Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/0807(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0430/2006

Debatten :

PV 12/12/2006 - 8
CRE 12/12/2006 - 8

Stemmingen :

PV 12/12/2006 - 14.20
CRE 12/12/2006 - 14.20
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0550

Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 12 december 2006 - Straatsburg Uitgave PB

8. Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking - Financieringsinstrument voor de samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen(debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0448/2006), namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (11944/2/2006 – C6-0357/2006 – 2004/0220(COD)) (rapporteur: Gay Mitchell)

en

- het verslag (A6-0430/2006) van David Martin, namens de Commissie internationale handel, over de ontwerpverordening van de Raad tot vaststelling van een financieringsinstrument voor de samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen (11877/2006 – C6-0265/2006 – 2006/0807(CNS)).

 
  
MPphoto
 
 

  Gay Mitchell (PPE-DE), rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is bijna twee jaar gewerkt aan deze verordening. Soms was de druk op het Parlement om in te binden, om verdeeld te raken, om onze wetgevende rol op te geven, nauwelijks te verdragen. Ik heb me verbaasd over de bereidheid die sommige collega-afgevaardigden soms hebben getoond om de andere instellingen carte blanche te geven op dit belangrijke gebied, zolang bepaalde kleine belangen of hun invloed maar enigszins gerespecteerd werden. Ik prijs echter mijn collega's in de Commissie ontwikkelingssamenwerking – afgevaardigden uit alle fracties die zich niet onder druk hebben laten zetten, niet hebben toegestaan dat ze onderling verdeeld raakten, en die uiteindelijk de slag hebben gewonnen. Ook wil ik mijn dank uitspreken aan het secretariaat van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de secretariaten van die fracties die bij deze onderhandelingen constructief met ons hebben samengewerkt.

Door te dreigen met afwijzing van het oorspronkelijke instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking (DCECI), zoals het genoemd werd, waarmee werd beoogd onze medebeslissingsbevoegdheid te beëindigen door de rechtsgrondslag te verschuiven van artikel 179 naar artikel 181, onder a), en ontwikkelde landen en uitgaven voor zaken die geen betrekking hebben op ontwikkeling in het ontwikkelingsinstrument op te nemen, hebben we uit de onderhandelingen met de Raad en de Commissie een instrument gesleept dat twaalf maanden geleden door maar weinig mensen als haalbaar werd beschouwd en dat de activiteiten van de EU voor de ontwikkelingslanden zal stroomlijnen, met behoud van transparantie en het afleggen van verantwoording.

Ik wil in het bijzonder eer bewijzen aan het onderhandelingsteam dat mij tijdens die besprekingen begeleid heeft, aan de successieve voorzitterschappen voor het werk dat zij hieraan besteed hebben en aan de Commissie voor het goede resultaat. Ik heb echter een bedenking. Ik geloof dat het Voltaire is geweest die heeft gezegd: "Ik ben het niet eens met wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen". Nadat ik tijdens de onderhandelingen steeds had gezocht naar consensus, was het zeer teleurstellend dat er op één specifiek punt volkomen voorbij werd gegaan aan mijn opvattingen.

Het gaat niet over het afzwakken van de beschikbaarheid van gezondheidsdiensten voor vrouwen in nood. Als mijn amendementen – die bescheiden waren – waren overgenomen, zouden de Conferentie van Caïro en alle daaraan gerelateerde zaken zijn gerespecteerd. En terwijl ik steeds op zoek was naar een compromis en anderen opzocht en steunde, werden mijn bescheiden voorstellen tot mijn grote verbazing nauwelijks in overweging genomen. Een deel van de verklaring daarvoor ligt denk ik bij een schriftelijk advies dat in omloop is gebracht en waarin mijn voorstellen werden ontkracht door de bewering dat het beleid van de Europese Volkspartij was doorgedrukt. Zoals de handtekeningen onder deze amendementen hier vandaag laten zien, is dat niet het geval en het had niet mogen worden gezegd, vooral niet omdat het op een delicaat moment in de afrondende fase van de onderhandelingen gebeurde.

Ik kan de algemene inhoud van het gemeenschappelijk standpunt steunen, met die ene bedenking. Ik denk dat het een zeer goed resultaat voor ons is: het Parlement heeft gewonnen, in zoverre dat we de medebeslissing op grond van artikel 179 hebben weten te behouden, wat voor ons een zeer belangrijk principe is. Het zal wetgeving met een beperkte toepassingsduur worden. Het specifieke instrument voor het ontwikkelingsbeleid is dit instrument; het zal geen andere inhoud hebben. Er zullen meer gedetailleerde financiële bepalingen komen: de financiële bepalingen van het voorstel baarden de commissie ook grote zorgen, omdat ze buitengewoon algemeen en ver verwijderd waren van de mate van gedetailleerdheid die het Parlement, als onderdeel van de begrotingsautoriteit, gewoon was. Dat is nu veranderd, en het gemeenschappelijk standpunt bevat nu een specificatie waarbij de financiële middelen naar programma en in sommige gevallen naar programmaonderdeel zijn uitgesplitst.

We betreden ook nieuw terrein. Het nieuwe instrument voor ontwikkelingssamenwerking zal, voor het eerst, de internationaal erkende definitie van ontwikkelingsbeleid zoals die door de Commissie ontwikkelingsbijstand van de OESO is opgesteld, juridisch verankeren. In een Commissieverklaring die bij het instrument zal worden gevoegd, zal, ook voor het eerst, melding worden gemaakt van de benchmark die de Commissie ontwikkelingssamenwerking sinds 2003 gebruikt voor het vergroten van de aandacht voor primair onderwijs en basisgezondheidszorg, twee belangrijke onderdelen van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. De Commissie heeft de benchmark van twintig procent die de commissie voor deze sectoren hanteert nooit eerder aanvaard, en dat is nu dus wel gebeurd.

Wat betreft de democratische controle, is er verdere vooruitgang geboekt met betrekking tot de dialoog tussen het Parlement en de Commissie over de ontwerpstrategiedocumenten, waardoor de uitvoering van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking nu daadwerkelijk door het Parlement kan worden gecontroleerd, en ik wil commissaris Ferrero-Waldner en commissaris Michel bedanken voor hun brief aan mij en aan de voorzitter van de commissie waarin zij dit bevestigen. Het Parlement wil noch hoeft betrokken te worden bij het microbeheer, maar het geeft ons een kans om ons in een vroege fase in het proces te mengen, door middel van de structuur die we zelf kiezen. Hierdoor krijgt het Parlement een veel grotere rol op het hele gebied van transparantie en het afleggen van verantwoording.

Met de uitzondering die ik heb genoemd, beschouw ik het door de Raad vastgestelde gemeenschappelijk standpunt als een zeer goed resultaat voor het Europees Parlement. Zoals ik aan het begin heb gezegd, betwijfel ik ten zeerste dat iemand twaalf maanden geleden had gedacht dat we konden bereiken wat we inmiddels hebben bereikt. Maar het laat zien dat wanneer het Parlement eendrachtig optreedt, wanneer de verschillende fracties zich niet tegen elkaar laten uitspelen en vastbesloten zijn om geen bevoegdheden van dit Parlement weg te geven, we, samen met de andere instellingen, een zeer goed instrument kunnen ontwikkelen, waarin wordt gewaarborgd dat de voorrechten van dit Parlement beschermd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), rapporteur. (EN) Mijnheer de Voorzitter, voordat ik het over mijn eigen verslag ga hebben, wil ik de heer Mitchell feliciteren. Zoals men in dit Parlement weet, zijn deze twee instrumenten hun leven begonnen als één instrument, en de Commissie ontwikkelingssamenwerking heeft terecht bepleit dat ze van elkaar moesten worden gescheiden, omdat er appels en peren bij elkaar in één zak terecht waren gekomen. Het ontwikkelingsinstrument is in essentie gericht op het bevorderen van de belangen van de ontwikkelingslanden. Het economische instrument, waarvoor ik verantwoordelijk ben, gaat – niet uitsluitend, maar wel in hoofdzaak – over het bevorderen van de belangen van de Europese Unie. Het was daarom niet goed dat deze twee doelstellingen in één enkel instrument waren gevat. De Commissie ontwikkelingssamenwerking heeft terecht gepleit voor een afzonderlijk instrument en heeft ook terecht gezegd dat het Europees Parlement zich hard moest opstellen om zijn betrokkenheid op zijn minst te kunnen handhaven op het huidige niveau, met de vele instrumenten die we nu hebben. En daarom feliciteer ik de heer Mitchell met zijn verslag.

Dan kom ik nu op mijn eigen verslag. Het gaat hier om een instrument dat niet zo belangrijk is als de andere externe instrumenten, maar dat toch van betekenis is voor de Europese Unie. Het instrument is een uitbreiding van de bestaande instrumenten, in de eerste plaats wat betreft het aantal geografische gebieden: de bestaande programma's besloegen maar zes landen, en dit nieuwe instrument zeventien. Het is een uitbreiding van de doelstellingen en, zoals men hoopt bij een uitbreiding van het aantal geografische gebieden en een uitbreiding van de doelstellingen, is ook de begroting uitgebreid. Het is dus wel het kleinste externe instrument, maar niettemin een instrument van betekenis.

Het instrument is gericht op het bevorderen van de belangen van de EU in geïndustrialiseerde landen en is gebaseerd op het zeer succesvolle opleidingsprogramma voor managers in Japan en Korea en het "Gateway to Japan"-programma. Deze beide programma's zijn het onderwerp geweest van een door de Commissie gefinancierde studie, waaruit naar voren is gekomen dat ze de toegang voor Europese bedrijven in zowel Japan als Korea hebben vergroot en ook de zichtbaarheid van de Europese Unie in deze twee landen hebben verbeterd, en daarom zijn ze op zichzelf al waardevol geweest.

Het nieuwe programma krijgt vijf hoofddoelstellingen: het voortbouwen op openbare diplomatie en reikwijdte; de bevordering van economisch partnerschap en business; relaties tussen mensen, met name door middel van onderwijs; het aanmoedigen van de dialoog; en ten slotte de evaluatie van kleinschalige samenwerkingsprojecten om kleine en middelgrote bedrijven te helpen bij het krijgen van toegang tot de markten van derde landen. Dit zijn allemaal zeer waardevolle doelstellingen.

Wat betreft de benadering van de Commissie internationale handel, hebben we ons geconcentreerd op drie dingen. Ten eerste, gezien het feit dat de werkingssfeer van de programma's is uitgebreid van zes naar zeventien landen, hebben we erop aangedrongen dat er ruimte voor differentiatie moet zijn binnen het programma – een uniforme aanpak zou simpelweg niet werken bij een programma als dit. Het doet me genoegen te kunnen zeggen dat de Commissie zich heeft kunnen vinden in het idee dat het programma landspecifiek moest worden, en niet een algemeen programma voor zeventien landen.

We hebben ook amendementen ingediend om ervoor te zorgen dat dit programma een aanvulling is op de andere instrumenten die we ofwel vandaag, ofwel in een later stadium zullen aannemen.

Ook weer gezien het feit dat het programma is uitgebreid, hebben we erop aangedrongen dat er een clausule over de mensenrechten en de rechtsstaat in deze instrumenten moest worden opgenomen. En ook op dit punt hebben de Raad en de Commissie weer de bereidheid getoond om deze amendementen te aanvaarden.

Verder doet het me genoegen te kunnen zeggen dat, ondanks dat er slechts sprake is geweest van een raadplegingsprocedure, en niet van een medebeslissingsprocedure, zoals bij het verslag van de heer Mitchell, de Raad ermee ingestemd heeft om de twee interinstitutionele akkoorden over begrotingsdiscipline en democratische controle aan dit programma te hechten. Ook heeft de Raad ermee ingestemd dat het Parlement meer betrokken moet worden bij dit programma dan oorspronkelijk de bedoeling was en heeft hij aanvaard dat als de werkingssfeer van het programma wordt gewijzigd, hetzij in geografische zin, hetzij wat betreft de doelstellingen, het Parlement volledig geraadpleegd zal worden. En de Commissie heeft ermee ingestemd een meerjarenplanning voor de raadpleging van het Parlement op dit punt op te stellen. De betrokkenheid van het Parlement is dus aanmerkelijk versterkt.

Ter afsluiting wil ik zeggen dat er een kans is dat wanneer wij vandaag alle amendementen aannemen, dit instrument door de Raad zal worden aangenomen in exact dezelfde vorm waarin het het Parlement verlaat. Dat is een hele prestatie, gelet op het feit dat er slechts sprake is van een raadplegingsprocedure. Ik wil de Commissie bedanken voor de uitstekende samenwerking, en in het bijzonder ook het Finse voorzitterschap, dat zich, ondanks dat het in vergelijking met de andere instrumenten om een relatief klein instrument gaat, volledig betrokken heeft getoond bij het werk van het Parlement, ons volledig op de hoogte heeft gehouden van zijn standpunt en compromissen heeft gesloten. We hebben compromissen gesloten met het voorzitterschap. Ik denk dat we uiteindelijk een zeer werkbaar instrument hebben gekregen en ik wil alle instellingen bedanken voor de samenwerking.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze vergaderperiode van december is een belangrijke mijlpaal als het gaat om het scheppen van een doelmatig en gestroomlijnd wettelijk kader voor de externe uitgaven van de Gemeenschap. Ik moet zeggen dat ik me vereerd voel dat ik de Commissie tijdens deze vergaderperiode mag vertegenwoordigen, nu we de afronding naderen van de onderhandelingen over de vier resterende instrumenten voor de uitvoering van de externe uitgaven in de periode 2007-2013.

Het is voor ons allemaal een lange weg geweest sinds de Commissie deze voorstellen twee jaar geleden heeft gepresenteerd. De nieuwe, vereenvoudigde structuur was een eerste poging om alle instrumenten voor de externe uitgaven te stroomlijnen. De Commissie had hieraan de hoogste prioriteit toegekend, om de doelmatigheid en de samenhang te vergroten, zowel binnen de Commissie zelf als in ons extern beleid als geheel.

Hoewel zowel het Parlement als de Raad zich verheugden over het vereenvoudigingsproces, leidden deze voorstellen tot een zeer substantieel debat. Al snel nadat het Parlement zijn werkzaamheden was begonnen, werden belangrijke vragen opgeworpen. Ik heb grote waardering voor wat het Parlement en de verschillende voorzitterschappen van de Raad hebben gedaan om constructieve oplossingen te vinden voor de uitdagingen waarop we gestuit zijn met deze vernieuwende voorstellen. Dit werk culmineerde in een succesvolle trialoogvergadering in juni 2006, waarbij algehele overeenstemming werd bereikt over de structuur van de instrumenten voor externe financiering.

Om te waarborgen dat het instrument voor ontwikkelingssamenwerking sterk gericht zou zijn op ontwikkeling, zijn we overeengekomen het te scheiden van het instrument voor samenwerking met geïndustrialiseerde landen. Ook is er een specifiek mensenrechteninstrument ingesteld.

Om tegemoet te komen aan uw andere zorgen, werd overeengekomen dat de instrumenten via een medebeslissingsprocedure zouden worden aangenomen in alle gevallen waarin het Verdrag dit mogelijk maakt. Er is een afzonderlijk instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid in het leven geroepen, zodat het instrument voor stabiliteit kon worden overgeheveld van raadpleging naar medebeslissing. In totaal vallen nu vier van de zeven nieuwe instrumenten onder medebeslissing. Dit geeft het Parlement een juridisch verankerde en ongekende wetgevende bevoegdheid ten aanzien van het kader voor de externe uitgaven.

Wat betreft het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, dat de hoeksteen van dit nieuwe bouwwerk is, heb ik de vruchtbare samenwerking met het Parlement zeer op prijs gesteld, vooral tijdens de afgelopen vijf maanden, en ik bedank de rapporteur, de heer Mitchell, voor de centrale rol die hij heeft gespeeld bij het op tijd en op een positieve wijze afronden van de onderhandelingen. Verder wil ik het onderhandelingsteam van de Commissie ontwikkelingssamenwerking bedanken. Het compromis, zoals dat tot uiting komt in het uitonderhandelde gemeenschappelijk standpunt van de Raad, is een zeer evenwichtige oplossing. Ook waardeer ik het dat de Commissie ontwikkelingssamenwerking zich achter dit compromis heeft geschaard en heeft aanbevolen om het gemeenschappelijk standpunt van de Raad in tweede lezing aan te nemen.

Zoals het Parlement had gevraagd, bevat het instrument voor ontwikkelingssamenwerking nu indicatieve financiële toewijzingen, een tussentijdse herziening en een vervaldatum. Voor de medebeslissingsinstrumenten zijn we verder overeengekomen dat, voordat de herziening zal worden uitgevoerd, het Parlement de werking van de instrumenten zal onderzoeken om eventuele disfunctionele situaties op te sporen. Het verslag van het Parlement zal door de Commissie in aanmerking worden genomen bij het uitvoeren van de herziening van de instrumenten. Deze herziening moet plaatsvinden in 2009. In antwoord op de brief van de voorzitter van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Morgantini, doet het me genoegen te kunnen bevestigen dat deze herzieningsdatum ook geldt voor het instrument voor ontwikkelingssamenwerking.

In vergelijking met het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, is het instrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen – als de omvang van de begroting een maatstaf is voor het belang ervan – niet het grootste instrument voor externe actie, maar dit mag niet leiden tot een onderschatting van het nut en de relevantie van dit instrument bij het versterken van de rol van de Europese Unie in de wereld. Dit instrument zal zelfs direct bijdragen aan het bevorderen van de doelstelling van de EU om een zichtbaarder speler op het wereldtoneel te worden. Deze doelstelling zal kunnen worden verwezenlijkt met behulp van een kader waarbinnen we door middel van concrete initiatieven de betrekkingen met belangrijke ontwikkelde partners kunnen versterken, de Gemeenschapsbelangen kunnen bevorderen en ook de zichtbaarheid van de EU daar kunnen vergroten.

Sinds afgelopen juni hebben de rapporteur, het Finse voorzitterschap en de Commissie hand in hand samengewerkt om het instrument tijdig te kunnen aannemen, waarbij ervoor gezorgd is dat de standpunten van elke instelling voldoende in aanmerking zijn genomen. In verband hiermee wil ik mijn waardering uitspreken voor de rapporteur, David Martin, en de Commissie internationale handel als geheel, voor hun harde werk en de geest van samenwerking bij de snelle afwikkeling van het dossier.

Deze voortdurende dialoog heeft het mogelijk gemaakt dat de opvattingen van het Parlement tijdens de voorbereidende beraadslagingen in de Raad, die parallel aan het werk van het Parlement werden gehouden, in aanmerking konden worden genomen, en dat dat, mede dankzij deze gezamenlijke aanpak, ook in sterkere mate is gebeurd dan de Commissie aanvankelijk voor ogen had, zonder dat daarbij inbreuk is gemaakt op de voorrechten van de Raad.

Ik kan me met enig vertrouwen indenken dat de belangrijkste amendementen van het Parlement, met name die amendementen die betrekking hebben op de kernwaarden van de Gemeenschap – democratie, de rechtsstaat, eerbiediging van de mensenrechten, de bescherming van de belangen van de Gemeenschap, een versterkte evaluatie en bepalingen over verslaglegging in het kader van de specificatie van een indicatieve financiële envelop voor de periode 2007-2013, en de opname van een herzieningsclausule – hun weg zullen vinden naar de definitieve tekst. Daarnaast zal een aantal aanvullende redactionele wijzigingen de definitieve tekst meer in overeenstemming brengen met de terminologie die is voorgesteld door het Parlement en met de terminologie die al is overeengekomen bij andere instrumenten op het vlak van extern beleid, om een deugdelijke samenhang tussen de instrumenten te bewerkstelligen.

Ik zie uit naar een positief resultaat van de stemming van vandaag over het instrument voor ontwikkelingssamenwerking. Dat zal de Commissie in staat stellen om per 1 januari van start te gaan met het werk en de externe hulp zonder verdere vertragingen ten uitvoer te leggen, wat heel belangrijk is. Met een overeenkomst over de resterende wetsvoorstellen zal de Europese Unie de doelmatigheid van haar externe uitgaven, en met name haar zichtbaarheid op het internationale toneel, aanzienlijk vergroten, waardoor zij haar rol van grootste donor van ontwikkelingshulp zal kunnen waarmaken.

Tevens verheug ik mij over de positieve opstelling ten aanzien van het instrument voor de geïndustrialiseerde landen in het verslag dat hier vandaag in het Parlement aan ons voorligt. Ik kan u zonder meer verzekeren dat in de definitieve tekst, die de Raad zeer binnenkort zal aannemen, ook de algemene strekking van de resolutie van het Parlement substantieel tot uiting zal komen. Dat is een teken van onze bereidheid om op een constructieve manier met het Parlement samen te werken aan dit dossier, en dat zal in de toekomst, bij de tenuitvoerlegging van de samenwerkingsactiviteiten, ook in geïndustrialiseerde landen, niet anders zijn.

 
  
MPphoto
 
 

  Syed Kamall, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken, en ik wil ook de rapporteur bedanken voor zijn vele werk en voor de samenwerking bij dit verslag.

De rapporteur en ik zeggen vaak voor de grap tegen elkaar dat we op het gebied van de internationale handel maar weinig punten weten te vinden waarover we het oneens kunnen zijn. Als rapporteur en schaduwrapporteur voor dit verslag hebben we opnieuw weinig punten ontdekt waarover we het oneens konden zijn, mede omdat de rapporteur zo deskundig is op dit gebied en al verschillende verslagen over het onderwerp heeft opgesteld. Ik wil alleen nogmaals herhalen hoe goed de samenwerking is geweest, en ik heb zelfs een heleboel van hem geleerd tijdens dit proces. Ooit zal ik iets vinden waarover ik het met hem oneens kan zijn, maar laten we nu naar de inhoud kijken.

We zijn het er allemaal over eens dat het voorstel moet worden verscherpt en verduidelijkt. Het is zeer belangrijk dat we vaststellen wat de strategische belangen van de EU zijn, en ik verheug mij over de amendementen die met dit doel in de commissie zijn aangenomen. Ook moet er sprake zijn van consistentie tussen de verschillende instrumenten. Nogmaals, de rapporteur en ik hebben hierover een aantal discussies gevoerd, en het doet me zeer veel genoegen dat deze amendementen zijn aangenomen.

Het andere gebied is de herzieningsclausule. Het is heel belangrijk dat we beslissen of dit instrument moet worden herzien tijdens de zittingsperiode van dit Parlement of pas na de Europese verkiezingen van 2009, wanneer er nieuwe leden zullen worden gekozen. Die nieuwe leden zullen niet onze expertise hebben wat deze kwestie betreft, en daarom had ik liever een herziening tijdens de zittingsperiode van het huidige Parlement gezien.

Tot slot zit het verslag op het goede spoor op het gebied van mensenrechten en democratie, met name wanneer we het hebben over ontwikkelde landen. Laten we hopen dat we deze doelen kunnen blijven nastreven binnen het kader van de handelsovereenkomsten en zullen kunnen blijven samenwerken met onze partners.

 
  
MPphoto
 
 

  Margrietus van den Berg, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, commissaris, met het nieuwe ontwikkelingsinstrument krijgen we eindelijk een ontwikkelingswet die de millenniumdoelen centraal stelt. Met die millenniumdoelen hebben wij een belofte gedaan aan miljoenen kinderen in Afrika. Een belofte tot onderwijs en gezondheidszorg. Helaas is de bittere werkelijkheid dat de millenniumdoelen in Afrika de laatste jaren eerder uit het zicht raakten dan dat ze dichterbij zijn gekomen. Dat is precies de reden waarom we het ook zo hard hebben gespeeld in het debat over het voorliggende financieringsinstrument.

Wij hebben anderhalf jaar lang intensief onderhandeld over deze nieuwe wet en dat was niet niks. Dat is dan ook niet tevergeefs geweest. De komende zeven jaren hebben we één heldere Europese ontwikkelingswet die met zowel een duidelijk thematisch als geografisch programma – samen goed voor bijna 70 miljard – richting geeft. Daarmee maken we een einde aan zestien verschillende moeilijk te implementeren en te controleren regelingen. In de nieuwe wet zijn twee heldere prioriteiten opgenomen, de millenniumdoelstellingen en daarbinnen onderwijs en basisgezondheidszorg, kortom gebieden waar het echt om gaat.

De campagnes die we hebben gevoerd om dit te bereiken zijn niet voor niets geweest. Wij hebben actie gevoerd met schoolonderwijsvakbonden en veel andere organisaties uit de onderwijswereld, waaronder Education International, om onderwijs meer centraal te krijgen in de Europese ontwikkelingsprogramma's. Datzelfde geldt voor onze acties met gezondheidswerkers om de uitgaven in de basisgezondheidszorg te verdubbelen. Eindelijk staat nu zwart op wit de toezegging van de Europese Commissie om in 2008 een minimale verdubbeling van de uitgaven te bereiken, op zijn minst 20 procent van het geografisch budget moet aan onderwijs en basisgezondheidszorg worden besteed. Dat is inclusief het thematisch deel van ruim 2,5 miljard euro.

En met dit nieuwe financieringsinstrument kan Europa het verschil gaan maken in Afrika, samen met de lidstaten. Er zijn nog steeds meer dan 45 miljoen kinderen die niet naar school kunnen en miljoenen patiënten, meisjes vooral, die basisgezondheidszorg ontberen. Zij zullen in 2015 over het onderwijs en de gezondheidsvoorzieningen kunnen beschikken waarop ze recht hebben. Hiermee komt een einde aan de strijd die ik samen met mijn fractie heb gevoerd vanaf het moment dat ik in 1999 het Europees Parlement binnentrad. Ik dank alle Europese burgers en organisaties die mij hierbij hebben geholpen. Van "STOP AIDS Alliance" tot "Bono" bedankt!

Vanaf 1 januari 2007 beginnen we aan een nieuw hoofdstuk, namelijk het in de praktijk brengen van deze wet en al haar principes en beloften. De Commissie ontwikkelingssamenwerking zal een groot deel van haar parlementstijd daaraan gaan wijden. Zowel bij de programmering van de landenbeleidsplannen als bij de controle op de uitvoering daarvan. Wij willen geen vrijblijvendheid, maar 100 procent inzet van alle partijen, wij accepteren dan ook niet dat de programmering voor de periode tot 2008 al zou zijn afgerond. Consultatie van burgerorganisaties en parlementen daar en ngo's en het Europees Parlement hier, moeten overeenkomstig de nieuwe afspraken plaatsvinden. Dat is de Commissie op 1 januari wettelijk verplicht. Ik neem aan dat de commissaris dat zonder meer met me eens is en bereid is dat hier ook zonder meer te verklaren.

Tien dagen geleden dreigde de financiering van het "Global Fund" de gemaakte afspraken over het thematisch deel voor de wet van 2007 alweer in gevaar te brengen. Gelukkig heeft de Commissie met de brief van 8 december alsnog gezegd de thematische programmeringsafspraak voor 2007 te willen respecteren. Het zou goed zijn als de commissaris ook dat nog eens bevestigt om antwoord te geven aan de 23 ngo's die dit weekend voorzitter Barroso daarover dringend hebben geschreven. Ik wens, Voorzitter, collega Mitchell, de Raad en de Commissie van harte geluk met dit succes. Ik dank ze ook enorm voor de grondige samenwerking; ik hoop wel dat dit Parlement het annuleringsamendement zal verwerpen, want ik denk dat we hebben gezegd, geen amendementen meer, deze wet is het, laten we hiervan een succes maken.

 
  
MPphoto
 
 

  Danutė Budreikaitė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het voorstel voor een verordening tot invoering van een instrument voor ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking dat de Europese Commissie twee jaar geleden aan het Europees Parlement voorlegde, beantwoordde niet aan de wensen van het Europees Parlement. In de verordening werd de algemene beslissingsbevoegdheid van het Europees Parlement ingeperkt en werden de beginselen van het ontwikkelingsbeleid niet gerespecteerd omdat de economische samenwerking met ontwikkelingslanden en die met ontwikkelde landen werden samengevoegd.

Vandaag debatteren we in tweede lezing over een document met een andere titel dat betrekking heeft op een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking.

Het was voor de Commissie ontwikkelingssamenwerking met name belangrijk dat er een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking zou komen dat uitsluitend bedoeld was voor ontwikkelingslanden.

Het document dat nu voorligt voor een tweede lezing is een echt compromis tussen het Europees Parlement, de Europese Raad en de Europese Commissie, dat is bereikt tijdens tripartiete onderhandelingen. De noodzaak van consensus is weer terug, evenals de transparantie van de begroting en de verplichting om verantwoording afleggen aan het Parlement; oude begrotingsposten zijn weer opgenomen, evenals gedetailleerde financiële richtsnoeren en specifieke bepalingen ten aanzien van de ontwikkelingssamenwerking.

Benadrukt moet worden dat we zijn overeengekomen artikel 179 van het EG-Verdrag als grondslag te nemen, aangezien een brede definitie van ontwikkelingssamenwerking en een breed scala aan acties in het kader van geografische en thematische programma's worden veiliggesteld door consensus.

De geografische programma's omvatten Latijns-Amerika, Azië, Centraal-Azië, het Midden-Oosten en zuidelijk Afrika.

De gespecificeerde thematische programma's omvatten programma's als het investeren in mensen, milieubeheer, het beheer van duurzame natuurlijk hulpbronnen, met inbegrip van energiebronnen, de deelname van niet-gouvernementele organisaties en lokale overheidsinstanties aan het ontwikkelingsproces, voedselzekerheid en migratie, en asiel.

Het doet me genoegen dat er overeenstemming is bereikt over de financiering van primair onderwijs en basisgezondheidszorg en dat meer dan 20 procent van de aan ontwikkeling toegekende middelen hiervoor bestemd zal worden, aangezien dit een van de prioriteiten van de Commissie ontwikkelingssamenwerking is.

De Commissie heeft zich verbonden tot een intensiever en nauwkeuriger toezicht op de tenuitvoerlegging. We hebben regelmatig het gevoel gehad dat dit ontbrak wanneer we de uitvoering van de begroting goedkeurden.

De verordening tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking vervangt zestien bestaande stukken wetgeving, wat een goede stap is in de richting van verbetering en vereenvoudiging van de wetgeving van de Europese Unie.

Ik raad u aan om de verordening aan te nemen zonder verdere toevoegingen of amendementen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mijnheer Mitchell, het Parlement, de Raad en de Commissie hebben lang geworsteld met het toekomstig financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, en uiteindelijk hebben ze daadwerkelijk een grotendeels solide compromis gevonden. Het is de bedoeling dat het nieuwe instrument ons helpt bij het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, en zodoende een belangrijke doelstelling dichterbij brengt, die zowel de commissie als het Europees Parlement in zijn geheel altijd heeft ondersteund. Met het oog op de onlangs door de VN gepubliceerde inschatting van hun doeltreffendheid tot dusver, met name in de strijd tegen armoede, geeft de EU mijns inziens een bijzonder belangrijk signaal af in dat opzicht.

Het is duidelijk dat de inspanningen van de rapporteur, de heer Mitchell, en van de gehele Commissie ontwikkelingssamenwerking om de oorspronkelijk ingediende verordening te wijzigingen, bijzonder lonend is geweest. Met een compromis in gedachten hebben alle fracties zich dan ook ingehouden bij het indienden van amendementen, behalve de rapporteur. Helaas heb ik wat dat betreft behoorlijk wat kritiek op hem; in plaats van degenen te ondersteunen die de bewoordingen van het compromisamendement wilden aanpassen, zoals hij gezegd had te zullen doen, heeft de heer Mitchell meteen zelf de betreffende amendementen ingediend, die mijns inziens in vele opzichten bijzonder lastig en schandelijk zijn, aangezien daarin niets minder geëist wordt dan het schrappen van de reproductieve gezondheid van vrouwen als doelstelling van de ontwikkelingssamenwerking. Zijn amendementen om overweging 18 en delen van de artikelen 5 en 12 te schrappen, hebben niet alleen het verdwijnen van formuleringen tot gevolg waarmee hij het niet eens is, zoals hij heeft aangegeven, maar worden tegelijkertijd andere doelstellingen geschrapt, waaronder het recht op veilig moederschap en op algemene toegang tot uitgebreide, veilige en betrouwbare zorg en dienstverlening op het gebied van reproductieve seksuele gezondheid, de vermindering van kindersterfte, en de bestrijding van armoedegerelateerde ziekten, met name HIV/aids, tuberculose en malaria. Daarmee negeert hij niet alleen het reeds bereikte compromis, maar ook de wereldopinie die bij de VN-conferenties in Caïro over bevolking en ontwikkeling en in Peking over de situatie van vrouwen is geformuleerd, en daarmee de definitie van de WHO. Dat is mijns inziens schandalig en het zou volgens mij een absolute blamage betekenen, indien het Parlement morgen zijn amendementen zou goedkeuren. Mijn fractie zal uit diepste overtuiging tegen deze amendementen stemmen.

Het is mijns inziens zeer zinvol om de bijstandsmogelijkheden van de EU – die tot dusver bijzonder chaotisch waren – samen te voegen in één instrument, maar dit mag niet tot gevolg hebben dat belangrijke onderwerpen gewoonweg worden geschrapt. Aangezien de rapporteur het compromis in twijfel trekt, kan ik hem nu al zeggen dat mijn fractie in de toekomst met name over één aspect van het nieuwe financieringsinstrument steeds opnieuw vragen zal stellen, namelijk over het gebruik van middelen voor ontwikkelingssamenwerking voor de financiering van maatregelen om illegale immigratie tegen te gaan en grenscontroles te versterken.

Artikel 16, lid 2, onder c) voegt iets nieuws toe aan dit compromis wat nagenoeg het gehele migratie- en asielbeleid aantast, dat, zoals in de rest van artikel 16 geformuleerd, een positieve benadering vormt.

U kunt ervan verzekerd zijn dat mijn fractie gebruik zal maken van een uiterst positief aspect van dit nieuwe instrument, namelijk de verbeterde mogelijkheid voor het Parlement om inspraak uit te oefenen naast de Raad en de Commissie, die erop hebben aangedrongen dat er in de toekomst een belangrijk aspect wordt toegevoegd aan de financiering van ontwikkeling, te weten de handel. Ondanks het feit dat in de inleidende woorden van het nieuwe instrument de betekenis van de handelscapaciteiten van de ontwikkelingslanden wordt benadrukt, zullen wij nauwlettend in de gaten houden dat er niet een nieuw decennium komt dat wordt gekenmerkt door de heimelijke bevordering van externe handel. Wij zullen vragen stellen en kritiek leveren, als daarbij uw enige doelstelling is de landen in het Zuiden te helpen Europa ongestoord de grondstoffen te verkopen die het nodig heeft. De samenlevingen in het Zuiden zullen de armoede immers niet overwinnen door al hun grondstoffen te verkopen, maar door eerlijke handel te drijven met eindproducten. De voorzitter van de Europese Investeringsbank, Philippe Maystadt, heeft twee weken geleden in de Financial Times gewaarschuwd dat Europa te strenge politieke voorwaarden aan financiële regelingen stelt om met Chinese en Russische bedrijven te kunnen concurreren in de strijd om grondstoffen uit Afrika. Waar leidt dit argument toe? Zullen we uiteindelijk niet opnieuw slavenarbeid toestaan, alleen om de strijd om de grondstoffen niet te verliezen? Het is mijns inziens zeer opmerkelijk en toe te juichen dat in het huidige financieringsinstrument en in ons nieuwe compromis is vastgelegd dat tot de criteria waaraan moet worden voldaan, dat van "decent work" behoort, waarover het Europees Parlement binnenkort in een verslag zijn standpunt uiteen zal zetten. Hiermee wordt denk ik een zeer belangrijk signaal afgegeven ten aanzien van eisen – die mijns inziens verkeerd zijn – namelijk dat de Europese Unie in de toekomst minder streng moet zijn bij het vaststellen van politieke criteria als het gaat om het bestrijden van de armoede en het stimuleren van ontwikkeling.

Laten we in plaats daarvan het nieuwe instrument gebruiken – in de wetenschap dat coherentie en beleid van zeer groot belang zijn – om iets beters te bieden; bauxiet moet ter plaatse tot aluminium worden verwerkt, waarbij milieuvriendelijke methoden worden toegepast en waarbij de arbeiders onder fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden werken en tegen lonen waarmee ze in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Met het nieuwe instrument zal alleen iets zijn bereikt als het erin slaagt op het gebied van onderwijs en gezondheid de voorwaarden te scheppen die absoluut onontbeerlijk zijn voor productieve economische prestaties die ten goede komen aan de lokale gemeenschap.

 
  
MPphoto
 
 

  Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ons bevoorrechte en welvarende deel van de wereld draagt een grote verantwoordelijkheid tegenover hen die sterven van de honger en geen enkel vooruitzicht hebben op ontwikkeling. Het spreekt voor zich dat de hulp die wij deze mensen bieden niet al hun problemen kan oplossen. Een aantal van die moeilijkheden heeft immers diepere, politieke oorzaken. Onze hulp kan echter wel het verschil maken bij het bestrijden van crises.

Ik denk dat we ons allemaal terdege bewust zijn van onze humanitaire plichten. Dat geeft ons een buitengewone kracht. Derhalve verzet ik me des te heftiger tegen de invoering van wetgeving inzake de zogenaamde reproductieve en seksuele rechten, aangezien dit betekent dat wij onze politieke en financiële steun verlenen aan abortus. Dit voorstel, dat niet was opgenomen in het oorspronkelijke ontwerp van de Europese Commissie, werd pas in dit Parlement ter tafel gebracht.

We geven daarmee een zeer negatief signaal af aan alle Europeanen die uit morele overwegingen gekant zijn tegen abortus en niet willen betalen voor maatregelen die schuilgaan achter de technische term “reproductieve rechten”. Dit ondermijnt ten slotte niet enkel ons gemeenschappelijke front tegen armoede, maar zet eveneens de Europese integratie op de helling. Is dat wat we werkelijk willen? Moeten we dan helemaal geen rekening houden met de gewetensbezwaren van vele christenen, eenvoudigweg omdat ze tegenwoordig een minderheid vormen? We geven hun vandaag duidelijk te verstaan dat Europa een project geworden is waarbij ze niet langer betrokken zijn. Daarom roep ik u op om de amendementen 1, 2 en 3 te steunen. Zonder deze amendementen zal ik niet vóór dit verslag kunnen stemmen.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik stel vast dat er in dit Parlement een grote ijver bestaat om over alles tussen hemel en aarde een mening te verkondigen. Alles, van uiterst belangrijke vraagstukken zoals chemicaliënwetgeving tot een kleine kwestie zoals de standaardisering van ruitenwissers komt op ons bordje terecht. Wij debatteren nu over het financieringsinstrument voor de ontwikkelingssamenwerking van de EU. Ik ben ervan overtuigd dat al mijn collega's in de Commissie ontwikkelingssamenwerking graag zouden zien dat de armoede in de wereld afneemt, zodat kwetsbare mensen overal ter wereld een draaglijk leven kunnen leiden. Hetzelfde geldt denk ik voor de meeste collega's in dit Parlement. Ik zou u echter willen aansporen om even stil te staan en eens na te denken.

Doet de EU werkelijk alles wat in haar macht ligt om de armoede op wereldniveau te verminderen? Ik kan heel moeilijk begrijpen hoe men het ene moment kan zitten pleiten voor hulp onder regie van de EU, terwijl men het andere moment zijn steun geeft aan Europese landbouwsubsidies of een schadelijke visserijovereenkomst met een arm Afrikaans land, waar corruptie een groot probleem is. Als we kwetsbare, arme mensen in de wereld echt willen helpen, dan moeten we toch aan de andere kant beginnen. Laten we het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU afschaffen, laten we het protectionistische handelsbeleid van de EU afschaffen, laten we een einde maken aan de niet-concurrerende Europese productie. Mijn voorstellen zijn uiteraard niet de oplossing voor alle problemen in de wereld, maar ik geloof wel dat ze een goed begin vormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská (NI). (SK) In de eerste plaats wil ik graag opmerken dat zowel economische als ontwikkelingssamenwerking volgens mij in één enkel financieel instrument thuishoren op basis van een dubbele rechtsgrondslag, te weten artikel 179 en artikel 181a. Ik leg mij echter neer bij de conclusies van de trilaterale bijeenkomsten die ertoe strekken dat het oorspronkelijke instrument wordt opgesplitst in een instrument voor economische samenwerking en een instrument voor ontwikkelingssamenwerking.

Het financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen is financieel flexibel, en de uitgebreidere geografische dekking ervan vormt een goede afspiegeling van de huidige situatie. Bij dit instrument wordt ook rekening gehouden met landen die nog steeds als ontwikkelingsland op de lijst van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO staan, maar die dat in feite allang niet meer zijn. Ik denk daarbij aan Brunei, Taiwan, Saoedi-Arabië, Bahrein, Qatar en dergelijke. Deze landen zijn belangrijke handelspartners van de Europese Unie en het is dan ook noodzakelijk om de huidige samenwerking met landen als Japan, Zuid-Afrika en Australië zodanig uit te breiden dat deze ook bovengenoemde landen omvat.

Aangezien de landen waarop dit financieel instrument betrekking heeft, een zeer gevarieerd gezelschap vormen, is het onontbeerlijk dat in alle verdragen ook bepalingen over de mensenrechten en het eerbiedigen van de democratische beginselen opgenomen worden. In mijn amendementen op het verslag heb ik daarnaast benadrukt dat de rol van het Europees Parlement versterkt dient te worden.

Samenvattend ben ik er voorstander van dat het Europees Parlement alle wijzigingen op de lijst van geïndustrialiseerde landen bekrachtigt en dat de Commissie verplicht wordt om op periodieke basis te evalueren of alles in overeenstemming met de oorspronkelijke doelstelling en de begroting verloopt. Tot slot, mevrouw de commissaris, wil ik graag mijn bewondering voor uw werkzaamheden tot uitdrukking brengen.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria Martens (PPE-DE). – Voorzitter, ontwikkelingssamenwerking is vanaf het begin van de Europese samenwerking een belangrijk werkterrein geweest met een eigen commissaris, een eigen budget, een eigen commissie in het Europees Parlement én het Europees Parlement heeft codecisie op dit punt. De Europese Unie voelt terecht een verantwoordelijkheid om ook bij te dragen aan vrede en welvaart in landen buiten de Unie. Dat de Commissie een poging heeft willen doen om het werk te verbeteren, is een goede zaak. We investeren veel en de resultaten zijn lang niet altijd bevredigend. Kijk bijvoorbeeld naar Afrika waar de armoede zelfs lijkt toe te nemen. Om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te halen moet nog veel gebeuren.

Voorzitter, het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie, bedoeld als verbetering, was echter buitengewoon teleurstellend en niet vertrouwenwekkend. Zowel het budget voor ontwikkelingsamenwerking als de zeggenschap van het Europees Parlement liepen gevaar. De onderhandelingen waren dan ook niet gemakkelijk, mijn complimenten aan collega Mitchell die fantastisch werk heeft gedaan met als resultaat dat er in ieder geval een separaat ontwikkelingsinstrument blijft met codecisie en met als rechtsgrondslag alleen artikel 179. Er is een akkoord over de prioriteiten van de milleniumontwikkelingsdoelstellingen en daarbinnen prioriteit voor onderwijs en basisgezondheidszorg.

Voorzitter, daar hoort ook reproductive health bij en ik wil wel zeggen, ook in reactie op mevrouw Zimmer, dat de amendementen zijn ingediend om het belang daarvan te onderstrepen. Het is onjuist als gezegd wordt dat de amendementen van de heer Mitchell tegen reproductieve gezondheid zijn. Hij zegt – en lees daarvoor zijn motivering bij de amendementen – dat het te belangrijk is om in twee zinnen af te doen. En dat is wat anders. Met het nieuwe financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking zal het werk van het Parlement veranderen. We zullen ons meer moeten concentreren op controle en implementatie, op de uitvoering van programma's. Ik hoop dat we mogen rekenen op de toegezegde samenwerking en de openheid van de Commissie in dezen.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Angel Martínez Martínez (PSE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, dit is een belangrijk debat, want het instrument dat we zullen aannemen zal dienen als rechtsgrondslag voor het gebruik van de middelen die de Europese Unie uittrekt voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire acties.

Terwijl de Unie vanwege de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 op vrijwel alle fronten in haar slagvaardigheid beperkt wordt, is het bedrag dat we tot onze beschikking krijgen voor solidariteitsacties met de derde wereld paradoxaal genoeg niet minder geworden maar zelfs licht gestegen.

Dit debat is de bevredigende afronding van een proces dat uitzonderlijk lang geduurd heeft, en waarin ernstige moeilijkheden overwonnen moesten worden. Voordeel van het instrument waarmee wij akkoord zullen gaan, is echter wel dat we het voorgelegd krijgen terwijl hierover al een consensus bereikt is door het Parlement, de Commissie en de Raad.

De reden van de ongebruikelijke duur van dat proces was de zoektocht naar deze consensus. De uitdaging was niet eenvoudig, aangezien het doel was om de meer dan vijftien vigerende rechtsinstrumenten waarover de grondslagen voor onze acties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking verspreid waren, in een enkel rechtsinstrument te bundelen.

Deze taak moest gerationaliseerd worden en daar was het Parlement het mee eens. Het zag zich daarentegen gedwongen de oorspronkelijke Commissievoorstellen te verwerpen die, zogenaamd ter wille van een grotere doelmatigheid, de rol van het Parlement wilden inperken, met andere woorden: de democratie wilden beperken. Daarmee kon het Parlement niet akkoord gaan en onze Commissie ontwikkelingssamenwerking is te werk gegaan met een verantwoordelijkheidsgevoel waarop we trots mogen zijn.

In tegenstelling tot wat sommigen zeiden, ging het er niet om dat we onze commissie een grotere rol wilden toebedelen. Waar het om ging, was de rol van het Parlement, met andere woorden de democratische verantwoordelijkheid van ons Parlement, te handhaven en te versterken op een in politiek en budgettair opzicht belangrijk terrein.

Velen onder ons hebben het ooit moeten opnemen tegen totalitaire overheden die hun autoritaire beleid rechtvaardigden met het argument dat democratie de gang van zaken bemoeilijkte en het bestuur minder doeltreffend maakte. We weten echter allemaal welk een misvatting dat was, en dat er geen doeltreffendheid bestaat zonder democratische regels, zowel wanneer tot acties besloten wordt als wanneer de acties van de uitvoerende macht aan toezicht onderworpen worden.

Dankzij onze vastberadenheid ten aanzien van het werk van de rapporteur, de heer Mitchell, en dankzij het eensgezinde optreden van alle fracties, zijn onze inspanningen met succes bekroond. We mogen de Britse, Oostenrijkse en Finse voorzitterschappen dankbaar zijn dat zij begrip voor onze standpunten hebben willen opbrengen, zoals we de Commissie dankbaar mogen zijn dat zij naar wegen heeft gezocht om rekening te houden met de verzoeken van het Parlement.

De tekst van het instrument is in overeenstemming met de Europese consensus over ontwikkeling en met de verschillende strategieën waarvoor wij ons hebben uitgesproken, met name de Europese strategie voor de ontwikkeling van Afrika. Hij is ook in overeenstemming met de tekst van de Grondwet, waarin de solidariteit met de landen in het Zuiden tot constitutionele prioriteit van de Europese Unie wordt gemaakt.

Mijn zorg is dat we, nu de bevoegdheden van het Parlement geconsolideerd zijn, zullen verzuimen de verantwoordelijkheden na te komen die we krachtens dit instrument gekregen hebben, en die heel veel werk zullen vergen van dit Parlement, van zijn Commissie ontwikkelingssamenwerking, van zijn personeel, dat overigens zal moeten worden uitgebreid als we in staat willen zijn om al dat werk te verzetten, en met name van de parlementsfracties, wier takenpakket zal worden verzwaard omdat zij moeten bijdragen aan de strategische documenten voor ieder land waarop de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie gericht is, en aan het toezicht op de programma's die zijn goedgekeurd.

We moeten ervoor waken in een belachelijke positie terecht te komen doordat we niet in staat zijn om aan de verplichting te voldoen die we met zoveel moeite hebben verkregen van de institutionele partners van de Unie.

 
  
MPphoto
 
 

  Thierry Cornillet (ALDE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, het is altijd prettig vast te kunnen stellen dat er een consensus en een goed resultaat is bereikt. Ik sluit me daarom aan bij alle collega's die deze consensus en dit resultaat hebben toegejuicht. Het evenwicht is eindelijk weer hersteld. We beschikken nu over een gemeenschappelijk rechtsinstrument dat tot 2013 geldig zal zijn, met een tussentijdse herziening. We hebben dus eindelijk een behoorlijk instrument en we hebben verwarring tussen de verschillende termen vermeden. Er wordt niet meer gepraat over geïndustrialiseerde landen en mensenrechten. Er wordt alleen nog maar van ontwikkeling gesproken. Nu kunnen we duidelijke doelstellingen formuleren en onze politieke prioriteiten vastleggen.

We hebben nu dus eindelijk een instrument dat – zoals mijn collega's al hebben benadrukt – artikel 179 als rechtsgrondslag heeft, en dat betekent dat de medebeslissingsprocedure weer zal gelden. Het Europees Parlement zal daarom vanaf nu altijd een medebeslissingsrecht hebben als het gaat om het ontwikkelingsbeleid.

We zijn er eindelijk in geslaagd te bewerkstellingen dat de financiële toewijzingen per programma worden toegewezen, wat onze controle op deze toewijzingen zal versterken. Ik wijs in dit verband op het werk dat onze rapporteur, de heer Mitchell, heeft verricht en de aandacht die de Commissie en de Raad aan dit onderwerp hebben besteed.

Mevrouw Ferrero-Waldner, we weten wat de verplichtingen van de Commissie zijn met betrekking tot onze rol bij de tussentijdse herziening. We moeten zorgen voor een degelijke financiële ondersteuning en een dialoog over de strategiedocumenten. Ik wil er bij dezen graag op wijzen dat gezondheidszorg en onderwijs onze prioriteiten zijn.

Tot slot geloof ik dat het Parlement dit verslag zonder problemen en zonder amendementen zal goedkeuren. Ik zal daarom geen tijd verkwisten met een bespreking van de amendementen – ze hebben met de actualiteit niets te maken en zijn in alle opzichten achterhaald en absurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Witold Tomczak (IND/DEM).(PL) Mijnheer de Voorzitter, het idee dat de Europese Unie bijstand verleent aan volkeren en landen in nood verdient onze steun. Ik betwijfel echter of het een goed idee is om politieke kwesties op te nemen in het samenwerkingsbeleid als voorwaarden voor het verschaffen van deze hulp.

Ik begrijp dat we om principiële redenen geen hulp willen verlenen aan landen die allerlei misdaden begaan of de mensenrechten met de voeten treden. Ik vind het echter onaanvaardbaar dat het samenwerkingsbeleid wordt gebruikt als een instrument om noodlijdende landen te dwingen in te stemmen met in de Europese Unie toegepaste oplossingen als voorwaarde voor het verstrekken van hulp. Dit staat niet alleen gelijk aan het uitoefenen van onwettige druk op de betrokken volkeren, maar is bovendien in strijd met het idee van solidariteit.

We zullen een grotere bijdrage leveren aan de bevordering van democratische processen wanneer we in onze eigen achtertuin laten zien dat we niet alleen in staat zijn de burgerrechten en burgerlijke vrijheden te beschermen, maar tevens garant staan voor de eerbiediging en verdere ontwikkeling van de waarden die sinds mensenheugenis deel uitmaken van de Europese identiteit. Door het samenwerkingsbeleid als wapen te gebruiken, bijvoorbeeld voor een militante vorm van feminisme – een verschijnsel dat overigens in Europa zelf al veel stof doet opwaaien –, ondergraven we ons gezag en ons vermogen om elders in de wereld op te treden.

 
  
MPphoto
 
 

  Andreas Mölzer (NI).(DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, de doelstelling die wij onszelf hebben gesteld – de officiële ontwikkelingshulp verhogen en de wereldwijde armoede in 2015 met de helft verminderen – is ambitieus, maar helaas zijn wij nog zeer ver verwijderd van het bereiken van dit doel. Ontwikkelingshulp moet naar mijn mening op korte termijn worden geboden, en wel daar waar het mensen aan alles ontbreekt, zoals in regio's waar vele vluchtelingen zitten of in landen die zich in een crisis bevinden. Op de lange termijn kan het echter geen vervanging zijn voor systemen die daadwerkelijk functioneren.

Het is daarom van belang dat degenen die hulp ontvangen, meer zeggenschap krijgen over hun eigen aangelegenheden en enige vorm van rekenschap moeten afleggen teneinde corruptie en dergelijke aan te pakken. Afrika is een voorbeeld waaruit blijkt dat ontwikkelingssamenwerking niet altijd even ideaal verloopt, en dat is niet verwonderlijk, aangezien zij dikwijls werd gebruikt om de export naar de donorlanden te bevorderen, dictaturen te ondersteunen dan wel landen op te zadelen met schulden en afhankelijk te maken. Het is dan ook onaanvaardbaar dat bijvoorbeeld China landen die net van hun schulden verlost zijn, aanmoedigt opnieuw schulden te maken en op andere manieren afhankelijk te worden, alleen maar om de levering van grondstoffen veilig te stellen. Het is echter evenmin aanvaardbaar dat landen gretig de hand ophouden om ontwikkelingsgeld te ontvangen, zonder hun eigen burgers terug te nemen, die in groten getale op de vlucht zijn geslagen.

 
  
MPphoto
 
 

  Nirj Deva (PPE-DE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik neem het woord om een aantal van mijn collega's uit de Commissie ontwikkelingssamenwerking te feliciteren – en in het bijzonder de rapporteur, Gay Mitchell, evenals mijn medecoördinator, mevrouw Martens, en alle coördinatoren van de fracties – met de behandeling van dit onderwerp gedurende een periode van twee jaar, waarvan dit het resultaat is.

Waarom heeft het twee jaar gekost, kan men zich afvragen, aangezien we hetgeen we nu hebben geproduceerd ook in drie maanden hadden kunnen bereiken? Het heeft zo lang geduurd vanwege de zeer koppige houding van een lid van de Commissie – een volkscommissaris zou men kunnen zeggen – die een hoge post bekleedde in het directoraat-generaal Buitenlandse betrekkingen. Alleen omdat de commissarissen en de Raad erkennen dat het Europees Parlement een democratische instelling van de hoogste orde is, die kritiek moet kunnen leveren op wetgeving en om rekenschap moet kunnen vragen, is het toch nog gelukt.

In een tijd waarin het Europees Parlement en de Europese instellingen worden gezien als ver afstaand van onze burgers, was het ongehoord dat de Commissie, zoals deze toen was, een document opstelde waarin de bevoegdheden van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het Europees Parlement bij het bepalen van het ontwikkelingsbeleid werden geschrapt. Alleen omdat het Parlement als een eenheid is opgetreden, ondanks pogingen van bepaalde mensen om een wig tussen ons te drijven en ons tegen elkaar uit te spelen, zijn we erin geslaagd dit te realiseren. Ik wil dit in de notulen opgenomen zien, omdat ik als coördinator voor de Commissie ontwikkelingssamenwerking kan zeggen dat wij door een hel zijn gegaan in onze pogingen om dit erdoorheen te krijgen op een dusdanige manier dat het parlementair toezicht, de parlementaire controle van het beleid, de parlementaire controle van strategiedocumenten, de parlementaire controle van tijdslimieten voor wetgeving en de parlementaire controle van specifieke instrumenten voor het ontwikkelingsbeleid allemaal een zeer belangrijke rol zouden krijgen.

We moeten in contact staan met onze burgers, met onze kiezers, met de mensen die op ons hebben gestemd. Dat de Commissie zich gedroeg als Moskou ten tijde van de Sovjet-Unie was absurd. Ik dank de commissarissen, de heer Michel en vooral mevrouw Ferrero-Waldner, voor hun begrip voor het feit dat er een democratische rol voor ons is weggelegd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie-Arlette Carlotti (PSE).(FR) Mijnheer de Voorzitter, een gemeenschappelijke verklaring over ontwikkeling, een strategie voor Afrika, beloften aangaande het niveau van de ontwikkelingshulp: de EU heeft haar ambities op het vlak van de ontwikkelingssamenwerking de afgelopen jaren beslist naar boven bijgesteld, en dit nieuwe financieringsinstrument verschaft ons een middel dat bij die ambities past. Een uitsluitend op internationale solidariteit gericht financieringsprogramma voor een periode van zeven jaar is werkelijk een belangrijke overwinning voor onze partners in het Zuiden. Het is ook een grote overwinning voor ons hier in het Parlement. Na twee jaar touwtrekken met de Raad en de Commissie zijn onze belangrijkste eisen nu eindelijk ingewilligd. Het is ook een overwinning als men bedenkt dat ten minste 20 procent van de toewijzingen zijn gereserveerd voor de sectoren onderwijs en gezondheidszorg, teneinde snellere vooruitgang te boeken bij het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen. Het is een overwinning omdat we op deze wijze een specifiek instrument in het leven roepen ter bevordering van de mensenrechten en de democratie in het Zuiden. En het is een overwinning omdat dit nieuwe instrument alleen betrekking heeft op de landen in het Zuiden. Dat moet verhinderen dat toewijzingen voor ontwikkeling overgeheveld worden naar andere beleidsterreinen.

Tot slot is het zo dat een tussentijdse herziening van dit cruciale instrument ons de mogelijkheid zal geven het op korte termijn aan te passen en hierin indien nodig verbeteringen aan te brengen. Dat is een prettig vooruitzicht en daarom kunnen we de bestudering van deze tekst nu met een gerust gevoel afsluiten. Deze overwinningen zullen aanleiding geven tot andere overwinningen, bijvoorbeeld in het kader van de lopende onderhandelingen over de programmering van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Ik zal als rapporteur al het nodige ondernemen om ook daarvoor dezelfde prioriteiten te laten gelden.

We zijn er ondanks onze inspanningen niet in geslaagd een begroting voor het EOF te verkrijgen en het is ons niet gelukt officieel in de comitologieprocedure te participeren om de tenuitvoerlegging van het ontwikkelingsbeleid beter in de gaten te kunnen houden. Dat is waar, maar we mogen toch tevreden zijn met de talrijke overwinningen die we geboekt hebben. De belangrijkste daarvan is toch wel dat we een bredere visie op het ontwikkelingsbeleid hebben bevorderd. Door dit instrument voor ontwikkelingssamenwerking te creëren heeft de EU haar voortrekkersrol op dit gebied eens te meer bevestigd. We waren hoe dan ook al veruit de belangrijkste donor en deden toch al meer voor internationale solidariteit dan de rest van de wereld. Vanaf nu zal de EU zelfs nog meer doen!

Ik geloof dat Europa er vandaag trots op mag zijn dat het trouw gebleven is aan haar idealen van solidariteit en vrijgevigheid. Ook ik sluit me daarom aan bij hetgeen anderen al gezegd hebben en bedank bij deze de rapporteur, de heer Mitchell, en iedereen die zich voor dit resultaat heeft ingespannen – in de eerste plaats de heer Van den Berg – alsook al degenen die daartoe zulke waardevolle bijdragen hebben geleverd. Ik hoop dat dit verslag zonder amendementen zal worden goedgekeurd.

 
  
MPphoto
 
 

  Toomas Savi (ALDE).(ET) Het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking is het resultaat van een zeer broos compromis tussen de Commissie, de Raad en het Parlement. Wij moeten bovendien erkennen dat er tijdens de medebeslissingsprocedure in hoge mate rekening is gehouden met de standpunten van het Parlement.

Elk voorstel om iets nieuws aan het instrument toe te voegen, zou betekenen dat het instrument niet vanaf begin volgend jaar ten uitvoer kan worden gelegd en dat de hulp misschien zelfs niet degenen bereikt die deze nodig hebben. Het instrument bestrijkt een breed scala aan ontwikkelingslanden, van de minst ontwikkelde landen tot landen met een hoog inkomen. Het instrument bestrijkt ook een breed scala aan thema's en omvat activiteiten die voorheen uit de milieubegroting werden gefinancierd.

Ik ben blij met het verloop van de procedure, waarin de Europese Volkspartij de amendementen heeft ingetrokken waarin politieke instellingen werden genoemd en daarom geef ik een korte conclusie. Ik wil nogmaals benadrukken dat het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking een compromis tussen de instellingen is en dat vertraging van de behandeling ervan zal leiden tot vertraging en onderbreking van de hulpverlening, wat het doel van het instrument – de bevordering van democratie en mensenrechten – beslist niet ten goede komt. Ik steun daarom de aanneming van het verslag zonder enig amendement.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Papastamkos (PPE-DE).(EL) Mijnheer de Voorzitter, mijn opmerkingen gaan over het verslag van de heer Martin, die ik bij dezen feliciteer met zijn creatieve bijdrage. Dit verslag gaat over het financieringsinstrument voor de samenwerking met de industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen.

Het debat over de invoering van het genoemde financieringsinstrument maakt deel uit van een algemenere discussie over ten eerste de harmonisatie van de activiteiten van de Unie op intern en extern vlak – in foro interno, in foro externo – en ten tweede de samenhang van het gehele buitenlandse optreden van de Unie, op politiek, economisch en commercieel vlak.

In het bijzonder worden in de voorgestelde verordening een heterogene groep van landen en een uitgebreide reeks van activiteiten op bijvoorbeeld het gebied van de economie, de handel, het onderzoek en de wetenschappelijke samenwerking gebundeld. De verdeling van de middelen over de verschillende activiteitenterreinen enerzijds en over de verschillende landen of groepen van landen anderzijds moet de strategische, politieke, economische en commerciële doelstellingen van de Europese Unie weerspiegelen.

Dames en heren, in mijn opmerkingen over de samenhang van het buitenlandse optreden van de Unie wil ik verwijzen naar de nieuwe strategie voor het handelsbeleid, die de commissaris voor internationale handel heeft aangekondigd. Aangezien deze strategie betrekking heeft op de komende stappen die ondernomen zullen worden met belangrijke handelspartners van de Unie, rijst de vraag of de politieke prioriteiten van de Unie met elkaar verenigbaar zijn. Strookt het terrein van de thematische vraagstukken, dat valt onder het onderhavige financieringsinstrument, met de interne beleidskeuzen van de Unie? Zou men bovendien de actieve rol van het Europees Parlement niet nog beter uit de verf moeten doen komen als het gaat om zowel de vaststelling van de prioriteiten als de evaluatie van de efficiëntie van de programma's?

 
  
  

VOORZITTER: SYLVIA-YVONNE KAUFMANN
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Erika Mann (PSE).(DE) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, het is goed dat wij dit gezamenlijk debat voeren, aangezien wij in de toekomst over een gemeenschappelijke rechtsgrondslag zullen beschikken, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen de ontwikkelingslanden en de rijke, geïndustrialiseerde landen. Daarom is het goed dat wij hierover vandaag discussiëren.

De rapporteur, de heer Martin, heeft er terecht op gewezen dat wij moeten streven naar een logischer en systematischer aanpak als het gaat om de verdediging van de belangen van de Europese Unie in onze samenwerking met anderen, en ik ben blij dat de Commissie zijn argument respecteert dat er behoefte is aan verdere differentiatie, dat de specifieke belangen van landen in het oog moeten worden behouden, dat er meer evaluaties nodig zijn en dat er vroegtijdig een herziening moet plaatsvinden.

Ik wil hieraan graag nog enkele punten toevoegen, die de heer Papastamkos reeds ter sprake heeft gebracht. Bij het uitvoeren van een herziening moet deze differentiatie nog logischer tot uiting komen in onze activiteiten op het gebied van buitenlands beleid en buitenlandse handel. Daarmee bedoel ik dat wij momenteel zeer intensieve betrekkingen met bepaalde landen onderhouden, met vrijhandelsovereenkomsten en partnerschapsovereenkomsten, terwijl de denkwijze achter onze samenwerking door middel van onze financiële instrumenten niet per definitie overeenstemt met onze denkwijze ten aanzien van beleid.

Wij moeten daarom ook bij de financiële samenwerking streven naar een grotere strategische diepgang. Het heeft immers geen zin om vrijhandelsovereenkomsten te hebben – bijvoorbeeld met Mexico of Chili – en in de toekomst nog meer vrijhandelsovereenkomsten te willen sluiten, als achter onze samenwerking geen enkele logica zit; het is even onlogisch om de minst ontwikkelde landen niet intensiever te willen te ondersteunen dan de landen die al in de lift zitten en in het Engels worden aangeduid als emerging countries. Met name in dat opzicht moeten wij in de toekomst specifieker worden en dat betekent overigens eveneens dat het Parlement niet alleen in het kader van de medebeslissingsprocedure, maar reeds bij het aangaan van een dialoog om bilaterale overeenkomsten te sluiten, moet worden geraadpleegd, en dat zijn instemming een absolute vereiste is; deelname van het Parlement zal anders alleen maar leiden tot het ontstaan van een kloof tussen de Commissie en de lidstaten, waardoor volledige en democratische ondersteuning eenvoudigweg niet mogelijk is.

Ik wil de commissaris dringend verzoeken om in de debatten met de Commissie en de lidstaten te benadrukken dat het Parlement op alle gebieden zijn toestemming moet geven, zodat ons waardensysteem – waarover wij het voortdurend hebben – niet alleen intact blijft als wij over andere landen praten, maar ook als wij zelf beleid voeren.

 
  
MPphoto
 
 

  Jana Hybášková (PPE-DE).(CS) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik zou de heer Mitchell en de coördinatoren hartelijk willen bedanken en hen geluk willen wensen omdat zij door het benadrukken van de gemeenschappelijke morele waarden erin geslaagd zijn de stem van een direct gekozen Parlement te doen gelden, hetgeen zij gedeeltelijk dankzij onze steun bereikt hebben. Ontwikkelingssamenwerking moet leiden tot groei – en niet tot stagnatie – tot de ontwikkeling van de rechtsstaat en een vrije economie, die op hun beurt moeten leiden tot een pluralistische besluitvorming en eerbiediging van de mensenrechten.

Zoals in vele landen in de wereld is bewezen, is economische ontwikkeling alleen niet voldoende. Het streven naar economische openheid en snelle economische groei is niet genoeg wanneer er, doordat er geen sprake is van een rechtsstaat, politieke stagnatie optreedt, de maatschappij gesloten blijft en er sprake is van corruptie en machtsmisbruik. Onder deze omstandigheden leidt economische ontwikkeling tot ernstige politieke en veiligheidsproblemen en uiteindelijk tot terrorisme.

Wij hebben hier in dit Parlement een instrument tot onze beschikking dat ons de mogelijkheid biedt voorwaarden te verbinden aan ontwikkelingshulp en uitgaven te sturen en te reserveren zodat er op behoorlijke wijze aan de criteria kan worden voldaan en er werkelijk groei wordt bereikt. Dit instrument bevat heldere financiële voorwaarden en voorziet in nauwkeurige controle van de financiering van ontwikkelingsprogramma's, waaronder de programma's ten behoeve van andere begunstigden dan de staat en van lokale overheden. Indien iedereen erop vooruitgaat, kan het Parlement invloed uitoefenen op de definitieve versie van nationale strategische beleidsdocumenten en toezien op de tenuitvoerlegging daarvan. Als lid van het Executive Committee of the World Movement for Democracy ben ik verheugd over de mogelijkheid zuivere democratie te bevorderen via ons democratisch gekozen Parlement. Ik wil graag de belofte doen dat ik, net als de andere afgevaardigden van dit Parlement, er alles aan zal doen om effectief samen te werken met de Commissie en de Raad zodat er in de gehele wereld ontwikkeling wordt bereikt.

 
  
MPphoto
 
 

  Proinsias De Rossa (PSE). (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Mitchell en de heer Van den Berg gelukwensen met hun uitmuntende werk met betrekking tot het instrument voor ontwikkelingssamenwerking. Ik moet echter zeggen dat ik fel gekant ben tegen de amendementen van de heer Mitchell op overweging 18, artikel 5 en artikel 12.

Over een paar dagen zullen we geen afzonderlijke begrotingslijn voor seksuele en reproductieve gezondheidsrechten meer hebben en ik denk dat het een ernstige onrechtvaardigheid zou zijn, met name voor vrouwen die het gevaar lopen ernstige ziekten op te lopen tijdens de zwangerschap, om de verwijzingen naar deze rechten te schrappen. We hebben ons al in diverse overeenkomsten van het Europees Parlement met de Commissie en met de Raad en in internationale overeenkomsten vastgelegd op precies die terminologie die ook in dit instrument voor ontwikkelingssamenwerking wordt gebruikt, en ik vind het achterbaks dat de heer Mitchell als uitleg voor deze amendementen geeft dat deze zaken niet in twee zinnen kunnen worden afgedaan.

Deze zaken zijn door dit Parlement en door de meeste nationale parlementen tot in het oneindige besproken en het resultaat is in dit Parlement altijd hetzelfde. Dit Parlement staat achter het recht van mensen om onafhankelijk keuzes te maken met betrekking tot hun seksuele activiteit en hun seksuele geaardheid, achter hun recht op goede gezondheidsdiensten, en achter de pogingen om het ontstellend hoge aantal dodelijke slachtoffers van ongeveer 90 000 vrouwen te voorkomen die jaarlijks sterven als gevolg van abortussen die in een of ander achterkamertje worden uitgevoerd. Daaraan moeten we een einde maken en ik denk dat we het verslag moeten laten zoals het is.

 
  
MPphoto
 
 

  Justas Vincas Paleckis (PSE).(LT) De felicitaties voor de rapporteur, de heer Mitchell, klinken vandaag extra luid. Hij heeft een goed compromis bereikt na twee jaar over dit zeer belangrijke onderwerp te hebben onderhandeld met de Raad. Voor het eerst hebben we een definitie van ontwikkelingsbeleid waarmee we ervoor kunnen zorgen dat de ontwikkelingshulp alleen wordt toegekend aan die landen die daar het meest behoefte aan hebben. Een vijfde van de middelen zal naar onderwijs en gezondheidszorg gaan, wat sociaal rechtvaardige hulp is aan landen die zich proberen te ontworstelen aan de wurggreep van armoede, ziekte en tekortschietend onderwijs.

Het is heel belangrijk dat het Parlement voortdurend controle zal kunnen uitoefenen en invloed heeft op de toewijzing van middelen. Het compromis dat momenteel wordt uitgewerkt, laat zien dat dit essentieel is.

Ik denk dat de ontwikkelingslanden heel tevreden zullen zijn met deze constructieve stap van het Europees Parlement en de Europese Commissie, waardoor we mogen hopen dat de 17 miljard euro aan middelen op verstandige wijze zal worden besteed en maximaal ten goede zal komen aan mensen die door grote rampen getroffen worden. Het is belangrijk om dit nieuws ook binnen de Europese Unie te verspreiden, met name in de nieuwe lidstaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Eoin Ryan (UEN). (EN) Mevrouw de Voorzitter, ook ik wil de heer Mitchell en de heer Van den Berg feliciteren met het succes van dit verslag, dat gericht is op het vereenvoudigen van de manier waarop de hulp van de EU in de ontwikkelingslanden wordt besteed. Tevens wil ik verklaren dat ik de amendementen die de heer Mitchell heeft ingediend helaas niet kan steunen, om dezelfde redenen als de heer De Rossa. Zoals hij al heeft gezegd, is deze kwestie al meer dan eens aan de orde geweest, zowel in het Parlement als internationaal. Ik denk dat we ons moeten houden aan de overeenkomsten die we sinds Caïro hebben.

"De VS vecht, de VN voedt en de EU financiert". Dit zijn de woorden van een Franse student internationale betrekkingen. Hoewel het niet helemaal klopt, geeft het wel een beeld van het belang van de EU voor de ontwikkelingslanden. In de afgelopen jaren is de wereld getroffen door tragische rampen als tsunami's, aardbevingen in Pakistan en de recente overstromingen in Bangladesh. Het VN-noodhulpfonds (CERF) was bedoeld om snelle reacties bij noodsituaties waar ook ter wereld te kunnen organiseren en financieren, en om cruciale financiering te verstrekken aan reeds geplande projecten van internationale donoren. In de eerste vijf maanden van dit jaar heeft CERF 200 miljoen euro verstrekt aan meer dan 320 projecten in 26 landen. ECHO heeft tot op heden echter geweigerd om bij te dragen aan CERF, met het argument dat het zijn eigen financieringsmechanisme voor het verstrekken van snelle en neutrale noodhulp in noodsituaties heeft. Ik zou willen stellen: wat voor zin heeft het om twee fondsen te hebben die verondersteld worden hetzelfde doel te dienen? Waarom niet één enkel fonds voor dergelijke noodsituaties?

Ik wil er bij de EU-commissaris voor humanitaire hulp, de heer Michel, op aandringen besprekingen met de Verenigde Naties te openen om de wereldwijde reactie op internationale noodsituaties te stroomlijnen. Bureaucratie mag het redden van mensenlevens niet in de weg staan, want daarover hebben we het. Laten we geen ruzie maken over twee verschillende financieringsblokken als het doel is om mensen die zijn getroffen door rampen zo snel mogelijk te voeden en te financieren.

 
  
MPphoto
 
 

  Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil u nogmaals bedanken voor dit afsluitende debat. We hebben lange onderhandelingen achter de rug, die niet altijd even gemakkelijk zijn geweest, en vele formele en informele trialoogvergaderingen. Zoals altijd moet elke partij eerst duidelijk voor ogen krijgen welke punten hij belangrijk vindt, en soms neemt dat de nodige tijd in beslag. Het belangrijkste is echter dat we aan het eind een goed resultaat hebben. Ik heb zeer goed naar u allen geluisterd en ik denk dat we allemaal met dit resultaat kunnen leven en nu naar de toekomst kunnen kijken. Er is nu een nieuw pakket instrumenten en we willen zorgen voor betere externe acties en meer zichtbaarheid, ten behoeve van ontwikkeling, stabiliteit en de mensenrechten.

Dan zal ik nu kort ingaan op enkele specifieke punten die in het debat zijn genoemd. Met betrekking tot de kwestie van de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, ben ik me ervan bewust dat deze kwestie iedere keer dat hij in de verschillende fora ter sprake komt, buitengewoon gevoelig ligt. In een Unie van 25 lidstaten, die allemaal hun eigen tradities hebben, ligt het nog veel ingewikkelder. Daarom vormen de respectieve bepalingen in het instrument voor ontwikkelingssamenwerking een zeer evenwichtig compromis, dat we slechts met veel moeite hebben weten te bereiken, dat geef ik toe, en waaraan verder niet meer moet worden getornd. Deze bepalingen zijn grotendeels overgenomen uit de vorige verordening over hulp voor acties op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in ontwikkelingslanden. Daarom weerspiegelen deze bepalingen al een zekere consensus, omdat de vorige verordening door het Parlement is aangenomen op basis van de medebeslissingsprocedure. Het overhevelen van dit onderwerp van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking naar een afzonderlijke verordening zal het probleem niet oplossen, maar zal veeleer het debat over dit zeer gevoelige onderwerp verder laten voortslepen. Een dergelijke oplossing zou ook indruisen tegen de doelstelling van vereenvoudiging, die het leidende beginsel vormde voor de herziening van de instrumenten op het vlak van het extern beleid. De respectieve bepalingen over het instrument voor ontwikkelingssamenwerking weerspiegelen een zeer evenwichtig compromis, dat er naar alle waarschijnlijkheid niet beter van wordt als we de kwestie van de seksuele en reproductieve gezondheid gaan reguleren met behulp van een afzonderlijke verordening.

Ik wil ook enkele woorden wijden aan het punt van de algemene strekking. De Commissie bevestigt nogmaals dat het uitbannen van armoede en het streven naar verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen de kern vormen van de primaire doelstelling van haar ontwikkelingsbeleid. De Commissie zegt toe prioriteit te geven aan basisgezondheidszorg en onderwijs, en aan sociale cohesie in het algemeen, binnen haar programmerende en uitvoerende rol met betrekking tot de landenprogramma's. Bovendien zal de Commissie ernaar streven om nog voor het herzieningsjaar, 2009, een benchmark van 20 procent van de hulp die zij verleent in het kader van de landenprogramma's van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, aan primair en secundair onderwijs en basisgezondheidszorg toe te wijzen.

Maar ik moet ook zeggen dat het instrument voor ontwikkelingssamenwerking een thematisch programma voor migratie en asiel omvat, dat de opvolger is van het oude Aeneas-programma. De inhoud van dit thematische programma weerspiegelt wederom een zeer evenwichtig compromis, met name met de lidstaten en de Raad. Gezien de uitdagingen waarmee de Europese Unie zich momenteel geconfronteerd ziet op het gebied van migratie, zullen de thematische programma's daaraan tegemoet komen. Sterker nog, we zullen de oorzaken die ten grondslag liggen aan de migratie primair met behulp van onze geografische samenwerking gaan aanpakken – daarover heb ik zojuist al iets gezegd. Mensen die goede vooruitzichten hebben zullen niet migreren, maar er zijn vele anderen. Het gaat om het bestrijden van illegale migratie enerzijds, en het werken aan legale migratie anderzijds. We moeten onze ogen niet sluiten voor het feit dat migratie, en met name illegale migratie, een van de grote uitdagingen van onze tijd is.

Ik zie uit naar het in gebruik nemen van deze instrumenten, samen met u. We moeten naar de toekomst kijken. Een van de meest uitdagende vraagstukken tijdens het hele onderhandelingsproces over deze nieuwe medebeslissingsinstrumenten was de rol van het Parlement in de strategische planning, zoals die tot uiting komt in de strategiedocumenten. Op basis van de verklaringen die zijn gehecht aan het interinstitutioneel akkoord over de nieuwe financiële vooruitzichten, zijn de modaliteiten van een dialoog over de democratische controle nader uitgewerkt in een briefwisseling met de betrokken commissies. Het eerste ontwerpstrategiedocument per land zal spoedig aan het Parlement worden toegezonden. We zien nu uit naar de tenuitvoerlegging van die dialoog over de democratische controle.

Wat betreft het financieringsinstrument voor de samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen (ICI), wil ik tegen de heer Martin en mevrouw Mann zeggen dat, zoals u weet, artikel 181, onder a van het EG-Verdrag, dat voorziet in een raadplegingsprocedure met het Parlement in het wetgevingsproces, in dit geval de rechtsgrondslag is. Maar natuurlijk is de Commissie altijd bereid om ook over aspecten van de samenwerking met geïndustrialiseerde landen met het Parlement van gedachten te wisselen. Eventuele resoluties van het Parlement zullen in dit verband zeker zoveel mogelijk in aanmerking worden genomen.

Als we in de ontwikkelingslanden niet altijd de resultaten hebben gezien die we willen, is dat omdat er soms nog geen sprake is van goed bestuur. Dat is een andere, zeer belangrijke factor waarop ik wil wijzen, omdat we daaraan veel middelen besteden en we erg ons best doen op dit gebied. Helaas is er echter soms geen sprake van goed bestuur.

Ter afsluiting, onderhandelingen zijn altijd ingewikkeld, maar wat we wilden was vereenvoudiging. Om zichtbaarheid en doelmatigheid te krijgen is het zo belangrijk om te vereenvoudigen. Het terugbrengen van het aantal verschillende wettelijke instrumenten van ruim veertig tot zeven beleidsgestuurde instrumenten is moeilijk geweest, maar ik denk dat het uiteindelijk de moeite waard is geweest. Drie nieuwe instrumenten zijn al van kracht: pretoetreding, nabuurschapsbeleid en stabiliteit. Vier instrumenten zullen binnenkort worden aangenomen: het instrument voor ontwikkelingssamenwerking en het financieringsinstrument voor de samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen, het instrument voor nucleaire veiligheid en het instrument voor mensenrechten en democratie. Iedereen die vandaag heeft gesproken over de positieve resultaten van onze onderhandelingen over het instrument voor ontwikkelingssamenwerking en het financieringsinstrument voor samenwerking met de industrielanden, heeft dat ook gezien.

Wat deze hele onderneming heeft laten zien is dat als wij, de drie instellingen – de Commissie, de Raad en het Parlement – op een constructieve manier samenwerken, we uiteindelijk ook tot kwalitatief hoogstaande resultaten kunnen komen. Nogmaals, ik zie ernaar uit om met u samen te werken aan het waarborgen van een echt goede, efficiënte en zichtbare tenuitvoerlegging.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid