov, Bukovski, Kovalev of Politkovskaya, die hun stem verheffen voor een vrij, democratisch Rusland, dat zijn kracht gebruikt om het land op te bouwen, waarbij het zich bekommert om het lot van zijn burgers en niet probeert zijn buurlanden te knechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik u bedanken voor dit beknopte, maar verdienstelijke debat. Het is een teken van goede samenwerking dat alle zaken, ook de lastige, kunnen worden besproken. Aan deze voorwaarde voor goede samenwerking werd op de Top EU/Rusland voldaan. Zelfs de lastige zaken konden wij concreet bespreken, en niet alleen in beginsel.

In dit debat is sterk naar voren gekomen dat wij in de samenwerking tussen de Europese Unie en Rusland behoefte hebben aan evenwicht. In de openingstoespraken op de Top hebben beide partijen met klem benadrukt dat wij, de Europese Unie en Rusland, sterk van elkaar afhankelijk zijn. Wij zijn in veel opzichten van hen afhankelijk en zij van ons.

Deel van dit evenwicht is ook dat de partner op voet van gelijkheid en met respect wordt bejegend. Bovendien worden de beste resultaten in de samenwerking met Rusland bereikt door middel van dialoog en nauwe samenwerking. Die bereiken wij niet als wij de partner benaderen met de gedachte dat wij onze zaken keurig op orde hebben maar bij hen alles fout zit, en dat wij hen wel eens zullen leren wat ze moeten doen. De beste resultaten worden bereikt als wij over alles een open dialoog voeren en de partner respecteren. De fundamentele waarden van de Europese Unie worden in deze dialoog niet ter discussie gesteld. Onze waarden zijn niet te koop.

In de dialoog tussen de Europese Unie en Rusland nemen de mensenrechten een centrale plaats in. Voor de praktische uitvoering van de mensenrechten is de manier waarop de rechtsstaat in Rusland zich ontwikkelt, van cruciaal belang. De Europese Unie werkt op veel manieren met Rusland samen om de beginselen van de rechtsstaat te realiseren.

Onze vier ruimten van samenwerking bieden goede mogelijkheden voor nauwere samenwerking, niet alleen in de energiesector maar ook op veel andere gebieden. Nu wij ons werk moeten voortzetten om een nieuw mandaat voor een nieuwe samenwerkingsovereenkomst te verkrijgen, is het goed te beseffen dat ook de bestaande overeenkomst ons de mogelijkheid biedt om nauwer en doeltreffender samen te werken. Daarom hoeven wij niet enkel te wachten tot er een nieuw mandaat is, maar kunnen wij ook op basis van de bestaande overeenkomst verder gaan.

In het debat is ook sterk naar voren gekomen hoe belangrijk de solidariteit binnen de Europese Unie is. In dit geval wordt van deze solidariteit ook concrete blijk gegeven, omdat de Commissie en het voorzitterschap van de Raad er tot het eind aan toe alles aan hebben gedaan om een oplossing te vinden voor de laatste twistpunten en de opening van onderhandelingen over de nieuwe overeenkomst mogelijk te maken. Daar zijn wij echter helaas niet in geslaagd.

President Poetin zei enkele malen heel duidelijk dat Pools vlees welkom is in Rusland. Vanuit hun optiek is het probleem dat elders geproduceerd vlees met Poolse stempels erop hun land binnenkomt, en dat kunnen zij niet accepteren. Wij moeten ons blijven inzetten om dit probleem op te lossen en overeenstemming te bereiken.

Net voor de Top kwam het bericht dat de Verenigde Staten van Amerika en Rusland een bilateraal akkoord hebben gesloten over het lidmaatschap van Rusland van de Wereldhandelsorganisatie. Nu deze belangrijke stap op weg naar het WTO-lidmaatschap van Rusland is genomen, is het duidelijk dat Rusland binnenkort tot de WTO zal toetreden. Dat brengt ook nieuwe en zeer positieve vooruitzichten met zich mee voor de samenwerking tussen de Europese Unie en Rusland. Commissaris Mandelson en de Russische minister van Handel Gref hebben deze vooruitzichten op de Top uiteengezet. Er zijn dus talloze, uitstekende mogelijkheden, maar er zijn ook veel probleemgebieden waarop wij de samenwerking moeten voortzetten. Er moet op voet van gelijkheid en met wederzijds respect worden samengewerkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de betrekkingen tussen de EU en Rusland zijn inderdaad zeer complex. Enerzijds is Rusland een strategische partner en anderzijds is het een gewoon buurland. We moeten een balans zoeken tussen deze twee zeer belangrijke hoedanigheden.

Wat de vleeskwestie betreft: we hebben heel hard gewerkt met de Polen en met de Russen, maar als Commissie hebben we daarvoor niet eens een officiële verantwoordelijkheid. Wij zijn verantwoordelijk voor invoer, maar niet voor uitvoer. Soms zijn die zaken relevant, en in dit geval hebben we gevraagd om trilaterale comités. Dat is wat we hebben voorgesteld. We stelden voor om gedrieën in gesprek te gaan en een oplossing te zoeken. Na langdurig discussies heeft de heer Poetin, wat illegaal ingevoerd vlees uit derde landen naar Rusland betreft - het ging niet om Pools vlees; dat kan ik slechts beamen - ermee ingestemd om zijn minister van Landbouw opdracht te geven intensiever samen te werken met de Polen. Ik hoop dat dit de weg vrijmaakt voor een oplossing.

Helaas denk ik niet dat we meer juridische mogelijkheden hebben. De opmerkingen van onze collega's over de WTO zijn volkomen terecht. Zo krijgen we meer juridische mogelijkheden.

Het verheugt me ook u te kunnen vertellen dat we vandaag de mededeling over het nabuurschapsbeleid hebben goedgekeurd. Die wordt over enkele dagen aan het Parlement voorgelegd. Op maandag zal ik de mededeling officieel aan de media presenteren, want vandaag hebben we de bespreking over Turkije gehad.

Verder spreken we momenteel over de samenwerking rond de Baltische Zee. Ik wilde dat melden, omdat het in het debat ter sprake is gekomen. Wij denken dat het heel belangrijk is om de oosterburen bijeen te hebben in de samenwerking in het Zwarte-Zeegebied, dat wil zeggen Turkije en Rusland bijeen te hebben. Uiteindelijk moeten we weer gezamenlijk rond de tafel om oplossingen te vinden.

Deze nieuwe overeenkomst gaat ook over de hele energiekwestie. Veel van die zaken zijn al behandeld. Onlangs hebben we een heel belangrijke energieconferentie in Brussel gehad. De ideeën over transparantie, wederkerigheid en rechtszekerheid voor investeringen lopen sterk uiteen. Ten aanzien daarvan is voortgang gemaakt in Lahti en die voortgang moet ook zijn beslag vinden in onze overeenkomst, omdat we een stabiele technologiemarkt nodig hebben. Wij hebben een stabiele markt nodig, een markt die gunstig is voor eenieder onder ons die gebruik maakt van Russische inkomsten en middelen en die onze mogelijkheden als consument zal verruimen.

Verder wil ik opmerken dat we in de hoogst mogelijke mate solidair zijn geweest met Polen. Ik ben het er beslist niet mee eens dat onze solidariteit te wensen overliet. Anderzijds willen we verder met het werk, dus ik denk dat deze complexe, evenwichtige relatie onvermijdelijk is.

Het was een bijzonder eerlijke en open bijeenkomst. Dat is altijd goed. Ik heb liever een eerlijk, open gesprek. Ik heb liever de kans om nu een bepaald probleem op te lossen en misschien de volgende keer andere problemen op te lossen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt tijdens de vergaderperiode in december plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Bogdan Golik (PSE). - (PL) Ik wil mijn grote verontrusting uitspreken over het importverbod dat de Russische federatie nu al 12 maanden oplegt op Poolse dierlijke en plantaardige producten. Ik roep de Europese Commissie op strengere maatregelen te nemen om dit conflict op te lossen. In het licht van de impasse in de betrekkingen tussen de EU en Moskou lijkt het me het beste om deze kwestie te regelen op het hoogste politieke niveau.

In de handel in landbouwproducten zijn er niet alleen problemen tussen Rusland en Polen, maar ook tussen Rusland en Bulgarije en Roemenië, en misschien de hele EU. Ik denk dat we de Commissie de bevoegdheid moeten geven om het handelsbeleid in algemene zin te bepalen, dus niet alleen de import maar ook de export. De nu bestaande regels voor toegang tot de markten van derde landen zijn voor elke lidstaat anders, en dat leidt tot ongelijke voorwaarden in de export en discriminatie van sommige lidstaten.

Verdeling van de bevoegdheden inzake import en export blijkt strijdig met de principes van de interne markt en de bepalingen van artikel 133 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen. Volgens dit artikel berust het gemeenschappelijk handelsbeleid op uniforme beginselen, onder andere met betrekking tot het uitvoerbeleid. De huidige procedures van de Europese Commissie moeten ook worden gecorrigeerd, zodat het oplossen van eventuele problemen niet eindeloos aansleept en in onverwachte gevallen snel kan worden opgetreden.

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (NI). - (FR) Degenen die zich tegenwoordig het hardst opstellen tegenover Rusland, zijn vaak degenen die lange tijd het bestaan van de goelag, de totalitaire aard van het communisme en de dreiging van het sovjetimperialisme hebben ontkend.

74 jaar lang hebben de communisten de meest fundamentele vormen van vrijheid en solidariteit met voeten getreden. Dat ging zelfs zo ver dat kinderen verplicht werden hun ouders aan te geven. Nu aan deze nachtmerrie een einde komt, is het niet verwonderlijk dat de Russische democratie nog niet perfect is.

Die van ons zijn dat evenmin. In Frankrijk bijvoorbeeld heeft het Front National, dat meer dan vijftien procent van de kiezers vertegenwoordigt, geen enkele afgevaardigde in de Nationale Vergadering, en willen de zittende partijen verhinderen dat de kandidaat ervan, Jean-Marie Le Pen, aan de presidentsverkiezingen deelneemt.

In tegenstelling tot Turkije, dat het Europa van Brussel wil toelaten, is Rusland een volwaardige Europese natie. Onze volkeren zijn verbonden door dezelfde Helleens-christelijke wortels, maar helaas ook door dezelfde bedreigingen: vergrijzing en immigratie, materialisme en islamisme. Het is hoog tijd om de oosterse en de westerse tak van onze beschaving - over de scheidingslijn van Theodosius heen - te verenigen, en om de erfgenamen van Sint Benedictus en van Sint Cyrillus met elkaar te verzoenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Filip Kaczmarek (PPE-DE). - (PL) Rusland is een heel belangrijk buurland van de Europese Unie en de EU is een belangrijke partner voor Rusland. Om dit partnerschap gezond en leefbaar te houden, moet Rusland de essentie van de Unie begrijpen. De Unie moet Rusland daarbij helpen. De EU is gegrondvest op het beginsel van solidariteit van haar lidstaten. Een beleid waarbij de Unieleden tegen elkaar uitgespeeld worden en Rusland bilaterale contacten gebruikt om druk uit te oefenen op sommige lidstaten, is niet aanvaardbaar.

Met andere woorden, Pools vlees is Europees vlees. Het onterechte exportverbod op Pools vlees naar Rusland is een probleem van de hele EU en geen bilaterale kwestie tussen Rusland en Polen. Overigens is na onderzoek gebleken, dat de vervalste vleescertificaten - het voorwendsel voor het instellen van het embargo op Pools vlees - ook vlees betroffen uit de VS, dat werd ingevoerd via Litouwen. Het embargo bleek dus een politieke handgreep.

Ik ben blij, dat het Finse voorzitterschap zich voorzichtig uitspreekt en de term ‘positieve wederzijdse afhankelijkheid’ gebruikt in de context van de energiesamenwerking tussen Rusland en de EU. De vraag is echter, wat dat begrip precies inhoudt en hoe de Russen „positief” en „wederzijdse afhankelijkheid” interpreteren. Om interpretatieproblemen te vermijden zou het verstandig zijn om in de nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen Rusland en de EU de belangrijkste elementen van het handvest en het transitprotocol op te nemen. Zo garanderen we liberalisering van de gaslevering uit Centraal-Azië via het Russisch grondgebied.

 

14. Toetreding van Bulgarije - Toetreding van Roemenie (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de gecombineerde behandeling van de volgende verslagen:

- A6-0420/2006 van Geoffrey Van Orden, namens de Commissie buitenlandse zaken, over de toetreding van Bulgarije tot de Europese Unie (2006/2114(INI)), en

- A6-0421/2006 van Pierre Moscovici, namens de Commissie buitenlandse zaken, over de toetreding van Roemenië tot de Europese Unie (2006/2115(INI)).

 
  
MPphoto
 
 

  Geoffrey Van Orden (PPE-DE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, elf jaar geleden, in 1995, diende Bulgarije het verzoek in om te mogen toetreden tot de Europese Unie en vijf jaar later gingen de onderhandelingen van start. Sindsdien is er veel veranderd. Op economisch terrein is het BBP verdubbeld, de buitenlandse investeringen zijn toegenomen van 100 miljoen dollar tot 1,7 miljard dollar, de nettolonen zijn jaar na jaar gestegen en de werkloosheid is gehalveerd.

Sinds het begin van de onderhandelingen hebben we drie regeringswisselingen gezien, waarbij de hele breedte van het politieke spectrum aan bod is gekomen: van de UDK-regering van Ivan Kostov, de regering van de Nationale Beweging van de teruggekeerde koning Simeon van 2001 tot 2005 tot de door de socialisten gedomineerde regering onder leiding van Sergej Stanisjev. Al deze regeringen hebben een sterke rol gespeeld in het hervormingsproces en voor Bulgarije vooruitgang geboekt op de weg naar toetreding tot de EU.

Deze vooruitgang heeft plaatsgevonden ondanks een zeer moeilijke regionale situatie, met conflicten aan de Bulgaarse grenzen. De operaties onder leiding van de NAVO tegen Servië begonnen in maart 1999 met luchtaanvallen die de Donau-bruggen verwoestten, wat de scheepvaart tussen de opper- en neder-Donau twee jaar lang belemmerde. Het bleef echter niet bij deze economische ontwrichting. Enkele delen van Bulgarije werden ook nog eens getroffen door verwoestende overstromingen in 2005, waarbij vele doden vielen en duizenden dakloos raakten.

Dat het land in maart 2004 tot de NAVO toetrad en nu het punt heeft bereikt waarop het tot de EU kan toetreden, is te danken aan de vastberadenheid en het harde werk van een groot aantal mensen, op alle niveaus en uit alle gelederen van de overheid, en niet in de laatste plaats aan het Bulgaarse volk. De Bulgaren hebben gezien hoe hun land onder de loep werd gelegd, doorgelicht en bekritiseerd, en dit alles in een steeds hoger tempo. Zij hebben dramatische veranderingen en ook vage en ongerechtvaardigde verwijten te verwerken gekregen, maar ze hebben het geduld en de vastberadenheid getoond om door te zetten, wellicht indachtig het oude Bulgaarse spreekwoord dat zegt: “Een aardig woord opent een ijzeren poort”.

Ik heb altijd gezegd dat modernisering voor het land zelf van voordeel dient te zijn, en niet alleen een voorwaarde mag zijn voor toetreding tot de EU. Die opvatting wordt weerspiegeld in mijn verslag van vandaag. Tegelijkertijd erkennen wij echter allemaal dat dit proces nog vele jaren na de toetreding zal voortduren.

Velen van u is bekend dat ik kritisch sta tegenover veel aspecten van de Europese Unie. Toch ben ik van mening dat het uitbreidingsproces, waardoor de ruimte van democratie, stabiliteit, veiligheid en welvaart, dankzij royale financiële steun, steeds groter wordt, een belangrijk wapenfeit is. Als de middelen efficiënt worden benut, adequaat worden beheerd en goed worden besteed, hebben uiteindelijk alle EU-burgers hier baat bij, en de Bulgaren niet in de laatste plaats.

Dan nu twee specifieke kwesties. De hervorming van politie en rechtspraak zijn een belangrijk punt van aandacht geweest tijdens het toetredingsproces. Er is veel vooruitgang geboekt, maar er is nog een lange weg te gaan. Oude gewoonten zijn taai, en er zijn zoveel andere terreinen die om overheidsgeld vragen. Niets is echter belangrijker voor het dagelijkse vertrouwen van de burgers in hun regering en overheden dan een professioneel, bekwaam en eerlijk gerechtelijk stelsel. Ik zou graag zien dat de Bulgaarse autoriteiten nog meer concrete en zichtbare actie ondernamen tegen zware misdaden.

Staat u mij toe nog een woord te zeggen over het vraagstuk van Kozloduy, dat sterk in de publiciteit heeft gestaan. Bulgarije is een van de vele landen in Europa die de komende jaren geconfronteerd zullen worden met een tekort aan energie en in toenemende mate afhankelijk zullen zijn van import van energie uit Rusland en instabiele regio´s. Ik geloof heilig in veilige, duurzame energiebronnen, waarmee de koolstofuitstoot wordt geminimaliseerd, en in een diverse, continue energievoorziening. Er heeft zich een mentale omslag voorgedaan, en nu wordt algemeen erkend dat kernenergie een grotere rol moet spelen. Dit geldt met name voor Bulgarije, dat elektriciteit opwekt uit kernenergie, zowel om in de eigen behoefte te voorzien als in die van andere landen in de regio.

De huidige afspraak is dat twee reactoren, de eenheden 3 en 4, dit jaar worden gesloten en vervolgens ontmanteld. We herhalen onze oproep aan de Raad om flexibel om te gaan met de sluitingsdata en zich niet onnodig dogmatisch op te stellen. Dan zal er tijd zijn om meer aandacht te besteden aan het opvangen van de economische gevolgen die voortijdige sluiting met zich mee zal brengen en om vorderingen te maken bij het creëren van aanvullende energiebronnen.

Dan nog kort iets over een andere brandende kwestie. We zijn er nog steeds niet in geslaagd om de Bulgaarse verpleegsters die zich in Libische gevangenschap bevinden, vrij te krijgen. Zij worden nu al zeven jaar onterecht vastgehouden. Het zou een geweldig gebaar zijn als zij met kerstmis thuis zouden kunnen zijn. Hopelijk nemen de Libische autoriteiten deze boodschap nog serieuzer nu de toetreding van Bulgarije tot de EU voor de deur staat. Ik verzoek de Raad en de Commissie om president Gaddafi hier nogmaals toe op te roepen.

Graag maak ik ook van deze gelegenheid gebruik om de vele liefdadigheidsorganisaties hulde te betuigen die jarenlang hard hebben gewerkt in Bulgarije, zoals Save the Children, ARK en Harvest for the Hungry, dat gevestigd is in mijn eigen kiesdistrict, Chelmsford.

Mijn dank gaat uit naar de Bulgaarse waarnemers in het Parlement voor hun samenwerking en steun. Ik zie uit naar een nauwe samenwerking met de Bulgaarse afgevaardigden in het volgende jaar, na de verkiezingen in het voorjaar. Eveneens wil ik het Parlement bedanken voor het feit dat ik de afgelopen zes jaar rapporteur mocht zijn. Dat was een voorrecht. Ik bedank de opeenvolgende Bulgaarse regeringen en het volk van Bulgarije voor hun stoïcijnse houding en hun vriendschap. We heten hen van harte welkom.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Moscovici (PSE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de Europese Commissie heeft op 26 september 2006 haar verslag over de vorderingen van Roemenië op de weg naar toetreding uitgebracht. Nu is het de beurt aan het Parlement om zich uit te spreken. Het is een belangrijk moment, aangezien wij aan het einde zijn gekomen van een proces waarin de laatste uitbreidingsronde zal worden afgesloten. Dit is namelijk niet het begin van de volgende ronde, maar wel degelijk het einde van de vijfde. Het is een moment van grote historische betekenis, omdat het de hereniging van het Europese continent markeert.

Ik wil deze gelegenheid in het bijzonder aangrijpen om mijn dank uit te spreken aan de Commissie en vooral aan commissaris Rehn, die tijdens dit hele proces bijzonder degelijk en uiterst nauwkeurig werk heeft geleverd en met wie wij de afgelopen twee jaar een uitstekende en soepele samenwerking hebben gehad. Ik heb hem hiermee overigens ook in mijn verslag gefeliciteerd. Ik wil eveneens mijn hartelijke dank uitspreken aan al mijn collega’s die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het verbeteren en aanvullen van mijn vorige verslagen. Ik bedank in het bijzonder mijn collega’s van de Commissie buitenlandse zaken, maar ook van andere organen binnen het Parlement voor hun vaak relevante opmerkingen en suggesties.

Dit verslag is opgesteld in de geest van de voorgaande verslagen, aangezien de tekst positief, bemoedigend en open is bedoeld, terwijl hij tegelijkertijd, naar ik hoop, veeleisend en evenwichtig blijft. Daarnaast volgt de tekst nauwgezet de conclusies van de Commissie in haar verslag van september 2006. Het is voor mij een duidelijke zaak. In 2004 was Roemenië nog niet klaar om toe te treden. Sindsdien heeft het land zich aanzienlijke inspanningen getroost en een indrukwekkende reeks moderniseringen en hervormingen doorgevoerd. Het was belangrijk dit te onderstrepen, en zoals de heer Van Orden Bulgarije heeft begroet, wil ik nu op mijn beurt Roemenië hartelijk welkom heten.

In wezen gaat het om een kort verslag, dat zich in het bijzonder op twee punten richt, namelijk de toetredingsdatum en de door de Commissie voorgenomen begeleidende en controlemaatregelen. Het verslag is opgebouwd rond zes belangrijke punten. Allereerst worden de Roemeense autoriteiten in het verslag gefeliciteerd met de vooruitgang die zij sinds het begin van het proces hebben geboekt. Iedereen is het erover eens dat de regering en de zittende macht zich enorm hebben ingespannen om hervormingen door te voeren. Daarom was het noodzakelijk dit in onze resolutie te onderstrepen.

De Commissie heeft vervolgens in september 2006 de toetreding van Roemenië op 1 januari 2007 aanbevolen. In mijn verslag wordt steun gegeven aan deze conclusie, waarop ik overigens al enige tijd vurig had gehoopt. Bovendien wordt in de tekst onderstreept dat op de gebieden die de Commissie in haar verslag van mei 2006 als problematisch had aangemerkt, substantiële vooruitgang is geboekt. In het verslag wordt er tevens op gewezen dat de Commissie in september drie gebieden had genoemd waarop meer voortgang moest worden gemaakt, namelijk de hervorming van het gerechtelijk stelsel, de strijd tegen corruptie en - mijns inziens in mindere mate - het absorberen van de communautaire steun in de landbouw en de middelen van de structuurfondsen, en de toepassing van het communautair acquis op bepaalde onderdelen van de voedselveiligheid.

Ten vijfde wordt in het verslag steun gegeven aan het voorstel van de Commissie om mechanismen in te stellen voor het toetsen en begeleiden van de voortgang op deze gebieden, aan de hand van een lijst met precieze doelstellingen. Tijdens de vorige uitbreiding zijn vergelijkbare maatregelen genomen en daarvan hebben alle betrokken partijen kunnen profiteren. Het is dus niet de bedoeling om Roemenië te stigmatiseren of te isoleren, maar eerder om het te begeleiden in zijn inspanningen om de lopende hervormingen te consolideren.

Ten zesde en tot slot, spoort mijn verslag de Roemeense regering ertoe aan alle noodzakelijke maatregelen te treffen en de tijd die overblijft vóór de toetreding ten volle te benutten, zodat de activering van vrijwaringsclausules kan worden vermeden.

Dat is, dames en heren, de algemene opbouw van het verslag. Er zijn slechts vijf amendementen ingediend in de plenaire vergadering, waaruit volgens mij blijkt dat er een brede consensus is over deze tekst. Voor die consensus hebben wij ons in de verschillende commissies ingezet.

Dan wil ik u nu een aantal standpunten van mijn fractie voorleggen. Mijn fractie zal geen stemadvies geven voor de amendementen 1 en 2 van mevrouw Gibault en de heer Cavada. In deze amendementen vindt echter een schriftelijke verklaring weerklank die door meer dan vierhonderd afgevaardigden is ondertekend, onder wie ikzelf. Op persoonlijke titel zal ik dus voor deze amendementen stemmen, maar mijn fractie zal haar standpunt door middel van een vrije stem bepalen. Mijn fractie zal steun geven aan amendement 5 van de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links over de resultaten die Roemenië op de weg naar toetreding heeft geboekt, en zij zal tegen amendement 4 van dezelfde fractie stemmen, aangezien dit reeds door het verslag wordt gedekt. Wat amendement 3 betreft, zal mijn fractie zich van stemming onthouden.

Dit is, geachte collega’s, het resultaat van een taak waarvan ik mij minder lang heb gekweten dan de heer Van Orden, namelijk slechts twee jaar, en dat bovendien door anderen in gang is gezet, met name door mevrouw Nicholson die vóór mij rapporteur was. Ik presenteer u nu het resultaat van dit werk met een zekere voldoening, omdat ik de afgelopen jaren in wezen steeds hetzelfde standpunt heb verdedigd. Wij hebben een gezamenlijke bestemming. De plaats van Roemenië en Bulgarije is binnen de Europese Unie. Wij moeten verder komen, en daarom moesten wij zowel sympathiek als streng zijn.

Ik denk dat het standpunt van het Europees Parlement, dat nauw aansluit bij dat van de Commissie, het juiste standpunt is geweest, omdat hierdoor noodzakelijke hervormingen konden worden doorgevoerd, en omdat tegelijkertijd onze gezamenlijke doelstelling kan worden gerealiseerd, namelijk de toetreding van Roemenië en Bulgarije op de geplande datum. Ik denk dat wij dit moment moeten verwelkomen als een nieuw tussenstation op de weg naar de hereniging van Europa. Ik hoop dat de consensus waarvoor wij ons allen hebben ingespannen, tot uiting zal komen in een ondubbelzinnige stemming van het Europees Parlement. Ik zou graag willen dat de boodschap die Roemenië morgen ontvangt, een positieve boodschap is, die luid en duidelijk en - indien mogelijk - door een overgrote meerderheid wordt uitgesproken, en dat Roemenië vervolgens een warme en oprechte ontvangst ten deel zal vallen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Raad heeft op 12 oktober met tevredenheid kennisgenomen van het voortgangsverslag van de Commissie over de voorbereidingen van Bulgarije en Roemenië op het EU-lidmaatschap. Volgens de Commissie hebben Bulgarije en Roemenië met hun vorderingen aangetoond klaar te zijn om de rechten en plichten die het lidmaatschap met zich meebrengt op 1 januari 2007, op zich te nemen. De Raad heeft het voortgangsverslag grondig bestudeerd en is tot dezelfde conclusie gekomen als de Commissie. Wij hebben eveneens de hervormingen erkend die beide landen hebben doorgevoerd en hen ertoe aangespoord de nog resterende voorbereidingen op het lidmaatschap te voltooien.

De Raad heeft zijn steun uitgesproken voor het mechanisme voor samenwerking en controle met betrekking tot de hervorming van het gerechtelijk systeem en de maatregelen ter bestrijding van de georganiseerde misdaad en corruptie. Dit mechanisme maakt het ook mogelijk zo nodig vrijwaringsmaatregelen te nemen. De Raad steunt ook de andere maatregelen die de Commissie heeft genoemd en die tot doel hebben te waarborgen dat ook na de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie de communautaire beleidsvormen goed worden uitgevoerd en de instellingen vlekkeloos kunnen werken. De Raad onderstreept dat beide landen zich politiek moeten blijven inzetten om de nog openstaande kwesties op te lossen.

Bulgarije en Roemenië moeten regelmatig verslag uitbrengen over de vorderingen die zij hebben gemaakt bij het voldoen aan de toetsingscriteria van het mechanisme voor samenwerking en controle. Het eerste verslag moet uiterlijk eind maart volgend jaar aan de Commissie worden voorgelegd. De Commissie brengt van haar kant uiterlijk in juni volgend jaar verslag uit bij het Parlement en de Raad over de vorderingen die beide landen hebben gemaakt bij het voldoen aan de toetsingscriteria. De Raad zal de situatie opnieuw bekijken in juni 2007, na het verslag van de Commissie te hebben ontvangen.

Tijdens het hele toetredingsproces met Bulgarije en Roemenië is rekening gehouden met de standpunten van het Europees Parlement. Als vertegenwoordiger van het voorzitterschap wil ik vooral de leden van de delegatie in de gemengde parlementaire commissie EU-Bulgarije en die van de delegatie in de gemengde parlementaire commissie EU-Roemenië, en ook alle leden van het Europees Parlement bedanken voor hun belangrijke bijdrage aan de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie. Wij zullen natuurlijk ook naar behoren rekening houden met de verslagen die vandaag worden behandeld.

Het proces voor de ratificatie van het toetredingsverdrag is in de lidstaten al bijna afgerond. Wij verwachten dat wij Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 als leden van de Europese Unie kunnen verwelkomen. Hun toetreding tot de Europese Unie besluit de historische vijfde uitbreiding van de Europese Unie, die tot nu toe al een succes is gebleken.

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteurs, de heren Van Orden en Moscovici, bedanken voor hun evenwichtige, belangwekkende verslagen die, net als de verslagen van de Commissie, de vooruitgang erkennen, maar eveneens onderstrepen dat beide landen op sommige terreinen nog in gebreke blijven. Onze beide instellingen steunen de toetredingsdatum van 1 januari 2007.

Dit is een historische prestatie van Bulgarije en Roemenië waarmee ik hen van harte wil gelukwensen. Hun eigen inzet was, samen met de krachtige stimulansen en de steun van alle instellingen van de Unie, en niet in de laatste plaats die van dit Parlement, de sleutel tot hun succes. Met hun toetreding zal de vijfde uitbreidingsronde voltooid zijn.

Het doet mij deugd u te kunnen mededelen dat de ratificatieprocedures in alle zevenentwintig parlementen nu succesvol zijn afgerond, en ik kan het Europees Parlement straks toevoegen aan die lijst. De Commissie verheugt zich erop om Bulgarije en Roemenië op 1 januari welkom te mogen heten als volwaardige leden van de Europese Unie.

Bulgarije en Roemenië zijn vorderingen blijven maken na de publicatie van het verslag van september. Bulgarije heeft gemeld dat de grenscontrole en het grensbeheer nu profiteren van de toegenomen samenwerking tussen de verschillende instanties, wat leidt tot meer arrestaties in de strijd tegen goederen- en mensensmokkel. De samenwerking tussen de openbare aanklagers en de politie is verbeterd, waardoor criminele organisaties voor de rechtbank kunnen worden gebracht en worden ontmanteld.

Roemenië heeft verdere vooruitgang geboekt bij het moderniseren van de gevangenissen en is een nieuwe bewustwordingscampagne begonnen tegen corruptie. Partijen die betrokken waren bij privatiseringen in de energiesector zijn officieel aangeklaagd. Tot dusver zijn er behoorlijk positieve ontwikkelingen te melden op terreinen waarop in september nog onvoldoende was gepresteerd, zoals de luchtvaartveiligheid in Bulgarije en het verzekeringsstelsel voor motorvoertuigen in beide landen. De laatste besluiten over deze zaken worden in december 2006 genomen, heel snel dus.

Op sommige andere terreinen zijn er specifieke maatregelen getroffen om de voedselveiligheid op de interne markt te waarborgen. Levende biggen en producten van biggen mogen niet vanuit Bulgarije en Roemenië worden geëxporteerd naar de interne markt omdat in die landen klassieke varkenspest voorkomt. De lijsten van landbouwbedrijven die maximaal drie jaar alleen voor de nationale markt mogen produceren, zijn bijgewerkt.

De Commissie roept een mechanisme in het leven voor samenwerking en controle op de vorderingen bij de hervorming van de rechtspraak en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. Het mechanisme zal de Commissie in staat stellen om de ontwikkelingen op deze uiterst belangrijke terreinen nauwlettend te volgen. De Commissie heeft toetsingscriteria vastgesteld voor beide landen waaraan zij op deze essentiële terreinen dienen te voldoen. De voorbereidingen voor het Commissiebesluit waarin de details van dit mechanisme worden vastgesteld, zijn in volle gang. Voor het einde van 2006 zal het worden aangenomen. Hierdoor zal de Commissie goed op de hoogte kunnen blijven van de verdere hervormingen en acties op deze belangrijke terreinen.

Er is één vraagstuk dat, naar ik weet, bijzonder belangrijk is voor het Europees Parlement, namelijk de toepassing van vrijwaringsmaatregelen. Ik kan u verzekeren dat de Commissie adequate vrijwaringsmaatregelen zal uitvoeren indien een van de landen niet aan de toetsingscriteria voldoet. De Commissie kan zo nodig op ieder moment besluiten de vrijwaringsmaatregelen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken uit te voeren.

Bulgarije en Roemenië zullen zonder meer een verrijking zijn van de Unie. Zij zullen de goede werking van ons gemeenschappelijk beleid en onze gemeenschappelijke instellingen niet in gevaar brengen.

Graag wil ik u - de rapporteurs, de heren Van Orden en Moscovici, de Commissie buitenlandse zaken maar ook het Europees Parlement als geheel - van harte bedanken voor uw steun en voor uw constructieve, onafhankelijke aanpak in de afgelopen jaren van deze belangrijke stap in ons gemeenschappelijk Europees project, dat nu zal worden voortgezet met twee belangrijke nieuwe lidstaten.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Kinga Gál (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. - (HU) Mijnheer de Voorzitter, de Roemeense regering komt alle lof toe voor haar inspanningen in het integratieproces van haar land. De Roemeense bevolking heeft het verdiend dat de toetreding eindelijk werkelijkheid wordt. In het door mij geschreven advies, dat door de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken unaniem is goedgekeurd, heb ik naast de kwesties die door de Commissie zijn opgeworpen, tevens de rechten van kinderen en nationale minderheden benadrukt, waarvan een groot gedeelte in de vorm van een compromisoplossing in ons verslag is terechtgekomen, dankzij de steun van rapporteur Moscovici. Waarom is dat eigenlijk zo belangrijk? Alles is schijnbaar in orde maar in werkelijkheid zijn de eisen van minderheden - waaronder autonomie - nog steeds taboethema’s.

Onderwijl kunnen de regio’s waar veel Hongaren wonen niet op dezelfde manier profiteren van EU-fondsen. Het multiculturalisme in het hoger onderwijs houdt vandaag de dag in de Roemeense realiteit in dat op de drietalige universiteit van Cluj-Napoca docenten die een bordje met het Hongaarse opschrift ‘Verboden te roken’ hadden opgehangen, uit hun functie werden ontheven.

Ik hoop dat 1 januari een verandering zal brengen in het leven van de bevolking van het hele land en dus ook van de Hongaarse gemeenschap, en dat deze onvermijdelijke verandering ook een andere mentaliteit met zich mee zal brengen. Tevens hoop ik dat wezenlijke vragen zoals de minderheidskwestie niet meer als instrumenten van een showpolitiek zullen worden ingezet.

 
  
MPphoto
 
 

  Rodi Kratsa-Tsagaropoulou (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur voor het advies over de toetreding van Roemenië namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid wil ik onze tevredenheid tot uitdrukking brengen over het feit dat Roemenië evolueert - een metamorfose doormaakt, zou ik zeggen - en de vooruitgang overal zichtbaar is, niet alleen op economisch gebied en bij het scheppen van banen, maar ook op gebieden die cruciaal zijn voor de democratie en de levenskwaliteit in de Europese Unie.

De autoriteiten en de maatschappij hebben ingezien hoe groot het belang is van onderwijs, transparantie, justitie, bescherming van minderheden en gezonde randvoorwaarden voor de ontwikkeling van kinderen. Er is ook vooruitgang geboekt in die richting, zoals in het verslag staat.

De Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid is voldaan over het feit dat een aanzienlijk deel van het communautair acquis op het vlak van gendergelijkheid is overgenomen, en moedigt de regering aan in die richting voort te gaan en samen te werken met het gerecht maar ook met het maatschappelijk middenveld om het acquis toe te passen.

Wij vinden ook het oprichten van instellingen belangrijk, zoals de parlementaire commissie voor gendergelijkheid en het nationale orgaan voor gelijkheid, en wijzen op het belang van voldoende kredieten en geschikt personeel voor de werking van die instellingen.

Wij hebben ons specifiek gebogen over het verschijnsel van geweld tegen vrouwen, zowel in het gezin als wat de gevolgen van seksuele uitbuiting betreft. Wij hebben statistieken opgenomen waaruit blijkt dat het verschijnsel zorgwekkend is. Hier wil ik iets preciseren: ons verslag, waarin u voor de betreffende paragraaf een interne stemming heeft vastgesteld, spreekt over 800 000 vrouwen per jaar. Ik preciseer dat het gaat om gegevens die we hebben gekregen van organisaties uit Roemenië voor de periode 2002-2003, voor een jaar dus. Dat betekent niet dat er elk jaar zoveel slachtoffers zijn. In elk geval gaat het om een onrustbarend fenomeen en ik denk dat de regering en de maatschappij eraan zullen werken.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, in januari 2007 vindt de vijfde uitbreiding van de Europese Unie plaats met de toetreding van Roemenië en Bulgarije. Wij kijken hier allemaal naar uit en we weten welke enorme inspanningen beide landen op de weg naar lidmaatschap hebben verricht.

Roemenië en Bulgarije zullen echter nog meer hervormingen moeten doorvoeren, in de eerste plaats om de corruptie te bestrijden, net als de georganiseerde misdaad, de handel in verdovende middelen en de mensenhandel. Bovendien moeten beide landen het werk en de procedures van hun overheden transparanter maken en moet de absorptiegraad worden verhoogd voordat de structurele steun en de landbouwsteun uit de Europese Unie goed kunnen worden aangewend. In beide landen vormen de slechte levensomstandigheden in weeshuizen, tehuizen voor gehandicapten nog een punt van zorg, evenals het gebrek aan beschermende rechten voor etnische minderheden, die hun in staat stellen te integreren door toegang tot onderwijs en tot de arbeidsmarkt.

Maar het is ook belangrijk dat we erkennen hoe gigantisch veel werk al is verricht en wat de duidelijke gevolgen daarvan zijn. We willen op 1 januari 2007 31 miljoen nieuwe burgers van de Europese Unie welkom heten, en moeten ervoor zorgen, dat zij zich vanaf de eerste dag welkome leden van onze gezamenlijke Europese familie voelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Francisco José Millán Mon, namens de PPE-DE-Fractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, op 1 januari aanstaande zal Roemenië deel gaan uitmaken van de Europese Unie. Het gaat om een historisch feit voor Roemenië en voor de hele Unie. De vijfde uitbreiding, die de PPE-DE-Fractie altijd heeft gesteund, nadert zijn culminatiepunt.

Dit is het moment om het Roemeense volk en de Roemeense autoriteiten te feliciteren, evenals de Europese Commissie, die een onvervangbare rol heeft gespeeld bij het bewaken en stimuleren van het proces. De weg is - dat spreekt voor zich - niet gemakkelijk geweest. Er zijn veel hervormingen doorgevoerd. Ik herinner me dat, toen ik tweeënhalf jaar geleden namens mijn fractie het proces begon te volgen, er nog aan getwijfeld werd of de toetreding van Roemenië wel in 2007 kon plaatsvinden. De verslagen die dit Parlement regelmatig heeft aangenomen laten duidelijk zien welke vooruitgang Roemenië gedurende deze jaren heeft geboekt.

Er moeten echter nog wel enige dingen worden afgerond voordat het land volledig kan profiteren van de voordelen van de integratie, zoals wordt aangegeven in het verslag van de heer Moscovici, dat we morgen zullen aannemen.

Vandaag moeten we eer bewijzen aan de bekende hoofdrolspelers van deze hervormingen: de minister van Justitie, mevrouw Macovei, de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Blaga, of mevrouw Boagiu, minister van Europese Zaken, en andere vooraanstaande politieke leiders.

Mijnheer de Voorzitter, enkele dagen gelden nog was ik in Roemenië. Ik weet dat de Roemeense bevolking zeer betrokken is bij de toetreding, die nu zo nabij is. In Craiova, in Ploiesti en in Filiasi heb ik kunnen vaststellen hoeveel belangstelling de Roemenen hebben voor de toetreding en voor het effect dat de integratie zal hebben op hun dagelijkse leven.

Ik ben er zeker van dat dit effect positief zal zijn, zoals het dat ook is geweest voor mijn land, Spanje.

Het uitbreidingsproces is bovendien positief voor de Europese Unie, vanwege de gevolgen die het heeft op politiek en economisch gebied, omdat het de vrijheid consolideert en welvaart verspreidt in haar onmiddellijke omgeving, door wat wel de transformerende macht van de Unie is genoemd. Bovendien versterken de uitbreidingen de rol van Europa in de wereld.

Zoals ook gezegd wordt in het verslag dat we morgen zullen aannemen, zal de toetreding van Roemenië de politieke en culturele dimensie van de Unie versterken. Het gaat om het vaderland van Brancusi, Ionesco, Tristan Tzara en Enescu, van intellectuelen en kunstenaars die aan het hoofd stonden van de avant-gardistische bewegingen in Europa.

Mijn land, Spanje, heeft vele en oude banden met Roemenië. Daarvan getuigt ook het grote aantal Roemenen dat in Spanje werkt en woont. En daarom vier ik, ook als Spanjaard, het historische feit van de toetreding van Roemenië.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie. - Mijnheer de Voorzitter, dit is een heel belangrijk, historisch debat. Graag wil ik de rapporteurs bedanken voor al het werk dat ze hebben verzet, en commissaris Rehn voor de intelligente en efficiënte wijze waarop hij het proces heeft voorbereid dat zal leiden tot de toetreding tot de EU van Roemenië en Bulgarije op 1 januari. Ook grijp ik deze gelegenheid graag aan om beide landen welkom te heten als lid van de Europese Unie.

Het is een langdurig en lastig proces geweest, maar uiteindelijk loont het de moeite, vooral voor de twee landen, die in 2004 niet konden toetreden. Nu kunnen zij zich voegen bij de andere Centraal- en Oost-Europese lidstaten als volwaardige deelnemers aan de Unie.

We hebben veel gevraagd van deze landen en de resultaten van hun inspanningen mogen er zijn, vooral in het afgelopen jaar. Graag wil ik beide landen complimenteren met dit resultaat. Gedurende het proces is onze fractie er altijd erg voor geweest om beide landen op de vroegst mogelijke datum te laten toetreden.

Ook wil ik onze Bulgaarse en Roemeense collega’s welkom heten. Tot dusver waren zij waarnemend lid, maar vanaf 1 januari zullen zij volwaardig lid van dit Parlement zijn. Ik ben ervan overtuigd dat zij hun constructieve werk na die datum zullen voortzetten.

Persoonlijk ben ik ook blij om een andere reden. Ik heb deelgenomen aan zoveel debatten over Roemenië en Bulgarije, en ik ben blij dat andere commissies in dit Parlement deze last nu te dragen krijgen. Dit is het laatste debat over Roemenië en Bulgarije dat is voorbereid door de Commissie buitenlandse zaken, en dat is ook een goede zaak.

Niettemin zal het Parlement betrokken blijven op basis van onze verslagen en op basis van het voortgangsverslag dat de Commissie straks zal moeten presenteren over het huiswerk dat de beide landen nog moeten doen. Ik ben er echter van overtuigd dat beide regeringen en parlementen zich terdege bewust zijn van wat er moet gebeuren.

Tot slot van mijn opmerkingen over Roemenië en Bulgarije wil ik u allen welkom heten. Ik ben er zeker van dat beide landen een constructieve rol zullen spelen in de toekomstige ontwikkeling van onze Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicholson of Winterbourne, namens de ALDE-Fractie. (EN) Het doet me veel plezier om namens de ALDE-Fractie beide landen in de Europese Unie te mogen verwelkomen.

De heer Lambsdorff heeft me de gelegenheid gegeven om de heer Van Orden te bedanken voor zijn toegewijde en serieuze werk, dat Bulgarije enorm heeft geholpen bij het toetreden tot de Unie op deze datum.

Het toetredingsproces van Bulgarije is niet altijd van een leien dakje gegaan. Namens de heer Lambsdorff mag ik zeggen dat dit niet geheel en al de fout van Bulgarije is. Wellicht zouden de Raad en de Commissie bij volgende toetredingsprocedures enkele wijzigingen kunnen doorvoeren. Hij adviseert om de hervorming van het gerechtelijk stelsel intensiever te volgen vanaf het begin van het toetredingsproces. Dezelfde aanbeveling geldt voor de strijd tegen corruptie. Dit zijn de enige mechanismen die wij kunnen gebruiken om de effectiviteit en transparantie op dergelijke lastige terreinen te waarborgen, voordat toekomstige kandidaten toetreden tot de Unie.

Uiteraard is het nu voor Bulgarije van belang om zich te concentreren op de periode na de toetreding. Het land moet bewijzen dat het in staat is om aan de vereisten te voldoen die de Commissie in haar voortgangsrapport heeft gesteld, om te voorkomen dat er vrijwaringsclausules in werking moeten worden gesteld. Het is echter duidelijk dat Bulgarije, zoals uit de recente verkiezingen bleek, een pro-Europees land is, en het is nu aan de Bulgaarse politiek om haar inspanningen voort te zetten en op haar woorden concrete en geloofwaardige daden te laten volgen.

Nu een opmerking over Roemenië, een land waarvan de bevolking mij al lang na aan het hart ligt. Wat een genoegen om Roemenië een klein beetje te kunnen helpen op de weg naar dit schitterende moment van toetreding. Ik complimenteer mijn mederapporteur, nu dé rapporteur, van harte met zijn slotverslag en met het werk dat hij daarvoor heeft verzet. Het was een genot om met hem te werken. Dit is een feestelijk ogenblik voor alle Roemenen. Toetreding tot de Unie moet leiden tot het binnenkomen van de investeringen die het land zo nodig heeft. De werknemersrechten zullen worden verbeterd en, na verloop van tijd, zal de welvaart binnen het bereik van alle Roemenen komen. Echt een feestelijk moment, dus.

Het doet me deugd dat vandaag op onze de bezoekerstribune aanwezig zijn de minister van Adoptiezaken Theodora Bertzi, Alina Mandroiu van de Werkgroep van hoge ambtenaren voor Roemeense kinderen, en minister Bogdan Panait die verantwoordelijk is voor kinderbescherming. Ik roep de afgevaardigden die zich zorgen maken over de kinderbescherming en adoptie in Roemenië op om naar boven te gaan en met deze deskundigen te praten. Zij hebben alle dossiers en informatie, en u zult aangenaam verrast zijn. U zult zien dat de kindergezondheid en het kinderwelzijn sinds begin jaren negentig zeer aanzienlijk zijn verbeterd. Zoals de minister-president in zijn brief al schreef, heeft Roemenië dit vraagstuk voortvarend aangepakt.

De bekende kinderboekenschrijfster J. K. Rowling schreef pas geleden nog: “Als je ziet hoe ver Roemenië is gekomen, is het moeilijk om niet toe te geven dat er een klein wonder is geschied.” Roemenië is een voorbeeld voor andere landen die hopen te hervormen. Roemenië heeft erkend dat er een probleem was en is daar iets aan gaan doen.

Geachte afgevaardigde, stemt u allemaal voor het verslag van de heer Moscovici, maar wijst u de amendementen van de hand. In de Commissie buitenlandse zaken hebben we niet alleen die amendementen verworpen, maar eveneens de beledigende clausules in de adviezen van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. Deze amendementen weerspiegelen het verleden, niet de werkelijkheid.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Milan Horáček, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, we zijn niet helemaal tevreden met deze verslagen. Op dit moment wil ik alleen maar zeggen dat onze fractie twee amendementen op het verslag-Van Orden heeft ingediend. Het eerste gaat over het eerbiedigen van de criteria van Kopenhagen voor de bescherming van de rechten van minderheden. Het tweede gaat over de kerncentrale in Kozloduy. Het is glashelder dat de zogenaamde flexibiliteit bij het sluiten van de kerncentrale haaks staat op artikel 30 van het toetredingsverdrag. Zelfs de commissaris voor energiezaken, Andris Piebalgs, heeft er bezwaar tegen dat de bepalingen in het verdrag worden ontdoken.

De kernenergielobby komt hier geniepig via een achterdeurtje weer naar binnen. Wil men misschien, via de vertraging van het sluiten van de twee blokken, uitproberen of er misschien niet te praten valt over andere overeenkomsten met betrekking tot de levensduur van kerncentrales? Kozloduy is een van de gevaarlijkste centrales in Europa. Een voorwaarde voor de toetreding is en blijft het nog dit jaar sluiten van de blokken 3 en 4. De Bulgaarse regering moet zich ook aan deze bepaling in het verdrag houden, en ook wij mogen niet de indruk wekken dat het Parlement bereid is om af te wijken van geldende verdragen.

Dat zou het Parlement tegenover de Raad en de Commissie in een moeilijke, en zelfs pijnlijke positie brengen. Het zou voor verdere toetredingen rampzalig zijn wanneer de indruk ontstaat dat leden zich na hun toetreding niet aan de gesloten verdragen hoeven te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Tadeusz Masiel, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het lidmaatschap van Roemenië en Bulgarije vanaf 1 januari 2007 is een succes voor ons allemaal. Het biedt hoop op een groot, gemeenschappelijk Europa met christelijke grondslag. Deze waarden zullen integratie vergemakkelijken en deze hereniging een bron van vreugde maken voor ons allen.

Wij hebben deze landen, net als de andere voormalige communistische landen, toegelaten, ook al zijn hun economieën nog lang niet op het niveau van het gemiddelde van de andere EU-lidstaten. Maar zoals de naam al zegt, is de Europese Unie meer dan de vroegere Europese Economische Gemeenschap. Wij delen waarden die verder reiken dan economische banden. Het is alleen jammer, dat we die landen niet toelaten op basis van waarden die voor iedereen gelijk zijn. We hebben een vrij verkeer van kapitaal, maar er is geen vrij verkeer van werknemers. Ik ben bang, dat dit gebrek aan evenwicht direct na de toetreding zal leiden tot onnodige euroscepsis in die landen. Namens de fractie van de Unie van Europese Naties wil ik Roemenië en Bulgarije van harte welkom heten in de Unie.

 
  
  

VOORZITTER: MIROSLAV OUZKÝ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Nigel Farage, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de uitkomst van het debat van vandaag en de stemming van morgen staat eigenlijk al vast. De Europese Unie wil per slot van rekening een wereldmacht worden, dus is het “hoe groter, hoe beter”, en heerst er hier in het Parlement een gezellige consensus.

Nou, voor ons geldt dat niet! In 2004 was de UKIP de enige Britse partij die tegen de uitbreiding van de Europese Unie stemde, met het argument dat vrij verkeer van goederen en diensten best is, maar dat vrij verkeer van mensen tussen landen met zeer uiteenlopende BBP’s niets minder dan volstrekt onverantwoord is. Wij voorspelden een massale migratie. Daarvoor werden we destijds aan de schandpaal genageld, maar we bleken gelijk te hebben. Ruim een half miljoen Britten staan geregistreerd als werkzoekend, maar niemand twijfelt eraan dat het werkelijke cijfer dicht bij de één miljoen ligt.

En dat kost bakken met geld. We hebben al 55 000 mensen die enigerlei vorm van staatssteun eisen. De werkloosheid in het Verenigd Koninkrijk is het afgelopen jaar met meer dan een kwart miljoen gestegen. Bij ons is er sprake van een gigantisch overaanbod aan ongeschoolde arbeidskrachten. Zelfs de OESO heeft gisteren gezegd dat de uitbreiding van de EU het Verenigd Koninkrijk ontzettend veel heeft gekost.

En met welke oplossing komen we nu? We laten twee landen toe die nog armer zijn dan de landen die twee jaar geleden zijn toegetreden, wat procentueel gezien onvermijdelijk tot een nog sterkere migratie leidt! Ik weet dat iedereen hiervoor de ogen sluit. De Bulgaarse premier is hier geweest, de Roemeense premier is hier geweest, en ze vertellen ons dat het niet zal gebeuren, dat er geen enorme beweging van mensen zal plaatsvinden. Maar dat gebeurt natuurlijk wel.

Er is een veel betere aanpak. Er zou een fatsoenlijk uitgiftesysteem van werkvergunningen moeten komen, met name voor geschoolde werknemers. We hebben niets tegen de mensen uit Oost-Europa die vooruit willen komen, maar een open-deur immigratiebeleid is simpelweg onaanvaardbaar, gewoon omdat we de aantallen niet aankunnen. Het slaat nergens op, en als we verdergaan op deze weg, dan ben ik bang dat dat kwaad bloed zet in veel plaatsen en steden in het Verenigd Koninkrijk.

Dan is er nog de bijzondere rol die in dit verhaal wordt gespeeld door de rapporteur voor Bulgarije, Geoffrey Van Orden. In Chelmsford is hij een fel Euroscepticus, onze dappere brigadecommandant die voor Engeland knokt in de geest van 1940; we kunnen allemaal rustig gaan slapen! Maar hier in Brussel ligt het allemaal een tikje anders, nietwaar Geoffrey? In Brussel ben je de man van de Commissie. Je hebt naar het pijpen van de Commissie gedanst, en hebt alles gedaan om Bulgarije in de Europese Unie te krijgen, wat zal leiden tot massale migratie. Je lijkt Alec Guinness wel in de film The Bridge on the River Kwai door het verkeerde te doen om, naar jouw idee, de juiste reden.

Ik hoop dat iedereen in Oost-Engeland die op de conservatieven heeft gestemd, vooral degenen die op het punt staan hun baan te verliezen, weten wat jij en je partij hebben aangericht.

(Applaus van de IND/DEM-Fractie)

 
  
MPphoto
 
 

  Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is telkens weer boeiend om te horen dat er zulke verschillende argumenten kunnen worden aangedragen, en dat men tot zulke conclusies kan komen.

Ook ik ben tegen deze toetreding, al heb ik daar heel andere redenen voor. Ik ben er namelijk van overtuigd, mijnheer de commissaris, dat u en andere beleidsmakers deze koers jaren geleden eigenlijk al hebben uitgestippeld, zonder de nodige openheid, en zonder een democratische legitimatie, en dat het de verkeerde strategie is. Deze overhaaste uitbreidingen zullen namelijk niet bijdragen tot een duurzame Europese Unie. Zo bereiken we juist niet het verheven doel dat we permanent in ons vaandel schrijven, en waar ik, als pro-Europeaan, inhoudelijk ook nog steeds achter sta.

Er wordt vaak gezegd dat mijn eigen land meer dan enig ander profiteert van de uitbreidingen die nu al hebben plaats gevonden. Ik wil er echter op wijzen dat slecht één procent van de burgers, namelijk degenen met de hoogste inkomens, er in de afgelopen tien jaar reëel op vooruit zijn gegaan. De top tien hebben hun positie min of meer kunnen handhaven, en de hele middenklasse is het kind van de rekening. Dat heeft heel veel te maken met het feit dat tegelijk met dit proces, dat de vorige spreker heeft genoemd, nog een ander proces plaatsvindt, en wel de outsourcing. Daardoor lukt het ons niet om in de lidstaten de basis te leggen voor een werkelijk zinvol sociaal model, en dus voor een sterk Europa.

Ik denk dat de geschiedenis uw rechter zal zijn, mijnheer de commissaris, en dat geldt ook voor degenen die morgen de verkeerde beslissing nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Elmar Brok (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, slechts enkele weken voor de toetreding van Roemenië en Bulgarije zou ik beide landen willen feliciteren. U bent welkom! Op deze manier komen we de deling van Europa te boven. Dit is een overwinning van de democratie en de rechtsstaat op de dictatuur; dit is een overwinning van het democratische Europa op de brute dictatoren van de vorige eeuw, op Hitler en Stalin, op Zjivkov en Ceaucescu. We moeten het in dit licht zien, maar we moeten ook degelijk werk afleveren, anders loopt het mis.

Daarom wil ik er aan herinneren dat er overgangsregelingen bestaan, onder andere voor het vrij verkeer van werknemers. Dat was in andere toetredingsverdragen ook zo geregeld. Dergelijke overgangsregels zijn geen vorm van discriminatie van de betrokken landen. Overgangsregels zijn altijd in het belang van beide partijen. Dat is de normaalste zaak van de wereld, alleen is hier nog een vrijwaringsclausule ingevoerd.

Ik ben de commissaris heel dankbaar dat hij hier in het Parlement heeft verklaard dat deze vrijwaringsclausules voor de genoemde onderwerpen daadwerkelijk kunnen worden toegepast. Voor producten als melk en vlees is dat al gebeurd, en wanneer er juridische problemen ontstaan, of problemen op het gebied van het binnenlands beleid, of met het gebruik van de financiële middelen, dan kunnen de vrijwaringsclausules meteen worden toegepast, zoals de commissaris al heeft gezegd. We zullen hem aan zijn woord houden. Ook dit heeft niets te maken met wantrouwen tegenover de twee betrokken landen, maar is een heel normale procedure.

Daarom zal het Parlement gebruik maken van het controlemechanisme, wat nog drie jaar na de toetreding mogelijk is. Op die manier zullen we er samen zeker in slagen om een sterke Europese Unie op te bouwen.

Ik zou er ook even op willen wijzen dat het na de toetreding van deze twee landen van het allergrootste belang is dat we een discussie voeren over de vraag onder welke omstandigheden de Europese Unie in staat is tot verdere uitbreidingen. We willen die discussie serieus nemen, zodat we kunnen garanderen dat we politiek slagvaardig blijven.

 
  
MPphoto
 
 

  Alexandra Dobolyi (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, vandaag behandelen we de laatste verslagen van dit Parlement over Bulgarije en Roemenië. Slechts drie maanden voor de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome heten we weer twee nieuwe leden welkom in de familie. We weten dat enkele hervormingen nog moeten worden voltooid, maar ik ben ervan overtuigd dat beide regeringen vastbesloten zijn om door te gaan met hun inspanningen om te voldoen aan de eisen die in deze verslagen worden omschreven.

Ik wil de heer Moscovici en de heer Van Orden prijzen voor hun excellente werk en bedanken voor de uitstekende samenwerking die we in de afgelopen tweeënhalf jaar hebben gehad met betrekking tot beide verslagen. Ik wil daaraan toevoegen dat ik heel blij ben met de keuze van Meglena Kuneva als Bulgaarse commissaris, en met haar portefeuille, dat een belangrijk beleidsterrein bestrijkt.

Staat u mij toe een specifiek punt naar voren te brengen in verband met de Roemeense wet inzake de minderheden. Het is algemeen bekend dat deze wet inzake minderheden op dit moment, na twee jaar, nog steeds heen en weer geschoven wordt tussen de commissies van het Roemeense Parlement. Ik verwacht dat de Roemeense regering zich aan zijn belofte houdt en hoop dat de wet zeer spoedig zal worden aangenomen.

Ter afsluiting wil ik de bevolking van Bulgarije en Roemenië welkom heten op een plek waar ze altijd hebben thuisgehoord. Hun toetreding markeert het einde van hun kunstmatige afscheiding van onze familie en opent een nieuwe horizon voor de toekomst.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Jean-Marie Cavada (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mij distantiëren van de visie van degenen die vanuit officiële auto’s met getint glas de stand van zaken in Roemenië gaan opnemen. Daarom zal ik u een brief voorlezen die willekeurig gekozen is uit de brieven die wij hebben ontvangen van kinderen uit Roemeense weeshuizen, voor wie geen Roemeense adoptieouders konden worden gevonden en die dus in deze weeshuizen moeten blijven wegens een gebrek aan middelen. “Waarom”, schrijven Marianne van negeneneenhalf en Catalin van zeseneenhalf ons, “komen onze vader en moeder ons niet ophalen? Wij gaan nog liever dood dan dat we nog langer moeten wachten. Bovendien willen we niet langer eten, want dat heeft toch geen zin.” Ik heb een stuk of zes van dergelijke brieven, die ik u verder zal besparen.

Waarom heb ik deze brief voorgelezen? Dat heb ik gedaan omdat er twee gezichtspunten zijn. Ik behoor tot degenen - en daarin steun ik het verslag van de heer Moscovici - die zeggen dat een ruime meerderheid van cruciaal belang is om Roemenië en Bulgarije tot de Unie te laten toetreden. Hun lidmaatschap vormt een noodzakelijk onderdeel van Europa’s bestemming, en het heeft geen zin om anders te redeneren. Laten wij daarom de geblindeerde ramen van onze auto’s naar beneden draaien. Gelet op de beperkingen die regelmatig in dit verslag opduiken - en die de rapporteur overigens zelf in de vorm van compromisamendementen heeft aangebracht - roep ik er toe op dit verslag te steunen, met inbegrip van artikel 16, waarin wordt voorgesteld dat de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken een follow-up verzorgt van de ontwikkelingen in de stand van zaken betreffende internationale adoptie. Ik roep mijn collega’s tevens op de amendementen 1 en 2 te steunen, waarin Roemenië - en in zekere zin ook de Unie, mijnheer de commissaris - wordt gewezen op zijn verplichtingen uit hoofde van het Handvest van de Verenigde Naties en het Verdrag van Den Haag.

Ondanks de beperkingen waaraan ik refereerde en die zijn opgenomen vanwege de waakzaamheid die wij betrachten en de steun die wij bieden - want in een familie help je je broers en zussen die problemen hebben -, verheugt het mij dat deze landen eindelijk terugkeren in de schoot van de Europese Unie, na zeventig jaar isolement, na zeventig jaar waarin wij hebben toegekeken en hebben meegeleefd, maar niets hebben gedaan. Het is het Roemeense volk dat vandaag zijn vrijheid en het recht zich bij ons aan te sluiten heeft veroverd.

 
  
MPphoto
 
 

  Bernat Joan i Mari (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik zeggen dat mijn fractie en ik voor de toetreding van Roemenië en Bulgarije zijn. Ik wil me echter concentreren op het specifieke probleem van de situatie van minderheden, met name die van de Macedonische minderheid in Bulgarije.

Op dit moment is er een politieke partij, OMO Ilinden Pirin, die niet wettelijk erkend is door de Bulgaarse regering omdat een aantal problemen het legalisatieproces heeft belemmerd. Wij denken dat de mogelijkheid om te worden vertegenwoordigd en politieke partijen en verenigingen op te richten een van de belangrijkste aspecten van een democratie is. Respect voor minderheden is een van de belangrijkste punten als het gaat om het voldoen aan de criteria van Kopenhagen. We moeten dit zeggen, en we moeten hier aandacht aan schenken, niet omdat we tegen Bulgarije zijn, maar omdat het onze opvatting is dat dit overal in Europa geldt, in alle lidstaten, in alle landen die tot de Europese Unie toetreden en in alle andere landen, omdat de rechten van minderheden moeten worden nageleefd in overeenstemming met deze criteria.

 
  
MPphoto
 
 

  Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, Bulgarije heeft nog een lange en moeilijke weg te gaan op verschillende domeinen. De strijd tegen corruptie, georganiseerde misdaad en mensenhandel moet worden voortgezet, de rol van de ombudsman moet worden versterkt, de situaties in weeshuizen en tehuizen voor gehandicapten moet worden verbeterd, de rechten van nationale minderheden moeten worden nageleefd en het klimaat voor buitenlandse investeringen moet gunstiger worden.

We mogen echter niet voorbijgaan aan de enorme inspanningen die tot nu toe zijn gedaan om aan de criteria van de EU te voldoen op economisch gebied, in de wetgeving en in de maatschappij. Geen van deze positieve veranderingen zouden mogelijk zijn geweest zonder de sterke stimulans van het perspectief op toetreding tot de EU. Hierdoor werden hervormingen aanvaardbaar die moeilijk en vaak impopulair zijn, ook al zijn ze in het belang van de Bulgaarse samenleving en van Europa als geheel.

Ik ben ervan overtuigd, dat Bulgarije niet op zijn lauweren zal rusten na 1 januari en met verdubbelde inspanning de interne hervormingen zal voortzetten, en daarbij de historische kans, die het lidmaatschap van de Europese Unie het land biedt, ten volle zal benutten.

Ik wil onze Bulgaarse broeders en zusters hartelijk welkom heten in de Europese Unie!

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, ik ben een groot voorstander en aanhanger van de Roemeense toetreding. Velen zijn echter een andere mening toegedaan, aangezien de Roemeense toezeggingen niet altijd strookten met de uitvoering ervan.

Staat u mij toe hier twee voorbeelden te noemen! Ondanks de beloften bestaat er in Roemenië nog altijd geen minderheidswet. Verder is het verontrustend dat juist op het moment dat de toekomstige commissaris voor multiculturalisme, Leonard Orban, tijdens zijn hoorzitting de meertaligheid van Roemenië aankaartte, twee docenten van de universiteit van Cluj-Napoca werden ontslagen omdat ze het standpunt van de universiteit uitdroegen door Hongaarstalige opschriften in de gebouwen op te hangen.

Ik zou niet graag zien dat degenen gelijk kregen die niet geloven dat de beloften worden nagekomen. De beloften die worden gedaan op Europees niveau moeten ook op Europees niveau worden uitgevoerd. Om een volwaardige Europese lidstaat te kunnen worden, moet Roemenië respect tonen, zowel voor de rechten van de Hongaarse minderheid van 1,5 miljoen personen als voor de culturele en bestuurlijke autonomie. De problemen moeten immers bij de wortel worden aangepakt.

Zowel voor de universiteit van Cluj-Napoca als voor de Hongaarse gemeenschap is autonomie van belang, zoals ook wel blijkt uit de voorbeelden van Zuid-Tirol en Catalonië. Ik blijf erin geloven dat Roemenië het in het land gestelde vertrouwen niet zal beschamen en dat met de toetreding een nieuw hoofdstuk begint in de geschiedenis van de Europese Unie en Roemenië.

 
  
MPphoto
 
 

  Panagiotis Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil op mijn beurt mijn waardering uitspreken voor de grote inspanning die Bulgarije en Roemenië hebben geleverd om zich voor te bereiden op hun toetreding tot de Europese Unie op 1 januari 2007. Wij heten deze twee landen welkom in de Europese Unie.

Ik wil echter wijzen op een belangrijk institutioneel en politiek probleem voor het Europees Parlement. In het verslag over Bulgarije, en wel in paragraaf 20, wordt de Raad ertoe opgeroepen zich flexibel op te stellen, en wordt voorzien in een verlenging met ongeveer acht maanden van de termijn voor de verplichting van Bulgarije om de twee reactoren, de blokken drie en vier, van de kerncentrale van Kozlodui te sluiten. Ik wil eraan herinneren dat in de toetredingsakte, en meer bepaald in paragraaf 30, die de lidstaten en hun nationale parlementen hebben geratificeerd, expliciet wordt verwezen naar de verplichting voor Bulgarije om de reactoren voor 31 december 2006 stil te leggen.

Ik wil vooral de verklaring verwelkomen van de Bulgaarse minister van buitenlandse zaken, waarmee hij zich ertoe heeft verbonden om die verplichting daadwerkelijk na te komen. Het probleem ligt echter bij het Europees Parlement. Het Europees Parlement eerbiedigt de democratische grondwettelijke orde van de lidstaten en de beslissingen van de nationale parlementen niet. Daarom heb ik samen met collega Daniel Cohn Bendit een amendement ingediend op paragraaf 20 van het verslag over Bulgarije.

 
  
MPphoto
 
 

  Herbert Bösch (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ondervoorzitter van de Commissie begrotingscontrole en heb in september als voorzitter van een delegatie een reis naar Roemenië kunnen maken, om meer te weten te komen over de manier waarop Europees geld wordt gebruikt. Ik en de hele delegatie hebben het gevoel gekregen dat Roemenië er heel veel aan gelegen is om optimaal gebruik te maken van het geld van de Unie, in het algemeen belang. Er wordt veel gedaan aan de bestrijding van corruptie, en er bestaat samenwerking op het gebied van justitie en met het Bureau voor Fraudebestrijding. Het is vooral verheugend om te zien hoe het leed van veel kinderen met Europees geld op zinvolle wijze kan worden verzacht. Dat is een fraai voorbeeld van goed gebruik van Europees geld.

Er ontstaan echter problemen wanneer we een dergelijk land bedelven onder te veel geld, en dat komt voor. Dat is voor de Commissie natuurlijk een probleem. We moeten er in dit verband aan herinneren dat we bereid moeten zijn om daadwerkelijk gebruik te maken van de vrijwaringsclausules, die we hebben ingevoerd om het toetredingsproces in goede banen te leiden. Dat heeft de heer Brok net ook al gezegd. Voor zover wij dat kunnen beoordelen zijn deze landen op de juiste weg, vooral Roemenië. We moeten ze op die weg zo goed mogelijk begeleiden.

 
  
MPphoto
 
 

  Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik bedank u voor dit veelzijdige debat over de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie. Het is voor deze landen een lang en veeleisend proces geweest, maar zoals hier in veel interventies is gezegd - en ook commissaris Rehn prees de bijdrage van het Parlement hieraan - was de grote steun die de instellingen van de Europese Unie gedurende het hele toetredingsproces aan deze landen hebben gegeven, zeer belangrijk.

Het hervormingsproces en de maatregelen om te voldoen aan de verplichtingen van het EU-lidmaatschap worden in Roemenië en Bulgarije voortgezet. Omdat dit een veeleisend en lang proces is, bestaat - naar is gebleken - altijd het gevaar dat er af en toe hervormingsmoeheid optreedt. Het is daarom belangrijk dat de steun van de Europese instellingen, met inbegrip van die van het Europees Parlement, aan deze landen en hun hervormingsproces wordt voortgezet. Tegelijkertijd moeten wij ervoor zorgen - en de Raad heeft zich van zijn kant hiertoe verbonden - dat als blijkt dat het nodig is de vrijwaringsclausules te gebruiken, dit ook zonder aarzeling gebeurt.

Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om het Parlement te bedanken voor het feit dat het voor de selectie van de leden van de Commissie uit de nieuwe lidstaten een procedure heeft goedgekeurd die het mogelijk maakt dat deze leden vanaf 1 januari in functie zijn, zoals het toetredingsverdrag voorschrijft. De Raad vindt het belangrijk dat de Commissie als college vanaf de eerste ochtend van de uitbreiding gevolmachtigd en slagvaardig is.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Olli Rehn, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de geachte afgevaardigden bedanken voor dit zeer constructieve en inhoudelijke debat. Het is een zeer eervolle manier om Bulgarije en Roemenië, in de geest van de zich ontwikkelende Europese democratie, welkom te heten in de Europese Unie.

Ik wil deze laatste gelegenheid, althans van dit jaar, aangrijpen om enkele punten te bespreken, met name met betrekking tot de Hongaarse minderheid in Roemenië. Wij hechten groot belang aan de bescherming van minderheden, aan multiculturalisme en meertaligheid, omdat dat kernbeginselen van de Europese Unie zijn. In de loop der jaren is de situatie van de Hongaarse minderheid in Roemenië verbeterd. Er is echter altijd ruimte voor verdere verbetering in de behandeling van minderheden en dit geldt evenzeer voor de huidige als voor toekomstige lidstaten. In Roemenië zouden we bijvoorbeeld graag meer vooruitgang zien op het gebied van de interetnische betrekkingen binnen de politie, onder andere.

Enkele sprekers hebben de toekomst van ons uitbreidingsbeleid aan de orde gesteld. We zullen hierover debatteren tijdens de vergaderperiode van december. Ik wil u er alleen op wijzen dat de Commissie in haar verslag van 8 november 2006 heeft opgeroepen tot het vinden van een nieuwe consensus over het uitbreidingsbeleid van de Europese Unie, waarin rekening wordt gehouden met zowel de historische taak om de ruimte van vrede, vrijheid en democratie uit te breiden tot heel ons continent als ons vermogen om geleidelijk aan nieuwe leden te integreren.

Naar mijn mening moeten we het werk aan de institutionele hervorming opvoeren. Dat is nodig om de huidige Europese Unie beter te laten functioneren. Tegelijkertijd zal die hervorming de uitgebreide Unie op tijd gereed kunnen maken voor verdere stappen in het uitbreidingsproces.

De Commissie is van mening dat er een nieuw institutioneel akkoord moet worden gesloten voordat de volgende kandidaat-lidstaat tot de Europese Unie toetreedt. Dat betekent dat we erop vertrouwen dat, overeenkomstig hetgeen de Europese Raad van juni heeft gezegd, de vier voorzitterschappen van de komende twee jaar - het Duitse, Portugese, Sloveense en, in de tweede helft van 2008, het Franse voorzitterschap - samen met onze lidstaten, en met de steun van het Parlement en de Commissie, een nieuw interinstitutioneel akkoord zullen weten te bereiken. Het is simpelweg een kwestie van timing: het jaar 2008 komt nog voor het eind van het decennium en dan zal het achtentwintigste lid - waarschijnlijk Kroatië - gereed kan zijn om tot onze Unie toe te treden, mits het in staat is zijn gerechtelijk en economische systeem te hervormen en aan alle andere voorwaarden te voldoen, en mits het dat met volle overtuiging doet en concrete resultaten laat zien.

Ik zie zeer uit naar het debat dat in december zal plaatsvinden over onze uitbreidingsstrategie en ons integratievermogen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - De gecombineerde behandeling is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Antonio De Blasio (PPE-DE). - (HU) Als we het Phare-verslag van de Europese Rekenkamer in één zin zouden moeten samenvatten, zou die als volgt luiden: een groot gedeelte van de 806 miljoen euro die was toegewezen aan Roemenië uit de beschikbare begrotingsmiddelen was weggegooid geld.

Volgens de bevindingen van het onderzoek van de Rekenkamer waren de projecten weliswaar uitgevoerd, maar week een groot deel daarvan af van de oorspronkelijke doelstelling en is de meerderheid van de gecontroleerde projecten eenvoudigweg niet levensvatbaar.

De ’schoonheidsfoutjes’ en ’mankementen’ die in het rapport worden opgesomd, veroorzaken veel ergernis bij Europese investeerders. De Roemeense contractpartijen leggen de contracten voortdurend verkeerd uit, en zodoende maken ze de uitvoering van het contract binnen de gestelde termijn en de verrekening van gemaakte kosten voor de investeerders in de EU ten enenmale onmogelijk. De Roemeense contractanten zijn niet in staat extra werk en kosten te betalen die ontstaan vanwege niet gehaalde termijnen. Ondertussen wijzigen overheidsinstanties continu genomen besluiten, de achtergrond van rechtsregels en de interpretatie ervan.

Maar wie kan nu eigenlijk verantwoordelijk worden gesteld voor het feit dat de Roemeense staat het geld heeft uitgegeven op een andere wijze, en soms zelfs voor een ander dan het beoogde doel?

Een paar dagen geleden heeft het bestuur van de drietalige Babes-Bólyai Universiteit Hongaarstalige opschriften laten verwijderen en deze op grove wijze, voor het oog van de studenten, verscheurd.

Ik vraag me af waarom het in Roemenië, een paar dagen voor de toetreding van het land, verboden is het bordje ’Verboden te roken’ in het Hongaars op te hangen.

Ik hoop dat de Roemeense commissaris meteen blijk geeft van zijn toewijding aan de EU door de overheidsinstanties van zijn land op te roepen de vrijheid van taal zo snel mogelijk in ere te herstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Katalin Lévai (PSE). - (HU) Geachte collega’s, mijnheer de Voorzitter, de toetreding van Roemenië tot de Europese Unie kan als een historische stap voorwaarts worden gezien, waardoor in het maatschappelijke en economische leven van het land verregaande veranderingen teweeg worden gebracht, die een gunstig effect zullen hebben op de bevolking alsmede op de ontwikkeling van de Europese Unie. Roemenië heeft de afgelopen jaren een razendsnelle ontwikkeling doorgemaakt, zowel op economisch gebied als in de rechtspraak.

Ik ben echter van mening dat in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad nog grote achterstanden te bespeuren zijn. Daarom hebben we behoefte aan tastbare resultaten in de strijd tegen de mensenhandel, en in het bijzonder de meisjeshandel.

De Europese Unie is inmiddels niet alleen een economische, maar ook een maatschappelijke, politieke en culturele gemeenschap, waarbij bijzondere nadruk moet worden gelegd op de bescherming van de fundamentele mensenrechten en de bestrijding van elke vorm van intolerantie, racisme en discriminatie. In Roemenië moet er dan ook meer aandacht worden besteed aan de bescherming van de Roma-minderheid en de Hongaarse gemeenschap.

Het is van belang dat de levensomstandigheden van de Roma-minderheid worden verbeterd en dat deze groep toegang krijgt tot werk en de juiste financiële bronnen. Naar mijn mening kan alleen het principe van nultolerantie worden toegepast in het racisme tegen de Roma, terwijl er meer inspanningen nodig zijn voor gelijke toegang tot gemengd, kwalitatief hoogstaand onderwijs en gezondheidszorg.

De bescherming van de Hongaarse minderheid kan uitsluitend gegarandeerd worden met maatregelen die in overeenstemming zijn met de subsidiariteits- en autonomiebeginselen. Volle financiële ondersteuning van Hongaarse studenten in het hoger onderwijs zou daarbij van groot belang zijn.

Ik juich de imminente toetreding van Roemenië tot de Europese Unie, en daarmee de verbetering van de situatie van de Hongaren aldaar, toe. We mogen niet toelaten dat bij de toetreding economische belangen zegevieren over mensenrechten!

 

15. Economische en sociale gevolgen van de herstructurering in de autosector in Europa (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de mededeling van de Commissie over de economische en sociale gevolgen van de herstructurering in de autosector in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het reorganisatieplan dat Volkswagen in november aan het bestuur van zijn Belgische fabriek en aan de pers heeft aangekondigd, zal zowel binnen als buiten de onderneming in kwestie grote sociale en economische gevolgen hebben. Staat u mij toe dat ik om te beginnen mijn grote bezorgdheid uitspreek over de gevolgen die dit plan waarschijnlijk zal hebben voor enkele duizenden werknemers en hun gezinnen, evenals voor het economische en sociale klimaat van de onderneming.

Reorganisaties zijn soms noodzakelijk om het concurrentievermogen en het voortbestaan van ondernemingen te waarborgen en, uiteindelijk, om de werkgelegenheid te behouden. Ik ben mij ervan bewust dat het voor Volkswagen, net als voor veel andere Europese ondernemingen in de sector, noodzakelijk is om tot reorganisatie over te gaan. Het is echter belangrijk ervoor te zorgen dat dit proces goed wordt voorbereid en beheerd, teneinde de economische en sociale kosten ervan tot een minimum te beperken. Om die reden heeft de Commissie in maart 2005 een mededeling goedgekeurd met als titel “Herstructureringen en werkgelegenheid”. In deze mededeling werden de belangrijkste aspecten uiteengezet van een proactieve strategie, waarmee u volledig hebt ingestemd, te weten anticipatie, partnerschap en coördinatie van de beleidsmaatregelen en instrumenten.

Onmiddellijk nadat de directie van Volkswagen de reorganisatie had aangekondigd, heeft de Commissie alles in het werk gesteld om de instrumenten die tot haar beschikking staan te mobiliseren. Ik heb een ontmoeting gehad met de leden van de Belgische regering om hun onze solidariteit te betuigen en om te onderstrepen hoe belangrijk het is dat de toepasselijke voorschriften uit het Gemeenschapsrecht worden nageleefd, met name de richtlijnen inzake het informeren en raadplegen van de vertegenwoordigers van de werknemers. Daarnaast hebben mijn collega, mevrouw Hübner, en ik laten weten dat er een beroep kon worden gedaan op de diensten van de Commissie voor een flexibel gebruik van de instrumenten voor financiële steun, met name de structuurfondsen, teneinde de werknemers die door de reorganisatie worden getroffen, bij te staan. Het Europees Sociaal Fonds heeft in het verleden laten zien hoezeer snelle en gerichte acties ertoe kunnen bijdragen dat de werknemers die wegens bedrijfsreorganisaties ontslagen worden, weer een plaats vinden op de arbeidsmarkt.

De diensten van de Commissie zijn uitgenodigd om deel te nemen aan het crisiscentrum dat door de Belgische autoriteiten is opgezet. Dit crisiscentrum zal onder meer onderzoek doen naar de concrete mogelijkheden om gebruik te maken van kredieten, van ofwel de kredieten die overblijven van de huidige programmering die eind 2006 afloopt, ofwel de kredieten uit hoofde van de nieuwe programma’s die vanaf 2007 in werking zullen treden en die in ruimere mate beschikbaar zullen zijn. Ik kan u in ieder geval meedelen dat de Commissie zich proactief en zo flexibel mogelijk wil opstellen wat de gebruikmaking van de Europese begroting betreft.

De Commissie heeft op 24 november haar task force “Herstructureringen”, die naar aanleiding van de mededeling “Herstructureringen en werkgelegenheid” in maart 2005 was opgericht, bijeengeroepen. Doel van de bijeenkomst was om alle ter beschikking staande instrumenten te mobiliseren, teneinde de gevolgen van de reorganisatiemaatregelen die samen met de Belgische autoriteiten genomen waren, te verzachten en om de ontwikkelingen in de autosector op te nemen in een toekomststrategie voor Europa. De autosector is van essentieel belang voor Europa: hij vertegenwoordigt drie procent van het Europese BBP en biedt werk aan twaalf miljoen mensen. De sector levert een cruciale bijdrage aan de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen en zorgt jaarlijks voor een handelsoverschot met de rest van de wereld van ongeveer 25 miljard euro. Net als alle andere sectoren van de economie moet de autosector het hoofd bieden aan een aantal ingrijpende veranderingen. Hij is er evenwel in geslaagd zich aan te passen aan de belangrijkste ontwikkelingen waarmee hij werd geconfronteerd. Dat blijkt wel uit de cijfers die ik zojuist genoemd heb.

Los van het specifieke geval dat ons vandaag bezighoudt, maken herstructureringen in de autosector over het algemeen deel uit van een noodzakelijk streven naar aanpassing. De Commissie wil en kan de verplichtingen en verantwoordelijkheden in het lopende reorganisatieproces echter niet van de onderneming overnemen. Ik heb de president van de Volkswagen Groep in een persoonlijke brief deelgenoot gemaakt van onze bezorgdheid en hem gevraagd alles in het werk te stellen om de economische en sociale kosten van de aangekondigde reorganisatie tot een minimum te beperken. Ik heb hem herinnerd aan de noodzaak ervoor te zorgen dat de toepasselijke richtlijnen uit het Gemeenschapsrecht inzake het informeren en raadplegen van de werknemers in alle lidstaten worden nageleefd. In deze communautaire documenten wordt gesteld dat vertegenwoordigers van de werknemers op het juiste niveau vooraf moeten worden geïnformeerd en geraadpleegd over een mogelijke verplaatsing van de productie en de ontslagen die dit met zich meebrengt. Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat alle mogelijke vormen van voorlichting en raadpleging die nuttig kunnen zijn - of het nu gaat om economische besluiten of om de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid - op het juiste niveau plaatsvinden.

Ik wil er tevens op wijzen dat de Europese sociale partners in 2003, als reactie op een raadpleging van de Commissie over dit onderwerp, gezamenlijk richtsnoeren hebben opgesteld om het fenomeen “verandering” en de sociale gevolgen daarvan in goede banen te leiden. In deze richtsnoeren wordt gesteld dat een positieve houding ten opzichte van verandering en het bestaan van een kwalitatief hoogstaande sociale dialoog in een sfeer van vertrouwen, belangrijke factoren zijn om de negatieve sociale gevolgen van een reorganisatie te voorkomen of te beperken. Het is van fundamenteel belang dat deze richtsnoeren ten uitvoer worden gelegd, als wij de communautaire doelstellingen inzake het anticiperen op en begeleiden van veranderingen willen verwezenlijken. Daarom heeft de Commissie in maart 2005 opnieuw contact gezocht met de Europese sociale partners en hun gevraagd doeltreffende methoden uit te werken om deze richtsnoeren overal in Europa te ontwikkelen en ervoor te zorgen dat ze worden toegepast. Ik wil op korte termijn een ontmoeting hebben met de vertegenwoordigers van de sociale partners om samen met hen te bekijken op welke manier wij sneller en effectiever vooruitgang kunnen boeken in deze richting.

Dan kom ik nu terug op de kwestie die de aanleiding vormde voor dit debat. Waar het nu om gaat is dat er ruimte wordt gemaakt voor onderhandelingen binnen het concern waar de reorganisatie plaatsvindt. Onlangs is gebleken dat de betrokken partners - directie en personeelsvertegenwoordigers - bereid zijn tot een serieuze discussie over de industriële toekomst van de diverse vestigingen in Europa, evenals over de sociale maatregelen die moeten worden getroffen. De Commissie houdt vast aan haar aanbod om steun te bieden, maar is van plan de autonomie van de sociale dialoog die zich binnen het concern ontwikkelt, te respecteren. De Commissie neemt initiatieven binnen de grenzen van haar bevoegdheden en stelt de haar ten dienste staande middelen ter beschikking. Onder de huidige omstandigheden wens ik niets liever dan dat alle betrokken partijen zich er vastberaden toe verbinden om in deze richting verder te gaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Ivo Belet, namens de PPE-DE-Fractie. - Voorzitter, commissaris, ik zou vooraf de werknemers van Volkswagen Vorst, de toeleveranciers en hun vertegenwoordigers van harte welkom willen heten. Zij zitten hier boven in de tribune en ik zou ook onze oprechte solidariteit met hen in deze moeilijke omstandigheden willen uitspreken.

Dames en heren, de voorbije dagen is nogal makkelijk verkondigd dat de politiek machteloos staat in zaken als deze. Maar dat is iets te kort door de bocht, zoals dat heet.

De politiek kan wel degelijk greep houden op een aantal belangrijke factoren. Ten eerste kan de nationale regering door een betrouwbaar en degelijk bestuur wel degelijk ruimte creëren om de lasten op arbeid, de premies in dit geval, zo laag mogelijk te houden en zo de concurrentiekracht van onze industrie te vrijwaren.

Maar ook Europa, beste collega's, moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Duizenden werknemers verliezen hun baan en we zijn verplicht om daaruit op zijn minst lessen te trekken. Europa, mijnheer de commissaris, heeft hier een unieke kans om te tonen dat het wel een sociaal gezicht heeft. De gemeenschappelijke Europese markt, die een economisch karakter heeft, vraagt ook om een sociale dimensie. Zoveel is duidelijk. En die sociale dimensie moeten we nu op korte termijn wel degelijk versterken.

Ten eerste, door ervoor te zorgen dat de getroffen werknemers ook en snel in aanmerking komen voor steun uit het nieuwe Europese Fonds voor globalisering. Wij, christen-democraten in dit Parlement, staan 100 procent achter deze invulling van het Fonds en we rekenen, mijnheer de commissaris, in deze ook op de loyale steun van de Commissie. Het belangrijkste is dat we alles in het werk stellen opdat het Fonds tijdig kan starten.

Ten tweede, beste collega's, moeten we ook werk maken van echte inspraak van werknemers. De Europese richtlijn uit 1994 moet sowieso worden geëvalueerd. Dat staat erin. Mijnheer de commissaris, u hebt al verwezen naar de mededeling van de Commissie van maart vorig jaar. Wel, laten we het sociale drama van VW Vorst aangrijpen om de richtlijn nu bij te sturen.

Dames en heren, ik geloof rotsvast in de toekomst van de Europese automobielindustrie, maar dan moeten we maximaal inzetten en, ik rond af, voorzitter, op energiezuinige en 100 procent milieuvriendelijke auto's. En ik hoop dat de Audi A1 zo'n auto wordt en dat die in Vorst geproduceerd zal worden, zodat het voortbestaan van de fabriek in Vorst, ondanks de donkere wolken die er nu boven hangen, toch gegarandeerd is.

 
  
MPphoto
 
 

  Stephen Hughes, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb drie korte punten. Het doet me genoegen te zien dat de Commissie naar manieren aan het zoeken is om de structuurfondsen te gebruiken om de sociale gevolgen van deze vreselijke ontwikkeling op te vangen. Er is echter twijfel ontstaan over de vraag of er nu een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering komt of niet. Welnu, ik hoop dat het nieuws van deze week dat Volkswagen fabrieken gaat neerzetten in India en Rusland, duidelijk maakt dat er op wereldschaal moet wordt gedacht en dat het fonds zal worden gebruikt om in te grijpen.

In de tweede plaats verwelkom ik het nieuws dat de productie van de Audi A1 wellicht naar de fabrieken in Vorst wordt overgeplaatst om het banenverlies enigszins te beperken, maar de werknemers zijn al gewaarschuwd dat een verhuizing gepaard moet gaan met een verlaging van de arbeidskosten. Ik hoop dat dit geen cynische manoeuvre van VW zal blijken te zijn, waarbij het met de ene hand terugneemt wat het met de andere hand heeft gegeven, terwijl ondertussen de lonen ingrijpend worden verlaagd en de arbeidsvoorwaarden worden aangetast. VW moet weten dat wij de ontwikkelingen de komende maanden nauwlettend zullen volgen.

Tot slot nog een vraag aan de commissaris: als de richtlijn die een algemeen kader voor informatie en raadpleging schept en de richtlijnen inzake de Europese ondernemingsraad van kracht zijn en in België worden nageleefd, hoe kan het dan dat het nieuws vorige week als een schok kwam? Als de Commissie niet onverdroten de toepassing en handhaving van de sociale wetten waarborgt, zal het sociale Europa in een zeer kwalijk daglicht komen te staan en zullen de burgers de EU geheel terecht de rug toekeren.

Ik ben blij te horen, mijnheer de commissaris, dat u nu actie onderneemt, maar eerlijk gezegd is dat een beetje laat voor de werknemers in Vorst.

Tot slot hoop ik dat de fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten zich vierkant achter het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering opstelt. Dat is niet wat ik tot dusver heb gehoord. Ik hoop dat we bij de stemming over twee weken volledige steun voor het fonds zullen zien.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Marie Beaupuy, namens de ALDE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, in het debat dat wij thans voeren is het belangrijk dat wij niet alles door elkaar halen en de verschillende verantwoordelijkheden niet met elkaar verwarren. Aangezien wij op het niveau van de Europese Unie optreden, moeten wij laten zien over welke middelen wij op dit niveau beschikken om ervoor te zorgen dat dergelijke problemen zo goed mogelijk worden opgelost, of dat nu in de metaalbewerkende industrie is of in andere sectoren.

Zoals u zojuist aan het begin van uw betoog hebt gezegd, mijnheer de commissaris, zijn er twee aspecten. Enerzijds zijn er de ondernemingen. Als wij willen dat de werkgelegenheid in de Europese Unie op termijn op peil blijft, dan hebben wij succesvolle ondernemingen nodig. Anderzijds zijn er de werknemers, die steun nodig hebben. Onze Europese Unie beschikt - in de vorm van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en zeer binnenkort, naar ik hoop, het Europees Monetair Fonds (EMF) - over de middelen om iedere werknemer individueel bij te staan met opleidingen, het opnieuw vinden van een baan of het starten van een eigen onderneming. Aan deze bijstand op maat, mijnheer de commissaris, die door de Europese Unie wordt verschaft, moet door de media aandacht worden besteed als uw mededelingen openbaar worden gemaakt, zodat de Europese burgers volledig op de hoogte zijn van de activiteiten die de Europese Unie ontplooit.

Bovendien is het absoluut noodzakelijk dat, zoals u hebt gezegd, er snel kan worden gereageerd. Als bepaalde sectoren van de automobielindustrie - en nu is dat Volkswagen - behoefte hebben aan onze fondsen, dan is het van belang de werknemers op zeer korte termijn te helpen, zodat de steun die wij bieden echt vruchten afwerpt en hen in staat stelt om snel een andere baan te vinden.

 
  
MPphoto
 
 

  Pierre Jonckheer, namens de Verts/ALE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, de vakbondsafgevaardigden van Volkswagen die deze namiddag in het Europees Parlement aanwezig zijn, zeiden dat hun eerste doelstelling is om van de directie van de autofabrikant een industrieel plan te krijgen. Bovendien verwachten ze dat Europa een einde maakt aan de sociale en fiscale concurrentie tussen de lidstaten, die iedereen benadeelt. Bijna tien jaar geleden zeiden de werknemers van Renault Vilvoorde ons hetzelfde. Wat is er veranderd?

Mijnheer Špidla, mijns inziens is uw toespraak absoluut onvoldoende. U heeft het over de autonomie van de sociale dialoog, maar u weet heel goed dat de werkgevers terughoudend zijn ten opzichte van die dialoog. We beschikken over instrumenten. De richtlijn betreffende de Europese ondernemingsraad moet versterkt worden. Dat heeft het Parlement u reeds in maart 2006 gevraagd. Er moet eveneens een Europees juridisch kader gecreëerd worden aan de hand waarvan sectoren en groepen op Europees niveau gemeenschappelijk kunnen onderhandelen. Zoals reeds staat in het verslag van de heren Cottigny en Hutchinson, moet de Commissie meer controle uitoefenen op de overheidssteun en de communautaire fondsen, zodat die niet voor delokalisatie binnen de Europese Unie gebruikt worden.

Tenslotte moeten we een aantal fiscale vraagstukken op Europees niveau harmoniseren, en ik kies mijn woorden nu zorgvuldig. Het volstaat niet om een gemeenschappelijke belastinggrondslag voor Europese ondernemingen te bespreken. Er moet een Europees minimumtarief komen voor de belasting van ondernemingen. Onder die voorwaarden kunnen we misschien vandaag - en hopelijk morgen - de de hier aanwezige werknemers iets anders zeggen dan wat we hebben gezegd over de situatie bij Renault.

 
  
MPphoto
 
 

  Francis Wurtz, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst verwelkom ik op mijn beurt de omvangrijke delegatie van de werknemers van Volkswagen Vorst die op de bezoekerstribune heeft plaatsgenomen, evenals de verantwoordelijken van alle vakbonden in het bedrijf en van de onderaannemers.

(Applaus)

Mijn fractie heeft gisteren met een grote delegatie de bezette fabriek bezocht en lange gesprekken gevoerd met de arbeiders en de vakbondsafgevaardigden. Wat is daaruit voortgekomen?

De eerste en belangrijkste eis, mijnheer de commissaris, is dat de werkgelegenheid in die vestiging behouden blijft. De Europese Unie laat het serieus afweten omdat ze geen industrieel beleid heeft. De crisis in de auto-industrie dateert niet van gisteren, zoals Pierre Jonckheer reeds opmerkte. Tien jaar geleden hadden we Vilvoorde en sindsdien werden andere fabrieken gesloten of met sluiting bedreigd.

Welk beleid hebben we gevoerd op het gebied van onderzoek, investering, evenwichtige ruimtelijke ontwikkeling, opleiding en werkzekerheid? Wat hebben we gedaan om schone, veilige en betaalbare auto’s, waarnaar vandaag vraag is, te ontwerpen of om het economische stelsel en het aanbod van stabiele, gekwalificeerde en redelijk betaalde arbeidsplaatsen te diversifiëren? We hebben grote bedrijven de vrije hand gelaten in naam van de heilige open markteconomie met vrije mededinging. In de nabije toekomst is het eenieders taak, ook die van de Europese Unie, om zich in te spannen voor het behoud van de arbeidsplaatsen in Vorst, van zowel de werknemers van de groep als de 8 000 werknemers bij toeleveranciers. Mijn collega Jacky Henin komt daar zo dadelijk op terug.

Als men, ten tweede, ondanks deze mobilisatie toch nog gedwongen is om het vraagstuk van de schadevergoeding aan de orde te stellen, moet de Volkswagengroep aangemaand worden, opdat zij haar verantwoordelijkheid volledig op zich neemt. De vakbondsverantwoordelijken hebben ons een gedetailleerd weergave gegeven van de lange lijst met staatssteun die deze fabriek in de vorm van verscheidene vrijstellingen heeft gekregen.. Daarvan is een groep in het genot gekomen die overigens gedurende de afgelopen twee jaar een sterke winsttoename heeft genoteerd, sterk genoeg in elk geval om, zoals ze gisteren heeft gedaan, investeringen van honderden miljoenen in Azië aan te kondigen. Uiteraard moet ook de Europese Unie een bijdrage leveren tot die schadevergoeding.

Maar volgens ons ligt de oplossing in een structurele verandering van de economische strategie, die wordt uitgevoerd in naam van wat de Commissie een concurrerend Europa in een gemondialiseerde economie noemt. Prozaïscher uitgedrukt betekent dat een vermindering van de loonkosten, flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden, shareholder value, oftewel premies voor aandeelhouders, het tegen elkaar uitspelen van de werknemers, chantage met delokalisatie.

We raken zo aan het hart van dat fameuze liberale Europa waarin steeds meer Europeanen zich - terecht - niet meer herkennen. Enkel een trendbreuk kan de weg banen naar een sociaal Europa en kan het vertrouwen van onze medeburgers herstellen. De heer Barroso pleit vaak voor een Europa dat spijkers met koppen slaat. Volkswagen Vorst is een van die spijkers van het huidige Europa. Gisteren zei een vakbondsafgevaardigde: we hebben niet genoeg van Europa, maar we hebben nood aan een ander Europa. Deze eis zal zaterdag vast en zeker krachtig weerklinken in de straten van Brussel.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Frank Vanhecke (NI). - Voorzitter, 4 000 ontslagen bij Volkswagen in Vorst, nog eens minstens 2 000 banen die sneuvelen bij de toeleveranciers... Het zijn in mijn land werkelijk zwarte dagen voor de getroffen werknemers en voor hun gezinnen.

De Belgische regering van premier Verhofstadt heeft in een eerste reactie gedaan wat ze altijd doet. Wanneer er namelijk economische meevallers zijn, dan steekt men de pluimen op de eigen politieke hoed, maar wanneer er problemen zijn, tegenvallers, dan is het altijd de schuld van iemand anders.

In een enigszins xenofobe reactie verweet premier Verhofstadt de Duitsers zelfs een soort "eigen volk eerst"-politiek te voeren – dat is in mijn politiek correcte land zowat het ergste verwijt dat men kan krijgen – daarbij negerend dat ook in Duitsland 20.000 banen verloren gaan en dat we met het sociale drama van Vorst eigenlijk maar een voor ons land voorlopig hoogtepunt meemaken van een enorme Europese crisis van de automobielindustrie.

Laten we eerlijk zijn, niemand heeft een mirakeloplossing voor wat zich op dit ogenblik in Europa afspeelt. Maar vooraleer de schuld bij anderen te leggen, de zwarte piet naar anderen door te schuiven, moeten onze regeringen, en in de eerste plaats de Belgische regering, zich toch eens afvragen of zij wel alles gedaan hebben om zoveel mogelijk werkgelegenheid te redden, vandaag in Vorst, maar eerder bij Renault in Vilvoorde, bij DHL, bij Sabena en elders.

Bijna acht jaar nadat in mijn land een regering aantrad die zei van het probleem een prioriteit te maken, kampt België nog steeds met een loonhandicap van zo'n 10% ten opzichte van de buurlanden. Deze loonhandicap wordt veroorzaakt door een loodzware belastingdruk.

Dat is niet dé oorzaak van wat is gebeurd, maar het is alvast een van de oorzaken waarvoor men de schuld bij de Belgische regering moet leggen. Ik zeg wel degelijk de Belgische regering, want in Vlaanderen bestaat al lang de politieke wil om ons land met een cocktail van economische maatregelen terug aantrekkelijk te maken voor investeerders en zo werkgelegenheid te creëren.

Ja, wij zijn ook voor een efficiënt gebruik van de Europese fondsen in deze zaak, maar een mirakeloplossing is dat niet en de voorstellen die men doet voor nog meer Europese bureaucratie, zijn mijns inziens zelfs contraproductief.

Het wordt hoog tijd dat we allemaal beseffen dat onze materiële welvaart en onze werkgelegenheid niet vanzelf zullen blijven, dat de internationale concurrentie alleen maar groter wordt en dat wij met meer flexibiliteit, lagere lasten en een ondernemersvriendelijk klimaat werkelijk voor elke individuele arbeidsplaats moeten strijden. Vooral moeten wij eens nadenken over een manier om de concurrentiekracht van onze bedrijven te ondersteunen, ook tegenover bedrijven uit landen waar geen of nauwelijks sociale bescherming bestaat.

 
  
MPphoto
 
 

  José Albino Silva Peneda (PPE-DE). - (PT) Voorzitter, commissaris, normaliter vindt delokalisatie plaats naar landen waar de productiekosten lager zijn en de arbeidswetgeving flexibeler is. Hier is het omgekeerde gebeurd: verplaatsing naar een land waar de productiekosten hoger zijn en de arbeidswetgeving strenger. Alles duidt erop dat deze beslissing niet gebaseerd is op de marktwerking, maar zeer waarschijnlijk op de machtsverhoudingen tussen bedrijf en vakbonden.

Dit lijkt op een nieuw soort factor die invloed kan hebben op toekomstige delokalisatie, en die ik delokalisatie van vakbondsmacht zou willen noemen. Dat is echter altijd een delokalisatie die gericht is op het centrum en op het begunstigen van de sterken. Als dergelijke praktijken zich uitbreiden, begeven we ons in een richting die in flagrante tegenspraak is met de essentiële waarden van het Europees project. Immers, de marktwerking wordt niet in acht genomen, de productiviteit wordt niet gestimuleerd en de basisbeginselen van solidariteit en regionale en sociale cohesie worden geschonden.

Met het oog op een dergelijke handelswijze vrees ik voor de toekomst van de Volkswagenvestiging in Portugal: als er iets dergelijks gebeurt, moeten we serieus gaan nadenken over een manier om te voorkomen dat een belangengroep de overhand krijgt op de normale marktwerking. Dat is onze verantwoordelijkheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Mia De Vits (PSE). - Voorzitter, collega's, ik vind dat de politieke wereld bij zo'n drama niet machteloos kan toezien. Uiteraard moeten de sociale gevolgen opgevangen worden en als het globalisatiefonds hiervoor niet bedoeld is, dan begrijp ik er niets meer van.

Uiteraard moet de sociale dialoog werken, meneer Špidla, maar hij heeft niet gewerkt. Voor ons socialisten is er meer nodig.

De Europese Commissie onderzoekt bij fusies van bedrijven of de concurrentie niet wordt vervalst, maar zij controleert niet of herstructureringen gebeuren op basis van objectieve en economische criteria. Het lijkt mij intelligenter en meer van nut een commissaris te hebben die herstructureringen begeleidt dan een commissaris voor meertaligheid.

Ik vraag het Europees Parlement dit idee te steunen. Ik ben verheugd dat de Belgische regering deze ideeën meeneemt naar de Raad van december. Multinationals kunnen niet vrijuit gaan. Zij zijn verantwoording verschuldigd.

 
  
MPphoto
 
 

  Jacky Henin (GUE/NGL). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, elke dag ziet men in de auto-industrie honderden banen verdwijnen. De multinationals oefenen een enorme druk uit op de werknemers. Ze willen hun een schuldgevoel aanpraten door hun verworven rechten in vraag te stellen, door hen bijna als rijken voor te stellen. Welnu, nog nooit waren ze zo productief en zo onzeker als in de afgelopen vijftig jaar. Nog nooit was hun koopkracht zo laag als in de afgelopen dertig jaar. De auto-industrie wordt in moeilijkheden gebracht niet door de concurrentiekracht van de werknemers maar door de kapitaalbewegingen, waarmee in zo kort mogelijk tijd een zo hoog mogelijke rentabiliteit wordt beoogd. De autofabrikanten plegen chantage met de werkgelegenheid om uit hun vestigingen het maximum te halen. Zodra ze de plaatselijke kas geplunderd hebben, verhuizen ze naar waar het gras groener is.

Het is hoog tijd dat het Parlement ophoudt genoegen te nemen met loze woorden, en duidelijke initiatieven neemt om het Europese bedrijfspotentieel te verdedigen, om de uitbuiters te treffen waar hun dat het meeste pijn doet, namelijk in hun portemonnee, en om het recht van de werknemers op echte werkgelegenheid en opleiding te verzekeren. Dat zijn enkele denksporen die mijn fractie heeft opgenomen in het handvest waarmee wij onze auto-industrie willen verdedigen en ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alain Hutchinson (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, wat we vandaag op zo spectaculaire wijze meemaken door de brutale beslissing van Volkswagen en de dramatische gevolgen ervan, vormt uiteindelijk slechts het topje van de ijsberg die drijft op de oceaan van ‘vrij ondernemen’ en ‘vrij concurreren, de leuzen van deze Europese Unie. Elke dag verdwijnen namelijk honderden banen door delocalisatie en, op een veel discretere wijze, door talrijke herstructureringen. Er wordt niets of heel weinig gedaan om het industrieel en sociaal beleid te ondersteunen, dat in deze omstandigheden veronachtzaamd wordt.

Mijnheer de commissaris, onlangs zijn in dit Parlement resoluties inzake enerzijds delocalisatie en anderzijds herstructurering van bedrijven aangenomen. Wanneer zullen de Commissie en de Raad het fatsoen hebben om ons minstens een antwoord daarop te geven, om minstens een greintje interesse te tonen voor die resoluties? Dat hebben zij tot nu toe niet gedaan. Het is weliswaar belangrijk dat wij vandaag de slachtoffers van die nieuwe sluiting actief, efficiënt en pragmatisch steunen, maar het van even groot belang dat wij erop toezien dat morgen wordt overgegaan van woorden op daden in deze Europese Unie, die de gang van zaken op een veel ernstiger wijze zal moeten aanpakken. De Unie is het slachtoffer van een beleid dat ze zelf gewild heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  De Keyser (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, is het belachelijk dat er vandaag sprake is van een debat zonder resolutie over Volkswagen en waarin elke spreker maar één minuut heeft? Nee, het is beschamend! Welk drama heeft de Commissie nodig om over te gaan tot een herziening van de richtlijn betreffende de ondernemingsraad, die ze nog steeds tegenhoudt? Hebt u aandacht geschonken aan het verslag-Hutchinson over delokalisatie? Gaat u toestaan dat Volkswagen gebruik maakt van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering? Nee, de Volkswagenfabriek wordt niet met sluiting bedreigd omdat het liberalisme niet goed gewerkt heeft, maar omdat er vandaag de dag in Europa nog steeds geen sociale regeling van de Europese markt is.

Tegen rechts, dat zich verzet tegen elke wetgeving op dit vlak, wil ik zeggen dat het sociale Europa er zal komen. Het zal er komen of u nu wilt of niet. Het zal er komen met bloed, het zal er komen met tranen, maar het zal er komen. Ik eis vandaag niet enkel een commissaris voor herstructureringen, maar ook een Volkswagen-richtlijn, in naam van alle werknemers van Vorst en ook in naam van degenen in mijn regio en in uw regio’s, beste collega’s, die vandaag hun twijfels hebben bij Europa en bij de politiek.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Louis Cottigny (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, Europees sociaal model, strategie van Lissabon, sociaal Europa: welke zin kunnen we nog geven aan deze woorden, die slechts zand zijn in de rood geworden ogen van de werknemers van Volkswagen en hun gezinnen? Onzekerheid is tot norm verheven, het uitspelen van werknemers tegen elkaar is een praktijk geworden, net zoals ontslag of werkloosheid. Een steeds groeiend aantal werknemers neemt genoegen met een voortdurende onzekerheid, omdat ze geen andere keuze hebben.

Europa is opgebouwd op vrede. De sociale oorlog wordt aangewakkerd, met alle dramatische gevolgen van dien: een groeiend wantrouwen ten opzichte van Europa en een toenemend extreem gedrag bij elke stembusgang. Zullen we toestaan dat er op de stoep van onze instellingen 4 000 banen, meer dan 10 000 arbeidsplaatsen ongestraft verloren gaan door het gedrag van een groep die tegelijkertijd de oprichting van een fabriek in India aankondigt?

De Europese fondsen moeten aangesproken worden, waaronder het nieuwe fonds voor aanpassing aan de globalisering. Wij zullen daarop toezien en - waarom eigenlijk ook niet - een Volkswagen-amendement indienen. Het is de hoogste tijd dat de werknemers waardering ondervinden in Europa, in het Europees Parlement, voor onze deur.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. - (CS) Dames en heren, de kwestie Volkswagen Vorst is in de hele geschiedenis van de markteconomie uiteraard slechts één uit vele. Ik ben ervan overtuigd dat voor de werkgelegenheid de Lissabonstrategie de juiste weg is, want deze strategie is geheel en al en fundamenteel gericht op het bereiken van een grote, op hoogwaardige kennis gebaseerde concurrentiekracht, alsook op het scheppen van hoogwaardige werkgelegenheid. Deze strategie is voor mij dan ook de juiste weg, en dient daarom volledig te worden geïmplementeerd.

Iets anders is te bezien hoe men dient om te gaan met de situatie bij Volkswagen. Het moge duidelijk zijn dat er op het niveau van het bedrijfsleven, de lokale overheden, de nationale overheden en op dat van de Europese Unie verschillende, uiteenlopende verantwoordelijkheden liggen. Al deze verschillende capaciteiten dienen dan ook dienovereenkomstig te worden ingezet. Het doet mij deugd dat de EU-instellingen er direct, en naar mijn mening zeer effectvol, bovenop zijn gesprongen, en dat zij de nodige middelen hebben verstrekt om op de juiste manier en effectief de situatie aan te pakken. Het is ook duidelijk gebleken dat de sociale dialoog een zeer gewichtige rol speelt. Er is mij meegedeeld dat er onderhandelingen plaatsvinden in het kader van de sociale dialoog binnen het bedrijf, hetgeen voor mij een zeer belangrijk gegeven is. Het is verder ook geheel en al duidelijk dat het voor het behoud van een efficiënte Europese sociale dimensie noodzakelijk is dat de wetgeving op dit gebied in acht wordt genomen. Daarom heeft de Commissie een onderzoek ingesteld naar het al dan niet naleven van de desbetreffende richtlijnen. Ik veronderstel dat dit wel degelijk het geval zal zijn, hetgeen de oplossing van deze kwestie alleen maar naderbij zal brengen.

Dames en heren, er kwamen tijdens dit debat vele gedachten en voorstellen naar voren, gebaseerd op verschillende aspecten en gepresenteerd vanuit verschillende invalshoeken. Het is duidelijk dat we bepaalde, uit onze verantwoordelijkheden, uit het Verdrag en uit de huidige Europese structuur voortvloeiende verplichtingen hebben. Ik ben ervan overtuigd dat elk individueel geval een discussie op gang zal brengen, die telkenmale zal uitmonden in een verbetering van het juridisch kader, alsook in een wijziging van zowel onze processen als onze instrumenten om op gebeurtenissen in te kunnen spelen. Dat is een duidelijk voorbeeld van een goed functionerend en een zich ontwikkelend Europa.

Tot slot wil ik nog even terugkomen op het begin. Op dit moment is het noodzakelijk om alle middelen die wij ter beschikking hebben, in te zetten. Op Europees niveau wordt dit al gedaan.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Ilda Figueiredo (GUE/NGL). - (PT) De dreiging die de 4 000 werknemers van Volkswagen in België boven het hoofd hangt, toont aan dat de multinationals nog steeds zeer onverantwoordelijk te werk gaan, slechts gedreven worden door de zucht naar steeds grotere winst en totaal onverschillig zijn tegenover de sociale problemen en de problemen van regionale ontwikkeling die ze veroorzaken. Ze beschouwen de werknemers als nummers, als radertjes in een machine, waarvoor ze alleen belangstelling hebben als er winst mee kan worden gemaakt. Deze situatie is een vast bestanddeel van het internationale handelproces, de liberalisatie en de deregulering van de arbeidsmarkt, zoals dat wordt gesteund en aangemoedigd door de Europese Unie.

Duizenden werknemers in Portugal bevinden zich in een soortgelijke situatie, met name bij OPEL/GM in Azambuja, bij Johnson Controls, Lear en vele andere bedrijven.

Het is tijd om maatregelen te nemen die voor eens en altijd een eind maken aan deze toestand, maatregelen die leiden tot een sterkere verdediging van de rechten van de werknemers. Die maatregelen moeten er ook voor zorgen dat de Europese ondernemingsraden volledig betrokken worden bij het besluitvormingsproces, met inbegrip van het recht ontslagen en bedrijfsverplaatsingen een halt toe te roepen. Verder moet er een doeltreffende controle komen op het gebruik van de communautaire fondsen die aan de multinationals worden toegekend, zodat zij worden gedwongen te voldoen aan alle rechten van de werknemers.

 

16. Europees financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0376/2006) van Hélène Flautre en Edward McMillan-Scott, namens de Commissie buitenlandse zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (Europees instrument voor democratie en mensenrechten) (COM(2006)0354 - C6-0206/2006 - 2006/0116(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de besluitvorming tijdens het Finse voorzitterschap met betrekking tot de toekomstige financieringsinstrumenten van de Europese Unie wordt binnenkort afgerond. Met een uitstekende proeve van solidariteit zijn wij erin geslaagd deze zaak succesvol te behandelen en het merendeel van de verordeningen met betrekking tot de nieuwe financieringsinstrumenten aan te nemen. Ondanks een aantal uitdagingen was er een grote politieke wil bij het Europees Parlement, de lidstaten en de Commissie om hierover een akkoord te bereiken.

Er ligt nog één uitdaging voor ons, namelijk de aanneming van de verordening inzake het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR). Dit is een belangrijke zaak voor zowel het Parlement als de lidstaten, want het gaat om de bevordering van de fundamentele waarden die zijn verankerd in het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het Parlement en zijn leden hebben specifieke kennis van zaken als het om democratie en mensenrechten gaat, wat goed van pas is gekomen bij de pogingen om een goed resultaat te bereiken.

De verordening inzake een nieuw, op wereldschaal toe te passen mensenrechteninstrument is in een zeer kort tijdsbestek opgesteld. Naast het Parlement hadden ook de lidstaten talrijke voorstellen voor de inhoud ervan. Het is goed dat er al een akkoord is bereikt over bijna alle kwesties in deze onderhandelingen. De Raad heeft van zijn kant unaniem de compromistekst goedgekeurd, op grond waarvan het voorzitterschap een mandaat heeft gekregen om met het Parlement te onderhandelen over een oplossing.

Het voorzitterschap streeft ernaar om het instrument in eerste lezing aan te nemen. De reden hiervoor zal iedereen duidelijk zijn. De huidige verordening inzake het EIDHR loopt over enkele weken, eind dit jaar, af. Wij willen niet dat er een groot gat valt in de steun van de Europese Unie voor democratie en mensenrechten. Wij zijn verplicht snel een besluit te nemen, niet alleen vanwege het belang dat wij Europeanen hechten aan de waarden van mensenrechten en democratie, maar ook vanwege de hoop en verwachtingen die de verdedigers van de mensenrechten en de democratie in andere landen ons duidelijk hebben gemaakt.

De instrumenten zijn zodanig opgesteld dat zij een zo goed mogelijk functionerend geheel vormen. Democratie en mensenrechten worden ook door middel van andere instrumenten geïmplementeerd en het EIDHR zal dit geheel op specifieke punten aanvullen. Ook daarom is het zeer gerechtvaardigd het instrument nog vóór de nieuwe financieringsperiode aan te nemen.

Het voorzitterschap van de Raad doet met klem een beroep op het Parlement om nog voor het einde van het jaar een besluit te nemen. Het door de Raad aangenomen pakket omvat een zeer groot aantal amendementen die het Parlement op de ontwerpverordening heeft ingediend. Daarin gaat het om de prioriteiten voor de steunverlening en het eigen standpunt van het Parlement met betrekking tot de uitvoering van het instrument. Een belangrijk aspect van de nieuwe verordening is dat het belang van het werk voor democratie wordt erkend. Een onderdeel daarvan is ook de sterkere nadruk op het werk dat parlementen en parlementariërs verrichten. Het wezenlijke uitgangspunt voor ons werk in derde landen is ons vertrouwen in internationale mensenrechtenverdragen en de daarin opgetekende rechten en plichten.

Met de ontwerpverordening worden de voorwaarden waaraan de verschillende actoren moeten voldoen om voor steun van de Europese Unie in aanmerking te komen, uitgebreid. Het is goed dat wij rekening kunnen houden met de diversiteit op het gebied van de mensenrechten en de democratie, en op flexibele wijze gebruik kunnen maken van verschillende middelen in verschillende situaties. Ook de financiële middelen van het instrument lijken enigszins toe te nemen in vergelijking met de nu aflopende financieringsperiode, zodat de komst van nieuwe actoren niet noodzakelijkerwijs ten koste gaat van andere actoren.

De hoofdgedachte achter de instelling van het instrument is dat steun moet worden gegeven aan het werk van met name actoren in het maatschappelijk middenveld, maar ook dat steunverlening mogelijk moet zijn in situaties waarin geen specifieke toestemming bestaat van de regering van het betrokken land. Het is van belang dat dit uitgangspunt tot het eind toe gehandhaafd blijft en dat er niet te veel vormen van steun voor andere actoren worden toegevoegd in het kader van de verordening.

In het compromisvoorstel van de Raad zijn de voorwaarden om voor steun in aanmerking te komen uitgebreid, in overeenstemming met de voorstellen die het Europees Parlement heeft gedaan om parlementaire en politieke stichtingen op te nemen. Bovendien maakt de ontwerpverordening het mogelijk dat in specifieke situaties ook andere actoren in aanmerking komen. Naar mijn mening is dat een weloverwogen, werkbare oplossing, waarin rekening wordt gehouden met de wensen en bezwaren van verschillende actoren in de Europese Unie.

Het Parlement wilde vooral de nadruk leggen op het specifieke aspect, dat de steun die in het kader van het instrument wordt toegewezen en die hoofdzakelijk is bedoeld voor actoren in het maatschappelijk middenveld, ook zonder instemming van de regering van een derde land kan worden gegeven. Over dit beginsel bestond van meet af aan consensus tussen de Raad en het Parlement. Naar mijn mening hebben wij nu ook een manier gevonden om dit beginsel op een nauwkeuriger en duidelijker manier te omschrijven, met inachtneming van onze verplichtingen op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie en van internationale overeenkomsten en verdragen. Het voorzitterschap is bereid voor te stellen dit principe op te nemen in de eerste inleidende formulering, als er in eerste lezing een akkoord wordt bereikt over de inhoud van de verordening in geheel.

Het Parlement heeft ook de aandacht gevestigd op het belang van de verwijzing in de tekst van de verordening naar de rechten van migranten, asielzoekers en vluchtelingen in een bepaald land. De tekst zal gebaseerd zijn op de internationale verdragen inzake mensenrechten, en men kan dus zeggen dat dit voorstel eigenlijk al is opgenomen. Het voorzitterschap is echter bereid om ook deze aanvulling in de Raad te behandelen, als de verordening in haar geheel in eerste lezing kan worden aangenomen.

De Raad is dus van zijn kant bereid nog meer flexibiliteit te tonen om voor het einde van het jaar een oplossing te vinden. Voorwaarde is echter dat alle partijen blijk geven van flexibiliteit.

In het verslag van de parlementaire commissie wordt voorgesteld ook politieke groeperingen voor steun in aanmerking te doen komen. Hiermee worden waarschijnlijk ook politieke partijen bedoeld, en er zou dus ook sprake zijn van financiële steun aan partijen die in derde landen actief zijn. Democratische partijen spelen ontegenzeggelijk een belangrijke rol in het versterken van de democratie en de mensenrechten overal ter wereld. Het is zeer belangrijk dat de voorwaarden voor de steun die de Europese Unie in het kader van het mensenrechteninstrument geeft, duidelijk zijn en gebaseerd op internationaal overeengekomen mensenrechtenbeginselen. Er zullen in het kader van dit instrument bij lange na niet genoeg middelen beschikbaar zijn voor algemene partijsteun die voor iedereen op dezelfde criteria is gebaseerd, zoals in veel Europese landen bestaat. Het uitkiezen van afzonderlijke partijen die voor steun in aanmerking komen, is een zeer moeilijke taak. Dan moeten er immers duidelijke criteria worden opgesteld. Dan moet de keuze zodanig worden gemaakt dat bij steuntoewijzing niet de indruk ontstaat dat partijpolitieke overwegingen de plaats hebben ingenomen van democratische en mensenrechtencriteria. Het is ook duidelijk dat een toename van het aantal steunontvangers kan betekenen dat anderen minder steun krijgen. Wij proberen de steun vooral te richten op niet-gouvernementele organisaties die zich specifiek inzetten voor democratie en mensenrechten.

In het compromisvoorstel van het voorzitterschap wordt onder andere rekening gehouden met de voorstellen van het Parlement om onafhankelijke politieke stichtingen en nationale, regionale en internationale parlementen aan de groep van steunontvangers toe te voegen. Artikel 9, lid 2, van de verordening maakt het mogelijk in specifieke gevallen ook steun te geven aan andere dan de in dit artikel genoemde actoren. De formulering komt grotendeels overeen met de wensen van het Parlement en is flexibel, want zij biedt de mogelijkheid om problemen tijdens de financieringsperiode op te lossen. De eis om politieke groeperingen aan de tekst van de verordening toe te voegen wordt om deze redenen niet door de Raad gesteund.

Deze zaak kan de aanneming van de hele verordening in eerste lezing in gevaar brengen en aldus een situatie doen ontstaan waarin er voorlopig geen rechtsgrondslag is voor de activiteiten van de Europese Unie op het gebied van democratie en mensenrechten. Het bevriezen van alle steun van de Europese Unie voor mensenrechten en democratie, in afwachting van een oplossing van deze kwestie, zou een zeer zwaar wapen zijn. De Raad is van zijn kant het Parlement in grote mate tegemoet gekomen. Om een oplossing te vinden is het zeer belangrijk ook de steun van de lidstaten in dit verordeningspakket op te nemen en te bewaren.

Ik hoop dat het Parlement flexibiliteit toont, zodat wij samen ons hoofddoel kunnen bereiken. Ons hoofddoel is ervoor te zorgen dat de Europese Unie met dit nieuwe instrument activiteiten ten behoeve van democratie en mensenrechten volgend jaar kan blijven steunen. Om te kunnen waarborgen dat deze steun gehandhaafd blijft, is het noodzakelijk dat er zo snel mogelijk een besluit over het voorstel voor een verordening wordt genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik zal het kort houden, zodat dit debat nog kan worden afgesloten. Dit financieringsinstrument is werkelijk een sleutelelement van de diepgaande hervorming van het stelsel voor buitenlandse steun van de Gemeenschap. Ik ben bijzonder blij dat het gelukt is om het vrij snel eens te worden over een verordening inzake mensenrechten en democratie. Ik denk dat dit instrument heel duidelijk aantoont dat de Europese Unie de democratie en de mensenrechten onvoorwaardelijk verdedigt, en als essentieel element van de buitenlandse betrekkingen beschouwt.

Voor de Commissie is het Europees Parlement een buitengewoon belangrijke partner. Daarom staan we volledig achter ieder woord in onze verklaring over de democratische controle en over een coherent buitenlands beleid. Wij zullen ook regelmatig gesprekken voeren met het Parlement. Ik stel voor om in bijzonder precaire situaties op het gebied van de mensenrechten en de democratie, die een snelle reactie van de Gemeenschap vereisen, een regeling te voorzien die het mogelijk maakt op korte termijn gesprekken te voeren met ook een kleine groep van afgevaardigden, als vertegenwoordigers van de bevoegde parlementaire commissies.

Het voorzitterschap van de Raad heeft net verteld dat het hierover lang heeft onderhandeld, en dat het tijdens die onderhandelingen een compromis heeft voorgesteld. Dat houdt volgens ons volledig rekening met wat de verschillende partijen van dit nieuwe financiële instrument verwachten. Ik wil er op wijzen dat allerlei voorstellen van het Parlement volledig in deze tekst terug te vinden zijn, en ook de Commissie staat daar volledig achter. Ik denk daarbij aan het proces van democratische hervormingen, maar ook aan de volledige bescherming van de mensenrechten. We leggen meer de nadruk op de ondersteuning en bescherming van mensenrechtenactivisten, zonder de slachtoffers van martelingen en mishandelingen te vergeten. Bovendien leggen we op die manier een degelijke grondslag voor ons beleid voor het sturen van verkiezingswaarnemers - en daarvoor ben ik heel dankbaar - zonder een te groot beslag te leggen op de beschikbare middelen.

Ik ben heel blij met dit instrument en met de gestegen flexibiliteit, die ons nu ook in staat stelt om sneller informatie te vergaren en sneller te reageren. We zullen er in dat verband met name voor zorgen dat niet alleen individuele personen onze gesprekspartners kunnen zijn, maar ook verenigingen met of zonder rechtspersoonlijkheid. We zullen op basis van het Financieel Reglement en de bijbehorende toepassingsregels gebruik maken van alle middelen die we hebben om een flexibel beleid te voeren.

Ik steun de voorstellen van het Parlement om in de overwegingen sterker de nadruk te leggen op het verlenen van steun zonder daarvoor de toestemming te hebben gevraagd aan de plaatselijke overheid, en er bovendien op te wijzen dat bijvoorbeeld de rechten van migranten, asielzoekers en ontheemden in eigen land ook onder dit instrument moeten vallen.

Net als de Raad zie ik echter helaas geen mogelijkheid om direct geld te geven aan politieke partijen of organisaties. Ik denk dat het voorzitterschap van de Raad en het Parlement met de steun van de Commissie na lange discussies een uitstekend compromis hebben gevonden. Daarin staat dat ook nationale parlementen in aanmerking kunnen komen voor steun uit het buitenland. Dat lijkt me ook inhoudelijk gerechtvaardigd, omdat we met dit instrument ook willen helpen om de participatieve, representatieve en parlementaire democratie op te bouwen en te ondersteunen, met alle bijbehorende democratiseringsprocessen. Ik zou me ook voor kunnen stellen dat we bepaalde problemen op kunnen lossen door ook aan stichtingen geld te geven.

Voor ons was het hoofdcriterium tot nu toe dat wij als Commissie neutraal en onpartijdig moeten blijven bij het verlenen van communautaire steun. Dat was tot nu toe een grote troef, en dat moet zo blijven. Dat is de reden waarom dit beleid een breed draagvlak heeft, en in derde landen goede resultaten kan opleveren. Daar mogen we dus niet van afstappen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Flautre (Verts/ALE), co-rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, sinds september proberen mijn co-rapporteur en ik in de onderhandelingen met de Raad en de Commissie het standpunt van het Parlement inzake het Europese financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld ingang te doen vinden. De onderhandelingen zijn nu afgesloten en, zoals reeds gezegd werd, heeft de Raad vorige week een gemeenschappelijk standpunt goedgekeurd, dat is gebaseerd op een compromistekst. Die tekst, die wij grotendeels reeds hebben opgenomen in de vorm van amendementen, bevat de meeste eisen van het Parlement. Daarin staat dat de toestemming van regeringen van derde landen niet vereist is om dit instrument toe te passen. Het financieren van niet-geregistreerde organisaties wordt mogelijk. De tekst bevat een flexibel mechanisme om directe steun te verlenen aan mensenrechtenactivisten die bedreigd worden. Dankzij dat nieuwe mechanisme kunnen we aanzienlijk efficiënter handelen, waardoor degenen die zich inzetten voor de vrijheden, beter beschermd worden.

Het compromis bevat eveneens een gedeelte dat geheel is gewijd aan de bevordering van democratie, democratische processen en parlementaire democratie. Politieke stichtingen, maar ook nationale parlementen - en dat was een toevoeging van ons Parlement - worden uitdrukkelijk vermeld onder de subsidiabele instanties. In het gedeelte over de bescherming van de mensenrechten zijn ook bijna alle verzoeken van het Parlement overgenomen, met uitzondering van de expliciete verwijzingen naar de strijd tegen straffeloosheid en conflictpreventie. Daarentegen zijn de rechten van gehandicapten, de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven, de bestrijding van geweld tegen vrouwen en nog heel wat andere eisen, wel opgenomen.

Het Parlement heeft bovendien verkregen dat er een stevig dialoogmechanisme komt. Door middel daarvan wordt het betrokken bij de uitwerking van de strategische prioriteiten. We hadden dat graag in het corpus van de tekst gezien; het compromis is nu dat we het een plaats geven door de volgorde van de letters te wijzigen.

Zoals reeds gezegd is de Raad van mening dat een uitdrukkelijke verwijzing naar democratische politieke groeperingen een brug te ver is. Er is dus geen expliciete verwijzing naar ondersteuning van die groepen opgenomen. In de tekst is echter wel sprake van flexibiliteit voor de financiering van andere betrokkenen, indien het om heel specifieke gevallen gaat. Politieke groeperingen worden weliswaar niet als dusdanig genoemd, maar ze kunnen wel in bepaalde situaties gesteund worden.

Mijnheer de Voorzitter, tenslotte wil ik wijzen op het unieke karakter van dit instrument. Het is het enige instrument waarmee projecten van niet-overheidsactoren gefinancierd kunnen worden zonder voorafgaande toestemming van hun regering. Het is eveneens het enige instrument dat verkiezingswaarnemingsmissies financiert. Uitstel van de aanneming, en daarmee uitstel van de financiering van deze projecten, in de ijdele hoop een uitdrukkelijke verwijzing naar politieke groeperingen op te kunnen nemen, is nuttig noch verantwoord. Bovendien heeft onze hardnekkigheid op dat gebied er reeds toe geleid dat we het compromis met de Raad inzake de opneming van het recht van migranten en asielzoekers in dit stadium verloren hebben.

Om al die redenen vraag ik u, beste collega’s, om uw steun voor het compromis dat met de Raad tot stand is gekomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edward McMillan-Scott (PPE-DE), co-rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mevrouw Flautre bedanken voor het vele werk dat zij en haar medewerkers in de afgelopen maanden hebben verricht om dit instrument zover te krijgen dat we het voor het einde van het jaar kunnen aannemen. Ook wil ik de Commissie en haar medewerkers en de Raad bedanken voor hun werk.

Zowel de Raad als de Commissie hebben keihard gewerkt om op een of andere manier een compromis te bereiken over dit instrument. Ik moet zeggen dat de ambitie van de voorzitter van de Subcommissie mensenrechten, mijn co-rapporteur, in algemene termen grotendeels is verwezenlijkt. Ik denk dat we nu voor de bevordering van de mensenrechten, die universele, wereldwijd aanvaarde waarden vertegenwoordigen, een instrument hebben dat het vermogen en de flexibiliteit bezit om effectief te zijn, voornamelijk via het maatschappelijk middenveld, en om de doelen te bereiken waartoe de Europese Unie zich wereldwijd heeft verplicht in het kader van de mensenrechtenverdragen die zij heeft ondertekend.

Op één punt schiet het instrument echter tekort. Zoals collega’s weten, was ik in 1992 de oorspronkelijke initiator en de eerste rapporteur van het Europese initiatief. Het initiatief was gericht op de transformatie van het voormalige Sovjetblok en schonk voornamelijk aandacht aan het democratiseringsproces. In de wereld van vandaag staan we voor andere uitdagingen. Ik heb dit jaar enige tijd besteed aan het bezoeken van landen die door de Verenigde Naties wel worden aangeduid als ‘complexe omgevingen’: China, Cuba en Rusland. Daar liggen de belangrijkste uitdagingen van vandaag.

Mijn vraag aan de Raad en aan de Commissie is - mede omdat de Raad ervoor gekozen heeft om in het openbaar te onderhandelen - waarom we als Europese Unie niet dezelfde instrumenten kunnen gebruiken als die de Verenigde Naties van de regeringen van onze lidstaten hebben gekregen? Dat is voor mij een groot raadsel. Tijdens mijn recente bezoek aan New York heb ik gesproken met de UNDP, dat in zijn handboek over politieke partijen zegt: “we hebben echter gezien dat het ontbreken van sterke, competente politieke partijen die rekenschap moeten afleggen aan de kiezers en die standpunten kunnen vertegenwoordigen en veranderingen kunnen doorvoeren door middel van onderhandelingen, het democratisch proces verzwakt”. Dit is een Parlement van politieke partijen. Democratie kan niet bestaan zonder concurrerende politieke krachten. Dus ik vraag me af of de Raad de moed soms verloren heeft. Moet de Europese Unie, gelet op de uitdagingen die in het oosten en het zuiden opdoemen, niet over het vermogen beschikken om zich in het politieke proces te mengen, om landen te hervormen waar geen democratie bestaat. Moet zij niet over hetzelfde vermogen beschikken als wij aan de Verenigde Naties hebben gegeven?

Ik ben van mening dat de Europese Unie de democratische daad bij het woord moet voegen en een verwijzing naar de ondersteuning van politieke groeperingen moet opnemen. In sommige landen is dat de enige manier om verandering teweeg te brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil beide rapporteurs danken voor hun samenwerking. Dankzij die goede samenwerking heeft men in de Commissie buitenlandse zaken een document kunnen presenteren waarin de noden en behoeften van de Commissie ontwikkelingssamenwerking in kaart zijn gebracht. Dit is trouwens ook allemaal terug te vinden in het document van de Raad, die ik dank voor de gedane arbeid en voor de flexibiliteit waarmee hij in deze maandenlange besprekingen te werk is gegaan. Het financieringsinstrument heeft verschillende aspecten die mij aanspreken: de plaatselijke dimensie waardoor ingegaan kan worden op de specifieke eisen van noodlijdende gebieden; het bijzondere karakter van het financieringsinstrument, waardoor ook onafhankelijk van de instemming van regeringen en overheden opgetreden kan worden; het transparante karakter van de procedures en de samenhang met het overige externe beleid van de Unie; het toepassingsgebied, waarbij voorrang wordt gegeven aan het maatschappelijk middenveld; het feit dat ook toegang wordt verleend aan niet-geregistreerde actoren; bescherming van vrouwen en kinderen, migranten en minderheden; toegang tot informatie en acties voor ondersteuning van de democratische processen. Aan de slotformulering van het document moet echter nog wel wat gesleuteld worden.

Nu nog een kort commentaar op de meest controversiële punten. Wat betreft het plafond voor de verkiezingswaarnemingsmissies, had ik graag gezien dat er van de Commissie en de Raad een wat sterkere inzet kwam, in plaats van een verklaring in de bijlage. Maar ik hoop, onder meer na hetgeen hier nu gezegd is, dat hun toezeggingen in ieder geval streng nageleefd worden. Op het vlak van de gestructureerde dialoog neem ik nota van de schoorvoetende toenadering van de Raad en de Commissie, waarmee zij duidelijk maken bereid te zijn om de procedures in die richting te verbeteren. Het is in elk geval belangrijk dat de brief van de Commissie niet alleen tot de voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken, maar ook tot de voorzitter van de Commissie ontwikkelingssamenwerking gericht wordt, overeenkomstig de rechtsgrondslag van het instrument (artikel 179, paragraaf 1 van het Verdrag) en het Reglement van het Parlement (bijlage VI).

Wat de politieke groeperingen aangaat, heb ik alle begrip voor collega McMillan-Scott. Ofschoon mijn commissie zich hier niet expliciet over heeft uitgesproken, heb ik er niets op tegen zijn verzoek te steunen, mocht er sprake zijn van een bepaalde opening. Als daar echter geen sprake van is, zal ik samen met de collega’s, tegen de achtergrond van de komende ontwikkelingen, beoordelen of het verstandig is het hele proces te blokkeren, nadat met zoveel moeite op de belangrijkste punten goede compromissen in de wacht zijn gesleept. Het is belangrijk dat er in eerste lezing een akkoord uit de bus komt, zodat het instrument in januari 2007 opgestart kan worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Albert Jan Maat (PPE-DE), rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. - Voorzitter, ik wil de beide rapporteurs, Edward McMillan-Scott en Hélène Flautre, hartelijk danken voor de wijze waarop zij de adviezen van de Begrotingscommissie overgenomen hebben.

Voor de Begrotingscommissie zijn twee zaken van belang. In de eerste plaats de comptabiliteit en het financiële kader 2007-2013. Er is 1.103 miljoen euro gereserveerd voor dit instrument en de Begrotingscommissie wil dat wij als Parlement erop kunnen toezien dat het geld wordt besteed.

Ten tweede moeten de rechten van het Europees Parlement op dit terrein worden gevrijwaard, zowel wat het overleg met het EP betreft, als wat de uitvoering van het beleid betreft, die overeenkomstig de verklaring van de Commissie moet gebeuren onder goede democratische controle. We zijn erg blij dat de Commissie buitenlandse zaken en ook de rapporteurs dit voorstel overgenomen hebben.

Daarnaast is het voor de Begrotingscommissie van groot belang dat er ook geld beschikbaar komt uit andere belangrijke instrumenten, voor ontwikkeling, maar ook voor partnerschappen met buurlanden en pretoetreding.

Als dat gebeurd, als dit instrument op die manier wordt gehanteerd, ben ik ervan overtuigd dat wij, wanneer wij over vijf jaar in de Commissie begrotingscontrole over dit programma spreken, op dit terrein kwijting zullen kunnen verlenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de leden van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid zijn zeer ingenomen met alle moeite die het Parlement heeft gedaan om ervoor te zorgen dat dit specifieke instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten vandaag kan worden behandeld in dit Parlement.

De vereenvoudiging van de instrumenten en procedures op het gebied van ons extern optreden is een belangrijke taak en in het kader daarvan denken wij dat het belangrijk is om te beschikken over een instrument dat primair bedoeld is om maatschappelijke organisaties te helpen, om de mensen te helpen die zich inzetten voor een waardiger leven voor iedereen, voor mannen en vrouwen, in een democratische samenleving.

In deze context, geachte afgevaardigden, wil ik de nadruk leggen op de hoofdrol die vrouwen spelen bij het verdedigen van de fundamentele mensenrechten.

Vanuit onze commissie hebben we geprobeerd ervoor te zorgen dat met dit instrument steun wordt gegeven aan doelstellingen en maatregelen voor de bevordering van de rechten van vrouwen en kinderen, de gendergelijkheid op internationaal niveau en de strijd tegen de discriminatie waaronder duizenden vrouwen dagelijks lijden.

Indien deze verordening in eerste lezing wordt aangenomen, en dus in 2007 van kracht wordt, is dat goed nieuws voor ons, zeer zeker als we rekening houden met het feit dat 2007 officieel is uitgeroepen tot het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen.

 
  
MPphoto
 
 

  Michael Gahler, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat we dit instrument krijgen. Het is loffelijk dat we, ook tegen de wil van alleenheersers en dictatoren in, strijden voor mensenrechten en democratie, en dus ook democratische politieke bewegingen in de betrokken landen steunen. Stelt u zich voor dat wij als democraten nog in Oost-Europa, in de tijd van voor de val van de muur, zouden leven en onze ondergrondse organisaties op grond van hetzelfde argument geld uit het Westen zou worden geweigerd!

We willen er alleen maar voor zorgen dat de Commissie in de praktijk zo flexibel mogelijk te werk kan gaan. De ambtenaren die bang zijn om democratische politieke bewegingen steun te verlenen zonder ze bij de naam te noemen, zouden we moeten aanmoedigen om dit toch maar te doen, als de omstandigheden het vereisen. Het gaat niet primair om de financiering van partijen, en ik vraag u om de discussie in de Raad niet te beperken tot dat onderwerp!

In landen als Wit-Rusland kunnen we echter niet onpartijdig zijn, want dan zouden we de facto ook de Loekasjenko’s van deze wereld onpartijdige steun geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Elena Valenciano Martínez-Orozco, namens de PSE-Fractie. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, de verordening waarover we hier vandaag debatteren, is voor duizenden personen die hun leven riskeren voor de verdediging van de vrijheden en de mensenrechten, van fundamenteel en zelfs van levensbelang. Het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten is vooral te danken aan de strijd van dit Parlement, en dat is bepaald geen gemakkelijke strijd geweest.

We hebben altijd de stelling verdedigd dat een buitenlands beleid dat werkelijk op de waarden van de Europese Unie is gestoeld, uitdrukkelijk gericht moet zijn op het bevorderen van de mensenrechten waar we allemaal voor zeggen te strijden

Nu hebben we het. We hebben al degenen die strijden voor de mensenrechten en iedereen die werkt voor democratie, grondvrijheden en rechtvaardigheid, een waardevol instrument in handen gegeven. We hebben nu ons instrument. Het bevat - zoals Hèléne Flautre heeft uitgelegd - een voldoende ruime definitie van de subsidiabele organisaties. Deze is zo ruim dat een strijd die de inwerkingtreding van dit instrument zou vertragen en veel verwachtingen en hoop de grond in zou boren, geenszins gerechtvaardigd is.

Wij als socialistische fractie zouden ook liever hebben gezien dat het begrip ‘conflictpreventie’ duidelijker in de verordening tot uiting was gekomen, omdat conflictpreventie een voorwaarde is voor vrede en voor de ontwikkeling van democratie. Maar om een akkoord te kunnen bereiken en omdat het noodzakelijk is het voorstel aan te nemen, stemmen wij in met de consensus die is bereikt met de Commissie en de Raad. Mijn fractie zal daarom geen amendementen indienen. Ik hoop dat de fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten blijk zal geven van eenzelfde mate van verantwoordelijkheid. Laten we de hoofdrolspelers van dit instrument niet teleurstellen.

 
  
MPphoto
 
 

  Annemie Neyts-Uyttebroeck, namens de ALDE-Fractie. - Voorzitter, Raadsvoorzitter, commissarissen, dit instrument wordt het vehikel waarmee de Europese Unie wereldwijd zal bijdragen tot democratie en mensenrechten. Het compromis dat wij hebben bereikt, stelt me in grote mate tevreden, omdat rekening is gehouden met essentiële punten en onze rapporteurs, alsmede de Raadsvoorzitter en de Commissievoorzitter verdienen hiervoor alle lof.

Zo ben ik tevreden dat bijstand kan worden gegeven zonder de instemming van de overheden van derde landen, dat parlementaire democratie uitdrukkelijk is vermeld, net zoals trouwens politiek pluralisme en democratische politieke vertegenwoordiging. Tenslotte ben ik tevreden dat onafhankelijke politieke stichtingen ook worden vermeld.

Collega's, ik wil het belang van de mensenrechten op zich natuurlijk niet minimaliseren, wel integendeel, maar tegelijk wil ik het absoluut cruciale belang van politieke partijen in elk democratiseringsproces te onderstrepen. Verkiezingen zijn in een democratie onontbeerlijk, maar zij volstaan niet. Om een democratie duurzaam te maken, zijn goed werkende democratische politieke partijen nodig, opdat een debat kan worden gevoerd, niet enkel onder de partijen, maar ook met het publiek.

Al te dikwijls fungeren partijen slechts als vehikel om een bepaalde figuur, een clan of een groep aan de macht te brengen of te houden. Dat is trouwens een van de hoofdredenen waarom ze over het algemeen weinig vertrouwen genieten.

NGO's en de civiele maatschappij volstaan echter niet om een politiek debat en controle van het bestuur te garanderen.

Daarom wil ik graag aan Raad en Commissie vragen om alsnog een inspanning te doen, opdat ook steun aan democratische politieke groeperingen, vanzelfsprekend in uitzonderlijke omstandigheden, mogelijk wordt.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik zeggen dat op aandringen van dit Parlement werd besloten om een afzonderlijk wettelijk instrument voor mensenrechten en democratie in het leven te roepen. Het heeft even geduurd om onze vrienden en collega’s daarvan te overtuigen, maar het debat van vanavond laat zien dat dit een overwinning van het Parlement is, en dat de juiste beslissing is genomen.

Wat betreft de belangrijkste onderwerpen van dit debat, verwelkom ik ten zeerste de woorden van onze collega van het Finse voorzitterschap. Zij zei namelijk dat met dit programma hulp kan worden gegeven zonder toestemming van de gastregeringen.

Tegen de commissaris zeg ik dat ik zeer trots ben op het werk dat we kunnen doen als waarnemers bij verkiezingen. Ik denk dat dit een van de meest effectieve dingen is die we doen. Met onze poging om dit beperken willen wij alleen maar zeggen dat geen geld mag worden weggenomen van kleinschalige mensenrechtenprojecten. Beide zijn belangrijk.

De amendementen die ik zelf heb ingediend, waren erop gericht steun te geven aan de parlementaire democratie waar die onderdrukt wordt, te waarborgen dat de uitgaven voor dit instrument additioneel zijn en niet ten koste gaan van het werk op het gebied van de mensenrechten in de mainstreamprogramma’s, en in de werkingssfeer van het instrument een uitdrukkelijke verwijzing op te nemen naar de fundamentele arbeidsnormen, de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen, de mensenrechten van gehandicapten en de toegang tot justitie. Ik wil de co-rapporteurs bedanken voor hun steun aan deze amendementen, en de Raad en de Commissie voor de flexibiliteit die ze hebben getoond ten aanzien van de door het Parlement ingediende amendementen in hun geheel.

We hebben vanavond gedebatteerd over de details van de wetsteksten. In dit Parlement begrijpen we hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat de Europese Unie doelmatig is. De belangrijkste politieke boodschap die we moeten afgeven is echter dat de Unie - net zoals dit Parlement een Subcommissie mensenrechten heeft ingesteld - nu een onafhankelijk instrument voor democratie en mensenrechten instelt, omdat op het moment dat de Verenigde Naties de status en de rol van de mensenrechten versterkt, wij dat in de Europese Unie ook moeten doen. Wij moeten de slachtoffers van onderdrukking, onrechtvaardigheid en vervolging en degenen die hen verdedigen overal in deze wereld helpen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kader Arif (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, waarde collega’s, wij mogen er trots op zijn dat we lid zijn van de Europese Unie, wanneer we zien wat de Unie doet om de democratie en de mensenrechten te bevorderen. Deze gemeenschappelijke waarden zorgen ervoor dat de Unie bij deze vraagstukken een hoofdrolspeler is op het wereldtoneel. Wij moeten echter in dit continue gevecht het oude instrument absoluut hervormen om het efficiënter te maken. Dankzij de strijdlustigheid van de rapporteurs, mevrouw Flautre en de heer McMillan-Scott, die ik bij deze gelukwens, hebben wij nu een tekst voor ons liggen waarmee daadwerkelijke vorderingen worden gemaakt.

Dit is een belangrijk instrument en daarom moesten wij ambitieus zijn. Ik denk daarbij met name aan de verwijzingen naar de rechten van migranten en de mogelijkheid om de democratie en de mensenrechten ook te bevorderen indien derde landen geen toestemming geven. Ik betreur het evenwel dat het tijdens de onderhandelingen niet mogelijk is geweest om de werkingssfeer van dit instrument uit te breiden tot conflictpreventie. Bovendien blijft de Raad, ondanks de sterkere betrokkenheid van het Parlement bij de follow-up, weigeren om de betrekkingen tussen de twee instellingen bij dit onderwerp in formele vorm te gieten, en dat is een tekortkoming.

Tot slot zal de efficiëntie hiervan afhangen van een regelmatige evaluatie en herziening van dit instrument. Het Parlement moet daarbij zijn rol volledig kunnen vervullen. Ik ben namelijk van mening dat het Europa van de waarden hier vecht voor een angstvrije wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn dank voor de opmerkingen die tijdens dit debat zijn gemaakt. Het is zeer duidelijk geworden dat het in ons gezamenlijk belang is besluiten over dit instrument te nemen, zodat de steun van de Europese Unie voor de ontwikkeling van democratie en mensenrechten vanaf begin volgend jaar kan voortduren en toenemen.

Ik wil nog eens benadrukken dat het onderhavige compromis een voorstel is dat mogelijkheden biedt. Het maakt het mogelijk ook steun te geven aan de politieke groeperingen die het Parlement zeer belangrijk vindt.

Ik wil nogmaals de serieuze wens uiten dat wij het liefst zo snel mogelijk een besluit nemen. Zoals in het debat naar voren is gekomen, is het resultaat dat met betrekking tot dit instrument is bereikt in grote mate te danken aan de invloed van het Parlement. Uit de tekst van deze verordening kunt u de grote rol van het Europees Parlement opmaken. Wij moeten uiteindelijk echter ook bereid zijn tot compromissen als het gaat om zaken ten aanzien waarvan de lidstaten en het Parlement het besluitvormingsproces delen. Anders zullen er geen besluiten kunnen worden genomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst zou ik u nogmaals willen bedanken, voor de discussie, maar ook voor alle onderhandelingen, waardoor we uiteindelijk toch een goed compromis hebben kunnen sluiten. We hebben een lange weg achter de rug, en we waren het van het begin af aan in hoge mate eens over de doelstellingen en de omvang van het programma. Op voorstel van het Europees Parlement is de omvang zelfs nog aanzienlijk uitgebreid, en zijn we nog sterker op de details ingegaan, met name wat de rol van de nationale parlementen en de nieuwe maatregelen voor de mensenrechtenactivisten betreft. De zogenaamde ad-hocmaatregelen blijven echter ook mogelijk.

Over de politieke partijen wil ik zeggen dat de ondersteuning van het politieke pluralisme, van de democratische politieke vertegenwoordiging en van de democratische hervormingsprocessen op het lokale, regionale en nationale niveau met zoveel woorden wordt genoemd in het toepassingsgebied van de verordening. Zoals gezegd staat er ook heel duidelijk dat onafhankelijke politieke stichtingen en parlementaire instellingen als partner zullen worden betrokken bij het uitvoeren van maatregelen om de ontwikkeling van de democratie te bevorderen. Het instrument kan daarbij dus een eminent politieke rol spelen, en dat is toch wat we allemaal willen bereiken?

Daarom zou ik zeggen dat dit voorstel voor een nieuwe verordening, waarover werkelijk intensief is onderhandeld, de volledige steun van het Parlement verdient.

Tot slot zou ik er nogmaals op willen wijzen dat dit financiële instrument voor het buitenlands beleid vandaag het laatste is. Voor alle andere instrumenten hebben we volgens mij ook verstandige en werkbare oplossingen gevonden. Daarom moeten we er ook voor zorgen dat we de instrumenten voor democratie en mensenrechten al vanaf 1 januari 2007 kunnen gebruiken. We hebben geprobeerd om dit mogelijk te maken door ons flexibel op te stellen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Dank u wel, mevrouw Ferrero-Waldner. Hiermee is het debat beëindigd.

De stemming vindt in december plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Marianne Mikko (PSE). - (ET) De ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld en van democratische mechanismen in de hele wereld, en met name in de naaste omgeving van de Europese Unie, is van levensbelang voor de stabiliteit van Europa zelf. We moeten helpen de problemen ter plekke op te lossen, in plaats van ons te laten overspoelen door een stortvloed van politieke en economische vluchtelingen. De tegenstanders van het maatschappelijk middenveld hebben gebruik gemaakt van de inflexibiliteit van onze bureaucratie en hebben kritiek geleverd op het vasthouden aan programmadocumenten alsof het Bijbelcitaten waren.

Pas geleden hebben de Russische autoriteiten verschillende internationale organisaties hun juridische grondslag ontnomen. Met de huidige regels kunnen we deze organisaties niet langer financieren. Met hetzelfde probleem worden we geconfronteerd in het separatistische Transnistrië waar een marionettenregime regeert dat een gretig navolger is van de Kremlin-methoden.

Het verslag komt tot de enig mogelijke conclusie, namelijk dat we flexibeler dienen te worden. We moeten in staat zijn om snel en adequaat te reageren, en we moeten onvoorziene maatregelen en organisaties kunnen financieren die de goedkeuring van regeringen niet wegdragen, waarbij we indien noodzakelijk zelfs onze sporen uitwissen.

Voor een dergelijke flexibiliteit is goed toezicht onontbeerlijk. Daarom ben ik een warm voorstander van een grotere betrokkenheid van het Parlement bij het toezicht.

 
  
  

(De vergadering wordt om 20.20 uur onderbroken en om 21.00 uur hervat)

 
  
  

VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter

 

17. Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde zijn de opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang.

 
  
MPphoto
 
 

  Romana Jordan Cizelj (PPE-DE). - (SL) Ik wil allereerst Roemenië en Bulgarije een warm welkom in de Europese Unie wensen. Ik zou het echter willen hebben over een van de voorwaarden voor de toetreding van Bulgarije tot de Europese Unie, met name de sluiting van de kerncentrale van Kozloduy. Ondanks het moderne veiligheidssysteem en de positieve beoordeling van de veiligheid door de bevoegde Europese instellingen moet Bulgarije nog voor het einde van 2006 reactoren drie en vier sluiten.

Bulgarije voert elektriciteit uit naar alle buurlanden. Meerdere Parlementsleden hebben herhaaldelijk gewezen op de enorme sociale, economische en milieuproblemen en op de moeilijkheden in verband met een verhoogde invoerafhankelijkheid en betrouwbare energievoorziening, die zouden rijzen bij de sluiting van de twee reactoren. Door de aard van het probleem verwacht ik dat de Raad flexibel zal reageren en met de Bulgaarse regering zal afspreken om de sluiting van de twee eenheden uit te stellen. In een tijd waarin we zo sterk’ de nadruk leggen op concurrentievermogen, veiligheid en duurzame energievoorziening, is de eis om Kozloduy te sluiten ronduit belachelijk.

 
  
MPphoto
 
 

  Yannick Vaugrenard (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, bepaalde lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie eerbiedigen de fundamentele sociale normen niet. Door de sociale rechten niet te eerbiedigen, plegen zij oneerlijke concurrentie en verstoren zij de mededingingsregels. Er is weliswaar een Europese mededeling over fatsoenlijk werk maar hoe denkt de Unie, afgezien daarvan, druk uit te oefenen op de WTO om ervoor te zorgen dat de grondrechten van de werknemers van de WTO-lidstaten worden geëerbiedigd?

In de wereld doen 200 miljoen kinderen betaald werk, 12 miljoen mensen doen dwangarbeid, meer dan 2 miljoen loontrekkers sterven ten gevolge van arbeidsongevallen of beroepsziekten, en vorig jaar zijn 145 vakbondslieden vermoord. Onder dergelijke omstandigheden mag het ons niet verbazen dat de mondialisering onze burgers angst aanjaagt.

De goede intentieverklaringen zijn lovenswaardig maar volstaan niet. Het is hoog tijd dat er straffen worden opgelegd aan de landen die profijt trekken van de openstelling van de markten, maar weigeren de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie na te leven. Europa moet op georganiseerde en collectieve wijze haar gewicht in de schaal leggen in de WTO om ervoor te zorgen dat aan de normen van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt voldaan.

 
  
MPphoto
 
 

  Margarita Starkevičiūtė (ALDE). - (LT) In het Europees Parlement komen vaak onderwerpen aan de orde die van belang zijn voor alle lidstaten, maar ook onderwerpen die alleen de vertegenwoordigers van bepaalde landen interesseren. De persdienst van het Europees Parlement maakt dit verschil echter niet, en aan het Europees Parlement gelieerde nationale persdiensten, zoals die van Litouwen, verklaren dat zij in hun samenvattingen geen prioriteit kunnen geven aan vraagstukken als dat niet door de persdienst van het Europees Parlement is gebeurd. Daarom worden zaken die voor Litouwen van belang zijn, zoals de strategie voor de Baltische Zee of de betrekkingen met Rusland, onvoldoende belicht in de Litouwse persverslagen en worden deze gedegradeerd tot zaken van secundair belang. Ik verzoek het Bureau van het Europees Parlement dringend ervoor te zorgen dat er niet alleen aandacht wordt besteed aan zaken van algemeen Europees belang, maar ook aan zaken die van belang zijn voor individuele landen, wier aangelegenheden ook worden besproken in het Parlement.

 
  
MPphoto
 
 

  Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL). - Voorzitter, morgen stemt dit Parlement over een voorstel om de Europese vuurwerkmarkt te liberaliseren. Er is niemand in Europa die hierom heeft gevraagd, behalve de vuurwerkindustrie, wiens hand overduidelijk zichtbaar is zowel in het Commissiestuk als in het verslag.

Er zijn grote verschillen tussen de wetgeving voor vuurwerk in de Europese landen. In mijn eigen land, Nederland, zijn wij sinds de afschuwelijke ramp in een vuurwerkfabriek in Enschede bijzonder voorzichtig. Wij zitten niet te wachten om vanuit Europa een opgelegde harmonisering te krijgen waarbij we niet meer onze eigen strengere eisen kunnen stellen aan vuurwerk.

De veiligheid van de burgers dient, wat mij betreft, altijd voor de winst van de vuurwerkindustrie te gaan. Daarom zal ik morgen ook iedereen aanraden om tegen dit verslag te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Tomasz Zapałowski (IND/DEM). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, gisteren heeft collega Giovanni Claudio Fava het ontwerpverslag over de veronderstelde CIA-gevangenissen op Europees grondgebied voorgelegd. In dit verslag wordt Polen genoemd als enige Europese lidstaat waar die geheime detentiecentra van de CIA zich zouden kunnen bevinden. Deze bewering wordt op geen enkele manier gestaafd met bewijs; het zijn loze veronderstellingen.

Het is een schandaal, dat men een nieuwe lidstaat door het slijk probeert te halen door een beschuldiging van medewerking aan het martelen van terroristen. We kunnen ons afvragen of sommige EU-lidstaten Polen proberen te straffen voor de nauwe militaire samenwerking met de Verenigde Staten. Misschien probeert men op deze manier Polen tot de orde te roepen. Ik wil onderstrepen, dat we te veel aandacht besteden aan deze beweringen, en te weinig aan de bedreiging van het terrorisme in Europa.

 
  
MPphoto
 
 

  György Schöpflin (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de collega’s zullen zich de tentoonstelling van vorige week in het Parlement over het verwerven van meertaligheid op de Babeş-Bolyai-universiteit van Cluj, Roemenië, nog herinneren.

Er heeft zich een uiterst betreurenswaardig incident voorgedaan waardoor ernstige twijfels zijn gerezen over de vraag hoe gecommitteerd de universiteit is aan echte meertaligheid. In 2005 heeft de senaat van de universiteit een resolutie aangenomen waarin wordt gesteld dat mededelingen van de universiteit in drie talen moeten worden gedaan: in het Roemeens, Hongaars en Duits. Vorige week echter zijn pogingen om Hongaarstalige mededelingen in het universiteitsgebouw op te hangen met geweld verhinderd, en degenen die erbij betrokken waren zijn maandag door de universiteit de laan uit gestuurd.

Er is hier sprake van een verstrekkende tegenstrijdigheid. Of de universiteit is echt meertalig, wat betekent dat zij de volledige gelijkheid van de Hongaarse taal moet accepteren, of ze is dat niet, in welk geval ze moet ophouden met te doen alsof ze dat wel is.

 
  
MPphoto
 
 

  Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in Ierland wordt op dit moment een zestiendaagse campagne gevoerd om het probleem van het huiselijk geweld onder de aandacht te brengen. Het is van essentieel belang dat er iets gedaan wordt aan huiselijk geweld en dat er adequate diensten beschikbaar komen, want huiselijk geweld verwoest de levens van miljoenen mensen - vrouwen, kinderen en soms ook mannen - overal in Europa.

Bewustmaking is de eerste stap. Gisteren was ik in de gelegenheid om in Letterkenny in Noordwest-Ierland een tentoonstelling over kunst en poëzie te openen die was georganiseerd door de Women’s Domestic Violence Service van Donegal, met bijdragen van drie plaatselijke scholen: Saint Columba’s, de plaatselijke vakschool en Loreto Convent.

Een kwestie die hiermee verband houdt, en die belangrijk is voor Ierland, is de mensenhandel. Ik roep onze ‘Taoiseach’, die vandaag hier in het Parlement aanwezig was, op om zowel het Verdrag van de Raad van Europa tegen mensenhandel als het VN-protocol inzake mensenhandel onmiddellijk te ratificeren. Er is vastgesteld dat Ierland een doorvoer- en een bestemmingsland is voor de handel in vrouwen en kinderen, en de bewijzen duiden erop dat georganiseerde criminele bendes internationale mensenhandelaren helpen bij het vinden van routes in Ierland.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil eer bewijzen aan de heer Alexander Litvinenko, die ingezetene van mijn kiesdistrict was. Alexander kende geen angst als het erom ging de politieke gangsters te ontmaskeren die op dit moment Rusland regeren, evenals de protégés van de KGB en de FSB, die nog steeds hoge politieke ambten bekleden in Europa. Hij heeft de hoogste prijs betaald voor zijn moed.

Ik heb in april twee keer in dit Parlement gesproken over de beschuldiging die Alexander tegenover mij heeft uitgesproken, namelijk dat Romano Prodi op een of andere manier een agent van de KGB zou zijn geweest. Alexander vertelde me dat de sleutel tot het begrijpen van de vermeende relatie van de heer Prodi met de KGB in de jaren zeventig een man met naam Sokolov is, die ook bekend is onder naam Konopkine en die voor TASS in Italië werkte.

Omdat Alexander hier geen getuigenis meer over kan afleggen, waartoe hij wel genegen, bereid en in staat was, neem ik met genoegen de honneurs voor hem waar.

 
  
MPphoto
 
 

  Witold Tomczak (IND/DEM). - (PL) Voorzitter, wij willen dat in Polen, net als in Zweden, via een referendum wordt besloten over het inruilen van onze nationale munt tegen de euro.

Het toetredingsverdrag uit 1994, waar de toetredingsvoorwaarden voor Zweden in vervat staan, verplicht de regering in Stockholm om de Zweedse kroon in te ruilen tegen de euro. Toch is in dat land een referendum over de invoering van de euro uitgeschreven in 2003. De uitkomst was een overwinning voor de voorstanders van het behoud van de kroon, en zodoende heeft men afgezien van invoering van de euro.

Ook de Polen hebben het recht om zich uit te spreken over een voor hen zo belangrijk onderwerp. Op dit moment denkt wel 36 procent van mijn landgenoten dat de euro de prijzen zal opdrijven en de levensomstandigheden zal doen verslechteren. Zij zijn van mening dat invoering van de euro een politiek experiment is dat waarschijnlijk geen voordeel zal opleveren. Wij willen het Poolse monetair beleid niet in handen geven van de Europese Centrale Bank in Frankfurt.

 
  
MPphoto
 
 

  Oldřich Vlasák (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, niet alleen in de Tsjechische Republiek wordt er driftig gesproken over de verhoging van de verbruiksbelasting op bier, waarover de Raad van ministers van Financiën van de Europese Unie gisteren heeft beraadslaagd. Belastingheffing op bier, en op alcoholische dranken in het algemeen, dient te worden bekeken in diens specifieke context. Wij Tsjechen beschouwen bier namelijk als een onlosmakelijk onderdeel van onze nationale eetcultuur, net zoals de Fransen een goed glas wijn niet versmaden. Net zoals veel van mijn Franssprekende collega’s zich onmogelijk een goede lunch kunnen voorstellen zonder een glas rode wijn, kan ik mij niet onze traditionele lunch voorstellen zonder een halfliterglas goed Tsjechisch bier. Het veto dat Tsjechië gisteren heeft uitgesproken tegen de verhoging van de verbruiksbelasting op bier dient daarom niet alleen te worden gezien als een oproep tot een veelomvattende oplossing voor deze problematiek, maar ook als een poging om principieel alle Europese vraagstukken te behandelen op basis van gelijkwaardigheid.

Dames en heren, indien we ten strijde willen trekken tegen de negatieve gevolgen van alcoholgebruik, laten we dan één en dezelfde soort belasting heffen op alle soorten alcoholische dranken. Indien we de Europese landbouw een impuls willen geven, laten we dan het gemeenschappelijk landbouwbeleid hervormen en alle boeren gelijkelijk ondersteunen. Indien we willen strijden tegen het terrorisme, laten we er dan voor zorgen dat alle lidstaten zich in dezelfde mate inzetten voor deze strijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, een jaar geleden heeft Rusland een embargo opgelegd op de invoer van sommige Poolse producten van dierlijke en plantaardige oorsprong. Dit was een van de redenen waarom Polen de onderhandelingen tussen de Europese Unie en Rusland over een nieuw partnerschaps- en samenwerkingsakkoord, waarover we vandaag gedebatteerd hebben, heeft geblokkeerd.

Met dit veto is Polen opgekomen voor zijn eigen belangen. Het veto was een test voor de Europese eenheid jegens Rusland en een uiting van een sterke geest van solidariteit in de Unie, een test waarvoor de Europese Unie met glans is geslaagd. De Unie heeft aangetoond oog te hebben voor de belangen van de afzonderlijke lidstaten. Het is alleen jammer dat de voorzitter van de Europese Commissie, de heer José Manuel Barroso, pas na een jaar Rusland opriep het embargo in te trekken, met het argument dat het invoerverbod ongegrond was.

Door het Poolse veto zijn voor de hele EU ongewoon belangrijke onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst met Rusland niet doorgegaan. De huidige overeenkomst is al tien jaar oud en biedt geen oplossing voor de huidige problemen. Zonder een nieuwe overeenkomst is een gemeenschappelijk handels- en energiebeleid met Rusland, dat voor de hele Europese Unie van groot belang is, onmogelijk. Dus kunnen we alleen maar hopen dat in de toekomst een unilateraal embargo door een derde land tegen een lidstaat van de Europese Unie direct met hulp van de Europese Commissie wordt opgelost, zonder dat daarvoor essentiële onderhandelingen, zoals deze onderhandelingen over het gemeenschappelijk beleid van de Europese Unie jegens Rusland, moeten sneuvelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Cappato (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, nu wij vandaag met elkaar zitten te discussiëren over het besluit om de toetredingsonderhandelingen met Turkije af te remmen, komt het me voor dat wij één ding toch absoluut niet moeten vertellen aan onze publieke opinie: dat die vertraging te wijten is aan de kwestie-Cyprus. Waarschijnlijk is slechts één op de duizend of tienduizend Europeanen bekend met de details van die onderhandelingen.

De waarheid is dat dit Europa bang is en inspeelt op de angst van degenen die illegale immigratie, fundamentalisme en terrorisme over één kam scheren. Men tracht deze vijanden weg te jagen alsof ze van buiten onze grenzen komen, en daarom wordt Turkije als zondebok beschouwd. Toch moet op dit soort angsten helemaal niet ingespeeld worden. Men zou er juist korte metten mee moeten maken via een politiek leiderschap van Europa dat ons een grote droom voor ogen weet te stellen, een visie van een niet-confessioneel, tolerant, gematigd en moedig Europa, van een Europa dat zijn deuren durft open te gooien om de externe vijanden, maar vooral de interne vijanden te verslaan, want die zijn er in steeds grotere getalen.

 
  
MPphoto
 
 

  Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het Poolse ‘nee’ tegen een EU-onderhandelingsmandaat voor besprekingen met Rusland is geen daad tegen Rusland, en al helemaal geen ‘nee’ tegen onderhandelingen over de sluiting van een goede partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Rusland.

Ons standpunt was noodzakelijk, ook al weten we dat het een uiterste noodgreep is. In de toekomst willen we vermijden dat zulke situaties zich opnieuw voordoen. Ik zou graag willen, dat de EU en met name de Commissie en de Raad de hand in eigen boezem staken en keken naar de manier waarop de instellingen in dit conflict te werk zijn gegaan.

Ik heb zelf regelmatig drie commissarissen benaderd: die van handel, landbouw en voedselveiligheid. Ik heb vragen gesteld in de debatten van het Parlement, en ook in de Commissie voor landbouw en plattelandsontwikkeling. Ik stel vast, dat er in deze kwestie niet goed is samengewerkt door de verantwoordelijke directoraten-generaal en commissarissen. In de toekomst is in dergelijke situaties de steun en het gezamenlijk optreden van alle lidstaten van doorslaggevend belang. Hetzelfde geldt voor het standpunt dat de instellingen van de Europese Unie innemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, verslaving aan harddrugs is een wereldwijde ziekte waarvoor geen echte remedie bestaat. Mensen die aan deze ernstige ziekte lijden, moeten hun dagelijkse hoeveelheid drugs hebben, ongeacht de kosten of het gevaar voor henzelf. Ze zullen stelen, zichzelf prostitueren of moorden om aan hun dagelijkse dosis te komen. Door toe te geven aan hun verslaving vormen ze het fundament onder de florerende activiteiten van criminele drugshandelaren. Velen van hen zullen sterven als gevolg van hun verslaving, anderen zullen ernstige complicaties krijgen.

Onze samenleving heeft geprobeerd dit probleem onder controle te krijgen met behulp van dure politiemethoden, deels uit onwetendheid en deels uit wanhoop. Deze methoden hebben faliekant gefaald, omdat drugsverslaafden de hulp van een dokter nodig hebben, niet die van een politieagent. Recentelijk heeft een aantal hoge politiefunctionarissen in het Verenigd Koninkrijk, waaronder een plaatsvervangend hoofd van de regionale politie, de moed gehad om op te roepen tot een verandering van tactiek. Ze hebben gelijk! We moeten overwegen de moedige stap te nemen om de slachtoffers van drugsverslaving te behandelen door hen hun dagelijkse dosis drugs te verschaffen in een gecontroleerde medische omgeving, zonder kosten, zonder complicaties, zonder politie en justitie en zonder criminaliteit. Laten we ze nu eindelijk als patiënten gaan behandelen, en niet als criminelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Caspary (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou iets willen zeggen over de uitzending van onze vergaderingen. Wanneer een plenaire vergadering van het Parlement plaatsvindt, zoals nu, en we belangrijke onderwerpen behandelen, zoals straks het zevende kaderprogramma voor onderzoek, dan is het volgens mij volkomen onaanvaardbaar dat de diensten van het Parlement alles belangrijker vinden dan het opstellen van een aantal camera’s om dit debat via internet uit te zenden, en indirect dan ook de andere media ter beschikking te stellen. Ik zou u zeer dankbaar zijn als u hier iets aan deed, want het heeft directe gevolgen voor ons werk.

 
  
MPphoto
 
 

  Vytautas Landsbergis (PPE-DE). - (LT) Uit de gebeurtenissen van de afgelopen maanden in de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland blijkt dat Europa de werkelijkheid onder ogen begint te zien. De strategische partner met zogenaamde “gemeenschappelijke waarden” is al gedegradeerd tot een pragmatische partner, en het zal niet lang duren voor Europa Iran, met al zijn energiebronnen, eveneens erkent als pragmatische partner. Steun aan terroristen zal geen belemmering vormen. We hebben al geaccepteerd dat volgens de “soevereine” wetten van Rusland agenten tegenstanders van het regime waar ook ter wereld mogen vermoorden. We accepteren dat het Kremlin openlijk tegen Europa zegt dat de waarden die wij koesteren, kunstmatig zijn en dat het waarschuwt tegen de verspreiding van het kolonialisme van de Europese democratie. We houden onze mond en hopen daarvoor in ruil een energiehandvest in de wacht te slepen, hoewel Rusland herhaaldelijk heeft gezegd het document te zullen herschrijven naar zijn eigen smaak en Europa tot zwichten te zullen dwingen. Pas geleden heeft Polen nog geprobeerd het beginsel van Europese solidariteit te verdedigen, en daar was de EU ontstemd over. We schoven het door de Polen geopperde energieprobleem terzijde en spraken alleen over vlees. Daarom is het zinloos om over een grondwettelijke consensus te praten als we geen solidariteitsconsensus in onze geest en in ons hart dragen, en als Rusland niet alleen een gaspijplijn, maar ook Europese politici kan kopen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang.

 

18. Uitvoering van het zevende kaderprogramma van de EG (specifieke programma's OTOD en nucleair onderzoek) (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0392/2006), namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van het besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (12032/2/2006 - C6-0318/2006 - 2005/0043(COD)) (rapporteur: Mr Jerzy Buzek);

- het verslag (A6-0304/2006) van Philippe Busquin, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2013) (COM(2005)0705 - C6-0005/2006 - 2005/0277(COD));

- het verslag (A6-0305/2006) van Anne Laperrouze, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een verordening (Euratom) van de Raad tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en voor de verspreiding van onderzoeksresultaten (2007-2011) (COM(2006)0042 - C6-0080/2006 - 2006/0014(CNS));

- het verslag (A6-0360/2006) van Umberto Pirilli, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifieke programma "Mensen" tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007-2013) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (COM(2005)0442 - C6-0383/2005 - 2005/0187(CNS));

- het verslag (A6-0369/2006) van Angelika Niebler, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma "Ideeën" tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007-2013) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (COM(2005)0441 - C6-0382/2005 - 2005/0186(CNS));

- het verslag (A6-0371/2006) van Vittorio Prodi, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma "Capaciteiten" tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007-2013) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (COM(2005)0443 - C6-0384/2005 - 2005/0188(CNS));

- het verslag (A6-0379/2006) van Teresa Riera Madurell, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma "Samenwerking" tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007-2013) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (COM(2005)0440 - C6-0381/2005 - 2005/0185(CNS));

- het verslag (A6-0335/2006) van David Hammerstein Mintz, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma dat door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek door middel van eigen acties moet worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (COM(2005)0439 - C6-0380/2005 - 2005/0184(CNS));

- het verslag (A6-0357/2006) van Daniel Caspary, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma dat door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek door middel van eigen acties moet worden uitgevoerd op grond van het zevende kaderprogramma (2007-2011) van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (COM(2005)0444 - C6-0385/2005 - 2005/0189(CNS)); en

- het verslag (A6-0333/2006) van Umberto Guidoni, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007-2011) van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor onderzoeks- en opleidingsactiviteiten inzake kernenergie (COM(2005)0445/2 - C6-0386/2005 - 2005/0190(CNS)).

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, minister Lehtomäki, vanavond en morgenmiddag zijn belangrijke tijdstippen voor Europa en de Europese wetenschap. Met uw stem zult u, als leden van dit Parlement, laten zien dat het Europa van de wetenschap springlevend is.

We hebben er het afgelopen jaar samen hard aan gewerkt om ervoor te zorgen dat de onderzoekers van Europa aan de slag kunnen gaan en het beste kunnen maken van de kansen die het nieuwe kaderprogramma hun biedt.

Samen zijn we erin geslaagd om een kaderprogramma af te leveren dat tegemoet komt aan de doelstellingen die we aan het begin hebben vastgesteld: ambitie en uitmuntendheid, een goede balans tussen continuïteit en vernieuwing, en een sterke basis voor vereenvoudigde regels en procedures.

En we leveren het kaderprogramma ook nog eens op tijd af.

We zijn hierin geslaagd in soms moeilijke omstandigheden, zoals het late akkoord over de financiële vooruitzichten en het vruchtbare debat over gevoelige ethische vraagstukken.

Het is ons gelukt, omdat we allemaal de sterke overtuiging delen dat samenwerking in onderzoek aan de basis ligt van de succesvolle kennissamenleving die we in Europa tot stand willen brengen. Wij willen immers een Europa dat voor groei en banen en een goede levensstandaard zorgt.

De tijdige aanneming van het ambitieuze zevende kaderprogramma zal een krachtige boodschap zenden aan de wetenschappelijke gemeenschap, het bedrijfsleven en het algemene publiek.

De boodschap is: laten we geen tijd verliezen, laten we samenwerken en het Europese potentieel voor uitmuntendheid verwezenlijken.

Ik wil graag eer bewijzen aan de leden die dit allemaal mogelijk hebben gemaakt: de rapporteur voor het zevende kaderprogramma, de heer Buzek, de rapporteur voor de regels voor deelname, de heer Busquin, en voor het gedeelte dat betrekking heeft op Euratom mevrouw Laperrouze; de rapporteurs voor de zeven specifieke programma’s, mevrouw Riera Madurell voor ‘Samenwerking’, mevrouw Niebler en de heer Ehler voor ‘Ideeën’, de heer Pirilli voor ‘Mensen’, de heer Prodi voor ‘Capaciteiten’, de heer Guidoni voor Euratom, de heer Hammerstein Mintz voor de eigen EG-acties door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, de heer Caspary voor de eigen acties door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek in het kader van Euratom, evenals aan de lange lijst van schaduwrapporteurs en andere leden die hier nauw bij betrokken zijn geweest.

Onze samenwerking werd sterk vergemakkelijkt door het kundige voorzitterschap van de heer Chichester. Ik heb veel van hem geleerd en ik wil hem bedanken.

Ik wil ook mijn erkenning uitspreken voor het harde werk en het goede gezelschap van alle voorzitterschappen die betrokken zijn geweest bij het aannemen van het programma. Ik wil in het bijzonder het Finse voorzitterschap bedanken voor zijn constructieve rol in de laatste fase van het proces.

Onze onderhandelingen hebben geleid tot een solide en brede consensus tussen de drie instellingen over de belangrijkste aspecten van het zevende kaderprogramma. We hebben iedere afzonderlijke bepaling als onderdeel van hetzelfde pakket behandeld, waardoor we volledige politieke samenhang binnen het totale pakket hebben gewaarborgd.

U bent meer dan bekend met het zevende kaderprogramma en de inhoud ervan. Ik zal me daarom beperken tot enkele opmerkingen over hoofdzaken.

Om te beginnen het verslag van de heer Buzek over de tweede lezing van het zevende kaderprogramma. Er was hard werk nodig om een akkoord te bereiken dat evenwichtig en aanvaardbaar was voor alle drie de instellingen. Ik wil de rapporteur oprecht bedanken voor zijn openheid en zijn niet-nalatende medewerking.

De Commissie aanvaardt alle elementen van het akkoord dat is bereikt na de tripartiete overlegronden. Ik wil de belangrijkste punten noemen waarvoor we uiteindelijk een goede balans hebben gevonden.

Ten eerste de tussentijdse evaluatie van en de toekomstige besluiten over de Europese Onderzoeksraad, de benoeming van de leden en de administratieve kosten. De Commissie heeft hierover ook een verklaring doen uitgaan.

Ten tweede de sterkere focus op hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie, waar meer dan de helft van de geprioriteerde energiebegroting naartoe gaat. Ik ben met name tevreden met de grote aandacht die er in alle thematische prioriteiten zal worden besteed aan energie-efficiëntie. De Commissie heeft ook hierover een verklaring doen uitgaan.

Ten derde de herschikking van de begroting ten gunste van de programma’s ‘Samenwerking’ , ‘Ideeën’ en ‘Mensen’, en binnen de begroting ‘Samenwerking’ ten gunste van gezondheid, energie, sociaaleconomische wetenschappen en geesteswetenschappen en veiligheid.

Ten vierde het in twee stappen vrijgeven van de begroting voor de risicodelende financieringsfaciliteit.

Met betrekking tot het punt van de financiering door de Europese Unie van het onderzoek op embryonale stamcellen, denk ik dat we een zeer verantwoordelijk ethisch kader zijn overeengekomen voor een onderzoeksprogramma waarbij een zo’n groot mogelijk aantal landen is betrokken. Het is een voortzetting van het ethische kader van het zesde kaderprogramma, dat in de praktijk heel goed heeft gewerkt.

De Commissie heeft een uitgebreide verklaring opgesteld over dit ethische kader, die zal worden gepubliceerd in het Publicatieblad als onderdeel van het hele pakket van het zevende kaderprogramma. De Commissie zal deze verklaring, die ik beschouw als een vast bestanddeel van het akkoord over het zevende kaderprogramma, volledig en nauwgezet implementeren.

Dienovereenkomstig zal de Commissie geen projecten financieren die onderzoeksactiviteiten omvatten waarbij menselijke embryo’s worden vernietigd, ook niet voor het verkrijgen van stamcellen. Het uitsluiten van financiering van dit type onderzoek zal de Commissie er niet van weerhouden om verder onderzoek waarbij menselijke embryonale cellen worden gebruikt, te financieren. Ook al wordt er in artikel 6, lid 3, van het besluit inzake het zevende kaderprogramma gesproken over derivatie, zal de Commissie derivatie waarbij menselijke embryo’s worden vernietigd, niet financieren.

De overeenkomst over ethiek weerspiegelt een zorgvuldig en verantwoord evenwicht. De Commissie roept het Europees Parlement op om dit evenwicht niet in gevaar te brengen door nieuwe amendementen in te dienen.

Nu kom ik op de zeven specifieke programma’s, waarin de details van de twee kaderprogramma’s voor onderzoek uiteengezet worden.

De in de voorstellen van de Commissie aangebrachte wijzigingen betroffen in belangrijke mate de omzetting van de bepalingen van het overeengekomen kaderprogramma in de teksten voor de specifieke programma’s. Na deze wijzigingen vormen de definitieve ontwerpteksten van het voorzitterschap over de specifieke programma’s een welkome mix van de wensen van het Parlement en de eigen overwegingen van de Raad, waarmee deze teksten perfect aansluiten bij de opvattingen van de Commissie.

Wat betreft het specifiek programma ‘Samenwerking’, zijn de amendementen van het Parlement waarover gestemd zal worden, over het algemeen consistent met de tekst van het kaderprogramma en grotendeels aanvaardbaar. Dat is ook te danken aan het uitstekende werk van de rapporteur, mevrouw Riera Madurell. Het is geen eenvoudig karwei geweest om zo’n breed spectrum aan gebieden met zulke belangrijke onderzoeksuitdagingen tot een geheel te smeden. Als voorbeeld van onze goede samenwerking wil ik het akkoord over de hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie noemen.

Wat betreft het programma ‘Ideeën’, zijn de belangrijkste zorgen van het Parlement, zoals die tot uiting zijn gekomen in de amendementen, en waarover intensief gedebatteerd is tijdens de tripartiete bijeenkomsten, in aanmerking genomen. Met name op de volgende punten zijn na rijp beraad wijzigingen doorgevoerd: het plafond voor de administratieve kosten van de totale begroting; vragen met betrekking tot het management van de Europese Onderzoeksraad; een duidelijk omschreven aanpak van het selectieproces, de ambtstermijn en herverkiezing van de leden van de Wetenschappelijke Raad; de opmerking over de reorganisatie van de structuur en mechanismen van de Europese Onderzoeksraad en de mogelijkheid die de Wetenschappelijke Raad krijgt om een secretaris-generaal te benoemen. Nogmaals dank aan de rapporteurs, mevrouw Niebler en de heer Ehler, voor hun constructieve werk.

Wat betreft het programma ‘Mensen’, is een aantal amendementen van het Parlement, die volledig aanvaardbaar zijn voor de Commissie, opgenomen in de huidige tekst van het voorzitterschap. Ik wil met name die amendementen noemen die betrekking hebben op het belang om jonge mensen warm te maken voor het beroep van onderzoeker, op het helpen van die jonge onderzoekers om een stabielere loopbaan te krijgen, en op de volledige benutting van het potentieel van vrouwen. Ik dank de rapporteur, de heer Pirilli, voor zijn steun.

Wat betreft het programma ‘Capaciteiten’, wil ik enkele van de amendementen noemen die het oorspronkelijke Commissievoorstel wezenlijk hebben verbeterd. Ik heb het dan met name over de amendementen die bij de activiteiten in het kader van het onderzoek ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen de rol van de OTO-actoren verduidelijken en over de invoering van mechanismen voor samenwerking met nationale en regionale steunprogramma’s voor onderzoek en ontwikkeling. Met betrekking tot de activiteiten in het kader van de ontwikkeling van het onderzoekspotentieel, verduidelijkt en onderstreept de toevoeging van de verwijzing naar de geassocieerde landen de voorwaarden waartegen actoren uit deze landen in aanmerking komen voor deelname aan acties die op basis van dit specifiek programma worden ondersteund. De constante en nuttige steun van de rapporteur, de heer Prodi, is zeer op prijs gesteld.

Wat betreft het specifiek programma voor het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Gemeenschap, verheugt het mij om te zien dat het Parlement zich achter de prioriteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek schaart, zoals die zijn aangegeven in het specifiek programma. Ik ben het eens met de meerderheid van de ingediende amendementen, die gericht zijn op een betere omschrijving van de missie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek in verband met de verschillende activiteiten van het Centrum. Ik ben het vooral eens met de amendementen over de rol die het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek kan spelen bij het ontwikkelen van een referentiesysteem voor duurzame energie en het verstrekken van informatie over de betrouwbaarheid van de energievoorziening voor Europa, evenals over de beschikbaarheid van hernieuwbare energiebronnen. Dank u voor uw uitstekende werk, mijnheer Hammerstein Mintz.

Met betrekking tot het specifiek programma voor Euratom, is de tekst over het algemeen aanvaardbaar, op enkele uitzonderingen na, die van secundair belang zijn. Ik bedank de rapporteur, de heer Guidoni, voor zijn krachtige steun voor het voorstel van de Commissie.

Ik wil op dit punt een opmerking tussendoor maken, namelijk dat het ITER-project van het allergrootste belang is geweest. Ik moet zeggen dat ik me bevoorrecht voel dat ik er direct bij betrokken ben geweest. Vorige week had ik de eer om deel te mogen nemen aan de ceremonie in Parijs, en zoals ik daar gezegd heb, heb ik er alle vertrouwen in dat “harde wind sterke bomen maakt”. Ik dacht daarbij ook aan u, mijnheer Busquin.

Bij het specifiek programma voor Euratom dat het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek gaat uitvoeren, zie ik tot mijn genoegen dat het Europees Parlement en de Raad de aanpak van de Commissie steunen en dat de ingediende amendementen het Commissievoorstel verbeteren. Ik sluit me ook aan bij het amendement waarin het Parlement zegt “Gezien het dreigende verlies van kennis en het uitblijven van een nieuwe generatie kerntechnologen […] zal het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek een programma om kennis te behouden ten uitvoer leggen dat ervoor zorgt dat deze kennis ter beschikking gesteld, geordend en gedocumenteerd wordt”. Nogmaals, hartelijk dank voor de steun van de rapporteur, de heer Caspary.

Dan kom ik nu op de verslagen van de heer Busquin en mevrouw Laperrouze over de regels voor deelname van respectievelijk de EG en Euratom. De Commissie is het Europees Parlement, en in het bijzonder de rapporteurs, de schaduwrapporteurs en de andere leden van de Commissie industrie, onderzoek en energie, zeer dankbaar voor hun constructieve houding en hun sterke betrokkenheid bij het bereiken van een goed compromis met de Raad, waardoor de EG-regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma in eerste lezing zijn aangenomen. Dit is een navolging van het precedent dat werd geschapen met het zesde kaderprogramma, en ik vertrouw erop dat deze samenwerking zal worden voortgezet in de toekomst.

De Euratom-regels zullen hetzelfde principe volgen als de overeengekomen EG-regels, waarbij rekening zal worden gehouden met de nodige aanpassingen vanwege het specifieke karakter van het Euratom-kaderprogramma.

Wat betreft de verslagen-Busquin en -Laperrouze, kan de Commissie alle elementen van het door het Europees Parlement en de Raad bereikte akkoord aanvaarden. Het lijdt geen twijfel dat de definitieve tekst aanmerkelijke verbeteringen aanbrengt in het oorspronkelijke Commissievoorstel.

Ik wil de volgende elementen van de overeenkomst over de regels voor deelname speciaal noemen.

Ten eerste de dekking en berekening van de indirecte kosten, met name het vaste percentage voor non-profit-overheidsinstanties, universiteiten, onderzoeksorganisaties en kleine en middelgrote ondernemingen. Dit vaste percentage is nu vastgesteld op 60 procent voor de eerste drie jaar (2007-2009), waarna de Commissie een nieuw vast percentage zal vaststellen aan de hand van een raming van de werkelijke indirecte kosten voor de deelnemers. Dat percentage zal niet lager zijn dan 40 procent. U bent zeer overtuigend geweest in uw pogingen zowel de Raad als de Commissie op dit punt over de streep te trekken.

Ten tweede het garantiefonds voor de deelnemers, dat de collectieve financiële verantwoordelijkheid van het zesde kaderprogramma vervangt. Dit fonds zal worden ingesteld door de Commissie en zal als basis dienen voor het geven van vrijstelling van controle aan die deelnemers - uitgezonderd projectcoördinatoren - die minder dan 500 000 euro voor een project vragen. Bovendien mogen er geen extra garanties of zekerheden worden gevraagd of worden opgelegd aan deelnemers, wat vooral kleine en middelgrote ondernemingen en andere kleine gebruikers zal helpen.

Ten derde zullen de evaluatiecriteria duidelijk worden vastgesteld in de regels voor het zevende kaderprogramma.

Ten vierde de verduidelijking van de financiële verklaringen, waarbij het gesloten compromis het gezamenlijke doel van het Parlement en de Raad weerspiegelt, te weten de vereenvoudiging van en de beperking van het aantal certificaten.

Ten vijfde het financieringsplafond van 75 procent voor aan veiligheid gerelateerd onderzoek, ingeval er zeer betrouwbare capaciteiten worden ontwikkeld, dat gevolgen heeft voor de veiligheid van de Europese burgers en dat is gericht op een beperkt aantal publieke gebruikers. Er is in dit opzicht volledig tegemoetgekomen aan de wens van het Parlement.

Tot slot noem ik de toegangsrechten van Europese filialen die zijn gevestigd in een lidstaat of een geassocieerd land. Zij zullen deze genieten indien dit nodig is om hun eigen ‘foreground’ te gebruiken, tegen dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de deelnemer aan wie ze zijn gelieerd.

Nogmaals mijn hartelijke dank voor uw uitmuntende werk, mijnheer Busquin en mevrouw Laperrouze.

Voordat ik afsluit, wil ik een onderwerp aanroeren waar in ieder geval een aantal van u belang in stelt, zoals blijkt uit de ingediende amendementen.

Dit betreft de deelname van entiteiten die zijn gevestigd op niet internationaal erkend grondgebieden. Ik begrijp dat het doel is om rechtspersonen uit te sluiten die vanuit de door Israël bezette gebieden opereren.

Sinds augustus 1996 is Israël volledig geassocieerd aan het kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling. De onderzoekscentra van Israël zijn gewaardeerde en actieve partners bij de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma. De Commissie heeft daarom de aanbeveling gedaan dat de Raad de associatieovereenkomst verlengt voor een periode die gelijk is aan de duur van het zevende kaderprogramma.

De associatieovereenkomsten geven, in combinatie met de regels voor deelname, rechtspersonen die gevestigd zijn in Israël dezelfde rechten en plichten met betrekking tot deelname en financiering als rechtspersonen die zijn gevestigd in een lidstaat. Op grond van de voorliggende regels voor deelname kunnen alleen rechtspersonen die zijn gevestigd op het internationaal erkende grondgebied van Israël als dergelijke rechtspersonen worden beschouwd. Rechtspersonen die zijn gevestigd in de bezette gebieden kunnen niet als Israëlische rechtspersonen worden beschouwd zoals gedefinieerd in de regels voor deelname van het zesde kaderprogramma en de associatieovereenkomst. De Commissie zal uiterst waakzaam blijven op dit gebied.

Ik wil afsluiten met de opmerking dat ik deze negentien maanden van intensieve arbeid en prettige samenwerking bijzonder heb geapprecieerd.

Veel amendementen hebben een speciale betekenis voor mij, omdat ze me aan u doen denken, van de belangstelling van de heer Liese voor kinderziekten tot de krachtige steun van mevrouw Riera Madurell en mevrouw Gutiérrez-Cortines voor het cultureel erfgoed; van de grote inzet van de heer Prodi voor de Europese Technologieplatforms tot de aandacht van de heer Hammerstein Mintz en de heer Turmes voor hernieuwbare energiebronnen, en de krachtige steun van de heer Busquin voor het garantiefonds, om er slechts enkele te noemen.

Ik denk dat onze samenwerking een goed voorteken is voor de tenuitvoerlegging van het zevende kaderprogramma en voor de verdere ontwikkeling van een ambitieus onderzoeks- en innovatiebeleid, dat Europa nodig heeft en verdient.

Het debat van vandaag en de stemming van morgen luiden het begin in van een nieuwe reis, tijdens de welke Europa naar ik hoop grenzen zal overschrijden en nieuwe doelen zal bereiken. De onderzoekers zullen weten dat de Europese instellingen er zijn om hen op deze reis te ondersteunen.

Het debat van vandaag en de stemming van morgenmiddag zijn werkelijk belangrijke gebeurtenissen voor Europa en de Europese wetenschap. We kunnen echt trots zijn op wat we hebben bereikt en op de richting die we zijn ingeslagen met de wetenschappelijke ontdekkingsreis die we vandaag zijn begonnen voor een beter leven van alle Europeanen en de hele mensheid.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Mijnheer Potočnik, uit het levendige applaus op dit late uur blijkt denk ik wel hoe tevreden het Parlement over het werk van de Commissie is.

 
  
MPphoto
 
 

  Paula Lehtomäki, fungerend voorzitter van de Raad. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, allereerst wil ik zeggen dat minister voor Handel en Industrie Mauri Pekkarinen, onder wiens bevoegdheid dit kaderprogramma valt, hier vanavond helaas niet aanwezig kan zijn vanwege ziekte. Het is daarom voor mij een eer om in dit debat zelf de Raad te mogen vertegenwoordigen. Vanwege deze ziekte wordt het voorzitterschap morgen op de persconferentie niet op ministerieel niveau vertegenwoordigd, maar ik ben er zeker van dat het goed zal gaan.

Het zevende kaderprogramma voor onderzoek van de Europese Gemeenschap is een van de belangrijkste maatregelen van de Gemeenschap om de strategie van Lissabon uit te voeren en het Europese concurrentievermogen te verbeteren. Om dit doel te kunnen bereiken zijn de communautaire maatregelen voor onderzoek en ontwikkeling van cruciaal belang. De begroting voor het kaderprogramma bedraagt ruim 50 miljard euro voor zeven jaar. Daarmee is dit het kaderprogramma met de grootste begroting en de langste duur.

Het Interinstitutioneel Akkoord over het financiële kader van de Gemeenschap werd afgelopen mei vastgesteld. Als gevolg daarvan hebben wij de onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad zeer snel en succesvol kunnen afronden. Ik hoop dan ook dat wij ons aan ons ambitieuze tijdschema kunnen houden en eind dit jaar het wetgevingswerk voor het kaderprogramma kunnen afsluiten.

Ik wil in dit verband het Europees Parlement voor dit compromis bedanken, vooral de rapporteurs Jerzy Buzek en Philippe Busquin, de voorzitter van de Commissie industrie, onderzoek en energie, Giles Chichester, de schaduwrapporteurs en talrijke andere leden die actief betrokken waren bij het vinden van een gemeenschappelijke oplossing. Ik wil in het bijzonder ook commissaris Potočnik bedanken voor zijn constructieve inspanningen om de onderhandelingen verder te brengen. Het Finse voorzitterschap heeft in zijn werk kunnen steunen op de resultaten van eerdere voorzitterschappen en vooral dat van Oostenrijk.

Het voorstel van de Commissie voor een kaderprogramma omvatte een aantal nieuwe, ambitieuze initiatieven, zoals de Europese Onderzoeksraad, gezamenlijke technologie-initiatieven en het financieringsinstrument voor risicodeling. De onderhandelingen waren soms zeer lastig, onder andere wat deze initiatieven betreft. Achter het onderhandelingsresultaat schuilt dan ook veel werk, aanzienlijke flexibiliteit en de bereidheid tot compromis van de kant van het Parlement, de Commissie en de Raad.

Ik wil in dit verband vermelden dat de Raad in zijn gemeenschappelijke standpunt het amendement van het Parlement heeft overgenomen inzake de beginselen van de financiering van stamcelonderzoek op grond van het kaderprogramma. De initiatieven van de Commissie om tot een akkoord te komen waren beslissend en daarvoor wil ik de commissaris bedanken.

Het resultaat is naar mijn mening een ambitieus maar evenwichtig programma. Het biedt een uitstekende basis voor communautaire maatregelen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling voor de komende zeven jaar. Een belangrijk doel van het voorstel van de Commissie voor de deelnameregels was om deelname te vergemakkelijken. In dit verband heeft de actieve rol van het Parlement het alle onderzoekers een stuk makkelijker gemaakt om volledig aan het kaderprogramma deel te nemen.

Het Finse voorzitterschap is blij te zien dat er pakketten van amendementen zijn om over te stemmen. Die amendementen zijn gebaseerd op de resultaten van de onderhandelingen in de trialoog. Ik kan bevestigen dat deze amendementen de goedkeuring van de Raad hebben. Wat de overige voorgestelde amendementen betreft hoop ik echter dat het onderhandelingsresultaat ongewijzigd blijft.

Ik hoop dat het Parlement in de vergadering van morgen de besluiten over het zevende kaderprogramma voor onderzoek alsmede de deelnameregels met betrekking tot de implementatie aanneemt. Op die manier kan het gemeenschappelijke doel van alle instellingen, het Europees Parlement, de Commissie en de Raad, om het kaderprogramma direct begin volgend jaar van start te laten gaan, worden gerealiseerd. Dit verwacht ook de Europese wetenschapsgemeenschap van ons.

 
  
MPphoto
 
 

  Jerzy Buzek (PPE-DE), rapporteur. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, morgen stemmen we over het zevende kaderprogramma. Aan dit programma hebben in anderhalf jaar tijd vier voorzitterschappen gewerkt, samen met het Parlement en de Commissie. Elk voorzitterschap heeft een belangrijke bijdrage geleverd, maar ik wil met name het Finse voorzitterschap bedanken. Dankzij de uitstekende samenwerking met de Raad, en dankzij in het bijzonder de persoonlijke inzet van commissaris Potočnik - waar ik hem hartelijk voor wil bedanken - en de technische bijstand van de Europese Commissie hebben we in oktober een compromis kunnen bereiken dat voor iedereen aanvaardbaar is. Wij danken vooral u, commissaris, voor uw verklaring over stamcelonderzoek. Dat is voor het Europees Parlement erg belangrijk.

De Commissie industrie, onderzoek en energie heeft unaniem voor de compromisamendementen gestemd. Ik wil mijn schaduwrapporteurs bedanken voor het enorme gevoel van verantwoordelijkheid en voor de samenwerkingsbereidheid die zij getoond hebben. Ik dank u allen. Voor mij was dit een intensieve periode van werken en samenwerken. Ik wil de coördinatoren en politiek adviseurs bedanken die de werkzaamheden gevolgd hebben. Ik wil eveneens de acht Parlementscommissies bedanken voor hun adviezen.

Samen met het zevende kaderprogramma bespreken we vandaag specifieke programma’s en de beginselen van deelname. Het werk hieraan werd in het Europees Parlement gecoördineerd door de Commissie industrie, energie en onderzoek, en ik wil die commissie daar hartelijk voor bedanken.

Dan nu het programma zelf. Ik wil benadrukken dat dit programma altijd positief is benaderd door het Parlement. We hebben echter een hele serie aanvullingen voorgesteld. We hebben nieuwe gedeeltelijke oplossingen gevonden, die voor het programma essentieel zijn en die door de Raad en de Europese Commissie zijn overgenomen, zoals blijkt uit de compromisamendementen. De structuur en de algemene opzet van het programma vormen een uitstekend antwoord van de Unie op de aanbevelingen uit het verslag-Kok en het verslag-Marimon en op de voorstellen van het Europees Parlement uit het verslag-Locatelli.

Het zevende kaderprogramma maakt het op veel manieren mogelijk de Strategie van Lissabon te verwezenlijken. Dit alles steunt op het criterium van uitmuntendheid in onderzoek. Er zijn ook nieuwe, interessante voorstellen en gezamenlijke technologische initiatieven, waarvoor financiële middelen van de Europese industrie worden ingezet. Dat is een flinke stap in de richting van een innovatief Europa, en strookt met de activiteiten van de Europese Technologieplatforms.

Het Europees Parlement heeft beslist dat onderzoekscapaciteit vrijgemaakt moet worden in alle Europese regio’s om een echte Europese onderzoeksruimte te creëren.

In het programma ‘Ideeën’ wordt de Europese Onderzoeksraad gedefinieerd. Dat is een nieuwe instantie die steun geeft aan fundamenteel en gevorderd baanbrekend onderzoek. Het Europees Parlement heeft benadrukt dat deze raad volkomen onafhankelijk moet zijn, en zichtbaar en transparant moet werkt met lage administratieve kosten.

Het volgende programma, ‘Mensen’, draait om wetenschappers. Dankzij een optimale benutting van het menselijk potentieel, met in het bijzonder steun voor jonge, beginnende onderzoekers en vrouwelijke wetenschappers, zal Europa haar vleugels kunnen uitslaan en hersenvlucht kunnen voorkomen.

De Europese onderzoeksinfrastructuur moet zich kunnen ontwikkelen. We behandelen dat punt in het programma ‘Capaciteiten’. Ook het midden- en kleinbedrijf is een prioriteit. Net als in het zesde kaderprogramma is 15 procent van alle onderzoeksprojecten bestemd voor het MKB, maar we hebben daarnaast snellere procedures en speciale programma’s voorzien, die gericht zijn op kleine projecten. Innovatievermogen en nieuwe technologieën lagen ook in dit deel van het zevende kaderprogramma aan de basis van onze amendementen.

Het wetgevingswerk is bijna afgerond en dus moeten wij nu het programma uitvoeren. Vooral de vereenvoudiging en versoepeling van de procedures zijn essentieel. Ook is van groot belang dat de Europese programma’s goed aansluiten bij de nationale programma’s. We moeten fragmentatie van het onderzoek in Europa tegen elke prijs zien te vermijden.

Ik koester de stille hoop dat we er met het zevende kaderprogramma in slagen weer enthousiasme op te wekken voor de Strategie van Lissabon, en de bekende Europese paradox kunnen overwinnen.

Om af te ronden richt ik me weer tot mijn collega’s in het Europees Parlement. Ik wil hun verzekeren dat de tekst van het zevende kaderprogramma in zijn geheel, na overname van de met de Raad afgesproken compromisamendementen, de prioriteiten van de eerste lezing weerspiegelt. Daarom roep ik u allen op deze amendementen te steunen, zodat het Parlement zich eenstemmig uitspreekt over onderzoek, ontwikkeling, innovatie en de toekomst van de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Philippe Busquin (PSE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de commissaris, waarde collega’s, het is wel duidelijk dat wij vanavond met het debat over het zevende kaderprogramma, en met de toepassing ervan in het verschiet, een gelukkig moment beleven in het Parlement. Dit is een gelukkig moment voor vooral de wetenschappelijke gemeenschap, want dit programma is het op twee na belangrijkste programma van de Europese Unie en biedt de wetenschappelijke gemeenschap de mogelijkheid een Europese dimensie en uitmuntendheid te verwerven. Daarom is het zeer belangrijk ervoor te zorgen dat het ene programma zonder enige onderbreking op het andere aansluit.

Dankzij de gezamenlijke inspanningen van het Fins voorzitterschap, dat ik wil loven voor zijn volhardend en goed werk, de commissaris en de diensten van de Commissie en het Parlement - en ik moet zeggen dat wij hebben gewerkt in een uitstekende geest van samenwerking en de vastgestelde doelstellingen hebben gerespecteerd - zijn wij erin geslaagd zover te komen dat het zevende programma binnen de gestelde termijnen te water kan worden gelaten. Dat is een essentieel punt.

Mijn tweede opmerking is wat minder positief. De middelen beantwoorden namelijk niet aan onze verwachtingen. Dat is niet onze schuld. De commissaris heeft er al op gewezen dat de financiële vooruitzichten eerst de discussie hebben vertraagd en uiteindelijk achterbleven bij de ambities van Europa. Ik word nooit moe te herhalen dat het Europa van morgen alleen kan worden opgebouwd met onderzoek en innovatie. Men spreekt erover, men discussieert erover maar de lidstaten zijn niet altijd bereid om hun verklaringen in overeenstemming te brengen met de doelstellingen. Daarom is het ook zo jammer dat het kaderprogramma, zoals voorgesteld door de Commissie, is ingekort met 25 à 30 procent. We moeten echter roeien met de riemen die wij hebben, zoals men bij ons pleegt te zeggen, dat wil zeggen we moeten proberen het kaderprogramma zo efficiënt mogelijk te maken. Ik geloof - en de heer Buzek zei het al - dat het voorstel van de Commissie in ruime mate is overgenomen en dat alle verbeteringen of wijzigingen die daarin zijn aangebracht de goede richting uitgaan.

Toch wil ik van mijn kant twee punten aanstippen. Het eerste punt betreft de Europese Onderzoeksraad, ongetwijfeld een essentieel novum in het Europese beleid. Het is inderdaad van doorslaggevend belang dat de wetenschappelijke gemeenschap zich op Europese schaal gaat vestigen en dat uitmuntendheid wordt erkend door de Europese wetenschappelijke gemeenschap zelf. Dat zal Europa veel meer zichtbaarheid geven. Daarom heb ik samen met onder meer mevrouw Niebler zoveel aandacht geschonken aan de manier waarop deze Europese Onderzoeksraad moet gaan werken.

Er is nog een ander punt dat voor mij zeer belangrijk is: de gezamenlijke technologische initiatieven. Dit proces is een verlengstuk van de Technologische Platforms en van essentieel belang voor het mededingingsvermogen van de Europese industrie. Daarom is het uitermate belangrijk dat de Raad, de Commissie en het Parlement snel op een aantal gebieden gezamenlijke technologische initiatieven ten uitvoer leggen. Natuurlijk zal men dat niet overal kunnen doen, maar voor mij is dit een onontbeerlijk instrument.

Mijnheer de commissaris, u bent een betere diplomaat dan ik, en ik wilde u feliciteren met het feit dat u van de Raad een akkoord hebt weten te verkrijgen over de verlenging van het onderzoek met stamcellen, en met name boventallige embryonale stamcellen. Het is een evenwichtig akkoord, dat aansluit bij wat wij met het zesde kaderprogramma hebben kunnen doen, maar het is ethisch goed ingekaderd. De verklaring die u zojuist hebt afgelegd, stelt onze collega’s gerust. Men zal geen embryo’s vernietigen maar men houdt alle vooruitzichten die stamcellen de toekomstige wetenschappelijke en medische kennis bieden, open, en daarbij denk ik vooral aan boventallige embryonale stamcellen. Ik wil u gelukwensen met dit akkoord.

Ik wil ter attentie van het Parlement nog preciseren dat wij morgen ook gaan stemmen over de specifieke programma’s en dat er amendementen zijn ingediend. Ik weet dat de procedure bij de specifieke programma’s anders is en het gaat om een advies. Dit gezegd hebbende, moet ik erop wijzen dat men bij de stemming over de specifieke programma’s goed moet oppassen dat het uiteindelijk resultaat niet in strijd is met hetgeen is aangenomen bij het kaderprogramma. De heer Buzek heeft terecht gezegd dat het Parlement steun geeft aan de compromisvoorstellen. Ook leden hebben op volledig legitieme wijze amendementen ingediend. De meerderheden wisselen al naar gelang het gaat om specifieke programma’s of het kaderprogramma. Wij mogen echter de algemene samenhang van het systeem niet uit het oog verliezen en daarom moeten wij voorkomen dat er kloof ontstaat tussen de specifieke programma’s en het kaderprogramma.

Dan ga ik nu over naar de regels voor deelname. Ik zal het heel kort houden want u, mijnheer de commissaris, hebt reeds gewezen op de punten die nieuw zijn ten opzichte van het voorstel. Er is echter een essentiële zaak waar wij het denk ik allemaal mee eens zijn. Het doel is vereenvoudiging en wij hebben geprobeerd daarbij vordering te maken. Helaas moet men nederig en bescheiden blijven: telkens herhalen wij dat wij moeten vereenvoudigen, maar degenen die lange ervaringen hebben met kaderprogramma’s stellen telkens weer vast dat alles nog verre van perfect is. Ik weet niet of hetgeen wij gedaan hebben perfect zal zijn. Dat hangt ook af van uw waakzaamheid, en niet enkel van uw waakzaamheid maar ook van onszelf. Wij zijn hier om u bij te staan als het erom gaat de vereisten terzijde te schuiven die van elders komen om het proces te compliceren.

Wij hebben bijvoorbeeld de deelname van het midden- en kleinbedrijf willen garanderen. Het gaat echter niet alleen om het feit dat wij hun 75 procent geven. Het gaat er bijvoorbeeld ook om dat men in het garantiefonds niet om de drie maanden van hen een audit verlangt om na te gaan of ze in staat zijn om deel te nemen. Daarbij gaat het dus om de praktische gevolgen, maar deze hangen af van de tenuitvoerlegging omdat er soms overijverige mensen zijn. Dat is vrij normaal, maar soms overdrijft men. U moet dus toezien op een goede uitvoering.

Ik denk ook aan de vermindering van de indirecte kosten tot 60 procent. Natuurlijk kan men zeggen dat dit cijfer enigszins willekeurig is, en dat men uiteindelijk in staat moet zijn om de indirecte kosten zo nauwkeurig mogelijk te berekenen. Daarom ook maken wij een onderscheid tussen de eerste drie jaar en de daaropvolgende jaren. Maar een dergelijk cijfer was onontbeerlijk om universiteiten en kleine en middelgrote ondernemingen uit alle landen te krijgen. De boekhoudsystemen lopen namelijk enorm uiteen.

Ik sluit af met enkele woorden van dank aan uw adres voor het verrichte werk. Ik dank u echter vooral omdat het dankzij uw dialoogbekwaamheid en de dialoogbekwaamheid van het Fins voorzitterschap, die zich bij deze gelegenheid mocht laten zien, mogelijk is geworden dit kaderprogramma en de regels voor deelname van de wetenschappelijke gemeenschap uit te vaardigen. Nogmaals hartelijk dank, en ik denk dat wij morgen in grote getalen en zonder enig probleem voor uw voorstellen en onze geamendeerde voorstellen zullen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Laperrouze (ALDE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mevrouw de minister, waarde collega’s, ik wil het werk toejuichen dat mijn mederapporteurs en over het geheel genomen de drie instellingen hebben verricht om tot een snelle uitvaardiging van het pakket ‘onderzoek’ te komen.

Het zevende kaderprogramma is een onontbeerlijk instrument voor de verwezenlijking van de Europese onderzoeksruimte en het doel van 3 procent van het BBP voor onderzoek. Daarmee moeten wij in staat zijn meer synergie en een grotere complementariteit tussen de nationale beleidsvormen te creëren, een grotere coherentie tot stand te brengen tussen de prioriteiten van de lidstaten en de krachtlijnen die door de Europese Onderzoeksraad zullen worden vastgesteld. Ofschoon men bij de begroting minder consequent is geweest dan de Commissie en het Parlement hoopten, moet men dit kaderprogramma waarderen voor het hefboomeffect dat het zal hebben. Om de moeilijkheden bij toegang tot financiële middelen voor met name het MKB op te vangen, is de invoering van het mechanisme voor financiering en risicodeling een stap in de goede richting. Dit mechanisme moet ons in staat stellen het aantal leningen die worden toegekend door de Europese Investeringsbank en de financiële instellingen te verhogen, grotere bedragen te lenen en riskantere projecten te ondersteunen.

Wat de regels voor de deelname van de Europese Gemeenschap van Atoomenergie aan het zevende kaderprogramma betreft, heb ik gekozen voor een nauwe samenwerking met de heer Busquin, de rapporteur voor de regels van het klassieke kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling, opdat beide teksten een soortgelijk karakter kregen en op die manier konden profiteren van de medebeslissingsprocedure. De u voorgestelde compromisamendementen zijn dan ook de uitkomst van besprekingen tussen de Commissie, de Raad en het Parlement over het verslag-Busquin, zij het dan dat ze toegesneden zijn op de sector van de kernenergie. Er zijn echter twee amendementen die afwijken van het standpunt van de Raad.

Wij hebben namelijk met amendement 58 de evaluatie- en toewijzingscriteria willen specificeren, zoals wetenschappelijke uitmuntendheid, het vermogen om een project succesvol uit te voeren, de relevantie van de doelstellingen van het specifieke programma, de kritische massa van de hulpbronnen, de kwaliteit van het plan voor het gebruik en de verspreiding van de verworven kennis.

Ik wil tevens de aandacht vestigen op amendement 88 van dit verslag, waarvoor een aantal collega’s een aparte stemming hebben gevraagd. Dit amendement staat niet haaks op de keuze van Barcelona als zetel van de gemeenschappelijke onderneming. De plaats van de zetel is verankerd in besluit 2006/458 van de Raad en wij zijn daarvóór. Het doel van dit amendement is ervoor te zorgen dat de andere activiteiten op het thematische gebied van kernfusie-energie gescheiden van de gemeenschappelijke onderneming worden uitgevoerd en beheerd, opdat de onderzoekers heel hun creativiteitspotentieel kunnen ontplooien. Deze scheiding biedt dan de mogelijkheid om de geïntegreerde aanpak en de sterke betrokkenheid van de associaties voor kernfusie te handhaven. Gedurende de trialogen met de Commissie en de Raad over de regels voor de deelname werd dit vraagstuk aan de orde gesteld, opdat eenieders rol duidelijk werd gedefinieerd.

Dit verslag over de regels voor de deelname komt tegemoet aan de doelstellingen voor steunverlening aan onderzoeksactiviteiten op het gebied van kernenergie, in de hoop de technologische sloten voor kernenergie open te kunnen breken en vooral om de beloften in verband met kernfusie voor de toekomstige energieproductie gestand te kunnen doen.

Ik wil de heer Busquin oprecht bedanken die mij met raad en daad heeft bijgestaan en mij bij alle vergaderingen voor de onderhandelingen over de compromisamendementen met de Raad en de Commissie heeft betrokken.

Ik wil mijn interventie afsluiten met enkele opmerkingen over de specifieke programma’s die ik namens mijn fractie van dichtbij heb gevolgd.

Wat de rechtstreekse activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum van Onderzoek betreft, wil ik erop wijzen dat zijn expertise is uitgebreid tot gebieden die een bijzonder politiek belang en een belang voor de burger hebben, zoals de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven, sociaal welzijn, duurzaamheid in de landbouw, bescherming van het milieu. Op het gebied van de kernenergie willen wij graag dat het Gemeenschappelijk Centrum van Onderzoek een grotere rol speelt in bewustwordings- en opleidingsactiviteiten op het gebied van de kernenergie. Wij willen tevens graag dat het Gemeenschappelijk Centrum van Onderzoek zijn expertise bijdraagt aan het vraagstuk van non-proliferatie van kernwapens. Het specifieke samenwerkingsprogramma moet ons in staat stellen de sociale, economische en milieu-uitdagingen het hoofd te bieden met thema’s als gezondheid, energie of ook milieu en klimaatverandering.

Voor sommigen heeft de lange lijst van amendementen van het Europees Parlement veel weg van een shopping list, een boodschappenlijst. Daaruit blijkt vooral dat men hoge verwachtingen koestert van onderzoek.

Laten wij de plaats en de rol van de Europese Unie in de wereld, maar vooral in het leven van onze medeburgers, niet uit het oog verliezen. Een met succes bekroond kaderprogramma zal aantonen dat de Europese Unie vooruit gaat.

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Pirilli (UEN), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Potočnik, minister Lehtomäki, dames en heren, het programma ‘Mensen’ belandt in dit Parlement na een jaar van overleg, bestudering, samenspraak. Uitgaande van mijn politieke en beroepservaring heb ik ideeën kunnen aanvoeren die een goed gehoor vonden en vervolgens naar het programma zijn overgeheveld. Daarna zijn die voorstellen deels overgenomen in de tekst van het voornaamste wetgevingsinstrument van het zevende kaderprogramma, waarvoor ik de heer Buzek van harte wil danken.

De moderne wereld gaat met rasse schreden voort. De twintigste eeuw was al heel stormachtig en boeiend. Die eeuw heeft drie tijdssprongen gemaakt: van de boerensamenleving is men overgestapt op de industriële samenleving en toen naar het postindustriële tijdperk en op die toer is het in de afgelopen twee lustra verder gegaan. Toen schreven de staatshoofden en regeringsleiders van de EU het recept voor de toekomst: Lissabon 2000 is een agenda voor tien jaar, want dat is de termijn die men heeft gepland om in Europa een kennismaatschappij op te bouwen gebaseerd op onderzoek en innovatie. Thans komen wij echter tot de slotsom dat de vooruitgang traag is verlopen, ook al heeft het zesde kaderprogramma in deze strategische sector een belangrijke omslag in het Europees beleid teweeggebracht.

Toch is dit slechts een geringe inspanning als men het vergelijkt met de moeite die landen met een opkomende economie doen. Zo zijn in de afgelopen vijftien jaar de investeringen in de sector “Onderzoek en Ontwikkeling” in China van 12,4 naar 84,6 miljard dollar gestegen, een toename van maar liefst 580 procent. Vandaag de dag neemt China 12,5 procent van de globale handel voor rekening en het land is de tweede wereldproducent van hoogtechnologische goederen. En dan hebben we ook nog India en de Indo-Pacific landen. Zij vormen het derde centrum van techniek en wetenschap in de wereld en zijn goed voor 36 procent van de high-techproducten van de hele aarde, precies het dubbele van wat in heel Europa wordt gefabriceerd.

De conclusie van een aantal analisten, als de zaken zo doorgaan, luidt ronduit rampzalig: over twintig jaar zal 90 procent van de wetenschappers op deze aarde in één van de landen van Oost-Azië wonen. Dus tegenover de kolossale investeringen die in die landen in onderzoek en ontwikkeling worden gedaan - in sommige landen voor zelfs meer dan 10 procent van het BBP - blijft Europa achterop hinken. Europa zit verstrikt in het egoïsme van de lidstaten. Sommige lidstaten investeren nog steeds minder dan 1 procent van hun BBP, terwijl het Europese gemiddelde onder de 2 procent van het BBP zit. Dat is kort gezegd het plaatje van de situatie, op het moment waarop wij ons opmaken voor de lancering van het zevende kaderprogramma, waarvoor de Europese Commissie terecht een grotere financiële inspanning van de lidstaten vraagt.

Het programma ‘Mensen’ vormt zowel het lichaam als het brein van de hele wetgevingstekst: mens sana in corpore sano. Vandaar de gedachte om de onderzoekers te stimuleren, teneinde het onderzoek te stimuleren. Met het zevende kaderprogramma wordt de Europese onderzoeker geboren, een vrije, onafhankelijke en gemotiveerde persoon. In deze richting gaat de tekst waarover wij ons buigen: van de erkenning van het beroep van onderzoeker tot de rechtssituatie; van een gedragscode tot de oprichting van een gegevensbank voor de selectie en werving van onderzoekers; van de aanpassing van de salariëring aan de beste internationale normen tot gelijke kansen voor mannen en vrouwen, met maatregelen ter bescherming van de vrouwelijke onderzoekers, waaronder het combineren van gezinsleven en werk; van initiatieven ter ondersteuning van de mobiliteit van de gezinnen tot de noodzakelijke sociale en verzekeringskosten, van de harmonisatie van het belastingstelsel tot de erkenning van diploma’s tussen de landen van de Unie, de vrijheid van beweging en onafhankelijkheid. Dit zijn de noodzakelijke voorwaarden voor de oprichting van een Europese onderzoeksruimte, met een rechtstreekse toegang tot de arbeidsmarkt, want het is in ons eigen belang om na jaren van investeringen in de opleiding van jonge onderzoekers die markttoegang te verbeteren. Als wij die jonge onderzoekers zomaar aan hun lot overlaten, krijgen de Verenigde Staten en China wel een heel fraaie kans in de schoot geworpen.

De positieve ervaring die met de Marie Curie-acties is opgedaan, wordt met de nodige herzieningen voortgezet. Gestreefd wordt naar het bereiken van topniveau, om zodoende toegevoegde waarde te genereren en een structurerend effect op de Europese onderzoeksruimte te bewerkstelligen. Ook wordt voorzien in samenwerkingsverbanden en gelijke kansen voor de publieke en private sector. Last but not least, is er de kwestie van de intellectuele eigendom. Op dit vlak heeft de Raad zich een beetje gedragen als Pontius Pilatus ten opzichte van Jezus van Nazareth: de Raad heeft het idee overgenomen en omgezet in een algemeen voorschrift.

Nee, dat moet dus niet zo! Als men de onderzoeker echt wil stimuleren, moeten zijn nog prille rechten van gegenereerde intellectuele eigendom concreet beschermd worden. Dat kan - en ik blijf daarop hameren bij de Commissie en Raad - via privaatrechtelijke contractclausules die zorgen voor bescherming van de onderzoeksresultaten die door de afzonderlijke onderzoekers worden behaald.

Om een topniveau te bereiken, moet er gestimuleerd worden, en om onderzoekers uit elk deel van de wereld aan te trekken moeten er aanlokkelijke voorwaarden geboden worden. Wil men kwantiteit en kwaliteit combineren en een topniveau tot stand brengen in het basisonderzoek alsook in het technologisch onderzoek, zoals het programma ‘Mensen en het zevende kaderprogramma beogen, moeten alle schakels aaneengevoegd worden en dan moet er ook een antwoord komen op alle onopgeloste vraagstukken. De industrie en de particuliere investeringen moeten in bescherming genomen worden. Stimuleren is prima, maar dit mag niet ten koste gaan van de motor, het hart, het brein van het onderzoek: dat is en blijft de mens.

Ik dank u allen voor uw vriendelijke aandacht, beste collega’s en schaduwrapporteurs, en in het bijzonder de heer Chichester en de collega’s van de Commissie industrie, onderzoek en energie, die unaniem voor mijn verslag gestemd hebben. Op deze manier hebben zij niet zozeer erkenning geuit voor mijn bescheiden bijdrage, maar een sterk signaal afgegeven aan de Commissie en de Raad.

 
  
MPphoto
 
 

  Angelika Niebler (PPE-DE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Lehtomäki, mijnheer de commissaris, dames en heren, na meer dan anderhalf jaar van intensieve discussies in het Parlement zijn we nu eindelijk zover dat we het zevende kaderprogramma voor onderzoek en de daartoe behorende specifieke programma’s kunnen aannemen. Ik wil vandaag natuurlijk in de eerste plaats onze rapporteur, de heer Buzek, bedanken voor de grote inzet waarmee hij zich van zijn taak heeft gekweten. Ik dank echter ook alle andere afgevaardigden die zowel aan het kaderprogramma als aan de specifieke programma’s hun bijdrage hebben geleverd.

Het is voor mij als rapporteur voor het specifiek programma ‘Ideeën’ natuurlijk een bijzonder genoegen en een grote eer dat met het zevende kaderprogramma voor onderzoek en in het bijzonder met het specifiek programma ‘Ideeën’ eindelijk de Europese Onderzoeksraad wordt opgericht.

Waarom hebben we een Europese Onderzoeksraad nodig? Het doel van de Onderzoeksraad is het fundamenteel onderzoek in Europa te ondersteunen. De Onderzoeksraad vult daarmee een belangrijke lacune op in de Europese steun voor onderzoek. Tot nu toe was de Europese onderzoekssteun immers voornamelijk gericht op toegepast onderzoek, hoewel vrijwel alle innovatieve en baanbrekende ontwikkelingen het resultaat zijn van fundamenteel onderzoek. Men hoeft alleen maar te denken aan apparaten die we dagelijks gebruiken, zoals de digitale camera en de cd-speler. Zonder het theoretische onderzoek van wetenschappers als Max Planck en Albert Einstein zouden die er nooit zijn geweest.

Met de Europese Onderzoeksraad, de ERC, moeten we erin slagen om vooraanstaande onderzoekers naar Europa te halen en onze eigen vooraanstaande onderzoekers in Europa te houden. De Onderzoeksraad moet daartoe onafhankelijk kunnen functioneren. Wij hebben daarop vanuit het Parlement voortdurend aangedrongen en de plannen van de commissaris in deze expliciet gesteund. Dat betekent dat de onderzoekers het in de Europese Onderzoeksraad voor het zeggen moeten hebben. Zij moeten beslissen welke projecten op het terrein van het fundamenteel onderzoek moeten worden gesteund. Het is echt een novum dat politici zich niet willen bemoeien met beslissingen over de vraag welke projecten steun verdienen, maar dat aan de onderzoeksgemeenschap zelf overlaten, aan de wetenschappers die wij in het Wetenschappelijk Comité kiezen. Ik ben ook trots op het feit dat we hebben besloten - of morgen hopelijk zullen besluiten - dat het enige criterium op basis waarvan de Europese Onderzoeksraad gelden beschikbaar stelt, het criterium van wetenschappelijke uitmuntendheid moet zijn.

Het Parlement heeft van begin af aan geëist dat de Europese Onderzoeksraad geen miniatuurversie mag zijn van het directoraat-generaal Onderzoek. Met permissie, commissaris: u begrijpt dat ik niets tegen de Commissie heb, maar als we met de Onderzoeksraad echt iets nieuws willen creëren, dan moeten de beslissingen daar niet worden genomen door de politici of de hooggekwalificeerde ambtenaren van het directoraat-generaal Onderzoek, maar door de onderzoekers - ik verval in herhalingen, maar ik vind dit belangrijk.

We hebben als Parlement ook op dit punt de juiste richting aangegeven. Na een proefperiode moet worden nagegaan of de Europese Onderzoeksraad, die in eerste instantie onder de Commissie valt, ook echt onafhankelijk kan functioneren. Nadat deze evaluatie heeft plaatsgevonden, kunnen we ook een beslissing nemen over de definitieve structuur van de Onderzoeksraad. Ik ben erg blij dat ons in het tripartiet overleg is verzekerd dat het Parlement medebeslissingsrecht heeft inzake de vraag hoe de definitieve structuur van de Onderzoeksraad eruit zal moeten zien.

Voor ons is ook belangrijk dat de Onderzoeksraad zich niet mag ontwikkelen tot een closed shop zodra hij per 1 januari 2007 met zijn werk begint. De samenstelling en werkwijze van de Europese Onderzoeksraad moeten dus open en transparant zijn. Het Parlement heeft met dat doel ook enkele wijzigingen aangebracht en er bijvoorbeeld voor gezorgd dat de leden van het Wetenschappelijk Comité worden gekozen volgens een rotatiesysteem. Verder hebben we ervoor gezorgd dat er een plafond is afgesproken voor de administratieve begroting van de Onderzoeksraad, zodat het geld ook werkelijk daar terechtkomt waar het hoort, namelijk bij de onderzoekers en niet bij de administratie. De begroting die voor de Europese Onderzoeksraad beschikbaar is gesteld - in elk geval 7,5 miljard euro voor een periode van zeven jaar - vormt mijns inziens een goede basis om met het werk te kunnen beginnen.

De Onderzoeksraad beschikt over het noodzakelijke instrumentarium om tot een succesvol Europees initiatief te kunnen uitgroeien. Dat is ook precies wat we nodig hebben: een baken van Europees onderzoek. Verder hebben we ook iets nodig dat niets met de Onderzoeksraad te maken heeft. Wij moeten namelijk morgen het signaal afgeven dat Europa zich ook als onderzoeksgemeenschap onderscheidt. Europa is een vredesgemeenschap, Europa wordt gezien als een waardegemeenschap en rechtsgemeenschap, we hebben de Europese interne markt en de Economische en Monetaire Unie, maar toch ontbreekt er nog iets. De heer Busquin heeft daarvoor met zijn Europese Onderzoeksruimte het pad geëffend: we moeten ook een Europese kennisgemeenschap, een Europese gemeenschap van onderzoekers worden. Wanneer de Onderzoeksraad, de programma’s en datgene waarover we morgen in de plenaire vergadering zullen stemmen, daaraan iets bijdragen, dan hebben wij hier met elkaar goed werk verricht.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Vittorio Prodi (ALDE), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik wil uiteraard een woord van dank richten tot het Finse voorzitterschap, tot rapporteur Buzek en alle andere collega’s, en natuurlijk wil ik vooral commissaris Potoĉnik van harte bedanken voor al het werk dat wij samen hebben verricht op basis van zijn suggesties inzake het zevende kaderprogramma.

Ik wil met name wijzen op de plechtige verklaring die de commissaris heeft afgelegd over het uitsluiten van elk project waarin infrastructuur en ondernemingen worden gebruikt die tegen de internationale wetten opereren. Ook refereer ik aan zijn plechtige toezegging inzake de regeling rondom embryonale stamcellen, als vast onderdeel van het zevende kaderprogramma. Wij hebben tezamen een forse klus verricht, en daarbij hadden wij voor Europa het beste voor ogen.

Het zevende kaderprogramma biedt een uitmuntende gelegenheid om een volwaardig project op te zetten voor het heroveren van de concurrentiepositie van de hele Europese Unie, via een volledige uitvoering van het draaiboek van Lissabon. Het is belangrijk erop te wijzen dat dit zevende kaderprogramma in feite een uiting is van de noodzaak om het probleem onderzoek en ontwikkeling op Unieniveau aan te pakken. Het kaderprogramma zou dan ook moeten worden gezien als de as waarom het sociaal-economisch ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie draait.

Momenteel vindt de concurrentie plaats tussen actoren met een continentale of regionaal-continentale grootte, in ieder geval actoren die de grenzen van de afzonderlijke lidstaten ruimschoots overschrijden. Daarom is het zaak te streven naar topkwaliteit op Europees niveau, en dat is dan ook het doel van het zevende kaderprogramma. Dat hebben wij dus allemaal op Europees niveau nagestreefd.

De commissaris was zo vriendelijk erop te wijzen hoeveel waarde ikzelf aan dit thema hecht. Onze samenwerking had ook belangrijke, persoonlijke consequenties. Wij hadden duidelijk het gevoel dat het hele bedrijfsleven, vooral op Europees niveau, bij het wetenschappelijk onderzoek betrokken moet worden, omdat wij het anders allemaal niet bolwerken. Het zevende kaderprogramma geeft concreet gestalte aan het besef dat als er geen werkelijk gemeenschappelijke inspanning komt, wij onze industrie en ontwikkeling in Europa wel kunnen vergeten. In feite draait daar het debat van vandaag om, en dat verklaart waarom wij er allemaal persoonlijk bij betrokken zijn. Uiteraard moest er hier en daar iets opzij gezet worden, maar uiteindelijk hebben wij gezamenlijk een belangrijke klus vooruitgeholpen.

Ik wil thans enige toelichting geven op het specifieke programma ‘Capaciteiten’. De indeling op regionaal niveau van het zevende kaderprogramma, ofwel de capaciteit om de middelen van het zevende kaderprogramma en de structuurfondsen bijeen te brengen, met de mogelijkheid om de regio’s bij een investering te betrekken, kan naar mijn gevoel werkelijk productief zijn voor de toekomst, zowel in de onderzoeksinfrastructuur als in de kennisregio’s en de regionale productiedistricten. Volgens mij bestaat er nu dus een aantal instrumenten die ons helpen om de beste aanpak te vinden voor alle punten die op onze agenda staan.

Ik wil tevens wijzen op de noodzaak om op regionaal niveau een proces van toenadering van de burgers tot de wetenschap op te starten. Daarnaast heb ik in deze eerste jaren van mijn werk voor het Parlement steevast gepleit voor risicotraining en risicobeoordeling als instrument van politieke keuze. Het doel daarvan is het kweken van betrokkenheid onder de burgers, in de vorm van een volledig bewustwordingsproces. Dat hebben wij gedaan zo goed en zo kwaad als in ons vermogen lag, dus daar kunnen wij tevreden over zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (PSE), rapporteur. - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mevrouw de minister, om te beginnen wil ik de heer Buzek, de heer Busquin, de Raad en de Commissie feliciteren met dit belangrijke resultaat, evenals mijn collega-rapporteurs voor de overige specifieke programma’s, omdat, dames en heren, we vandaag definitief het zevende kaderprogramma zullen aannemen, waarmee het wetenschapsbeleid van de Europese Unie voor de komende zeven jaar is vastgelegd.

Het gaat om een kwestie die fundamenteel is voor de Strategie van Lissabon, omdat, als het ons doel is om een dynamische en concurrerende kenniseconomie te worden, onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie zonder enige twijfel de belangrijkste instrumenten zijn voor bevordering van de groei, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen.

Ons belangrijkste doel was een antwoord te geven op de grote uitdagingen die wetenschap, technologie en innovatie met zich meebrengen, om zo de kloof die ons scheidt van onze concurrenten te kunnen verkleinen. Ons werk is niet zonder problemen geweest, vooral na het akkoord over de financiële vooruitzichten, dat onze oorspronkelijke financiële horizon aanmerkelijk verkleinde. Maar ik denk dat we vandaag, het geheel overziend, tevreden kunnen zijn.

Als rapporteur voor het specifiek programma ‘Samenwerking’ wil ik de andere rapporteurs en al onze collega’s bedanken voor hun bijdragen, die van fundamenteel belang zijn geweest bij het maken van dit verslag.

Het specifiek programma ‘Samenwerking’ vertegenwoordigt, met een begroting van 32,5 miljard euro voor de komende zeven jaar, 65 procent van de totale begroting van het zevende kaderprogramma, wat een belangrijke stijging ten opzichte van het vorige kaderprogramma inhoudt.

Het gaat, dames en heren, om ’s werelds grootste programma voor internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Met dit programma wil de Europese Unie een leidende positie op strategische, wetenschappelijke en technologische gebieden veroveren door middel van het geven van steun aan de samenwerking tussen universiteiten, onderzoekscentra, bedrijven en andere instellingen, zowel binnen de Europese Unie als met derde landen.

In dit verband bevat het voorstel van de Commissie industrie, onderzoek en energie tien grote thematische prioriteiten, die een hoge mate van continuïteit ten opzichte van het zesde kaderprogramma waarborgen, hoewel het ook voorstellen voor procedurele verbeteringen bevat die - daar zijn we van overtuigd - de toegang voor onderzoeksteams tot de programma’s zullen vergemakkelijken.

De definitieve tekst die we in de Commissie industrie, onderzoek en energie hebben aangenomen en aan deze plenaire vergadering voorleggen voor definitieve aanneming, onderschrijft globaal de door de Europese Commissie voorgestelde aanpak. In de tekst wordt gepleit voor krachtige instrumenten voor de stimulering van private investeringen in onderzoek, maar er wordt ook gevraagd om een grotere parlementaire controle op de hele tenuitvoerlegging van het programma. Ook worden bepaalde onderzoeksgebieden die in het oorspronkelijke voorstel ontbraken of niet voldoende aan bod kwamen, uitgebreid en benadrukt, en wordt er een aantal horizontale structurele aspecten van het programma onderstreept die ons inziens van essentieel belang zijn.

In dit verband wil ik erop wijzen dat ons voorstel tot een aanzienlijke versterking leidt van de mechanismen die de deelname van kleine en middelgrote bedrijven aan alle acties van het programma verzekert. Voor hun deelname is een minimumdoelstelling van 15 procent van de totale begroting vastgesteld en er is gezocht naar de maximale bijdrage van alle communautaire instellingen, met inbegrip van de Europese Investeringsbank, aan de financiering van projecten waaraan kleine en middelgrote bedrijven deelnemen.

In ons voorstel wordt het beginsel van de wetenschappelijke en technologische samenhang bekrachtigd als een van de doelstellingen van het programma en wordt gewezen op de noodzaak om maximale complementariteit en synergie te verwezenlijken met andere Europese fondsen, zowel nationale als regionale. Er wordt gevraagd om mechanismen voor het vaststellen van een gemeenschappelijke aanpak van wetenschappelijke en technologische vraagstukken die ook van belang zijn voor andere thema’s, en ook om mechanismen voor de aanpak van complexe problemen binnen de thematische prioriteiten waarin een zuiver unidisciplinaire benadering niet voldoet om significante wetenschappelijke vooruitgang te boeken.

Veel aspecten met betrekking tot de gemeenschappelijke technologie-initiatieven in het kader van het specifiek programma ‘Samenwerking’ zijn door dit Parlement verbeterd. Deze nieuwe instrumenten voor het technisch en financieel beheer en voor de deelname aan het specifiek programma ‘Samenwerking’ maken het nodig dat de Commissie de beheersmodaliteiten zo vaststelt dat de eerbiediging van de criteria en de transparantie van de prioriteiten wordt gewaarborgd. Ook moet een gedegen en efficiënt beheer verzekerd zijn. Dit verslag bevat voorstellen om op al deze terreinen vooruitgang te boeken.

Ik zal niet ingaan op de details van elk van de thematische prioriteiten - er is veel werk verzet -, maar ik zou willen afsluiten met de opmerking dat deze rapporteur een van voorstanders is van het voortzetten van onderzoek met boventallige menselijke embryo’s in hun eerste ontwikkelingsfase, omdat het ontzettend belangrijk is om vooruitgang te boeken bij de behandeling van onvruchtbaarheid en om meer kennis te vergaren over de oorzaken van aangeboren en degeneratieve ziekten, en ook om alternatieve strategieën te vinden voor dierproeven.

Dames en heren, met ons werk, dat vele maanden in beslag heeft genomen, hebben we willen bijdragen aan het vinden van een antwoord op enkele van onze belangrijkste problemen op het gebied van wetenschap en technologie. Ik denk dat het resultaat, dat de vrucht is van de grootst mogelijke consensus, als bevredigend kan worden gekwalificeerd, en ik wil nogmaals al mijn collega’s bedanken voor hun bijdragen, evenals de Europese Commissie, en met name commissaris Potočnik, die hier aanwezig is, voor zijn permanente hulp en samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  David Hammerstein Mintz (Verts/ALE), rapporteur. - (ES) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Dank u, mijnheer Potočnik, voor uw open en op samenwerking gerichte opstelling. Dank u, mijnheer Buzek en alle andere rapporteurs. Allemaal maken we deel uit van de familie van het zevende kaderprogramma, en in deze familie heeft een moeilijke en langdurige bevalling plaatsgevonden, zonder veel medische begeleiding, maar het kind is gezond geboren, al is het gewicht wat aan de lage kant.

Want wanneer zijn we tot de conclusie gekomen dat het Europese onderzoek zelfs nog belangrijker is dan de landbouwsubsidies en het aanleggen van wegen? Dat is geen retorische vraag; we moeten ons in alle nuchterheid afvragen wat de prioriteiten zijn voor de toekomst van Europa, van dat Europa dat wel wil, maar niet kan.

We hebben met dit kaderprogramma een aantal uitdagingen vastgesteld en die hebben we grotendeels behandeld. We hebben enige vooruitgang geboekt als het gaat om het openbreken van de wetenschap, het verwezenlijken van een maximale overdracht van wetenschappelijke kennis en technische informatie en het ondersteunen van alle prikkels die de overdracht van technologieën bevorderen, zodat bedrijven, het maatschappelijk middenveld en universiteiten bruggen kunnen slaan tussen het onderzoek en de noodzakelijke economische en technologische vernieuwing in de Europese samenlevingen van nu, dankzij de communicatie en dankzij de regels met betrekking tot verplichte publicatie van de resultaten, en dankzij de bevordering van vrij toegankelijke software of bijvoorbeeld de verplichting om de interoperabiliteit te vergroten. We hebben enige vooruitgang geboekt, maar we moeten vooruitgang blijven boeken.

We moeten ons ook afvragen of we een wetenschap door en voor de mensen willen, want de opvattingen van de wetenschappers moeten samenvloeien met die van andere mensen, die niet per se wetenschappers hoeven te zijn. In dit verband moeten we stellen dat we tevreden zijn over de steun en het belangrijke werk van de afdeling wetenschap en samenleving van dit programma, vanwege de grotere financiële inspanningen op dit gebied en het openstellen van het programma voor maatschappelijke organisaties.

Ik vraag me ook af of klein mooi is in de Europese wetenschap, want we hebben het allemaal wel de hele tijd over het midden- en kleinbedrijf, maar zijn dat holle frasen of zijn we daar echt aan gecommitteerd? Kleine en middelgrote ondernemingen scheppen de meeste stabiele werkgelegenheid en zijn een bron van economische stabiliteit. Het is zeer prijzenswaardig om steun te geven aan initiatieven als het creëren van clusters van kleine bedrijven binnen de Technologische Platforms. Het is heel belangrijk dat we in alle programma’s een kader van 15 procent hebben vastgesteld voor de kleine bedrijven. Dat is een uitdaging die we in realiteit moeten zien om te zetten. We zullen zien of onze daden net zo veel waard zijn als onze woorden.

Zal er met dit programma minder bureaucratie en meer transparantie komen? Zal de toegang tot de informatie die dit hele proces van evaluatie en financiering van projecten van de Europese Unie moet waarborgen openbaar, duidelijk en begrijpelijk zijn? Het is tijd dat de Europese Commissie de kosten van de administratieve procedures gaat verlagen, want die hoge kosten leiden tot marginalisatie van kleine onderzoeksteams en kleine bedrijven en niet-gouvernementele organisaties, die door hun beperkte omvang deze procedures niet kunnen betalen. Wij eisen dat deze nu eindelijk vereenvoudigd worden. Geen uitvluchten meer; nu moet er geleverd worden.

Dit kaderprogramma betekent ook de terugkeer naar de basis - ‘back to basics’. Zo zullen we met de oprichting van een Europese Onderzoeksraad in dit kaderprogramma een stevig draagvlak kunnen creëren voor fundamenteel onderzoek met maatschappelijke en milieudoeleinden op middellange en lange termijn, aangevoerd door gerenommeerde wetenschappers die de autonomie van de Onderzoeksraad zullen verdedigen. Wij moeten er vanaf deze plaats voor zorgen dat deze autonomie door iedereen gerespecteerd zal worden, zowel door het Parlement als door de Commissie.

Als groenen vragen wij ons af of we, met het oog op de energiecrisis, een wetenschap zullen krijgen die zich inzet voor een goed klimaat, want dat hebben we nodig. Het is heel positief dat er financiële steun wordt gegeven voor hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie en dat die steun met 250 procent is toegenomen, maar tegelijkertijd betreuren wij het dat het maar een derde is van het bedrag dat in totaal naar nucleaire energie gaat.

Ook verheugt het ons dat er, met betrekking tot de sociale wetenschappen - want ook dat is wetenschap - in dit programma sterk wordt ingezet op sociaaleconomisch en multidisciplinair onderzoek.

In het algemeen beoordelen we dit programma als positief. Onze samenwerking zal de Europese Unie op het spoor zetten dat nodig is voor een langer en gelukkiger leven en waarmee Europa een belangrijkere rol in de wereld zal kunnen spelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Daniel Caspary (PPE-DE), rapporteur. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, eindelijk is het ons gelukt: het zevende kaderprogramma voor onderzoek gaat van start. De Europese Unie zal de komende zeven jaar in totaal 54 miljard euro in onderzoek investeren. Zodra wij morgen de specifieke programma’s hebben aangenomen, kunnen we met een goed geweten terugkijken op een periode van bijna twee jaar waarin het Parlement, de Commissie en de Raad veel werk hebben verzet.

Ik wil in het bijzonder de afgevaardigden bedanken met wie ik als rapporteur voor de onderzoeksactiviteiten inzake kernenergie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek in de afgelopen maanden in goed overleg heb mogen samenwerken. Ook aan u, commissaris Potočnik, ben ik veel dank verschuldigd.

Helaas hebben we niet al onze wensen kunnen realiseren. Zo zijn we er bijvoorbeeld niet in geslaagd de uitgaven voor onderzoek te verdubbelen. Vergeleken met het zesde kaderprogramma wordt de begroting die we morgen zullen vaststellen echter met 50 procent verhoogd, en dat is duidelijk een stap in de goede richting. We hebben in de onderhandelingen met de Raad hard voor deze verhoging moeten knokken. We geven daarmee een positief signaal af dat hopelijk leidt tot het nodige optimisme onder onze onderzoeksinstellingen. We hebben de beoogde verdubbeling echter bijlange na niet gehaald. Andere economische regio’s in de wereld hebben duidelijk hogere groeipercentages als het gaat om uitgaven voor onderzoek.

Ten opzichte van de Verenigde Staten en Japan zullen we verder achteropraken, terwijl China en andere landen verder op ons zullen inlopen. Wij zullen daarvan de pijnlijke gevolgen moeten ondergaan, ook waar het gaat om onze welvaart en arbeidsmarkt en om de sociale samenhang.

Europa beschikt dus ongetwijfeld niet over het meest uitgebreide onderzoeksprogramma ter wereld, maar wel over een van de meest geavanceerde programma’s. Dat geldt ook voor het onderzoek op het gebied van de kernenergie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, waarmee ik mij als rapporteur mocht bezighouden. Zoals commissaris Potočnik in zijn inleiding terecht opmerkte, zal het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek een belangrijke coördinerende rol spelen bij een groot aantal centrale vraagstukken inzake kernenergie.

Als eerste noem ik het belangrijke vraagstuk van de nucleaire veiligheid. De lidstaten denken verschillend over het gebruik van kernenergie. Sommige lidstaten bouwen nieuwe kerncentrales, andere doen dat niet. Sommige lidstaten verrichten onderzoek naar de nieuwe reactoren van de vierde generatie, andere doen dat niet. Het is het goede recht van iedere lidstaat om daarin zelf een beslissing te nemen. Het veiligheidsaspect houdt echter geen halt bij nationale grenzen en daarom moet het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek ervoor zorgen dat op Europees niveau de noodzakelijke knowhow aanwezig is.

Het tweede vraagstuk betreft de veiligheidscontrole. Door recente ontwikkelingen op internationaal niveau is de non-proliferatie van nucleaire technologie en kernwapens weer hoogst actueel geworden. Europa moet een antwoord formuleren op deze prangende vragen. Ik juich het daarom van harte toe dat het Transuraneninstituut, dat op dit terrein in de wereld toonaangevend is, door het zevende kaderprogramma verder wordt versterkt.

In de derde plaats gaat het om het behouden en overdragen van kennis op het gebied van nucleaire technologie, een onderwerp dat mij na aan het hart ligt. We moeten ervoor zorgen dat er overal in Europa jonge, excellente wetenschappers zijn die nieuwe ideeën toepassen om bestaande problemen aan te pakken. We mogen de reeds verworven kennis echter niet verliezen, en daarom moeten we ervoor zorgen dat er binnen de Europese Unie een nog betere uitwisseling plaatsvindt van bestaande en pas verworven kennis. Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek kan daaraan zeker een goede bijdrage leveren, en niet alleen op het gebied van nucleaire technologie.

Hoewel het werk er voor het Parlement na de stemming van morgen op zit, moet er nog veel worden gedaan. Dat geldt voor de lidstaten, voor de Commissie en vooral voor de onderzoeksgemeenschap. Ik roep de lidstaten op nog meer middelen dan voorheen in onderzoeksactiviteiten te investeren. Ze zouden bijvoorbeeld van de mogelijkheid gebruik moeten maken om met gelden uit de structuurfondsen in hun land onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteiten op te bouwen. Het is niet de taak van het zevende kaderprogramma voor onderzoek, maar van de lidstaten en structuurfondsen om nieuwe onderzoeksstructuren te ontwikkelen.

Gelukkig kan het zevende kaderprogramma zich echt concentreren op uitmuntend onderzoek. Ik roep de Commissie op om snel over te gaan tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma. Ik verzoek de Commissie om duidelijke, transparante, doordachte, effectieve en eerlijke procedures voor aanbesteding te ontwikkelen, deze objectief te beoordelen of te laten beoordelen, en ze op doelmatige en niet-bureaucratische wijze uit te voeren. De aanpak waarover we het in het Parlement eens zijn geworden, is zeker niet de slechtste oplossing.

Tot slot doe ik echter een beroep op de Europese onderzoeksgemeenschap - op de onderzoekers, de uitvinders en de ontdekkers - om de mogelijkheden van dit kaderprogramma te benutten. Het Parlement heeft zijn werk gedaan. Het is nu aan u om het Europees onderzoek op een hoger plan te brengen en daarmee een belangrijk fundament te leggen voor vrede, vrijheid en welvaart in het Europa van morgen.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Umberto Guidoni (GUE/NGL), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wens een woord van dank te richten tot commissaris Potočnik maar ook tot het Finse voorzitterschap, dat het roer heeft overgenomen van een opgave waar al jaren aan gewerkt wordt. Alvorens te spreken over het specifieke programma waarvoor ik rapporteur ben, het programma ‘Euratom’ , wil ik een paar opmerkingen maken over het zevende kaderprogramma en de specifieke programma’s.

Ik feliciteer uiteraard de heer Buzek en alle andere rapporteurs voor dit staaltje van teamwerk. Dankzij die krachtenbundeling is het ons op de valreep gelukt het zevende kaderprogramma van start te doen gaan. Wel blijft er een licht gevoel van teleurstelling achter, omdat het niet tot een kwaliteitssprong is gekomen: er is geen verdubbeling van de middelen gekomen, waar zoveel hoop op was gevestigd. Dat zou een sterk signaal zijn geweest, een signaal van het belang van Europa en vooral van de overtuiging het doel van Lissabon te kunnen bereiken. Die verdubbeling is niet doorgegaan, maar wij doen hoe dan ook ons best een resultaat in de wacht te slepen.

Ik begin met de laatste opmerking die commissaris Potočnik over de samenwerking heeft gemaakt, namelijk dat ik namens mezelf en mijn fractie heb gezegd bang te zijn voor het risico dat in het kader van het zevende kaderprogramma organisaties of instanties worden gefinancierd die in strijd met alle internationale voorschriften zijn opgericht of functioneren. Dit thema is laatst nog in het Europees Parlement aan de orde gekomen, en toen werd in het bijzonder verwezen naar de organisatie die is opgericht in de bezette gebieden - de Westoever, Gaza en Oost-Jeruzalem - alhoewel dat van meer algemene waarde was.

Deze zorg van ons geldt tevens voor wetenschappelijke organisaties die toegang krijgen tot het zevende kaderprogramma ook als zij gebaseerd zijn op nationale wetten die haaks staan op de internationale wetten, organisaties bijvoorbeeld die verhinderen dat mensen met een bepaalde geloofsbelijdenis of etnische afkomst aan het onderzoekswerk deelnemen. Volgens mij is dit een probleem waar de Commissie een beslissing over zal moeten nemen. Het antwoord dat in dit verband is geleverd, vind ik niet bevredigend. Het slaat namelijk alleen op een heel specifieke sector, terwijl het volgens mij veel meer algemeen moet gelden.

Wat de specifieke programma’s betreft, ben ik in grote lijnen tevreden over de meeste van de behaalde resultaten. Met name wil ik wijzen op de aandacht die de onderzoekers ten deel valt. Ik zie dat veel activiteiten van onze complexe moderne samenleving steeds meer op de menselijke factor gebaseerd zijn. Het is uiteraard onmogelijk te denken aan Europees onderzoek zonder te denken aan de onderzoekers en hun behoeften aan mobiliteit, opleiding en status, die vastgelegd zijn in het handvest van de rechten van onderzoekers. Het zevende kaderprogramma zal maatregelen moeten uitvoeren waarmee de Europese onderzoekers verzekerd worden van optimale arbeidsomstandigheden, ook om de tendens tot hersenvlucht naar andere delen van de wereld in te dammen en zo mogelijk tegen te gaan.

Ik heb veel waardering voor de poging om de klemtoon te leggen op fundamenteel onderzoek via de oprichting van een instantie die los staat van de Commissie en een inhoudelijk oordeel moet geven over het topniveau van de wetenschappelijke projecten die door het zevende kaderprogramma gefinancierd worden. Of het een efficiënt orgaan wordt, valt te bezien: dat lukt alleen als het gezaghebbend weet te zijn bij het selecteren van de voorstellen en als de wetenschappers er respect voor opbrengen. Alleen op die manier kan zo’n orgaan innovatieve voorstellen aantrekken en ambitieuze projecten financieren die het kwaliteitsniveau van het Europese onderzoek opvijzelen. Een transparante functionering, onder meer via betrokkenheid van het Parlement in de beoordeling van de activiteiten van deze instantie, zal essentieel zijn voor het welslagen van het project.

Ik wil nu profiteren van de resterende paar minuten spreektijd om in te gaan op het specifieke programma ‘Euratom’. Ik sta achter het standpunt van de Commissie, dat ook rapporteur Buzek verwoordde, inzake het kaderprogramma ‘Euratom’ en ik geloof dat Europa moet meer inspanningen moet ondernemen op het gebied kernfusie, opdat dit op den duur een essentiële, onbeperkte, ecologisch aanvaardbare en economisch concurrerende energiebron wordt die een belangrijke bijdrage kan leveren tot een duurzame en continue energievoorziening.

ITER is een fundamentele etappe op de weg naar fusie-energie. Na langdurige onderhandelingen over de keuze van de locatie van de reactor, hebben de projectpartners eindelijk de internationale ITER-overeenkomst ondertekend. Nu de onderhandelingen positief zijn afgerond en besloten is ITER te bouwen in Europa, in het Franse Caradache, is het zaak dat de Unie consequente en doortastende maatregelen neemt in het kader van het lopende kaderprogramma en de daarop volgende kaderprogramma’s.

Er moet dus een Europees agentschap voor ITER worden opgericht, als gemeenschappelijke onderneming krachtens het Euratom-Verdrag. Dit moet de middelen leveren om te voldoen aan de internationale verplichtingen die Europa uit hoofde van de ITER-overeenkomst heeft en die neerkomen op de bouw van de reactor en de verwezenlijking van de samenwerkingsprojecten met Japan. Dit agentschap wordt in Barcelona gevestigd, en zijn eerste doelstelling moet zijn ervoor te zorgen dat ITER gerealiseerd wordt. Ik geloof echter dat het agentschap zich tot die taak moet beperken, en ik kan me dus niet vinden in het standpunt van de Commissie om het hele onderzoek op kernfusiegebied over te laten aan één agentschap. Het gaat me er niet om de rol van het agentschap af te zwakken: die rol is belangrijk en ik torn daar ook niet aan, maar het lijkt me wel essentieel dat dit agentschap geholpen wordt bij het bereiken van het doel, dat op zich al moeilijk genoeg is.

Ik vind bovendien dat het Europese onderzoek meer onafhankelijkheid nodig heeft, en dat geldt in zekere zin ook voor het Europees Onderzoekscentrum. Aan de andere kant hebben de met de EFDA (de European Fusion Development Agreement) verbonden organen in de loop der jaren laten zien dat zij een essentiële rol vervullen. Als Europa de leiding over dit programma heeft, is dat te danken aan het feit dat de kwaliteit van zijn onderzoek concreet is aangetoond.

ITER bouwen is slechts een eerste stap, want wij moeten er daarna voor zorgen dat het gebruikt wordt, en zo goed mogelijk ook, met behulp van een nieuwe generatie onderzoekers en met kwaliteitsonderzoek in Europa. Dit kan gegarandeerd worden door de bouw van de reactor gescheiden te houden van het onderzoek. Het onderzoek blijft gebeuren met de bestaande reactoren, naarmate ITER gebouwd wordt. Daarom is het belangrijk dat het door mij ingediende amendement in het Parlement aangenomen wordt, zoals is gebeurd met het verslag-Buzek.

 
  
MPphoto
 
 

  Neena Gill (PSE), rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats de rapporteurs feliciteren, en mijn collega in de Begrotingscommissie, mevrouw Xenogiannakopoulou, bedanken voor haar verstandige en inzichtelijke advies.

Ik wil mijn volledige steun geven aan de programma’s voor samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in Europa. Ik zie dit als een zeer belangrijk beleidsterrein dat een directe weerslag heeft op de manier waarop de EU zich als mondiale economie ontwikkelt en op de manier waarop de rest van de wereld naar ons kijkt.

Het zevende kaderprogramma is, zoals we hebben gehoord, het grootste onderzoeksprogramma van de EU ooit. Het brengt alle initiatieven van de EU die verband houden met onderzoek onder het dak van het met 53 miljard euro voorziene kaderprogramma. In het oorspronkelijke verzoek van de Commissie ging het om een bedrag van zeventig miljard euro, hetgeen een enorme toename zou hebben betekend ten opzichte van de voorgaande jaren. We mogen echter niet vergeten dat dit een programma van zeven jaar is, en niet van vijf jaar, zoals zijn voorganger, en dat de middelen over zevenentwintig lidstaten moeten worden verdeeld, in plaats van over vijftien of vijfentwintig, zoals bij de vorige programma’s het geval was. We moeten ook voor ogen houden dat de verdubbeling van het zevende kaderprogramma duidelijk laat zien hoe belangrijk wetenschap en onderzoek zijn voor de ontwikkeling van de EU als mondiale speler en economische grootmacht.

Als we concurrerend willen zijn, moeten we onze woorden waarmaken en investeren in die gebieden waarvan we weten dat ze de sleutel zijn voor groei. Ik vrees echter dat de Raad hier zelf niet in gelooft, en het is jammer dat de Raad het verzoek van de Commissie om zeventig miljard euro niet heeft gehonoreerd. Is het, na die hele hype en na al de geluiden die uit de Raad zijn gekomen over hoe belangrijk het is dat we de Lissabon-doelstellingen verwezenlijken en onze uitgaven voor onderzoek en ontwikkelen naar 3 procent van het BBP optrekken - wat nog steeds veel minder is dan in Japan of de VS -, niet ongelooflijk dat met het uiteindelijke besluit van de Raad de uitgaven maar tot 1,5 procent stijgen? Nog verbazingwekkender is dat het oorspronkelijk voorstel van het Luxemburgs voorzitterschap voorzag in een zelfs nog grotere vermindering van de middelen voor onderzoek en ontwikkeling. Gelukkig werd deze optie door talrijke landen verworpen. Tot die landen behoorde ook mijn land dat een duidelijke band zag tussen onderzoek en ontwikkeling enerzijds en groei en werkgelegenheid in de EU anderzijds. Dit beleidsterrein werd opnieuw onder de loep genomen door het voorzitterschap van de VK, dat voorstellen heeft gedaan tot verhoging van de kredieten. Ik juich deze verhoging van ganser harte toe maar zoals ik zojuist al zei, betreur ik het dat wij mijlenver verwijderd zijn van het door de Commissie en het Parlement gevraagde bedrag.

De lancering van dit programma geeft ons een reële kans om te leren van de fouten die we in het verleden hebben gemaakt en om deze te corrigeren. Een gebied waarop we onze inspanningen moeten concentreren is het inkorten van de financieringsprocedures. De huidige procedure is belachelijk lang. Niet alleen organisaties in mijn regio, de westelijke Midlands, hebben dit ondervonden. Ook de Europese Rekenkamer heeft vertragingen van tussen de acht en negen maanden gerapporteerd. Dat is onacceptabel lang en dat moet drastisch worden ingekort. De lange procedures veroorzaken heel veel problemen. Niet het minste daarvan is het feit dat deelnemers gedurende lange tijd geld moeten voorschieten. Dit is een probleem dat we dringend moeten aanpakken.

De late betalingen zijn met name funest voor kleine en middelgrote ondernemingen. We hebben het er in dit Parlement voortdurend over dat we de kleine en middelgrote ondernemingen willen steunen, want die zijn de belangrijkste motor van groei in de EU. Hun financiële situatie wordt echter zwaar beproefd door dergelijke vertragingen. Toch vertelt de Commissie ons dat we ons, zoals gezegd, op de kleine en middelgrote ondernemingen moeten concentreren en dat we deze moeten stimuleren om aan het programma deel te nemen. Misschien moeten we, voordat we ze gaan stimuleren, er eerst voor zorgen dat we ze niet ontmoedigen. Zorgt u er daarom alstublieft voor dat die betalingen snel gedaan worden.

Door de late betalingen wordt men ook geconfronteerd met het beginsel van jaarlijkse begrotingen. Aangezien de Commissie het bestaan van deze problemen heeft erkend, vraag ik dringend om de oplossing hiervan prioritair te stellen. De Commissie moet ervoor zorgen dat de financiering doelmatig en effectief wordt beoordeeld, geselecteerd en toegewezen.

Bovendien moeten de deelnemers van te voren weten op welke datum de beslissing wordt genomen, zodat ze naar behoren kunnen plannen. Dit is alleen mogelijk als de methoden en procedures in de toekomst worden vereenvoudigd en de selectie wordt versneld. Dit zal ook leiden tot veel meer samenhang in de aanpak. Het zal onnodige bureaucratie voor de deelnemers voorkomen en de selectie van de onderzoeksvoorstellen versnellen. Ook zal het leiden tot een grotere transparantie, omdat het de toegang tot het programma vergemakkelijkt voor de zeer vele organisaties die ik zo-even heb genoemd.

Een obstakel hiervoor is het systeem van dubbele controle. De Commissie moet een enkelvoudig controle- en certificeringssysteem opzetten en specifieke regels aannemen en publiceren die door alle belanghebbende partijen als duidelijk en eerlijk worden gezien.

Omdat deze vereenvoudiging van de toegang tot financiering absoluut noodzakelijk is, steun ik de voorstellen van de Begrotingscommissie om een databank voor aanvragen te creëren en de Commissie aan te moedigen het proportionaliteitsbeginsel toe te passen op het aantal documenten dat moet worden overgelegd. Ik wil er echter ook bij de Commissie op aandringen dat zij aandacht besteedt aan de wijze waarop het programma wordt gecontroleerd. De controlemechanismen moeten worden gecoördineerd en we moeten, zoals ik al heb gezegd, onnodige duplicatie zien te vermijden en ervoor zorgen dat de totale kosten van de controle in verhouding staan tot de baten ervan.

Ter afsluiting wil ik de Commissie en de Raad eraan herinneren dat het de bedoeling is dat dit programma ten goede komt van de burgers en wetenschappelijke excellentie bevordert in de hele Europese Unie. Met het oog daarop denk ik niet dat we moeten proberen om alle aanvragers door een hoepel te laten springen voordat ze kunnen deelnemen. Integendeel, we moeten de middelen snel toewijzen aan degenen in Europa die zorgen voor wezenlijke innovatie en initiatieven en hen helpen om nieuwe financieringsmiddelen te vinden, opdat wij onze concurrentiekracht kunnen vergroten ten opzichte van de andere regio’s van de wereld. Zoals ik en mijn collega’s hebben gezegd, erkent iedereen de vitale rol die onderzoek en ontwikkeling spelen bij de aanpak van de uitdagingen die de zich snel ontwikkelende economieën van China en India voor ons betekenen. Daarom vraag ik de Commissie dringend om iedere euro van dit programma zo doelmatig mogelijk te gebruiken en ervoor te zorgen dat er een uitvoeringspercentage komt van 100 procent.

Tot slot wil ik ook onze leiders in de Raad oproepen om over de grenzen van de EU heen te kijken en onszelf te vergelijken met andere regio’s van de wereld. Laten zij dit beleid opnieuw tegen het licht houden en de middelen liever vroeger dan later verhogen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jamila Madeira (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. - (PT) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, waarde collega's, innovatie en kennis zijn de steunpilaren van de ontwikkeling in de Europese Unie genoemd. Als zo'n definitie echter haar vruchten moet afwerpen, is investering in menselijke hulpbronnen op het gebied van wetenschap en technologie, en vooral in jonge wetenschappers, van essentieel belang en uitermate relevant als we de doelstellingen van Lissabon willen behalen, die we hebben vastgelegd voor de financiële vooruitzichten 2007-2013.

De werkelijkheid is dat Europese breinen het gebied van de Unie verlaten en hun toevlucht nemen tot meestal de VS, waar hun betere werkomstandigheden - of liever gezegd: laboratoriumomstandigheden - en betere betaling worden gegarandeerd. Wij beginnen dus al laat en hebben bovendien een achterstand, en daarom moeten we ons tot het uiterste inspannen om dit scenario te veranderen. Het doel is om niet alleen nieuwe onderzoekers vast te houden, maar ook heel veel oude onderzoekers die we hebben geëxporteerd, terug te halen naar dit oude continent dat er als nieuw wil uitzien. Daarnaast moeten we onderzoekers uit derde landen aantrekken met nieuwe prikkels en wederzijdse erkenning van kwalificaties.

Tot slot wil ervoor te pleiten dat de onderzoekers, die de ziel zijn van dit zevende kaderprogramma, in dat programma niet alleen maar die ene minuut krijgen die de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken in dit debat heeft gehad.

 
  
MPphoto
 
 

  Markus Pieper (PPE-DE) , rapporteur voor advies van de Commissie landbouw. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de commissaris, dames en heren, voor het eerst wordt in de programma’s voor onderzoekssteun een apart hoofdstuk gewijd aan landbouwkundig onderzoek. Voor innovatie op het gebied van voedingsmiddelen, landbouw en biotechnologie is in de periode 2007-2013 ongeveer 1,9 miljard euro beschikbaar. De Commissie landbouw juicht deze expliciete aandacht voor landbouwkundig onderzoek ten zeerste toe. In het kader van het onderzoek op energie- en milieugebied zijn er voor landbouwkundig onderzoek nu extra mogelijkheden om Europese steun te ontvangen. We leveren op deze wijze niet alleen een bijdrage aan duurzaam onderzoek en duurzame ontwikkeling in de landbouwsector, maar we helpen de boeren ook om de landbouwhervorming van 2003 door te voeren en over te schakelen op productiesystemen die de internationale concurrentie aankunnen. De innovatieve proefbedrijven in de landbouw en voedingsindustrie, de landbouwkundige instituten, de ministeries en de beroepsorganisaties en -verenigingen moeten zich nu allemaal zodanig voorbereiden dat ze kunnen profiteren van de door Europa geboden mogelijkheden voor innovatieve steun.

 
  
MPphoto
 
 

  Giovanni Berlinguer (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie cultuur en onderwijs. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijn toespraak zal korter zijn dan vier minuten. Ik wil simpelweg één punt beklemtonen, namelijk de grote waarde die in dit kaderprogramma wordt toegekend aan de relatie tussen wetenschap en maatschappij. Men hoeft maar te denken aan de acties ter bevordering van gelijke kansen voor vrouwen in het wetenschappelijk onderzoek tot op het hoogste niveau, aan de actie ‘Jongeren’, aan de relatie tussen burgers en wetenschap en aan de verhouding tussen de onderwijs- en opleidingsstelsels die zich laten inspireren door de humanistische cultuur en de eis van wetenschappelijke vooruitgang.

Ik wil benadrukken dat de wetenschap - en nu zeg ik iets triviaals - een intrinsieke waarde en niet alleen een instrumentele waarde heeft. Wetenschap komt niet alleen neer op productie of concurrentie, hoe belangrijk die aspecten ook zijn. De wetenschap moet beschouwd worden als een gemeenschappelijk goed en de wetenschappelijke verworvenheden moeten voor iedereen toegankelijk zijn.

Juist nu de Europese Unie haar wetenschappelijke activiteiten moet uitbreiden en haar blik vestigt op kwaliteit en nieuwe thema’s, heeft zij de essentiële taak om naar de rest van de wereld te kijken. Zij mag zich niet in zichzelf opsluiten. De verworvenheden van de wetenschap moeten voor iedereen toegankelijk worden gemaakt. De situatie in de wereld laat wat dat betreft veel te wensen over: een aanzienlijk deel van het onderzoek en de kennis komt het welzijn van 10 procent van de bevolking ten goede, terwijl de resterende 90 procent achter het net vist.

Er moeten uiteraard belangrijke maatregelen worden genomen, waaronder de beperking van octrooien als deze van invloed zijn op het collectieve welzijn, met name ziektes. Ik sluit af met een opmerking over de ethische kwestie. Ik ben het volledig eens met wat collega Busquin heeft verklaard: de besluiten die in dit Parlement genomen worden, moeten volledig aansluiten bij de besluiten die elders genomen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Giles Chichester, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik voel me eigenlijk heel klein in de aanwezigheid van dit uitgelezen gezelschap van rapporteurs en rapporteurs voor advies. Ik heb gehoord dat er eerder vanavond vriendelijke woorden zijn uitgesproken en ik wil dit beantwoorden door de commissaris, het voorzitterschap en mijn collega’s, de rapporteur en de schaduwrapporteurs te bedanken voor hun zeer constructieve betrokkenheid bij dit project. We hebben heel hard gewerkt en ik koester de gedachte dat we de Raad en de Commissie door druk uit te oefenen ertoe hebben gebracht om net iets meer toe te geven dan ze hadden gewild, ofschoon misschien niet zo veel als wij hadden gewild: dat is goed zakendoen.

Ik deel de gevoelens van een aantal collega’s dat het spijtig is dat we de Raad er niet van hebben kunnen overtuigen om nog wat dieper in de zakken van onze belastingbetalers te tasten en de uitgaven voor onderzoek verder te verhogen. Het is jammer dat de eerdere retoriek niet werd gevolgd door daden.

Ik hoop van ganser harte dat het pakket waarover een compromis is bereikt, morgen zal worden aangenomen. Het zal een krachtig signaal uitzenden naar de onderzoeksgemeenschap en duidelijk maken dat we onze zaakjes voor elkaar hebben en de wetgeving op tijd van kracht zal zijn.

De voor mij nieuwe en opwindende aspecten van dit kader betreffen met name de Europese Onderzoeksraad en het concept van uitmuntendheid. Wij hebben namelijk beide nodig om op wereldschaal te kunnen concurreren. Ik verwelkom de stimulering van kleine en middelgrote ondernemingen, beginnende onderzoekers en vrouwen in de wetenschap, evenals de gezamenlijke technologische initiatieven, vooral denkend aan de heer Prodi.

Afsluitend wil ik eveneens een andere instelling van de Europese Unie, namelijk de Europese Rekenkamer, bedanken voor haar bijdrage aan de werkzaamheden met betrekking tot de regels voor deelname, waarvoor wij haar om een advies hadden gevraagd. Hopelijk hebben we de deelname aan het kaderprogramma voor onderzoek simpeler en duidelijker gemaakt en het afleggen van rekenschap verbeterd.

 
  
MPphoto
 
 

  Reino Paasilinna, namens de PSE-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteurs bedanken en vooral de heer Busquin, die hier vlak bij mij zit. Hopelijk helpt het kaderprogramma voor onderzoek ons om enkele stappen in de richting van de doelstellingen van Lissabon te zetten. Het Parlement heeft zijn steun gegeven aan dit uitstekende pakket, en mijn fractie doet dit ook.

De miljard euro in het risicofonds is bestemd ter ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf. Juist deze kleine en middelgrote ondernemingen moeten in staat zijn de uitdaging tegenover de grote ondernemingen op te pakken en mensen werk te verschaffen. Het is noodzakelijk meer in onderzoek te investeren. Desondanks investeert slechts één land meer dan 1 procent van zijn begroting in onderzoek en ontwikkeling, en dat land is Finland.

De investeringen van de Europese Unie in onderzoek zijn lager dan in de Verenigde Staten van Amerika, zelfs indien het geld dat daar wordt besteed aan defensieonderzoek niet wordt meegeteld. Met het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek komen er nieuwe onderzoeksgebieden en nieuwe initiatieven.

De technologische initiatieven verbeteren de mogelijkheden voor het bedrijfsleven om aan het kaderprogramma deel te nemen. De Europese Wetenschapsraad van de Europese Onderzoeksraad (ERC) zal verantwoordelijk zijn voor het beheer van het fundamenteel onderzoek. Het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie is daarentegen gericht op het ondersteunen van ondernemerschap. Het Europees Instituut voor Technologie kan een topuniversiteit voortbrengen die met andere universiteiten concurreert. Ook het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, dat nu meer dan 2 000 onderzoekers heeft, is in deze sectoren actief.

Ik vrees dat er gefragmenteerd te werk zal worden gegaan en onnodige overlapping ontstaat. Sollicitanten zijn in verwarring en vragen zich af waarvoor zij eigenlijk solliciteren. Voor de maan misschien?

Ik wil de Commissie daarom vragen het Parlement te vertellen hoe zij de Europese architectuur voor onderzoek en ontwikkeling wil organiseren, zodat de ontwikkeling niet wordt vertraagd door verwarring. Het ERA-Net is een belangrijk onderdeel van dit werk, maar hebben wij niet al te veel communautaire initiatieven? Weet de rechter commissaris wat de linker commissaris doet?

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  Patrizia Toia, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Het wetenschappelijk onderzoek is een belangrijke draagpijler van het Europese streven naar groei. Dit geldt niet alleen voor de economie maar voor de gehele maatschappij. Dankzij onderzoek wordt het menselijk kapitaal verbeterd. Het doel van onderzoek is de verbetering van het maatschappelijke leven, de gezondheid en de kennis. Naast deze positieve aspecten zijn er echter in ethisch opzicht tekortkomingen op het vlak van het onderzoek naar stamcellen, vanwege de manier waarop artikel 6 geformuleerd is. Het is niet zo dat wij de vooruitgang willen tegenhouden of allerlei beperkingen pogen op te werpen: wij willen alleen maar zeggen dat ook de wetenschap en het wetenschappelijk onderzoek behoefte hebben aan regels en richtlijnen.

Het leidend beginsel is dat de mens het primaat heeft, als wij althans niet de middelen en doeleinden willen revolutioneren. Een ethisch standpunt is gewoon onvermijdelijk, zodra het onderzoek tot het genetisch erfgoed doordringt en de wetenschap de bron van het leven en dus de oorsprong van de mensheid beroert. Denken dat het onderzoek zichzelf wel regelt en alleen af kan gaan op zichzelf en zijn eigen ontwikkeling, is kortzichtig. Daarmee draaien wij onszelf een rad voor ogen. Wij kunnen ons dus niet vinden in de formulering van artikel 6, omdat het onaanvaardbaar is dat met Europees geld onderzoek wordt gefinancierd waarbij embryo’s vernietigd kunnen worden!

Daarom was het zo belangrijk, mijnheer de commissaris, om een cut-off-date af te spreken, een vaste termijn voor het gebruik van cellijnen die op een bepaald tijdstip verwijderd zijn. Zo’n termijn is niet afgesproken. Jammer, want zodoende hadden wij een bewijs kunnen krijgen dat in de toekomst geen embryo’s speciaal voor onderzoek zullen worden gebruikt. Dat is dus allemaal niet doorgegaan, en daarom is ons oordeel kritisch.

Er is echter één passage in de bijlage bij de verklaring waarin verwezen wordt naar het besluit om geen onderzoek te financieren waarbij embryo’s vernietigd worden. Wij vragen aan de Commissie om die toezegging na te komen. De Commissie moet ervoor zorgen dat dit niet slechts een gelegenheidsverklaring wordt waar verder geen consequenties aan verbonden zijn. Aangezien de verklaring van de Commissie en de bijlage het risico lopen gescheiden te worden van de verordening en dus verloren te gaan, moeten de Commissie en de Raad er uitdrukkelijk op aandringen dat deze gekoppeld blijven aan de verordening, dat ze met andere woorden een vast onderdeel daarvan vormen, zoals - naar ik meen - de commissaris in zijn toespraak ook al zei. Bovendien willen wij dat dit juridisch wordt vastgelegd, zodat het niet blijft bij een politieke bereidheid die niet verder komt dan de notulen van deze nachtzitting.

Morgen wordt een belangrijke dag voor het wetenschappelijk onderzoek, maar wij kunnen een gevoel van verbittering niet onderdrukken, omdat wij soms tijdens de besprekingen op een onverzettelijke houding zijn gestuit. Wij zullen dus blijven protesteren zolang er oplossingen voor stamcellen komen die niet duidelijk zijn en de waarden van het leven niet eerbiedigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Turmes, namens de Verts/ALE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de samenleving gaat niet vooruit door instellingen, maar door moedige en intelligente vrouwen en mannen die initiatieven nemen en daaraan vast houden.

Commissaris, u bent een van deze mannen. U heeft begrepen dat het klimaat verandert en dat de energiebronnen opraken. Dat zijn de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw. Collega’s, het is een race tegen de klok. We hebben misschien maar tien, vijftien of ten hoogste twintig jaar om uit de val te komen die ongetwijfeld gaat leiden tot bloedvergieten, oorlogen, weersanomalieën en ziekten. Het zal een ramp worden voor deze planeet. De enige manier om hieraan te ontsnappen is door massaal en snel te investeren in het intelligent gebruik van energie en in hernieuwbare energiebronnen en materialen.

We hebben nu een onderhandelingsresultaat bereikt dat ons in staat stelt om tenminste 50 procent van het geld voor niet-nucleair onderzoek voor hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie te gebruiken. We hebben een afspraak over drie onderwerpen. Ten eerste moet energie-efficiëntie een horizontale prioriteit worden over de hele breedte van het onderzoek - het gaat om materieel onderzoek en ICT, waar de energie- en hulpbronnendimensie bij moet worden betrokken. Commissaris, u moet een coördinerend orgaan instellen om dit mogelijk te maken, en niet alleen op papier, maar ook in de praktijk.

Het tweede onderwerp betreft hernieuwbare energiebronnen. In Europa zijn wij wereldleider als het gaat om de technologie op dat gebied, omdat we met behulp van het vierde, vijfde en zesde kaderprogramma geld hebben geïnvesteerd in windenergie, fotovoltaïsche zonne-energie en biomassa. Ik wil dat Europa met het geld van het zevende kaderprogramma ook wereldleider wordt in offshorewindenergie, elektriciteit en warmte uit zonne-energie en mariene technologie. Die kant moeten we op. Het derde onderdeel van onze afspraak is dat deze punten zullen worden bewaakt.

Tot slot is ITER het verkeerde besluit. Waarom? Omdat iemand me verteld heeft dat hoe kleiner kans op een technologische doorbraak is, hoe groter de kans op een internationale overeenkomst.

 
  
MPphoto
 
 

  Miloslav Ransdorf, namens de GUE/NGL-Fractie. - (CS) Dames en heren, als ik zo om me heen kijk, dan heb ik het idee dat hier een van Murphy’s wetten in werking is, namelijk dat hoe belangrijker een kwestie is, hoe minder aandacht het krijgt, en dat ondanks het feit dat commissaris Potočnik, collega Buzek en al zijn medewerkers uitstekend werk hebben geleverd. Ze behoren tot de allereersten die naar de behoeften van de nieuwe lidstaten hebben gekeken, waar er veel en veel te weinig geld beschikbaar is voor onderzoek en wetenschap. Een van de dingen die ons nu echter te wachten staan, is ervoor te zorgen dat de middelen in grotere mate dáár terechtkomen, waar het multiplicatoreffect het grootst is. Ik denk bijvoorbeeld aan de nanowetenschappen en nanotechnologieën, een vakgebied waarvoor de kredieten ten opzichte van de oorspronkelijk plannen helaas zijn verminderd. Maar het meeste werk dient te worden gestoken in een nieuw mediabeleid, om er voor te zorgen dat het aanzien van de wetenschap en van de wetenschappers in de maatschappij wordt verhoogd, en er zich een ware pioniersgeest - in Amerika pioneering spirit genoemd - in de hoofden van de mensen settelt. Op die manier kan men van het zevende kaderprogramma het vlaggenschip van de Lissabonstrategie maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Leopold Józef Rutowicz, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, wil de Europese Unie een van de voortrekkers van de moderne economie zijn, dan is het zevende kaderprogramma absoluut noodzakelijk. Het is goed voor het welzijn van de burgers, de volksgezondheid en de milieubescherming. We moeten wel prioriteiten stellen in de economie, de politiek en de milieubescherming, en die prioriteiten moeten dan financiële en organisatorische steun krijgen. Een van die prioriteiten is het verminderen van het gas- en olieverbruik. Olie en gas zijn duurder geworden en moeilijker te krijgen, en dat heeft een negatieve weerslag op de economie en de levensstandaard.

In de VS heeft men door onderzoek en experimenten de biobrandstoffen zodanig kunnen ontwikkelen, dat nu motoren worden gemaakt die lopen op biobrandstoffen. Hierdoor kan de invoer van brandstoffen worden verminderd en wordt de vraag naar landbouwproducten gestimuleerd, wat goed is voor de landbouw. De bouw van moderne kerncentrales die zijn afgestemd op het Europese energiesysteem en ook van centrales waar wind-, water- en zonne-energie wordt opgewekt, garandeert economische stabiliteit. Bovendien beperken zulke energiebronnen het broeikaseffect en de milieuvervuiling. Het vloeibaar of gasvormig maken van steenkool heeft hetzelfde effect.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, in dit Parlement wordt nooit enig respect betoond voor het subsidiariteitsbeginsel. Er wordt nooit een voorstel ingediend om de politieke macht van de EU terug te verhuizen naar de lidstaten. Wat wetenschappelijk onderzoek betreft zijn er echter valide economische argumenten voor meer investeringen van de EU. Een zuivere markteconomie brengt te weinig onderzoek met zich mee, omdat het rendement van de onderzoeksinvesteringen aan iedereen ten deel valt, terwijl de kosten door afzonderlijke ondernemingen moeten worden gedragen. Daarom is het lonend voor de belastingbetalers om fundamenteel onderzoek te financieren. Als meerdere landen samenwerken, wordt het uit het oogpunt van de nationale financiën nog lonender, omdat dan een groter deel van het rendement bij de belastingbetalers terugkomt. Het is een uitstekend idee om een Europese Onderzoeksraad op te richten en om het vrije verkeer van onderzoekers in de EU te vergemakkelijken. We moeten echter ‘nee’ zeggen tegen staatsinmenging en tegen meer bureaucratisering. Wat vereist is, zijn meer middelen voor onderzoek, plus openheid en vrij verkeer. Er wordt hier gesproken over onderzoeksmanagement, maar toch zijn het de politici, bureaucraten en nieuwe Europese instellingen die meer ruimte krijgen.

Tot slot herinner ik u aan de groteske verdeling van de middelen. De kosten van het zevende kaderprogramma zijn één zevende van de kosten van het landbouwbeleid van de EU. De onderzoeksmiddelen zijn van levensbelang voor de toekomst van Europa. Het landbouwbeleid daarentegen verspilt middelen, zuigt de consumenten van Europa uit en verergert de armoede in de wereld. Een verdubbeling van de middelen, een halvering van de landbouwsubsidies en een daling van de EU-heffingen met 40 procent is een genade waar wij in stilte om bidden.

 
  
MPphoto
 
 

  Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het feest hier vanavond niet bederven. Ik denk dat we trots kunnen zijn op wat we hebben bereikt - de Europese Onderzoeksraad, het streven naar uitmuntendheid in verschillende programma’s - maar mijns inziens moet vanavond ook gezegd worden dat dit niet genoeg is. Het is niet genoeg, als wij het vergelijken met wat we op Europees niveau hadden kunnen doen. Het is belangrijk dat de vertegenwoordigers van de Raad, evenals u, commissaris, dat niet vergeten. Onderstreept moet worden dat we niet nog eens zeven jaar kunnen wachten met het opvoeren van onze inspanningen. Die zijn nodig om bij te blijven bij de andere werelddelen, zeer zeker als we de leidende kenniseconomie in de wereld willen worden.

Als schaduwrapporteur ben ik trots op wat wij van onze kant hebben bereikt. We wilden dat het voor kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijker zou worden om toegang te krijgen tot het programma, en dat hebben we bereikt. We wilden een betere financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen, en dat hebben we bereikt. We wilden ervoor zorgen dat universiteiten deel kunnen nemen aan de projecten zonder geld te verliezen aan indirecte kosten, en dat hebben we bereikt. Ook wilden we minder bureaucratie, en dat hebben we bereikt. We wilden de mogelijkheden vergroten om intellectuele-eigendomsrechten te gebruiken, en dat hebben we bereikt.

We zijn blij met wat we hebben bereikt, maar dat laat ook meteen zien dat we verdere stappen moeten nemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Catherine Trautmann (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement is er net op tijd in geslaagd om deze krachttoer te voltooien en het zevende kaderprogramma aan te nemen. Op die manier heeft het ervoor kunnen zorgen dat het onderzoek geen jaar lang aan de zijlijn hoeft te staan en dat de mooiste aller uitdagingen kan worden opgepakt, namelijk die van de netwerkintelligentie.

Ik wil wijzen op enkele positieve stappen vooruit: de vaststelling van met het leven verbonden prioriteiten zoals gezondheid, energie en milieu, de ondersteuning van ITC met haar horizontale impact op alle beleidsvormen van de Unie, de aandacht voor het MKB als locomotief van het mededingingsvermogen - dat beter gegarandeerd kan worden dankzij het fonds voor risicodeling - en tot slot een vertrouwenwekkende visie op de hulpbronnen voor de toekomst via de versterking van de Marie Curie-beurzen en de instelling van de Europese Onderzoeksraad. Als schaduwrapporteur voor het specifiek programma ‘Ideeën’ ben ik verheugd over het feit dat de EOR, waarvan de werkzaamheden zullen worden verricht voor en door onderzoekers, een nieuwe vorm van wetenschappelijk bestuur is en onder medebeslissing zal vallen.

Het Europees Parlement heeft blijk gegeven van eenheid en verantwoordelijkheidsbesef. Ik betreur evenwel dat de begroting niet volstaat om de Amerikaanse en Japanse concurrenten in te halen, die meer dan twee keer zoveel in onderzoek investeren als wij. De Raad moet onze boodschap van steun aan uw adres, mijnheer de commissaris, ter harte nemen. De verdienste van dit kaderprogramma is dat de globalisering een menselijke betekenis krijgt, en het is de moeite waard om daar een extra financiële inspanning voor te leveren. Laten wij afspreken dat wij elkaar terug zien tijdens de herziening van de financiële vooruitzichten.

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Casini (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het Europa waar wij van dromen, is in eerste instantie het Europa van de mensenrechten en dan pas het Europa van de markt. Het is het Europa van de solidariteit jegens de kleinsten en dan pas het Europa van de mededinging. Ik dank u derhalve voor de ophelderingen die u vanavond hebt geleverd, maar u weet dat deze preciseringen onvolledig blijven, net zoals de formulering van het gemeenschappelijk standpunt vaag blijft. U weet tevens dat het Europese geld onder meer de vernietiging van menselijke embryo’s zal stimuleren.

Ik denk met vreugde terug aan het jaar 1989, toen de leden van de Europese volkspartij en de socialisten eensgezind stemden voor de toezegging om nooit experimenten op het menselijk embryo te verrichten tenzij men het embryo wilde redden. Vandaag zijn wij bezig dit standpunt omver te gooien. Beweerd wordt dat er onmiddellijk geld ter beschikking moet komen en dat er daarom geen ruimte meer is voor overpeinzing. Toch zou het voldoende zijn als de Raad akkoord ging met de authentieke interpretatie zoals die in de twee amendementen staat die velen van ons hebben ingediend. Ik hoop dat deze amendementen in ieder geval in de specifieke programma’s worden opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Britta Thomsen (PSE). - (DA) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, ik wil de collega’s graag bedanken en enkele positieve elementen van het specifieke programma ‘Capaciteit’ naar voren brengen. Ten eerste zijn investeringen in onderzoeksinfrastructuren een essentiële voorwaarde voor innovatie en ontwikkeling van nieuwe kennis. Als we de onderzoeksinfrastructuren bekijken vanuit Europees perspectief, zien wij dat onderzoekers steeds meer over de grenzen heen gemeenschappelijke voordelen uit nieuwe investeringen kunnen halen. Nieuwe en gespecialiseerde vormen van onderzoeksinfrastructuren zijn kostbaar en zouden daarom voor een zo groot mogelijk aantal onderzoekers beschikbaar moeten zijn. Met gemeenschappelijke middelen kunnen we alle Europese onderzoekers een betere toegang tot de nieuwste instrumenten garanderen.

Ten tweede vind ik het belangrijk dat het programma middelen uittrekt voor een betere integratie van het aspect van de kennisverspreiding in het onderzoek. Als de samenleving maximale vruchten wil plukken van het Europese onderzoek moeten we ervoor zorgen dat de onderzoeksresultaten onder de aandacht worden gebracht van de burgers, de autoriteiten en het bedrijfsleven. Hoogwaardige verspreiding van onderzoeksresultaten kan bijdragen aan de legitimatie van de investeringen van de samenleving in onderzoek en kan bij jonge mensen interesse wekken om onderzoeker te worden. In dat verband is het ook goed om te benadrukken dat er extra aandacht is voor vrouwen in de onderzoekswereld en voor het uitbreiden van de mogelijkheden van vrouwen om in de onderzoekswereld binnen te komen. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in de onderzoekswereld is goed gedocumenteerd, niet in het minst door de eenheden voor vrouwen en onderzoek binnen de Commissie zelf. We moeten er ons daarom zowel op gemeenschapsniveau als op nationaal niveau voor inzetten dat een carrière als onderzoeker een aantrekkelijke keuze wordt voor zowel mannen als vrouwen.

Ten derde vind ik het belangrijk dat de uitwisseling van onderzoekspersoneel en directeurs van onderzoeksinstituten niet beperkt wordt tot partnerorganisaties in lidstaten, maar ook wordt uitgebreid naar partners in geassocieerde landen en derde landen. De kaderprogramma’s van de Europese Unie staan open voor een reeks partnerlanden, die de Commissie in sterkere mate bij het zevende kaderprogramma wenst te betrekken dan voorheen. De deelname van partnerlanden aan de uitwisseling van onderzoekspersoneel zal de Europese kennisdeling meerwaarde opleveren

 
  
MPphoto
 
 

  Cristina Gutiérrez-Cortines (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, beetje bij beetje heeft het Europees onderzoek meer ruimte gemaakt voor thema’s die verband houden met het milieu en met het onderwerp mens en cultuur. Op die manier wordt een groter belang toegekend aan deze gebieden en aan het behoud en voortbestaan ervan. De aandacht voor het historisch en cultureel erfgoed is daarvan een voorbeeld. Ik bedank iedereen in de commissie die daar steun aan heeft gegeven.

Hetzelfde kan gezegd worden van de opneming in het programma van de amusementsindustrie en de multimediale sector, de informatietechnologieën en de sociale wetenschappen, evenals van de opneming - een novum - van onderzoek in het kader van het verzamelen van inlichtingen en de strijd tegen het terrorisme.

Ik ben tevreden met de afspraken over het onderzoek met embryonale cellen. We hebben duidelijke grenzen gesteld en daarbij rekening gehouden met alle bestaande gevoeligheden. Financiering van het klonen van mensen, het klonen van mensen of het creëren van embryo’s voor onderzoek, alsmede het vernietigen van menselijke embryo’s zijn verboden. Daarop zal altijd controle worden verricht door regionale, nationale en internationale instellingen.

Wanneer ik met zieken en hun families spreek, word ik altijd ontroerd door hun vermogen om hoop te blijven koesteren. Ze weten dat zijzelf misschien niet meer zullen profiteren van de oplossingen, maar ze voelen zich verplicht om dat sprankje hoop levend te houden voor nieuwe patiënten. Ik zal het niet zijn die die hoop wegneemt.

Onderzoek is altijd een kenmerk van de Europese cultuur geweest: dat zegt Steiner, de grote Europese onderzoeker. Creativiteit en onderzoek zijn onze identiteit.

 
  
MPphoto
 
 

  Eluned Morgan (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde zeggen hoe ontzettend blij ik ben dat we dit onderwerp aan het afsluiten zijn. Wetenschap is cruciaal voor het concurrentievermogen van de Europese Unie. Wanneer je de economische giganten China en India ziet opkomen en ziet hoeveel computerwetenschappers er worden opgeleid in dat deel van de wereld, besef je dat we er stevig tegenaan moeten.

De Commissie onderkende dit in haar oorspronkelijke voorstel voor de financiering van dit programma. Het moet gezegd dat het antwoord van de Raad reeds onder het voorzitterschap van Luxemburg bijzonder teleurstellend was. Gelukkig waren de Britten er om de situatie te redden en de hoeveelheid geld die naar de wetenschapsbegroting gaat te vergroten. Het moet gezegd dat de rol van de heer Blair hierbij van cruciaal belang is geweest.

We moeten echter erkennen dat het nog steeds niet genoeg is: vijftig miljard is niet genoeg voor een programma van zeven jaar voor zevenentwintig landen. Dit is geen serieus voorstel. Op zijn minst moeten de lidstaten op een meer constructieve wijze samenwerken om die capaciteit op te bouwen, want dat is cruciaal. Ik verwijs naar wat de heer Turmes hier eerder heeft gezegd. Laten we energie als voorbeeld nemen. Hier is van vitaal belang dat wordt gekeken naar zaken als de Technologische Platforms en het nul-emisssiesplatform te kijken. Dat zijn initiatieven die echt iets kunnen doen aan de klimaatverandering. Als we daar niet zwaar in investeren en die koppeling tussen wetenschap, staat en particuliere sector niet benadrukken, is er geen enkele hoop dat we deze problemen kunnen oplossen. Het ideaal zou zijn deze zaken in de Europese Unie te ontwikkelen, om ze vervolgens naar China te brengen, en echt een verschil te maken.

Wat tot slot ‘capaciteiten’ betreft, is het cruciaal dat de armere regio’s van de Europese Unie een inhaalslag maken, wat betekent dat het essentieel is om het capaciteitenaspect van dit programma verder te ontwikkelen.

 
  
MPphoto
 
 

  Françoise Grossetête (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, onderzoek is onmogelijk zonder mensen. Daarom wordt het beroep van onderzoeker steeds belangrijker, en daarom geven wij steun aan de totstandbrenging van een daadwerkelijke Europese onderzoekruimte. Daarvoor is het nodig dat wij het beroep van onderzoeker naar behoren erkennen. Wij hebben onderzoekers nodig, wij moeten goede onderzoekers opleiden, wij moeten onze onderzoekers vasthouden of degenen die het Europees grondgebied hebben verlaten ervan overtuigen terug te keren, en wij moeten zelfs onderzoekers uit andere landen die zich bij ons willen voegen, naar Europa laten komen.

Daarom is het noodzakelijk de procedures voor toegang tot de Marie Curie-beurzen te vereenvoudigen. Wij moeten onze benadering van het onderzoek sterker afstemmen op de doelstellingen van Lissabon, en met name tweerichtingverkeer bevorderen tussen universiteiten en ondernemingen. Ook moet controle worden uitgeoefend op de efficiëntie van de toegekende steun en het gebruik van de openbare middelen, en moet de gelijkheid tussen mannen en vrouwen worden bevorderd. Tot slot moet bij de bescherming van intellectuele eigendom gekeken worden naar niet alleen de onderzoeksresultaten maar ook de individuele onderzoeker.

Tot slot verwachten wij van de Europese Commissie dat zij ons zo goed mogelijk op de hoogte houdt van de follow-up van dit programma.

 
  
MPphoto
 
 

  Dorette Corbey (PSE). - Voorzitter, het onderzoeksprogramma is een van de speerpunten van de Lissabon-strategie. Prima dus dat er meer geld wordt uitgetrokken. Jammer alleen dat het bij lange na niet genoeg is. Het is belangrijk dat er veel geld wordt uitgetrokken voor gezondheid en voor energieonderzoek. Er is op deze terreinen grote behoefte aan vernieuwend onderzoek. Voor energie is 2 miljard uitgetrokken en minstens de helft daarvan gaat naar duurzame energie en energie-efficiëntie. Er zijn veelbelovende ideeën die verder onderzoek verdienen en het is belangrijk dat de lidstaten op dit gebied veel meer samenwerken.

Bij de gezondheid is het van belang om de verwaarloosde ziektes en antibioticaresistentie op te pakken. Het is deze week Wereldaidsdag en een goed moment dus om te kiezen voor meer geld voor gezondheidsonderzoek. Goed ook dat 15% van het onderzoeksgeld gereserveerd is voor het midden- en kleinbedrijf. Maar dan is het natuurlijk wel nodig dat de opzet van de onderzoeksprogramma's veel en veel minder bureaucratisch wordt. Tot nu toe was de deelname van het MKB beperkt omdat er geen doorkomen aan was. Hopelijk kan dit nu veranderen.

Commissaris, tot slot graag nog uw aandacht voor het volgende: visserijonderzoek is van groot belang om visstanden te beschermen en overbevissing te voorkomen. Helaas is visserij geen afzonderlijk thema in het zevende kaderprogramma. Welke garanties geeft u dat er voldoende aandacht en geld is voor dit belangrijke onderzoekswerk?

 
  
MPphoto
 
 

  Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). - Voorzitter, minister, commissaris, collega's, dit zevende kaderprogramma is inderdaad een mijlpaal, als we kijken naar het budget en ook naar integraal beleid.

Als schaduwrapporteur van de PPE-DE voor Capaciteiten stel ik vast dat we erin zijn geslaagd om aanvullende budgetten, aanvullende mogelijkheden te krijgen voor de inzet van middelen uit de Structuurfondsen voor onderzoeksinfrastructuur op regionaal niveau. Met rapporteur Buzek, de heer Prodi, mevrouw Hübner en de Commissie regionaal beleid van het Parlement is het budget op die manier met vele miljarden vergroot. Dat kan decentraal. En samen met de risicodelende financieringsfaciliteit bij de EIB kan er fors worden geïnvesteerd.

De routekaart voor onderzoek en onderzoeksinfrastructuur die onlangs is uitgebracht, levert hiervoor de koers aan. Ik zie overal in Europa deze gezamenlijke investeringen, hightechcampussen en open innovatie ontstaan. We moeten, gelet op de keiharde wereldconcurrentie, komen tot meer focus, meer massa en meer samenhang tussen onderzoek en infrastructuur. Ik sluit af. Op die manier kunnen we komen tot de centra van excellentie voor nanotechnologie, micro-elektronica, gezondheidszorg enz. Geen brain drain maar een brain gain.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Březina (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, waarde collega’s, ik zou graag een aantal collega’s, en Jerzy Buzek in het bijzonder, willen bedanken voor het werk dat ze hebben verzet bij het opstellen van het verslag en bij het opstellen van amendementen op het zevende kaderprogramma, alsook andere collega’s voor hun werk aan verschillende programma’s, in het bijzonder het specifieke programma voor het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, waarvoor ik schaduwrapporteur ben.

In een tijd waarin zo’n vijfentwintig procent van de Europese wetgeving mede of geheel gebaseerd is op techniek en wetenschap, is de rol van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek buitengewoon cruciaal. Deze instelling maakt deel uit van de Europese Commissie en is verantwoordelijk voor het vergaren van wetenschappelijk materiaal ten behoeve van wetsvoorstellen. Het is dan ook van cruciaal belang te zorgen voor hoogkwalitatief onderzoek en een adequate financiering ervan. Verder beschouw ik het geheel aan regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma als een groot succes, aangezien het mogelijk is geweest de regels voor indiening te vereenvoudigen, en wel voornamelijk voor universitair onderzoek. Ik hoop dat het verlagen van deze administratieve drempel zichtbaar zal worden in een betere benutting van het potentieel dat er in Europa bestaat op het gebied van onderzoek en wetenschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Romana Jordan Cizelj (PPE-DE). - (SL) Ik zal het hebben over het Euratom-programma. Ook in de volgende jaren zal de Europese Unie financiële steun bieden aan onderzoek op het vlak van kernsplijting en bescherming tegen radioactieve straling. Helemaal nieuw is echter de verhoging van de financiële middelen voor onderzoek naar kernfusie. We wachten op de start van de bouw van de grootste kernfusiereactor voor testen ter wereld, wat niet enkel een Europees maar ook een mondiaal project is. Het programma op zich is ambitieus en voldoet aan de energiedoelstellingen van de Europese Unie op korte, middellange en lange termijn.

Ik hoop dat we in het Parlement het voorstel van de Commissie industrie, onderzoek en energie zullen aannemen, maar de amendementen die in het debat zijn ingediend zullen verwerpen. We waren het namelijk eens over een efficiënter gebruik van de financiële middelen en over het feit dat de Europese instellingen regelmatig op de hoogte gehouden worden van de uitvoering van het programma. Kernenergie hebben we ondergebracht bij de bronnen die belangrijk zijn voor betrouwbare en duurzame Europese energie. We hebben de klemtoon gelegd op adequaat personeel en op voldoende en correcte informatie van de burgers over vredelievend gebruik van kernenergie. Ik ben tevreden met de inhoud, maar niet met de beschikbare financiële middelen.

Ik wil hier mijn dank uitspreken aan iedereen die dit programma mee vorm gegeven heeft.

 
  
MPphoto
 
 

  Ján Hudacký (PPE-DE). - (SK) Ik wil mijn waardering uitspreken voor het feit dat de Commissie industrie, onderzoek en energie van meet af aan heeft geprobeerd om op zo transparant mogelijke wijze heldere regels vast te stellen voor deelname aan het zevende kaderprogramma. Een evenzo verantwoordelijke benadering hebben wij gekozen bij de uitwerking van zo eenvoudig mogelijke administratieve procedures, vooral met het oog op de kleine organisaties die deelnemen aan het zevende kaderprogramma. De meeste van de beginselen die ten grondslag liggen aan de regels voor deelname aan Euratom zijn identiek aan de algemene regels die toepasbaar zijn op het zevende kaderprogramma. Met het oog op de beperkte tijd ga ik niet verder in op de akkoorden die reeds zijn bereikt. Toch hebben de voorschriften voor uitvoering van ‘Euratom’ op grond van het zevende kaderprogramma specifieke kenmerken. Daarbij gaat het vooral om het onderzoek naar beheerste thermonucleaire fusie. Ik waardeer het feit dat we ook in dit programma een akkoord hebben weten te bereiken en verschillende specifieke amendementen hebben goedgekeurd die ertoe zullen bijdragen dat het ITER-project doeltreffender ten uitvoer kan worden gelegd en er een aantal andere initiatieven kan worden gesubsidieerd die als prioriteiten worden beschouwd in de European Fusion Development Agreement.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Christian Ehler (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil kort reageren op hetgeen mevrouw Morgan zei. We zouden pas echt tevreden zijn als de heer Blair zich niet alleen sterk maakte voor een ruimere begroting, maar ook de rekening daarvoor betaalde. Mijnheer de commissaris, ik denk dat het Parlement u het moeilijk heeft gemaakt. Toch hopen we dat u nu vooruit kunt. Los van het kaderprogramma voor onderzoek zelf stuiten we ook op het probleem dat we dit programma moeten combineren met het kaderprogramma voor innovatie en concurrentievermogen en met de financiële instrumenten. Het Parlement heeft ingestemd met iets waarvoor de Raad ons extra financiële steun had beloofd. De kosten daarvoor worden nu met geld uit het programma gedekt. Dat was voor ons geen eenvoudige stap, maar we hebben ermee ingestemd omdat het ons vanuit algemeen strategisch oogpunt juist leek.

We moeten alleen wel nuchter constateren dat we de financiering van innovatie bekostigen met geld uit het onderzoeksprogramma. Dat brengt voor ons ook een verplichting met zich mee. Het Parlement heeft nog steeds de plicht toe te zien op de risk sharing facility. We zijn er nu dus niet van af, maar we zullen u steunen. Omdat het voor ons echter een grote stap was, vind ik wel dat we dit onderwerp ook inhoudelijk zullen moeten blijven volgen. We hebben dus een groot succes behaald, maar op u rust nu de taak om alles in elkaar te passen.

 
  
MPphoto
 
 

  Etelka Barsi-Pataky (PPE-DE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen alleen maar blij zijn dat het Europese kaderprogramma voor onderzoek de doelstellingen heeft bereikt en dat de akkoorden op tijd tot stand zijn gekomen. Ik zie een duidelijke garantie dat we onze onderzoekers kunnen behouden en motiveren. Verscheidene voorstellen van onze hand hadden als doel om deelname gemakkelijker en transparanter te maken. Met strakke beoordelingsprocedures en verspreiding van informatie op grote schaal kan een groter aantal mensen aansluiting vinden bij deze Europese projecten. Ik betreur evenwel de starheid van de Raad en de Commissie, die weigerden om te garanderen dat niet-aftrekbare BTW als gesubsidieerde kostenpost in rekening kan worden gebracht, ofschoon de Rekenkamer ons voorstel en de achterliggende motivatie ondersteunde. Het veelbelovende mechanisme van optionele forfaitaire financiering biedt echter verdere mogelijkheden voor onze universiteiten en onderzoeksinstituten en daarmee zouden zij verzekerd zijn van deelname in brede kring op de lange termijn. De regels voor deelname zijn dus in positieve zin aangepast en dat leidt tot grote tevredenheid en goede mogelijkheden voor onderzoekers in de nieuwe lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, allereerst wil ik de commissaris en de Commissie feliciteren. Het is immers een enorme prestatie dat de begroting in vergelijking met het zesde kaderprogramma met circa 63 procent wordt verhoogd. Het toont aan dat het juist was om de agenda van Lissabon als focus te gebruiken. Zowel het Parlement als de Raad hebben zich er volledig achter geschaard. We hebben ons jarenlang beziggehouden met het aanbrengen van verbeteringen. De compromissen die we hebben bereikt, geven een flinke impuls aan werkgelegenheid en groei. Ik denk nu al aan het achtste kaderprogramma. We hebben deze keer de begroting met 63 procent verhoogd. Ik hoop dat het achtste kaderprogramma eenzelfde groeipercentage zal laten zien.

Veel belangrijker is echter dat het technische werk nu achter de rug is en het echte werk kan beginnen. In 2009 zijn er weer verkiezingen voor het Europees Parlement. Dan zal er ook een nieuwe Commissie aantreden. Tot dan hebben we nog de tijd om onze successen te verzilveren. Ik wil u vragen om samen met commissaris Wallström en de voorzitter van de Commissie een plan op te stellen waarin staat hoe we de belanghebbenden voor wie het programma is bedoeld - of ze nu aan universiteiten, binnen bedrijven of in andere geledingen werkzaam zijn - er zo goed mogelijk van kunnen overtuigen dat we dit programma hebben opgesteld met het oog op de toekomst van Europa. Het programma zal leiden tot nieuwe producten en diensten waardoor we ons in de mondiale concurrentie kunnen handhaven.

Aangezien we meer dan vijftig miljard euro aan productbeleid uitgeven, vind ik dat we het eens moeten worden over een begroting voor marketing en publiciteit. Dan kunnen we ook de burgers laten zien welke vereenvoudigingen we tot stand hebben gebracht. Dit was een enorm karwei waarmee we Europa een dienst hebben bewezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Janez Potočnik, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, op dit late uur wil ik allereerst namens alle onderzoekers in Europa dit Parlement hartelijk danken voor de woorden van steun die tijdens dit drie uur durend debat uitgesproken zijn.

Velen van u hebben gesproken over de financiële steun. Helaas hebben we de weddenschap verloren, want ‘zeven’ had echt een geluksnummer kunnen zijn: zeven jaren, zevende kaderprogramma en zeventig miljard euro. Hoe dan ook, we kunnen nog steeds trots zijn op wat we hebben bereikt, want het is een aanzienlijke verhoging.

Ik ben ervan overtuigd dat het programma morgen zal worden aangenomen en dan kunnen we ons werk voor de toekomst voortzetten. Allereerst, voor wat betreft het thema “visserij”, kan ik eenvoudigweg toevoegen dat we nu een tweede thema hebben: “voedingsmiddelen, landbouw, visserij en biotechnologie”. Dit was de laatste verandering die tijdens het laatste debat is aangebracht, en deze is daarmee dus opgenomen.

Ik zou graag uw aandacht willen vragen voor een groot aantal belangrijke aspecten van hetgeen we bereikt hebben. We moeten in de toekomst allemaal rekening houden met de wijze waarop de Europese Onderzoeksraad zich zal ontwikkelen. Dit is een belangrijke stap voor Europa. Het feit dat we voor het eerst in de geschiedenis op EU-niveau hulpbronnen bijeen kunnen brengen en dat wij zonder politieke bemoeienis - inclusief de mijne - uitmuntendheid tot stand kunnen brengen, is een echte doorbraak. Dat is een grote verandering in mentaliteit en naar ik hoop de basis voor besluiten die in de toekomst op Europees onderzoeksgebied genomen zullen worden. We hebben Europese Technologische Platforms die het kaderprogramma ver overstijgen en die veel meer mogelijkheden bieden. We spreken over publiek-private partnerschappen in gezamenlijke technologische initiatieven, een heikele taak, die echter in de toekomst de moeite waard zal gebleken te zijn. We zullen deze processen ook nauwlettend moeten bewaken. We zullen te maken hebben met de financieringsfaciliteit voor risicodeling die u noemde, en ik ben me er zeer van bewust dat u vereenvoudigde procedures verwacht, hetgeen niet gemakkelijk te realiseren zal zijn. Ik zal mijn best doen, maar ik hoop wel oprecht dat ik de steun zal krijgen van iedereen die hierbij kan helpen.

Helaas heb ik moeten leren dat het soms eenvoudigweg niet mogelijk is om aan alle verwachtingen te voldoen. Wanneer je aan de ene kant te maken hebt met private behoeften die een snelle oplossing behoeven en aan de andere kant met publieke middelen, dan mag je er niet op rekenen dat je voor de volle honderd procent uitkomt. We zullen onze uiterste best doen, maar ik wil enkel benadrukken dat op een aantal gebieden het werk dusdanig is dat je onmogelijk op de volle honderd procent kunt uitkomen.

Het kaderprogramma dat wij op tafel leggen is een groot succes. Het kaderprogramma is echter slechts het fundament waarop wij moeten voortbouwen. We moeten verder gaan. Daarom wil ik direct beginnen met het debat over de Europese ruimte van onderzoek. Ik heb daar drie goede redenen voor. Ten eerste werd de ruimte van onderzoek in hetzelfde jaar als de Lissabon-agenda gelanceerd. Dat kan toeval zijn maar daar geloof ik niet in, want de Europese ruime van onderzoek is de kern van de Lissabon-gedachte.

Ten tweede beginnen we in 2009 met een nieuw debat over de financiële vooruitzichten. Dit zal niet alleen een nieuw debat zijn over de financiële vooruitzichten, maar ook over hoe de toekomst van Europa eruit zou moeten zien. We moeten in dit debat goed beslagen ten ijs komen. Pas als wij het debat over de Europese ruimte van onderzoek echt achter de rug hebben, zijn we sterk genoeg om te laten zien dat alle woorden die ik vandaag gehoord heb, de juiste woorden zijn. Bovendien zullen dan ook de anderen die woorden begrijpen.

Ten derde, wanneer we spreken over constitutionele en institutionele veranderingen, dan moeten we dat debat levendig voeren. Dit debat zal op korte termijn actueel zijn, en in dat opzicht is het van belang na te gaan hoe in de toekomst moet worden omgegaan met Europees onderzoek en Europese samenwerking op onderzoeksgebied. Er zijn redenen te over om hiermee rekening te houden in de internationale samenwerking, bij de verstrekking van financiële steun, bij de infrastructuurfaciliteiten en bij talloze andere kwesties die betrekking hebben op hetgeen we tot nu toe gedaan hebben en op de wijze waarop we het in de toekomst beter kunnen doen.

Wanneer we spreken over die befaamde drie procent, die wie allemaal in gedachten hebben, moeten we duidelijk maken dat we twee grote uitdagingen hebben. De ene uitdaging ligt bij de ontwikkelde landen: wij lopen achter als het gaat om de jaarlijkse financiële steun voor wetenschap en onderzoek. Wanneer we echter spreken over de ontwikkelingslanden dan is geld het probleem niet, maar het tempo. Deze landen gaan immers razendsnel vooruit. Dat zijn de twee uitdagingen waar we voor staan. Wanneer we het over drie procent hebben, dan moet duidelijk zijn dat dit percentage in twee delen kan worden opgesplitst: publieke financiering en private financiering. Aan de ene kant is publieke financiering eenvoudiger, omdat we daar direct besluiten over kunnen nemen, maar aan de andere kant is het niet altijd gemakkelijk om uit te komen op de cijfers die wij graag zouden willen, zoals bij het zevende kaderprogramma, maar toch bestaat er ook in dat geval directe politieke controle. Wanneer we echter spreken over private financiering, die onder normale omstandigheden goed is voor tweederde van de totale inspanning, dan hebben we geen enkele directe invloed. In dat geval kunnen we wel controle uitoefenen via maatregelen die daar directe invloed op uitoefenen, zoals staatssteun, belastingprikkels, intellectueel eigendomsrecht, regulering, normalisatie, sturende marktinitiatieven, overheidsbestedingen, risicokapitaalfinanciering, enzovoorts, maar als we eerlijk zijn, moeten we rekening houden met al hetgeen verband houdt met mededinging en interne markt.

Wat hoger onderwijs betreft: indien we niet snel vooruitgang boeken dan zijn het hoger onderwijs en de universiteiten in Europa de motor achter alles: arbeidsmarkt, financiële markten en tot slot de samenhang tussen de noodzakelijke macro-economische en structurele beleidsvormen. Wanneer we dus over deze kwesties spreken dan gaat deze bespreking alle regeringen, de hele Commissie en het hele Parlement aan. Hier kan niet eenieder op eigen houtje een oplossing voor zoeken. Daarom moeten we altijd naar het grotere geheel kijken en daarom is dit het debat dat we in de toekomst moeten voeren.

We moeten werken aan een positief klimaat en ik denk dat we dat hebben in Europa. We besteden nu zonder twijfel politieke aandacht aan kennis, onderzoek en ontwikkeling. Het gaat er echter niet zozeer om dat we dit allemaal hier krijgen; wij moeten het hier ook vasthouden. Waarom? Alleen indien we hier een aantal jaren strategisch en constant aandacht aan besteden, kunnen we rekenen op serieuze veranderingen in Europa.

Inderdaad, het is al bijna middernacht, maar ik weet zeker dat, als we samenwerken, het niet te laat zal zijn.

(Applaus)

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Mijnheer Potočnik, zelden zijn er te middernacht nog zoveel afgevaardigden in het Parlement aanwezig. Dat geeft wel aan hoe belangrijk dit debat is waar we zojuist bijna drie uur aan hebben besteed.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Gábor Harangozó (PSE). - (EN) Het zevende kaderprogramma is een bijzonder kaderprogramma. De inhoud, organisatie, implementatie- en beleidsinstrumenten vervullen een sleutelrol in de herlancering van de Lissabon-strategie omdat de nadruk wordt gelegd op innovatie en kennis op het gebied van groei en werkgelegenheid.

Door via het zevende kaderprogramma nieuwe, innovatieve ideeën naar voren te brengen en te ondersteunen, in een kader van uitgebreide transnationale samenwerking, kunnen wij daadwerkelijk streven naar een echte toenadering tussen wetenschap en maatschappij. Men moet erkennen dat er werkelijk sprake is van een Europese toegevoegde waarde wanneer universiteiten, onderzoekscentra en clusters, de industriële sector, het MKB en andere rechtsentiteiten kunnen samenwerken en deelnemen aan onderzoeksprojecten op grond van welbepaalde prioriteiten binnen één enkel meerjarig beheerskader.

Het zevende kaderprogramma moet uiteraard worden geïmplementeerd in overeenstemming met het ander communautair beleid, zoals het cohesiebeleid en de structuurfondsen, die tot op zekere hoogte tevens onderzoek en ontwikkeling stimuleren. De implementatie van het zevende kaderprogramma zal een hefboomwerking hebben op de doelstellingen van de ander communautair beleidsvormen op het gebied van groei, werkgelegenheid en mededinging. Kennis, capaciteiten en innovatieve technologieën zullen zonder twijfel bekend worden en worden overgedragen, aangepast en gebruikt door bedrijven in de gehele Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson (PPE-DE). – (EN) Ik geloof vast in de resultaten die de wetenschap ons kan brengen door niet-embryonaal stamcelonderzoek. Dit onderzoek moet worden gesteund, en we moeten zorgen voor resultaten. Somatische stamceltherapieën, waarbij gebruik wordt gemaakt van stamcellen van pasgeborenen of van de navelstreng en de placenta, hebben een hoogtepunt bereikt. Vergevorderde onderzoeken op menselijke onderzoeksobjecten leveren veelbelovende resultaten op. Vooruitgang wordt geboekt bij een groot aantal ziekten zoals hart- en leveraandoeningen, diabete, blindheid als gevolg van beschadigd hoornvlies, botontkalking, cystische fibrose, beroerten, de ziekte van Parkinson, multiple sclerose enzovoorts.

Ik ben er daarom van overtuigd dat wij, in het belang van de door ons vertegenwoordigde mensen, ervoor moeten zorgen dat bij de verstrekking van financiële steun prioriteit en sterkere prikkels worden gegeven aan onderzoekers die in de nabije toekomst door gebruikmaking van volwassen stamcellen een geneeswijze kunnen vinden voor ziekten.

Vervolgens ben ik van mening dat op gezette tijden een herziening moet plaatsvinden van de financiële steunverlening, om na te gaan waar wel en waar geen resultaten zijn geboekt.

 
  
MPphoto
 
 

  Lydia Schenardi (NI). - (FR) Het zevende kaderprogramma voor onderzoek wordt verondersteld een instrument te zijn dat in dienst staat van een volwaardig, vereenvoudigd en voor het MKB gemakkelijker toegankelijk onderzoeksbeleid en dat de banden tussen met name onderzoek en industrie kan versterken. Het slaagt daar bijna in.

Er zijn namelijk nog steeds ongerustheden en vragen, met name met betrekking tot niet alleen de deelname van het MKB - toegangskosten voor deelnemers, toegang tot het financieel instrument voor risicodeling -, maar ook de coherentie en mogelijke verwarring met andere communautaire beleidsvormen, evenals de verspreiding van kennis - kwaliteit, eerbiediging van intellectuele eigendom - en de rol van de lidstaten in het beheer van het programma. De looptijd van zeven jaar lijkt eveneens niet te stroken met snel evoluerende onderzoeksdoelstellingen, ofschoon verschillende etappes en evaluaties zijn gepland.

Wij betreuren eveneens dat het onderzoek met embryonale stamcellen niet verboden is en dat het Parlement evenals de Raad en de Commissie bij dit onderwerp genoegen neemt met eenvoudige preciseringen en beperkingen.

Toch is onderzoek, als dit wordt nagestreefd met een op uitmuntendheid toegespitst beleid, een van de zeldzame sectoren waarin de Europese Unie de nationale maatregelen echt van toegevoegde waarde kan voorzien.

 

19. Pyrotechnische artikelen (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0289/2006) van Joel Hasse Ferreira, namens de Commissie interne markt en consumentenbescherming, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (COM(2005)0457 - C6-0312/2005 - 2005/0194(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Markos Kyprianou, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens de Commissie en mijn collega de heer Verheugen, zou ik allereerst de heer Ferreira en het Finse voorzitterschap hartelijk willen danken. Ik ben zeer verheugd mijn collega bij deze kwesties te mogen vertegenwoordigen, omdat deze een grote invloed hebben op de bescherming en de veiligheid van de consument.

Het is duidelijk dat dit akkoord niet mogelijk zou zijn geweest zonder grote inspanningen van beide zijden. Het akkoord komt precies op tijd. Oudejaarsavond komt eraan en dan wordt het meeste vuurwerk in de lidstaten afgestoken. De richtlijn zal een interne markt creëren en daarmee uniforme en betere randvoorwaarden voor pyrotechnische artikelen, die niet alleen vuurwerk omvatten maar ook gasontwikkelaars in airbags en veiligheidsgordels.

Vooral de toeleveranciers van de automobielindustrie en de consumentenbeschermingorganisaties wachten vol ongeduld op deze richtlijn. Het is onzinnig dat de zevenentwintig lidstaten verschillende technische voorschriften hebben voor pyrotechnische artikelen, terwijl hun burgers binnen het Europa zonder grenzen gemakkelijk in de buurlanden vuurwerk kunnen kopen. De bescherming van de consument wordt aanzienlijk vergroot, omdat pyrotechnische artikelen die aan consumenten overal in Europa worden verkocht in de toekomst aan essentiële veiligheidsvoorschriften van de richtlijn moeten voldoen en onderworpen worden aan een conformiteitsbeoordeling. Bovendien zullen de uniforme normen waaraan de reclamecampagnes voor de producten in de verschillende lidstaten moeten voldoen, bijdragen aan een substantiële afname van de bureaucratische rompslomp.

De Commissie is zich er terdege van bewust dat het gebruik van vuurwerk bepaald wordt door verschillende tradities en gebruiken in de lidstaten. We kunnen daarom instemmen met het door het Parlement voorgestelde amendement dat bepaalde vuurwerkartikelen niet onder de richtlijn vallen wanneer ze door de fabrikant zijn vervaardigd voor eigen gebruik en als dat gebruik is goedgekeurd door de betreffende lidstaat.

Om dezelfde reden was het tevens noodzakelijk de lidstaten de mogelijkheid te geven om nationale maatregelen te treffen voor bepaalde categorieën pyrotechnische artikelen. Dit heeft met name betrekking op vuurwerk uit de categorieën 2 en 3, die enigszins verhoogd risico kunnen opleveren. Daarom zal in de toekomst voor het grote publiek het gebruik van rotjes en rotjes met flash in veel lidstaten verboden blijven. Als gevolg daarvan wordt dergelijk vuurwerk volledig uitgesloten van categorie 1, waar de lidstaten geen verdere beperkingen voor kunnen opleggen. Deze uitsluiting wordt gedetailleerd beschreven in essentiële veiligheidsvoorschriften en zal worden opgenomen in een mandaat van de Commissie aan het Europees Comité voor Normalisatie (CEN), nadat de richtlijn is aangenomen. De Commissie heeft dit bevestigd met een verklaring tijdens de onderhandelingen met de Raad en het Parlement.

Ik ben tevens verheugd dat er een akkoord is gesloten met de Raad over het etiketteren van pyrotechnische artikelen. Er is daarmee een evenwicht bereikt tussen strengere veiligheidsvoorschriften aan de ene kant en het vermijden van gecompliceerde en lastige voorschriften voor de fabrikanten aan de andere kant.

Concluderend zou ik erop willen wijzen dat het onderhandelingsproces opnieuw ruimschoots geprofiteerd heeft van de nauwe samenwerking tussen het Parlement, de Raad en de Commissie. De Commissie kan hierdoor instemmen met alle compromisamendementen. Ik vertrouw erop dat we deze richtlijn in eerste lezing kunnen aannemen.

 
  
MPphoto
 
 

  Joel Hasse Ferreira (PSE), rapporteur. - (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega's, de markt voor pyrotechnische artikelen omvat veel meer dan vuurwerk alleen. Het merendeel van die markt betreft veiligheidsuitrustingen voor auto's, zoals airbags en veiligheidsgordels. Vuurwerk maakt slechts 20 procent van deze markt uit, maar was toch de aanleiding tot de meeste amendementen op het door mij ingediend verslag. Ook zeevaartuitrusting die niet valt onder internationale verdragen is opgenomen in deze richtlijn. Aan de andere kant is een categorie van pyrotechnische artikelen voor theatergebruik toegevoegd en zijn de artikelen uit de lucht- en ruimtevaartindustrie erbuiten gelaten, omdat daar al een heel controlesysteem bestaat. De marktwaarde van de pyrotechnische artikelen in de auto-industrie beloopt 5,5 miljard euro, terwijl die van het vuurwerk rond de 1,4 miljard ligt.

Geachte collega's, met de aanneming van deze richtlijn dragen wij in belangrijke mate bij tot het vrije verkeer van pyrotechnische producten binnen de Europese Unie. Ook garanderen we een grotere veiligheid voor de consument en de professionele gebruiker. Harmonisering van de nationale veiligheidsvoorschriften in de verschillende marktsegmenten draagt bij tot een groter vertrouwen van de zijde van de consument en tot een vrijer verkeer van producten. De mogelijkheid van afwijkende regelgeving op nationaal niveau is hoe dan ook behouden gebleven, vooral waar het gaat om de minimumleeftijd voor het hanteren van bepaalde soorten vuurwerk.

We hebben ook rekening gehouden met specifieke situaties in Malta en in sommige gebieden van Italië waar vuurwerk door de producenten zelf wordt gebruikt bij bepaalde religieuze en culturele gebeurtenissen. In het licht van de hoeveelheid pyrotechnische producten die in Europa worden geïmporteerd uit met name China, hebben wij ook besloten om duidelijke verantwoordelijkheden neer te leggen bij de importeurs en distributeurs van pyrotechnische artikelen. Dat geldt vooral voor vuurwerk. De kwestie van de etikettering verdient onze grootste aandacht, net als de geluidsaspecten. Wat betreft de voertuigensector hebben we veel aandacht besteed aan de internationale dimensie van de Europese auto-onderdelenindustrie. De termijnen voor omzetting van de richtlijn zijn verlengd om het opstellen, respectievelijk actualiseren van adequate en geharmoniseerde normen mogelijk te maken.

Voorzitter, ik wil hier ook nog het akkoord benadrukken dat bereikt kon worden met de Europese Raad, ondanks de technische problemen die waren gerezen met de oorspronkelijke tekst van de ontwerprichtlijn en ondanks de aanmerkelijke culturele verschillen tussen sommige lidstaten, vooral waar het gaat om de verkoop en het gebruik van vuurwerk.

Waarde collega's, alvorens af te ronden wil ik de heer Oivukkamäki bedanken voor de rol die hij in dit proces heeft gespeeld namens het Finse voorzitterschap. Ook dank ik de heer Maik Schmahl, de vertegenwoordiger van de Europese Commissie in dit proces. Wij mogen echter evenmin het werk en de begeleiding vergeten van mevrouw Weisgerber, namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en de Europese Democraten, mevrouw Fourtou, namens de fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, mevrouw Rühle, namens de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie, en de heer Brie, namens de Confederale Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links. Het werk van voorzitter Arlene McCarthy was beslissend voor het hele proces, vooral tijdens de fase van de trialoog. Verder mogen we de heer Ortuondo, rapporteur van de Commissie industrie, onderzoek en energie niet vergeten, alsmede de belangstelling van de heer Joseph Muscat voor het hele proces.

Voorzitter, geachte collega's, in dit verband verzoek ik u om te stemmen voor alle compromissen waarover is onderhandeld met de verschillende fracties, de Raad en de Commissie, opdat we deze richtlijn in eerste lezing kunnen aannemen. Zo kunnen we een betere bescherming van de consument garanderen en het concurrentievermogen van de bedrijfstakken waarop deze richtlijn betrekking heeft, garanderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anja Weisgerber, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil allereerst de rapporteur hartelijk bedanken voor de prettige samenwerking. We hebben een mooi resultaat bereikt. De richtlijn betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen kan morgen in eerste lezing worden aangenomen en we hebben zelfs nu al overeenstemming bereikt met de Raad.

Door deze richtlijn worden in de Europese Unie 25 verschillende stelsels van wetgeving inzake explosieven geharmoniseerd. Daarmee hebben we weer een stukje bureaucratie weggenomen. Met deze richtlijn leveren we een flinke bijdrage aan de totstandkoming van de interne markt voor de handel in vuurwerk, airbags en andere pyrotechnische producten. Het is nu niet meer nodig om voor iedere lidstaat speciale producten te vervaardigen. Dat betekent een enorme kostenbesparing. De industrie kan zich nu richten naar uniforme voorschriften die in heel Europa van toepassing zijn. Ik heb me in het bijzonder ingezet voor een vereenvoudigde procedure voor professionele gebruikers van vuurwerk.

Doel van deze vereenvoudigde procedure is dat de fabrikant of importeur bij vuurwerk voor professionele gebruikers een eigen kwaliteitssysteem invoert. De fabrikanten en importeurs worden echter regelmatig aan controle door de bevoegde instanties onderworpen. Daarmee leggen we de verantwoordelijkheid weer meer bij de bedrijven zelf en voorkomen we onnodige bureaucratie. Op het gebied van de voertuigentechniek - daaronder vallen airbags en gordelspanners - konden we speciale regelingen treffen. Juist hier zijn strenge veiligheidsnormen vereist, zonder overtrokken eisen te stellen aan de etikettering van airbags die toch al in auto’s zijn ingebouwd.

Ik wil benadrukken dat vooral de consumenten van de nieuwe richtlijn zullen profiteren. Ze biedt immers meer veiligheid. Er zijn in het verleden enkele zeer ernstige ongelukken gebeurd omdat de veiligheidsvoorschriften in de lidstaten verschilden. Nu wordt een procedure ingevoerd waarbij de veiligheidsvoorschriften in alle lidstaten even streng zijn. We zullen morgen met de stemming over de richtlijn betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen de interne markt in deze sector realiseren en tegelijkertijd de veiligheid voor de consument vergroten.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Laperrouze, namens de ALDE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil preciseren dat ik namens mevrouw Fourtou spreek, die dit dossier namens onze fractie heeft gevolgd en helaas elders verplichtingen heeft. Mevrouw Fourtou wil met name de heer Hasse Ferreira, evenals haar collega’s van de andere fracties van harte bedanken voor hun werk. De geheel transparante samenwerking met hen, waarin iedereen naar iedereen luisterde, was een waar genoegen voor haar. Zij heeft ook deelgenomen aan diverse informele trialogen en geeft volledige steun aan de aanpak van de rapporteur.

Toch betreurt zij het dat met een wijziging van de Raad de verplichting van de lidstaten is geschrapt om tabellen op te stellen ter weergave van het verband met de richtlijn. Met het Interinstitutioneel Akkoord van 2003 hebben de drie instellingen zich ertoe verplicht om beter wet te geven en zij hebben het belang van deze tabellen erkend. Ogenschijnlijk wil de Raad nu deze verplichting niet meer nakomen. Mevrouw Fourtou dankt evenwel de rapporteur en het Fins voorzitterschap die hetzelfde standpunt hebben verdedigd, en omdat zij de procedure niet tegen wil houden, heeft zij onze fractie ervan overtuigd voor de compromisamendementen van de rapporteur te stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Malcolm Harbour (PPE-DE) . - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als coördinator van mijn fractie in de Commissie interne markt en consumentenbescherming, wilde ik hier vanavond met name aanwezig zijn om lof toe te zwaaien aan het team dat hieraan heeft gewerkt, aan de heer Hasse Ferreira die hier op uitzonderlijke wijze leiding aan heeft gegeven, en in het bijzonder aan mijn collega, mevrouw Weisgerber, die onvermoeibaar samen met de heer Hasse Ferreira aan dit voorstel heeft gewerkt.

Vanuit het perspectief van de interne markt bekeken is dit een uitstekend voorbeeld van de manier waarop het Parlement een uitermate technische tekst beduidend kan verbeteren. Dit lijkt een duistere en misschien zelfs een redelijk marginale sector, maar zoals beide rapporteurs vanavond hebben aangetoond, hebben we hier te maken met een compleet productassortiment: 5,5 miljard euro wordt besteed aan pyrotechniek en 1,5 miljard euro aan vuurwerk. Dit is een aanzienlijke markt die belangrijke prestaties heeft verricht, ten eerste door de interne markt te verwezenlijken, ten tweede door de normen voor de consumenten en productetikettering te verbeteren, waardoor de gehele kwaliteitsnorm binnen de markt werd opgetrokken, en ten derde door de procedures te verbeteren. Dit laat zien dat als het Parlement zijn zaken op orde heeft en nauwgezet aan technische verbeteringen werkt, het daadwerkelijk flinke vooruitgang kan boeken, ten behoeve van zowel de consumenten als de Europese economie. Ik bedank alle collega’s die dit mogelijk hebben gemaakt.

 
  
MPphoto
 
 

  Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil slechts de rapporteur en mijn collega’s nogmaals bedanken voor het uitstekende werk dat ze hebben verricht en zeggen dat we hopen in een eerste lezing tot een akkoord te komen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag - het is immers al na middernacht - om 11.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Joseph Muscat (PSE). - (MT) De richtlijn betreffende pyrotechnische artikelen is bevorderlijk voor de gezondheid en de veiligheid van zowel de consument als de professionele gebruikers van deze artikelen.

Door deze richtlijn, in de door dit verslag geamendeerde vorm, zal de veiligheid toenemen, vooral met betrekking tot de markt voor pyrotechnische artikelen die via de detailhandel worden verkocht en rechtstreeks worden gebruikt door consumenten in heel Europa.

Tegelijkertijd wordt in de door de Commissie interne markt en consumentenbescherming unaniem goedgekeurde amendementen erkend dat er een markt is voor vuurwerk dat niet rechtstreeks wordt verkocht aan consumenten, maar wordt vervaardigd voor activiteiten waarvoor een vergunning is afgegeven en die worden gedekt door de verzekering. Tot dergelijke activiteiten behoren traditionele festivals die voornamelijk in het Middellandse-Zeegebied worden gehouden, ook op Malta.

De overeengekomen amendementen bevatten geen veiligheidsvoorschriften. Daarin wordt enkel erop aangedrongen buitensporige bureaucratie in deze gevallen te vermijden. De oorspronkelijke procedures zouden geen enkele wijziging hebben bewerkstelligd in de manier van werken, maar ze zouden wel tot hogere kosten hebben geleid. In het geval van Malta zouden deze kosten voor rekening zijn gekomen van vrijwilligersorganisaties die deze festivals organiseren.

Deze amendementen werden ontworpen met en akkoord bevonden door de verantwoordelijke autoriteiten, zoals de Maltese normalisatieautoriteit.

Ook dient duidelijk te worden gemaakt dat ieder afzonderlijk land regels dient op te stellen waarin afstanden en timing worden vastgesteld ten aanzien van het ontsteken van vuurwerk. Dit maakt geen deel uit van deze richtlijn.

 

20. Rechten van de patiënten in de Europese Unie (debat)
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de rechten van patiënten in de Europese Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, gezondheidsdiensten van hoge kwaliteit vormen een vraagstuk dat van groot belang is voor alle Europese burgers. Sterker nog, het recht op gezondheidszorg is een grondrecht dat verankerd is in het Handvest van de Europese Unie.

Niettemin hebben de gezondheidsdiensten in de eerste plaats een nationaal karakter. Er heerst echter een brede consensus dat samenwerking op Europees niveau tussen de gezondheidsdiensten een duidelijke toegevoegde waarde heeft. In samenwerking met de lidstaten heeft de Commissie getracht de gemeenschappelijke beginselen en kenmerken van de gezondheidszorg in de Europese Unie in kaart te brengen. Hierbij werd bijzondere aandacht besteed aan de rechten van patiënten.

Uit onze eerste resultaten blijkt dat de rechten van patiënten inderdaad gemeenschappelijke kenmerken vertonen binnen de gezondheidsstelsels van de EU. Ik noem tijdige en gepaste gezondheidszorg, voldoende informatie aan patiënten over verschillende behandelingen, eerbiediging van de vertrouwelijkheid van gezondheidsgegevens en compensatie voor schade door nalatigheid binnen de gezondheidszorg. De mechanismen die de lidstaten toepassen om deze beginselen in de praktijk uit te voeren lopen echter ver uiteen. Deze gaan van wetten voor patiëntenrechten tot niet-bindende handvesten voor patiënten, wettelijke verplichtingen voor gezondheidsdeskundigen, patiëntombudsmannen, enzovoort. Verder houden deze mechanismen niet voldoende rekening met de situatie van patiënten van of uit andere lidstaten. Een gemeenschappelijke aanpak van gezondheidsdiensten kan op dit bijzondere gebied behulpzaam zijn om de situatie te verbeteren.

Zoals het Parlement weet, hebben we onlangs een openbare raadpleging gehad over het optreden van de Gemeenschap op het gebied van de gezondheidsdiensten. Deze openbare raadpleging ging expliciet over rechtstreeks met patiëntenrechten verbonden vraagstukken. Al naar gelang van de uitkomst van de raadpleging zouden vraagstukken over patiëntenrechten aangepakt kunnen worden met voorstellen voor communautair optreden in 2007, mits er natuurlijk rekening wordt gehouden met de subsidiariteit. Of dit een wettelijk voorstel wordt of eerder de vorm van een handvest over patiëntenrechten aan zal nemen, zal, zoals ik al heb gezegd, afhangen van de resultaten van de raadpleging. Ik kijk uit naar de meningen van de Parlementsleden tijdens dit debat vandaag.

 
  
MPphoto
 
 

  John Bowis, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de commissaris heeft niet veel tijd om naar ons te luisteren, maar kort gezegd zijn er drie rechten: het recht op behandeling, het recht op een menselijke en doeltreffende behandeling, en het recht om betrokken te worden bij de beslissingen over iemands behandeling. Ik zou graag zien dat de voorstellen van de Commissie op korte termijn op tafel werden gelegd, met name de voorstellen over geestelijke gezondheid.

Wat het recht op een veilige behandeling betreft, wijs ik op het feit dat er in 10 procent van de opnames medische fouten worden gemaakt, dat er ziekenhuisbacillen als MRSA en Clostridium difficile voorkomen, en dat er teveel gewonden vallen door naaldinjecties. Dit zijn allemaal punten die betrekking hebben op de veiligheid van patiënten. Over dit recht zouden patiënten moeten kunnen beschikken.

Over het recht op veilige patiëntmobiliteit heeft de commissaris gezegd dat hij op dat gebied voorstellen zal doen. Wij kijken daar naar uit. Ik ben ervan overtuigd dat onder de rechten die hij hierin zal opnemen, ook rechten voorkomen op goede controle op gezondheidsdeskundigen en faciliteiten, ziekenhuizen en klinieken waar mensen in worden opgenomen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anne Ferreira, namens de PSE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, het Hof van Justitie wordt steeds vaker gevraagd te arbitreren in rechtszaken waarin het gaat om patiënten die zich in een andere lidstaat laten verzorgen. De aldus ontstane jurisprudentie zou in de plaats kunnen komen van de democratische besluiten die onze instellingen moeten nemen op dit gebied. Ik ben dan ook verheugd over het initiatief van de commissaris. Ik vrees evenwel dat de via uw voorstellen bekrachtigde rechten in de praktijk niet hard kunnen worden gemaakt, bij gebrek aan toereikende bepalingen in de lidstaten.

Ik wilde u enkele vragen stellen. Hoe denkt u ervoor te zorgen dat eenieder zijn of haar recht op gezondheid kan uitoefenen? U hebt daar immers naar verwezen. Hoe denkt u gelijkheid van toegang in de Europese Unie te verzekeren, wetende welke niveauverschillen er zijn tussen de gezondheidsdiensten en de verzorgingsstructuren in bepaalde lidstaten? Wij hebben kortgeleden de stand van zaken op het gebied van borstkanker besproken en wij hebben allen het feit betreurd dat de plannen van de Europese Unie op het gebied van preventie in bepaalde lidstaten geen toepassing vinden, met alle nadelen van dien voor de betrokken patiënten. Wat zwaarlijvigheid betreft, hebt uzelf enkele dagen geleden aangegeven dat, indien zelfregulering niet zou werken, de Europese Unie wetgevende maatregelen zou nemen. Verder zijn er ook voorstellen gedaan door een aantal afgevaardigden met betrekking tot de kwestie van de mentale gezondheid en de mogelijkheid tot het treffen van wetgevende maatregelen.

Denkt u niet dat de Europese Unie nu op het gebied van de gezondheid het voortouw moet nemen? Zij moet blijk geven van meer ambitie en met name ervoor zorgen dat de gezondheidssystemen omhoog worden getrokken zonder dat daarbij natuurlijk de parallelle gezondheidskwesties worden verwaarloosd. Wij weten immers allemaal welke negatieve gevolgen slechte levensomstandigheden kunnen hebben op de gezondheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij zijn zeer verheugd over het feit dat dit belangrijke debat zo prompt volgt op een vraag van enkele leden van de ALDE-Fractie over patiëntenrechten. Het initiatief daartoe was genomen door dokter Pavanova, een Bulgaarse collega-waarnemer. Wij zijn ook commissaris Kyprianou zeer erkentelijk voor de oprechte interesse en bezorgdheid die hij tot uiting heeft gebracht door zo spoedig en doeltreffend het vraagstuk over patiëntenrechten binnen de EU aan te pakken.

Wij zijn van mening dat in de verklaring van de Commissie, waarover dit debat gaat, onder andere erkend moet worden dat vergelijkbare normen in de gezondheidszorg en een gemeenschappelijke reeks van patiëntenrechten op Europees niveau besproken dienen te worden, om te kunnen profiteren van de meerwaarde van de interne markt voor gezondheidsvraagstukken en om patiënten in staat te stellen hun rechten volledig te erkennen en uit te oefenen.

Daarnaast zijn wij altijd van mening geweest dat de Commissie tijdens de besprekingen van patiëntenrechten in Europa rekening dient te houden met het werk dat reeds verricht is door de organisaties van het maatschappelijk middenveld met het oog op het ontwerp van het Europees Handvest van Patiëntenrechten.

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská (NI). - (SK) Graag wil ik u bedanken dat ik de gelegenheid krijg om dit vraagstuk te bespreken. In de Europese Unie is het begrip “rechten van patiënten” puur theoretisch, daar er op dit terrein sprake is van aanzienlijke rechtsonzekerheid. De rechten van patiënten met betrekking tot grensoverschrijdende gezondheidszorg zijn uitsluitend vastgelegd in de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, en dat pas sinds 1998, toen het Hof uitspraak deel in de zaak Kohll en Decker. We kunnen niet verwachten dat het publiek bekend is met het feit dat het Hof op 16 mei 2006 uitspraak deed in de zaak van Yvonne Watts, waarin duidelijk wordt gesteld dat indien de wachttijden buitensporig lang zijn en het leven van de patiënt op het spel staat, de patiënt het recht heeft om te worden behandeld in het buitenland en de behandelingsgerelateerde kosten vergoed te krijgen in het eigen land. De gemiddelde burger is vaak niet op de hoogte van dergelijke uitspraken. We hebben wetgeving nodig die bindend is voor de lidstaten en volgens welke aan patiënten alle informatie wordt verstrekt over het vinden van een medische specialist in het buitenland en over de vergoedingsprocedures in de gezondheidszorg. We kunnen enige hoop putten uit de zorgrichtlijn waarnaar de Commissie in haar mededeling verwijst, al moeten we niet te vroeg juichen, want deze richtlijn moet eerst nog worden aangenomen. Ik wil onderstrepen dat het publiek tot 31 januari 2007 opmerkingen mag indienen over deze mededeling. Feit blijft dat de kwaliteit van de gezondheidszorg en de beschikbaarheid van de modernste technieken en theorieën van lidstaat tot lidstaat verschillen. We dienen patiënten de kans te bieden om te kiezen waar zij wensen te worden behandeld, want onbehoorlijk lange wachtlijsten kunnen levens kosten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jorgo Chatzimarkakis (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de commissaris voor dit debat en ik dank uiteraard ook mevrouw Parvanova, die dit debat door haar vraag mogelijk heeft gemaakt.

Commissaris, u bent een publieke raadpleging gestart over vraagstukken rond de mobiliteit van patiënten. Dat is de ideale manier om vragen te beantwoorden als: welke leemten vertoont de wetgeving in een interne markt voor gezondheidszorg, die in feite helemaal geen echte interne markt is? Welke gemeenschappelijke normen inzake de rechten van patiënten zouden we in Europa kunnen formuleren? Welke toegang hebben patiënten tot informatie, niet alleen tot informatie over hun rechten, maar ook tot informatie over geneesmiddelen? Zoals bekend is informatie daarover in Europa aan beperkingen onderworpen, wat een ernstige belemmering vormt voor een goede gezondheid. Welke maatregelen zouden nodig zijn wanneer medisch toerisme op de juiste wijze wordt georganiseerd en welke mogelijkheden voor steun en wat voor productiviteit zou dat voor Europa opleveren?

We zouden Europa moeten beschouwen als één gebied voor gezondheidszorg. Dat zou onze visie moeten zijn. Misschien is de publieke raadpleging de eerste stap in de goede richting.

 
  
MPphoto
 
 

  Markos Kyprianou, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Parlement bedanken voor het debat. We hebben de mogelijkheid om van gedachten te wisselen over verschillende onderwerpen, en dit is een zeer belangrijk onderwerp.

Ik zal na het raadplegingsproces dat, zoals ik al heb gezegd, nu plaatsvindt, meer specifieke antwoorden kunnen geven. Alle onderwerpen die de heer Bowis en andere collega’s hebben aangekaart, zoals het recht op behandeling, veiligheid van patiënten, mobiliteit van patiënten, maken echter niet alleen deel uit van dit raadplegingsproces, maar ook van verschillende initiatieven. Zoals u weet zijn er bijvoorbeeld initiatieven voor veiligheid van patiënten of initiatieven met betrekking tot het omgaan met ongelijkheden.

Een deel van het debat over dit raadplegingsproces zal ook gewijd zijn aan het vraagstuk van de kwaliteit en de normen, of aan de vraag of wij normen voor gezondheidszorg op Europees niveau moeten vaststellen. Dit zijn enkele vragen die we zullen bespreken. Dit houdt ook nauw verband met het serieuze probleem van de ongelijkheden binnen de gezondheidszorg, niet alleen tussen de verschillende lidstaten, maar ook binnen de lidstaten zelf. Met mobiliteit van patiënten kunnen wij tot een bepaalde hoogte enkele van deze problemen aanpakken, maar deze worden niet altijd opgelost. Het doel zou altijd moeten zijn om het niveau en de normen in de lidstaten zo ver mogelijk op te trekken. Wat we ook bespreken, we moeten altijd in ons achterhoofd houden dat patiënten liever thuis worden behandeld met familie en vrienden om zich heen en waar ze de taal spreken.

Wat de middelen betreft, denk ik dat we alle mogelijke en beschikbare instrumenten zullen gebruiken. Het is een complex vraagstuk dat een uitgebreide aanpak vereist. Er zal een reeks maatregelen worden getroffen, waarvan er enkele betrekking zullen hebben op wetgeving. Wanneer we rechtszekerheid willen creëren en aanbieden, moeten we ons met wetgeving bezighouden.

Zoals ik al zei, hebben we hier te maken met een groot en complex vraagstuk dat we stap voor stap moeten aanpakken. Ik ben echter optimistisch genoeg om te hopen dat we voor het einde van het volgende jaar het eerste voorstel kunnen presenteren. Dat zal slechts de eerste stap zijn, en er zullen meer volgen.

Tot slot bestaat een ander belangrijk aspect van dit proces erin mogelijkheden te creëren voor patiënten en ze te informeren, bijvoorbeeld over behandeling, geneesmiddelen, de mogelijkheden tot grensoverschrijdende gezondheidszorg en artskeuze. Dit zijn allemaal belangrijke aspecten. Zonder een goed geïnformeerde patiënt zal ook van de andere rechten geen goed gebruik kunnen worden gemaakt en zullen de patiënten daar de vruchten niet van kunnen plukken. Ook dit is een belangrijk deel van ons initiatief en onze inzet.

Op dit moment bevinden we ons, zoals ik al zei, midden in het raadplegingsproces. Vandaag hebben we voor het eerst een denkoefening gehouden op ministerieel niveau. Die ging specifiek over dit vraagstuk. Wij zullen tot eind januari met het raadplegingsproces doorgaan en daarna kunnen we dit meer gedetailleerd met het Parlement bespreken. Ik kijk ook uit naar de mening van het Parlement over dit vraagstuk tijdens dit raadplegingsproces. Ik zie dit slechts als het begin van het debat en verwacht volgend jaar meer details hierover bekend te kunnen maken.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Jules Maaten (ALDE). - Het Europees Parlement moet zijn leidende rol met betrekking tot patiëntenrechten binnen Europa behouden en trachten te versterken. Op het terrein van informatie voor patiënten valt nog veel te winnen. De Europese burger heeft het recht om beter geïnformeerd te zijn, het recht op informatie voor de patiënt is immers vastgelegd is in het Europees handvest voor de rechten van ziekenhuispatienten.

Patiënten zouden beter geïnformeerd moeten worden over mogelijke medicijnen en verschillende behandelingen. Waarom zou de dokter een monopolie op deze informatie hebben? Het verstrekken van meer informatie aan de consument is, als ik het zo mag uitdrukken, bij uitstek een liberale wens. En op het terrein van de medicijnen hebben de afgelopen jaren belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden.

De opstelling van patiënten is radicaal veranderd. Meer en meer van hen vinden dat zij het recht hebben op meer informatie en meer en meer van hen zoeken actief informatie over de behandeling van hun kwaal. Patiënten willen (mede-) verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen behandeling. En vaak zoeken zij contact met andere patiënten, die aan dezelfde ziekte lijden, om informatie uit te wisselen. Wanneer burgers volledig geïnformeerd zijn maken ze wellicht andere keuzes. De burger heeft hier alle recht toe.

 

21. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen

22. Sluiting van de vergadering
  

(De vergadering wordt om 00.25 uur gesloten)

 
Juridische mededeling - Privacybeleid