Lena Ek, Olle Schmidt en Lars Wohlin (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Rentesubsidies voor het compenseren van de rentekosten van de lidstaten bij het opkopen van landbouwproducten vormen een van de vele schaduwzijden van het Europese landbouwbeleid die radicaal moeten worden gewijzigd. Uit een oogpunt van consequentie moet men echter accepteren dat er een zekere rentecompensatie plaatsvindt voor de nieuwe lidstaten, om te zorgen dat er geen massale werkloosheid wordt geschapen in de armere delen van Europa.
Dit verslag betreft een verlenging van een sinds 2004 bestaande regeling die compensatie verschaft aan de nieuwe lidstaten van wie de rente wezenlijk boven het gemiddelde van de EU uitstijgt. De kosten voor een verlenging bedragen circa 10 miljoen euro per jaar. Voorgesteld is dit te financieren door bezuinigingen op andere begrotingsposten, dus dit leidt niet tot een extra uitbreiding van de totale begroting. Bovendien beschouwt de Commissie deze verlenging als deel van een pakket waarin tevens de opheffing van subsidies voor maïsteelt wordt voorgesteld, een stap die zou neerkomen op een significante bezuiniging van circa 35 miljoen euro in 2008 (de totale besparing bedraagt volgens de Commissie 617,8 miljoen euro in de periode 2008-2014).
Op de langere termijn dreigt een verwerping niet alleen de nieuwe lidstaten te treffen, maar het zou ook het Commissievoorstel inzake een bezuiniging van ruim 600 miljoen euro in gevaar kunnen brengen. Ik heb daarom besloten om ondanks alles voor dit verslag te stemmen.
Andreas Mölzer (ITS). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het valt niet mee in dit kabaal een stemverklaring af te leggen. Desondanks zou ik willen zeggen dat ik mij van stemming onthouden heb, omdat ik de situatie onbevredigend vind. Als Duitsland en een aantal hardnekkige schuldenmakers hun gedrag nu lijken te beteren, is dat nog geen reden tot juichen. En al helemaal niet als zij van de verrassend sterke economische groei profiteren en toch nog van plan zijn de consumenten extra geld uit de zak te kloppen. Vandaar mijn stemonthouding.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) Ik stem voor het verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline (COM(2006)0488- C6- 0277/2006- 2006/0151(CNS))
De heer Lewandowski heeft een goed verslag opgesteld. Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 is overbodig geworden nu Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad en het nieuwe mechanisme voor de reserves voor leninggaranties voor de periode 2007-2013 in werking zijn getreden.
Het intrekken van deze verordening komt de kwaliteit van het Gemeenschapsrecht ten goede. Het schrappen van achterhaalde bepalingen verbetert duidelijk de transparantie en de toepassing van het recht.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Dit voorstel tot wijziging van een aantal richtlijnen wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen heeft als hoofddoel grensoverschrijdende fusies en overnames (F&O) in het bankwezen en de financiële sector te bevorderen. Het gaat er met andere woorden om de concentratie en centralisatie van het kapitaal op Europees niveau te bevorderen door de penetratiecapaciteit van het buitenlands kapitaal en de integratie van de financiële markten te verbeteren. Op basis van een studie van de Commissie over de belemmeringen voor de consolidatie van de financiële sector in de interne markt, die in november 2005 is gepresenteerd, wordt de prudentiële beoordeling gezien als een obstakel voor grensoverschrijdende F&O.
Het voorstel beoogt een maximale harmonisatie en heeft naast andere technische details tot gevolg dat de termijnen voor de prudentiële beoordeling door de bevoegde nationale autoriteiten en de toezichthouder op het bankwezen omlaag gaan van de huidige 65 naar 30 dagen. Het compromisvoorstel verhoogt de termijn die de Commissie heeft voorgesteld, maar maakt inkorting van de bestaande termijn mogelijk. Om al die redenen hebben we tegengestemd.
Peter Skinner (PSE), schriftelijk. (EN) De eensgezindheid van de commissieleden die dit verslag actief hebben bestudeerd onderstreept de zorg voor aandeelhouders. Institutionele deelnemingen door vermogensbeheerders die rechten van de eigenaren van die aandelen trachten te repatriëren waren cruciaal voor het welslagen van dit verslag. Ook is door de mate van communicatie en de juiste timing het contact tussen aandeelhouders en bestuurders verbeterd, waardoor er vragen konden worden gesteld zonder het 'irritatie-effect' dat een effectieve omgang met aandeelhoudersvergaderingen in de weg staat.
Andreas Mölzer (ITS). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag uitleggen waarom ik tegen het verslag-Howitt gestemd heb. Men probeert nu onder de leus maatschappelijk verantwoord ondernemen iets op gang te brengen wat door het midden- en kleinbedrijf altijd al is gedaan. Juist in dit deel van het bedrijfsleven wordt maatschappelijke verantwoordelijkheid met hoofdletters geschreven en is die in de ondernemingscultuur verankerd. Met het verkeerd gerichte stimuleringsbeleid van de Europese Unie heeft men echter jarenlang grote concerns en naamloze vennootschappen gesubsidieerd, voor wie een werknemer niet meer dan een nummer is en die langzaam maar zeker de kleine en middelgrote ondernemingen van de markt verdrongen hebben. Daarom heb ik tegen dit verslag gestemd.
Philip Bushill-Matthews (PPE-DE), schriftelijk. (EN) De Britse conservatieve delegatie heeft, net als de PPE-DE, in de commissie tegen het verslag-Howitt gestemd vanwege de dwingende en regulerende toon. De Britse Labour-rapporteur had om nog meer EU-wetgeving gevraagd in plaats van bedrijven te stimuleren om zelf ervoor te kiezen het concept over te nemen.
Door de amendementen die ik tijdens de plenaire vergadering naar voren heb gebracht is dit verslag volledig veranderd. Het vrijwillige karakter dat de Commissie had voorgesteld is goedgekeurd. Het Parlement heeft aanvaard dat voor een sociale EU niet per se meer EU-regulering nodig is.
Zoals steeds vaker het geval is, zijn het de Britse conservatieven geweest die de agenda hebben bepaald.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Alles wat er op dit moment gebeurt in de meeste landen van de Europese Unie met betrekking tot onzeker en slecht betaald werk dat hand over hand toeneemt, de uitbuiting van migrerende werknemers uit zowel landen van buiten als van binnen de Europese Unie – zoals dit bijvoorbeeld ook Portugese arbeiders in Nederland en Spanje, en nu ook in het Verenigd Koninkrijk, is overkomen – duidt erop dat de ondernemingen zich steeds minder maatschappelijk verantwoord gedragen.
Talloze vestigingen van multinationals worden verplaatst, zelfs als de productiviteit er hoog is. De multinationals streven namelijk alleen maar naar steeds hogere winsten en tonen zich volledig ongevoelig voor de duizenden werklozen die zij met hun beleid veroorzaken. Dat is het bewijs dat de meeste grote ondernemingen geen enkele maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen.
Het is symptomatisch dat de voorstellen die wij voor de plenaire vergadering hebben ingediend, zijn verworpen. Daarin benadrukken wij het gebrek aan coherentie tussen de doelstellingen voor MVO en het werkgelegenheidsbeleid van de Commissie. Daarbij denk ik vooral aan de flexizekerheid waarmee ontslagprocedures zonder geldige reden worden geliberaliseerd, steun wordt verleend aan de wildgroei van onzeker werk en collectieve arbeidsovereenkomsten en banen met rechten worden gedevalueerd.
Niettegenstaande de positieve voorstellen in het verslag zal er in de praktijk weinig veranderen zolang de politieke wil en echt toezicht op de arbeidswetgeving en de IAO-normen ontbreken.
Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. – (FR) Ik zie drie fundamentele tegenstrijdigheden in dit verslag over maatschappelijk verantwoord ondernemen. De eerste is dat beweerd wordt dat maatschappelijk verantwoord ondernemen op vrijwilligheid berust, terwijl er tegelijkertijd wordt aangedrongen op het ontwikkelen van kaders, normen, definities, controles en stimuleringsmaatregelen die zo uiteenlopend en zo bindend zijn, dat afbreuk wordt gedaan aan het vrijwillige karakter van deze aanpak.
De tweede tegenstrijdigheid is dat men maatschappelijk verantwoord ondernemen zegt aan te moedigen, terwijl alle beleidsvormen van de Europese Unie, en met name het mededingingsbeleid, ondernemingen er juist toe aanzetten hun productie te verplaatsen, op zoek naar de goedkoopste locatie op fiscaal, sociaal en milieugebied en op het gebied van arbeidskosten, ook binnen de EU.
De derde tegenstrijdigheid is dat men de Europese ondernemingen maatschappelijk verantwoord ondernemen wil voorschrijven zonder de te ver doorgeschoten mondiale vrijhandel ter discussie te stellen, terwijl onze markten intussen maar blijven openstaan voor import uit landen die alle mogelijke vormen van dumping, dwangarbeid, kinderarbeid en tewerkstelling van politieke gevangenen in de praktijk brengen.
Hierin schuilt een zekere hypocrisie. Ook al ontkent u dit, u zadelt de ondernemingen met de verantwoordelijkheid op en laat hen opdraaien voor de gevolgen van uw beleid, uw falen, uw onmacht en uw nederlagen.
Carl Lang (ITS), schriftelijk. – (FR) Maatschappelijk verantwoord ondernemen is een rommelig concept, dat ondanks de bedenksels van de Europa-fanatici niets nieuws is. Deze niet-bindende kunstgreep dook in de Verenigde Staten al in de jaren vijftig op. In Frankrijk deed het begrip "maatschappelijk betrokken onderneming" met name door het verslag-Sudreau in 1975 zijn intrede. En in 1982 schreef men ondernemingen in de concurrerende publieke sector sociale doelstellingen voor om het volk en de hogere bestuurslaag te doordringen van het triomferende socialisme.
Vijfentwintig jaar later zou maatschappelijk verantwoord ondernemen de globalisering eventjes in goede banen moeten leiden en een menselijker gezicht moeten geven. Deze vrome wensen, die worden geuit in een tijd van werkloosheid en sociale onzekerheid tegen een achtergrond van internationale instabiliteit, geven MVO het imago van een grote farce. Wij moeten ermee ophouden onze tijd en ons geld te verspillen aan overwegingen die louter bedoeld zijn om beleefde, weke boodschappen over te brengen, terwijl wij achterlopen op de rest van de wereld.
Laten wij in de eerste plaats eens verantwoordelijk zijn voor onszelf. Laten wij respect tonen voor onszelf door in heel Europa een systeem van preferentie en communautaire bescherming van mensen, producten en ondernemingen toe te passen. Laten wij bijvoorbeeld de douanerechten voor geïmporteerde producten uit derde landen die niet volgens de minimale Europese sociale normen zijn vervaardigd, verhogen.
Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) In een volmaakte markt zou er zowel met de economische bedrijvigheid als met de sociale en milieueffecten van ondernemingen rekening worden gehouden bij de bepaling van hun waarde en hun publieke imago. In een perfecte markt zouden de consumenten de producten kiezen die hun het beste rechtstreeks dienen en ook op indirecte wijze hun overige belangen het beste dienen.
Zo’n markt bestaat natuurlijk niet. Sommigen zullen in hun zucht naar constant overheidsingrijpen meer regelgeving en wetgeving bepleiten. Dat is niet de weg die ik voorsta. Hoewel ik heel goed besef dat de markt niet volmaakt is en nooit volmaakt zal zijn, geef ik toch de voorkeur aan de mechanismen van de markt en de oplossingen die zij stimuleren. In die zin verdienen volgens mij maatregelen de voorkeur die goede praktijken bevorderen en verspreiden en die vooral de consumenten stimuleren veeleisend te zijn.
Dan resteert nog de kwestie van het concurrentievermogen. Het idee dat er altijd een tegenstelling bestaat tussen winst – of gewoonweg economische levensvatbaarheid – en milieu, werkgelegenheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid overtuigt mij niet. Winst is geen kwaad maar een goed, indien de winst behaald is op basis van regels, met name de marktregels die het resultaat zijn van veeleisender consumenten. Die regels dienen wij te stimuleren.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Maatschappelijk verantwoord ondernemen zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar is dit nog lang niet. Bedrijven die zichzelf maatschappelijk verantwoord noemen, zijn het aan de samenleving verplicht de negatieve sociale en ecologische weerslag van hun activiteiten tot een minimum te beperken. Intussen eisen heel wat initiatieven het label 'maatschappelijk verantwoord' op. Hierdoor zien consumenten door de bomen het bos niet meer en wordt elke controle voor de gewone leek onbegonnen werk. Ook de gevolgen van de vrije markt en steeds op zoek gaan naar de laagste prijs zijn vernietigend en stilaan algemeen bekend. Om de macht van de consument en de draagkracht van een enkel goedbedoelend bedrijf te ondersteunen, dringt een degelijke reglementering zich op. Europa kan inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid een voortrekkersrol spelen door een beleid te ontwikkelen dat standaarden creëert, standaarden handhaaft en gelijke concurrentievoorwaarden waarborgt.
Dit is nu juist wat het verslag over "maatschappelijk verantwoord ondernemen: een nieuw partnerschap" van collega Howitt doet. Het pleit o.a. voor verplichte rapportage, voor ketenverantwoordelijkheid en voor meer transparantie inzake lobbyisten. Het beveelt ook aan de sociale en ecologische gevolgen meer te laten doorwegen in openbare aanbestedingen. Het verslag kiest heel duidelijk voor duurzaamheid en daarom steun ik het volledig.
Catherine Stihler (PSE), schriftelijk. (EN) Ik ben blij met dit initiatiefverslag van de rapporteur. Het idee van een Europese norm voor productetikettering waarbij de naleving van mensenrechten en fundamentele werknemersrechten onderdeel is van het etiketteringssysteem, verdient steun. Er zijn in de wereld van nu nog steeds te veel mensen, onder wie veel kinderen, die in moderne slavernij leven. Met de herdenking op 25 maart van de afschaffing van de slavernij tweehonderd jaar geleden in het vooruitzicht moeten we er alles aan doen om de moderne slavernij te bestrijden. Maatschappelijk verantwoord ondernemen kan hieraan een bijdrage leveren.
Thomas Ulmer (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) Ik verwerp het verslag-Howitt omdat het voornaamste kenmerk van maatschappelijk verantwoord ondernemen nu juist vrijwilligheid en niet dirigisme is. Een verslagleggingsplicht op sociaal en milieugebied doorkruist de Lissabon-strategie en de ontbureaucratisering dermate, dat ik daar niet aan mee kan werken. Dit dirigisme hindert en bedreigt vooral het midden- en kleinbedrijf, dat nog altijd de ruggengraat van de Duitse economie vormt. Het is vanuit deze bezorgdheid dat ik het verslag met kracht van de hand wijs.
Agnes Schierhuber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, net als de hele ÖVP-delegatie heb ik voor het verslag-Sartori gestemd omdat we van mening zijn – en het is triest dat we dit nog altijd moeten zeggen – dat het voor vrouwen nog altijd niet mogelijk is beroep, carrière en kinderen te combineren en in alle facetten van het leven naar eigen inzicht te handelen. Wij willen dat er eindelijk keuzevrijheid komt op dit vlak en dat de politiek randvoorwaarden schept die de vrouwen deze mogelijkheid geven, vooral ook met het oog op opleiding, bij- en nascholing en gelijke beloning voor gelijk werk.
Frank Vanhecke (ITS). – Voorzitter, voor alle duidelijkheid wil ik nogmaals stellen dat mijn tegenstem tegen het verslag-Sartori niet mag worden uitgelegd als een afwijzing van de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Dat is een beginsel waar ik absoluut achter sta en dat ik beschouw als een belangrijke verworvenheid van onze Europese beschaving.
Het is een beginsel dat op het ogenblik in onze samenleving meer en meer op de helling staat door de opmars van de islam in Europa. Daarover is trouwens heel wat te zeggen, over de opmars van de islam en de gevolgen daarvan voor onze waarden en onze beschaving. Jammer genoeg wordt daarover in dit verslag niet gerept.
Ik verzet mij echter wel, en vandaar mijn tegenstem, tegen de verplichte quota en de pariteiten in allerhande instellingen en in de politieke wereld. Ik beschouw die verplichte quota voor vrouwen eigenlijk als beledigend en ik ben van oordeel dat vrouwen geen positieve discriminatie behoeven om hun rechtmatige plaats in de samenleving in te nemen, op de wijze waarop zij dit willen en wanneer zij dit zelf willen.
Françoise Castex (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag-Sartori gestemd over een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010.
Hoewel gelijkheid van vrouwen en mannen een waarde is waarop de Europese Unie zich voorstaat, is er nog een lange weg te gaan, bijvoorbeeld op het gebied van gelijke lonen. In dit opzicht steun ik de voorstellen van de rapporteur waarin verzocht wordt het beginsel van gelijke beloning toe te passen, opdat een salarisverschil van 15 procent tussen mannen en vrouwen die hetzelfde werk verrichten niet langer de regel is.
Het verheugt mij dat er concrete strategieën ten uitvoer worden gelegd om het vrouwelijk ondernemerschap te stimuleren.
Bovendien ben ik blij met het voorstel van het verslag aan de Commissie om het opstellen van beleidsmaatregelen om werk en privéleven beter op elkaar af te kunnen stemmen, te stimuleren, met name door vaders actief aan te moedigen om gebruik te maken van de beschikbare mogelijkheden van flexibele werktijden en om huishoudelijke en gezinstaken op zich te nemen.
Ik ben ook blij met de maatregelen om vrouwen en kinderen te beschermen tegen alle vormen van geweld, met inbegrip van slavernij, misdaden wegens schending van de eer, mensenhandel en polygamie.
Tot slot verheugt het mij dat de Commissie wordt verzocht concrete initiatieven te nemen om de emancipatie en integratie van immigrantenvrouwen te bevorderen.
Charlotte Cederschiöld, Christofer Fjellner, Gunnar Hökmark en Anna Ibrisagic (PPE-DE), schriftelijk. – (SV) Omdat wij het vanzelfsprekend vinden dat voor mannen en vrouwen gelijke rechten moeten gelden, hebben wij gestemd voor de routekaart voor gendergelijkheid.
We vinden echter ook dat de verantwoordelijkheid voor het handelen om gendergelijkheid te bereiken bij afzonderlijke individuen moet liggen ligt. Omdat de maatregelen die wetgeving vereisen vaak tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren, hebben we tegen een lange rij afzonderlijke maatregelen in het verslag gestemd. Wij vinden bijvoorbeeld dat de EU geen besluiten moet nemen over kinderopvang, ouderschapsverlof of abortuswetgeving in de lidstaten.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Bij de stemming in de plenaire vergadering zijn alle voorstellen verworpen die we hadden ingediend om licht te werpen op de oorzaken van hardnekkige vormen van discriminatie. Ik noem de volgende punten uit onze voorstellen:
– benadrukt de noodzaak het economisch beleid van de Europese Unie zodanig te veranderen dat alle vrouwen, mannen en kinderen in waardigheid en zonder de dreiging van armoede kunnen leven;
– benadrukt het belang van de vaststelling van communautaire indicatoren met betrekking tot kinderopvangstructuren en de verschillen in lonen en andere vormen van inkomen tussen mannen en vrouwen, per sector, inclusief atypisch en deeltijdwerk;
– benadrukt dat moet worden gewerkt aan de integratie van het gendergelijkheidsperspectief in de richtsnoeren voor het economische beleid, ook in het kader van het toetredingsproces, met het oog op de neutralisering van eventuele nadelige effecten van de processen van privatisering, liberalisering en besnoeiing op de overheidsuitgaven in de sociale sector; bevestigt opnieuw dat openbare diensten van hoge kwaliteit van essentieel belang zijn en dringt aan op een verhoging van de kredieten voor de sociale sector teneinde sociale uitsluiting te voorkomen en vrouwenhandel te bestrijden;
– vreest dat beleid dat gericht is op de versterking van het concurrentievermogen van de Europese Unie de belangen van vrouwen in andere delen van de wereld kan schaden.
Daarom hebben wij ons uiteindelijk van stemming onthouden.
Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Gendergelijkheid en kwetsbaarheid van vrouwen in zowel het maatschappelijk leven als het privéleven behoren tot de grootste problemen van onze tijd. We hebben echter tegen het verslag gestemd, omdat we erop vertrouwen dat de nationale parlementen van de afzonderlijke lidstaten dit belangrijke probleem op gepaste wijze aanpakken. We vinden dat de EU zich niet over dit soort kwesties moet uitspreken in verreikende verslagen, die bijna het karakter van politieke programma’s hebben, en we zijn principieel tegen de algemene trend waarbij de instellingen van de EU op steeds meer gebieden invloed en bevoegdheden proberen te verwerven. De rol van de EU in dit verband is erop toe te zien dat geen van de huidige of toekomstige lidstaten de waarden op het gebied van gendergelijkheid aantast.
Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Dat wij vijftig jaar na het Verdrag van Rome over de gelijkheid van vrouwen en mannen praten, is niet echt een toonbeeld van succes. Dit beginsel is al sinds 1999 in het Verdrag verankerd. Er is dus een solide rechtsgrondslag voor dit beleid.
Hoewel dit verslag nuttig is om de achterstand in te lopen, laat het nog veel te wensen over. Ter gelegenheid van Internationale Vrouwendag was het belangrijkste thema in mijn land de individualisering van de pensioenrechten en de verdeling van deze tijdens het huwelijk opgebouwde rechten in geval van scheiding. Het verheugt mij dat in de routekaart wordt bepaald dat de stelsels van sociale bescherming mensen de mogelijkheid zouden moeten bieden om individuele pensioenrechten op te bouwen.
Ik wil er nog eens op wijzen dat dit Parlement – op basis van een van mijn resoluties uit 1991 – in 1994 een verslag heeft aangenomen over de verdeling van pensioenrechten in geval van scheiding. Hierin werden concrete voorstellen aan de Commissie gedaan, die daar geen enkel gevolg aan heeft gegeven. Hoe komt dat?
Hetzelfde geldt voor mijn verslag en voor onze voorstellen om een kader te creëren voor een statuut van meewerkende echtgenoten. Dit valt allemaal onder het beleid inzake gelijke behandeling. We hebben nu genoeg mooie woorden gehoord van de achtereenvolgende commissarissen: waar blijven de daden?
Lydia Schenardi (ITS), schriftelijk. – (FR) Vijf dagen na Internationale Vrouwendag legt het Europees Parlement ons een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen voor. Was dat toevallig zo gepland? Dat neemt niet weg dat vrouwen in de belangstelling staan: is het niet feitelijk, dan toch in ieder geval in de teksten.
Het voorliggende verslag biedt een nagenoeg uitputtende opsomming van maatregelen die moeten worden genomen om de gelijkheid van vrouwen en mannen te waarborgen. Hoewel het verslag talrijke voorstellen bevat, met name met betrekking tot beleidsmaatregelen om de verplichtingen van werk en gezinsleven beter combineerbaar te maken, moeten wij helaas constateren dat er ook veel zorgwekkende en overbodige punten in voorkomen.
Dit geldt bijvoorbeeld voor de zoveelste poging om een quotasysteem in te stellen voor de werving en deelname van vrouwen in alle sectoren van het economische en politieke leven. Wij weten dat deze maatregel alleen maar contraproductief kan werken voor het imago en het aanzien van de vrouw.
Het geldt echter ook voor het zinloze voorstel om een "mevrouw Lissabon" in te stellen, die zou moeten gaan toezien op een goede tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon: een soort "Europese superwoman". Dergelijke voorstellen brengen de initiatieven die ten gunste van vrouwen worden ontplooid alleen maar in diskrediet.
Marianne Thyssen (PPE-DE), schriftelijk. De Commissie rechten van de vrouw heeft een ambitieus verslag goedgekeurd over de routekaart voor de gelijkheid van mannen en vrouwen. Een volwaardige job verzoenen met andere ambities uit een mensenleven, zoals gezin, maatschappelijk en persoonlijk engagement, is de uitdaging voor de toekomst, zowel voor vrouwen als voor mannen.
De PPE-DE-Fractie heeft hier en daar tegen onderdelen van het verslag gestemd, hetzij omdat ze niet met onze politieke overtuiging stroken, hetzij omdat het hier gaat om een feitelijke bevoegdheid van de lidstaten en niet van de Europese Unie. Wij vinden het beleid inzake gelijke kansen een ernstige zaak en zijn van mening dat dit verslag, zelfs als het geen wetgevende verbintenissen bevat, voldoende belang heeft om er niet eender wat in op te nemen. Maar ook al zijn we het niet eens met alles wat in dit verslag van de Commissie rechten van de vrouw staat, toch willen ook wij een signaal geven dat er op gendervlak vijftig jaar na het Verdrag van Rome nog veel kan en moet gebeuren. Ook wij willen gelijke kansen, laat dat duidelijk zijn. En ook wij zijn ervan overtuigd dat Europa daar nog veel werk op de plank heeft. Daarom heeft onze gehele fractie voor het verslag van collega Sartori gestemd.
Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) We zijn het op hoofdlijnen eens met de voorstellen in dit verslag die beogen opheldering van de Commissie te krijgen over haar aanbeveling betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige onlinemuziekdiensten. Het Commissievoorstel heeft de verhoudingen tussen de Europese verenigingen van beheerders van collectieve rechten (BCR) ten zeerste gedestabiliseerd en scheidslijnen gecreëerd tussen de grote, kleine en middelgrote verenigingen.
We dienen duidelijk te maken dat de aanbeveling van de Commissie voordelig uit zou pakken voor de grote spelers op de markt voor onlinemuziek en de publishers van de grote multinationale platenmaatschappijen ten koste van de auteurs en de culturele verscheidenheid. Ook zou die aanbeveling de deur wagenwijd openzetten voor de concentratie van het beheer van een groot deel van de rechten bij twee of drie super-BCR’s. Dat zou een ernstige inbreuk zijn op het concept dat ten grondslag ligt aan deze verenigingen en waaraan zij tegelijkertijd hun bestaansrecht ontlenen.
Daarom zijn we het op hoofdlijnen eens met de voorstellen die de aanbeveling bijsturen in de richting van meer doeltreffendheid en rechtvaardigheid en een betere bescherming van de culturele verscheidenheid. Het lijkt ons raadzaam voor dit onderwerp zo snel mogelijk een ontwerprichtlijn te maken om de schade die de aanbeveling toebrengt aan de relaties tussen de verschillende BCR’s onderling en tussen de verenigingen en de verschillende gebruikers, zo klein mogelijk te houden.
Bruno Gollnisch (ITS), schriftelijk. – (FR) Hoewel de invoering van mededinging tussen de beheerders van collectieve rechten gunstig kan zijn voor zowel houders van rechten als muziekdiensten, dient hierop absoluut controle te worden uitgeoefend.
Het feit dat houders van rechten deze rechten in alle vrijheid kunnen toevertrouwen aan de beheerder van hun keuze in de gehele Europese Unie, ongeacht hun land van oorsprong, zou wel eens zeer uiteenlopende gevolgen kunnen hebben. Het kan met name een concentratie van rechten bij de grootste collectieve rechtenbeheerders bevorderen. Het kan eveneens nadelig uitpakken voor de kleinste houders van rechten, voor zover beheerders van rechten zullen proberen de meest winstgevende houders van rechten aan te trekken of zelfs de gelijke behandeling van alle houders van rechten te ondermijnen, waarmee afbreuk zou worden gedaan aan de culturele verscheidenheid.
Terwijl de aanbeveling naar verluidt ten doel heeft om eerlijke mededinging te bevorderen, bestaat dus eigenlijk het risico dat zij het tegenovergestelde effect heeft.
Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) Ik stem voor het verslag van Katalin Lévai over de aanbeveling van de Commissie van 18 oktober 2005 betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige on-line muziekdiensten (aanbeveling 2005/737/EG) (2006/2008(INI)).
Ik zou willen wijzen op de grote hoeveelheid werk die met bovenvermeld verslag gemoeid was. De rapporteur heeft recht gedaan aan de ernst van de problematiek aangaande auteursrechten, het risico van monopolievorming op de markt en de bescherming van de consument. Aansluitend op het verslag zou ik de hoop willen uitspreken dat de Europese markt voor onlinemuziekdiensten zich in alle vrijheid mag ontwikkelen, met respect voor de culturele diversiteit.
Ik zou me willen aansluiten bij de oproep om de Commissie een diepgaande analyse te laten uitvoeren naar de invloed van multiterritoriale en voor een veelheid van repertoires geldende licenties betreffende onlinemuziekdiensten. De resultaten van dat onderzoek dienen aan het Europees Parlement te worden voorgelegd.
Bart Staes (Verts/ALE), schriftelijk. Terecht stelt het Europees Parlement nu dat de Commissie met haar aanbeveling van 18 oktober 2005 betreffende "het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige on-line muziekdiensten" haar boekje te buiten is gegaan. De muzieksector, het Parlement noch de Raad zijn geraadpleegd en de 'zachte wetgevingsaanpak' die de Commissie voorstelt, heeft reeds marktbesluiten beïnvloed waardoor het meer is dan een aanbeveling.
Nu nog moeten bedrijven die in Europa onlinemuziekdiensten willen aanbieden, per land de rechten regelen met de auteursrechtenorganisaties en platenmaatschappijen. Terecht stelt de Commissie dat dit eenvoudiger kan. De aanbeveling opent echter de weg naar een totale vrije markt, waardoor de culturele diversiteit en de plaatselijke repertoires verloren kunnen gaan. Het is voor collectieve rechtenbeheerders immers interessanter om vooral de meest winstgevende houders van rechten aan te trekken. De Commissie verkiest trouwens commerciële belangen boven culturele diversiteit.
Het Parlement pleit voor een gecontroleerde mededinging door een aantal duidelijke voorwaarden te stellen zoals gelijke behandeling van auteurs, een eerlijk en transparant concurrentiestelsel dat neerwaartse druk op inkomsten van auteurs voorkomt en een eerlijke vertegenwoordiging van alle belanghebbenden in de beheersstructuren. Dit verslag heeft oog voor de eenheid in verscheidenheid en krijgt daarom mijn steun.
Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. (PL) Ik stem voor het verslag van mevrouw Lévai over het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige on-line muziekdiensten (A6-0053/2007).
Mevrouw Lévai heeft een uitstekend verslag opgesteld.
De technologische vooruitgang en de ontwikkelingen in onze samenleving hebben een nieuwe generatie grensoverschrijdende commerciële gebruikers van auteursrechten voortgebracht. Zij leveren muziekdiensten via internet. Hieruit blijkt hoezeer de markt van de auteursrechten en naburige rechten verandert en groeit, wat alleen maar bevestigt dat een initiatief op dit gebied echt nodig is.
In dit debat zouden we ook moeten nadenken over hoe we in de toekomst kunnen inspelen op de behoeften die eigen zijn aan de aard van het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten. Daarom moet er een analyse worden gemaakt van de invloed van multiterritoriale en voor een veelheid van repertoires geldende licenties betreffende online muziekdiensten en de gevolgen voor de sociaaleconomische situatie van de rechthebbenden.
De Voorzitter. – Hiermee zijn de stemverklaringen beëindigd.