Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Dinsdag 13 maart 2007 - Straatsburg Uitgave PB

13. Basisvoorzieningen voor kinderopvang (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over kinderopvang.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het leidende en overkoepelende beginsel van het programma van het voorzitterschap is 'de demografische verandering als kans aangrijpen en gelijke kansen voor iedereen bevorderen op het werk en in de maatschappij', want de demografische verandering is een feit en speelt een fundamentele rol in alle lidstaten van de EU.

Wij kunnen deze demografische trend echter ook omkeren door ons in te zetten voor goede voorwaarden waaronder mensen daadwerkelijk het aantal kinderen kunnen krijgen dat ze graag willen, maar een wezenlijke voorwaarde voor mensen om de kost te verdienen is werk en gezin met elkaar kunnen combineren.

Terugkeren op de arbeidsmarkt na een onderbreking om een gezin te stichten moet evenzeer worden bevorderd als naast elkaar werken en kinderen opvoeden door beide ouders; een Europees vergelijkingsonderzoek heeft namelijk aangetoond dat in landen met een goed ontwikkeld aanbod van kinderopvang in het algemeen een hoger percentage vrouwen deelneemt aan de arbeidsmarkt, met name als het gaat om vrouwen die meerdere kinderen hebben, die opgevangen moeten worden.

De geboortecijfers zijn bovendien met name daar laag waar relatief weinig vrouwen deelnemen aan het arbeidsproces, terwijl hoog opgeleide vrouwen het krijgen van kinderen vaker lange tijd voor zich uit schuiven of zelfs helemaal geen kinderen krijgen. En terwijl bij mannen het gemiddeld aantal uren dat ze werken toeneemt naarmate ze meer kinderen hebben, gaan vrouwen juist minder werken als ze kinderen krijgen. Daarom moeten wij er in de lidstaten naar streven de condities voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt te verbeteren en daar goede voorwaarden voor te creëren.

Er moet dringend iets gebeuren op dit gebied en daarom heeft het Duitse voorzitterschap voor het eerst sinds 2002 kinderopvang tot een van de prioriteiten van het voorzitterschap van de Raad gemaakt. De eerste belangrijke stap in de richting van betere voorzieningen met betrekking tot kinderopvangplaatsen is al genomen in 2002 met het besluit van de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in Barcelona, dat de lidstaten in 2010 moeten voorzien in kinderopvang voor ten minste 90 procent van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd en voor ten minste 33 procent van de kinderen onder drie jaar. Deze doelstelling is in 2003 opgenomen in de Europese werkgelegenheidsstrategie en in de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (2005-2008) nogmaals benadrukt.

Er zijn landen waarin deze quota nu al – in een aantal gevallen zelfs ruim – worden overtroffen; er zijn bijvoorbeeld zeven lidstaten die voldoen aan het streefquotum van 33 procent voor kinderopvang van kinderen onder drie jaar of die dit overtreffen. Daarbij is het nu al duidelijk dat de overige lidstaten achterliggen en dat in sommige gevallen het percentage waarin wordt voorzien in kinderopvang desastreus laag is. Hetzelfde geldt voor de verdeling van de lidstaten die de Barcelona-doelstelling van 90 procent voor kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd overtreffen of daar niet aan voldoen.

Dat betekent dat vele lidstaten hun inspanningen om de Barcelona-doelstellingen te bereiken aanzienlijk moeten opvoeren. In het gezamenlijk werkgelegenheidsverslag 2006/2007 dat de Raad een aantal weken geleden, op 22 februari heeft aangenomen, wordt dit punt behandeld en daarin wordt de trage vooruitgang op het gebied van kinderopvang genadeloos bekritiseerd. Het gebrek aan vooruitgang ten aanzien van kinderopvang zou een remmende werking kunnen hebben op pogingen het gemiddelde percentage vrouwen dat binnen de EU deelneemt aan de arbeidsmarkt te verhogen tot minimaal 60 procent, hetgeen een andere doelstelling is van de Europese werkgelegenheidsstrategie.

Het is daarom van bijzonder groot belang dat de Europese Raad op 8 en 9 maart de Europese Alliantie voor het gezin heeft bevestigd, waarmee een nieuwe impuls gegeven zal worden aan het bereiken van de doelstellingen op het gebied van kinderopvang en de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt. Deze alliantie zal eveneens worden besproken tijdens de bijeenkomst van de Raad EPSCO op 30 mei aanstaande.

De Europese Alliantie voor het gezin moet een bijdrage leveren aan de verbetering van gezinsvriendelijke levensomstandigheden binnen de Europese Unie en zal een platform vormen voor de uitwisseling van standpunten en informatie tussen de lidstaten. Ze is nauw betrokken bij het daadwerkelijk realiseren van gelijkheid, aangezien een verbetering van de mogelijkheden om werk en gezin te combineren leidt tot een verbetering van gelijke kansen op de arbeidsmarkt.

Het is eveneens aangetoond dat als wij consequent onze weg vervolgen en betere voorwaarden voor jonge ouders scheppen, de kinderopvang uitbreiden, vroeg onderwijs ontwikkelen en samen met het bedrijfsleven gezinsvriendelijke arbeidsstructuren opzetten, wij een positief effect zullen bereiken in de periode van 2020 tot 2030, de periode die in demografisch en economisch opzicht uitermate moeilijk zal zijn.

Het vraagstuk van de verenigbaarheid van werk en gezin houdt uitdagingen in, niet alleen voor de overheid maar ook voor het bedrijfsleven. Kinderen zijn onze toekomst – zij zijn de arbeidskrachten, de consumenten, maar ook de ouders van morgen. Rekening houden met de belangen van gezinnen moet deel van de bedrijfsstrategie en de bedrijfscultuur gaan worden. Flexibele arbeidstijden en deeltijdmodellen – voor moeders én vaders – moeten overal standaard worden en het zou wat dat betreft heel goed zijn als bedrijven tot het inzicht zouden komen dat het ook in economisch opzicht rendabel is rekening te houden met de belangen van gezinnen. Vaders en moeders kunnen zich immers pas volledig op hun werk richten als ze weten dat hun kinderen overdag goed worden opgevangen.

Ook de overheid en de socialezekerheidsinstellingen profiteren van een gezinsvriendelijke houding binnen de bedrijven, want hoe meer vaders en moeders gaan werken, hoe meer belasting en sociale premies er worden betaald.

Ik vind het echter ook uitermate belangrijk dat wij bij alle aandacht voor de overheid en de economie de kinderen niet uit het oog verliezen; hun welbevinden moet in Europa centraal staan. Kinderen hebben kwalitatief goede voorzieningen nodig om cognitieve en sociale vaardigheden op te doen. Goede en hoogwaardige dagopvang voor kinderen is een belangrijke, noodzakelijke en waardevolle aanvulling op hun opvoeding in gezinsverband, waar ouders naar op zoek zijn. Wij mogen niet tevreden zijn met 'opvang light'!

Een andere reden waarom dit zo belangrijk is, is het feit dat de situatie in vele lidstaten dusdanig is dat niet alle kinderen optimaal kunnen worden gestimuleerd binnen het gezin en vele kinderen groeien bovendien zonder broertjes en zusjes op. Deze kinderen vinden in kinderdagverblijven en bij degenen die hen opvangen een veilige plek, stabiele relaties en prikkelingen van verschillende kanten om taal en andere vaardigheden te leren. Uit onderzoeken overal ter wereld blijkt dat kinderen voordeel hebben van het feit dat ze in een kinderdagverblijf of door iemand die hen overdag opvangt, worden gestimuleerd en dingen leren.

Ik ben ervan overtuigd dat wij met uw steun kunnen profiteren van de nieuwe impulsen op de gebieden die ik heb genoemd, en dat wij binnen de Europese Unie een belangrijk debat hebben aangezwengeld.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. (CS) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, het is vijf jaar geleden dat de Europese Raad, in de context van de Europese werkgelegenheidsstrategie, streefdoelen vaststelde voor de beschikbaarheid van opvang voor kinderen in de voorschoolse leeftijd. Volgens het besluit van de Europese Raad van Barcelona van maart 2002 moeten de lidstaten ernaar streven in 2010 kinderopvang beschikbaar te hebben voor ten minste 90 procent van de kinderen vanaf drie jaar tot de schoolgaande leeftijd en voor ten minste 33 procent van alle kinderen onder de drie jaar, teneinde de hinderpalen voor de participatie van vrouwen aan de arbeidsmarkt te kunnen wegnemen.

De Europese Raad heeft in het in maart 2006 aangenomen Europees pact voor gendergelijkheid nogmaals gewezen op de noodzaak om deze streefdoelen te bereiken. Deze streefdoelen zijn echter nog lang niet bereikt. De terbeschikkingstelling van betaalbare, toegankelijke en kwalitatief goede kinderopvang is van vitaal belang als Europa zijn agenda met betrekking tot groei, werkgelegenheid en gendergelijkheid wil verwezenlijken. Kinderopvang is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat heel het productiepotentieel van de Europese arbeidskrachten vrij komt. Kinderopvang stelt vrouwen en mannen met jonge kinderen in staat om aan een betaalde baan te beginnen en die te behouden, en zorgt daarnaast voor een hogere levenskwaliteit. Daarmee wordt ook een belangrijke hinderpaal weggenomen voor iemands vrije keuze om beroeps- en gezinsleven met elkaar te combineren. Bovendien krijgen daarmee kinderen een goede start in het leven.

Toegankelijke kinderopvang van hoge kwaliteit is een cruciale voorwaarde voor echte gendergelijkheid. Vrouwen dragen nog steeds de grootste verantwoordelijkheid voor de kinderzorg. Tegelijkertijd gaan vrouwen nog steeds gebukt onder genderverschillen op de arbeidsmarkt, bij de werkloosheid en de beloning. De terbeschikkingstelling van fatsoenlijke en in ruime mate toegankelijke kinderopvang draagt bij aan de economische zelfstandigheid van vrouwen. Zij geeft bovendien alleenstaande ouders, meestal moeders, de kans om hun leefomstandigheden te verbeteren. Kinderopvang draagt ook bij aan de aanpak van de in dalende geboortecijfers gelegen demografische uitdaging, omdat daarmee steun wordt gegeven aan de individuele keuzen van vrouwen en mannen, bijvoorbeeld met betrekking tot het gewenste aantal kinderen. Als betaalbare en toegankelijke kinderopvang van goede kwaliteit beschikbaar is, zal het krijgen van meer kinderen geen hinderpaal zijn voor de participatie aan de arbeidsmarkt.

De Commissie zal steun blijven geven aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Barcelona. Met de routekaart van vorig jaar voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010 heeft de Commissie toegezegd steun te zullen geven aan de verwezenlijking van de streefdoelen van Barcelona betreffende kinderopvang en de ontwikkeling van andere opvangfaciliteiten via de structuurfondsen en de uitwisseling van goede praktijken. De huidige regels voor de structuurfondsen maken dit gebruik reeds mogelijk. In deze context heeft de Commissie erop gewezen dat diensten en structuren zich te langzaam aanpassen aan een situatie waarin zowel vrouwen als mannen werken en waarin vrouwen nog steeds als de hoofdverzorgsters van kinderen of andere afhankelijke personen worden beschouwd.

Op de verwezenlijking van de streefdoelen van Barcelona wordt toezicht uitgeoefend in het kader van de Lissabon-agenda voor groei en banen. In het jaarlijks voortgangsverslag van december werd erop gewezen dat er weliswaar enige vooruitgang is geboekt in de lidstaten bij de ontwikkeling van kinderopvangfaciliteiten, maar dat de vorderingen in de richting van de streefdoelen van Barcelona traag zijn. De Commissie heeft daarom de lidstaten uitgenodigd om in 2007 de klemtoon te leggen op 'het verhogen van de beschikbaarheid en betaalbaarheid van kwalitatief goede kinderopvang, overeenkomstig hun nationale streefdoelen'.

In het vorige maand gepubliceerde jaarverslag over gelijke kansen 2006 wijst de Commissie erop dat de lidstaten hun inspanningen voor het bereiken van de streefdoelen van Barcelona dienen op te voeren en steun moeten geven aan de ontwikkeling van verzorgingsfaciliteiten voor ouderen en gehandicapte personen. Daarin wordt ook nadrukkelijk gewezen op het kwaliteitsaspect van kinderopvang en op het feit dat gezinnen en ouders met een volledige baan geschikte openingsuren en soepele toegang moeten hebben.

De Commissie juicht de oprichting van een 'Alliantie voor het gezin' toe, die werd aangekondigd in de conclusies van de Europese Raad. De 'Alliantie voor het gezin' zal een platform zijn voor de uitwisseling tussen lidstaten van standpunten en kennis over gezinsvriendelijke beleidsvormen en beste praktijken. De Commissie heeft eveneens de lidstaten uitgenodigd om volledig gebruik te maken van de door het cohesiebeleid geboden mogelijkheden voor de ondersteuning van de bevordering van gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Daaronder valt ook een betere toegang tot betaalbare kinderopvang via door de structuurfondsen medegefinancierde programma’s.

De Commissie is van mening dat kinderopvang gezien moet worden als een essentieel onderdeel van een allesomvattende aanpak in het streven naar verzoening van beroeps- en gezinsleven. Mannen moeten ertoe aangemoedigd worden eenzelfde deel van de gezinsverantwoordelijkheden op zich te nemen, met name door hen ertoe aan te zetten gebruik te maken van hun verlofrechten en door innovatieve en flexibele arbeidsmodellen te ontwikkelen. Ook zal gekeken moeten worden naar de problemen in verband met de noodzakelijke opvang voor schoolgaande kinderen en andere afhankelijke personen. Tot mijn genoegen kan ik u vandaag mededelen dat ik van plan ben om in 2008 een mededeling over kinderopvang te presenteren waarin ik concrete voorstellen zal doen voor het verhogen van de beschikbaarheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid van kinderopvang. Wij geloven dat dit een belangrijke stimulans zal zijn voor de lidstaten om de streefdoelen van Barcelona te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Marie Panayotopoulos-Cassiotou, namens de PPE-DE-Fractie. (FR) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt me dat zowel de Commissie als de Raad zich ervoor wil inzetten om gezins- en beroepsleven beter combineerbaar te maken en het aanbod van betaalbare kinderopvangvoorzieningen te verhogen.

Daar staat tegenover dat ik mijn teleurstelling over de magere resultaten die na de Raad van Barcelona van 2002 zijn bereikt, niet kan verbergen. Zoals vastgesteld in de studie van uw directoraat-generaal Werkgelegenheid in september 2005, vormt het feit dat er niet genoeg betaalbare opvangvoorzieningen zijn niet alleen een belemmering voor de economische en sociale integratie van gezinnen die in een economische achterstandspositie verkeren, maar zet dit ook, en vooral, een forse rem op de gelijke participatie van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt en op een evenwichtige verdeling van gezinstaken tussen vrouwen en mannen.

Uit tal van studies blijkt dat de Europeanen geen kinderen kunnen krijgen terwijl ze dat willen, of niet zoveel als ze willen. Bovendien zouden de lidstaten gezien de zich ontwikkelende behoeften en eisen van de arbeidsmarkt, werk moeten maken van een grotere flexibiliteit en diversiteit van de opvangvoorzieningen om de keuzemogelijkheden te verruimen en tegemoet te komen aan de specifieke voorkeuren, behoeften en omstandigheden van ouders en gezinnen. Er zijn mensen die zelf hun kinderen willen opvangen; deze mensen mogen niet teleurgesteld worden of gestraft worden voor het feit dat ze meehelpen de sociale samenhang die het gezinsverband biedt, overeind te houden.

Mannen en vrouwen die permanent of tijdelijk voor afhankelijke personen zorgen, zouden een erkende rechtspositie moeten hebben waaraan zij met name socialezekerheids- en pensioenrechten kunnen ontlenen, en zouden net als de mensen met betaald werk levenslang moeten kunnen leren om aan de eisen van de arbeidsmarkt te kunnen voldoen.

 
  
MPphoto
 
 

  Jan Andersson, namens de PSE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, zoals zojuist is gezegd, zijn we van de Top van Barcelona teruggekomen met ambitieuze doelen voor de ontwikkeling van de kinderopvang. Bepaalde landen hebben deze doelen reeds bereikt, andere zijn er nog heel ver van verwijderd, en dat is onbevredigend. Waarom is het eigenlijk zo belangrijk dat er kinderopvang is? Het is belangrijk voor de gezinnen om hun gezinsleven en hun werk te kunnen combineren. Het is belangrijk voor de gendergelijkheid, omdat het traditioneel altijd de vrouwen zijn geweest die voor de kinderopvang moesten zorgen en die dus niet op de arbeidsmarkt kwamen. Het is belangrijk voor de kinderen dat ze toegang hebben tot hoogwaardige kinderopvang, als een belangrijke schakel in hun ontwikkeling op weg naar school en naar de volwassenenwereld, enzovoort.

Het is ook goed voor de werkgelegenheid en de groei, want als we kijken naar de landen die ver gekomen zijn qua uitbouw van de kinderopvang, dan blijkt dat die tevens een hoge werkgelegenheid hebben – ook voor vrouwen – en dus ook een hogere groei. Als we de demografische ontwikkeling bekijken, zien we dat we vrouwen nodig hebben op de arbeidsmarkt – we hebben iedereen nodig op de arbeidsmarkt.

De methode die we gebruiken is die van de best practice. Veel besluiten worden in de lidstaten genomen, op lokaal en regionaal niveau, maar ik moet zeggen dat het bevredigend is dat het debat zo breed geworden is. Ik volg bijvoorbeeld het debat in Duitsland, dat uiterst levendig is en gevoerd wordt op een manier die we vroeger niet zagen. Het is belangrijk dat dit debat permanent plaatsvindt in onze lidstaten en dat we de behoefte aan kinderopvang inzien, zodat de ontwikkeling ervan op gang komt.

Ik wil het Duitse voorzitterschap bedanken voor het feit dat ik in mijn hoedanigheid van voorzitter van de Werkgelegenheidscommissie ben uitgenodigd voor de informele bijeenkomst in mei, waar deze vraagstukken aan de orde zullen komen. Ik neem deze uitnodiging heel graag aan. Wij hopen dat we vaart achter de ontwikkeling van de kinderopvang kunnen zetten, omwille van de kinderen en de gezinnen, maar ook omwille van de werkgelegenheid.

 
  
MPphoto
 
 

  Hannu Takkula, namens de ALDE-Fractie. (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik verwelkom dit initiatief met betrekking tot gezinnen en kinderopvang van harte. Kinderen en jongeren zijn het waardevolste kapitaal voor onze toekomst. Wij moeten besluiten nemen waardoor zij een volwaardig en veilig leven kunnen leiden, en die besluiten moeten nu worden genomen.

Ik ben in die zin bevoorrecht dat, toen mijn kinderen klein waren, ik vijf jaar in Finland huisvader was. In onze samenleving bestond de mogelijkheid thuis te blijven, zoals ook nu nog mogelijk is. Ik kan daarom achteraf zeggen dat deze vijf jaren als huisvader van mijn twee zoons beslist tot de beste jaren van mijn leven horen.

Ik heb het gevoel dat wanneer wij tegenwoordig over ouderschap spreken, wij nog steeds traditioneel de verantwoordelijkheid alleen op de schouders van moeders en vrouwen proberen te leggen. Ouderschap betekent dat ook vaders de volledige verantwoordelijkheid voor hun kinderen op zich moeten nemen. Wij moeten er ook voor zorgen dat werk en gezinsleven zo op elkaar kunnen worden afgestemd dat gezinnen kunnen kiezen wie van beide ouders gaat werken als het niet mogelijk is dat beiden dit gaan doen. Anderzijds moeten wij vormen van kinderopvang ontwikkelen waarbij kinderen goede en hoogwaardige opvang wordt geboden wanneer beide ouders een betaalde baan hebben.

De kindertijd is heel belangrijk, zoals onderzoeksgegevens aantonen. De eerste vier à vijf jaar van het leven van een kind zijn van invloed op de rest van zijn leven. De besluiten die in die tijd zijn genomen, de zorg, liefde en veiligheid die een kind dan heeft gekregen, werken zijn gehele leven door.

Ik sta daarom achter de doelen om de positie van gezinnen en kinderen te verbeteren. Ik hoop dat het niet alleen bij doelen blijft, maar dat er ook iets concreets uitkomt.

 
  
MPphoto
 
 

  Marcin Libicki, namens de UEN-Fractie. (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou u, alle aanwezigen in deze zaal en tevens de vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad erop willen wijzen dat de demografische situatie in Europa alleen ten goede gekeerd kan worden als de politici doordrongen raken van het belang van kinderen.

Het belang van het kind zal alleen op de besluitvorming doorwegen als we kinderen politieke rechten geven. Kinderen zouden stemrecht moeten krijgen en dat recht zou in handen gegeven moeten worden van degenen die het wettelijk gezag over hen uitoefenen, namelijk hun ouders.

Het Duitse Parlement, de Bondsdag, heeft indertijd al eens een dergelijke poging ondernomen. De Bondsdag heeft toen gedebatteerd over een wetsontwerp dat kinderen vanaf hun geboorte stemrecht zou geven, waarbij de ouders van die kinderen en hun wettelijke verzorgers dat recht zouden mogen uitoefenen. Dit zou uiteraard een ingrijpende wetswijziging vereisen, maar de demografische belangen van Europa zouden hierdoor beter gediend worden dan door de huidige wetgeving.

Door die noodzakelijke wetswijziging heeft deze wet het debat in de Bondsdag jammer genoeg niet overleefd, ondanks de steun van veel politieke gezagsdragers en de commissie die het voorstel moest behandelen. Hier wilde ik u op attenderen.

 
  
MPphoto
 
 

  Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, het belangrijkste argument voor gendergelijkheid is dat vrouwen daarmee het recht en de kans krijgen om in hun eigen onderhoud te voorzien, dat wil zeggen dat ze niet alleen recht op werk krijgen, maar ook de mogelijkheid daartoe, doordat er goede en hoogwaardige kinderopvang beschikbaar is. Als de samenleving niet de verantwoordelijkheid op zich neemt om ervoor te zorgen dat alle kinderen toegang hebben tot goede kinderopvang tegen redelijke financiële kosten voor de ouders, worden vrouwen gedwongen om daarvoor op anderen te vertrouwen. Ik wil in dit verband echter net als het voorzitterschap aandacht vragen voor de rechten en het perspectief van het kind.

Het is uiterst belangrijk voor kinderen dat ze kunnen omgaan met andere kinderen, dat ze andere volwassenen dan hun ouders tegenkomen en ontmoeten, en dat ze de pedagogische begeleiding krijgen die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het kind. Kinderen die het voorrecht hebben om in de kinderopvang samen te zijn met andere kinderen en met volwassenen met een pedagogische opleiding, krijgen een betere start in het leven en vergroten hun sociale competentie. Goede kinderopvang is dus niet alleen belangrijk voor de gendergelijkheid en voor de economische groei, maar ten minste even belangrijk voor de kinderen zelf. Ik vind het hoog tijd dat de instellingen van de EU en vooral de lidstaten zich minstens evenveel inspannen voor de rechten van het kind als men zich tot nu toe heeft ingespannen voor de interne markt van goederen en diensten. Anders bereiken we de doelstellingen van Barcelona niet eens.

 
  
MPphoto
 
 

  Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Commissaris, ik ben in hoge mate afhankelijk van kinderopvang en bijzondere opvang voor volwassenen om hier aanwezig te kunnen zijn en vandaag mijn bijdrage aan dit debat te kunnen leveren.

Het is belangrijk voor een vrouw om het recht te hebben op een carrière en daarvoor is goede, betaalbare kinderopvang essentieel. Maar ik heb ook thuis gewerkt en een groot gezin opgevoed en ik weet hoe belangrijk de rol is geweest die ik heb gespeeld in de ontwikkeling van mijn kinderen. Ik acht mijzelf gelukkig dat ik in de omstandigheid was om thuis te zijn bij mijn kinderen en ik acht mijn kinderen gelukkig dat zij mij bij zich hebben gehad.

Waar gaat dit debat over? Het is belangrijk dat we eerlijk zijn. Gaat dit debat over kinderen? Mijn eerste kleinkind is vanochtend geboren. Als we het hem zouden kunnen vragen, zou hij zeggen dat hij ervoor koos om door zijn moeder te worden verzorgd. Gaat dit debat over keuzes voor vrouwen? Als dat zo is, zouden we enerzijds kinderopvang en flexibele arbeidsomstandigheden voor moeders die ervoor kiezen te werken, financieel moeten steunen, en anderzijds moeders financieel moeten steunen die ervoor kiezen thuis te blijven om voor hun kinderen te zorgen.

Als dit debat gaat over de economie van de EU, dan is het verstandig om voor de korte termijn een uitgebreid systeem voor kinderopvang op te zetten, samen met een netwerk van regelgeving dat ervoor zorgt dat vrouwen aan het arbeidsproces gaan deelnemen, of ze dat nu willen of niet. Maar voor de lange termijn is een beleid dat erop is gericht om het merendeel van de moeders te laten deelnemen aan het arbeidsproces in de jaren dat hun kinderen klein zijn, gezien de bevolkingsontwikkeling van de EU en het complexe karakter van de ontwikkeling van kinderen, een beleid waar we naar mijn overtuiging eens spijt van zullen krijgen.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Ik weet zeker dat het Europees Parlement zich graag bij mij aansluit om u te feliciteren met de geboorte van uw kleinzoon vandaag.

 
  
MPphoto
 
 

  Irena Belohorská (NI). – (SK) Het plaatsen van kinderen in de voorschoolse opvang is een probleem dat ook nauw samenhangt met het onderwerp waar we het gisteravond hier in het Parlement over hadden, namelijk gendergelijkheid en gelijke kansen.

Naast het verlangen om een gelijkwaardige collega te zijn op het werk, willen vrouwen ook moeder worden. Het feit dat de voorzieningen die de staat voor kinderen in de voorschoolse leeftijd biedt, ontoereikend zijn, is een van de redenen waarom vrouwen minder kans maken om op leidinggevende posities terecht te komen. Daarom werden er op de EU-top in Barcelona in 2002 concrete streefpercentages vastgesteld: voor 2010 moesten alle lidstaten van de Unie opvang garanderen voor ten minste 90 procent van de kinderen in de leeftijd van 3 tot 6 jaar, en voor 33 procent van de kinderen jonger dan 3 jaar. Het is algemeen bekend dat kinderen op die leeftijd een buitengewoon snelle groei en ontwikkeling doormaken. Daarom is het essentieel dat die tijd zo goed mogelijk wordt gebruikt om hen niet alleen op school maar op hun verdere leven voor te bereiden.

Door deze streefdoelen te verwezenlijken zal de sociale integratie van kinderen uit problematische bevolkingsgroepen kunnen worden bevorderd. De staat dient erop toe te zien dat kinderen uit alle geledingen van de maatschappij gelijke kansen krijgen om te profiteren van een basisvoorbereiding op hun verdere leven en ervoor te zorgen dat deze kansen niet bepaald worden door het welvaartsniveau van hun ouders. Met het oog op de dalende geboortecijfers in Europa en de onheilspellende bevolkingsstatistieken, zouden we erbij moeten stilstaan waarom jonge gezinnen niet staan te springen om kinderen te krijgen. We zijn het er allemaal over eens dat een combinatie van kort zwangerschapsverlof onmiddellijk na de geboorte van het kind, gevolgd door deeltijdwerk en hoogwaardige kinderopvang de meest doeltreffende mix is. Hiermee zullen de voorwaarden worden geschapen waaronder de jonge generatie gezond kan opgroeien en hun ouders hun ambities kunnen vervullen.

 
  
MPphoto
 
 

  Edit Bauer (PPE-DE). – (SK) Ik ben oprecht blij met de verklaring van de Europese Commissie en de Raad om de lidstaten te wijzen op de verplichtingen die zij in 2002 in Barcelona zijn aangegaan, omdat we niet veel tijd meer hebben om daaraan te voldoen.

We hoorden zojuist dat nog geen kwart van de lidstaten de streefdoelen heeft gehaald. Hoewel de situatie kennelijk per lidstaat verschilt, wordt deze in veel nieuwe lidstaten eerder slechter dan beter. Het zou echt een schande zijn als we doorgingen met tijd verspillen om in 2010 te verklaren dat de doelen onrealistisch en onhaalbaar waren, want er is geen excuus voor slechte voorbereiding en in dit specifieke geval tikt de tijd meedogenloos verder.

Het lijdt geen twijfel dat fatsoenlijke kinderopvang een van de grondvoorwaarden is voor een betere balans tussen werk en gezin. Ik ben ervan overtuigd dat we er niet in zullen slagen de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen en de werkloosheid onder jongeren – die zeer hoog is – te verlagen, als we niet de voorwaarden scheppen voor goede kinderopvang en opvang voor afhankelijke gezinsleden.

Het is bovendien een redelijke eis dat deze diensten worden aangepast aan flexibeler arbeidspatronen en dat ze beter aansluiten op nieuwe behoeften en veranderende omstandigheden. Het zou het overwegen waard kunnen zijn of dit terrein niet in het begrip "flexicurity" zou moeten worden opgenomen, want als deze diensten niet gepaard gaan met flexibiliteit en adequate sociale en rechtszekerheid, is flexicurity niet mogelijk.

Bij de uitbreiding van het netwerk van deze faciliteiten rijst de vraag wie de kosten moet dragen, en dan niet alleen de opstartkosten maar ook de bedrijfskosten. Het lijdt geen twijfel dat de verantwoordelijkheid wat dat betreft bij de lidstaten ligt.

 
  
MPphoto
 
 

  Zita Gurmai (PSE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, vijf jaar geleden heeft de EU doelstellingen geponeerd voor kinderopvang. De lidstaten dienden te streven naar kinderopvang voor ten minste 90 procent van de kinderen tussen drie jaar en het moment waarop ze leerplichtig worden, en voor 33 procent van de kinderen jonger dan drie jaar, in het jaar 2010.

We zijn hier bij de vijfde verjaardag van de Barcelona-doelstellingen bij elkaar om de voortgang die op dit terrein is geboekt, te beoordelen. Helaas zijn de doelstellingen nog niet bereikt. Slechts vijf landen halen de doelstelling van 33 procent: België, Denemarken, Frankrijk, Nederland en Zweden. We moeten kijken naar hoe de andere lidstaten presteren. Ik vraag me af of de Commissie de situatie met betrekking tot deze doelstellingen heeft gevolgd. Bereidt de Commissie een analyse voor? Zijn er gangbare criteria voor het volgen van kinderopvang? Wat zijn de gevolgen voor die lidstaten die de doelstellingen niet halen?

Waarom zou Europa investeren in kinderopvang? Het is niet toevallig dat de Partij van de Europese Sociaal-democraten een campagne heeft gelanceerd voor kinderopvang, waarin wordt gepleit voor toegankelijke, betaalbare kinderopvang van goede kwaliteit. Dat hebben we gedaan omdat we er vast van overtuigd zijn dat een investering in kinderopvang een investering in de toekomst is. Als we onze kinderen op de eerste plaats zetten, geven we hun een goede start in het leven en waarborgen we voor hen gelijke kansen als ze gaan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Het stelt de EU in staat om demografische problemen op te vangen en van de Europese markt een markt te maken met meer concurrentievermogen in een meer sociale samenleving. Het vergroot de mogelijkheid van vrouwen om deel te nemen aan het arbeidsproces en stelt mannen en vrouwen in staat om gezinsleven en werk met elkaar te combineren, zoals de commissaris in zijn toespraak heeft aangegeven. Het mag duidelijk zijn dat we door te investeren in kinderopvang, het ideaal van gelijke kansen tot werkelijkheid kunnen maken en de kansen op een goed leven voor alle kinderen zo groot mogelijk kunnen maken. Dat kan bijdragen aan het uitbannen van armoede, los van de socio-economische achtergrond.

Daarom vraag ik de lidstaten en de Commissie om samen te werken en zich in te zetten voor het bereiken van deze doelstellingen. Hongarije is een goed voorbeeld: de minister voor sociale en juridische zaken heeft het belang van kinderopvang onderkend en zet zich in om de kinderopvang uit te breiden, met name voor kinderen van nul tot drie jaar, van 8 naar 33 procent in vijf jaar tijd.

 
  
MPphoto
 
 

  Marios Matsakis (ALDE).(EN) Mijnheer de Voorzitter, onze kinderen zijn veruit ons waardevolste bezit. Tegelijkertijd zijn ze echter ook het kwetsbaarst, niet alleen om wat ze fysiek en psychologisch nodig hebben als ze opgroeien, maar ook vanwege de talloze gevaren waarvoor het moderne leven hen stelt. Om die reden, maar er zijn er meer, hebben onze kinderen uiterste zorg en aandacht nodig, en die verdienen ze ook. In een wereld echter waarin beide ouders een verwoed gevecht leveren in een moordende carrièrejacht, een wereld waarin beide ouders opgaan in een dagelijkse strijd om meer te verdienen, een wereld waarin de druk vanuit de samenleving de gezinsbanden kan hebben verwoest, een wereld waarin geografische afstanden de onschatbare steun van grootouders en andere naaste familieleden kunnen hebben aangetast – in een dergelijke wereld kan de zorg van ouders voor kinderen het zwaar te verduren hebben.

Dat is de wereld waarin lidstaten adequaat en op grote schaal moeten bijspringen. Initiatieven voor het tot stand brengen van meer en beter passende kinderopvang zouden moeten worden aangemoedigd. Er zou moeten worden voorzien in flexibele vormen van ouderschapsverlof. Er zou moeten worden gezorgd voor arbeidsomstandigheden die aansluiten bij de behoeften van ouders. Dit zijn maar een paar aspecten van wat er moet gebeuren. Bovendien zouden innovatieve maatregelen moeten worden aangemoedigd en verbeterd, bijvoorbeeld op het gebied van opvoedingsondersteuning en zelfs scholing voor ouders, waarbij zij meer kennis kunnen opdoen en kunnen worden gesteund om betere ouders te zijn en beter om te gaan met de problemen waar het ouderschap hen voor stelt.

Laten we tot slot nooit vergeten dat kinderopvang, hoe goed ook, nooit de liefde en genegenheid van ouders kan vervangen. Naast alle andere maatregelen zouden we mensen misschien ook moeten stimuleren om hun prioriteiten te heroverwegen. Is het beter voor een gezin als er een hoger inkomen is, maar minder contact tussen ouders en kinderen? Is het het beste voor een gezin als er twee ouders zijn die een fulltime carrière nastreven, maar die elkaar zelden treffen aan het avondeten? Elke ouder zou zich misschien deze vragen moeten stellen en moeten proberen ze omwille van de kinderen eerlijk te beantwoorden.

 
  
MPphoto
 
 

  Marek Aleksander Czarnecki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Europa vergrijst. We horen en zien dit elke dag weer. In de lidstaten van de Europese Unie worden steeds minder kinderen geboren.

Hoe komt dat? Houden we niet meer van kinderen? Nee. We beseffen alleen beter hoe moeilijk het is om ze groot te brengen en de vrouwen in Europa stellen het moederschap steeds langer uit, als ze er al aan beginnen.

Een van de oorzaken van de huidige situatie zit hem in de kinderopvang voor werkende ouders. Alleen vrouwen die de opvang van hun kinderen goed geregeld hebben kunnen zich ten volle wijden aan hun beroepsverplichtingen. Landen die vrouwen tijdens de zwangerschap, de bevalling, de periode waarin zij borstvoeding geven en later, tijdens de opvoeding, goed beschermen, kennen lagere werkloosheidscijfers voor vrouwen.

Voor alle burgers, ongeacht hun afkomst of sekse, zou moeten gelden dat zij recht hebben op zelfontplooiing en bescherming van de wieg tot het graf. Dit basisprincipe moeten we in de wereld van vandaag hoog in het vaandel dragen.

 
  
MPphoto
 
 

  Pier Antonio Panzeri (PSE). (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het onderwerp waarover we spreken is van essentieel belang en brengt het vraagstuk van een sociaal Europa opnieuw onder de aandacht. Al tijdenlang dringen wij aan op deze doelstelling en daarom is het zinvol om op te merken dat investering in en uitbreiding van kwalitatief goede kinderzorg, door kinderen betere scholing, goede opvang en nieuwe voordelen te bieden creëren, een ondubbelzinnig teken van politieke bereidwilligheid zou zijn om de juiste koers te varen.

Het staat vast dat we, door kinderen te steunen aan de hand van een passend sociaal en economisch beleid, niet alleen op een serieuze manier over hun toekomst nadenken, maar ook bijdragen aan de totstandbrenging van nieuwe economische en sociale omstandigheden voor de gezinnen; hierdoor ontstaat voor veel ouders, en met name voor veel vrouwen, de mogelijkheid om de arbeidsmarkt te betreden.

Tenslotte kan dit, zoals al eerder is gezegd, een antwoord zijn op een van de uitdagingen waar Europa zich voor ziet gesteld, namelijk de demografische verandering, doordat de arbeidsmarkt op een positieve manier wordt gevoed, de Europese concurrentiepositie wordt verbeterd en onze samenlevingen worden verrijkt.

Daarom, mijnheer de commissaris, is er behoefte aan meer moed en een vooruitziende blik om de vertragingen die binnen de afzonderlijke lidstaten zijn ontstaan, weg te werken en daarom moeten het Parlement en de Commissie blijk geven van inzet en een krachtige en vastberaden houding om de gestelde doelen te bereiken.

 
  
MPphoto
 
 

  Edite Estrela (PSE). – (PT) Om te beginnen verwelkom ik de verklaringen van de Raad en de Commissie. We zijn het er allemaal over eens dat er geen echte gelijkheid tussen mannen en vrouwen zal zijn zolang vrouwen en mannen beroeps- en gezinsleven niet met elkaar kunnen verenigen.

Mannen moeten ook hun deel van de gezinstaken op zich nemen en vrouwen moeten zich in hun werk kunnen ontplooien. Daarom moeten de lidstaten met spoed netwerken creëren van voorzieningen voor kinderopvang met hoge kwaliteit, betaalbare prijzen en openingstijden die aansluiten op de werktijden.

Helaas zijn we in 2007, het jaar van gelijke kansen voor iedereen, nog ver verwijderd van de doelstellingen van Barcelona. Ondertussen heeft Europa ten gevolge van de vergrijzing en dalende geboortecijfers zo veel mogelijk volwassenen op de arbeidsmarkt nodig, en dat betekent dus meer vrouwen.

We kijken vol spanning uit naar het document over dit onderwerp dat commissaris Špidla hier heeft toegezegd voor 2008.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil u hartelijk danken voor uw bijdragen. Als ik alles goed heb gevolgd, bestaat er grote eensgezindheid in het Parlement ten aanzien van het doel dat wij onszelf hebben gesteld, dat wij een aantal jaren geleden hebben geformuleerd en waarmee wij ook bepaalde verplichtingen op ons hebben genomen. Wij hebben echter moeten constateren dat het nog niet gelukt is deze doelstellingen in alle lidstaten te realiseren en dat er nog betrekkelijk weinig tijd over is om deze verplichtingen tot 2010 na te kunnen komen.

Het is eveneens belangrijk dat het debat over de Alliantie voor het gezin een nieuwe impuls krijgt en ik wil onomwonden stellen dat dit niet alleen in Duitsland moet gebeuren, zoals de heer Andersson aan het begin van zijn toespraak heeft opgemerkt. Diverse sprekers hebben hun standpunt naar voren gebracht met betrekking tot de specifieke vraag of kinderen verplicht naar kinderdagverblijven moeten gaan, en dan hebben we het dus over keuzevrijheid.

Keuzevrijheid is een zeer belangrijke doelstelling. Niemand bepaalt hoe kinderen moeten worden opgevangen en hoeveel kinderen mensen überhaupt moeten krijgen. Dat staat absoluut niet ter discussie. In bepaalde gevallen is er echter geen sprake van keuzevrijheid, omdat opvangvoorzieningen eenvoudigweg ontbreken en daarom is het zo belangrijk, zoals de Commissie, u in uw toespraken en ook het voorzitterschap heeft aangegeven, om aan dit doel vast te houden, nu er zoveel aspecten zijn waar rekening mee moet worden gehouden.

Het onderwerp gelijke kansen is aangekaart, evenals de verenigbaarheid van werk en gezin, de demografische veranderingen of scholing voor kinderen. Een ander belangrijk punt waartoe wij ons hebben verplicht, is het percentage vrouwen dat deelneemt op de arbeidsmarkt te verhogen, waarbij we gebruikmaken van flexicurity als een van de middelen om dat doel te bereiken. Kortom, er zijn diverse aspecten in dit debat aan bod gekomen.

Ik juich nogmaals uitdrukkelijk de aankondiging van commissaris Špidla toe dat hij volgend jaar een document zal presenteren om te bekijken waartoe de debatten in de Raad en het Europees Parlement hebben geleid en wat er is gedaan om deze doelstellingen te bereiken.

Ik wil u hartelijk danken voor dit open debat en herhalen dat ieder van ons, in iedere lidstaat waar de doelstellingen vooralsnog niet zijn bereikt of waar het gevaar bestaat dat deze niet in 2010 bereikt zullen zijn, ertoe wordt opgeroepen adequate politieke maatregelen te nemen, zodat de doelen die wij onszelf hebben gesteld – hopelijk – op die datum zijn gerealiseerd.

 
  
MPphoto
 
 

  Vladimír Špidla, lid van de Commissie. (CS) Geachte afgevaardigden, mijns inziens is overduidelijk dat de Barcelona-doelstellingen pertinent zijn. Uit het debat is ook gebleken dat er een brede consensus is over dit vraagstuk. Het lijdt geen twijfel dat een aantal landen nog ver verwijderd is van de verwezenlijking van de doelstellingen en dat wij deze lidstaten op alle mogelijke manieren ertoe moeten aanmoedigen hun koers bij te stellen.

De voordelen van de Strategie van Barcelona zijn weliswaar duidelijk, maar misschien mag ik ze toch nog eens noemen. Ten eerste is het zonder een verantwoorde kinderopvang onmogelijk om de fundamentele doelstellingen inzake gendergelijkheid te bereiken. Ten tweede zullen wij zonder dergelijke regelingen het vergrijzingsvraagstuk niet op een verantwoorde wijze kunnen aanpakken.

Uit het debat zijn duidelijk twee vragen naar voren gekomen: de eerste was of de Commissie gevolg heeft gegeven aan de Strategie van Barcelona. Het antwoord is 'ja', en dat heb ik ook duidelijk gemaakt in mijn verslag, dat deel uitmaakt van de Strategie van Lissabon. De tweede vraag was aan de hand van welke maatregelen de lidstaten onderling vergeleken moeten worden. De afzonderlijke lidstaten worden momenteel gemeten aan de gegevens die zij op individuele basis ter beschikking stellen, maar het is methodologisch gezien moeilijk deze gegevens onderling te vergelijken. Het is gemakkelijk om de ontwikkeling in je eigen land in de gaten te houden, maar enorm moeilijk om een vergelijking te maken met een ander land. Omdat de situatie niet bevredigend is, gaan wij na hoe wij de diverse individuele gezichtspunten beoordelingsklaar kunnen maken, en die operatie moet voor het einde van het jaar zijn afgerond.

Er is ook nog een derde vraag gesteld, namelijk of wij in het kader van de Strategie van Barcelona al dan niet streven naar ouderkeuze. Ja, overeenkomstig de doelstellingen zoals deze nu zijn geformuleerd, is dit duidelijk het geval. De lidstaten moeten zover zien te komen dat er in 2010 voor ten minste 90 procent van de kinderen van drie jaar tot de schoolgaande leeftijd kinderopvang is. Dat wil zeggen dat er ofwel verzorging moet worden geboden, of de ouders de keuze moeten krijgen om deze kans al dan niet op te pakken. Ik denk dat heel duidelijk is waarom dit doel is vastgesteld.

Dames en heren, ik dank u voor dit debat. Mijns inziens is duidelijk dat er nog heel veel gedaan moet worden, maar het is ook duidelijk dat wij daartoe de mogelijkheid hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. Het debat is gesloten.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid