Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2003/0168(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0481/2006

Ingediende teksten :

A6-0481/2006

Debatten :

PV 18/01/2007 - 4
CRE 18/01/2007 - 4

Stemmingen :

PV 18/01/2007 - 9.6
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0006

Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 18 januari 2007 - Straatsburg Uitgave PB

4. Recht van toepassing op niet-contractuele verbintenissen ("Rome II") (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0481/2006) van Diana Wallis, namens de Commissie juridische zaken, betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("ROME II") (09751/7/2006 – C6-0317/2006 – 2003/0168(COD)).

 
  
MPphoto
 
 

  Diana Wallis (ALDE), rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, Rome II is voor ons allemaal een lange reis geweest en, hoewel we wellicht gehoopt hadden dat dit het eindpunt zou zijn, lijkt het erop dat we niet meer dan een volgende halte hebben bereikt.

Allereerst wil ik zeggen dat we het waarderen dat in het gemeenschappelijk standpunt een aantal van onze ideeën uit de eerste lezing zijn overgenomen. Verder wil ik benadrukken, mijnheer de commissaris, hoe veel belang we hechten aan deze verordening, aangezien die voorziet in de feitelijke blauwdruk, of routekaart, die helderheid en zekerheid zal verschaffen wat betreft de grondslag van civielrechtelijke vorderingen in heel Europa. We hebben behoefte aan die zekerheid, en wij, hier in het Parlement, willen dat die er komt, maar dan wel op een goede manier. De verordening moet afgestemd zijn op de wensen en behoeften van degenen die we vertegenwoordigen. Het gaat niet louter om een theoretische academische oefening; we maken politieke keuzen die gevolgen hebben voor het wegen van de rechten en verwachtingen van partijen die zich tot civiele rechtbanken wenden.

Ik vind het jammer dat we in deze fase geen overeenstemming hebben weten te bereiken. Ik geloof nog altijd dat dit met iets meer inzet en ondersteuning mogelijk was geweest. Misschien komt dit doordat de twee andere instellingen er niet aan gewend zijn dat het Parlement medebeslissingsrecht heeft op dit specifieke terrein – het spijt me, maar daaraan zult u moeten wennen!

Ik wil ook al mijn collega's uit de verschillende fracties in de Commissie juridische zaken bedanken, die mij zijn blijven vergezellen tijdens deze lange reis en die steun hebben verleend aan een gemeenschappelijke visie, die, bij voldoende aanwezigheid in dit Parlement, duidelijk in de uitslag van onze stemming tot uitdrukking zal komen.

Dan zal ik nu in detail ingaan op de punten waarover we nog van mening verschillen. We hebben altijd duidelijk gesteld dat we de voorkeur geven aan een algemene regel met zo min mogelijk uitzonderingen. Als het niet zonder uitzonderingen kan, dan moeten die duidelijk omschreven zijn. Zo hebben we het standpunt over productaansprakelijkheid aanvaard. Er bestaan echter nog steeds problemen met betrekking tot oneerlijke concurrentie en milieu.

Wat oneerlijke concurrentie betreft, hebben we tegelijkertijd te maken met een voorstel van commissaris Kroes. De twee voorstellen moeten tezamen functioneren; dat is momenteel niet het geval. We hebben geprobeerd een aanvaardbaarder formulering voor te leggen, die het naar alle waarschijnlijkheid tijdens de stemming hier vandaag helaas niet zal halen, en ik verzoek de collega’s derhalve met klem voor schrapping van deze formulering te stemmen, zodat we hierop in het bemiddelingscomité terug kunnen komen en deze taak goed kunnen aanpakken.

Hetzelfde geldt voor het milieu. Ik weet dat velen hiervoor een aparte regel willen en daarvoor heb ik het grootste respect,, maar dan moet het geen regel zijn om alleen de krantenkoppen mee te halen. Het moet een regel zijn waaruit duidelijk blijkt waarop hij van toepassing is. Aangezien we al diverse mogelijke formuleringen hebben, is de veiligste optie, wederom, de algemene regel, en ik dring daarop dan ook aan. Dit zou ons ook de mogelijkheid bieden de afzonderlijke regel vandaag te schrappen en de definitie ervan in het bemiddelingscomité opnieuw te bekijken.

Nu kom ik toe aan de twee belangrijkste kwesties voor dit Parlement. De eerste is smaad. Weest u er alstublieft van overtuigd dat we heel goed beseffen hoe lastig dit probleem is. Toch zijn we er in eerste lezing in geslaagd hiervoor vanuit het gehele Parlement een enorme meerderheid te krijgen, en waarschijnlijk zult u hier vandaag een soort herhaling van dat patroon zien. Dat de Commissie besloot deze kwestie uit te sluiten nog voordat we een en ander opnieuw in overweging konden nemen, was op zijn zachtst gezegd teleurstellend. Dat zij dit deed op basis van een duidelijke herzieningsclausule van twee jaar, die nu verdwenen is, is onaanvaardbaar. We weten dat de problemen op het gebied van media en communicatie alleen maar groter zullen worden en ons zullen blijven achtervolgen. Misschien kunnen we dit probleem nu niet oplossen, maar binnenkort zullen we ons opnieuw over Brussel I buigen, en het is noodzakelijk dat de rechtsbevoegdheid en de vigerende wetgeving gelijke tred blijven houden. Ontzeggen we onszelf dus de kans om dit opnieuw te bekijken? Wellicht is uitsluiting van dit onderwerp écht het enige antwoord, maar dit Parlement wil graag nog iets meer proberen om te zien of we hiervoor toch geen oplossing kunnen vinden.

Dan kom ik nu bij het onderwerp dat mijn collega's met de grootste vasthoudendheid hebben ondersteund, waarvoor mijn hartelijke dank: schadeclaims bij verkeersongevallen. Mijnheer de commissaris, we worden gesteund door verzekeraars, juristen, slachtoffers, we worden gesteund door degenen die we vertegenwoordigen, maar op of ander manier kunnen we deze zorgen niet overbrengen aan de Commissie of de Raad.

Zelfs vorige week nog werd ik aangesproken door een hoge functionaris van het ministerie van Justitie die dacht dat wat wij probeerden te doen neerkwam op het toepassen van Duits recht ter bepaling van de aansprakelijkheid in verband met een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in het Verenigd Koninkrijk, waar we uiteraard aan de “verkeerde” kant van de weg rijden. Denkt u nu echt dat we zo dom zijn? Ik zou willen dat mensen de beleefdheid hadden om onze voorstellen te lezen en ze te proberen te begrijpen: het gaat uitsluitend om toepassing van het aanvaarde beginsel van restitutio in integrum – om de situatie waarin slachtoffers verkeerden vóór het ongeval te herstellen. Dit zou toch niet zo angstaanjagend moeten zijn. De onlogische aanpak zou zijn dat een rechter in het land van het slachtoffer de zaak zou kunnen behandelen aan de hand van de richtlijnen motorrijtuigenverzekering en Brussel I, en vervolgens een buitenlandse, externe wet zou moeten toepassen met betrekking tot schadeclaims. Dat zou pas onlogisch zijn – en dat is de situatie zoals die nu is. Kijkt u alstublieft naar wat we zeggen en besef dat, met het oog op de steeds verder toenemende verkeersmobiliteit van onze Europese burgers, dit onderwerp, liever eerder dan later, om onze aandacht vraagt en dat een algemene herzieningsclausule van vier jaar gewoon niet volstaat.

Mijn laatste hoop is dat onze debatten het internationaal privaatrecht uit de stoffige kasten in de ministeries van Justitie en deskundigencomités hebben gehaald en tot onderwerp hebben gemaakt van een openbaar, politiek en transparant debat. Het enige wat we u derhalve vragen is nog iets meer geduld met ons te hebben zodat de Europese instellingen dit samen op een goede manier kunnen afhandelen.

 
  
  

VOORZITTER: GÉRARD ONESTA
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vicevoorzitter van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik mevrouw Wallis graag bedanken voor haar werk. Zoals u weet wordt er al drieëneenhalf jaar over dit voorstel gepraat. Met de verbeteringen die het Parlement en de Raad in twee lezingen hebben aangebracht, denk ik dat dit plan nu zogezegd tot volle wasdom is gekomen. Ten eerste wordt door economen en beoefenaren van juridische beroepen ongeduldig uitgekeken naar deze verordening, omdat ze essentieel is voor de rechtszekerheid, en ten tweede betreft het een tekst die van wezenlijk belang is voor de totstandbrenging van de Europese rechtsruimte en voor een goed functioneren van de Europese interne markt. Uw stemming, geachte afgevaardigden, vormt dan ook een cruciale stap voor de toekomst van deze kwestie.

In mijn ogen zou het de beste oplossing zijn om geen bemiddelingsprocedure in te zetten. Mocht dit echter toch onvermijdelijk zijn, dan acht de Commissie het essentieel dat na uw stemming aan alle voorwaarden is voldaan opdat aan het einde van de rit een bevredigende tekst kan worden aangenomen. Ik heb er nog altijd vertrouwen in dat met steun van het Parlement een gunstige oplossing gevonden kan worden.

Net als u, mevrouw Wallis, betreur ik het ontbreken van speciale regels met betrekking tot laster in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. We hebben ons er met tegenzin bij moeten neerleggen dat deze regel werd geschrapt. Waarom? Omdat er geen enkel compromis over een tekst mogelijk is.
Ik wil u eraan herinneren dat er in april 2006 meer dan tien verschillende mogelijkheden bij de Raad ter tafel lagen, waarvan geen enkele ook maar enige kans maakt om te worden goedgekeurd, nu niet, en in de toekomst waarschijnlijk evenmin.

U weet ook dat de herzieningsclausule geen kans maakt. Ik denk dat we zeker niet de doos van Pandora moeten openen door een bepaling goed te keuren waarover in de verste verte geen overeenstemming tussen de instellingen gevonden zal kunnen worden, zoals meerdere leden van de Commissie juridische zaken al hebben benadrukt. Een ander belangrijk punt is dat het aantal internationale geschillen op dit terrein zeer beperkt is. U weet misschien dat zelfs de verenigingen die de pers vertegenwoordigen akkoord gaan met het weglaten ervan, zoals zij mij enkele dagen geleden schriftelijk te kennen hebben gegeven.

Daarnaast hebt u nog andere essentiële punten aangestipt, bijvoorbeeld de opheffing van de bijzondere regels met betrekking tot concurrentie en milieu. Ik moet u heel eerlijk zeggen dat ik de schrapping van de bijzondere regels op deze terreinen moeilijk kan aanvaarden. Bijzondere regels mogen dan niet voor iedere situatie de meest geschikte oplossing zijn, maar als het gaat om concurrentie is een bijzondere regel mijns inziens van wezenlijk belang, omdat deze de algemene regel voor het lokaliseren van de betreffende markt verduidelijkt. Ik ben dan ook blij dat de rapporteur van een belangrijke fractie nu zal pleiten voor het handhaven van de bijzondere regels en dit formuleringsvoorstel zal steunen. Wat het milieu betreft is de bijzondere regel gericht op het voorkomen van milieudumping. In het huidige politieke klimaat staat de Commissie garant voor een heel sterke bescherming van het milieu. Ik denk dat Rome II daaraan kan bijdragen.

Wat de Raad aangaat: zoals u weet hebben de meeste landen die het internationaal privaatrecht hebben gecodificeerd bijzondere regels voor deze twee terreinen. De Raad pleit niet alleen voor handhaving van deze twee bijzondere regels, maar heeft bovendien andere overwegingen toegevoegd. We delen de mening dat de bijzondere regels de rechtszekerheid moeten versterken.

Als het gaat om de verkeersongevallen, ligt het mij, net als het Parlement, na aan het hart dat de situatie van verkeersslachtoffers verbetert. Dat is ook een van de doelstellingen van het voorstel. Vandaag heeft de Commissie juridische zaken een nieuwe regel voorgesteld, volgens welke de rechter erop moet toezien dat alle schade wordt vergoed. Dit is een heel interessant idee, maar ik vind dat dit een kwestie is van harmonisering van het materiële privaatrecht van de lidstaten en dat het buiten het internationaal privaatrecht valt. Mijns inziens is Rome II niet het geëigende kader voor een dergelijke harmonisering, maar ik kan beamen dat ik een oplossing wil vinden voor het door de Commissie juridische zaken en het Parlement aan de orde gestelde probleem, zij het in een andere context van substantiële harmonisering. Wat betreft de vraag of met de algemene regel bevredigende oplossingen kunnen worden gevonden of dat een nieuwe bijzondere regel nodig is, blijf ik welwillend ten aanzien van een grondige bestudering van dit probleem, zoals voorzien in amendement 26 van het uitvoeringsverslag.

Dit brengt ons meteen bij een volgend punt, namelijk de toepassing van vreemd recht. Dit vraagstuk is het onderwerp van de amendementen 12 en 21 en het is een wezenlijk onderdeel van het Haags Programma. Laat ik echter nogmaals benadrukken dat Rome II niet het aangewezen kader is voor dergelijke regels, die op het totale terrein van handelsrecht en privaatrecht van toepassing zouden moeten zijn. Wat ik, meer in het algemeen, wel kan beloven is dat ik de maatregelen om de toepassing van vreemd recht te vergemakkelijken, grondig zal bestuderen. Hetzelfde kan ik u zeggen als het gaat om de richtlijn over het oorsprongslandbeginsel. In de Dienstenrichtlijn wordt de toepassing van de instrumenten Rome II en Rome I al behouden en daarom lijkt de bij amendement 24 voorgestelde regel mij niet noodzakelijk, niet omdat dit beginsel niet verduidelijkt hoeft te worden, maar omdat er immers al een waarborg is.

 
  
MPphoto
 
 

  Rainer Wieland, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil mevrouw Wallis bedanken voor het aansnijden van enkele belangrijke punten.

We hebben deze week veel gehoord over “het Europa van de burgers”. Wie de titel van dit document leest, is geneigd te denken dat veel Europese burgers bij het zien daarvan afhaken omdat het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen hun al te ingewikkeld lijkt. Het is echter een Europese kwestie bij uitstek, iets waarover de meeste Europese automobilisten al eens hebben nagedacht, iets in deze trant: “Ik kom uit land A, rij door land B en krijg een ongeval met een inwoner uit land C die wellicht nog een inwoner van land D als passagier bij zich heeft.” Dergelijke situaties komen regelmatig voor, en met dit dossier werken we dan ook verder aan een Europa van de burgers. De noodzaak om dergelijke zaken te regelen, is des te dringender nu de mensen steeds mobieler worden en de betekenis van de grenzen steeds meer afneemt. Op dit terrein kan er nog het een en ander worden verbeterd. Het draait hier dus om ‘het Europa van de burgers’.

Vandaag is er al eerder verwezen naar andere juridische aspecten die ongetwijfeld minder vaak voorkomen dan verkeersongelukken, namelijk gevallen van aansprakelijkheid voor misdaden, oneerlijke concurrentie en het gecompliceerde terrein van het milieu.

Mijn fractie zal ervoor pleiten de mogelijkheden van dit Parlement zo open mogelijk te houden voor deze derde lezing van deze bemiddelingsprocedure. Wij denken dat er nog veel ruimte is om de regels zo te formuleren dat deze beter berekend zijn op hun taak. Ik wil onderlijnen wat mevrouw Wallis reeds heeft gezegd. Het is een nieuwe realiteit waarover het Parlement mede moet beslissen, en het zal eveneens een nieuwe realiteit zijn dat wij, zodra de uitkomst van de derde lezing vaststaat, heel goed letten op de dingen die hier in het Parlement misschien geen meerderheid in de juridische zin van het woord, maar wel een politieke meerderheid hadden en moeten we kijken of deze zaken, die het Parlement belangrijk vond, wellicht toch nog kunnen worden opgenomen. We mogen met spanning afwachten wat de uitkomst van deze derde lezing zal zijn. We zullen ons ervoor inzetten de mogelijkheden van een Europa van de burgers zo open mogelijk te houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. (ES) Mijnheer de Voorzitter, we hebben te maken met een tekst die tamelijk ingewikkeld is en waarop de Commissie juridische zaken van het Europees Parlement een reeks amendementen heeft ingediend. Ook heeft de commissie haar visie gegeven op het standpunt van de Raad.

Ik denk dat de rapporteur goed werk heeft verricht, maar in de Commissie juridische zaken zijn de standpunten bepaald door een fractie die in deze commissie wel, maar in de plenaire vergadering niet op een meerderheid kan rekenen, reden waarom de socialistische fractie te kennen geeft dat zij het niet eens is met verschillende van de amendementen die zijn aangenomen door de Commissie juridische zaken.

Ik heb het vooral over het schrappen van de opmerking over “bijzondere bepalingen”, bijvoorbeeld die inzake televisie zonder grenzen, e-commerce, en andere zaken. En dan heb ik het ook over milieuschade. Milieuschade is tegenwoordig zo’n belangrijk onderwerp dat het nauwelijks voorstelbaar is dat er een regeling kan bestaan waarin geen rekening wordt gehouden met dit aspect.

En er is nog een ander aspect, te weten oneerlijke concurrentie. Oneerlijke concurrentie verdient het om een gedetailleerde regeling te krijgen. Een verklaring van algemene aard voldoet niet, omdat dit invloed heeft op een groot aantal aspecten van de interne markt.

Kortom, wij zijn het eens met het merendeel van de amendementen die de rapporteur heeft ingediend, maar we zijn het niet eens met verschillende van de amendementen die in de Commissie juridische zaken zijn aangenomen door een meerderheid die ik als toevallig zou willen bestempelen en die waarschijnlijk niet zijn evenknie zal vinden in dit Huis. In ieder geval heb ik de indruk dat we dit onderwerp in detail zullen moeten bekijken tijdens de bemiddeling, afhankelijk van het resultaat van de stemmingen die hier zullen plaatsvinden.

Gezien het feit dat verschillende fracties verschillende amendementen hebben ingediend op de amendementen die zijn aangenomen door de Commissie juridische zaken, is het moeilijk te zeggen hoe de definitieve tekst van het Parlement eruit gaat zien totdat we morgen gestemd hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Toomas Savi, namens de ALDE-Fractie. – (ET) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Wallis, mevrouw de commissaris.

Toen de onderhavige ontwerpwetgeving werd voorbereid, waren mijn aanhangers en ik van plan een amendement op het Rome II-verslag in te dienen. Helaas had dit geen succes. Daarom wil ik de inhoud van dit amendement nu aan u presenteren.

Overeenkomstig de algemene regel van de bepaling moet in het geval van niet-contractuele verbintenissen de wetgeving worden toegepast van het land waarin de schade ontstaat. Artikel 9 bevat echter een uitzondering en vereist de automatische toepassing van de wetgeving van het land waarin het arbeidsconflict plaatsvindt. Het is mijn voorstel om artikel 9 uit de ontwerpwetgeving te schrappen.

De uitzondering in artikel 9 zorgt ervoor dat niet alle partijen in arbeidsverhoudingen gelijk worden behandeld en dat het midden- en kleinbedrijf dat diensten in het buitenland aanbiedt, in een zeer ongunstige positie terecht kan komen.

Vanwege mogelijke arbeidsconflicten kunnen ondernemingen hun contractuele verplichtingen niet nakomen en zijn ze gedwongen hun werknemers terug te sturen, de ontstane schade te vergoeden en een boete te betalen, waardoor de verwachte inkomsten niet worden verkregen. Op die manier ontstaat de schade van het arbeidsconflict in het land waarin de onderneming is gevestigd en niet in het land waarin het arbeidsconflict plaatsvindt.

Naar mijn mening had men een analyse moeten uitvoeren naar de gevolgen van de introductie van artikel 9 in de communautaire regelgeving vóórdat het artikel werd geïntroduceerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, geachte dames en heren, Achter de titel Rome II gaan kwesties schuil met een zeer directe en zeer aanzienlijke impact op de burgers, en daarom waren de discussies over de verschillende vraagstukken in de commissie ook zo intensief. Ik wil er drie naar voren halen.

Het eerste punt is het vraagstuk van de gevolgen voor het milieu van grensoverschrijdende schade. Wat de bescherming van het milieu betreft, doet zich over het algemeen de rampzalige tendens voor dat men probeert problemen van de buren te negeren, ook als men die zelf door onverantwoordelijk handelen heeft veroorzaakt. Tot onze spijt moeten we constateren dat het mensen kennelijk niets kan schelen en dat er steeds weer verontreinigende installaties vlak bij grenzen worden gebouwd. We hebben geprobeerd regels op te stellen die slachtoffers van dergelijke milieuproblemen maximaal moeten beschermen en die de milieudumping voorkomt waar de commissaris over sprak.

Helaas hebben de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten en de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa besloten om hier niet mee in te stemmen, waarmee ze de weg hebben geëffend voor een stap achteruit, die in mijn ogen desastreus is. Ik hoop dat de Raad en de Commissie ons helpen een betere weg te vinden.

Wat betreft de bescherming tegen smaad in de media zijn we erin geslaagd een compromis te bereiken dat in mijn ogen de persvrijheid beschermt en ondersteunt. Deze fundamentele waarde van de Europese Unie dienen we met respect te behandelen en hij dient centraal te staan in ons handelen. De persvrijheid beschermen lukt het best als de juridische gevolgen ter discussie kunnen worden gesteld in het land waar de krant of het medium is gevestigd.

Ik beschouw de kwestie van de verkeersongevallen als bijzonder belangrijk, want het kan iedereen overkomen. Op dit punt hebben we een compromis tot stand gebracht, en ik hoop dat dit zal worden aanvaard in de onderhandelingen met andere organen.

De burgers mogen van ons verwachten dat we rekening houden met hun dagelijkse behoeften en dat we de belangen van de slachtoffers vooropstellen. Dat verwachten de mensen in Europa van ons.

 
  
MPphoto
 
 

  Barbara Kudrycka (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou om te beginnen de rapporteur van harte willen bedanken. Ze heeft werkelijk alles in het werk gezet om de amendementen van het Parlement in eerste lezing zo nauwgezet mogelijk in dit moeilijke en technische verslag weer te geven. Dat is cruciaal, vooral met het oog op het artikel over smaad, dat voor de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van uitzonderlijk belang is.

Ik heb begrip voor de politieke moeilijkheden die het bijzonder lastig maken om in de Raad tot een compromis te komen over de kwestie inzake het artikel over smaad. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat het Parlement in eerste lezing een erg duidelijk standpunt ingenomen heeft in deze aangelegenheid. De in eerste lezing voorgestelde oplossing was, naar mijn mening, zonder twijfel de beste poging om een compromis te bereiken dat rekening houdt met de belangen van de slachtoffers en de uitgeverijen. De Commissie, in haar gewijzigde voorstel, en de Raad, in zijn gemeenschappelijk standpunt, hebben het idee laten varen om in deze verordening regels op te nemen over de wetgeving die in geval van smaad moet worden toegepast. Zoals blijkt uit haar voorstel in eerste lezing, is de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van mening dat dit onderwerp toch aan bod moet komen. Het standpunt van het Parlement in eerste lezing is een verstandige benadering, die aansluit bij de arresten van het Europese Hof van Justitie.

Ik wil nog kort ingaan op de overige kwesties. We zouden in gedachten moeten houden dat de collisieregels vaak een eigen logica volgen. Als we ze aan de wetgeving op het gebied van de interne markt koppelen, kan dat door een gebrek aan samenhang voor problemen zorgen. De uitzonderingen met betrekking tot oneerlijke concurrentie en milieubescherming, die bijgevolg in speciale regelgeving moeten worden opgenomen, compliceren echter nodeloos het Europese privaatrecht. Bovendien zijn ze lijnrecht in strijd met onze algemene doelstelling van deregulering en vereenvoudiging van de Europese wetgeving.

Tot slot zou ik willen stellen dat onze Gemeenschap hier de mogelijkheid heeft om de basis te leggen voor een gemeenschappelijk burgerlijk recht. De werkzaamheden aan de verordeningen Rome I en Rome III zijn aan de gang. Ik vertrouw erop dat we de werkzaamheden met betrekking tot Rome II weldra kunnen afronden. Ook het werk inzake de gemeenschappelijke referentiekaders evolueert in de goede richting. Ik hoop dat al deze projecten een positieve bijdrage zullen leveren tot een betere werking van de interne markt in het kader van ons grote Europese project.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou in de eerste plaats de rapporteur, mevrouw Wallis, van harte willen feliciteren. Ik wil haar tevens bedanken voor haar werk met betrekking tot deze buitengewoon belangrijke kwestie voor de toekomst van de Europese integratie. Dit is een belangrijke stap voorwaarts in de ontwikkeling van een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

Wat betreft de ontwerpverordening die we vandaag behandelen, zouden we bijzondere aandacht moeten besteden aan de noodzakelijke samenhang tussen de voorschriften die reeds van kracht zijn en de volgende verordeningen. We moeten ons ervan vergewissen dat deze laatste geen nieuwe hinderpalen opwerpen en dus de doeltreffende werking van de interne markt niet belemmeren, maar zijn verdere ontwikkeling bevorderen. De heer Medina Ortega heeft reeds naar een aantal specifieke kwesties verwezen, onder andere met betrekking tot milieubescherming en concurrentie.

Ik zou willen benadrukken hoe belangrijk het is dat we ervoor zorgen dat de vraag naar het toepasselijke recht naar behoren wordt behandeld, zowel door de betrokken partijen als door de rechter. Dit zal de rechtszekerheid ten goede komen. In sommige gevallen is het aangewezen om de voorschriften te standaardiseren. Ik doel onder meer op kwesties in verband met smaad, inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijkheidsrechten, evenals de begroting van de schade in geval van persoonlijk letsel.

We zouden onze steun moeten verlenen aan het standpunt van het Parlement in eerste lezing dat in deze verordening situaties wil opnemen waarin een duidelijk nauwere betrekking geacht wordt te bestaan met het land van de eerste plaats van publicatie of uitzending van de informatie, bijvoorbeeld van smadelijke informatie. Een dergelijke benadering resulteert in een duidelijke regel die van toepassing is op alle publicaties, zelfs op het internet.

Daarnaast zouden we onze steun moeten uitspreken over het standpunt met betrekking tot de toepassing van het nationaal recht van het slachtoffer bij de begroting van de schadeclaim in geval van ongevallen met persoonlijk letsel. Een dergelijke benadering zal het vrije verkeer van personen binnen de interne markt aantrekkelijker maken. Bovendien wordt zo vermeden dat een onredelijke last komt te liggen bij de socialezekerheids- en bijstandstelsels van het land van gewone verblijfplaats van het slachtoffer van een ongeval.

 
  
MPphoto
 
 

  Piia-Noora Kauppi (PPE-DE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik mevrouw Wallis bedanken voor haar relevante werk aan dit dossier en voor haar uitstekende samenwerking als coördinator van de ALDE-Fractie in de Commissie juridische zaken.

In combinatie met de Rome II-verordening stelt de EU een coherent rechtskader vast met betrekking tot de verbanden tussen het internationaal privaatrecht en andere communautaire instrumenten. Deze verordening zou de soepele werking van de interne markt moeten bevorderen in plaats van belemmeren, en dan met name het vrije verkeer van goederen en diensten. Ik vond het zeer bedroevend te horen dat de onderhandelingen met de Raad tot nu toe geen resultaat hebben opgeleverd, maar ik ben er absoluut zeker van dat mevrouw Wallis de opmerkingen die zijn gemaakt door onze commissie en het Parlement aan de orde zal blijven stellen.

Ik wil zelf met name twee kwesties onder de aandacht brengen. Ten eerste moeten inbreuken op de persoonlijke levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten, waaronder begrepen smaad, volledig worden uitgesloten van de werkingssfeer van Rome II. Bij gebrek aan regels ter bescherming van de redactionele onafhankelijkheid is uitsluiting de enige haalbare oplossing die de persvrijheid niet aantast. Het is teleurstellend dat de Raad in de eerste lezing geen steun heeft gegeven aan dit amendement.

De tweede kwestie is een belangrijke principekwestie – evenals de vorige overigens – die met name betrekking heeft op artikel 9 van het voorstel inzake vakbondsactie en toepasselijk recht, waardoor specifieke problemen ontstaan voor de Europese maritieme industrie en scheepvaartindustrie. De Zweedse regering heeft dit artikel in het voorjaar van 2006 voorgesteld, onder verwijzing naar het arrest van het Europees Hof van Justitie in zaak C-18/02. In deze zaak werden vragen gesteld in verband met de rechtsbevoegdheid en het toepasselijk recht in een geval waarin een schip dat de vlag voerde van een van de lidstaten in een andere lidstaat werd geboycot.

Rondvarende schepen doen doorgaans havens in verschillende landen aan. Als vakbondsacties tegen schepen zouden worden beheerst door de wetten die gedurende een reis in de verschillende aangedane havens gelden, dan zouden de regels die van toepassing zijn voortdurend veranderen, dat wil zeggen dat de rechtmatigheid van vakbondsacties tegen een schip zou berusten op verschillende regels. Dit zou zowel onpraktisch zijn als grote onzekerheid opleveren. Het is over het algemeen zo dat alle interne betrekkingen op een schip onder het recht van de vlagstaat vallen. Laten we deze bevoegdheden dus niet aan de vakbonden geven, want die zullen deze bepalingen ongetwijfeld gebruiken om onze schippers te chanteren en het concurrentievermogen van de Europese zeevaartindustrie te schaden.

 
  
MPphoto
 
 

  Antolín Sánchez Presedo (PSE). (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, waarde collega’s, inbreuken op de communautaire mededingingsregels hebben gevolgen of kunnen gevolgen hebben in verschillende lidstaten. De eventuele toepassing door de gerechtelijke autoriteiten van het criterium dat er evenveel wetgevingen toegepast kunnen worden als er betrokken landen zijn, kan het ondernemen van actie vanwege schade gecompliceerder maken, gerechtelijke actie moeilijker maken en de mededinging verzwakken.

Als rapporteur van het verslag over particuliere actie bij schade die zelf het gevolg is van particuliere actie, ben ik van mening dat dit onderwerp een aparte behandeling verdient, en ik wijs erop dat de Commissie zich het recht heeft voorbehouden om voorstellen in te dienen wanneer de lopende raadplegingsprocedure eenmaal is afgerond.

In het amendement dat ik samen met mevrouw Berger heb ingediend en waarmee de rapporteur het eens is – en daar ben ik hem dankbaar voor – wordt de aandacht op deze situatie gericht en wordt voorgesteld om de eisende partij die gerechtelijke stappen onderneemt in de woonplaats van de gedaagde de keuze te laten van het toe te passen recht. In de bemiddelingsprocedure kan dit onderwerp verder worden uitgediept en een adequate regeling worden ontworpen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het debat is gesloten.

De stemming vindt zo dadelijk plaats, om 12.00 uur.

Schriftelijke verklaring (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  John Attard-Montalto (PSE).(EN) Vanwege het toenemend grensoverschrijdend verkeer van mensen, producten en informatie is het van essentieel belang geworden om te komen tot een gemeenschappelijke vaststelling van het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen. Er lijkt echter een verschil te bestaan tussen het voorstel van de Commissie en het advies van de Commissie juridische zaken.

De essentie van deze wetgeving is of zij in harmonie kan bestaan naast bestaande nationale wetten of dat zij deze kan vervangen. De Commissie juridische zaken is van mening dat de nationale wetten en het voorstel de nationale wetgeving niet zullen hinderen maar versterken.

Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt, en zodra er algemene overeenstemming bestaat over meer uniformiteit, moet deze wetgeving alomvattend worden. Daarbij is het is belangrijk dat eventuele onduidelijkheid met betrekking tot het recht dat van toepassing is wordt weggenomen.

Het moge duidelijk zijn dat er een lacune is in het Verdrag van Rome van 1980 en die is vervolgens ook terechtgekomen in Brussel I, en hoewel het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen op adequate wijze is aangepakt, moeten de twistpunten ter zake nog eens volledig aan de orde worden gesteld.

Het tweede belangrijke verschil betreft de inhoud. Er lijkt sprake te zijn van een verschil in benadering wat betreft de niet-contractuele verbintenissen die moeten worden opgenomen in de huidige wetgeving. Zo vallen milieukwesties onder de nationale wetgeving, terwijl het oorspronkelijke voorstel een ruimere werkingssfeer had.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid