Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Deze visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië legt de vangstmogelijkheden voor de vloten van de landen van de Gemeenschap vast voor de periode 2006-2011. Het is een belangrijke overeenkomst voor de tonijnvissers en het verleent zeven Portugese drijvende beugen een visvergunning.
We hebben daarom vóór dit verslag gestemd.
Net als andere visserijovereenkomsten met derde landen roept ook deze overeenkomst echter vragen op met betrekking tot de economische haalbaarheid van de diepzeevisserij en vangstmogelijkheden die zo worden toegekend. De inhoud van deze overeenkomst is immers aan voortdurende verandering onderhevig, waarbij het accent steeds meer op de partnerschap en ontwikkelingsaspecten komt te liggen.
Om te beginnen zien we dat de kosten van deze overeenkomst zijn gestegen, terwijl de vangstmogelijkheden zijn afgenomen, en dan vooral omdat er minder vergunningen zijn uitgegeven. Ook de kosten voor de reders zijn toegenomen: van 25 naar 35 euro voor elke ton tonijn die met de zegen of de beug wordt gevangen. Dat heeft geleid tot meer problemen voor de reders die deze vergunningen gebruiken om de industrie op nationaal niveau van grondstoffen te voorzien. Bovendien is het tekort op de handelsbalans voor visproducten toegenomen.
Bairbre de Brún (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Ik heb vandaag voor het verslag van Ingo Friedrich gestemd, omdat het nu positieve elementen bevat, zoals de procedure om twee keer per jaar na te gaan wat er is gedaan om ervoor te zorgen dat de meertaligheid in het Europees Parlement geldt voor alle officiële talen en werktalen.
Ik betreur echter dat er voor het Iers vertragingen ontstaan, en dat de mogelijkheden voor het gebruik ervan voorlopig beperkt blijven. Dat heeft niets te maken met de rol van de heer Friedrich, maar met het feit dat de Ierse regering en de Instellingen van de EU het voorbereidende werk niet hebben gedaan.
Ik zal erop blijven aandringen dat de beperkingen op het gebruik van het Iers worden opgeheven.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het verslag Gál stelt voor een Europees bureau voor de grondrechten op te richten. Ik vrees dat de grondrechten van Europeanen er bekaaid vanaf komen, ook binnen instanties die gelden als superieure rechtbanken. Ik heb het dan over internationale straftribunalen en met name het straftribunaal dat is opgezet voor het voormalige Joegoslavië.
Op dit moment zit een vooraanstaande Servische leider, Vojislav Seselj – voorzitter van de Servische radicale partij, een van de grootste partijen in Servië – die zich vrijwillig heeft aangegeven bij dit tribunaal, al vier jaar lang in hechtenis. Hij heeft geen toegang in zijn eigen taal tot alle documenten die betrekking hebben op de tegen hem ingediende aanklacht. Hij is hoogleraar in de rechtsgeleerdheid en weigert te worden verdedigd door een ambtshalve toegewezen advocaat. Bovendien wordt hem het recht ontzegd zelf zijn verdediging op zich te nemen. Dit is naar mijn idee een grove schending van de grondrechten, en ik wilde de aandacht van ons Parlement op dit specifieke en buitengewoon ernstige geval vestigen.
Bruno Gollnisch (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, zoals ik net al zei, valt te vrezen dat deze tribunalen, die ten onrechte worden gepresenteerd als de ultieme waarborgen van de mensenrechten in Europa, er slechts toe leiden dat deze rechten geschonden worden. Door de excessen van deze tribunalen worden landen telkens weer tegen elkaar in het harnas gejaagd, hetgeen de noodzakelijke verzoening tussen deze landen vertraagt. Dat geldt met name voor het straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië, en daarom zullen wij het geval van de heer Seselj telkens aanhalen wanneer het mensenrechtenvraagstuk in dit Parlement aan de orde komt.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het begint nu duidelijk te worden wat met het opzetten van het Europees Bureau van de grondrechten werkelijk wordt beoogd. Het is de bedoeling een instrument te creëren dat vroeg of laat gebruikt zal worden voor meer inmenging van de EU in derde landen
Vandaar het – zojuist goedgekeurde – voorstel om dit nieuwe bureau een rol te geven bij de uitvoering van het gemeenschappelijke Europese buitenlandse en veiligheidsbeleid. De mensenrechten zullen dan gebruikt worden als middel om op andere landen druk uit te oefenen en zich te mengen in de interne aangelegenheden van deze landen. Daarbij zullen financiële middelen worden gebruikt om de belangen en criteria van de EU te dienen.
Kenmerkend voor de EU is dat ze er met de mensenrechten een dubbele moraal op nahoudt en denkt in termen van "vrienden" en "vijanden". Anders gezegd: het gaat er steeds om of de concrete situatie wel of geen bedreiging vormt voor de belangen van de EU, met haar beleid van overheersing en uitbuiting en haar imperialistische ambities. Palestina is daarvan wel een heel schokkend voorbeeld.
Daarom hebben we deze voorstellen afgewezen, in het kader van onze inspanningen voor uiterst belangrijke zaken, zoals vrijheid, de grondrechten en garanties van de burgers, sociale vooruitgang, vrede en solidariteit tussen de volkeren.
Bairbre de Brún (GUE/NGL), schriftelijk. (EN) Sinn Féin steunt het harmoniseren van de aanpak van de mensenrechten in Europa, en dus ook het oprichten van een Bureau voor de grondrechten. Daarom staan we achter de verslagen van mevrouw Gal en mevrouw Kósáné Kovács.
We maken ons er echter zorgen over dat er eventueel overlap kan ontstaan, aangezien de Raad van Europa op dit vlak al een duidelijke rol speelt. We hebben er wat moeite mee dat de macht van de Raad van Europa wordt overgeheveld naar de EU. Het is de bedoeling om dit Bureau op te bouwen op het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, dus moet ook het Bureau verschillende vormen van racisme behandelen.
Een Europees Bureau voor de grondrechten moet discriminatie systematisch aanpakken, en niet per geval, wat de Raad van Europa nu doet.
Timothy Kirkhope (PPE-DE), schriftelijk. (EN) Ik en mijn Britse conservatieve collega’s staan volledig achter het verdedigen en versterken van de mensenrechten. Wanneer we echter uitgaan van de ervaringen die we met zijn voorganger, het EUMC, hebben opgedaan zal dit Bureau er niet veel toe bijdragen om deze nobele doelstellingen te bereiken. Het is in het verleden wel gebleken dat het Waarnemingscentrum blootstaat aan politieke manipulatie. Wat ik nog erger vind is dat dit Bureau gebaseerd is op het Handvest voor de grondrechten, dat in afwachting van het in werking treden van de voorgestelde Europese Grondwet, waar wij om principiële redenen volkomen tegen zijn, juridisch geen status heeft.
Bovendien zijn we er niet voor om dit nieuwe Bureau op te richten, omdat we er altijd tegen zijn om Agentschappen op te richten zolang niet is aangetoond dat ze nodig zijn. De belastingbetaler in de Europese Unie heeft er recht op dat de afgevaardigden precies weten hoeveel het kost om nieuwe Europese Agentschappen op te richten. We zijn er niet van overtuigd dat aan deze belangrijke kwestie de nodige aandacht is besteed.
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik geef deze stemverklaring niet alleen namens mijzelf maar ook namens mijn collega Piia-Noora Kauppi. Ik moet zeggen dat er twee zaken zijn met betrekking tot de stemming over het verslag van mijnheer Van Orden, waar ik niet gelukkig mee ben.
Ik wil mij eerst beklagen over het feit dat mevrouw Harms midden in de stemming verkeerde informatie gaf over onze amendementen. Heeft zij geen eergevoel? Het was over de schreef.
Ten tweede wil ik mij beklagen over het feit dat u ondanks de verzoeken niet de gelegenheid hebt geboden die verkeerde informatie recht te zetten. Aangezien het verschil bij de stemming zeer klein was, ben ik geneigd te denken dat het resultaat anders had kunnen zijn zonder die verkeerde informatie.
Ik heb zelf hier al eerder gezegd dat wij niet vragen dit Verdrag in te trekken, maar het te wijzigen in het licht van de laatste informatie, zodat wij flexibel kunnen zijn met de sluitingsdatum. Sluiting kan slechts gedeeltelijk worden gecompenseerd en dat gebeurt met lignietcentrales, de vuilst mogelijke energiebron. Op die manier wordt de steun die in het amendement van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie wordt geïnd, gebruikt voor de overstap van schonere naar vuilere technologie. Ik zeg nogmaals dat de maatregelen van de groenen de klimaatverandering niet in toom houden maar juist versnellen.
Christine de Veyrac (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ofschoon ik in principe voorstander ben van de toetreding van Bulgarije tot de Unie, heb ik me onthouden van stemming over dit verslag. Op grond van haar huidige regels heeft de Europese Unie momenteel moeite besluiten te nemen en overeenstemming te bereiken; onder deze voorwaarden is het voorbarig om met nieuwe deelnemers om de tafel te gaan zitten. Het is zaak eerst onze instellingen te hervormen, maar ook om nieuwe financieringsbronnen aan te boren, zodat we vanuit een degelijke basis verder kunnen gaan met het opnemen van nieuwe lidstaten in de Unie. Met het uitbreidingsproces moet voorlopig even pas op de plaats worden gemaakt. Hoe dan ook, mocht de toetreding van Bulgarije op 1 januari 2007 doorgaan, hoop ik dat een aantal vrijwaringsclausules in werking zal treden, met name betreffende het vrije verkeer van personen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik zal niet voor dit verslag stemmen. Ik ben er voor dat Bulgarije toetreedt tot de EU, maar ik geloof niet dat het land daar op dit moment al werkelijk klaar voor is, en ook niet dat de Unie er klaar voor is. De zaken worden nog erger gemaakt door de houding van de Bulgaarse overheid ten aanzien van de rechten van minderheden, of met arresten van het Europees Hof van Justitie.
Ik weet dat er nu niet veel meer aan te veranderen is, maar ik ben bang dat de tijd me gelijk zal geven. Ik stem echter niet tegen het vrije verkeer van burgers van de EU. Wanneer dit land op 1 januari toetreedt moeten zijn burgers dezelfde rechten krijgen als ieder ander.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Vooruitlopend op de toetreding van Bulgarije op 1 januari 2007 heeft een meerderheid van dit Parlement een verslag goedgekeurd dat voor de zoveelste maal de vereisten opsomt waar Bulgarije aan moet voldoen. Het levert kritiek, verwelkomt, spoort aan en heeft dan ook nog de euvele moed om van Bulgarije te verlangen wat andere lidstaten in gebreke blijven te doen.
De meerderheid van het Parlement zingt hier voor de zoveelste maal het neoliberale liedje. Het kan niet nalaten – dat is de aard van het beestje – om het accent te leggen op privatisering, tenders en openbare aanbestedingen (wat de ontwikkeling van de particuliere sector moet bevorderen) en een versoepeling van de arbeidswetgeving.
In de context van de buitenlands beleid feliciteert het Bulgarije met de bijdrage die het land heeft geleverd als lid van de NAVO; het ziet zijn akkoord met de VS over het gebruik van militaire faciliteiten "als een tastbaar bewijs van betrokkenheid bij de transatlantische alliantie". Met andere woorden: dit is het ware gezicht van de EU en de uitbreiding.
Kartika Tamara Liotard en Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. Vorig jaar bestond nog het idee dat de toetreding van Bulgarije tot de EU de minste problemen zou opleveren. Daarentegen zou de toetreding van Roemenië grote problemen veroorzaken of in stand houden, waardoor die zou moeten worden uitgesteld tot 2008. Het Parlement bedong het recht om over een dergelijk uitstel voor Roemenië mee te beslissen, maar zag daarvan af voor Bulgarije. Inmiddels blijken de problemen in Bulgarije niet minder groot. Met de kennis van nu zou het Parlement vorig jaar voor Bulgarije hetzelfde recht van uitstel bedongen hebben.
Hoewel het aanvankelijk allerminst vanzelfsprekend was dat de nieuwkomers op 1 januari 2007 zouden kunnen worden toegelaten, is de tegenstand gedurende de afgelopen maanden verrassend snel gesmolten. Het streven naar voltooiing van de na de val van het IJzeren Gordijn nagestreefde uitbreiding wint het van de praktische bezwaren. Een meerderheid van dit parlement besluit vandaag dat Bulgarije over 32 dagen EU-lidstaat mag zijn. Hoewel niemand enthousiast is, overheerst nu de mening dat opnieuw een jaar uitstel niets zal oplossen. Wij vinden dat de voorstemmers onderschatten hoe negatief deze uitbreiding zal worden ervaren in lidstaten die met meer overlast te maken krijgen en hoe ongunstig dat kan uitpakken voor de verdere toelating van nieuwkomers.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor het verslag-Van Orden gestemd. Ik ben blij dat het Parlement nee heeft gezegd tegen pogingen om de verplichting van Bulgarije af te zwakken om de eenheden 3 en 4 van de kerncentrale Kozloduy te sluiten. Dit is zonder twijfel een onderdeel van de verplichtingen in het toetredingsverdrag.
Thomas Ulmer (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Het feit dat ik het verslag afkeur heeft niets te maken met enige weerstand mijnerzijds om te erkennen dat dit land tot de Europese Gemeenschap behoort of dat de nieuwe collega’s van harte welkom zijn.
Waar het om gaat, is dat dit verslag mijns inziens ernstige gebreken vertoont ten aanzien van de wijze waarop het vraagstuk van kernenergie in Bulgarije wordt behandeld en dat er te zwak bij de Commissie op wordt aangedrongen de vrijwaringsclausules te beoordelen en indien nodig tijdig toe te passen.
Michl Ebner (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vraag slechts kort het woord om te zeggen dat ik voor het verslag-Moscovici heb gestemd, omdat ik vind dat Roemenië volwaardig lid van de Europese Unie moet worden, aangezien het een aantal zeer grote stappen in de juiste richting heeft gezet.
Met betrekking tot de minderheden hoop ik dat er in Roemenië een soortgelijke openheid en betrokkenheid heerst als bijvoorbeeld in Italië, waar alom erkend is dat minderheden een toegevoegde waarde vormen en dat minderheden, door ze vaardigheden te geven, mogelijkheden voor ze te creëren en ze hun eigen cultuur en zelfs hun eigen plaatselijke bestuur te gunnen, zelfs van toegevoegde waarde voor de meerderheid kunnen zijn. In dit opzicht vertrouw ik op de bereidheid van de Roemeense regering en van de minderheden, die in groten getale voorkomen in Roemenië.
Árpád Duka-Zólyomi (PPE-DE). – (SK) Ondanks het feit dat de voorbereidingen van Roemenië veel tekortkomingen vertonen, heb ik voor het aangenomen verslag gestemd, omdat het zowel kritisch als compromisloos is. Ik wil beklemtonen dat, naast de gebieden die we het vaakst bekritiseren, we ook de mensenrechten en de rechten van minderheden niet moeten vergeten. Ik verwelkom daarom de bepalingen die betrekking hebben, zij het in zeer algemene zin, op de noodzaak van subsidiariteit, en op zijn minst van culturele zelfbeschikking, bij de financiering van complete onderwijsprogramma’s in de moedertaal voor burgers met een Hongaarse achtergrond. Ik ben van mening dat de Kopenhagen-criteria met betrekking tot de rechten van etnische minderheden niet consistent worden nageleefd, zoals blijkt uit het schandaal op de Babeş-Bolyai-universiteit in Cluj, waar drie docenten maandag hun baan hebben verloren, alleen omdat ze eisten dat er in het universiteitsgebouw meerdere talen gebruikt kunnen worden. Dit is een heel slecht signaal, temeer daar Roemenië in de Commissie de verantwoordelijkheid over meertaligheid in de Europese Unie krijgt. Na de toetreding van Roemenië zullen de problemen van dat land een extra last voor de externe en interne veiligheid van de EU worden. Het besluit van de Commissie om een monitoring- en evaluatiemechanisme in te stellen, met de mogelijkheid om de vrijwaringsclausule te gebruiken, is een heel verstandig besluit.
Christine de Veyrac (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ofschoon ik in principe voorstander ben van de toetreding van Roemenië tot de Unie, heb ik me onthouden van stemming over dit verslag. Ik ben van mening dat Europa in de huidige context, waar de instellingen niet zijn hervormd, zijn doelmatigheid ernstig ondermijnt door verder te willen uitbreiden. Ook is het zaak de communautaire financiën te hervormen en nieuwe financieringsbronnen aan te boren alvorens landen op te nemen die, vanwege hun huidige situatie, beslist geen nettobijdrage zullen leveren aan de begroting, maar eerder ten laste van deze begroting zullen komen. Wat het uitbreidingsproces betreft is het zaak voorlopig even pas op de plaats te maken. Hoe dan ook, mocht de toetreding van Roemenië op 1 januari 2007 doorgaan, hoop ik dat een aantal vrijwaringsclausules in werking zal treden, met name betreffende het vrije verkeer van personen.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) We lopen te hard van stapel! Ik zal niet voor dit verslag stemmen. Ik vind dat Roemenië moet kunnen toetreden tot de EU, maar ik geloof niet dat het land daar op dit moment al werkelijk klaar voor is, en ook niet dat de Unie er klaar voor is. De zaken worden nog erger gemaakt door de Roemeense houding ten aanzien van internationale adopties.
Ik weet dat er nu niet veel meer aan te veranderen is, maar ik ben bang dat de tijd me gelijk zal geven. Ik stem echter niet tegen het vrije verkeer van burgers van de EU. Wanneer dit land op 1 januari toetreedt moeten zijn burgers dezelfde rechten krijgen als ieder ander.
Kartika Tamara Liotard en Erik Meijer (GUE/NGL), schriftelijk. Gisteren heeft onze fractie niet opnieuw het woord gevoerd over uitbreiding, want de uitkomst staat al bij voorbaat vast. Een meerderheid van dit parlement besluit vandaag dat Roemenië over 32 dagen EU-lidstaat mag zijn. Het uitstel, waardoor Roemenië op 1 mei 2004 niet tegelijk met tien andere staten mocht binnenkomen, blijkt niet toereikend om dit land te laten voldoen aan de oorspronkelijke verwachtingen. Hoewel niemand enthousiast is, overheerst nu de mening dat opnieuw een jaar uitstel niets zal oplossen.
Wij vinden dat de voorstemmers onderschatten hoe negatief deze uitbreiding zal worden ervaren in lidstaten die met meer overlast te maken krijgen en hoe ongunstig dat kan uitpakken voor de verdere toelating van nieuwkomers. De publieke opinie brengt uitbreiding steeds meer in verband met lage lonen en slechte opvang van arbeidsmigranten, of met criminaliteit, corruptie, milieuvervuiling, Roma-discriminatie, fascistoïde bewegingen, rechtsonzekerheid, bedelende zwerfkinderen en financiële schandalen. Dat wordt een argument tegen de kandidaat-lidstaten Kroatië en Macedonië. Dat die landen waarschijnlijk minder problemen opleveren dan Roemenië en Bulgarije, telt dan niet. Op 15 december 2004 hebben wij gestemd voor het principe dat Roemenië en Bulgarije in de toekomst kunnen worden toegelaten, maar vandaag komen wij tot de conclusie dat toelating in 2007 niet verantwoord is.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit verslag over de toetreding van Roemenië gestemd. Ik ben van mening dat de Roemeense overheid meer moet doen om de internationale adoptie van Roemeense kinderen in goede banen te leiden, maar deze kwestie is geen reden om de toetreding uit te stellen.
Charles Tannock (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De Britse conservatieven zijn voor culturele en taalkundige rechten voor etnische minderheden overal in de EU, ook voor de Hongaarse minderheid. Wanneer de Hongaarse minderheid in Roemenië een beroep zou kunnen doen op het subsidiariteitsbeginsel, en zelfbestuur zou kunnen eisen, zou dat echter een gevaarlijk precedent scheppen. Dat zou de lidstaten kunnen dwingen om af te stappen van hun unitaire constitutionele regelingen. De subsidiariteit, zoals gedefinieerd in de tweede alinea van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, blijft de rechtsgrondslag voor het teruggeven van bevoegdheden door de EU aan de lidstaten, in alle gevallen waarin dat mogelijk is. Het blijft een soeverein recht van iedere lidstaat om te bepalen hoe de bevoegdheden, inclusief zelfbestuur, intern op basis van etnische, religieuze, taalkundige of territoriale criteria worden toegekend aan lagere niveaus.
Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. (SV) Ik heb besloten tegen het verslag te stemmen omdat met name Roemenië niet aan de criteria van Kopenhagen voldoet. De problemen van dit land op het gebied van de corruptie moeten zeer ernstig worden genomen, omdat zij de rechtszekerheid, en uiteindelijk het democratische systeem, in gevaar brengen.
Het zou verstandiger zijn geweest als de toetreding ten minste tot 2008 was uitgesteld, om ervoor te zorgen dat de hervormingen zouden worden voortgezet en op een aanvaardbaar niveau zouden komen. Als deze landen eenmaal lid zijn van de EU, zullen zij niet alleen minder gemotiveerd zijn om hervormingen uit te voeren, maar zal ook de EU minder mogelijkheden hebben om druk uit te oefenen.
Luciana Sbarbati (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik vraag het woord om mijn tevredenheid over het succes van de verslagen over Roemenië en Bulgarije uit te spreken, met name over het verslag-Moscovici. Ik wil wel toevoegen dat ik, ondanks mijn tevredenheid over het verslag en over de vooruitgang die Roemenië met betrekking tot het toetredingsprotocol heeft geboekt, samen met andere parlementsleden, diep teleurgesteld ben over het vraagstuk van het moratorium voor internationale adoptie, waar 1 200 kinderen in verwikkeld zijn.
Roemenië had toegezegd deze zaken opnieuw te bekijken, iets wat het in geen geval heeft gedaan. De situatie is nog steeds zo dat deze kinderen, die hun families hebben ontmoet, nog altijd in weeshuizen zitten: deze vorm van weerstand is onacceptabel, omdat, zoals al vaak is gezegd binnen dit Parlement, we een oplossing moeten vinden voor deze kinderen, maar zeker niet door hun fundamentele recht op een familie te schenden. Ze zijn verbonden met deze families en zouden moeten terugkeren naar ze.
We vragen om meer gevoeligheid van de Roemeense regering, ook al worden de amendementen die door mevrouw Gibault en andere collega’s zijn ingediend, niet gesteund door het Parlement, en we vragen om deze gevoeligheid om te zetten in een welwillend gebaar naar deze kinderen, in ieder geval op kerstavond.
Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het feit dat een meerderheid werd gevonden om voor amendement 2 op het verslag-Van Orden te stemmen, kan worden toegeschreven aan het feit dat de afvaarding van de Oostenrijkse Volkspartij er voor heeft gestemd; daardoor kon artikel 30 van het protocol over de voorwaarden en bijzonderheden van de opname van Roemenië en Bulgarije in de Europese Unie worden nageleefd, hetgeen betekent dat het verdrag vervuld is. Het gevolg daarvan is dat de reactoren 3 en 4 van de kerncentrale van Kozloduy moeten worden gesloten. Aangezien zodoende wordt gegarandeerd dat de kerncentrale van Kozloduy wordt ontmanteld, heeft de delegatie van de Oostenrijkse Volkspartij voor het verslag in zijn geheel en daarmee voor toetreding van Bulgarije gestemd.
Daniel Caspary (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Ik ben er vast van overtuigd dat Bulgarije en Roemenië deel uitmaken van Europa en als zodanig volwaardig lid van de EU moeten worden. Komend Nieuwjaar is mijns inziens echter een te vroeg tijdstip, aangezien beide landen op vele gebieden nog gebreken vertonen bij de naleving en tenuitvoerlegging van Europese eisen.
Met het oog op de meermaals vastgestelde achterstanden van beide landen wat betreft het voldoen aan de toetredingscriteria, met name op het gebied van de bestrijding van corruptie en het realiseren van een goed functionerend rechtssysteem, is het mijns inziens niet te rechtvaardigen dat de voorziene vrijwaringsclausules ten aanzien van economie, interne markt en justitie niet automatisch met ingang van 1 januari 2007 worden toegepast.
Om die redenen heb ik vandaag niet voor de verslagen kunnen stemmen.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) De Zweedse partij Junilistan heeft er al vaak op gewezen dat het uitermate belangrijk is dat de EU wordt uitgebreid, maar dat dit slechts mag gebeuren als de kandidaat-landen klaar zijn voor dat lidmaatschap, dat wil zeggen als zij aan alle toetredingscriteria voldoen. Helaas heeft zich de laatste tijd de onwenselijke ontwikkeling voorgedaan dat onderhandelingen zijn gestart zonder dat de kandidaat-landen in redelijke mate aan de voorwaarden voor het lidmaatschap voldeden.
Zowel Bulgarije als Roemenië worstelen met grote problemen, vooral op het gebied van de rechtszekerheid en de corruptie. Als wij deze landen dan ook op dit moment als lidstaten toelaten, zou dat tegen de beginselen van de EU indruisen. De EU had veel strengere eisen moeten stellen aan de vooruitgang die deze landen moesten boeken voordat zij lid mochten worden van de EU, een proces dat vele jaren had kunnen duren.
Junilistan is echter van mening dat wanneer een land eenmaal lid is van de EU, voor dit land dezelfde regels moeten gelden als voor de andere lidstaten en hun burgers. De EU moet een gemeenschappelijke arbeidsmarkt hebben met vrij verkeer voor werknemers. Volgens de toetredingsverdragen hebben de afzonderlijke lidstaten echter het recht om voor een beperkte periode overgangsregelingen op dit gebied in te voeren, en dit recht moet geëerbiedigd worden. Overigens vinden wij niet dat Zweden van dit recht gebruik moet maken.
Omdat wij van mening zijn dat Bulgarije en Roemenië niet klaar zijn om al in 2007 lid te worden, hebben wij tegen de beide verslagen gestemd.
Mathieu Grosch (PPE-DE), schriftelijk. (DE) Het uitbreidingsbeleid van de EU was en is een belangrijk instrument waarmee stabiliteit kan worden gebracht in Centraal- en Oost-Europa en de Balkan. Dankzij het vooruitzicht op een lidmaatschap konden deze landen – en kunnen ze nog steeds – ervan overtuigd worden om de beginselen van een democratie, rechtsstaat en markteconomie in hun grondwet op te nemen en daadwerkelijk in de praktijk te brengen.
Het is van bijzonder groot belang dat de druk van de EU op deze kandidaten om hervormingen door te voeren, niet door vroegtijdige beloften en het vast willen houden aan toetredingsdata wordt verminderd. Ik blijf erbij dat de toetreding van Roemenië en Bulgarije te vroeg plaatsvindt. Op die manier worden precedenten gecreëerd, aangezien in geen van beide landen aan de fundamentele voorwaarden voor een toetreding lijkt te worden voldaan, hoewel dit feitelijk een vereiste is, niet alleen op papier, voordat er überhaupt toetredingsonderhandelingen kunnen plaatsvinden.
Het is derhalve des te belangrijker dat alle instellingen druk blijven uitoefenen op Bulgarije en Roemenië en dat de tenuitvoerlegging van de hervormingen die noodzakelijk zijn, nauwlettend in de gaten wordt gehouden.
Richard Howitt (PSE), schriftelijk. (EN) De Britse socialistische delegatie in het Europees Parlement steunt deze resolutie. We sluiten ons graag aan bij de gelukwensen en de woorden van welkom aan het adres van Bulgarije en Roemenië, aan de vooravond van de toetreding op 1 januari 2007. We wijzen er echter nogmaals op hoe belangrijk het is dat ze zich houden aan hun verplichtingen in het toetredingsverdrag. Dat betekent ook dat de eenheden 3 en 4 van de kerncentrale Kozloduy voor eind 2006 moeten worden gesloten. De EPLP herhaalt ook dat de EU gebaseerd is op duidelijke principes inzake de mensenrechten. Daarom is het van het grootste belang dat alle lidstaten en toetredende landen de rechten van de minderheden respecteren, en zich houden aan de arresten van het Europees Hof van Justitie.
Margrietus van den Berg (PSE), schriftelijk. Bij de stemming over het toetredingsverdrag voor Roemenië en Bulgarije heb ik tegengestemd. De stand van zaken op het gebied van corruptie en de rechtsstaat is dusdanig dat niet aan de criteria is voldaan.
Vraag was of één jaar uitstel kan worden verleend aan één of beide landen. Van de mogelijkheid tot uitstel is opnieuw geen gebruik gemaakt, terwijl daar objectief, volgens het Commissierapport, alle reden voor is. Reden voor mij vandaag opnieuw tegen de rapporten Moscovici en Van Orden te stemmen.
De kiezers hebben keer op keer gevraagd de criteria strikt toe te passen en dit wordt keer op keer toegezegd, maar niet gedaan. Daarom stem ik persoonlijk – hoewel ik er voorstander van ben om Roemenië en Bulgarije op termijn in de EU op te nemen – vandaag tegen.
Hiltrud Breyer (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het zeer teleurstellend dat het Parlement er vandaag niet in geslaagd is, een duidelijk signaal af te geven dat Europa een waardengemeenschap is en ik vind het niet aanvaardbaar dat menselijk leven in de vorm van embryo’s wordt gekweekt, gebruikt en verwijderd. Ik hoop echter dat de verklaring van de Commissie hierin enige draagkracht heeft.
Het is mijns inziens werkelijk beschamend dat de verklaring van de Commissie vandaag al in twijfel wordt getrokken, of dat deze zodanig wordt geïnterpreteerd dat de vraag rijst waarom, als de heer Busquin inderdaad gelijk heeft, de Commissie eigenlijk een verklaring heeft afgegeven. Ze heeft dat echter gedaan en vele lidstaten hebben daarin een standpunt ingenomen, om meteen uit te sluiten dat lidstaten, zoals Duitsland, direct dan wel indirect onderzoek moeten meefinancieren dat in Duitsland zonder meer illegaal is. Dat, en niets anders, was het doel van deze verklaring. Ik hoop dat dit ook tijdens de volgende bijeenkomst van de Raad nogmaals wordt benadrukt. Het is immers onaanvaardbaar dat Europa de sluizen opent voor de commerciële uitbuiting van menselijk leven.
Vandaag was zeker geen zwarte dag maar ik ben van mening dat wij nogmaals duidelijk moeten maken dat de verklaring van de Commissie alleen zodanig geïnterpreteerd kan worden, dat behalve het gebruik ook het kweken van embryo’s – met name de vernietiging van embryo’s die daarmee gepaard gaat – niet met Europese financiële middelen mag worden ondersteund.
Proinsias De Rossa (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben teleurgesteld dat de begroting voor onderzoek en technologische ontwikkeling is gekort, maar toch steun ik het verslag-Buzek, waardoor het gemeenschappelijk standpunt, waarover het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het eens zijn geworden, in de praktijk kan worden gebracht, en het zevende kaderprogramma voor onderzoek kan worden uitgevoerd.
Met name steun ik het compromisamendement over de gevoelige kwestie van het stamcelonderzoek met adulte en embryonale stamcellen. Daarom zal ik tegen amendementen stemmen waardoor embryonaal stamcelonderzoek in gevaar wordt gebracht, ook tegen amendement 49 van Kathy Sinnott en anderen.
Ik ben vooral blij dat in dit gemeenschappelijk standpunt van de drie instellingen wordt verwezen naar mariene wetenschappen en technologieën als horizontale wetenschappelijke prioriteit. Ik hoop dat deze verwijzing het Marine Institute, dat gevestigd is in Oranmore, county Galway, in staat zal stellen om in Ierland een centrum voor de ontwikkeling van de zeewetenschappen op het hoogste niveau te zijn, en dat mijn land daardoor internationaal een meer vooraanstaande rol kan spelen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Eén van de vragen die zich in de context van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) hoe dan ook opdringen is die van de financiering. Of liever: onvoldoende financiering (het gevolg van het onbevredigende akkoord over de financiële vooruitzichten voor 2007-2013). Deze situatie is tekenend voor de discrepantie tussen de hoofddoelstellingen die de EU beweert na te streven en de middelen die ze daarvoor beschikbaar stelt. Dit is zowel in de EU als in Portugal een steeds terugkerend probleem.
De onderhandelingen tussen de Raad en het Parlement hebben nochtans aan aantal positieve resultaten opgeleverd. We hebben daar zojuist over gedebatteerd, met na afloop een slotstemming. Van belang is vooral dat er meer middelen zijn vrijgemaakt voor de KMO's en het voorkomen van arbeidsongevallen.
Helaas is een aantal door onze fractie ingediende voorstellen niet aanvaard, waaronder de voorstellen aangaande gratis software.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben blij met dit verslag, en ik zal er voor stemmen. De toekomst van Europa ligt in de spitstechnologie, waar we de besten ter wereld kunnen zijn, en dus de concurrentie met de rest van de wereld aankunnen. Ik had liever nog meer geld gewild, en programma’s die beter aansluiten bij de markt, maar de Unie gaat ten minste de goede kant op.
Met bepaalde nuances sta ik achter onderzoek met menselijke embryonale stamcellen, en ik ben er voor dat meer geld uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek daarvoor wordt uitgetrokken.
Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) De EU heeft de oceanen aangemerkt als één van de nieuwe strategische prioriteiten op de politieke agenda. Het behoud van de zee en de daarmee samenhangende activiteiten is niet zomaar een modeverschijnsel – het is de conditio sine qua non voor de welvaart in een steeds sterker gemondialiseerd Europa.
Europa moet investeren in de ontwikkeling van nieuwe technologieën met betrekking tot de zee en op onverkende gebieden een pioniersfunctie vervullen. De visserijsector (die nu een moeilijke periode doormaakt) en het behoud van de oceanen (nu een strategische prioriteit van de EU) moeten in het volgende communautaire kader een belangrijke plaats innemen en bij het onderzoek een prioriteit vertegenwoordigen.
De compromisoplossing om de visserij als één van de belangrijkste onderwerpen in het zevende kaderprogramma op te nemen is een belangrijke stap voorwaarts bij het behoud van de mariene ecosystemen en de bescherming van de communautaire visserijsector.
Dit verslag is van groot belang voor alle onderzoek in Europa en legt daarbij de nadruk op onderzoek op het gebied van de visserij. Ik heb derhalve voor dit verslag gestemd.
Peter Liese (PPE-DE), schriftelijk. (EN) We zijn blij dat het zevende kaderprogramma voor onderzoek is goedgekeurd. We willen er echter ook op wijzen dat het compromis over subsidies voor onderzoek met menselijke embryo’s en met menselijke embryonale stamcellen niet uitgaat van het standpunt dat de PPE-DE-Fractie voor de eerste lezing in juni had bepaald. Na talloze discussies was er gestemd, en een grote meerderheid van onze Fractie had voor amendement 319 van mevrouw Niebler en anderen gestemd, waarin werd voorgesteld om een termijn vast te leggen. We betreuren dat het Europees Parlement niet voor dit amendement heeft gestemd, vooral omdat er maar negentien stemmen ontbraken voor de nodige meerderheid. De PPE-DE-Fractie aanvaardt dat amendement 319 volgens het reglement van het Europees Parlement in de tweede lezing niet opnieuw kan worden ingediend, maar dat doet niets af aan het standpunt van de PPE-DE-Fractie over dit onderwerp.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben blij dat de Commissie industrie erin geslaagd is om het met de Raad en de Commissie eens te worden over een standpunt, waardoor het kaderprogramma voor het einde van het jaar kan worden goedgekeurd. Ik hoop dat het zevende programma in de praktijk beter functioneert dan het zesde. Ik heb gesproken met personen die Europees onderzoeksgeld hebben gekregen, of zouden kunnen krijgen, en ik heb gemerkt dat velen, waarschijnlijk de meesten, de administratieve lasten die aan deze middelen gekoppeld zijn ontmoedigend en omslachtig vinden, en vaak in geen verhouding tot wat ze met het geld kunnen doen.
Paul Rübig (PPE-DE), schriftelijk. (EN) We zijn blij dat het zevende kaderprogramma voor onderzoek is goedgekeurd. We willen er echter ook op wijzen dat het compromis over subsidies voor onderzoek met menselijke embryo’s en met menselijke embryonale stamcellen niet uitgaat van het standpunt dat de PPE-DE-Fractie voor de eerste lezing in juni had bepaald. Na talloze discussies was er gestemd, en een grote meerderheid van onze Fractie had voor amendement 319 van mevrouw Niebler en anderen gestemd, waarin werd voorgesteld om een termijn vast te leggen. We betreuren dat het Europees Parlement niet voor dit amendement heeft gestemd, vooral omdat er maar negentien stemmen ontbraken voor de nodige meerderheid. De PPE-DE-Fractie aanvaardt dat amendement 319 volgens het reglement van het Europees Parlement in de tweede lezing niet opnieuw kan worden ingediend, maar dat doet niets af aan het standpunt van de PPE-DE-Fractie over dit onderwerp.
We zijn blij met de verklaring van de Commissie over artikel 6, en we vragen de Commissie en het regelgevend comité om er rekening mee te houden dat bijna vijftig procent van de leden van het Europees Parlement hebben gestemd voor een restrictievere aanpak van dit gevoelige onderwerp. Daarom verzoeken we de Commissie en het regelgevend comité om voorzichtig te werk te gaan bij de uitvoering van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en van de procedure die de Commissie in haar verklaring heeft genoemd.
Brigitte Douay (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb vandaag voor het verslag Busquin gestemd over de regels voor deelname aan het zevende kaderprogramma voor Onderzoek en Ontwikkeling. Dit verslag sluit aan op het beleid van de Europese Unie om onderzoek te bevorderen en ligt in het verlengde van het kaderprogramma voor Onderzoek, Technologische Ontwikkeling en Demonstratie in de periode 2007-2013, waarvoor ik eveneens heb gestemd.
Met de door dit verslag aangebrachte wijzigingen in de regels voor participatie kan de werking en tenuitvoerlegging van het volgende kaderprogramma worden vereenvoudigd en verbeterd, met name voor de KMO’s, hetgeen hen zal stimuleren tot deelname aan Europese onderzoeksprogramma’s.
Dit verslag is met name gericht op KMO’s, en dringt aan op meer flexibiliteit, evenals op regels en controles die afgestemd zijn op het specifieke karakter van deze ondernemingen. Ik ben blij dat de Europese Unie meer financiële middelen gaat uittrekken voor de KMO’s en dat het verslag gewag maakt van redelijkere uitkeringstermijnen.
Josu Ortuondo Larrea (ALDE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het hebben over de richtlijn betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen. Ik moet beginnen met te zeggen dat ik voor de richtlijn heb gestemd, omdat we, over het geheel genomen, de veiligheidsaspecten, de milieuaspecten, de aspecten die te maken hebben met de gezondheid van mensen en ook de aspecten die te maken hebben met de belangen van de Europese ondernemingen, hebben verbeterd.
Maar ik denk dat we een goede kans hebben laten lopen om heel duidelijk te maken welk verschil er bestaat tussen pyrotechnische artikelen die gebruikt worden tijdens feesten en openbare shows, in theaters, in de film, enzovoorts, en slaghoedjes die worden gebruikt in speelgoed, in airbags in auto’s of zelfs in veiligheidsgordels. Ik denk dat we een tekst hebben opgesteld die in dit opzicht enige verwarring veroorzaakt. Ik hoop dat dit in de toekomst zal kunnen worden verbeterd; mijn stem is vooralsnog positief, hoewel ik deze tekst niet helemaal bevredigend vind.
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) We hebben duidelijke regels nodig voor de markt voor pyrotechnische artikelen, en daarom heb ik het verslag van Joel Hasse Ferreira gesteund. Dankzij de bijdrage van het Europees Parlement zullen professionele gebruikers nu toegang krijgen tot vereenvoudigde procedures en productaanduidingen, zoals voor airbags en veiligheidsgordels in motorvoertuigen waarin pyrotechnische technologieën zijn verwerkt. Deze stap zal bijdragen aan het in stand houden van het concurrentievermogen van de Europese auto-industrie. Eén enkele richtlijn met geharmoniseerde veiligheidsvoorschriften zal nu 25 naast elkaar bestaande nationale goedkeuringsprocedures vervangen, waarmee het huidige ingewikkelde wettelijk kader, dat niet transparant is en een grote administratieve last voor bedrijven vormt, wordt afgeschaft. Ik ben ervan overtuigd dat we een verstandige stap hebben gezet in de richting van vrij verkeer van pyrotechnische artikelen, met speciale nadruk op de bescherming van de menselijke gezondheid en de openbare veiligheid.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Op de markt voor vuurwerk hebben we problemen met de kwaliteit van ingevoerde producten, het veilig gebruik er van, de veilige opslag en goede productiemethodes. Ik heb voor dit verslag gestemd, en ben blij dat we iets doen om de veiligheid van vuurwerk en van het gebruik er van te verbeteren. Veel te veel mensen, vooral jongeren, lopen brandwonden en littekens op omdat het vuurwerk ondeugdelijk is of verkeerd wordt gebruikt.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) Wij zijn het niet met de rapporteur eens dat het belangrijk is om een Europees systeem van statistiek voor de sociale bescherming op EU-niveau tot stand te brengen. De lidstaten zijn heel goed in staat om op dit soort belangrijke terreinen samen te werken zonder de bemoeienis van de instellingen van de EU.
Jens-Peter Bonde (IND/DEM), schriftelijk. (DA) Uit protest tegen het EGA-verdrag stem ik tegen alle verslagen met betrekking tot het herzien van de kaderprogramma’s voor onderzoek en onderwijs op het gebied van nucleaire energie.
Men zou de vijftigste verjaardag van het EGA-verdrag beter kunnen gebruiken als aanleiding voor een herziening die moet garanderen dat alleen die landen die wensen deel te nemen, meedoen aan artikel 43 van het Verdrag van Nice aangaande nauwere samenwerking. Zo kan men ervoor zorgen dat lidstaten die net als Denemarken niet over kernenergie beschikken en ook niet van plan zijn deze te gaan gebruiken, niet langer worden gedwongen een bijdrage te leveren aan de financiering ervan.
De Junibeweging is van mening dat investeren in zowel kernenergie als fusie-energie een onjuiste keuze is. De reden daarvan is dat het wereldwijde potentieel van de zon en de wind als energiebronnen enorm is. Als we maar een tiende deel van dit potentieel zouden benutten, is er genoeg energie voor dertig maal het wereldwijde energieverbruik in het jaar 2010. Het energiebeleid zou er daarom uitsluitend gericht op moeten zijn een plan op te stellen waarmee we dit potentieel kunnen benutten door de al bestaande technologie verder te ontwikkelen en uit te breiden, waaronder windmolens, zonnecellen en waterkracht, en waterstof als energiedrager en -opslag.
Lambert van Nistelrooij (PPE-DE), schriftelijk. Naast de stemming over het kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek, wordt ook over de specifieke programma's gestemd. Wat het kaderprogramma betreft, wordt gestemd over het EP-Raad-compromis. Ook over de specifieke programma's wordt en bloc gestemd. Uitzondering zijn de specifieke programma's "Ideeën", "Samenwerking" en "Capaciteiten", waar een extra wijziging is aangebracht. Deze heeft betrekking op stamcelonderzoek, maar het gaat niet om een wijziging van het standpunt dat het EP aannam in 2006 en waarover het volgende compromis is bereikt:
"Bepaalde onderzoeksterreinen, zoals activiteiten die gericht zijn op het reproductief klonen van mensen of het wijzigen van menselijk genetisch materiaal, komen niet in aanmerking voor financiering door de Gemeenschap. Daarnaast bevestigde de Commissie dat zij zal blijven vasthouden aan de huidige praktijk, en aan het regelgevend comité geen voorstellen zal voorleggen voor projecten die onderzoeksactiviteiten inhouden waarbij menselijke embryo's worden vernietigd, ook niet wanneer het daarbij gaat om het verkrijgen van stamcellen. Weliswaar wordt deze onderzoeksfase dus van financiering uitgesloten, maar de Gemeenschap zal wel de daaropvolgende onderzoeksfasen waarbij menselijke embryonale stamcellen betrokken zijn,financieren".
Daarom stemt de PPE-DE op deze amendementen in "Ideeën" en "Capaciteiten" POSITIEF (+). Echter, voor "Samenwerking" heeft de schaduwrapporteur vrije stemming aangegeven. Wij stemmen daar ook VOOR.
Jan Andersson, Anna Hedh, Ewa Hedkvist Petersen, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. (SV) Als de amendementen 11, 20 en 21 niet in de stemming en bloc waren opgenomen, zouden wij daartegen hebben gestemd. Omdat in het verslag van de heer Guidoni echter veel belang wordt gehecht aan bescherming en veiligheid, hebben wij voor het verslag als geheel gestemd.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. (EN) Ik zal tegen dit verslag stemmen, vooral omdat ITER volgens mij een voorbeeld is van “Big Science”, waar geld wordt verspild dat beter voor andere O&O-projecten zou kunnen worden gebruikt. Op die manier zouden we veel meer kunnen doen voor de concurrentiepositie van de EU en voor de zelfvoorziening met energie dan we met dit enorme geklungel ooit kunnen bereiken. Al meer dan een halve eeuw horen we dat de kernfusie “morgen” resultaten zal opleveren, maar tot vandaag is het er nog niet van gekomen.
Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (B6-0625/2006)
Lydia Schenardi (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, nadat de Schengenakkoorden de sluizen naar ongecontroleerde immigratie hebben opengezet door de controles aan de grenzen van de Unie af te schaffen, en het Verdrag van Amsterdam de asielwetgeving grotendeels in een communautair keurslijf heeft gedrongen, wordt ons nu voorgesteld verder te gaan met het overhevelen van bevoegdheden naar de Unie door unaniem genomen Raadsbesluiten over samenwerking tussen politie en justitie terug te draaien.
Onze eurocraten trekken echt nergens lessen uit. Na in rep en roer te zijn geraakt over het aanspoelen van tienduizenden illegalen aan de Spaanse en Italiaanse kust die profiteren van het gebrek aan grenscontroles om Europa binnen te komen, na verbitterd te hebben geconstateerd hoe machteloos Europa staat tegenover dergelijke situaties, stelt de heer Cavada ons in navolging van de heer Sarkozy voor om de unanimiteitsregel binnen de Raad in te ruilen voor de overgangsclausule en daarmee de zeggenschap van de lidstaten over hun migratiestromen nog wat verder te beperken.
Een langs federale lijnen georganiseerd Europa zal niet in staat zijn de grensoverschrijdende criminaliteit in te dammen. Integendeel: de Europese lidstaten moeten een voorbeeld nemen aan Zwitserland, hun lot weer in eigen hand nemen en zich naar behoren kunnen beschermen tegen de invasie van immigranten.
Michael Cashman (PSE), schriftelijk. (EN) De Britse socialistische delegatie (EPLP) heeft voor het verslag-Cavada gestemd, en ook voor de resolutie van het EP over de vooruitgang die er in de EU is geboekt bij het creëren van een een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (RVVR), op basis van de artikelen 2 en 39 van het EU-Verdrag, omdat we achter ieder beleid staan dat bedoeld is om het werk van de instellingen van de EU transparanter en doelmatiger te maken, en ze beter in staat te stellen om voor onze burgers op het gebied van justitie en binnenlandse zaken resultaten te bereiken. We zijn blij dat het Europees Parlement er op wijst hoe belangrijk het is om breed debat te voeren over het verbeteren van onze efficiëntie op dit vlak, wat de procedures betreft, maar ook in de praktijk. We hebben echter ook veel respect voor de rol van de lidstaten, die dit beleid in de Raad moeten uitstippelen. Het is van het grootste belang dat alle procedurele besluiten die gevolgen hebben voor de nationale soevereiniteit van tevoren heel degelijk worden overwogen. Bij dit debat moeten de nationale parlementen, het Europees Parlement, de lidstaten in de Raad en ook de Commissie worden betrokken.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. (SV) Wij betreuren het feit dat de Grondwet niet in werking heeft kunnen treden, en dat er daardoor geen medebeslissing is bij de besluitvorming op het buitengewoon belangrijke en verstrekkende terrein van justitie en binnenlandse zaken.
Wij hebben echter ernstige twijfels of de huidige situatie kan worden opgelost door gebruik te maken van de passerelleclausule. Daarom hebben wij besloten ons bij de stemming over de resolutie over de vooruitgang van de EU bij de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (B6-0625/06) van stemming te onthouden.
Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Het Parlement dient elk jaar een beoordeling uit te voeren van de vorderingen die de EU heeft gemaakt bij het tot stand brengen van een ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.
Ik ben overtuigd voorstander van het idee dat het Europees project meer moet omvatten dan uitsluitend de economie. Het Europa van handel, kapitaal en diensten moet aangevuld worden met een Europa van en voor de burgers.
We moeten erkennen dat er stappen zijn ondernomen en dat er belangrijke vorderingen zijn gemaakt. We zullen echter ook moeten erkennen dat de reikwijdte van de genomen maatregelen (en het tempo waarin deze tot stand worden gebracht) beter moeten aansluiten bij hetgeen er op dit gebied volgens iedereen moet gebeuren.
Dat er geen doorslaggevende vorderingen worden gemaakt heeft te maken met institutionele kwesties. Zolang veel onderwerpen bij de derde pijler ondergebracht blijven en de unanimiteitsregel geldt zal het niet eenvoudig zijn de nodige maatregelen te nemen.
Ik wil tot slot graag wijzen op wat ik één van de belangrijkste ontwikkelingen van het afgelopen jaar vind, en dat is dat we een rechtsgrond hebben gevonden voor de tweede generatie van het Schengeninformatiesysteem. Het is volgens mij van het grootste belang dat SIS II zo spoedig mogelijk operationeel is. Ik geloof dat de Commissie verplicht is het Parlement in te lichten als er bij de invoering van dat systeem enige vertraging wordt ondervonden. Ze moet dan ook duidelijk maken waarom dat het geval is.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Dat de grondrechten en garanties van de burgers bij de – onaanvaardbare – overdracht van persoonsgegevens van de EU aan de VS niet voldoende zijn gewaarborgd wordt in deze resolutie erkend, maar ze is toch typerend voor de federalistische obsessie van de meerderheid in dit Parlement.
Dat verklaart waarom er zoveel voorstellen worden gedaan om justitie en binnenlandse zaken aan de soevereine beslissingsbevoegdheid van de lidstaten en hun instellingen te onttrekken en deze beleidsgebieden naar een supranationaal EU-niveau over te brengen. Een voorbeeld daarvan is het idee om "de bepalingen inzake de politiële (met inbegrip van Europol) en justitiële samenwerking in strafrechtzaken (met inbegrip van Eurojust) naar het communautaire kader over te hevelen".
We hebben daarom tegen dit verslag gestemd. Een andere reden om tegen te stemmen lag besloten in het feit dat de meerderheid van dit Parlement de opname van de door ons ingediende voorstellen in de resolutie heeft afgewezen. Het ging daarbij om volgende punten: ten eerste de veroordeling van de detentiecentra voor immigranten; ten tweede het oproepen tot respect voor het asielrecht en naleving van het VN-Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle werkende migranten en hun gezinsleden, en ten derde het aandringen op het beschikbaar stellen van fondsen om de asielsystemen te verbeteren, immigranten te integreren en de onderliggende oorzaken van immigratie te bestrijden (in plaats van een detentie- en repatriatiebeleid).
Fernand Le Rachinel (NI). – (FR) Als er één terrein is waarop het Parlement en de Europese Commissie op de verkeerde weg zitten, dan is het wel bij de totstandbrenging van hun zo gekoesterde ‘ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid’.
Bij de goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam werd ons een Europese ruimte beloofd waar alle vrijheden aanwezig zouden zijn en waar we beschermd zouden worden tegen alle vormen van onveiligheid. Zoals wij hadden voorspeld, heeft het tegendeel plaatsgevonden.
Sinds het afschaffen van de controles aan de grenzen door het Akkoord van Schengen en de communautarisering van het asiel- en visumbeleid is de immigratiedruk, met name illegale immigranten, en onveiligheid nog nooit zo groot geweest, en nooit eerder zijn er zoveel criminele en maffiose netwerken geweest.
De resolutie van de heer Cavada stelt ons voor verder te gaan met het overhevelen van bevoegdheden naar de Europese Unie als het gaat om immigratiebeleid, door de unanimiteitsregel binnen de Raad af te schaffen.
Nogmaals: illegale immigratie en de menselijke drama’s die ermee gepaard gaan kunnen geen halt toegeroepen worden door deze prerogatieven van nationale soevereiniteit over te hevelen naar de Europese Unie. De voornaamste oorzaak van deze problemen is het afschaffen van de grenscontroles door de lidstaten. Laten we deze controles opnieuw invoeren; alleen dan zullen de lidstaten echt een vuist kunnen maken tegen de massale toestroom van illegalen en de vele vormen van grensoverschrijdende criminaliteit.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. (SV) De mondiale strijd tegen hiv/aids is een buitengewoon urgent vraagstuk, dat de inzet van de gehele internationale gemeenschap vereist. Wij menen echter dat het hiv/aids-vraagstuk niet binnen het kader van de EU-samenwerking moet worden aangepakt. Wij zijn van mening dat de strijd tegen hiv/aids door de afzonderlijke EU-lidstaten in het kader van de Wereldgezondsheidsorganisatie (WHO) moet worden gevoerd.
De Zweedse partij Junilistan is voor een beperkte EU-samenwerking. Wij zijn erop tegen dat de EU invloed en bevoegdheden heeft op terreinen waar andere internationale organisaties zich al mee bezig houden.
Deze resolutie is echter vooral een mening over de manier waarop aids moet worden bestreden. Daarom hebben wij besloten voor de resolutie als geheel en voor de amendementen waarin wordt gepleit voor een reproductieve gezondheidszorg te stemmen.
Jules Maaten (ALDE), schriftelijk. Indien we de verspreiding van hiv en aids effectief willen aanpakken, dan is het essentieel om specifieke middelen op verschillende kwetsbare groepen te richten. Hierbij is het van belang dat niet-gouvernementele organisaties actief bij de zaak betrokken worden, zodat zij nationale overheden kunnen volgen en ter verantwoording kunnen roepen bij de implementatie van internationale afspraken. Ook moeten mensen met een hiv-besmetting betrokken worden bij de totstandkoming van beleid en centraal staan in het beleid dat betrekking op hen heeft. De bestrijding van hiv en aids in de wereld is een van de grootste uitdagingen. Daarom verdient deze resolutie onze steun.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De ontwerpresolutie wijst op bestaande problemen en stelt een paar methoden voor om de toestand aan te pakken en te beheersen. Maar het onvermogen de ziekte te voorkomen en te bestrijden blijft een factor die armoede in stand houdt en de bevolking in minder kapitalistisch ontwikkelde landen verzwakt en de exploitatie van vooral de natuurlijke rijkdom bevordert. Bovendien kan de enorme verspreiding van de ziekte in kapitalistisch minder ontwikkelde landen leiden tot wereldwijde verspreiding van de ziekte, met zware gevolgen voor de volksgezondheid wereldwijd. De echte aanpak van het aids-probleem ligt in het oplossen van dit politiek-economische vraagstuk ten voordele van de volkeren.
Geneesmiddelen, wetenschappelijke kennis en technieken voor de productie van geneesmiddelen vormen openbaar goed. Wij zijn tegen de inspanningen om monopolies te beschermen, die mensen de toegang tot basisproducten ontzeggen.
Het is de plicht van elk land de gezondheid van zijn burgers te beschermen. Wij verwerpen en veroordelen de vervanging van de openbare en permanente gezondheidszorg door NGO’s en de logica van vrijwillig aanbod en persoonlijke verantwoordelijkheid, wat internationaal wordt gepromoot als oplossing voor de problemen van de volksgezondheid. De landen waar geen gezondheidsstelsel bestaat moeten kiezen voor het creëren van permanente, openbare structuren en diensten, op alle niveaus, met geschikt wetenschappelijk personeel en vooral gericht op de eerstelijnszorg. Zij kunnen worden ondersteund met internationale kredieten, waarbij de beheersverantwoordelijkheid bij de internationale gezondheidsinstanties komt te liggen. Er kan wereldwijd internationale samenwerking en bijstand op wetenschappelijk en praktisch vlak worden georganiseerd tussen de landen.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor deze resolutie over de strijd tegen aids gestemd. Hiv/aids kent geen grenzen. De toename ervan is onverbiddelijk, er worden overal ter wereld ieder uur meer dan 450 personen besmet, dat zijn er meer dan vier miljoen per jaar. In 2005 leefden veertig miljoen mensen met hiv, ongeveer 95 procent daarvan in ontwikkelingslanden, wat een onmogelijke taak voor de gezondheidszorg en de algemene economie betekent. hiv/aids is misschien wel de grootste hindernis voor het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Ik denk dat het voor de wetenschap en de farmaceutische bedrijven op dit moment de belangrijkste taak is om een vaccin tegen aids te ontwikkelen. Een dergelijke ontdekking zou ons in staat stellen om ons een wereld zonder aids voor te stellen.
Frédérique Ries (ALDE), schriftelijk. – (FR) Aids is terug, en hoe! Met 1 072 nieuwe besmettingen in 2005 heeft België een record gevestigd. Een toename met 52 procent in acht jaar.
De ziekte eist minder dodelijke slachtoffers, in België tenminste. Maar aids is iets vanzelfsprekends geworden. Het condoom is als een dieet dat je het hele jaar moet volgen; soms heb je zin om je te laten gaan. Dus moeten we meer doen aan preventie. En in gebieden waar godsdienst een grote rol speelt eraan herinneren dat de oproepen tot onthouding geen pas hebben.
Daarom heb ik mijn handtekening gezet onder een ontwerpresolutie inzake aids. Ik wilde de aandacht vestigen op kinderen die lijden aan aids. Vijftien miljoen kinderen hebben hun vader en moeder verloren door de ziekte, waarvan alleen al twaalf miljoen in Afrika. Volgens professor Montagnier, de ontdekker van het virus, zullen de effecten van de besmettingsgolf pas in de komende tien jaar in volle omvang zichtbaar worden en zullen de demografische gevolgen aanzienlijk zijn, want de ziekte dreigt een hele groep jongvolwassenen uit te roeien.
Aanstaande vrijdag is het internationale Wereldaidsdag. We moeten deze gelegenheid absoluut aangrijpen om erop te wijzen dat aids om zich heen grijpt. Gelukkig neemt het sterftecijfer als gevolg van andere besmettelijke ziekten naar verwachting af.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Bij de stemming van vandaag heb ik mijn steun gegeven aan de belangrijkste bepalingen van het verslag over de situatie van personen met een handicap in de uitgebreide Europese Unie: het Europees Actieplan 2006-2007. Ik wil in het bijzonder de nadruk leggen op het belang van werkgelegenheid voor mensen met een handicap, en door die werkgelegenheid de kans om aan een sociaal isolement te ontkomen. Het is heel belangrijk dat werk ook bereikbaar is voor mensen met een verstandelijke handicap of mensen met meervoudige handicaps, in overeenstemming met hun capaciteiten. Het is daarom niet alleen essentieel om de richtlijn van de Raad tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep ten uitvoer te leggen, maar ook om een speciale richtlijn op te stellen met betrekking tot arbeidsongeschiktheid en om een gemeenschappelijke Europese definitie van arbeidsongeschiktheid te formuleren. Daarnaast is het belangrijk om zo spoedig mogelijk voorlichtingscampagnes te starten en de gemeenschap en werkgevers voor te lichten over het in dienst nemen van mensen met een handicap. Het respect en de waardering van de gemeenschap voor bedrijven die mensen met een handicap in dienst nemen moet publiekelijk uitgedrukt worden.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Het is maar al te bekend met wat voor soorten discriminatie en onrechtvaardigheden gehandicapten en hun verwanten geconfronteerd worden. Er is enige voortgang geboekt, maar er moet nog steeds veel gedaan worden. Eén van de belangrijkste prioriteiten bestaat in het uitwerken van een openbaar beleid dat verzekert dat het idee van gelijke rechten concrete invulling krijgt. Er moet meer worden geïnvesteerd in het beleid op het gebied van gezondheid, onderwijs, sociale zekerheid en werkgelegenheid om zo te garanderen dat gehandicapten gratis toegang krijgen tot diensten van goede kwaliteit. Sociale insluiting moet worden bevorderd, armoede en sociale uitsluiting dienen te worden bestreden.
Het vandaag aangenomen verslag bevat een inventaris van al die gebieden waarop het optreden van de lidstaten efficiënter kan geschieden.
We zijn heel tevreden dat het Parlement heeft ingestemd met de oproep om een specifieke richtlijn inzake personen met een handicap op te stellen en de onlangs goedgekeurde VN-Ontwerpverdrag over de rechten van mensen met een handicap te ondertekenen en te ratificeren. Daarom hebben we voor de nu aangenomen resolutie gestemd. We hopen nu maar dat er in de toekomst voldoende rekening mee zal worden gehouden.
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) De EU verdoezelt bewust de klassegerelateerde oorzaken van de problemen van gehandicapten.
Velen zouden vandaag niet gehandicapt zijn, mochten er maatregelen voor de veiligheid en gezondheid zijn op de werkplek en in bedrijven, als er uitsluitend kosteloze gezondheidsstelsels zouden bestaan en herstelcentra, zonder commerciële activiteit.
Daarentegen wordt voorgesteld de gehandicapten nog meer los te koppelen van de gezondheidsdiensten en zo de asociale beslissingen van Maastricht en Lissabon als een gegeven feit te beschouwen.
Sommige maatregelen lijken positief. Maar de meeste maatregelen vereenvoudigen de privatiseringen, de winstmaximalisatie van het kapitaal en zijn erop gericht het verzet van gehandicapten en van het volk in de kiem te smoren.
Er wordt niet gesproken over de verplichting van de staten om volledig gratis scholen ter beschikking te stellen van alle gehandicapte kinderen en om werk met behoud van alle rechten te verschaffen aan degenen die kunnen werken en vooral zorg en bescherming.
De werkgelegenheid van gehandicapten wordt gekoppeld aan het bekorten van uitkeringen, niet aan het recht op arbeid, op bescherming.
De verworvenheden van de voormalige socialistische landen worden verzwegen, waar het kapitalisme voor achteruitgang zorgt. Hoeveel gehandicapten liepen vroeger school en hoeveel gaan er nu naar school? Hoeveel hadden er werk onder het socialisme en wat is de situatie nu?
Wat het kapitaal wil is een elite vormen in de gehandicaptenorganisaties om hen te kunnen manipuleren.
De gehandicapten moeten de praatjes over “gelijke kansen” en strijd tegen discriminatie” wantrouwen: doel is namelijk de privatisering en commercialisering van het sociale beleid uit te breiden, waardoor de gehandicapten uit de armste volksklassen worden benadeeld.
Zij moeten het verzet tegen de politiek van het kapitaal verhevigen.
David Martin (PSE), schriftelijk. (EN) Ik heb voor dit uitstekende verslag gestemd. Personen met een handicap moeten in staat te worden gesteld om zelf hun eigen keuzen te maken, en hun alledaagse leven zelf te regelen, net als ieder ander. Dat betekent natuurlijk dat we een omgeving moeten creëren waarin personen met een handicap zo onafhankelijk mogelijk kunnen zijn. Wanneer de aanbevelingen in dit verslag zouden worden omgezet, zou ons dat een heel eind op de goede weg helpen.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) We zien dat er in de EU een tendens bestaat om alle vormen van discriminatie waarmee personen met een handicap geconfronteerd worden uit te bannen. Dat is heel positief.
De belangrijkste obstakels waar personen met een handicap in de werksfeer mee te maken krijgen zijn de vooroordelen van de zijde van de werkgevers en de problemen bij de toegang tot informatie- en communicatietechnologie en het openbaar vervoer van en naar het werk. Als gevolg van deze fysieke barrières zijn veel personen met een handicap werkloos.
Ik ben daarom voorstander van specifieke acties op zowel Europees als nationaal niveau. Op deze wijze moet steun worden verleend aan de diensten die mensen met een handicap proberen te helpen bij de opname in de maatschappij en de arbeidsmarkt, in het onderwijs en beroepsopleidingen.
Ik steun dit verslag verder omdat erop wordt aangedrongen dat het internet en de websites van de openbare instellingen beter toegankelijk moeten worden gemaakt voor personen met een handicap.
Ik vind het een schande dat de socialistische regering in Portugal precies een tegengestelde lijn volgt. Deze regering heeft in het kader van de begroting voor 2007 immers voorgesteld om een hogere belasting te heffen op de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van personen met een handicap en de belastingvoordelen die deze categorie personen geniet te verminderen.
Bernadette Vergnaud (PSE), schriftelijk. – (FR) De toegankelijkheid van openbaar vervoer en informatie- en communicatietechnologie is cruciaal voor personen met een handicap. Deze mensen hebben recht op een betere integratie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. De rapporteur stelt terecht voor een Europees handvest op te stellen inzake “de kwaliteit van de hulp aan personen met een handicap”.
Daarom heb ik voor het verslag van mevrouw Lynne gestemd, dat tevens aandringt op Europese wetgeving om alle vervoerwijzen toegankelijk te maken voor personen met een handicap, naar het model van de wetten die gelden voor gehandicapte vliegtuigpassagiers.
We moeten korte metten maken met vooroordelen. Voorlichtingscampagnes zouden moeten worden opgesteld, zodat werkgevers het in dienst nemen van iemand met een handicap zonder enig vooroordeel bezien, met name vooroordelen over de financiële kosten van tewerkstelling en de capaciteiten van de kandidaat. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat kwesties die verband houden met handicaps worden behandeld als een nieuwe dienst voor bedrijven. Als een vorm van preventie zou dit ervoor zorgen dat mensen met een handicap hun baan behouden; als een vorm van herintreding zou het deze mensen helpen hun baan terug te krijgen.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) We verwelkomen maatregelen die erop gericht zijn bureaucratische obstakels weg te nemen, de administratie te vereenvoudigen (zolang dat maar niet betekent dat de bestaande procedures voor de bescherming van werknemers "vereenvoudigd" worden) en de toegang tot financiering te vergemakkelijken, maar menen toch dat de in dit verslag voorgestelde benadering heel gevaarlijk is.
De steeds sterkere nadruk op de verbinding tussen de onderwijs- en opleidingssystemen en het ondernemingswezen is zorgwekkend. Op die manier verwordt onderwijs immers tot handelswaar, waarbij onderwijs voor de burger plaats maakt voor een opleiding tot werknemer. Het verslag stelt "ondernemerschap" voor als een oplossing voor de werkloosheidsproblematiek in de EU en probeert het begrip "inzetbaarheid" te rechtvaardigen. Wat onder de verantwoordelijkheden van de staat valt, wordt zo op het individu afgewenteld, en dat sluit aan bij hetgeen er in de – zogenaamde – Europese (ontwerp-)Grondwet wordt voorgesteld. Met de "onvermijdelijkheid" van het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd gebeurt precies hetzelfde: op die wijze ondermijn je de rechten van werkers en jonge mensen die op een steeds krappere markt emplooi zoeken.
Tot slot wordt veel ophef gemaakt van partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector. Het komt er dan meestal op neer dat de particuliere sector gebieden die gelet op hun maatschappelijk aard tot de openbare sfeer behoren op een presenteerblaadje krijgt aangeboden. Vandaar onze stem tegen.
Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Waartoe dient het verslag van mevrouw del Castillo Vera? Achter de misleidende titel “Tijd voor een hogere versnelling: Een Europa van ondernemerschap en groei tot stand brengen” gaat een opsomming schuil, waarop dit Parlement patent heeft, van gemeenplaatsen en beginselen. Sommige heel nuttige voorstellen, zoals het bevorderen van de KMO’s of het terugdringen van bureaucratie, worden nooit toegepast in de communautaire wetgeving. Andere zijn juist de oorzaken van de problemen die we beweren te willen oplossen, waaronder het dogmatisch vasthouden aan vrijhandel, tot in het extreme doorgevoerde concurrentie en de almaar toenemende Europese dimensie.
Het meest instructieve in dit verslag zijn uiteindelijk de drie bladzijden ‘citaten’, die ruim een derde van de tekst in beslag nemen. Deze bevatten een misschien niet eens volledig overzicht van documenten die het verslag kort de revue laat passeren, hetgeen niet bepaald de beloofde hogere versnelling is. Ze zijn vooral tekenend voor de ziekelijke praatzucht waarvan de Europese instellingen blijk kunnen geven als het gaat om werkgelegenheid en groei, en die dient om hun verantwoordelijkheid voor de rampzalige economische en sociale situatie in Europa te camoufleren.
José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. – (PT) Ik heb dit uitstekende verslag gesteund. Het verleent de EU een middel om op een succesvolle wijze om te gaan met de mededinging op de wereldmarkt. Door een cultuur van innovatie en onderzoek te bevorderen kan de EU zich ten aanzien van de internationale concurrentie een voordelige positie verschaffen.
Daarom moet de EU de ondernemerszin – en dan vooral KMO's – met al de middelen die ze tot haar beschikking heeft bevorderen, en wel omdat:
- KMO's in de Europese economie een sleutelrol spelen en bijdragen tot een sterkere en duurzame groei;
- KMO's verantwoordelijk zijn voor 95 procent van alle gecreëerde banen;
- KMO's kunnen dienen als een ontmoetingspunt van universiteiten en ondernemingen;
- KMO's de wezenlijke band tussen de productie en de territoriale dimensie van die productie in stand kunnen houden, wat ons in staat stelt het verschijnsel van de overplaatsing van de productiecapaciteit te beheren en voor dit probleem een oplossing te vinden.
Niettegenstaande het feit dat ze een fundamentele bijdrage leveren aan de economische groei worden KMO's nog steeds met veel obstakels geconfronteerd.
Andere dan loonkosten behoren tot de belangrijke belemmeringen voor KMO's, die veelal geen werkgelegenheid scheppen omdat zij niet kunnen voldoen aan de daarmee verbonden administratieve vereisten. KMO's hebben nog steeds te maken met bureaucratische obstakels, onder andere bij de toegang tot de kapitaalmarkten, communautaire programma's en de structuurfondsen.
De Voorzitter. Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd.