De Voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0002/2007) van Enrique Barón Crespo, namens de Commissie internationale handel, aan de Commissie over het Groenboek van de Commissie en openbare raadpleging over mogelijke hervorming van de beleidsinstrumenten van de EU op handelsgebied.
Ignasi Guardans Cambó (ALDE), ter vervanging van de auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wij hebben om dit debat verzocht om meer inzicht te krijgen in de achtergrond en het doel van het Groenboek dat op 6 december 2006 door de Commissie is aangenomen.
Met dit Groenboek wil de Commissie het debat stimuleren over het gebruik van handelsbeschermingsinstrumenten in Europa, te weten antisubsidie-, antidumping- en vrijwaringsmaatregelen. Ik vind dat een prijzenswaardig initiatief en ik ben ervan overtuigd dat het hier om een waardevol debat gaat. Er moet veel meer gepraat worden over het handelsbeleid en over de keuzes van de Europese Commissie en de Raad: wij moeten ervoor zorgen dat alle besluiten, voordat zij worden bekrachtigd, eerst adequaat door dit Parlement zijn besproken. Wij moeten dit Parlement meer bevoegdheden geven en zorgen dat het handelsbeleid onderworpen wordt aan een kritische Parlementaire toetsing.
Wij leven op dit moment in een tijd die door velen als een soort crisisperiode wordt aangeduid. Wij leven in een tijd waarin Europeanen zichzelf de vraag stellen: Waar staat Europa eigenlijk voor en waarom hebben wij überhaupt zo’n gecompliceerd iets als de Europese Unie nodig? Wanneer dergelijke legitieme twijfels worden geuit, is de rol van een verenigd Europa in een globaliserende wereld een van de cruciale factoren waarop gewezen moet worden. Dat geldt ook voor de betekenis die gehecht moet worden aan het feit dat de belangen van vijfhonderd miljoen burgers in alle onderhandelingen met andere handelspartners op de wereldmarkt door één enkele stem vertegenwoordigd en beschermd kunnen worden.
De wereldhandel en de invloed ervan op de levens van onze burgers en op de toekomst van onze kleine, middelgrote en grote ondernemingen spelen een belangrijke rol bij de angsten en twijfels bij veel mensen over iets wat doorgaans als “globalisering” wordt aangeduid. Hoewel velen onder ons van mening zijn dat een deel van de kritiek niet veel meer is dan goedkope demagogie, moeten wij deze twijfels wel degelijk serieus nemen. Wij moeten ons verzetten tegen een puur deterministische benadering over de wijze waarop deze nieuwe wereld zich ontwikkelt en over de manier waarop de handel functioneert en rijkdom en armoede worden verdeeld.
Europeanen die hun baan verliezen omdat hun bedrijf zich in het oosten gaat vestigen om meer winst te kunnen maken, zitten niet te wachten op de simpele boodschap dat de tijden veranderd zijn en dat zij de vooruitgang niet tegen mogen houden. Zij willen weten wat er aan de hand is. Hun stem moet gehoord worden door degenen die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming.
Wij mogen niet uit het oog verliezen dat er meer dan één recept is voor economische groei en handelsontwikkeling. Het is een kwestie van beleidskeuzes of de toekomst van Europa toebehoort aan de enorme detailhandelsconcerns en importeurs of dat wij erin slagen om een model in stand te houden dat overeenstemt met onze meest essentiële sociale en ecologische uitgangspunten.
Ons sterke geloof in een vrije handel is uitstekend te rijmen met het noodzakelijke streven naar gelijke mededingingsomstandigheden, het zogeheten level playing field. Zelfs de meest vredelievende landen in de wereld – en Europa hoort daarbij – weten dat een ondubbelzinnige keuze voor vrede niet noodzakelijkerwijs betekent dat alle legers afgeschaft kunnen worden en alle defensiemiddelen vernietigd moeten worden.
Wij omarmen dan ook de grote voordelen die de vrije handel in onze open wereld biedt en wij omarmen eveneens een rechtvaardige uitvoering van de regels waarop deze mondiale handel gebaseerd is.
Wij verwelkomen het Groenboek omdat hierdoor de mogelijkheid wordt geboden om een debat over deze kwestie in gang te zetten. De tekst van het Groenboek en de vragen die daarin worden opgeworpen, kondigen eigenlijk al aan dat er iets ondernomen moet worden om het huidige communautaire stelsel voor de handelsbescherming te wijzigen.
Dit zou kunnen kloppen. Uit de recente schoenenzaak is gebleken dat het risico op impasses groot is. Van dergelijk situaties trekt niemand profijt. Er is hier ook niemand die met oogkleppen op een inefficiënte Europese productie wil verdedigen of een protectionistische aanpak wil ondersteunen van deze uiterst gevoelige kwestie. Indien wij deze kwestie effectiever en transparanter willen aanpakken, kan een hervorming van onze handelsbeschermingsinstrumenten daaraan een bijdrage leveren.
Het Groenboek kan hiervoor een goed beginpunt vormen, mits er op adequate wijze rekening wordt gehouden met de visie van alle belanghebbenden en indien de Commissie en de Raad zich niet verschansen achter vooropgezette ideologische standpunten. Het besluitvormingsproces kan ook verbeterd worden. Wij moeten zorgen dat de lidstaten besluiten nemen op basis van goed gefundeerd onderzoek door onafhankelijke communautaire instanties en niet op basis van nationale belangen, of zo u wilt, nationaal egoïsme.
Daarom is het belangrijk dat wij onze handelsbeschermingsinstrumenten niet verzwakken, maar juist verbeteren en versterken. Daarnaast kan er gebruik worden gemaakt van een innovatieve benadering ten aanzien van de minder traditionele bedreigingen voor een evenwichtige en vrije wereldhandel. Ook praktijken als de zogeheten sociale en ecologische dumping dienen aan de orde te worden gesteld. Indien noodzakelijk dient serieus overwogen te worden of wij, in het belang van de Gemeenschap, nieuwe maatregelen moeten ontwikkelen om dergelijke praktijken aan te pakken.
Dan kom ik nu bij de vragen waarop ik graag vanavond een antwoord zou krijgen van de heer Mandelson. In de eerste plaats zijn de Doha-onderhandelingen opnieuw begonnen en ik hoop van ganser harte dat deze resultaat zullen opleveren. Zou het in dat verband niet beter zijn om te wachten tot de multilaterale onderhandelingen succesvol zijn afgerond voordat de Doha-ronde weer in gang wordt gezet, omdat hierdoor onze positie verzwakt zou kunnen worden?
Kan de heer Mandelson in de tweede plaats uitleggen waarom zijn diensten al een behoorlijk aantal dubieuze vernieuwingen uit het Groenboek toepassen terwijl de openbare raadpleging nog niet eens is afgerond en een en ander ook nog niet aan de Raad of aan dit Parlement is voorgelegd?
In de derde plaats voorziet het nieuwe handelsbeschermingsstelsel zoals dat door de Commissie wordt voorgesteld, in een rol voor alle mogelijke belanghebbende partijen, inclusief de partijen die niet betrokken zijn bij de productie van goederen die onder de werkingssfeer van het onderzoek vallen. Vindt u niet dat het tijd wordt dat ook vakbonden een klacht kunnen indienen, zoals dat ook mogelijk is op basis van de antidumpingovereenkomst van de WTO?
Ik wil besluiten met het formele verzoek aan de heer Mandelson om ons de verzekering te geven dat het Europees Parlement gedurende alle fasen van het proces op de hoogte zal worden gehouden en dat er tijdens de bespreking van deze uiterst gevoelige kwestie terdege rekening zal worden gehouden met de standpunten van de afgevaardigden.
Peter Mandelson, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik geloof niet dat ik ooit in enig Parlement waar ik fungerend voorzitter was, gevraagd ben om op een openingsvraag of een speech te reageren waarmee ik het zo hartgrondig mee eens ben als de speech die ik zojuist heb gehoord. Wat betreft de beschrijving van de geest, het doel en de context van het Groenboek, moet ik zeggen dat de geachte afgevaardigde onze activiteiten op alle punten zeer accuraat en goed heeft omschreven.
Het enige aspect waar ik het niet helemaal met hem eens ben, heeft betrekking op de vraag waarom onze diensten – van het DG Handel – al nieuwe regels toepassen voordat deze herziening is afgerond. Ik heb absoluut geen idee aan welke voorbeelden of kwesties hij refereert en ik zou daar graag meer over horen, omdat mij geen enkel voorbeeld bekend is.
Op 29 mei vorig jaar heb ik het Europees Parlement meegedeeld dat het noodzakelijk was om onze handelsbeschermingsinstrumenten te herzien. Ik ben blij dat ik u hier vandaag weer op de hoogte kan brengen van de laatste stand van zaken. Wij naderen thans het einde van de openbare raadpleging die in december in gang is gezet. Via die raadpleging is getracht om inzicht te krijgen in de standpunten van de lidstaten, het bedrijfsleven, NGO’s, individuele burgers en uiteraard het Europees Parlement. Die raadpleging heeft echter nimmer de intentie gehad om het belang van de handelsbeschermingsinstrumenten in twijfel te trekken. Die instrumenten zijn namelijk noodzakelijk om een onrechtvaardige handel tegen te gaan in een internationale economie die geen internationaal equivalent kent van de mededingingsregels die wij op onze eigen thuismarkten zo vanzelfsprekend vinden. Handelsbeschermingsinstrumenten vormen naar mijn idee de keerzijde van een open economie. Het is de waarborg dat andere partijen niet door oneerlijke handel misbruik van die openheid kunnen maken. In het Groenboek worden de volgende vragen opgeworpen: Kunnen wij die instrumenten op een betere manier gebruiken? Zijn onze handelsbeschermingsinstrumenten afgestemd op een veranderende wereldeconomie? Kunnen onze voorschriften duidelijker geformuleerd worden en transparanter functioneren?
Ik denk dat de redenen voor een dergelijke herziening nogal voor de hand liggen. De laatste herziening van onze handelsbeschermingsinstrumenten heeft immers in 1996 plaatsgevonden. Sindsdien is er veel veranderd in de wijze waarop bedrijven in de EU functioneren en in de rol van de mondiale toeleveringsketens in onze economie. Op dit moment produceren veel meer Europese bedrijven goederen geheel of gedeeltelijk buiten de Unie om deze vervolgens weer in de EU in te voeren. Door deze veranderingen wordt de definitie van wat nu precies de EU-productie en de economische belangen van de EU zijn, op de helling gezet. Daardoor wordt het ook moeilijker om de belangen van de Europese werknemers te definiëren, aangezien de potentiële conflictsituaties ingewikkelder van aard zijn geworden. Omdat de bescherming van die belangen in het algemeen juist de aanleiding zijn om onze handel te beschermen, vormt dat een goede aanleiding om te evalueren wat wij nu precies doen en hoe onze regels functioneren.
Met het Groenboek is alleen maar een openbare raadpleging in gang gezet; het bevat geen aanbevelingen voor hervormingen en dat is ook nimmer de bedoeling geweest. In het Groenboek wordt een aantal vragen opgeworpen. Ik heb herhaaldelijk benadrukt dat het om een open proces gaat en dat ik geen vooropgezette ideeën heb. Er is mij gevraagd wat de intentie is achter de zes categorieën vragen in het raadplegingsdocument. Die categorieën zijn alleen maar bedoeld om de verschillende aspecten in een context te plaatsen. Een aantal categorieën houdt verband met de gevolgen van de globalisering voor ons handelsbeschermingsstelsel. Andere categorieën, met name de categorieën die betrekking hebben op transparantie, zijn door belanghebbenden en deskundigen voorgesteld tijdens de informele discussies die ik in juli vorig jaar met hen heb gevoerd.
Er zitten dus geen verborgen intenties achter het streven om een intelligent debat te voeren en om de consensus en solidariteit opnieuw op te bouwen die altijd de basis hebben gevormd van onze handelsbeschermingsinstrumenten, maar die de laatste jaren in sommige gevallen onder druk zijn komen te staan. Ik sluit mij van ganser harte aan bij een van de opmerkingen van de geachte afgevaardigde: wij moeten het nationaal egoïsme vervangen door Europese solidariteit en die solidariteit is precies datgene wat ik door dit herzieningsproces weer opnieuw wil opbouwen.
Ik kom hier vandaag niet met concrete voorstellen, aangezien dat in dit stadium niet mijn taak is. In deze fase is het onze taak om te luisteren. De reikwijdte van alle voorgestelde veranderingen is afhankelijk van wat ons ter ore komt. Iemand vroeg hoe deze herziening past bij onze pogingen om de antidumpingmaatregelen binnen de WTO te hervormen. De geachte afgevaardigde bracht deze vraag eveneens te berde. Eigenlijk is het een heel goede vraag. Het is essentieel dat wij dit in de WTO erdoor drukken om te zorgen dat anderen dezelfde normen als wij gaan hanteren. Daar zijn wij mee bezig en dat zullen wij ook in het kader van de ontwikkelingsagenda van Doha voortzetten.
De communautaire wetgeving inzake de handelsbeschermingsinstrumenten gaat echter al op velerlei wijze verder dan de vereisten van de WTO. Tot de meest duidelijke voorbeelden behoren de zogeheten “lagere invoerrechten”-regel (lesser duty rule) en de communautaire belangentest die wij bij elk onderzoek toepassen. Uiteraard zullen wij bij anderen erop aandringen om soortgelijke regels aan te nemen, maar hervormingen op internationaal niveau zijn moeilijk door te voeren en sommige van onze belangrijkste partners zijn eerlijk gezegd nogal koppig. Zolang onze verbeteringen geen concurrentienadelen met zich meebrengen en zolang zij een weerspiegeling vormen van de economische belangen van de EU zie ik niet in waarom wij geen verdere hervormingen zouden doorvoeren.
Dit punt heeft betrekking op de algemene houding van de EU ten opzichte van antidumping. Zijn wij protectionistisch of hanteren wij een “reactie- en beschermings”-aanpak? Naar mijn mening is protectionisme het afschermen van de eigen binnenlandse industrie voor buitenlandse concurrentie. Het gaat daarbij weliswaar om zware, maar wel om eerlijke concurrentie. Bij het beleid van de EU op het gebied van de handelsbescherming wordt er niet naar protectionisme gestreefd en ik zal er uiteraard nauwlettend op toezien dat dit ook zo blijft. Wij zullen ervoor zorgen dat onze handelsbeschermingsinstrumenten niet gebruikt worden als maatregelen om de industrie in de EU te vrijwaren van eerlijke, legitieme concurrentie. Een protectionist herkent het verschil niet tussen zware concurrentie en oneerlijke concurrentie. Wij wel. Ons stelsel ook. Dat is het verschil tussen bescherming en protectionisme.
Het communautaire proces functioneert op basis van klachten. Wij kunnen pas handelend optreden indien het bedrijfsleven in de EU ons afdoende bewijzen verschaft dat zij door oneerlijke handelspraktijken worden bedreigd. Wij kunnen de Europese productiesector uitsluitend tegen oneerlijke handelspraktijken beschermen. De wet schrijft ook voor dat alle handelsbeschermende maatregelen daadwerkelijk een breder Europees economisch belang moeten dienen. Wij zijn voorzichtig en terughoudend, maar wij zijn vooral objectief en onpartijdig. Een aantal vragen had betrekking op het feit dat wij ervoor moeten zorgen dat de handelsbeschermingsinstrumenten niet alleen effectief zijn, maar ook het belang van de Europese groei en de mededingingsagenda dienen.
Zoals u weet, maakt deze herziening deel uit van het overkoepelende Europese kaderbeleid dat ik vorig jaar heb geïntroduceerd. Dat kaderbeleid is expliciet bedoeld om het handelsbeleid van de EU in dienst te stellen van deze groei- en werkgelegenheidsstrategie. Daarnaast denk ik dat handelsbeschermingsinstrumenten onderdeel kunnen en moeten uitmaken van onze bredere strategie om te waarborgen dat Europese ondernemingen internationaal op een level playing field kunnen concurreren. Naar mijn idee dienen de betrokken parijen aan te geven hoe goed het systeem op dat punt functioneert. Deze herziening is bedoeld om daar inzicht in te krijgen.
De vraag over de effectiviteit van onze maatregelen is terecht gesteld. De mogelijkheid voor een herziening van handelsbeschermende maatregelen is altijd aanwezig. Wij mogen maatregelen niet uitbreiden als er geen duidelijk bewijs is dat zij ook functioneren zoals oorspronkelijk de bedoeling was. De Commissie voert daarnaast interne analyses uit om de effectiviteit van haar werkzaamheden te waarborgen. Het DG Handel is bovendien onlangs begonnen met een analyse van de impact van handelsbeschermende maatregelen op bepaalde bedrijven en sectoren. Een geloofwaardig stelsel van handelsbeschermingsinstrumenten dient op een dergelijke analyse gebaseerd te zijn.
Er is ook een vraag gesteld over openbare informatie en over de resultaten van het raadplegingsproces. Zoals u weet, hanteert de Commissie bijzonder duidelijke regels met het oog op de transparantie van de besluitvorming. Wellicht dat een aantal van u het seminar over het Groenboek heeft bijgewoond dat gisteren in Brussel heeft plaatsgevonden. Dit seminar was toegankelijk voor het publiek en kon via de website worden gevolgd. Wij publiceren alle reacties op het Groenboek op de website van het DG Handel, tenzij degene die een bijdrage heeft geleverd om anonimiteit heeft verzocht. Het gehele proces is tot nu toe volledig transparant verlopen.
Tot slot de samenwerking en dialoog met het Parlement: u weet dat ik continu hier mijn opwachting heb gemaakt om u op de hoogte te stellen van alle belangrijke kwesties op het gebied van het handelsbeleid en dat zal ik ook blijven doen. Het Parlement speelt een zeer belangrijke rol bij het evaluatieproces rondom de handelsbeschermingsinstrumenten. Uw verslag zal een centrale rol vervullen in het lopende herzieningsproces en ik zal de betreffende aanbevelingen zeer nauwkeurig bestuderen.
Ik dank u wederom voor de spreektijd vandaag en ik kijk ernaar uit om hier binnenkort weer aanwezig te zijn om alle aspecten van het handelsbeleid te bediscussiëren. Ik zal met alle plezier daarover verantwoording aan dit Parlement afleggen.
Christofer Fjellner, namens de PPE-DE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, commissaris Mandelson, de term “handelsbeschermingsinstrumenten” is veelzeggend: instrumenten om zich tegen handel te beschermen. Maar zich beschermen tegen handel is zowel duur als dom, en daarom zijn er maar weinig economen die het gebruik van die instrumenten steunen. Zo heb ik zelf meerdere keren in dit Parlement verteld over hoe consumenten bijvoorbeeld gedwongen worden een torenhoge prijs te betalen voor een beperkt producentbelang. Feit is echter dat wij ook in de toekomst een vorm van handelsbeschermingsinstrumenten zullen hanteren. Totdat we gemeenschappelijke, internationale mededingingsregelgeving hebben, zullen alle landen zich willen beschermen tegen wat zij zien als oneerlijke handel. Daarom vind ik dat we het instrument nu zo vorm moeten geven dat het legitiem is en door iedereen – producenten, importeurs, consumenten en alle lidstaten – als dusdanig opgevat wordt.
We moeten afstappen van de voorspelbare conflicten waarbij Noord tegenover Zuid staat en producenten tegenover importeurs en consumenten, want de conflicten zelf ondermijnen het vertrouwen in het instrument en dus ook in het Europese handelsbeleid. Willen we consensus bereiken over deze handelsbeschermingsinstrumenten, dan moeten we meer naar de mededingingswetgeving kijken. Iedereen die ik tegenkom eist bijvoorbeeld meer duidelijkheid, meer voorspelbaarheid en vooral minder politieke koehandel in deze kwestie. Ik begrijp hen, want het is eerlijk gezegd belachelijk dat de lidstaten maar enkele dagen krijgen om duizenden pagina’s te evalueren voor het besluit over antidumpingheffingen. Dat wij in Brussel een leger consultants hebben rondrennen die jagen op geruchten over voorstellen van de Commissie over nieuwe beschermmaatregelen is ook belachelijk, evenals de politieke koehandel, waarbij invoerheffingen op schoenen geruild kunnen worden voor vrijstellingen van arbeidstijdrichtlijnen, die op hun beurt weer geruild kunnen worden voor invoerheffingen op Noorse Zalm. Dit alles wijst erop dat wij een grondige herziening nodig hebben.
De wereld is bovendien veranderd. In hetzelfde tempo waarin de mondiale invoerheffingen vastgelegd en verlaagd worden, zetten meerdere van onze handelspartners instrumenten in om de invoer van goederen op een traditionele wijze te stoppen. Europa is de grootste speler op de wereldmarkt en moet daarom leiderschap tonen. Ik zou daarom willen afsluiten met u te vragen hoe we ervoor kunnen zorgen dat deze herziening geen herziening wordt die door iemand als Frédéric Bastiat omschreven zou worden als onze eigen ruiten ingooien.
David Martin, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sta positief tegenover het Groenboek omdat wij niet om een hervorming van onze handelsbeschermingsinstrumenten heen kunnen.
De overgrote meerderheid van de betrokken partijen is niet tevreden over de huidige situatie. De antidumping- en antisubsidieonderzoeken worden gekenmerkt door een gebrek aan transparantie, consistentie en objectiviteit. Daarnaast is het politieke karakter van die onderzoeken te groot en zijn zij niet berekend op de moderne economische realiteit die zich voortdurend aan moet passen aan de gevolgen van de globalisering.
Het is waarschijnlijk vrijwel onmogelijk om een volledig objectief proces te ontwikkelen. Er kunnen en moeten echter wel verbeteringen in de huidige onderzoeksprocedure aangebracht worden om het politieke karakter ervan te verminderen en te zorgen dat de belangen van alle Europese burgers optimaal worden gewaarborgd.
Om dit te bewerkstelligen, moeten wij, zoals de commissaris heeft aangegeven, het communautaire belang herdefiniëren en hieraan een groter gewicht toekennen. Indien wij willen dat de Europese Unie een grotere betekenis krijgt voor onze burgers, moeten wij concrete stappen ondernemen om ook voor hun belangen op te komen. Daarmee doel ik uiteraard op de bescherming van de werkgelegenheid tegen oneerlijke en mededingingsverstorende praktijken. Te vaak geven de beperkte belangen van een prominente groep producenten de doorslag en niet de belangen van de miljoenen consumenten die zouden kunnen profiteren van het globaliseringsproces. Naar hen wordt vaak niet geluisterd.
Wanneer er gekeken wordt naar het communautaire belang dient er ook meer rekening te worden gehouden met de mogelijke negatieve gevolgen voor Europese bedrijven die wereldwijd toeleveringsketens opzetten om concurrerend te kunnen opereren in een geglobaliseerde economie. Wat de antidumpingonderzoeken betreft, bestaat er bij de betrokken partijen alom grote ontevredenheid over de toegang die zij op dit moment hebben tot documenten, zelfs als het om niet-vertrouwelijke stukken en informatie gaat.
Het gebruik van landenanalogieën moet ook onder de loep worden genomen. Ik verwijs daarbij met name naar de schoenenzaak van vorig jaar, waarin de Braziliaanse economie werd gebruikt om een vergelijking met de Chinese economie te maken. In wezen zijn die twee economieën echter net zo verschillend als de prestaties van hun nationale voetbalelftallen.
Ik zou ook heel graag zien dat de Commissie onderzoekt hoe de handelsbeschermingsinstrumenten in de toekomst gebruikt kunnen worden om ecologische en sociale dumping tegen te gaan en om te zorgen dat er geen oneerlijke voordelen worden verkregen door milieuverontreinigende praktijken of door slechte arbeidsomstandigheden.
Gianluca Susta, namens de ALDE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het vraagstuk dat momenteel ter discussie staat, en waarvan ik achter de inhoud sta, is een krachtige oproep aan het Europese bestuur om, zonder terug te komen op zijn belofte om nieuw leven in de multilaterale dialoog te blazen, ervoor te zorgen dat de Unie, om markten open te stellen en regels vast te leggen die ontwikkeling bevorderen in plaats van het te blokkeren door tolvrije grenzen, geen eenzijdige actie onderneemt waardoor wij zwaarder worden gestraft dan we zouden willen, niet alleen met betrekking tot opkomende landen, maar ook met betrekking tot de meest ontwikkelde landen, in de eerste plaats de Verenigde Staten.
De opleving van concurrentie en consistentie aan de hand van de strategie van Lissabon, de openstelling van markten, de bescherming van consumenten, onder andere door de oorsprongsaanduiding op importproducten verplicht te stellen, het succes van de maatregelen die zijn aangenomen om te zorgen dat de vrije concurrentie goed functioneert; al deze elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. We benadrukken dat wij tegen een verkeerd gebruik van antidumpingmaatregelen zijn en tegen vormen van verborgen en niet overeengekomen protectionisme onder het mom van de bestrijding van oneerlijke concurrentie, waar wij door onze concurrenten overal ter wereld van worden beschuldigd. We willen er echter wel voor zorgen dat een hervorming van antidumpingmaatregelen door de Europese Unie niet als indirecte steun dient voor diegenen in de wereld die geen voorstander zijn van liberalisering.
In deze fase, en al een hele tijd, denk ik dat liberalisering en regelgeving, meer dan ooit tevoren, nauw moeten samenhangen met het belang van de markt zelf. De regels moeten echter objectief zijn, zoals het geval was bij het ontwerpen van de concurrentieregels, die duidelijk omschreven, toegankelijk, doeltreffend en eenvoudig toepasbaar zijn. Daarom moeten we het element van discretie bij de toepassing van beschermingsmaatregelen minimaliseren, en kleine en middelgrote bedrijven moeten in staat zijn om de regels daadwerkelijk te handhaven op het moment dat prijzen abnormale veranderingen ondergaan.
Mijnheer de commissaris, wij hopen dat het Europese leiderschap deze punten in overweging neemt, in de wetenschap dat Europa’s echte economie zich onderdeel wil voelen van een sterke gemeenschap, die ze aanmoedigt en aanspoort om de uitdagingen van een steeds sterker geglobaliseerde wereld aan te gaan, en deze tegelijkertijd beschermt tegen degenen die de regels schenden om op onrechtvaardige wijze hun eigen ontwikkeling na te streven ten koste van anderen.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik ben erg ingenomen met de opening van het debat over de hervorming van de beleidsinstrumenten van de Europese Unie op handelsgebied.
Het huidige systeem van handelsbeschermingsinstrumenten, dat al enkele decennia niet meer is gewijzigd, is niet langer doeltreffend genoeg om de negatieve gevolgen van de voortschrijdende mondialisering tegen te gaan. Aangezien deze kwestie te uitgebreid is om ze hier in detail te bespreken, zou ik de aandacht willen vestigen op de voornaamste aspecten die we zouden moeten wijzigen.
Ten eerste legt de Europese Commissie antidumpingheffingen op voor producten waarvoor kan worden aangetoond dat de prijs voor dat product op de Europese markt niet hoger ligt dan de productiekosten. De Commissie houdt hierbij in de eerste plaats rekening met productiefactoren als lonen, de kostprijs van materialen en energie. Ze gaat echter niet na of een bedrijf de kosten voor de sociale zekerheid van zijn werknemers betaalt en of het investeert in maatregelen ter bescherming van het milieu. Met het oog hierop kan slechts moeilijk worden vastgesteld of alle kosten in overweging werden genomen en dus ook of de kostprijs van het product, wanneer geen rekening wordt gehouden met deze factoren, al dan niet kunstmatig werd verlaagd.
Ten tweede is het vaak zo dat de relatief hoge prijzen van bepaalde producten afkomstig uit de Europese Unie – en bijgevolg hun zwakke concurrentiepositie op de wereldmarkt – het gevolg zijn van de zeer strenge normen waaraan bijvoorbeeld op het vlak van dierenwelzijn moet worden voldaan. De Europese Unie zou moeten eisen dat producten die in derde landen worden vervaardigd en op de Europese markt worden verkocht, aan dezelfde normen beantwoorden.
Ten derde gaat de Europese Commissie zeer voorzichtig te werk bij het toepassen van de zogenaamde vrijwaringsclausules die bedoeld zijn om de Europese markt tegen de plotse massale invoer van een bepaald soort product te beschermen. Deze instrumenten zijn echter veel sneller en gemakkelijker te gebruiken dan de antidumpingheffingen.
Ten slotte zou de Commissie ook moeten proberen om de periode tussen het opstarten van een bepaalde procedure en de tenuitvoerlegging van het gepaste beschermingsinstrument tot een minimum te beperken. Een dergelijke procedure neemt momenteel meerdere maanden in beslag, in het geval van antidumpingheffingen zelfs negen maanden. Dit heeft tot gevolg dat de Europese producenten enorme verliezen lijden.
Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Meneer de Voorzitter, vrijhandel deugt niet als die onrechtvaardig is en handelsbeschermingsinstrumenten vormen een poging deze rechtvaardiger te maken. Ik vind dat de Commissie wat te veel nadruk legt op multinationals en ik ben niet gerust op een herdefiniëring van het Gemeenschapsbelang. Ik wil duidelijk maken dat, als een in de EU gevestigde transnationale onderneming verwikkeld is in sociale dumping of milieudumping, zelf of via een zusteronderneming of toeleveringsbedrijven, zij niet gerekend kan worden tot het Gemeenschapsbelang enkel en alleen omdat ze in de EU geregistreerd is. Ze moet gestraft worden voor zulke praktijken.
Verder staan er in het Groenboek veel interessante vraagstukken waarover we moeten discussiëren, bijvoorbeeld toegenomen openheid en meer invloed van kleine ondernemingen en NGO’s. Één belangrijke dimensie ontbreekt echter: het Groenboek is niet groen genoeg. Ik mis de hele dimensie van milieudumping. Ik wil u herinneren aan paragraaf 11 van het verslag-Muscardini van oktober: “Het Europees parlement verzoekt de Commissie te bezien of het gewenst is de voorschriften voor het hanteren van handelsbeschermende maatregelen (antidumping, antisubsidie) ingrijpend te herzien in het kader van de WTO”. Dit met het doel het niet nakomen van wereldwijde overeenkomsten en afspraken over milieu en sociale vraagstukken op te nemen als een vorm van dumping of subsidie.
Als landen zwakke milieuwetgeving hebben of niet dezelfde milieubelastingen hebben als hun concurrenten, moet dit namelijk worden gezien als subsidiëring of dumping van productiekosten; met andere woorden, als regelrechte, ouderwetse dumping. Dat zal een groeiend probleem worden wanneer het wereldwijde ambitieniveau stijgt. Er mogen dan geen vrijhavens voor milieuvernietiging bestaan die de wereldwijde inspanningen voor het milieu ondermijnen. We moeten bijvoorbeeld een Kyototarief invoeren voor landen die zich niet aan het verdrag van Kyoto houden. Andere landen moeten voor de WTO gesleept worden; misschien winnen we, misschien verliezen we. Velen zien de WTO als een machtige organisatie, maar één ding is zeker: het klimaat heeft volstrekt maling aan de WTO en zal veranderen, ongeacht wat de WTO vindt, als we geen klimaatmaatregelen invoeren in het handelsbeleid.
Een laatste opmerking: als we nu uitgaan van solidariteit en een grens van 1 procent: wanneer moet Malta deze beschermingsmaatregelen dan kunnen toepassen en wanneer bereikt het meer dan 1 procent van de interne handel?
Béla Glattfelder (PPE-DE). – (HU) Vrijhandel werkt alleen als de regels in acht worden genomen. Dat is echter niet altijd het geval. Ten opzichte van de EU en de producenten van de EU worden steeds vaker unfaire handelspraktijken aangewend, de zogenaamde dumping. In verscheidene dumpingzaken is al bewezen dat in plaats van de consumenten de handelaren profiteren. Er bestaat geen gegronde reden voor de EU om de huidige handelsregels af te zwakken. Het is onacceptabel dat we de bedrijven straffen die in Europa zijn gebleven en hun Europese werkplekken hebben behouden, terwijl we de bedrijven die hun productie in landen buiten Europa hebben ondergebracht, belonen.
We moeten onszelf beschermen tegen oneerlijke concurrentie. We moeten de regels tegen oneerlijke handel niet versoepelen maar juist handhaven. Dit is met name van belang in het geval van landen die geen markteconomie zijn en waar bijvoorbeeld de staat op een ingewikkelde en onoverzichtelijke wijze exportbedrijven steunt. Bovendien besteedt China zijn exponentieel groeiende handelsinkomsten niet aan de opbouw van de democratie, het terugdringen van de armoede, aan het milieu of aan het verminderen van de uitstoot van CO2, maar aan bewapening. De defensie-uitgaven van China zullen dit jaar met 18 procent stijgen. Volgens de officiële gegevens zal dit neerkomen op een bedrag van 45 miljard dollar. Volgens sommige deskundigen op het gebied van veiligheidsbeleid wordt in werkelijkheid zelfs het drievoudige van dit bedrag besteed aan bewapening.
Geachte commissaris, het heeft weinig zin om Europese arbeidsplaatsen op te heffen om de wapenwedloop van China te steunen.
Kader Arif (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil onze collega’s Barón Crespo en Guardans Cambó bedanken voor hun initiatief tot deze mondelinge vraag aan de Commissie.
Onze handelsbeschermingsinstrumenten zijn namelijk een uiterst belangrijke zaak, niet alleen om ervoor te zorgen dat de Europese producenten doeltreffend beschermd worden tegen vormen van oneerlijke concurrentie, maar ook als het gaat om het bredere debat over de plaats van de Europese Unie in een gemondialiseerde economie en over de regels die zij voorstaat om deze te reguleren.
Hoewel de Europese Unie het multilaterale systeem van de WTO altijd heeft verdedigd, vind ik het nu op zijn minst verrassend dat de Commissie een dergelijke openbare raadpleging organiseert en een wellicht grootscheepse hervorming van de onze handelsbeschermingsinstrumenten overweegt, terwijl de onderhandelingen in de WTO over antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen nog niet ten einde zijn en de uitkomst daarvan van invloed zullen zijn op de wijze waarop deze instrumenten zullen worden gebruikt.
Ik wil de Commissie er graag aan herinneren dat zijzelf de opdracht heeft gegeven tot een studie naar de evaluatie van de Europese handelsbeschermingsinstrumenten en dat de conclusie hiervan was dat de huidige situatie zowel de meest verstandige als de meest effectieve oplossing is om aan de zorgen van alle partijen tegemoet te komen. Deze studie ondersteunt bovendien het idee dat er op dit moment geen zichtbare en dringende noodzaak is om de bestaande communautaire handelsbeschermingsinstrumenten te herzien of te wijzigen.
Ik zou dus willen weten welke concrete veranderingen de Commissie overweegt en hoe het Parlement in alle stadia van dat proces betrokken zal worden. Ik roep de Commissie dan ook deze verschillende punten in aanmerking te nemen in het kader van de komende debatten in de Raad en om rekening te houden met de mening van de afgevaardigden en de door haarzelf georganiseerde openbare raadpleging bij het opstellen van haar toekomstige voorstellen.
Leopold Józef Rutowicz (UEN). – (PL) Het Groenboek en het debat over de hervorming van de beleidsinstrumenten op handelsgebied zijn van cruciaal belang voor onze economie en zouden een aanzienlijke meerwaarde kunnen opleveren.
Het buitenlands handelsbeleid van de Europese Unie moet gepast kunnen reageren op elke verandering in de productie en de verkoop van goederen op de Europese en de internationale markt. Zo zou de Europese markt in het kader van overeenkomsten onder meer de aankoop van grondstoffen voor biobrandstoffen – een sector met veelbelovende afzetmogelijkheden – kunnen promoten, de invoer kunnen beperken en op die manier bijvoorbeeld de output van de suikerindustrie kunnen reduceren. We moeten gebruik maken van onze wederzijdse betrekkingen om de Europese leveranciers bij te staan die, in het kader van preferentiële of associatieovereenkomsten, een productie zouden kunnen opstarten die is afgestemd op onze behoeften.
Onze procedures met betrekking tot de antidumpingmaatregelen nemen te veel tijd in beslag en zijn niet doortastend genoeg. Ze berokkenen meer schade dan ze voordeel opleveren. In het geval van de ingevroren aardbeien uit China bijvoorbeeld heeft het meerdere jaren geduurd vooraleer de antidumpingmaatregelen een feit waren. Tegen die tijd waren veel boerderijen al in de problemen gekomen en op de fles gegaan. Het is van cruciaal belang dat we de doelmatigheid van de maatregelen aan een grondige analyse onderwerpen en de bestaande bureaucratische procedures drastisch verkorten. Vervolgens kunnen we duidelijke voorschriften opstellen en verantwoordelijkheden toekennen, zodat aanvragen in de toekomst snel kunnen worden afgehandeld.
De Europese Unie moet bovendien dringend de beginselen voor haar gemeenschappelijk handelsbeleid vastleggen om oneerlijke concurrentie op de externe markt te vermijden. De kwesties die ik net aan de orde heb gesteld, moeten op de voet worden gevolgd. Ik wil de afgevaardigden die aan dit debat hebben deelgenomen, graag van harte bedanken voor hun bijdrage.
Daniel Caspary (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, de Europese Unie moet heel goed overwegen hoe ze haar eigen belangen beter kan behartigen. Wanneer we te snel concessies doen, in de hoop daar later iets voor terug te krijgen, is dat zeker geen verstandige strategie. Met het oog op een vrije en faire mededinging moeten we juist eisen dat iedereen zich aan de regels houdt. Daarom mogen we onfaire handelspraktijken niet dulden, en zijn doelmatige handelsbeschermingsinstrumenten ongetwijfeld een essentieel onderdeel van de Europese strategie ter verbetering van onze concurrentiepositie. Daarom ben ik het volledig eens met de heer Glattfelder: we mogen bij de beschermingsinstrumenten niet nog meer water bij de wijn doen.
Mijnheer de commissaris, ik ben van mening dat het Groenboek op een bijzonder ongunstig moment komt, want we mogen niet vooruitlopen op de resultaten van de multilaterale onderhandelingen over de handelsbeschermingsinstrumenten die op dit moment plaatsvinden. Zolang deze onderhandelingen nog niet zijn afgerond, met succes – naar ik hoop – of zonder succes, mogen we in Europa geen hervormingen doorvoeren.
Het tweede punt is dat de bestaande instrumenten hun deugdelijkheid in principe hebben bewezen. De hervormingen moeten daarom gebaseerd zijn op het verbeteren van het bestaande systeem, als er al hervormingen nodig zijn.
We moeten een duidelijk onderscheid maken – zoals u terecht al zei – tussen echte dumping en prijsvorming op basis van de regels van de concurrentie. Antidumpingmaatregelen mogen natuurlijk niet worden misbruikt voor protectionistische doelen. Aan de andere kant mogen we de bescherming van de productie in Europa op de lange termijn niet ondergeschikt maken aan de belangen op de korte termijn van de consument, die misschien maar schijnbare belangen zijn. We moeten een procedure kiezen die garandeert dat alle gevallen zo objectief mogelijk worden beoordeeld, zonder dat de Raad kijkt naar specifieke nationale belangen. Ik ben er absoluut van overtuigd dat derde landen in de handel met ons intensief gebruik of zelfs misbruik maken van beschermingsinstrumenten, en dat wij onze instrumenten niet uit handen mogen geven.
Dat is met de bestaande regels allemaal mogelijk, zolang ze maar juist worden toegepast. Daarom doe ik een beroep op u om dit allemaal heel omzichtig aan te pakken, en ik raad u aan om de nieuwste versie van mijn ontwerpverslag over de strategie voor de externe handel te lezen, een boeiend document, waarin ik ook inga op de kwestie van de handelsbeschermingsinstrumenten.
Panagiotis Beglitis (PSE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil commissaris Mandelson van harte bedanken.
Mijns inziens blijkt uit het debat van vanavond dat de Europese Unie wat de strategie betreft intern verdeeld is. Volgens mij blijkt uit de toespraak van de heer Fjellner dat wij enerzijds te maken hebben met het Europa van de grote handelsnetwerken die de consumenten beschermen, en anderzijds met het Europa van de productieve krachten die het productie- en industrieweefsel, de werkgelegenheid en de werknemers beschermen. Wij moeten deze twee strategische benaderingen met elkaar zien te verzoenen. Dat is in het belang van de Europese Unie. Niemand wil de Europese Unie veranderen in een protectionistisch fort, maar het zou anderzijds een illusie zijn te geloven dat de Europese Unie ongewapend de uitdagingen en de negatieve gevolgen van de mondialisering tegemoet kan treden, dat zij ongewapend de praktijken van oneerlijke internationale handelsconcurrentie en de sociale en milieudumping van bepaalde opkomende economieën in de ontwikkelingslanden tegemoet kan treden.
Ik ben van mening dat het Groenboek dat de heer Mandelson heeft gepresenteerd, een goede grondslag is voor de verdere besprekingen. Wij hebben handelsbeschermingsmaatregelen nodig maar deze moeten wel efficiënt zijn. Zij moeten bijdragen aan de bescherming van de handelsbelangen van de Europese Unie en aan de bescherming van het beginsel van transparantie en snellere besluitvorming. Als wij met uw voorstel, mijnheer Mandelson, de richting uitgaan van betere instrumenten voor de verdedigingen van de handel van de Europese Unie, kunnen wij daarover een debat voeren en een positieve bijdrage leveren aan dit debat.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Vandaag debatteren we over het Groenboek van de Commissie dat de handelsbeschermingsinstrumenten van Europa in een veranderende wereldeconomie tot onderwerp heeft. In het communiqué zijn zorgen geuit over handelsbeschermingsinstrumenten die niet van invloed zouden zijn op hoge productiviteit. Daarin wordt ook melding gemaakt van de kwestie van het coördineren van de belangen van de Gemeenschap en die van een hoge productiviteit, importeurs, consumenten en zelfs de belangen van ontwikkelingslanden.
De geleverde cijfers laten zien dat de Verenigde Staten en India, bij het beschermen van hun markten, meer studies hebben geïnitieerd over de toepassing van handelsbeschermingsinstrumenten dan de EU. Het valt de EU moeilijk de strategie van Lissabon uit te voeren en nieuwe werkgelegenheid te scheppen, en er is een catastrofaal tekort aan gekwalificeerd personeel in de techniek en wetenschappers die nieuwe, concurrerende technologie kunnen ontwikkelen.
In de huidige situatie mogen onder geen beding handelsbeschermingsinstrumenten worden afgezwakt, omdat dat de huidige productiviteit van de EU zou verstikken, met name voor KMO’s en vooral in de nieuwe lidstaten.
Daarnaast wil ik er bij de Commissie op aandringen om snel antidumpingonderzoek uit te voeren, omdat de vertraging daarvan al heeft geleid tot het faillissement van de Litouwse telescopenfabrikant ‘Ekranas’.
Francisco Assis (PSE). – (PT) Mijnheer Mandelson, dit initiatief van de Commissie is alleen al lovenswaardig omdat het een debat opent over een kwestie die zo complex is dat zij niet in aanmerking komt voor gemakkelijkheidsoplossingen. Bepaalde Europese sectoren voelen zich aangetrokken tot de demagogische en populistische oplossingen van degenen die van oordeel zijn dat een eenvoudig antwoord volstaat om dit probleem op te lossen. Hun antwoord kan dan wel eenvoudig zijn, maar het is verkeerd.
Waar het om gaat is hoe de Europese Unie de instrumenten die zij tot haar beschikking heeft om de Europese handel te beschermen, moet aanwenden om enerzijds te waarborgen dat deze in overeenstemming zijn met de voorschriften inzake eerlijke handel en anderzijds actief te kunnen deelnemen aan het proces voor de regulering van de internationale handel.
Het Europees economisch en sociaal model moet beschermd worden, maar dit streefdoel mag in geen geval ontaarden in protectionisme. Dat is thans de belangrijkste taak waar de Europese Unie voor staat.
Wij hebben reeds kunnen vaststellen dat er binnen de Europese Unie zelf op dit vlak natuurlijke meningsverschillen en tegenstrijdige belangen bestaan. De belangen van de fabrikanten vallen niet noodzakelijk samen met die van de grootste importeurs en de onmiddellijke belangen van de consument vallen op hun beurt niet noodzakelijk samen met die van de fabrikanten en de importeurs. Daarom is een richtsnoer nodig dat onveranderlijk geënt is op het volgende hoofdbeginsel: hoe kan de Europese Unie op actieve, ernstige en intelligente wijze deelnemen aan het proces voor de regulering van de internationale handel? In deze context moet de Unie in het kader van de Wereldhandelsorganisatie bepaalde basiswaarden die aan haar wezen ten grondslag liggen, projecteren naar het internationale toneel, met name het gelijktijdige streven naar een concurrerende economie en een maatschappij die blijk geeft van een grotere solidariteit en meer cohesie, en die bijzondere aandacht besteedt aan de bescherming van bepaalde essentiële milieuwaarden.
Dat is de uitdaging waar de Europese Unie thans voor staat. Daarom vind ik het een goede zaak dat de Commissie dit debat aanzwengelt.
Benoît Hamon (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou op mijn beurt de Commissie willen bedanken voor het aanzwengelen van het debat over de handelsbeschermingsinstrumenten van de Unie. Staat u mij toe mijn collega, Ignasi Guardans Cambó, te feliciteren met het feit dat hij ons de gelegenheid heeft geboden hier vandaag over te debatteren.
Hetgeen mij opvalt in de vragenlijst van de Commissie, of meer in het algemeen, in haar hele denken over het handelsbeleid, is het ontbreken van iedere verwijzing naar de kwestie van de wisselkoersen tussen de euro en de munten van onze belangrijkste handelspartners. Mijnheer Mandelson, hoe kunt u de handelsbelangen van de Europese Unie doeltreffend behartigen terwijl de verhoudingen tussen de euro en de dollar, tussen de euro en de yuan, en tussen de euro en de yen zijn zoals ze zijn?
Neem bijvoorbeeld de luchtvaartindustrie, die met haar plannen voor ontslagen en bezuinigingen en haar dreiging met uitbesteding en verplaatsing van werk in het middelpunt van de belangstelling staat: een verandering van tien procent in de wisselkoers tussen de euro en de dollar staat gelijk aan een verlies of winst van een miljard euro in de jaarcijfers van Airbus. Is de competitieve devaluatie door onze concurrenten niet het meest treffende voorbeeld van dumping? Het resultaat is dat het voor Airbus, parel van de Europese industrie, nu noodzakelijk is geworden om een deel van zijn vliegtuigen buiten de eurozone te produceren om met Boeing te kunnen concurreren. En bedankt!
Ik wil de heer Mandelson aanmanen zich tot de Europese Centrale Bank te wenden en er vandaag voor te zorgen dat deze niet alleen haar verantwoordelijkheid neemt als de euro in waarde daalt, maar ook als deze in waarde stijgt. Wordt het niet eens tijd dat de Raad en de Commissie, in het kader van de bevoegdheden die hun krachtens artikel 111 van het Verdrag zijn toegewezen, eindelijk hun verantwoordelijkheid nemen opdat wij ons iets kunnen verschaffen waar we niet zonder kunnen, namelijk de grote lijnen van een wisselkoersbeleid?
Peter Mandelson, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als ik goed heb gerekend, is 85 procent van de sprekers voorstander van deze herziening en daarom doet het mij deugd dat ik die herziening aan de Commissie heb voorgesteld. Ik hoop dat dit voorstel, samen met de zeer zinnige en in het algemeen zeer evenwichtige bijdragen aan dit debat ook door de Raad en het voorzitterschap zullen worden opgemerkt. Ik weet niet of zij hier vanavond vertegenwoordigd zijn. Het lijkt er niet op. Enfin, ik ben ervan overtuigd dat deze boodschap ook tot hen zal doordringen.
Los van de positieve houding ten opzichte van die herziening bestaan er wel verschillen over de vraag of die herziening al dan niet gebruikt moet worden om de bestaande handelsbeschermingsinstrumenten af te zwakken. Ik moet zowel de voor- als tegenstanders van een verzwakking teleurstellen aangezien deze herziening noch het verzwakken noch het versterken van de huidige instrumenten beoogt. Het doel is namelijk om duidelijke en consequente regels op te stellen waarover in de hele Unie consensus bestaat. Ik ben er nog niet helemaal van overtuigd dat wij op dit moment het juiste evenwicht hebben gevonden. Dat is ook de reden voor de controverse en voor het gebrek aan consensus en solidariteit in en tussen de lidstaten dat wij onlangs in een aantal gevallen hebben kunnen constateren. Het is mijn verantwoordelijkheid om de noodzakelijke maatregelen te nemen om die solidariteit waar mogelijk te herstellen en te zorgen dat wij allemaal weer op één lijn komen te zitten.
Uiteraard worden wij met permanente dilemma’s geconfronteerd bij het handhaven en toepassen van de regels. De legitieme bescherming van de ene persoon wordt door een andere persoon als protectionisme aangemerkt. Daarom dient de oordeelsvorming plaats te vinden op basis van objectieve analyses door de Commissie.
Ik heb echter ook de oproep van veel afgevaardigden in dit Parlement gehoord voor een antidumpingsysteem dat duidelijk, transparant en objectief is. Ook heb ik de kritiek gehoord over de duur en het gebrek aan efficiëntie van het proces. Tot slot heb ik ook degenen gehoord die van mening zijn dat er meer aandacht aan milieuaspecten gegeven moet worden.
Ik twijfel of ik ooit een instrumentenpakket zal kunnen ontwikkelen dat ons in staat stelt om onze handelsbescherming te gebruiken voor het aanpakken van de opwarming van de aarde of voor het tegengaan van de mondiale klimaatverandering. Als de afgevaardigden van dit Parlement graag willen dat wij die uitdaging aangaan, zullen wij dat natuurlijk doen, maar ik ben er niet zeker van of wij in die opdracht zullen slagen. Ik ben er ook niet helemaal zeker van dat wij erin zullen slagen om de handelsbeschermingsinstrumenten te gebruiken in dienst van het wisselkoersbeleid.
Ik ben de sprekers die belangrijke punten aan de orde hebben gesteld, zeer dankbaar. Zelf ben ik van mening – en nu kom ik weer terug bij de eerste spreker van dit debat – dat als wij daadwerkelijk willen streven naar een duurzame economische openheid in Europa (en ik ben daar zelf voorstander van) er één belangrijke voorwaarde is: wij moeten er dan namelijk voor zorgen dat de Europese burgers erop kunnen vertrouwen dat iemand voor hun belangen opkomt als er sprake is van oneerlijke bedreigingen of van negatieve gevolgen door mededingingsverstorend gedrag van anderen. En die iemand, dat zijn wij. Dat is de fundamentele en steeds groter wordende rol van de Europese Unie en de Europese Commissie in dit mondiale tijdperk. Dat maakt onze taak er niet gemakkelijker op, maar het is wel een noodzakelijke en belangrijke taak. Persoonlijk wil ik deze verantwoordelijkheid graag op een eerlijke, objectieve en onpartijdige wijze invullen.
De Voorzitter. Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaring (artikel 142)
Tokia Saïfi (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De Europese Commissie heeft een groenboek goedgekeurd om een openbare raadpleging in gang te zetten over de handelsbeschermingsinstrumenten van de Europese Unie in een veranderende wereldeconomie. Deze openbare raadpleging zou het pad moeten effenen voor voorstellen van de Commissie met het oog op hervorming van haar handelsbeschermingsinstrumenten (antidumping-, antisubsidie- en vrijwaringsmaatregelen).
Dit hervormingsproject moet evenwel voorzichtig worden aangepakt. De Europese Unie moet niet eenzijdig en overhaast te werk gaan, want iedere herziening van haar instrumenten moet plaatsvinden binnen het wettelijk kader van de lopende onderhandelingen over de multilaterale regels met betrekking tot de handelsbeschermingsinstrumenten in het kader van de Doha-ronde. Behalve dat de Commissie niet uit de pas mag lopen met de WTO-agenda, moet zij ook absoluut in aanmerking nemen dat de liberalisering van de handel deze beschermingsinstrumenten onmisbaar maakt.
Kenmerkend voor de handelsbeschermingsinstrumenten is dat ze slechts met mate worden ingezet; het zijn dan ook geenszins de belemmeringen waar de liberalen ze voor houden of de wapens van de protectionisten. Het zijn namelijk doeltreffende reguleringsinstrumenten om op de internationale handelsmarkten de voorwaarden voor eerlijke concurrentie te herstellen en om de negatieve gevolgen van illegale praktijken voor de communautaire industrie en voor de groei en de werkgelegenheid in Europa te beperken.