De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0434/2006) van Klaus-Heiner Lehne, namens de Commissie juridische zaken, met aanbevelingen aan de Commissie over het statuut van de Europese besloten vennootschap (2006/2013(INI)).
Klaus-Heiner Lehne (PPE-DE), rapporteur. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte dames en heren, ik vind het een grote eer, mevrouw de Voorzitter, dat dit onderwerp juist nu op de agenda staat, de dag dat u voor de eerste keer een vergadering van dit Parlement voorzit.
In het actieplan betreffende het vennootschaprecht was aanvankelijk een evaluatie voorzien van mogelijke andere vennootschapsvormen die in de Europese Unie bij wet geregeld zouden kunnen worden. Als gevolg van de onderzoeken die uitgevoerd zijn, is deze vraag echter in wezen altijd onbeantwoord gebleven. De Commissie heeft het actieplan betreffende het vennootschapsrecht daarom enkele jaren geleden ter discussie gesteld en het plan inmiddels in zijn geheel herzien. Het Parlement heeft zeer actief aan het debat deelgenomen en heeft op basis daarvan het besluit genomen om een initiatiefverslag over de Europese besloten vennootschap op te stellen en hier te bespreken.
Dat is de achtergrond van het onderhavige agendapunt. Wij hebben ons uitgebreid met dit thema beziggehouden en in dat verband ook een hoorzitting in het Europees Parlement georganiseerd. Uit deze hoorzitting is overduidelijk gebleken dat er een grote behoefte bestaat aan een dergelijke Europese besloten vennootschap, dat wil zeggen aan een wetgevingsinitiatief van de Commissie op dit gebied. Met name de industriële middelgrote ondernemingen die exportgericht in de Europese Unie actief zijn, zouden een uniforme Europese rechtsvorm met open armen ontvangen. Zij zijn op dit moment namelijk gedwongen om dochterbedrijven en nieuwe ondernemingen in andere lidstaten te vestigen conform het daar geldende vennootschapsrecht. Zij zouden die uniforme rechtsvorm, waarop zij hun dochterondernemingen in de hele Europese Unie kunnen baseren, dus van harte toejuichen. Nu moeten zij eerst nog talloze adviezen inwinnen. Dat is een goede zaak voor de advocatuur, dat klopt, maar het kost ook veel geld omdat elke keer weer opnieuw getoetst moet worden welke rechten en plichten de directeuren en de leden van de raad van bestuur van die dochterondernemingen hebben en hoe zij moeten handelen om niet in situaties terecht te komen waarin de wet overtreden dreigt te worden.
Naar mijn idee kan dit allemaal voorkomen worden door een uniforme Europese rechtsvorm aan te bieden die antwoord moet geven op een reeks essentiële vragen, met name wat de bevoegdheden van directeuren en de aansprakelijkheid betreft. Dergelijke zaken moeten uniform op Europees niveau geregeld worden zodat het bedrijfsleven van deze rechtsvorm gebruik kan maken. Er is op dit punt dan ook absoluut geen sprake van nog meer bureaucratie. De ondernemingen kunnen namelijk zelf beslissen of ze deze rechtsvorm al dan niet willen toepassen. Het gaat puur om het aanbieden van een nieuwe mogelijkheid aan die ondernemingen. Op dit vlak is namelijk duidelijk sprake van een leemte in de wetgeving, aangezien wij voor grote ondernemingen al wel een Europese NV hebben gecreëerd.
Sta mij toe om in de kantlijn de volgende opmerking te maken: de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie in bijvoorbeeld de zaak Inspire Art kan ook deels verklaard worden doordat er in het verleden te weinig vooruitgang is geboekt bij de ontwikkeling van het Europese vennootschapsrecht. Nu hebben wij de mogelijkheid om een bijdrage te leveren en een modelstructuur in de Europese Unie te creëren en aan te bieden.
In de Commissie juridische zaken is dit verslag met grote meerderheid of, beter gezegd, met algemene stemmen aangenomen. Dat is mede te danken aan het feit dat wij erin zijn geslaagd om een geschikt compromis te vinden tussen de uiteenlopende uitgangspunten voor de opzet van dergelijke vennootschappen op het Europese continent enerzijds en de justitiële ruimte die door Britse rechtsopvattingen wordt gedomineerd anderzijds. Dat geldt met name voor de kwestie van het eigen vermogen, waar wij het navolgende goede compromis tot stand hebben gebracht: in principe dient er wel een minimum eigen vermogen aanwezig te zijn, maar er is geen verplichting meer om ook contant kapitaal te storten. Dat zou ook de inschrijving kunnen vereenvoudigingen en naar mijn idee is dat een stap in de goede richting. Dit is tevens een voorbeeld van de wijze waarop een voorstel van de Commissie opgebouwd kan worden en hoe de Raad een verstandig compromis kan sluiten tussen de verschillende rechtstradities.
De Commissie juridische zaken gaat ervan uit – en ik denk dat dit na de stemming ook voor het Europees Parlement als geheel geldt – dat de Commissie in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag, van ons Reglement en ook van het Interinstitutioneel Akkoord nu tot handelen overgaat en concrete stappen neemt om aan dit Parlement én de Raad binnen afzienbare tijd een praktisch wetgevingsvoorstel voor te leggen.
Sta mij toe om tot slot nog een aspect aan de orde te stellen dat ook bij de amendementen een rol speelt, namelijk het debat over de inspraak van werknemers. Ik wil vanaf deze plaats heel duidelijk stellen - en dat stond ook tijdens de beraadslagingen nimmer ter discussie - dat niemand de bestaande rechten van werknemers op welke manier dan ook wil beperken. De mate waarin die rechten op nationaal niveau zijn gewaarborgd, dient ook bij het verwezenlijken van dit wetgevingsinitiatief gewaarborgd en onaangetast te blijven. Op dit punt is er een aantal amendementen ingediend. Ik vind de betreffende amendementen echter niet van doorslaggevend belang omdat zij in wezen allemaal hetzelfde doel nastreven: de bescherming van de rechten van werknemers.
Dan nog een laatste opmerking en dan zitten mijn vijf minuten spreektijd er op: ik heb er met groot genoegen kennis van genomen dat ook het Duitse voorzitterschap de kwestie van de Europese besloten vennootschap als prioriteit heeft aangemerkt. Ik ga er daarom van uit dat ook de Raad dit streven op dezelfde manier zal steunen als dat – naar ik hoop – met een overweldigende meerderheid hier in dit Parlement zal gebeuren.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de Commissie juridische zaken en met name de rapporteur, de heer Lehne, bedanken voor het uitstekende werk dat is verzet in het kader van het opstellen van het verslag over het statuut van de Europese besloten vennootschap dat vandaag in stemming wordt gebracht. Mijn diensten zijn al druk bezig met een uitgebreide bestudering van de voorstellen en aanbevelingen in dit verslag.
Wij moeten het voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) eenvoudiger en goedkoper maken om in het buitenland zaken te doen. Het is belangrijk dat wij actie ondernemen waardoor de KMO’s in staat zijn om volledig profijt te trekken van de interne markt.
De groei van kleinere bedrijven is essentieel voor het concurrentievermogen van de Europese economie. Een van de manieren waarop de groei van de KMO’s bevorderd kan worden, is het vereenvoudigen van het huidige juridische kader en het verminderen van onnodige administratieve lasten. Die administratieve lasten trekken met name een zware wissel op KMO’s die niet beschikken over een grote afdeling juridische zaken. Daarom heb ik besloten om dit voorjaar een mededeling te presenteren over de vereenvoudiging van het communautaire vennootschapsrecht. Dat sluit ook goed aan bij het bredere programma van de Commissie voor de vereenvoudiging van het acquis communautaire op basis waarvan de administratieve lasten in 2012 met 25 procent teruggedrongen moeten zijn.
Ik ben een groot voorstander van initiatieven die de flexibiliteit van het regelgevingskader voor het Europese bedrijfsleven, en met name voor de KMO’s, bevorderen. Het statuut van de Europese besloten vennootschap zou in dat verband een nuttige optie kunnen zijn. Het idee kan blijkens de recente openbare raadpleging over de toekomstige prioriteiten in het actieplan ter modernisering van het vennootschapsrecht en corporate governance ook op steun van het bedrijfsleven rekenen. Veel respondenten hebben benadrukt dat een dergelijke optie de keuzemogelijkheden voor bedrijven vergroot en tot lagere kosten leidt om aan de betreffende nationale regelgeving te voldoen voor bedrijven die in meerdere lidstaten actief willen zijn. Een aantal respondenten heeft het nut van een dergelijke maatregel echter ook in twijfel getrokken. Zoals u weet, is de Commissie op basis van de beginselen voor een betere wet- en regelgeving verplicht om voorafgaand aan alle wetgevingsinitiatieven eerst een effectbeoordeling uit te voeren. Daarom voeren mijn diensten op dit moment niet alleen een kosten-batenanalyse uit in verband met een dergelijk statuut, maar bestuderen zij ook alternatieve maatregelen om de onderhavige problemen op te lossen. Ik zal pas een voorstel voor een statuut van de Europees besloten vennootschap voorleggen als uit die effectbeoordeling onmiskenbaar blijkt dat dit het meest geschikte instrument is om de problemen aan te pakken waarmee KMO’s tegenwoordig geconfronteerd worden. Uit die beoordeling moet eveneens naar voren komen dat de rechtsvorm van een Europese besloten vennootschap bevorderlijk is voor KMO’s bij de uitbreiding en ontwikkeling van hun grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten.
Uit de ervaringen met het statuut van de Europese NV is gebleken dat het creëren van een nieuwe Europese bedrijfsvorm een zeer lang en ingewikkeld proces kan zijn. Een dergelijk proces kan ook tot een eindproduct leiden dat niet altijd eenvoudig in het gebruik is. Indien een statuut van de Europese besloten vennootschap praktisch nut wil hebben, moeten wij hier snel overeenstemming over bereiken. Als wij voor echte meerwaarde willen zorgen, moet het eindresultaat voor de KMO’s eenvoudig toe te passen zijn.
Ik heb geconstateerd dat uw verslag met de bijbehorende ontwerpresolutie met een oproep aan de Commissie om een wetsvoorstel in te dienen, gebaseerd is op artikel 192 van het Verdrag. Middels de kaderovereenkomst heeft de Commissie zich ertoe verbonden om met alle verzoeken rekening te houden die op grond van artikel 192 van het Verdrag zijn gedaan. Ik ben van plan om die belofte gestand te doen. Wij zullen de praktische voorstellen die in uw verslag worden gedaan, op hun merites beoordelen. Ik verwacht van mijn diensten dat zij de tijd zullen nemen die nodig is om alle opties zorgvuldig af te wegen teneinde de best mogelijke en meest evenwichtige oplossing voor de KMO’s tot stand te brengen. Nadat de effectbeoordeling afgerond is, zal ik hier verslag komen uitbrengen over de resultaten en de conclusies die wij hieruit voor ons beleid hebben getrokken.
Andreas Schwab, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, als voormalig collega in de Commissie interne markt en consumentenbescherming wil ook ik u alle succes toewensen bij de uitoefening van uw voorzittersfunctie! Wanneer alle Voorzitters de zaal zo rustig zouden houden zoals u dat vanochtend heeft gedaan, zouden onze beraadslagingen veel constructiever zijn. Ik wil u dan ook graag verzoeken om zo door te gaan!
Mijnheer de commissaris, de kleine en middelgrote bedrijven zijn de motor van de Europese interne markt. Dat wordt weliswaar telkens weer gezegd, maar de verwezenlijking van de bijbehorende doelstelling verloopt vaak in een te traag tempo. Het creëren van een Europees juridisch kader dat met name inspeelt op de belangen van de middenstand is naar mijn idee - dat geldt ook voor de Commissie interne markt - dan ook een belangrijke doelstelling.
Het initiatiefverslag van onze collega Klaus-Heiner Lehne verdient absoluut onze ondersteuning omdat het een belangrijk signaal aan de Commissie geeft; trouwens ook aan het voorzitterschap van de Raad, zou ik daaraan toe willen voegen. Ik wil de rapporteur dan ook graag bedanken voor het uitstekende werk dat hij met betrekking tot dit dossier heeft verricht.
Veel KMO’s ondernemen vandaag de dag gelukkig al grensoverschrijdende activiteiten. U heeft dat met eigen ogen kunnen zien, mijnheer de commissaris, tijdens uw bezoek aan mijn kiesdistrict Offenburg. In veel gevallen worden die inspanningen en de groei echter beperkt door bureaucratische obstakels en een gebrek aan ervaring met de lokale rechtsverhoudingen. Daardoor wordt met name de concurrentiepositie van de KMO’s uit de nieuwe lidstaten tot nu toe behoorlijk nadelig beïnvloed.
Als er in de toekomst naast de bestaande nationale rechtsvormen ook voor een Europese rechtsvorm gekozen kan worden, wordt daardoor niet alleen de verdere verwezenlijking van de Europese interne markt bevorderd, maar is het voor KMO’s ook eenvoudiger om dochterondernemingen in het buitenland op te richten, waardoor zij sneller geneigd zullen zijn om grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten te ontwikkelen.
Het is daarbij van wezenlijk belang dat de kosten voor advies en de administratieve kosten bij de oprichting en exploitatie van vennootschappen aanzienlijk gereduceerd worden. Daarnaast moet er een einde komen aan de praktijk dat het vennootschapsrecht van verschillende lidstaten op grensoverschrijdende activiteiten van toepassing kan zijn.
Uit een enquête van de Duitse Kamer van Koophandel – ik moet mij bij dit onderwerp tot Duitsland beperken – is gebleken dat er onder de bedrijven een grote behoefte aan een KMO-vriendelijke Europese rechtsvorm bestaat. Volgens de ondervraagde bedrijven dient dit kleine zusje van de Europese NV slank, doelmatig en vooral Europees te zijn.
Mijnheer de commissaris, het Europees Parlement roept de Commissie in zijn verslag op om nog in de loop van dit jaar met een wetsvoorstel te komen op basis van artikel 308. Wij vinden het een goede zaak dat u voorstander bent van een effectbeoordeling. Wij hebben echter bij andere richtlijnen op het gebied van de interne markt en consumentenbescherming ook kunnen constateren dat als de politieke wil aanwezig is, de effectbeoordeling ofwel snel uitgevoerd kan worden ofwel beperkt kan blijven tot bepaalde deelgebieden. Daarom zou ik u willen verzoeken om vaart te zetten achter die effectbeoordeling zodat het betreffende wetsvoorstel zo snel mogelijk op tafel ligt. Daarnaast roep ik het Duitse voorzitterschap van de Raad op dit dossier zo snel en gericht mogelijk op te pakken en te behandelen.
Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, dit is mijn eerste interventie in een zitting die door u wordt voorgezeten. Ik wil u graag met uw benoeming gelukwensen. Ik ben ervan overtuigd dat u zich van uw taken zult kwijten op de u eigen, onafhankelijke wijze.
Ik wil verder de heer Lehne bedanken voor zijn verslag. Ik geloof dat hij goed werk verricht heeft, al wil ik wel graag een aantal problematische punten aanroeren.
Om te beginnen betwijfel ik of de huidige aanpak van de Commissie juridische zaken – het presenteren van verslagen over een wetgevingsinitiatief met een bijlage waarover niet naar behoren is gediscussieerd – de juiste wetgevingsmethode is.
We bevinden ons met deze wetgevende voorstellen nu in een eerste fase. Wat we willen is de Commissie vragen te overwegen of het voorleggen van een verslag tot de mogelijkheden behoort. Ik geloof dat we ons in dit stadium moeten beperken tot het eerste deel van de resolutie.
Ik meen dat de bijlage bij de ontwerpresolutie niet afdoende is besproken. We geloven daarom niet dat de conclusies in de bijlage een getrouwe afspiegeling vormen van hetgeen de Commissie juridische zaken wenst.
In de tweede plaats meen ik dat de heer McCreevy volkomen gelijk had toen hij erop wees dat we geen wetgeving moeten uitvaardigen alleen maar om wetgeving uit te vaardigen – het feit dat we met de Europese NV niets bereikt hebben zou ons toch aan het denken moeten zetten. Een effectbeoordeling is dus beslist op zijn plaats.
Het is duidelijk dat we in dit Parlement geloven dat er een statuut moet worden opgesteld om kleine bedrijven in staat te stellen hun activiteiten te ontwikkelen. Dat is wat we nu moeten proberen te bereiken.
Als we dat doen zullen we op bepaalde problemen stuiten, waaronder – bijvoorbeeld – de problematiek rond werknemersparticipatie. We hebben gediscussieerd over de redactie van overweging H. Mijn fractie had bepaalde reserves bij de wijze waarop de heer Lehne dit punt had geredigeerd.
Ik geloof dat de formule zoals de heer Lehne die uiteindelijk heeft voorgesteld bevredigend is; ik hoop dat mijn fractie het ermee eens kan zijn.
Kortom: ik geloof dat het voorstel van de heer Lehne een goed voorstel is. We eisen niet van de Commissie dat ze het aldus aanvaardt, maar we vragen haar die mogelijkheid tenminste te overwegen.
Ik hoop dat de heer McCreevy er alles aan zal doen om te verzekeren dat er rekening wordt gehouden met wat het Parlement in dit opzicht verlangt.
Sharon Bowles, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil u allereerst graag feliciteren met uw benoeming en met de wijze waarop u uw eerste debat heeft geleid.
Ik moet ook eerst mijn excuses aanbieden aan de rapporteur omdat ik weliswaar de hoorzitting over dit onderwerp heb bijgewoond, maar niet in de gelegenheid was om het debat in de parlementaire commissie bij te wonen. Ik weet dat het tot lichte irritaties kan leiden als iemand dan toch plotseling in de plenaire zitting het woord gaat voeren.
In het algemeen sta ik positief tegenover de achterliggende gedachte van het voorstel, maar ik heb ook nog enkele twijfels. Ik hoop echter dat de Commissie deze weg kan nemen in het kader van de toekomstige werkzaamheden over deze kwestie. Mijnheer Lehne, in uw toelichting op dit verslag heeft u gezegd dat het statuut met name op de KMO’s gericht moet zijn. De commissaris heeft dat zojuist eveneens gezegd en ik sluit mij daarbij aan. Dat betekent wel dat wij het dan - op de multinationals na - over zo goed als alle bedrijven hebben. Als wij alle aanbevelingen in de bijlage opvolgen, zullen de bedrijven die naar alle waarschijnlijkheid gebruik maken van of voordeel hebben van deze optie, zich eerder in het middelgrote dan in het kleine gedeelte van het bedrijvenspectrum bevinden. Het zullen zeker geen startende bedrijven zijn. Daar zorgen de voorgestelde kapitaalvereisten wel voor. Begrijp mij goed, het is niet de bedoeling dat mensen zeggen daar heb je weer zo’n Britse die absoluut geen kapitaalverplichtingen wil opleggen. Ik weet dat het minimumkapitaal niet noodzakelijkerwijs gestort hoeft te worden en ik verwelkom initiatieven om hierover tot een compromis te komen, maar die vereisten zullen zonder meer van invloed zijn, zeker op kleine bedrijven.
Kleine bedrijven, zowel starters als bedrijven die verder willen groeien, worden nu al met genoeg kosten en problemen geconfronteerd om banken waterdichte garanties te geven, zonder dat er sprake is van nog een extra verplichting of last op financieel gebied. En vergis u niet. Het feit dat aandeelhouders mogelijk 10 000 EUR kunnen verliezen, ook al hoeft dat geld niet bij de start gestort te worden, is wel degelijk een extra last op financieel gebied.
Nu zou dat allemaal wel eens niets uit kunnen maken aangezien het om een optie gaat. Als bedrijven het statuut niet zien zitten, hoeven ze het ook niet te gebruiken. Ik zou er echter zelf wel de voorkeur aan geven dat, als al er een voorstel gedaan wordt, dit dan ook door alle bedrijven op prijs gesteld en gebruikt wordt en voor iedereen toegankelijk is.
Ik heb weliswaar gezegd dat er in bepaalde kringen weinig animo zal zijn om van die optie gebruik te maken, maar dat wil niet zeggen dat dit komt doordat kleine bedrijven geen grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten ondernemen of plannen hebben in die richting. Veel echt kleine bedrijven doen wel degelijk en in aanzienlijke mate zaken in het buitenland. Uit de uitspraken van het Europees Hof van Justitie blijkt dat zij dat ook mogen. Maar goed, wellicht dat het allemaal niet uitmaakt, want het gaat om een optie. Is dat eigenlijk wel echt zo? Ik zou namelijk niet graag zien dat er een situatie ontstaat waarin het statuut aanleiding kan zijn voor een discriminerende behandeling en consumenten de indruk krijgen dat als je je eigen bedrijf niet groot genoeg vindt om de status van Europese besloten vennootschap aan te vragen, je ook niet groot genoeg bent om in Europa zaken te doen. Dat is volledig in strijd met het uitgangspunt van de interne markt en het wederzijdse belang om mogelijkheden voor kleine bedrijven op die interne markt te stimuleren en te beschermen. Op een interne markt mag de omvang van een bedrijf geen rol spelen.
Marek Aleksander Czarnecki, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik ben het er volledig mee eens dat het statuut van de Europese besloten vennootschap gebaseerd moet zijn op de communautaire wetgeving en dat niet moet worden verwezen naar de nationale wetgeving. Hiermee willen we een nieuwe rechtsvorm creëren voor kleine en middelgrote bedrijven, die de motor zijn van alle Europese economieën. Een nieuwe rechtsvorm zal ook grensoverschrijdende activiteiten stimuleren.
Om de ontwikkeling van de interne markt en daarmee van de economie te bevorderen, moeten we ook denken aan gezamenlijke activiteiten. De invoering van één Europese rechtsvorm zal leiden tot besparingen op de kosten voor bedrijfsconsultants. In alle betrokken landen zal de wet niet langer van toepassing zijn op grensoverschrijdende activiteiten. In plaats daarvan zullen we een nieuw, eenvormig statuut hebben. Wil zo’n bedrijf kunnen concurreren op de markt, dan moet het flexibel zijn en zich makkelijk kunnen aanpassen aan de vereisten van de markt. Dit kunnen we bereiken door deze bedrijven een waaier van mogelijkheden te bieden om zichzelf te vernieuwen.
In deze context moeten we bijvoorbeeld ook oog hebben voor harmonisatie op juridisch gebied betreffende de grensoverschrijdende wijziging van vestigingslocatie. Wil dit type bedrijf echter optimaal functioneren op de markt, dan moet het zich in de eerste plaats richten op zekere zakentransacties en de crediteuren van het bedrijf beschermen. Dit zijn aspecten waar we nog verder over na moeten denken.
Godfrey Bloom, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik vind dit alles bijzonder fascinerend! Elke keer als ik hier kom, kan ik een glimlach niet onderdrukken. De ideeën die hier over kleine bedrijven rondgaan, zijn echt ongelofelijk. Wanneer ik naar de cv’s van afgevaardigden van dit Parlement kijk, moet ik constateren dat niemand ooit echt in zijn of haar leven de verantwoordelijkheid heeft gehad voor een klein bedrijf. Het is echter wel verbazingwekkend wat iedereen hierover denkt te weten!
Ik heb in 1992 een klein bedrijf opgericht. Ik heb erover nagedacht en vervolgens heb ik wat ouderwets, tweedehands meubilair gekocht. Ik zoog op mijn pen en ik dacht Allemachtig, waar ben ik aan begonnen? Ik ben bij een grote onderneming weggegaan en hoe moet ik nu verder? Mijn bedrijf heeft nu echter niet alleen vestigingen in Hongkong, op Jersey, de Kanaaleilanden en Zuid-Afrika, maar ook in Londen en York, mijn eigen kiesdistrict.
Ik geloof niet dat ik dat nu nog een keer voor elkaar zou krijgen. Er zijn zo veel regels en voorschriften; dat is echt onvoorstelbaar. Wanneer wij de kleine bedrijven in de Europese Unie, en met name in het Verenigd Koninkrijk, een echte impuls willen geven, stel ik voor dat al deze mensen hier samen met de Commissie hun opdringerige neuzen niet langer in andermans zaken steken en ophouden met ons te vertellen hoe wij onze bedrijven moeten leiden! Laat ons toch onze eigen gang gaan, want als u dat niet toelaat, zullen steeds meer bedrijven naar Dubai, Bermuda of de Kanaaleilanden vertrekken – om eerlijk te zijn, verhuis ik zelf ook de helft van mijn bedrijf naar de Kanaaleilanden.
Ik raad u en de Commissie dan ook aan om uw opdringerige en slecht geïnformeerde neuzen niet langer in andermans zaken c.q. de kleine bedrijven te steken!
Ashley Mote, namens de ITS–Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag is een vat vol tegenstrijdigheden. Overheden kunnen het bedrijfsleven niet micro-managen. Heeft de Europese Unie ook maar ooit iets in gang gezet dat geleid heeft tot een betere handel, minder kosten, minder bureaucratie, nieuwe welvaartbronnen, meer werkgelegenheid en meer ondernemingsvrijheid? Is daar ooit sprake van geweest? De meeste overheden hopen dat ze een bijdrage aan de economische groei kunnen leveren door de talloze obstakels te verwijderen en een bedrijfsvriendelijke omgeving te creëren. Regeren zou moeten inhouden dat mogelijkheden voor mensen worden geschapen om zichzelf te ontwikkelen en initiatieven te ontplooien. Zodra dat is gebeurd, dient de overheid een flinke stap terug te doen.
Het Verenigd Koninkrijk heeft een enorm, permanent en groeiend tekort bij de EU. Is er iemand hier serieus van mening dat de Europese Unie deze situatie kan veranderen of verbeteren door grip proberen te krijgen op het vennootschapsrecht dat op KMO’s van toepassing is? Is er iemand die denkt dat dit echt tot de mogelijkheden behoort, met name gezien het feit dat deze voorstellen gebaseerd zijn op de Duitse en Franse opvattingen over een sociale markt?
Ik sluit mij aan bij wat de heer Bloom zojuist heeft gezegd. Wie van u heeft er ooit voor eigen risico een nieuw bedrijf opgericht? Banen gecreëerd? Zelf voor de financiering gezorgd en er succesvol leiding aan gegeven voor een periode van bijvoorbeeld twintig jaar? Hoevelen van u hebben dat ooit gedaan? Hoeveel leden van de Commissie juridische zaken hebben dat ooit gedaan? Wie van u weet wat er voor nodig is om in het Verenigd Koninkrijk een bedrijf op te starten? Dat zal ik u vertellen. Met minder dan honderd pond en na tien minuten aan de telefoon kunt u overal in het Verenigd Koninkrijk zaken doen. Vergelijk dat eens met deze voorstellen. Op het gebied van het vennootschapsrecht kent het Verenigd Koninkrijk een eeuwenoude traditie; het is maar dat u het weet. En dat vennootschapsrecht functioneert uitstekend. Wij beschikken ook over KMO’s die overal ter wereld zaken doen en dat doen ze goed ook. Het merendeel van hun nachtmerries wordt veroorzaakt door eerdere misplaatste pogingen van de EU om hen te “helpen” bij het zakendoen op het vasteland. De bulk van die “hulp” heeft alleen maar een verstorend effect op hun bedrijfsactiviteiten en het idee dat er nog meer “hulp” in de pijplijn zit, zal met afgrijzen worden ontvangen.
In de loop der jaren zijn wij getuige geweest van meesterwerken van onbedoelde gevolgen dankzij initiatieven vanuit deze plek. Neem als voorbeeld alleen maar eens de arbeidstijdenrichtlijn; deze richtlijn heeft een zakenvriend van mij er definitief van overtuigd dat de EU klinisch krankzinnig is. Dan is er ook nog het streven naar gelijke mededingingsomstandigheden, het zogeheten “level playing field”. Dat staat toch helemaal haaks op het creëren van welvaart en werkgelegenheid, dat immers valt en staat met de mogelijkheid voor bedrijven om zich te kunnen onderscheiden. En dan is er nu de vergunning voor “toegelaten ondernemers” waarvan iedereen die voor die kwalificatie in aanmerking komt, enorm veel profijt van kan trekken, maar waardoor alle overige ondernemers opgezadeld worden met extra kosten en nog meer bureaucratie. Zelfs de Britse socialistische regering heeft inmiddels geconstateerd dat het om een duur, onzinnig en gevaarlijk voorstel gaat dat maar op één plaats thuishoort: in de prullenbak.
Małgorzata Handzlik (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur bedanken voor een degelijk en gedetailleerd verslag. Ik vind dat het verslag een belangrijk signaal geeft aan kleine en middelgrote ondernemingen, namelijk dat er snel veel meer duidelijkheid zal komen voor wat betreft hun ontwikkeling en activiteit op de gemeenschappelijke Europese markt. Een ander signaal dat hiervan uitgaat, is dat de Europese wetgevers de rol van KMO’s op de EU-markt erkennen en proberen om de situatie van deze bedrijven te verbeteren.
Onze activiteiten inzake de interne markt moeten in de eerste plaats gericht zijn op het scheppen van een optimaal klimaat, waarin Europese bedrijven niet worden gehinderd door onnodige bureaucratische rompslomp, of commerciële of technische obstakels wanneer zij zich van het ene land naar het andere verplaatsen, of filialen opzetten in verschillende EU-landen. Dit moet net zo gemakkelijk worden als een verplaatsing binnen eenzelfde lidstaat. Alle bedrijven moeten volgens dezelfde principes kunnen werken in alle hoeken van de Unie. Alleen dan is er sprake van een gemeenschappelijke Europese markt waar we allemaal profijt van hebben.
Het verslag van mijnheer Lehne is een stap vooruit in de ontwikkeling van wetgeving die de activiteiten van KMO’s op de interne markt moet optimaliseren. Het opvolgen van dit verslag zal zeker een aanzienlijke bijdrage leveren aan de economische activiteiten van Europese bedrijven, en daarmee onze levenskwaliteit verhogen en een van de doelstellingen van de Agenda van Lissabon dichterbij brengen. Ik ben zelf ondernemer geweest. Ik heb vijftien jaar lang een eigen bedrijf gehad, en ik heb ongeveer honderd mensen in dienst gehad. Ik ken de problemen waar ondernemers mee te maken hebben, en ik ben ervan overtuigd dat de voorstellen voor een Europese besloten vennootschap een uitstekende en hoognodige oplossing bieden voor bedrijven met grensoverschrijdende activiteiten.
Het is echter belangrijk dat we voorzichtig te werk gaan en leren van de fouten die zijn gemaakt bij het ontwikkelen van het statuut van de Europese vennootschap. Bedrijven van dat type opereren vaak niet echt volledig als zodanig, omdat nog zo vaak wordt verwezen naar de nationale wetgeving. Daarom moet het statuut van de Europese besloten vennootschap met name gebaseerd zijn op communautaire wetgeving, met een minimum aan verwijzingen naar de nationale wetgeving. Zo’n benadering zal leiden tot een meer uniforme tekst en juridische bepalingen. Bovendien zal deze benadering rechtszekerheid bieden en dat is voor ondernemers essentieel. We moeten ons uiterste best doen om het statuut zo eenvormig mogelijk te maken, met zo weinig mogelijk verwijzingen naar de nationale wetgevingen en zoveel mogelijk verwijzingen naar de communautaire wetgeving.
Andrzej Jan Szejna (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats de heer Lehne, de rapporteur, bedanken voor al zijn werk op een terrein dat zo belangrijk is voor de toekomst van de Europese integratie en de ontwikkeling van economische samenwerking binnen de interne markt. De huidige situatie is dat we al een Europese vennootschap hebben op de interne markt. Dit statuut is bedoeld voor grote kapitaalvennootschappen. Daarom is het belangrijk dat er ook een rechtsvorm komt die het voor kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijker maakt om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien.
Het is belangrijk dat we beseffen dat KMO’s de belangrijkste motor zijn van de Europese economie en de belangrijkste werkgevers voor de burgers van de Unie. Daarom moeten we meer inspanningen leveren om de economische activiteiten van deze bedrijven te stimuleren. De nieuwe juridische oplossingen die we onze ondernemers aanreiken moeten wel nauwkeurig bestudeerd worden. We moeten lessen trekken uit de ervaring die we hebben opgedaan bij de invoering van de Europese vennootschap op de interne markt. We hebben lang gewerkt aan de opstelling van dit statuut, dat uiteindelijk een niet geheel bevredigend compromis was. We moeten daarom leren van onze fouten, zoals mevrouw Handzlik eerder heeft opgemerkt.
Voor zover mogelijk moet de Europese besloten vennootschap een uniforme Europese rechtsvorm zijn, die de principes van vestiging en organisatie vereenvoudigt. Het is belangrijk om een evenwicht te vinden tussen de bescherming van crediteuren, een flexibele bedrijfsstructuur en zekerheid bij zakelijke transacties. Om deze bedrijven voldoende flexibiliteit te bieden, moeten we ervoor zorgen dat bijvoorbeeld fusies of het wijzigen van de vestigingslocatie soepel kunnen verlopen. Het is daarom meer dan gerechtvaardigd dat het Europees Parlement in zijn initiatief inzake het statuut van de Europese besloten vennootschap aanbevelingen doet aan de Commissie.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de ontwikkeling van een statuut van de Europese besloten vennootschap is een cruciaal project voor het stimuleren van economische groei in de Europese Unie. Daar zijn verschillende redenen voor.
Ten eerste is de groei van de economie van de Verenigde Staten, gemeten in groei van het bbp, tweemaal zo hoog als die in de Europese Unie. Dit is al jaren zo. Bovendien is de economische groei van de landen in Zuidoost-Azië verschillende malen hoger dan die van de Unie. Ten tweede zijn er op de interne markt met het vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten nog altijd veel interne belemmeringen. Ten derde is het ontwerp voor de Europese besloten vennootschap gericht op de KMO’s, die de hoeksteen vormen van de economie van elke lidstaat van de Europese Unie. Ten vierde zou een Europese besloten vennootschap een nuttig instrument zijn voor de tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon, die veel nadruk legt op het wegnemen van obstakels voor de ontwikkeling van het Europees ondernemerschap.
Dit zijn op zich al genoeg redenen om de ontwikkeling van een Europese besloten vennootschap te steunen. Het is wel belangrijk dat we niet dezelfde fouten maken als bij het opzetten van de rechtsvorm van de Europese vennootschap. De markt heeft de Europese vennootschap als bedrijfsvorm niet aanvaard, ondanks de lange en moeizame ontwikkeling ervan. We moeten een inspanning doen om te garanderen dat de Europese besloten vennootschap een minimum aantal verwijzingen bevat naar de nationale wetgevingen van de lidstaten, zodat het statuut tamelijk flexibel is en zekerheid biedt aan zowel eigenaars en contractanten.
Achille Occhetto (PSE). – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, dit wetgevingsvoorstel over het statuut van de Europese besloten vennootschap is erg belangrijk. Het is zelfs essentieel om niet alleen handelsbelemmeringen weg te nemen, maar ook om de productiefactor op communautair niveau te ontwikkelen. Daarom is het zonder twijfel noodzakelijk om eenvormige juridische entiteiten te creëren om de huidige rechtsonzekerheid te overwinnen.
We mogen echter niet vergeten dat, naast het streven om markten transparant te maken en spaarders te beschermen, de hervorming van het vennootschapsrecht ook van directe invloed zal zijn op de toekomst van het Europees sociaal model. Als het dus een legitieme doelstelling is dat bedrijven zich mogen vestigen waar ze maar willen zodat ze hun voordeel kunnen doen met de interne markt, moeten we onze werknemers wel dezelfde transnationale rechten verschaffen.
Dat was de gedachte achter een paar van mijn amendementen, waarvan er enkele zijn aangenomen, die gericht zijn op de bescherming van de rechten van medezeggenschap, informatie en raadpleging die bestaan op het moment dat een bedrijf de vorm van een Europese besloten vennootschap aanneemt. Dit is een belangrijke aanpassing waarbij er scherper wordt gelet op de aspecten die samenhangen met de versterking van het sociale Europa, waarbij de deelname van de werknemers een van de belangrijkste speerpunten is.
Wij steunen daarom dit belangrijke voorstel en bedanken de heer Lehne voor het door hem verrichte werk. We willen de Commissie duidelijk maken dat, als het een legitieme doelstelling is dat bedrijven zich mogen vestigen waar ze maar willen zodat ze hun voordeel kunnen doen met de interne markt, de eisen van de markt niet ten koste mogen gaan van sociale gelijkheid.
Charlie McCreevy, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de afgevaardigden van ganser harte bedanken voor hun opmerkingen over dit belangrijke onderwerp. De groei van de kleine en middelgrote ondernemingen is essentieel voor het concurrentievermogen van de Europese economie. Daarom is het noodzakelijk dat wij de uitbreiding van deze kleinere bedrijven bevorderen. Het onderzoeken van de mogelijkheden van nieuwe rechtsvormen voor bedrijven die grensoverschrijdend actief zijn, kan een belangrijke bijdrage hieraan leveren.
Ik zal daarbij rekening houden met het verslag van de heer Lehne. Aangezien het een verzoek op grond van artikel 192 van het Verdrag betreft, zijn wij verplicht om onverwijld actie te ondernemen. Maar zelfs al zou het verzoek niet op grond van dat artikel zijn gedaan, dan nog zou ik trachten om er zo snel mogelijk op te reageren. Daar kunt u mij aan houden.
De Voorzitter. – Dank u, mijnheer de commissaris, voor uw deelname aan het debat.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt vandaag om 11.30 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Dominique Vlasto (PPE-DE). – (FR) De lidstaten en de industrie in de lidstaten steunen het idee om een statuut van de Europese besloten vennootschap in te stellen. Ik wil de rapporteur graag bedanken voor zijn voortreffelijke verslag en zijn pragmatische aanbevelingen.
Ik ben een overtuigd voorstander van het opzetten van dit statuut, en wel om twee redenen. Het instellen van dit statuut zal om te beginnen bijdragen tot het wegnemen van de obstakels die de mobiliteit van KMO's bemoeilijken. Het gebeurt maar al te vaak dat oprichters van ondernemingen afzien van het ontwikkelen van activiteiten omdat ze de juridische context niet goed doorzien – en dat is zeker het geval als ze zich in een andere lidstaat proberen te vestigen.
Dit statuut zal bovendien meer rechtszekerheid scheppen en zo bijdragen tot meer vertrouwen bij ondernemers. Vertrouwen is immers een cruciaal onderdeel van het handelsverkeer; het vormt de basis voor een gezonde economie.
Ik steun daarom het verslag van de heer Lehne. Ik maak daarbij wel één uitzondering, en die heeft betrekking op aanbeveling 7. Als we het begrip onrechtmatig handelen willen opnemen in het statuut van de besloten vennootschap, moeten we Titel VI van het Verdrag wijzigen. Dat zou de verhouding tussen het statuut en de nationale wetgevingen nodeloos gecompliceerd maken.
Ik meen daarom dat deze bepaling haaks staat op de doelstellingen van het statuut van de Europese besloten vennootschap. Het was immers onze bedoeling betere wetgeving uit te vaardigen en het leven van de Europese ondernemers te vergemakkelijken.