De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0405/2006) van Diana Wallis, namens de Commissie juridische zaken, met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de verjaringstermijnen voor grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot letsel en dodelijke ongevallen (2006/2014(INI).
Diana Wallis (ALDE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, laten wij ons aan het begin van dit debat eens voorstellen dat wij de mensen zijn die zich door ons laten vertegenwoordigen, dat wij op vakantie zijn in een ander Europees land, of dat wij jongeren zijn die in een ander land gaan studeren, of mensen die zakelijke bijeenkomsten hebben in een andere Europese hoofdstad, of ergens anders op een bouwterrein gaan werken. Dit zijn allemaal alledaagse scenario’s die helaas de mogelijkheid van ongelukken in zich dragen, waarbij het gevaar bestaat dat men letsel oploopt of zelfs komt te overlijden in een ander land.
Ik wil u ook als voorbeeld enkele cijfers geven. In 2004 vonden er in Duitsland, dus in één van de zevenentwintig lidstaten, vijftigduizend verkeersongelukken plaats waarbij iemand letsel opliep en een burger van een ander Europees land betrokken was. In het Verenigd Koninkrijk heeft vorig jaar een enkel advocatenkantoor naar eigen zeggen zesduizend dossiers geopend over grensoverschrijdende ongelukken in Europa waarbij iemand letsel had opgelopen. Welnu, u zou kunnen zeggen: laat die advocaten hun werk maar doen. Die advocaten zijn echter met een probleem naar ons toe gekomen. Iedere gerechtelijke actie moet in gang worden gezet binnen een bepaalde tijd, de zogeheten verjaringstermijn. Alle goede advocaten houden in hun nationale rechtsstelsel de verjaringstermijnen heel goed in de gaten, want anders is de vordering dood, tenietgegaan, kansloos. Het is een van de nachtmerries van jonge advocaten om een verjaringstermijn te laten verlopen. Natuurlijk kennen ze allemaal hun eigen rechtsstelsel, maar kan van hen worden verwacht dat ze de fijne kneepjes van alle zevenentwintig rechtsstelsels kennen? En die fijne kneepjes bestaan, bijvoorbeeld met betrekking tot de verschillende definities van een civielrechtelijke en een strafrechtelijke vordering. Nog belangrijker is dat de lengte van de verjaringstermijn zelf binnen de Europese Unie enorm kan variëren, van één tot dertig jaar.
Het is al erg genoeg om het slachtoffer te worden van een ongeluk in een andere lidstaat, maar om vervolgens ook nog eens het slachtoffer te worden van een technisch probleem met betrekking tot verjaringstermijnen, waardoor er geen vordering kan worden ingediend, is dubbel zo erg. Dit is een reëel, praktisch en groeiend probleem dat een neveneffect is van het stimuleren van het vrije verkeer van personen. Ik hoop dat de weinige cijfers die ik heb kunnen noemen, en die vele malen moeten worden vermenigvuldigd om alle lidstaten van de Unie te omvatten, een idee geven van de omvang van het probleem.
Zoals ik zojuist heb gezegd, zijn zowel advocaten, verzekeraars als slachtoffers met dit probleem naar ons toegekomen met het verzoek om u, commissaris, de vraag te stellen of u een aantal mogelijkheden wilt bekijken. We weten dat dit probleem gevoelig ligt. Het gaat om de nationale gerechtelijke procedures, dus iedere bemoeienis door de Europese Unie moet strikt beperkt blijven tot alleen grensoverschrijdende gevallen.
Misschien kan voor deze gevallen een geharmoniseerde verjaringstermijn van - zeg - vier jaar worden overwogen, of misschien moeten we zorgen voor duidelijke internationale privaatrechtelijke regels. Hoe de oplossing er uiteindelijk ook gaat uitzien, zowel advocaten als eisers hebben zekerheid nodig als we willen dat waardevolle en voor personen uiterst belangrijke vorderingen niet het gevaar lopen om te verjaren als gevolg van verschillen in de gerechtelijke procedures. Want als de zaken fout lopen, kan dat grote pijn bij individuele personen en gezinnen veroorzaken.
Dit is een praktisch probleem dat voortvloeit uit de deelneming van onze burgers aan het vrije verkeer van personen en aan alles wat de interne markt te bieden heeft. Wij van onze kant moeten bereid zijn om te reageren met een Europees civielrechtelijk systeem om, zoals ik zojuist al heb gezegd, te voorkomen dat het van kwaad erger wordt.
Ik hoop, commissaris, dat u zult kunnen reageren op dit initiatief, waarvoor in de weken voorafgaand aan dit debat door burgers en anderen intensief en op een positieve manier is gelobbyd bij de leden van dit Parlement.
Franco Frattini, vice-voorzitter van de Commissie. - (EN) Ik denk dat dit verslag een heel interessante poging is om een heel moeilijk onderwerp aan te pakken. Mevrouw Wallis verdient alle lof voor haar poging om een algemene Europese oplossing te vinden voor verschillen in de verjaringstermijnen wanneer deze, zoals zij zojuist heeft gezegd, verband houden met vorderingen tot schadeloosstelling voor persoonlijk letsel of dodelijke ongelukken. Dit is vooral belangrijk voor burgers die de pech hadden om betrokken te raken bij een verkeersongeluk in een ander land dan het land waarin ze wonen. Het kan echter ook van toepassing zijn op andere zaken, zoals medische vorderingen en productaansprakelijkheid.
Dat gezegd hebbende, stel ik vast dat de verjaringstermijn een complex onderwerp is, zoals de rapporteur ook heeft erkend. Het is nauw verbonden met de verjaring van de onrechtmatige daad, een onderwerp dat niet wordt behandeld in het verslag. Al het verdere werk op dit terrein moet ook betrekking hebben op de verjaring van de onrechtmatige daad, aangezien in de meerderheid van de Europese rechtsstelsels het probleem van de tijdslimieten wordt oplost door de verjaring van de onrechtmatige daad te gebruiken in plaats van verjaringstermijnen voor het indienen van een vordering. In het stelsel van het Verenigd Koninkrijk worden beide gebruikt.
Ik ben ertoe bereid en sta ervoor open om deze vraag in de toekomst te onderzoeken, rekening houdend met de uiteenlopende wettelijke aard van de begrippen verjaringstermijn en verjaring, en met het feit dat de voorgestelde rechtsgrondslag harmonisatie van de interne wetgeving uitsluit, waar in feite in het verslag impliciet op wordt aangedrongen.
Ik moet er in alle openheid op wijzen dat we ook rekening moeten houden met de prioriteiten van ons werkprogramma, die verwezenlijkt moeten worden rekening houdend met het binnen de Europese Commissie beschikbare personeel.
Dat gezegd hebbende besef ik dat dit geheel nieuwe punt van de rapporteur open moet blijven voor verdere discussie.
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
Piia-Noora Kauppi, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de rapporteur heeft uitstekend werk afgeleverd met dit verslag. Er staat veel prijzenswaardigs in dit initiatief. Dit is, zoals de rapporteur heeft gezegd, een praktische oplossing voor een praktisch probleem. In de eerste plaats betreft het een van de onvoltooide gebieden van de interne markt: hoe de mensen hun rechten meenemen wanneer ze hun vier vrijheden uitoefenen binnen de Europese Unie. Het Europees Parlement moet iedere anomalie aan de orde stellen en zijn rechten op grond van het Verdrag gebruiken om de Commissie tot actie te bewegen. In de tweede plaats betreft dit vraagstuk justitie en binnenlandse zaken. Mensen hebben zo veel mogelijk zekerheid over hun rechten en plichten nodig om in welke samenleving dan ook actief te zijn. Grensoverschrijdende activiteiten zullen altijd meer onzekerheid met zich meebrengen dan activiteiten die in eigen land worden ontplooid, maar we hebben als wetgevers van de EU een plicht om iets te doen aan deze problemen. Het zuivere feit dat de uiteenlopende nationale wetgevingen een snelle uniforme oplossing onmogelijk maken is geen excuus om niets te doen.
Het Europees Parlement doet wat het moet doen door vandaag het debat te openen. De Commissie moet volgen met een voorstel en de lidstaten moeten hun soevereine verantwoordelijkheid nemen en de nodige wijzigingen doorvoeren door, indien nodig, de passerelle-clausule uit het Verdrag van Nice in te zetten.
We moeten echter voorzichtig zijn met hoe we dit aanpakken. Hoewel mijn fractie het verslag van mevrouw Wallis met kracht steunt, kunnen we haar amendementen op het verslag niet steunen. Wij denken dat het voorbarig is om te streven naar sterk geharmoniseerde en specifieke definities van bijvoorbeeld de datum van kennisname, de opschorting van procedures en speciale rechten van minderjarigen. Wij denken niet dat dit op dit moment in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel. Laten we eerst het onderzoek van de Commissie afwachten en zien welke grensoverschrijdende problemen er bestaan op het gebied van verjaringstermijnen in gevallen waarin sprake is van persoonlijk letsel, en dan pas over concrete definities gaan praten. Als uit het onderzoek bijvoorbeeld mocht blijken dat er niet zulke enorme verschillen bestaan tussen de verschillende wetgevingen van de lidstaten, zou invoering van het oorsprongslandbeginsel een oplossing kunnen zijn. Persoonlijk zou ik voorstander van een dergelijke aanpak zijn.
Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. - (ES) Ik houd mijn betoog in het Spaans en dit is het eerste betoog in het Spaans, maar ik geloof dat de commissaris mijn taal heel goed verstaat.
In de Spaanse versie van het verslag staat: “recomendaciones destinadas a la Comisión sobre la prescripción en conflictos transfronterizos”, wat wil zeggen dat er geen sprake is van een “estatuto de limitaciones” omdat, voor zover ik het Angelsaksische recht ken, de uitdrukking “statute of limitation” in het Spaans vertaald wordt met “prescripción”.
Ik weet dat de Italianen scherpzinnige en bijzonder nauwgezette juristen zijn en waarschijnlijk zou het de moeite waard zijn om dieper op deze kwestie in te gaan, ofschoon ik het ermee eens ben dat de twee instellingen een verschillende oorsprong hebben.
In elk geval denk ik dat het Europees Parlement met het verslag van mevrouw Wallis de Commissie een bepaalde kant op wil krijgen. Wij vragen de Commissie niet, en dat wordt in het verslag evenmin gevraagd, om snel met een wetgevingsvoorstel te komen, maar sommige fasen, - zoals de in paragraaf 1 genoemde paragraaf, waarin sprake is van de noodzaak om een onderzoek in te stellen naar wat er gebeurt - zouden wel ten uitvoer moeten worden gelegd.
Zoals mevrouw Wallis zei, zijn er op dit ogenblik duizenden of misschien wel tienduizenden mensen die de nationale grenzen oversteken. Ik denk echter dat ook de heer Frattini in een ander opzicht gelijk had, toen hij zei dat we niet alleen moeten kijken naar grensoverschrijdende ongelukken of ongevallen maar naar alle gevallen waarin een mens als gevolg van een reeks situaties - een medische behandeling of verblijf bijvoorbeeld - schade ondervindt in een bepaald land en in een ander land te maken krijgt met het probleem van de verjaringstermijn.
Ik denk dat wij de mogelijkheden zo veel mogelijk moeten uitbreiden maar dat het nu - en misschien heeft mevrouw Kauppi hierin gelijk - waarschijnlijk nog niet het beste moment is om in detail te treden. De Commissie zou echter op zijn minst moeten beseffen dat wij, als afgevaardigden die gekozen zijn door de bevolking van de Europese Unie, van mening zijn dat de Commissie bepaalde initiatieven moet nemen voor deze kwestie.
Zoals de rapporteur voorstelt, zouden zulke initiatieven juist moeten beginnen met het vergaren van concrete kennis omtrent de situatie, zodat we ons een beeld kunnen vormen van de concrete werkelijkheid, en van de mogelijkheden tot wetgeving op dit gebied.
De Voorzitter. - Misschien is het nuttig om bij de stemming hierover in het Parlement mede te delen dat er de problemen zijn in verband met de verschillende taalversies.
Marek Aleksander Czarnecki, namens de UEN-Fractie. - (PL) Voorzitter, ik wil mevrouw Wallis bedanken voor haar initiatief met het oog op de harmonisatie van de regelgeving voor het ingaan van de looptijd en de verjaringstermijnen voor schadeclaims bij schade aan eigendom en persoonlijk letsel in grensoverschrijdende conflicten.
De opeenvolgende uitbreidingen van de Europese Unie, de stijgende maatschappelijke welvaart, maar ook het vrij verkeer van personen dragen bij tot een toename van het autoverkeer. Jammer genoeg stijgt daarmee ook het aantal personen dat ongelukken krijgt. Op dit moment zijn er in het nationaal civiel recht van de lidstaten verjaringstermijnen die ofwel heel kort zijn, bijvoorbeeld één jaar, ofwel heel lang, bijvoorbeeld 30 jaar. Dat is niet goed voor de bescherming van de slachtoffers, die zich vaak niet bewust zijn van de verschillen in de verjaringstermijnen van de verschillende landen en hun schadeclaim pas na het verstrijken van de termijn indienen bij een buitenlandse rechtbank. En wat gebeurt er dan? De rechtbank wijst de claim af, en de slachtoffers, die schade hebben opgelopen aan hun eigendom of hun gezondheid, kunnen hun recht niet meer opeisen.
Harmonisatie door de invoering van duidelijke en transparante regels kan hier een oplossing zijn. Dan kunnen de benadeelde partijen of hun advocaten een schadeclaim indienen. Ik ken als advocaat de situatie van deze mensen heel goed, en daarom steun ik dit initiatief van harte.
Tadeusz Zwiefka (PPE-DE). - (PL) Voorzitter, ik wil in de eerste plaats mevrouw Wallis hartelijk danken voor al haar werk. Ik herinner me een speciale bijeenkomst, die op haar initiatief plaatsvond in de Commissie juridische zaken, om de materie goed te doorgronden. Het gaat hier om een kwestie die voor alle burgers van de Europese Unie van groot belang is.
Ik ben het niet met de commissaris eens dat de vertraging of het uitstel van dit wetgevend initiatief eenvoudig verklaard kan worden door het feit dat de Commissie formeel gesproken niet aan de nationale rechtsstelsels mag komen. Steeds als ik hier het woord neem en de kans krijg om te spreken, wijs ik erop dat het de fundamentele taak is van elk parlement, van elke wetgevende instelling om eenvoudige, leesbare wetten te maken, die de burgers ten goede komen en het leven van de burgers makkelijker maken.
Vandaag zijn er zevenentwintig verschillende rechtsstelsels met betrekking tot de verjaringstermijnen voor schadeclaims in grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot allerhande ongevallen. Het is daarom de plicht van zowel het Europees Parlement als de Europese Commissie en de Raad om een manier te vinden om deze situatie te veranderen en wetten te maken die het leven gemakkelijker maken. Het is een slachtoffer of nabestaande namelijk moeilijk uit te leggen dat zijn zaak formeel al lang gesloten is, dat we alleen maar kunnen meeleven, maar dat claims die worden ingediend na het verstrijken van de verjaringstermijn, moeten worden verworpen.
En dan richt ik me nu tot de Europese Commissie. Ik roep de Commissie op alle mogelijke middelen en alle nodige bevoegdheden in te zetten om deze kwestie wettelijk te regelen. Ik ben er ten diepste van overtuigd, dat men in de lidstaten begrijpt dat deze kwestie die honderdduizenden mensen - en misschien wel miljoenen burgers van de Europese Unie - treft, snel en goed moet worden geregeld. Als we willen dat de burgers actief zijn in het vrij verkeer van personen, dan moeten we ook oplossingen aanreiken die dit gemakkelijker voor hen maken.
Andrzej Jan Szejna (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik mevrouw Wallis bedanken voor haar inzet voor deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement.
Er zijn nu in de Europese Unie te grote verschillen in de verjaringstermijnen in grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot letselschade en dodelijke ongevallen. We kunnen dat alleen maar erkennen. Zoals de rapporteur terecht opmerkte, is dit een complex probleem, dat zowel verband houdt met de verjaring als met het begin van de looptijd van de verjaringstermijn. Verjaringstermijnen, de termijnen voor het indienen van bewijs betreffende het ongeval, de mogelijkheid om de verjaring op te schorten of stop te zetten, het bestuderen van het bewijs en het aantekenen van verzet in het geval van verjaring spelen ook een rol. De grote verschillen kunnen onaangenaam uitpakken voor de slachtoffers van ongevallen, en het hun erg moeilijk maken om via de rechtbank hun recht te halen. Rechtszekerheid voor alle burgers van de Europese Unie moet een prioriteit zijn en we moeten het de burger gemakkelijker maken om de vrijheden, die in de verdragen zijn voorzien, te benutten. Daarom wil ik de Commissie vragen om het Europees Parlement een wetsontwerp voor te leggen dat voortbouwt op de aanbevelingen die in deze ontwerpresolutie worden gedaan.
Janusz Wojciechowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Wallis gelukwensen met het uitstekende en noodzakelijke verslag. Dit komt tegemoet aan de behoeften van slachtoffers van allerhande ongelukken. Mevrouw Wallis heeft terecht gezegd, dat de Unie openstaat voor haar burgers, dat haar burgers kunnen reizen en verhuizen zonder beperkingen. Jammer genoeg stijgt daarmee echter ook het risico op ongelukken. De slachtoffers van zulke ongevallen lijden vaak dubbel, de eerste keer door het ongeluk en de tweede keer omdat ze de wet niet kennen van het land waar hun dat ongeluk overkomen is. Daardoor dient men een claim vaak pas in nadat de verjaringstermijn verstreken is, en is de claim niet meer ontvankelijk. Daarom moeten we het voorstel steunen om voor de hele Unie een minimum verjaringstermijn in te voeren voor grensoverschrijdende geschillen betreffende ongevallen. Het is een voorstel dat de slachtoffers beschermt en de kans vergroot dat ze hun recht kunnen halen, en ook daarom verdient het onze volmondige steun. Ik hoop dat de Commissie, in navolging van dit verslag, snel concrete voorstellen doet in het belang van de mensen die door het lot getroffen zijn.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.30 uur plaats.
Schriftelijke verklaring (artikel 142)
John Attard-Montalto (PSE). - (EN) De aanbeveling is er niet op gericht om nationale wetgeving te vervangen maar om rekening te houden met gevallen waarin bij de procedure partijen zijn betrokken die in verschillende landen van de Europese Unie verblijven of hun domicilie hebben, of partijen die verblijven of hun domicilie hebben in een staat die niet tot de Europese Unie behoort, of gevallen waarin de procedure de mogelijkheid biedt om te kiezen tussen de wetten van verschillende landen.
Het wordt steeds belangrijker om de beginselen die ten grondslag liggen aan verjaringstermijnen voor schadeclaims in een passende vorm wettelijk vast te leggen.
De algemene verjaringstermijn die wordt voorgesteld is vier jaar, behalve wanneer het recht waaronder de claim valt in een langere periode voorziet. Dit algemene beginsel kan problemen veroorzaken, aangezien in de nationale wetgeving een kortere periode kan gelden, in welk geval er een discriminerend scenario zou kunnen ontstaan wanneer de schadeclaim zich voordoet tussen ingezetenen of andere personen die in hetzelfde land verblijven, of wanneer de zaak betrekking heeft op partijen die in verschillende landen verblijven of hun domicilie hebben.
Hetzelfde kan gezegd worden van de opschorting en onderbreking van de verjaringstermijn en de berekening van de begindatum.
In het licht van bovenstaande is het beter om duidelijke regels te hebben voor grensoverschrijdende geschillen, regels die tevens anders zijn dan de nationale wetgevingen. Misschien kan men met de oplossing van het dilemma een begin maken door de nationale wetgeving aan te passen aan de voorgestelde aanbevelingen.