Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2287(REG)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0464/2006

Ingediende teksten :

A6-0464/2006

Debatten :

PV 13/12/2006 - 25
CRE 13/12/2006 - 25

Stemmingen :

PV 14/12/2006 - 6.21
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2006)0589

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 13 december 2006 - Straatsburg Uitgave PB

25. Gewelddadige videogames (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de verklaring van de Commissie over gewelddadige videogames.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vice-voorzitter van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben de weinige leden die hier nog in de zaal zitten - het zijn er waarschijnlijk minder dan tien - bijzonder dankbaar. Wij zijn hier om te spreken over een vraagstuk dat miljoenen jongeren en kinderen, onze kinderen, in de Europese Unie aangaat.

De bescherming van de wet en van de grondrechten van jongeren en kinderen moet een grote prioriteit voor de Europese Unie blijven. Voor de Europese Commissie is het zeker een prioriteit. Ik kan u in alle eerlijkheid vertellen dat het geweld en sadisme dat in bepaalde wrede videogames te zien is, een bron van ongerustheid voor ons is.

Door de nieuwe technologieën en het gemak waarmee jongeren en kinderen met internet en technologische spelletjes omgaan, zijn de verhoudingen tussen volwassenen en kinderen veranderd. Dikwijls beheersen de kinderen, onze kinderen, de moderne technieken veel beter dan volwassenen. Er is dus in de eerste plaats behoefte aan een sterker verantwoordelijkheidsbesef en een grotere bewustwording bij volwassenen en ouders. Er moet meer aandacht worden besteed aan dit probleem en daar moet opvoedkundig op ingespeeld worden, om ervoor te zorgen dat het in eerste instantie de ouders zijn die met kennis van zaken en met volledig besef van eventuele risico’s een keuze maken.

Voor de inhoud van films maar ook van spelletjes en videogames bestaat er een classificatiesysteem, een etiketteringssysteem, dat behulpzaam kan zijn. Natuurlijk moet dit gecombineerd worden met een sterkere opvoedingscomponent. Dit zijn noodzakelijke maatregelen als wij een doelmatige oplossing willen vinden.

De Europese Unie beschikt reeds over middelen om deze zorgwekkende verschijnselen te bestrijden met beleid op justitieel en veiligheidsgebied, maar ook met de regels inzake de informatiemaatschappij en de interne markt.

Ik moet eerlijk zeggen, dames en heren, dat ik grote waardering heb voor bepaalde plannen met betrekking tot controle op en de versterking van de kinderbescherming, waar een aantal ministers van Binnenlandse Zaken mij zowel voor als na de bijeenkomst van de Raad over verteld heeft. Deze plannen zijn in een aantal lidstaten door verschillende nationale politieke partijen opgesteld. Het gaat met name om verscherpte controle op de verkoop aan kinderen van spelletjes en videogames die vol geweldscènes zitten.

Even belangrijk is het naar mijn gevoel om het nodige verantwoordelijkheidsbesef te kweken bij de producenten van videogames. In 2003 is er een Europees zelfreguleringssysteem in het leven geroepen, dat Pan European Game Information werd gedoopt. Doel daarvan was de ouders te helpen bij de aankoop van videogames voor minderjarigen. Aan dit zelfreguleringssysteem doet een ruime meerderheid van producenten mee. Het is ontwikkeld na overleg met het bedrijfsleven, met ouderverenigingen en consumentenbonden. Aan het systeem doen zevenentwintig landen mee en daarin wordt onder meer een minimumleeftijd bepaald voor de toegang tot een bepaald spel. Ook houdt het de plicht in om de inhoud te beschrijven van een spel of videogame dat in de handel is gebracht. Dames en heren, dit systeem helpt de ouders bij het kiezen - vooropgezet dat de ouders zelf de videogames voor hun kinderen kopen - maar het zegt verder niets over de inhoud van videogames. Die zelfregulering is ingesteld om minderjarigen te beschermen, maar de bedoeling was ook om een ander basisbeginsel te eerbiedigen, namelijk de vrijheid van meningsuiting.

Heel binnenkort krijg ik een ontmoeting met de producenten en de verenigingen die hen vertegenwoordigen. Het doel hiervan is na te gaan in hoeverre de indicatoren die in het zelfreguleringsprogramma staan, pertinent en actueel zijn. Ik geloof dat het moment is aangebroken om te beoordelen of die indicatoren misschien niet hebben gefunctioneerd zoals wij dat wilden.

Wat echter de inhoud aangaat van spelletjes of videogames die op internet kunnen worden gevonden, wil ik erop wijzen dat er wel systemen bestaan maar dat deze worden toegepast en uitgevoerd op initiatief van bepaalde gezaghebbende consortia. Het eerste is wat wij Platform for Internet Content Selection hebben genoemd, en het tweede is de zogeheten Recreational Software Advisory Council, die beide voornamelijk in de Verenigde Staten gevestigd zijn. Hierbij zij echter wel opgemerkt dat noch het rapport van de Verenigde Naties over geweld tegen jongeren, noch het wereldrapport over geweld en gezondheid van de Wereldgezondheidsorganisatie dit verschijnsel onder de loep nemen. Er wordt alleen maar zijdelings naar verwezen, alsof het niet de moeite waarde is om daar rekening mee te houden.

In 2005 hebben wij als Europese Commissie een onderzoek gedaan dat werd gefinancierd door het Daphne-programma. Uit dat onderzoek, dat gebaseerd was op een reeks studies met betrekking tot de sector van gewelddadige videogames, komt naar voren dat er behoefte is aan een multidisciplinaire aanpak, en daar is momenteel geen sprake van. Eén van de bevindingen van deze studie is dat geweldsscènes een onmiskenbare invloed op jongeren hebben. Maar die invloed kan een verschillende uitwerking hebben en daarbij spelen allerlei factoren een rol. Bijvoorbeeld de situatie waarin de jongere verkeert, het milieu waarin hij leeft, het feit dat de ouders daadwerkelijk aanwezig zijn en naast hem staan, of juist niet naast hem staan, de controle over de toegang van jongeren tot de media en het internet, het feit dus dat de ouders al dan niet controle uitoefenen op de vrije toegang van jongeren tot internet, de opvoeding die de jongeren genieten, het sociaal-economisch milieu waar het gezin uit komt. Al die factoren bepalen de manier waarop geweld invloed uitoefent op de mentaliteit en de verstandelijke vermogens van jongeren en kinderen.

Er zijn nog andere belangrijke elementen die in overweging moeten worden genomen. In de eerste plaats is hier niet sprake van een technisch probleem, maar van een opvoedkundig vraagstuk, waarbij de controle als preventiemiddel wordt gebruikt. Wanneer ik spreek over controle op de verkoop van gewelddadige videogames, denk ik aan echte controle. Vandaag de dag bestaan er geen verplichte instrumenten waarmee gecontroleerd kan worden of een kind onder de 16 jaar al dan niet videogames kan kopen die aanzetten tot gewelddaden of zelfs misdaden.

Ik geloof dat dit Parlement zich op zijn minst over dit probleem moet buigen. Daarbij dient er ook rekening mee te worden gehouden dat de programma’s die in het kader van Daphne zijn gefinancierd om geweld tegen jongeren te bestrijden, juist op deze vraag gebaseerd zijn: hoe kunnen de jongeren en kinderen in bescherming genomen worden?

Ik sluit af. Inhakend op de strategie die wij in juli hebben gelanceerd voor de bescherming van kinderen, ben ik van plan dit probleem voor te leggen aan het Europees forum voor de rechten van het kind. Zoals u weet, gaat dit forum begin 2007 van start. Tijdens de eerste ontmoeting van dit forum wil ik een openbare en transparante bespreking opstarten met alle betrokkenen, met niet-gouvernementele organisaties, lidstaten, ouderverenigingen, jongeren, minderjarigen en ook de nationale ombudsmannen die over jongerenrechten gaan.

De vier sleutelwoorden van dit vraagstuk zijn: ouders, opvoedkundigen en communicatiedeskundigen, producenten - want als de productie van deze gewelddadige spelletjes niet voorkomen wordt, wordt het probleem niet echt aangepakt - en tenslotte politiek. Bezien moet worden hoe de politiek een strategie kan uitwerken die kinderen adequate bescherming biedt zonder dat men hoeft te denken aan censuur. Dit zijn de hoekstenen van het beleid waarmee de kwestie die ik u vanavond heb voorgelegd, aangepakt moet worden.

In het voorjaar krijgt u van mij een mededeling over internetcriminaliteit. Ik geloof dat voor criminelen, voor degenen die tegen de wet in handelen en schendingen via internet begaan, jongeren en kinderen bijzonder kwetsbare slachtoffers zijn. Het is onze politieke, institutionele en morele plicht om serieus te reageren met een Europese strategie tegen aanzetting tot geweld en tegen verheerlijking van geweld.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Dank u mijnheer Frattini. Ik ben het eens met uw tactvolle opmerking aan het begin van uw betoog. Inderdaad moet eens worden nagedacht over de organisatie van onze parlementaire werkzaamheden. Misschien moet het een en ander worden veranderd in name onze plenaire debatten betreft.

 
  
MPphoto
 
 

  Mary Honeyball, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Frattini bedanken voor zijn zeer nuttige en prijzenswaardige inleiding op dit belangrijke onderwerp. We hebben in het Europees Parlement waarschijnlijk niet genoeg aandacht geschonken aan deze zaak. Ik ben blij met dit debat, omdat er een aanzienlijke hoeveelheid bewijs is dat geweld in video’s een effect heeft op minderjarigen die ernaar kijken - een zeer schadelijk effect waar we greep op moeten krijgen.

Mijns inziens wordt nu duidelijk dat de zelfregulering waarover de heer Frattini sprak, niet langer afdoende is. We moeten dit nader onderzoeken en ervoor zorgen dat de toegang voor jonge mensen gereguleerd wordt en de video’s zelf niet nodeloos gewelddadig zijn. We zien dit soort geweld om ons heen, op onze televisieschermen en dulden steeds meer geweld, geweld dat we niet zouden mogen accepteren en dat wordt gepresenteerd op een manier die we niet zouden mogen accepteren. Dit is dan ook een goed initiatief, waar we, naar ik hoop, een vervolg aan kunnen geven.

Ik ben erg blij met het onderzoek van de Commissie, en ook dat het is uitgevoerd in het kader van het Daphne-programma, omdat het niet alleen gaat om zinloos geweld, maar ook om een voorstelling van vrouwen die niet acceptabel is. Jonge mensen krijgen dus niet alleen geweld als zodanig voorgeschoteld, maar ze zien ook geweld gericht tegen vrouwen en een beeld van vrouwen dat niet overeenstemt met wat wij zouden willen. Er zijn twee zaken die dienen te worden geregeld: de bescherming van kinderen en jonge mensen en de waarborg dat vrouwen in dit soort videoproducties niet op onacceptabele wijze worden geportretteerd.

We moeten er duidelijk voor zorgen dat we niet betuttelend overkomen. Dit moet op een redelijke manier worden geïntroduceerd, op een manier die voor iedereen acceptabel is. We moeten ook speciaal aandacht schenken aan internet. De commissaris heeft dat al aangegeven. Dat is moeilijk, want regulering van internet staat nog in de kinderschoenen, maar we moeten er niet voor weglopen. We moeten zoeken naar manieren waarop we in het algemeen belang internet op een verstandige manier kunnen reguleren.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Angelilli, namens de UEN-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil in het bijzonder de heer Frattini bedanken voor de vele concrete voorstellen die hij vanavond heeft toegelicht.

Ongetwijfeld maakt Europa een zorgwekkende, exponentiële groei mee van episodes van geweld, pesterijen, geweld onder minderjarigen. Het kan niet ontkend worden dat de televisie en het internet het gedrag van onze minderjarigen conditioneren. Datzelfde geldt ook voor de verspreiding van gewelddadige videogames, waarvan er steeds meer in de handel komen en waarvan de inhoud steeds grover wordt. Ik haal maar één voorbeeld aan: het recente videogame Rule of Rose. Dat is werkelijk bar en boos. De hoofdpersonen zijn daar kinderen en het bevat veel beelden die tegen seksuele perversie en sadisme aanleunen.

Wij zijn dus heel gelukkig met het huidige debat, ondanks het feit dat het op de agenda van deze nachtvergadering staat en er maar heel weinig aanwezigen zijn, zoals de Voorzitter ook al zei. Doodzonde! Laat ons hoe dan ook eisen dat men op de een of andere manier optreedt in deze kwestie, zij het dan zonder een hoop censuur, zoals ook commissaris Reding al zei. Wij staan achter uw initiatief, mijnheer Frattini, om een brief te sturen naar de ministers van Binnenlandse Zaken van de EU om te pleiten voor een nauwlettend onderzoek naar de controles die worden uitgevoerd op geweld in videogames. Na de woorden van commissaris Reding verwachten wij dat het PEGI-systeem, het Pan-European Game Information-systeem, daadwerkelijk een orgaan wordt waarmee strengere controles mogelijk worden.

Kortom, wij vragen met klem dat men op zoek gaat naar concrete instrumenten voor controle op en het verbod van de distributie van gewelddadige videogames. Ook pleiten wij voor de oprichting van een soort Europese waarnemingspost voor kinderen en minderjarigen, onder meer om de inhoud van spelletjes en videogames bij wijze van preventie te bewaken en zo mogelijk één code uit te werken voor de handel en distributie van videogames voor minderjarigen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Het debat is gesloten.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid