De Voorzitter. Aan de orde is het vervolg op de Verklaring van Berlijn.
Staat u mij toe hierover een korte opmerking te maken. Op 17 januari kwam de voorzitter van de Europese Raad – die ik van harte welkom heet in ons midden – naar ons Parlement om haar programma te presenteren.
Op 13 februari, mevrouw de bondskanselier, was u ook aanwezig toen ik mijn programma uiteenzette. En vandaag doet u verslag van de Verklaring van Berlijn van 25 maart. Dus kan ik constateren dat u – terwijl u nog niet eens op de helft van uw voorzitterschap bent – reeds voor de derde keer het Europees Parlement bezoekt, wat ons veel deugd doet. Daarvoor wil ik u namens alle leden van dit Parlement hartelijk en oprecht bedanken.
(Applaus)
De fractievoorzitters zullen nu hun oordeel geven over de Verklaring van Berlijn. Uiteraard wil ik daar niet op vooruitlopen, maar toch wil ik één ding zeggen, namelijk dat u, mevrouw de bondskanselier, en uw medewerkers tijdens de voorbereidingen van de Verklaring van Berlijn voortdurend beschikbaar waren voor het Europees Parlement, voor de Voorzitter van het Parlement en voor diens bevoegde vertegenwoordigers teneinde zoveel mogelijk rekening te houden met onze ideeën, zo goed en zo kwaad dat ging als voorzitter van een groep van 27 regeringen.
Zelf heb ik me strikt gehouden aan het besluit van de Conferentie van voorzitters – ik heb het tot in detail geprobeerd te eerbiedigen – en heb de verantwoordelijke leden van de Commissie constitutionele zaken voortdurend op de hoogte gehouden en geraadpleegd, net als het Bureau en de Conferentie van voorzitters.
Het debat kan nu beginnen. Ik heet niet alleen de voorzitter van de Europese Raad, bondskanselier Angela Merkel, van harte welkom, maar ook de heer José Manuel Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie.
(Applaus)
Angela Merkel, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte voorzitter van de Commissie, geachte leden van het Europees Parlement, geachte dames en heren, het doet mij plezier het Parlement nogmaals te kunnen bezoeken, dit keer in Brussel. De eerste helft van het Duitse voorzitterschap zit er nu zo’n beetje op, en na afgelopen weekend menen wij te kunnen zeggen dat we flinke vorderingen hebben gemaakt op het terrein van de twee belangrijke taken die ons gedurende dit halfjaar wachten.
Dat is in de eerste plaats het energie- en klimaatbeleid. Daarover heeft de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Steinmeier, reeds verslag gedaan aan het Europees Parlement. Op dit punt wil ik nogmaals benadrukken dat de Raad op dit belangrijke terrein van het energie- en klimaatbeleid er op basis van de voorstellen van de Commissie in is geslaagd om belangwekkende conclusies te formuleren, waarmee hij heeft laten zien dat de Europese Unie op dit terrein slagvaardig weet op te treden. Dat is daarom zo belangrijk omdat wij uiteraard weten dat Europa hierin alleen een voortrekkersrol kan spelen indien het in staat is om zichzelf ook ambitieuze doelen te stellen. We weten uiteraard dat het bereiken van die doelen meer werk vergt, maar dat is normaal in de politieke praktijk: je zet een stap en als die stap geslaagd is, volgen er meer. Maar de geest waarin we erin zijn geslaagd om het eens te worden over 20 procent verbetering van de energie-efficiëntie in 2020, alsmede over bindende doelstellingen ten aanzien van de verhoging van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen tot 20 procent, zou ons in staat moeten stellen om één front te vormen in de internationale onderhandelingen die voor de deur staan en om de lidstaten zover te krijgen dat deze de genoemde percentages tot hun individuele doelstellingen maken. Dat is onze volgende taak. Daarom maak ik van deze gelegenheid gebruik om het Parlement te verzoeken ons hierin te steunen. We hebben op dit punt al veel steun ondervonden, en ik weet zeker dat de Raad met uw aanmoedigingen de noodzakelijke conclusies zal weten te formuleren.
(Applaus en luidkeelse interrupties)
Nu over de tweede belangrijke stap die wij vorig weekend hebben gezet. In de Verklaring van Berlijn kwam enerzijds tot uitdrukking wat voor succesverhaal de Europese Unie is en anderzijds voor welke enorme taken wij samen nog staan.
Allereerst wil ik de Voorzitter van het Europees Parlement, de heer Pöttering, en tevens alle fractievoorzitters hartelijk danken, want het is een triomf dat de Verklaring van Berlijn is ondertekend door het Parlement, de Commissie en de leden van de Raad. Ik vind het gevoel dat deze Verklaring van Berlijn door onze samenwerking mogelijk is gemaakt op zichzelf al waardevol, omdat hieruit blijkt dat alle betrokkenen zich samen willen inzetten voor de toekomst van Europa. Als we naar de Verklaring van Berlijn kijken, zien we dat de definitie van onze gemeenschappelijke waarden daar een belangrijk deel van uitmaakt. Er staat ook in, in zeer ambitieuze bewoordingen, dat wij een ideaal ten aanzien van de Europese maatschappij delen en dat wij gezamenlijk zullen werken aan de verwezenlijking hiervan. Dit maatschappelijk ideaal rust op waarden die ons na aan het hart liggen, namelijk vrijheid, solidariteit en gerechtigheid. Iedere dag opnieuw wordt ons gevraagd hoe wij dat concreet gestalte denken te geven, en daarom werd ik diep geraakt door de manier waarop de Parlementszitting van vandaag begon, namelijk met een scherp geformuleerde verklaring van het Parlement en diens leden over de situatie in Zimbabwe. In mijn rede in Berlijn van afgelopen zondag heb ik duidelijk gemaakt dat we niet onverschillig mogen raken jegens het lot van de mensen in Darfur.
(Applaus)
Dat mogen wij niet zomaar langs ons laten afglijden, maar we moeten er iets aan doen. Als voorzitter van de Raad zullen wij weliswaar alles in het werk stellen om hardere resoluties aangenomen te krijgen in de VN-Veiligheidsraad zodat we op dit punt eindelijk vooruitgang kunnen boeken, maar we moeten ook nadenken over eventuele sancties van de kant van de Europese Unie als dit in de Veiligheidsraad onmogelijk blijkt. Wij moeten namelijk slagvaardig optreden en werkelijk iets doen aan deze kwestie.
(Applaus)
Ik heb zondag ook duidelijk gemaakt dat wij ons ervan bewust zijn dat 25 maart de onafhankelijkheidsdag van de Republiek Belarus is en dat wij – ik denk wij allemaal – onze vrienden in Belarus willen zeggen dat ook zij recht hebben op verwezenlijking van de Europese idealen voor henzelf en dat wij hen heel bewust zullen steunen bij het begaan van deze weg.
(Applaus)
Ik wil de gelegenheid die u mij vanmiddag in uw Parlement biedt ook aangrijpen om te zeggen dat wij in de Europese Unie Iran heel duidelijk willen maken dat de gevangenneming en detentie van vijftien Britse matrozen volstrekt onaanvaardbaar is. Ook hierin zijn wij onvoorwaardelijk solidair met onze Britse vrienden.
(Applaus)
Dit laat ook zien dat wij sterk zijn als we de handen ineenslaan. Er zijn veel zaken die wij slechts samen kunnen bereiken. Omgekeerd geredeneerd betekent dit dat, als wij vinden dat wij ons als lidstaten van de Europese Unie in moeilijke fasen voor elkaar verantwoordelijk moeten voelen, wij ook dienen samen te werken op zoveel mogelijk terreinen. Integratie, onderlinge steun in moeilijke situaties en solidariteit kunnen we alleen verwachten als ieder land zich tot op zekere hoogte ook bekommert om de belangen van de anderen. Door dit beginsel dienen we ons te laten leiden bij alle lastige politieke besluiten die in het verschiet liggen.
In de Verklaring van Berlijn hebben wij ons op de toekomst gericht en gezegd dat wij twee dingen willen doen. Het eerste is dat wij – zoals wij het in de Verklaring van Berlijn hebben uitgedrukt – de Europese Unie voor het jaar 2009 een 'vernieuwde gemeenschappelijke basis' willen geven. Hoewel ik weet dat de grote meerderheid van het Europees Parlement hier voor is – en voor die steun wil ik u bedanken – wil ik nogmaals het volgende benadrukken: als wij er voor de Europese verkiezingen van 2009 niet in slagen om de bevolking duidelijk te maken dat wij de Europese Unie kunnen uitbreiden, hoeveel leden de volgende Commissie zal hebben, dat het energiebeleid onder de verantwoordelijkheid van Europa valt, dat wij met betrekking tot vraagstukken van binnenlandse veiligheid en juridisch beleid op basis van meerderheidsbeslissingen op een manier hebben samengewerkt die is ingegeven door de omstandigheden …
(Applaus)
… dan zullen de verkiezingen de afstand tussen de Europese instellingen en de Europese burger alleen maar vergroten. Daarom is het ook zo belangrijk dat wij allen blijk geven van ons vermogen om gezamenlijke oplossingen te vinden. De Duitsers hebben een mandaat gekregen om hiervoor een routekaart te presenteren. Ik wil hier onderstrepen dat wij niet met een oplossing voor het probleem zullen komen, maar deze routekaart moet de richting aangeven die wij dienen in te slaan. Wij zullen hier met verve aan werken, maar ik wil het Parlement ook vragen om ons te blijven steunen tijdens dit proces, want ik kan u verzekeren dat wij alle hulp heel goed kunnen gebruiken.
(Applaus)
Nu wij in de Verklaring van Berlijn gezamenlijk hebben uiteengezet wat de toekomstige taken van de Europese Unie zijn, zijn er nog verscheidene zaken die moeten gebeuren tussen nu en de top van juni. Daar wil ik nu kort op ingaan, maar niet voordat ik heb gezegd hoezeer het mij deugd doet dat er al enkele successen zijn geboekt door de grote bereidheid tot het sluiten van compromissen van de kant van alle lidstaten. Het is een goede zaak – en vooral in het belang van de burgers – dat uw Parlement nu kan debatteren over roamingtarieven, dat het betalingsverkeer tussen de Europese landen wordt vereenvoudigd, dat het – met uw hulp – mogelijk is geweest om middelen voor de landbouw vrij te maken en dat wij enige vooruitgang hebben geboekt in de zogeheten Open Skies-overeenkomst, dat wil zeggen in de verbetering van het vliegverkeer tussen Europa en Amerika. Op dergelijke praktische punten nemen de mensen ons de maat. Daarom ben ik ook zo blij dat wij vooruitgang hebben weten te boeken op deze punten, en ik hoop dat wij nog verdere vorderingen zullen maken voor het einde van ons voorzitterschap.
Er liggen nu drie belangrijke topconferenties in het verschiet. Allereerst de EU/VS-top op 30 april, waarop wij het trans-Atlantisch economisch partnerschap willen verdiepen. De vorderingen op het terrein van het vliegverkeer zijn een stap in de goede richting, maar we weten dat we veel meer synergie tussen Europa en de Verenigde Staten van Amerika kunnen bewerkstelligen. Ik wil de Commissie en ook de leden van het Europees Parlement die dit steunen heel hartelijk danken. Het thema trans-Atlantisch economisch partnerschap is nieuw leven ingeblazen, en wij hebben er alle vertrouwen in dat wij tijdens deze top eind april tot tastbare resultaten kunnen komen.
Nu mijn tweede punt, namelijk dat het onderwerp energie en klimaatverandering vanzelfsprekend op de agenda van deze top zal staan. We weten dat de Europese Unie op dit terrein enkele bijzonder ambitieuze ideeën heeft, en wij zullen proberen steun te verwerven voor deze ideeën en deze wereldwijd aanvaard te krijgen. Ik ben er vrij zeker van dat opkomende economieën en ontwikkelingslanden zich alleen bij ons zullen aansluiten als de geïndustrialiseerde landen zichzelf gezamenlijk ambitieuze doelen stellen. Daarom zullen wij hiervoor steun proberen te verwerven. Ik zeg bewust 'steun verwerven', omdat u allen weet dat dit enorm veel moeite kost. We kunnen niet te veel beloven in dit stadium.
Hoewel dit er los van staat, zullen we de EU/VS-top ook gebruiken om enig voorbereidend werk te doen voor de G8-top in juni in het Duitse Heiligendamm, en wij hebben als Duits voorzitterschap van de G8 voor begin mei een bijeenkomst van de sherpa’s op touw gezet, dus niet alleen van de lidstaten van de G8, maar ook van de vijf zogeheten 'outreach-landen', te weten China, India, Brazilië, Mexico en Zuid-Afrika. Bij die gelegenheid zullen wij de technologische aspecten van de klimaatverandering bespreken, vooral met het oog op de uitwisseling van nieuwe technologieën en innovaties, en daarmee de G8-top nog eens heel specifiek voorbereiden op het onderwerp klimaatverandering en energie.
In mei zal er eveneens een top plaatsvinden tussen de Europese Unie en Rusland. Wij achten niet alleen het trans-Atlantisch partnerschap, maar ook het strategisch partnerschap met Rusland van het allergrootste belang. Ik hoop dat wij de hindernissen kunnen overwinnen die de Commissie nog steeds weerhouden van het voeren van onderhandelingen met Rusland – overigens ben ik de Commissie zeer erkentelijk dat zij hier zo vreselijk hard en vol toewijding aan werkt – want de onderhandelingen over een nieuwe partnerschapsovereenkomst zijn uiteraard van essentieel belang, vooral met betrekking tot de energievoorzieningszekerheid en het energiepartnerschap. Daarom is de top EU/Rusland die in het Russische Samara zal plaatsvinden van het allergrootste belang.
Dan hebben we ook nog de top van de Europese Unie en Japan, waarop wij ons met name zullen bezighouden met de verbetering van onze economische samenwerking, want de mensen in Europa zullen ons allen, die Europa vertegenwoordigen, afmeten aan de vraag of wij voor de komende decennia weten te waarborgen wat Europa sterk heeft gemaakt, namelijk een waardengemeenschap, een gemeenschap van mensen wier individuele waardigheid wordt beschermd en die de bevolking welvaart en sociale samenhang heeft gebracht.
In mijn rede in Berlijn heb ik gezegd dat wij de verantwoordelijkheid hebben om Europa en onze idealen actief aan de wereld te presenteren en anderen te overtuigen van onze ideeën. Dat bereiken we niet door af te wachten hoe de zaken zich ontwikkelen, door onszelf te isoleren of door ons te concentreren op onze eigen problemen. Nee, dat bereiken we alleen door actief steun te verwerven voor onze eigen waarden en ideeën. Europa kan dit alleen bereiken indien het in staat is slagvaardig op te treden, als het niet voortdurend met zichzelf bezig is en als het zichzelf niet in de weg staat. Daarom is het zo belangrijk dat wij onze slagvaardigheid zo snel mogelijk herstellen, zodat Europa kan waarborgen dat de bevolking van deze Europese Unie een veilige en vrije toekomst kan verwachten, want daar heeft zij recht op. Dat is het doel dat ons verenigt. Dank u voor uw aandacht.
(Langdurig applaus)
De Voorzitter. Hartelijk dank voor uw verslag, mevrouw de bondskanselier en voorzitter van de Europese Raad. Uit het applaus is wel gebleken dat het Europees Parlement uw grote politieke inzet voor Europa bijzonder waardeert.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst: ik ben verheugd over de eerste verklaringen van de Voorzitter van het Parlement ten aanzien van Zimbabwe en Darfur en ik steun deze ten zeerste. De schendingen van de mensenrechten die daar plaatsvinden zijn niet acceptabel. Namens de Commissie veroordeel ik deze mensenrechtenschendingen hartgrondig en doe ik een beroep op de regeringen van de betrokken landen om de mensenrechten van hun burgers te respecteren.
(Applaus)
Afgelopen weekend waren het Europa van het verleden en het Europa van de toekomst in Berlijn met elkaar verbonden. Zoals in de verklaring staat, vierden we wat we de afgelopen vijftig jaar in Europa hebben bereikt: vrede, vrijheid en solidariteit. En een welvaartsniveau waar de meest optimistische founding father niet van had kunnen dromen. Als gevolg van een gelukkige samenloop van historische omstandigheden vierden we onze eenheid in Berlijn, de stad die symbool stond voor een verdeeld Europa en die nu het symbool is van dit nieuwe, uitgebreide en verenigde Europa van zevenentwintig lidstaten en bijna vijfhonderd miljoen burgers. De festiviteiten in Berlijn waren een zeer inspirerend moment voor Europa. Ik spreek namens velen die daar aanwezig waren wanneer ik zeg dat we een Europees besef deelden.
De Verklaring van Berlijn, waarmee de Europese instellingen en de lidstaten zich opnieuw verbinden aan de Europese waarden en de Europese doelstellingen voor de eenentwintigste eeuw, bleek een waardige afspiegeling van deze gebeurtenis. Ik was zeer verheugd dat de verklaring, die voortkwam uit een voorstel dat de Commissie in mei 2006 heeft gedaan, een passende, centrale rol tijdens de festiviteiten kreeg.
Ik wil bondskanselier Merkel en het Duitse voorzitterschap gelukwensen met de beslissende rol die zij bij dit grote Europese succes hebben gespeeld. Bondskanselier Merkel, ik ben ervan overtuigd dat uw persoonlijke toewijding, uw persoonlijke geschiedenis en uw begrip voor het belang van vrijheid in uw land en in Europa, doorslaggevend waren bij het scheppen van dat besef bij alle leiders in Berlijn.
(Applaus)
Ik was tevens erg trots toen ik de vertegenwoordigers van de drie Europese instellingen de verklaring zag ondertekenen. De aanwezigheid van het Europees Parlement is een teken van de volwassenheid van onze Unie en dat mag benadrukt worden. Ik moet tevens de uiterst verdienstelijke rol prijzen die Voorzitter Pöttering namens het Parlement heeft gespeeld in de aanloop naar de totstandkoming van de Verklaring van Berlijn.
Ik wil vandaag voor dit Parlement twee zaken bespreken. Laat ik beginnen bij het benadrukken van het succes van het tweesporenbeleid. Tijdens de twee bijeenkomsten van de Europese Raad van maart is de werking van het tweesporenbeleid zichtbaar geworden. Op de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad werd de wil getoond om resultaat te boeken op het gebied van energie en in de strijd tegen klimaatverandering. Uit de Verklaring van Berlijn werd duidelijk dat de wens bestaat om voor de Europese verkiezingen in 2009 overeenstemming over een institutionele overeenkomst te bereiken. Hieruit blijkt dat het onjuist is om te vrezen voor een botsing tussen een pragmatische benadering en een politieke visie. Integendeel, deze inzet voor het tweesporenbeleid is de juiste benadering. Aan de ene kant zal dit leiden tot resultaten en het herscheppen van het politieke momentum om het institutionele probleem op te lossen. Aan de andere kant, voor nog betere resultaten, moeten de instellingen efficiënter, democratischer en transparanter functioneren. Een succesvol Europa is gebaseerd op een politieke visie waarin constructief pragmatisme als uitgangspunt geldt, ontwikkeld voor de behoeften van onze burgers en bedoeld om te voorzien in Europese oplossingen voor Europese problemen.
We hebben vanwege de grote internationale uitdagingen die Europa de komende jaren te wachten staan tevens een aangepast verdrag nodig. Enkel samen, op een meer effectieve wijze, kan de Europese Unie de uitdagingen van de globalisering aan. Het is overduidelijk dat zelfs de grootste lidstaat klimaatverandering, energiezekerheid of massale immigratie niet alleen kan aanpakken. De grote lidstaten kunnen niet alleen een antwoord formuleren op de toegenomen economische concurrentie als gevolg van de globalisering. We moeten het samen doen, in een sfeer van oprechte solidariteit. Ik denk dat dit de boodschap is die Berlijn ons heeft gebracht en dat deze boodschap nu vertaald is in een gelijke inzet om voor de verkiezingen van 2009 een oplossing te vinden voor de institutionele kwestie.
(Applaus)
De Commissie is om nog een reden grote voorstander van een snelle institutionele overeenkomst die tegelijkertijd van ambitie getuigt. Het lijdt geen twijfel dat het mislukken van het ratificatieproces van het Grondwettelijk Verdrag een blijvende schaduw van vertwijfeling over de Europese Unie heeft geworpen. Zelfs op het moment dat er significante resultaten worden geboekt, zoals tijdens de Voorjaarsraad, is er altijd weer die twijfel, dat negativisme, dat pessimisme, die scepsis. We worden steeds weer geconfronteerd met een vraag die een antwoord verdient: "Hoe kunnen jullie ons ervan overtuigen" vragen de grootste sceptici, "dat jullie het menen met het aanpakken van die internationale kwesties wanneer jullie er niet eens in slagen de problemen met jullie eigen beleid en de instellingen waar jullie werken op te lossen?" Hoe geloofwaardig zijn de Europese instellingen en de Europese leiders wanneer ze geen consensus kunnen bereiken over deze kwesties?
Ik ben er daarom van overtuigd dat we in dit opzicht vooruitgang moeten boeken. Indien het niet lukt om het eens te worden over een institutionele overeenkomst, dan resulteert dat in verdeeldheid die onze gemeenschappelijke waarden zou kunnen bedreigen. De Europese geschiedenis zou ons eraan moeten herinneren dat we grote verworvenheden als vrede, democratie, vrijheid en solidariteit nooit als vanzelfsprekend kunnen beschouwen. Niemand zou deze verworvenheden als vanzelfsprekend moeten beschouwen. We moeten onze ontwikkeling voortdurend bevorderen in termen van politiek en gemeenschappelijke waarden. Indien we deze waarden – de onschendbare waardigheid van het individu, vrijheid, rechtvaardigheid en solidariteit: al deze waarden die van ons een politieke gemeenschap en een unie maken, en niet slechts een gemeenschappelijk markt – die we hebben genoemd in onze verklaring, willen vasthouden en beschermen, dan moeten we de instellingen van onze rechtsgemeenschap hervormen.
Het behoud van onze gemeenschappelijke waarden is een voortdurend proces wat ik "het onvoltooide Europese avontuur" noem. Voor een beter Europa hebben we betere instellingen nodig die voor betere resultaten kunnen zorgen. Ik ben ervan overtuigd dat de politieke wil bestaat en dat het nu tijd is op dat gebied ook resultaat te boeken.
Tijdens de informele top na de festiviteiten heb ik de lidstaten verzocht het momentum gedurende de komende maanden vast te houden. Ik heb de nationale regeringen om actieve samenwerking verzocht. Alle lidstaten hebben het Verdrag ondertekend dat als gevolg van de negatieve uitslag van twee referenda onmogelijk geratificeerd kon worden. De belofte die is gedaan verplicht echter alle lidstaten op een constructieve manier samen te werken aan een gemeenschappelijke oplossing. Als voorzitter van de Commissie is het mijn verantwoordelijkheid de nationale regeringen aan te sporen de komende maanden een stapje extra te doen en het Duitse voorzitterschap te steunen bij zijn zeer zwaarwegende pogingen tot een oplossing te komen.
(Applaus)
Laat ik de boodschap herhalen die ik aan de Europese staatshoofden en regeringsleiders in Berlijn overgebracht heb. Wanneer we spreken over Europa, is het voor de toekomst van de Europese Unie van belang dat we begrijpen dat het niet alleen over de Europese instellingen gaat: de Europese Commissie of het Europees Parlement in Brussel of Straatsburg. Tijdens die ceremonie, waarbij een aantal van u aanwezig was, heb ik gezegd dat de Europese Unie geen buitenlandse macht is die onze landen binnenvalt maar ons gezamenlijk project. Europa is niet "zij", maar "wij". Ik heb tegen de staatshoofden en regeringsleiders gezegd dat het voor nationale politici verleidelijk maar oneerlijk is zelf met de eer te strijken en Brussel de schuld te geven van alles wat misgaat. Laten we die verleiding weerstaan.
(Applaus)
Deze ethiek van Europese verantwoordelijkheid moeten we samen delen.
Na Berlijn is er politiek engagement om een oplossing te vinden voor de institutionele impasse. De Commissie zal het Duitse voorzitterschap ten volste steunen bij de inspanningen om in samenwerking met de andere lidstaten tot een duidelijke en gedetailleerde routekaart en, indien mogelijk, tot een duidelijk mandaat voor juni te komen. Laten we niet vergeten, zoals ik tijdens de festiviteiten van afgelopen weekend zei, dat dit een historische test is die een generatie politici maar eens in haar bestaan tegenkomt.
Ik zal afsluiten met dezelfde oproep die ik in Berlijn heb gedaan. We zijn trots op ons verleden, laten we met vertrouwen naar de toekomst kijken. Laten we samenwerken – de Europese Commissie, het Europees Parlement, de lidstaten en Europese burgers – om de grote erfenis die wij van onze founding fathers hebben ontvangen, die belangrijke waarden mee de eenentwintigste eeuw in te nemen.
(Applaus)
De Voorzitter. Hartelijk dank voor uw toespraak, geachte voorzitter van de Europese Commissie. Ik wil u ook bedanken voor de goede samenwerking ten aanzien van de Verklaring van Berlijn. Het was per slot van rekening uw idee om de drie instellingen een gezamenlijke verklaring te laten afgeven. Nogmaals hartelijk dank daarvoor, Commissievoorzitter Barroso.
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de voorzitter van de Raad, mijnheer de voorzitter van de Commissie, beste collega’s, we hebben net de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome gevierd, dat zijn twee generaties. Dat is heel weinig in geschiedenistermen, maar het is reeds een gevorderde leeftijd in de ogen van jongeren.
De voorbije dagen is al vaak opgemerkt dat de meest genoemde voordelen van de Europese integratie – vrede, stabiliteit, relatieve welvaart, sociaal model – niet meer zo veelzeggend zijn voor de nieuwe generaties, omdat ze voor hen de normaalste zaak van de wereld zijn. Daarop zal ik in twee punten antwoorden. Eerst en vooral moeten de jongeren zich bewust zijn van hun geluk omdat dergelijke realiteiten vanzelfsprekend zijn geworden. Vervolgens moet deze kijk op de zaken gerelativeerd worden, want de instabiliteit van de huidige wereld – de aanslagen van 11 september in New York, van 11 maart in Madrid of nog van 7 juni in Londen, om maar enkele tragedies te noemen – maakt duidelijk aan eenieder van ons, van welke leeftijd ook, dat leven in vrede en veiligheid en met een bepaalde levensstandaard niet de dagelijkse realiteit is van iedereen op deze aarde, zelfs niet in onze eigen landen. Met diepe ontroering gaan mijn gedachten daarbij ook uit naar onze vijftien Britse soldaten die gevangengenomen zijn.
Aan vrede en veiligheid moet dagelijks worden gewerkt. Het debat dat we morgenochtend met de heer Solana zullen voeren, zal dat opnieuw illustreren.
Ik wil proberen om – enkele dagen voor mijn zestigste verjaardag – in de huid te kruipen van een jonge Europeaan. In het Europese avontuur zie ik dan misschien de volgende voordelen. Een eenvoudige manier om vreemde talen te leren, de mogelijkheid om deel te nemen aan uitwisselingen tussen scholen, aan stages, sportwedstrijden en culturele evenementen, terwijl je virtuele grenzen overschrijdt en een gemeenschappelijke munt gebruikt, dat is niet niks. Wonen in een dorp of stad met een partnerschap met een andere plaats, voordelen halen uit programma’s die ondersteund worden door de Europese Unie, direct of indirect profiteren van de economische groei die tot stand komt dankzij het verbond van onze landen, dat is niet te verwaarlozen. Inwoner zijn van lidstaten die een eengemaakter front vormen ten opzichte van onze partners en concurrenten in de wereld, van lidstaten die de voornaamste schenkers van humanitaire hulp zijn, die waken over het democratische verloop van verkiezingen over de hele wereld, of die vredestroepen uitzenden naar tal van conflicthaarden, dat is niet zonder betekenis.
Ik wil hier het voorbeeld noemen van de civiele crisisbeheersingsmissie die de Europese Unie in Kosovo zal ondernemen na de totstandkoming van de toekomstige status van de provincie, die streeft naar onafhankelijkheid van Servië. Voor onze landen zal het gaan om een operatie zonder weerga.
Ja, beste collega’s, dat alles is positief, bevredigend en strekt tot eer, ook voor de jongeren, ik zou zeggen, vooral voor de jongeren. Uiteraard is Europa geen wondermiddel en is het geen oplossing voor al onze problemen, absoluut niet, en niemand heeft dat trouwens ooit beweerd. Maar Europa is in staat, beter dan onze landen afzonderlijk, om een bijdrage te leveren aan de oplossing van moeilijkheden, om nieuwe uitdagingen aan te gaan, om de prioriteiten te herschikken.
Of we het nu willen of niet, de mondialisering is de realiteit die ons overspoelt. Men stelt vaak de negatieve aspecten ervan aan de kaak, soms terecht, soms onterecht. De mondialisering brengt echter ook ontegenzeggelijke voordelen met zich mee: eenvoudige communicatie, snellere informatieoverdracht, openheid naar andere culturen, om er slechts enkele te noemen.
Binnen deze mondialisering moet Europa een rol spelen, moet het waarden verdedigen, een maatschappelijk model stimuleren. Europa is niet veroordeeld tot zwijgen, tot aanvaarden en jaknikken of tot het zich laten platwalsen. Als we willen, kunnen we invloed uitoefenen op de loop van de geschiedenis, zoals we dat de voorbije vijftig jaar gedaan hebben.
Mevrouw de voorzitter van de Raad, ik wil deze gelegenheid niet voorbij laten gaan zonder u geluk te wensen en vooral om u te bedanken, allereerst omdat u blijk geeft van uw waardering voor het werk van de leden van het Europees Parlement door in drie maanden tijd driemaal naar het Europees Parlement te komen. Zo stelt u een voorbeeld dat uw opvolgers – daarvan ben ik overtuigd – zullen willen volgen. Vervolgens omdat u ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van het Verdrag op 25 maart in Berlijn een groot Europees feest heeft georganiseerd, en we weten dat het een succes was. Op die wijze heeft u bewezen dat Europa niet enkel synoniem staat met redevoeringen en wetteksten, maar dat het ook emotie, blijdschap en gezelligheid kan betekenen. En ten slotte omdat de Verklaring van Berlijn, aangenomen door de Europese instellingen, een leesbare en sterke tekst is, die Europa opnieuw in het zadel helpt en ons een nieuw perspectief verschaft dankzij het voorstel om een oplossing te vinden voor de institutionele kwestie tegen de volgende verkiezingen in 2009.
Mevrouw de voorzitter, uw vastberaden publieke optreden, samen met uw persoonlijke bescheidenheid en uw warme omgangsvormen, doen Europa eer aan en doen het vooruitgaan. Onder uw voorzitterschap heeft u twee Europese raden georganiseerd. Beide waren een succes en iedereen is het daar volmondig mee eens. Europa heeft de weg aangegeven inzake het cruciale thema van energie en klimaat, Europa heeft beslist om zichzelf institutionele middelen te verschaffen om het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen en zijn stem te laten horen. Zo moet Europa functioneren en te werk gaan, zo zullen onze medeburgers, en vooral de jonge generaties, dat project, dat eigentijdser is dan ooit voorheen, in hun hart sluiten.
(Applaus)
Martin Schulz, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, hoewel het woord 'historisch' gedevalueerd is doordat het te vaak wordt gebruikt, mag ons dat er niet van weerhouden een situatie historisch te noemen als zij dat werkelijk is. De situatie waarin wij ons nu bevinden is een dergelijke historische situatie. Aan al degenen die de Verklaring van Berlijn bekritiseren, wil ik de vraag stellen: en wat nou als de Verklaring niet tot stand was gekomen?
Vandaar, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, mijn complimenten voor het voortreffelijke werk dat u hebt geleverd. U hebt zich lange tijd niet in de kaart laten kijken. Dat was tactisch gezien slim, en met de Verklaring van Berlijn hebt u alles bereikt wat er op dit moment te bereiken viel. U hebt de juiste zet gedaan, waarbij Europa als winnaar uit de bus is gekomen. Maar nu begint het historische stadium omdat nu de vraag dient te worden gesteld: hoe nu verder?
Het staat als een paal boven water – en dat vind ik persoonlijk betreurenswaardig – dat het grondwettelijk verdrag in deze vorm niet van kracht zal worden. Daarmee zullen we moeten leven. Deze grondwet komt er niet. Dat mag niet betekenen dat er geen grondwet is, al heet het verdrag officieel niet 'grondwet'. Wij Duitsers hebben het zestig jaar gedaan met een grondwet die geen grondwet heette, en toch is het een fantastische grondwet.
Wij verkeren in het stadium waarin de vraag moet worden beantwoord hoe het verder moet met dit continent, en dat is een cruciale vraag. Er zijn er die een ander Europa willen, die een herziening van de verdragen van de hand wijzen in de overtuiging dat Nice toch al een verdrag te ver was en dat wij desondanks blijven doorgaan met uitbreiden – wat er ook gebeurt en tot elke prijs. Tegen deze mensen wil ik namens mijn fractie en ik denk ook namens de overweldigende meerderheid van dit Parlement zeggen: nee, het Europese integratieproces is niet ten einde, het moet verdergaan en wij willen dat het verdergaat.
(Applaus)
Wij willen dat het proces wordt voortgezet omdat wij het nodig hebben. En tegen al degenen die uitbreiding van de Europese Unie willen, moeten we zeggen dat er geen uitbreidingen komen zonder hervorming van de Unie en zonder hernieuwing van de verdragen. Tegen de heren Kaczyński en Klaus wil ik zeggen dat zij Kroatië ernstige schade berokkenen als zij de hervorming van de Europese Unie belemmeren.
(Applaus)
Ik doe een dringend beroep op hen om niet anderen de prijs te laten betalen voor hun beleid.
Waarom is het van historische betekenis wat we nu doen? Ik zou bij de voorstanders van het integratieproces graag hetzelfde enthousiasme zien als bij u, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad. Ik zou graag zien dat de voorstanders van een geïntegreerd Europa zich net zo luidruchtig laten horen als de tegenstanders. Wat we nu nodig hebben, is een beetje meer vechtlust, want Europa mag dan zelf denken dat het groot is, in werkelijkheid is het klein.
In de 27 lidstaten wonen 500 miljoen mensen, en dat is 8 procent van de wereldbevolking, met een dalende tendens. China en India, dat zijn nu grote landen. De Verenigde Staten van Amerika hebben een economische en militaire kracht die hen tot een supermacht maakt. Als de integratie van Europa mislukt en we een Europa krijgen dat zich in verschillende tempo’s ontwikkelt, als dit toch al kleine Europa zichzelf verzwakt door zichzelf in delen op te splitsen, dan zal het mislukken. Daarom hebben wij alle 27 lidstaten en de integratie in Europa nodig, want daarin ligt onze toekomst.
(Applaus)
Mocht Europa mislukken, dan betekent dat niet alleen het einde van een grondwettelijk verdrag, maar ook van een ideaal. En welk ideaal dan wel? We kunnen heel concreet benoemen wat wij in vijftig jaar integratie hebben overwonnen: haat en intolerantie, de wens om een grote mogendheid te worden, uitsluiting van minderheden, religieuze intolerantie en vervolging van politiek andersdenkenden.
Door territoriale integratie hebben we een stokje weten te steken voor de ambities van degenen die ernaar streefden om van hun land een grote mogendheid te maken. Door de combinatie van economische vooruitgang en sociale zekerheid is sociale uitsluiting tot het verleden gaan behoren. En met het concept van de integratie hebben wij de etnische, religieuze en culturele intolerantie overwonnen. Maar de zaken die ik zojuist beschreef, zijn nog steeds aanwezig, want haat, uitsluiting, onderdrukking en ook het streven om andere volken te overheersen steken opnieuw de kop op in onze Unie. Niet alleen in Oost-Europa, maar overal in Europa.
Deze zaken zouden weer onverminderd postvatten in onze Unie als wij het integratieproces kapot zouden maken. Daarom roepen wij diegenen op die – onder leiding van onze voorzitter van de Raad, mevrouw Merkel – strijden voor de voortzetting van het integratieproces en voor een verdieping van de Europese Unie en die voor de waarden van Europa opkomen, de waarden die ons sterk hebben gemaakt en die een voorbeeld zijn voor anderen, om de strijd op te pakken. Want wij mogen niet toestaan dat de Commissie in onderhandelingen met andere staten zegt: 'Als u tot de EU wilt toetreden, moet u zichzelf onderwerpen aan een transformatieproces dat alle oude bestuursmechanismen in uw land tenietdoet. Maar wij zelf, die dat van u eisen, zijn niet in staat om onze eigen hervormingen uit te voeren.' Waar blijft dan onze geloofwaardigheid?
(Levendig applaus)
Wij bevinden ons op dit moment in een historische situatie, en u, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad – hoewel ik moet toegeven dat ik dit als Duitse sociaaldemocraat niet gemakkelijk over mijn lippen krijg – zult zowel in Duitsland als in dit Parlement de socialisten aan uw zijde vinden.
(Applaus)
De Voorzitter. Hartelijk dank, collega Schulz. De Voorzitter was niet helemaal correct. Ik verzoek u niet altijd een voorbeeld te nemen aan de lengte van een toespraak, maar wel degelijk aan de kwaliteit daarvan. De objectiviteit van de Voorzitter staat hem niet toe om verder te gaan dan dat.
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Bondskanselier, ik ben verheugd over hetgeen u heeft bereikt: de tekst en de consensus daarover.
U vierde het succes van de Unie op het juiste moment en op de juiste wijze. De veiligheid, welvaart en kansen die onze burgers genieten, zijn grotendeels aan de Europese Unie te danken.
Ik werd door twee dingen getroffen toen we op zondagochtend in het Historisches Museum van Berlijn zaten. Het eerste was uw inspirerende keuze om bij die gelegenheid het Europees Jeugdorkest in te schakelen – een eersteklas orkest dat ruimere financiële steun verdient. Het tweede was het gezelschap van eenendertig mensen op het podium – staatshoofden en regeringsleiders, voorzitters van de instellingen et al – u was de enige vrouw. Ik werd daardoor herinnerd aan een gedicht van de dichter Robert Burns:
‘While Europe’s eye is fixed on mighty things,
The fate of empires and the fall of kings;
While quacks of State must each produce his plan,
And even children lisp the Rights of Man;
Amidst this mighty fuss just let me mention,
The Rights of Woman merit some attention.’
Bondskanselier, u bent een voorbeeld: we hebben meer vrouwen nodig in de hogere regionen van de politiek.
(Applaus)
Sterker nog, onder de huidige omstandigheden had wellicht alleen een vrouw overeenstemming kunnen waarborgen.
Ik kan u echter niet gelukwensen met de handelwijze die u heeft gekozen: een tekst die is opgesteld in de catacomben van het Bundeskanzleramt en is ondertekend door de voorzitters van de drie belangrijkste instellingen zou niet onbezonnen moeten openen met "Wij burgers van de Europese Unie". Het zijn namelijk de burgers van de Europese Unie die opnieuw betrokken moeten worden bij het karwei, het bouwen aan Europa. Voorzitter Barroso had gelijk toen hij zei dat de instellingen diversiteit moeten respecteren, maar het is aan de lidstaten om de eenheid te bevorderen. De festiviteiten in Berlijn werden in weinig andere Europese hoofdsteden geëvenaard. Totdat al uw collega's in de Europese Raad actief pleiten voor Europa, dag in dag uit, zal er geen solide basis bestaan.
Het helpt evenmin, Bondskanselier, dat uw partij – de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten – alle eer opeist voor het opbouwen van deze Unie. Degenen die deze ijdele PPE-DE-verklaring hebben opgesteld, prijzen terecht Monnet, De Gasperi en Kohl, maar hun geheugen is op zijn best selectief te noemen. Thatcher, Chirac, Berlusconi waren ook allen PPE-DE-leiders, maar u schijnt hun bijdragen over het hoofd te hebben gezien. De Unie is niet het project van een politieke partij alleen. De Unie is van ons allemaal.
(Applaus)
Wij hopen, Bondskanselier, dat de Verklaring van Berlijn een nieuw tijdperk inluidt. Wij zien uit naar de intergouvernementele conferentie die u beloofd heeft te organiseren om de institutionele bouwstenen van de toekomst van de Unie op de juiste wijze te rangschikken. In het nieuwe Europa, het Europa dat Berlijn voorziet, moet de Unie haar burgers helpen bij het grijpen van de kansen die de globalisering met zich meebrengt en hun solidariteit tonen bij het aangaan van de nieuwe internationale uitdagingen; een Unie waar democratie de scepter zwaait en onze gemeenschappelijke waarden het laatste woord hebben.
(Applaus)
Cristiana Muscardini, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, de top in Berlijn was een moment van grote opwinding, met name voor degenen die net als ik vanaf 1989 in dit Parlement zitten, het jaar dat de wedergeboorte van Europa symboliseert. De verklaring erkent dat Europa een Unie van lidstaten is en geen nieuwe superstaat, en de erkenning van de identiteiten van de mensen binnen de Unie en hun verschillen in waarden binnen een verbond dat gebaseerd is op gedeelde doelstellingen, vormt de kracht die ons in staat stelt om onze weg richting een politieke unie, waar het ons momenteel nog aan ontbreekt, te kunnen vervolgen.
Wij betreuren het dat een volledige erkenning van onze wortels niet mogelijk was: juist omdat wij stellig geloven in de secularisatie van de instellingen, zijn we er evenzeer van overtuigd dat, als we er niet in slagen om al onze wortels te erkennen, de politiek verarmt. Binnen onze complexe, multiculturele en multi-etnische samenleving, met uiteenlopende ideeën over het concept democratie om vrede te realiseren, iets wat hand in hand gaat met de universele erkenning van het respect voor de menselijke waardigheid, is er behoefte aan een dialoog tussen culturen, en om anderen te kunnen erkennen moet je eerst jezelf erkennen, van het dagelijkse leven van individuen tot aan het niveau van de lidstaten.
Wij blijven vastberaden het gevaar van iedere vorm van theocratie, en ook van een extreme vorm van secularisatie benadrukken, die langzaam de kernwaarden van de samenleving in individuen en de politiek kapot maakt. Wij zijn bezorgd over het feit dat velen het essentiële concept van secularisatie van de instellingen verwarren met de acceptatie van een cultureel en politiek relativisme dat leidt tot extreme secularisatie.
Wij zijn tegen een Europa dat alleen maar een markt is en tegen pseudoculturen die burgers ertoe aanzetten om op zoek te gaan naar een virtueel leven ter vervanging van het echte leven, uit machteloosheid of uit angst. We willen een politiek Europa dat in staat is om de behoefte aan democratie daar ter wereld te stimuleren waar het miljoenen vrouwen en mannen nog altijd ontbreekt aan vrijheid en aan een rechtstaat.
Europa heeft dringend behoefte aan flexibele en duidelijk omlijnde instellingen, want het terrorisme staat momenteel op de stoep en we moeten nu in staat zijn om onze missies te bepalen en snel uit te voeren – zoals we in de Europese Conventie hebben bevestigd – zowel binnen als buiten Europa: van energiebronnen tot de watervoorziening, van klimaatverandering tot de bevestiging van de menselijke waardigheid.
We vrezen dat 2009 veel te ver weg ligt, maar ad impossibilia nemo tenetur – niemand is tot het onmogelijke gehouden – ook al zijn we enorm overtuigd van de sterke en oprechte inzet van het Duitse voorzitterschap, en van de grote kundigheid van bondskanselier Merkel in het bemiddelen en overtuigen, waardoor we nog altijd enige hoop koesteren dat het tijdschema wellicht ingekort kan worden.
Monica Frassoni, namens de Verts/ALE-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil rechtuit tegen de heer Watson en de heer Daul, en tegen andere collega's, zeggen dat er een zeer eenvoudige manier bestaat om meer vrouwen aan te trekken: het covoorzitterschap. Binnen de Verts/ALE-Fractie hebben we hier al succes mee gehad – het functioneert prima – en ik raad jullie dit ook ten sterkste aan.
Mevrouw de bondskanselier, de Verklaring van Berlijn heeft ons veel hoop gegeven. Er zijn momenten waarop plechtigheid, retoriek en formaliteit gepast zijn, en de vijftigste verjaardag van de oprichting van de Europese Gemeenschap is zeker zo’n gelegenheid, met name omdat er veel levens verloren zijn gegaan om dat punt te bereiken, en het was een zware strijd die redelijk wat tijd in beslag heeft genomen.
Wij erkennen uw rol en zijn u er dankbaar voor, ook al ben ik van mening dat alles in zekere zin binnen uw takenpakket valt, en het verheugt ons te constateren dat het Duitse voorzitterschap op dit terrein, in tegenstelling tot andere gebieden als energie, auto's, etc., blijk heeft gegeven van een Europees gevoel dat zeker past bij de situatie.
Ik denk dat de boodschap is overgekomen en dat de publieke opinie heeft begrepen dat deze vijftigste verjaardag een positieve mijlpaal is en dat we ons moeten blijven inzetten. Het Europese volk heeft uiteraard niet zo veel aandacht geschonken aan de totstandkoming van de verklaring en ook niet aan het feit hoeveel werk het samenstellen van deze twee kleine pagina's heeft gekost, waar in feite niets bijzonders of origineels in staat. Naar mijn mening is eerder hetgeen uit de onderhavige verklaring is weggelaten, het bewijs dat er een diepgaande verdeeldheid onder de regeringen bestaat – en ik benadruk, onder regeringen – over de toekomst van Europa. Deze verdeeldheid voorspelt niet veel goeds voor het werk dat in de komende maanden nog op u ligt te wachten, mevrouw de bondskanselier.
Wij weten maar al te goed dat de droom van een Europese Unie nog niet is verwezenlijkt; dat we in Darfur nog niet als Europese Unie kunnen optreden omdat we nog te verdeeld zijn; dat het energiebeleid, jammer genoeg, voor veel regeringen in feite een knieval naar president Poetin betekent; dat we niet in staat zijn om een echt beleid ten opzichte van de Verenigde Staten op te stellen, en dat we vanwege al deze redenen behoefte hebben aan een sterke Europese Unie, aangevuld met een grondwet.
Mevrouw de bondskanselier, als de doelstelling van de rest van het voorzitterschap is om uit deze impasse te geraken, mogen we onszelf absoluut geen illusies maken: een uitsluitend intergouvernementele aanpak zal niet werken, en ook de Verklaring van Berlijn niet, aangezien we er niet in zullen slagen om, tijdens een herhaling van de nacht van de intergouvernementele conferentie in Nice, tot een akkoord te komen waarmee, zoals u het omschreef, de grondwet op hoofdlijnen gered kan worden.
Daarom roepen wij u op om de moed te tonen om het langs democratische weg te proberen, om de moed te tonen om de heropening van de intergouvernementele conferentie toe te staan, waar het Europees Parlement aan kan deelnemen middels een medebeslissingsprocedure en een zogenaamd 'shuttle'-systeem, publiciteit en debat; Europese burgers willen een groter en geen kleiner Europa, maar hun regeringen laten dit niet altijd even duidelijk zien. Laat daarom de gedachte los dat alleen een intergouvernementele conferentie ons in staat zal stellen om resultaten te boeken, want dit zal niet werken en op die manier redden we de voornaamste inhoud van de grondwet niet; we zullen slechts met lege handen achterblijven.
Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte bondskanselier, geachte dames en heren, als wij spreken over de Europese droom, citeren we tegenwoordig doorgaans de Amerikaan Jeremy Rifkin. De staats- en regeringsleiders en hun sherpa’s dromen in ieder geval niet, en al helemaal niet gezamenlijk.
De Verklaring van Berlijn beschrijft noch een droom, noch de werkelijkheid. Integendeel, de verklaring is opnieuw een ontkenning van de werkelijkheid die verhindert dat de staats- en regeringsleiders een duidelijk beeld krijgen van de crisis waarin de Unie zich bevindt. Dit heeft natuurlijk ook tot gevolg dat er geen initiatief is dat een uitweg aangeeft. Daardoor blijft het gevaar van desintegratie en renationalisatie groeien. Een neoliberale vrijhandelszone met verwoestende gevolgen voor de samenleving en het milieu, dan wel een verdere militarisering van de EU wordt niet van de hand gewezen.
In de verklaring wordt met geen woord gerept over de situatie van miljoenen mensen binnen de EU die worden getroffen door armoede, langdurige werkloosheid, onzekerheid en sociale uitsluiting. Zij horen er feitelijk niet bij. De boodschap van de verklaring is alleen gericht aan de regeerders zelf, niet aan de bevolking van de lidstaten. Daarom kan er ook geen sprake van zijn dat zij bijdraagt aan het scheppen van een Europese identiteit. Commentatoren spreken over een testcase voor het constitutionele proces, zoals andere sprekers vandaag in principe al hebben gezegd. Anders geformuleerd betekent dit dat de toekomstige grondwet of het basisverdrag tot stand zal komen door middel van geheime diplomatie zonder tussenkomst van het maatschappelijk middenveld. Dan is alles slechts een kwestie van druk uitoefenen op de staats- en regeringsleiders. Enkele Duitse afgevaardigden dreigen al het Europees Parlement te verlaten als deze leiders niet in de pas lopen. Naar mijn mening is dit een extreem democratische argumentatie, en dat meen ik echt.
Willen de beloften van de regeringen in de EU dat zij de Unie voor de verkiezingen van 2009 een nieuwe, levensvatbare gemeenschappelijke basis willen geven werkelijk serieus zijn, dan moet het volgende gebeuren. Uit het genoemde ontwerp van de Europese grondwet zouden alle passages moeten worden geschrapt waarin wordt aangedrongen op economische liberalisering, privatisering en militarisering. Er zou een debat over de Europese Unie geopend moeten worden dat de meesten van haar inwoners graag willen. Het derde deel van de huidige ontwerpgrondwet zou in zijn geheel moeten worden geschrapt. De gedetailleerde politieke doelstellingen en vereisten zouden moeten worden vervangen door heldere regels ten aanzien van bevoegdheden en verantwoordelijkheden, waardoor er ruimte ontstaat voor een ander beleid. Artikel I-41, onder 3 dient te worden vervangen door een ondubbelzinnig verbod op agressieoorlogen en wij dienen ons te verplichten aan het internationaal recht. Voorts dient het Europees Defensieagentschap, dat vooruitlopend op het Grondwettelijk Verdrag al met zijn werkzaamheden is begonnen, te worden gesloten.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de bondskanselier, het was een schitterend volksfeest in de straten van Berlijn, maar er heerste een ongeïnteresseerd en opgeblazen euronationalisme bij de ondertekening. Mevrouw Merkel heeft een goede toespraak gehouden. Onze eigen Voorzitter, de heer Pöttering, heeft namens mij en mijn collega’s een tekst ondertekend, ook al hadden we die tekst nog niet gekregen en hadden we geen gelegenheid gehad om er invloed op uit te oefenen. Zoiets mag nooit weer gebeuren. Het Europees Parlement behoort niet mee te werken aan het opstellen van teksten die de leden niet mogen zien voordat ze aangenomen zijn.
De belangrijkste alinea is de voorlaatste, waarin het streven is verwoord om een nieuwe Grondwet aan te nemen, die in werking kan treden vóór de Europese verkiezingen van juni 2009. Duitsland wil dat de Grondwet wordt opgesmukt, men wil een andere naam en men wil misschien verwijzingen naar de vlag en het volkslied uit de tekst schrappen, maar niet de vlag en het volkslied zelf opheffen. Men verwijdert Deel II, zodat men de gemeenschappelijke grondrechten met een verwijzing van twee regels kan aannemen. Men brengt enige wijzigingen aan in Deel III, zodat de Grondwet kan worden gepresenteerd als een onschuldig, klein wijzigingsverdrag, maar de hoofdinhoud blijft dezelfde als die welke is verworpen door de Franse en Nederlandse kiezers.
Daarom moeten alle democratische krachten zich nu verenigen en eisen dat er in alle landen een referendum over het volgende Verdrag wordt gehouden. En waarom niet op dezelfde dag? Dan zullen onze leiders gedwongen worden om een tekst op te stellen die door de kiezers kan worden goedgekeurd. Dan zal het volgende Verdrag meer invloed aan de burgers geven in plaats van invloed van de kiezers afnemen, zoals de Grondwet doet. Want de kern is dat men op 59 gebieden van eenparigheid van stemmen overstapt naar een gekwalificeerde meerderheid, dat wil zeggen van eenparigheid van stemmen, waarbij de kiezers in elk land het laatste woord hebben, naar een gekwalificeerde meerderheid van ambtenaren en ministers en lobbyisten achter gesloten deuren in Brussel. Dat is de hoofdregel: te veel Machiavelli en te weinig Montesquieu! Dank u, mijnheer de Voorzitter, ook al is er in dit geval niets om voor te bedanken!
Bruno Gollnisch, namens de ITS-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, vijftig jaar geleden werd het Verdrag van Rome gesloten tussen landen met een vergelijkbaar sociaal beschermingsniveau, rijk aan uiteenlopende culturen, maar eveneens met een gemeenschappelijke beschaving. Aan de basis van dat verdrag lag het beginsel van de communautaire preferentie, waardoor aan onze producenten, vooral aan onze kleinere landbouwers, hogere prijzen dan die op de wereldmarkt gegarandeerd werden.
Dat verdrag is volledig het spoor bijster geraakt. De communautaire preferentie heeft plaats gemaakt voor een invasie van niet-Europese producten. De de-industrialisatie kost Europa honderden miljoenen arbeidsplaatsen. De landbouw en diensten zijn op sterven na dood. Door ondoordacht haar grenzen open te stellen heeft de Unie werkloosheid, onzekerheid en armoede gecreëerd. De Verklaring van Berlijn maakt zelfs geen melding van die problemen. Ze is een monument van cynische zelfgenoegzaamheid, volledig afgesneden van de realiteit en de volkeren. Ze geeft dit Europa geen enkele inhoud, noch materieel, noch spiritueel. Zoals paus Benedictus XVI heeft opgemerkt, slaagt ze er zelfs in om de christelijke wortels van Europa te verzwijgen. Was daarvoor de toestemming nodig van een christendemocratische Voorzitter van het Parlement en van een christendemocratische voorzitter van de Raad?
Deze Unie is niet langer democratisch. De internationale instelling glijdt af naar een superstaat, een staat die verworpen wordt door de publieke opinie, die hem door de deur naar buiten jaagt en die u via de achterdeur opnieuw wil binnenlaten. Niets van dat alles past bij de ware geest van Europa. Wij zullen ons niet opstellen achter deze koerswijzigingen.
Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, wanneer u de stortvloed van complimenten aan het eigen adres wegdenkt, voegt de Verklaring van Berlijn op veel gebieden eigenlijk maar weinig inhoudelijks toe. Het nastreven van het centrale grondbeginsel van het Verdrag van Rome – het bevorderen van een steeds grotere eenheid – zou terugkeren in deze verklaring en dat wordt door vele Euro-enthousiastelingen gezien als een belangrijk keerpunt, een moment waarop de afgewezen grondwet nieuw leven zou kunnen worden ingeblazen. Op het moment dat de verklaring na een hoop geheimzinnigheid bekend werd gemaakt, bleek het niet eens mogelijk de grondwet daarin te noemen. In plaats daarvan werd het oude verhaal weer opgedreund, het verhaal dat de Europese Unie de vredestichter van Europa is. Naar mijn mening mag de NAVO met de grootste eer strijken wanneer het gaat om de verdediging, de terugkeer en de bevordering van vrede en democratie in Europa.
De idee van Europese samenwerking staat niet ter discussie. Het is de wijze waarop, en het doel van die samenwerking die voor verdeeldheid zorgen. Eurosceptici geloven in de voordelen van vrijwillige onderlinge samenwerking tussen soevereine staten. Wat wij afwijzen is een gecentraliseerd Europa dat de regie grijpt met als doel een ongewenste politieke integratie op te leggen aan de burgers van die staten. Deze verklaring riekt hiernaar en blijft daarom in gebreke.
De Voorzitter. Mijnheer Allister, wij feliciteren u, als vertegenwoordiger van uw land van herkomst, met de regering van Noord-Ierland.
Hartmut Nassauer (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte dames en heren, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, uw voorzitterschap geeft ons Europeanen moed, daar wij voor het eerst sinds lange tijd de indruk krijgen dat Europa wel eens uit de doodlopende weg zou kunnen komen die wij zijn ingeslagen door het Verdrag niet te ratificeren. We zullen niet moeten aansturen op een nieuwe constitutie, maar moeten de wijze waarop de Europese Unie is geconstitueerd aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. Dat lijdt geen twijfel. Dat vergt de moed en het leiderschap dat u al hebt getoond, en wij zullen u daarin blijven steunen.
U moet echter niet alleen de staats- en regeringsleiders achter deze onderneming zien te scharen, wat op zichzelf al lastig genoeg is. U moet ook het enthousiasme van de Europese volken voor de Europese Unie opnieuw aanwakkeren, want de EU dreigt het vertrouwen van haar volken te verliezen, als dit al niet is gebeurd. Het is maar de vraag of de integratie waarover de heer Schulz de loftrompet stak wel het juiste recept is. Hoewel ook ik denk dat integratie in beginsel de juiste benadering is en de kern vormt van de Europese weg, zullen we de steun van de gewone Europeanen niet verwerven door meer integratie. Daarom doe ik een beroep op u, mevrouw de bondskanselier, om uzelf tot woordvoerder te maken van de overtuigde Europeanen die ook voorstander zijn van de integratiebenadering, maar die minder tevreden zijn met het beeld van de Europese Unie dat bij de bevolking leeft.
De bron van de onrust en van de afstand waarover u het zelf had, is de buitensporig regulerende wetgeving. Hierdoor worden besluiten die hier worden genomen door de gewone man opgevat als betutteling door Brussel. Als u, mijnheer de voorzitter van de Commissie, daarvan een voorbeeld wilt zien waarvoor u zelf verantwoordelijk bent, dan raad ik u aan om ’s avonds kort voor het slapengaan de richtlijn over de bodembescherming te lezen. Ik verzeker u dat u die nacht nachtmerries zult hebben. Weliswaar bewijzen we terecht eer aan de historische successen van de Europese Unie, maar de ontevredenheid over de EU maakt duidelijk dat zij, in het algemeen gesproken, nu niet meer integratie nodig heeft, maar juist meer grenzen, zowel binnen Europa als met de buitenwereld. Integratie is een goede zaak, maar zij is uit balans geraakt. Soms hebben we er binnen onze grenzen te veel van, terwijl we er naar buiten toe – waar de burgers graag meer gemeenschappelijk veiligheids- en buitenlandsbeleid zouden hebben – te weinig van hebben. Wie dat betwijfelt, moet zich eens de vraag stellen of de oproep om de dappere Britse soldaten vrij te laten niet veel meer effect sorteert als de gehele Europese Unie daar achter staat, en niet slechts één lidstaat.
De Europese Unie moet worden verlost van de korst die de integratiebenadering over haar heen heeft gelegd. Wat dat betreft slaat u de spijker op de kop met uw gedachte over discontinuïteit. Een wetsontwerp dat aan het einde van een zittingsperiode niet is aangenomen, dient te vervallen. Dat schept duidelijkheid, maakt duidelijker wie waarvoor verantwoordelijk is en schept vertrouwen. Daarom, mevrouw de bondskanselier, heb ik de volgende wens: dat u erin slaagt om het vertrouwen van de Europese volken te herwinnen. U hebt daartoe de kans.
De Voorzitter. Geachte heer Nassauer, wij hebben allemaal een enorme gemeenschappelijke inspanning te verrichten, en dat gaan we ook doen.
Edite Estrela (PSE). – (PT) Mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, als socialist en vrouw wil ook ik mevrouw Merkel graag gelukwensen met haar voorzitterschap. Ik meen dat ze nu reeds heeft laten zien dat het beter kan en dat er meer vrouwen op de posten zouden moeten zitten waar de beslissingen worden genomen.
De Europese Gemeenschap bestaat nu vijftig jaar en ze heeft de droom van Jean Monnet verwezenlijkt: ze staat garant voor vrede, vrijheid en vooruitgang en ze heeft haar grenzen uitgebreid. Ze telt nu 27 lidstaten; sommige daarvan gingen vijftig jaar geleden – of minder nog, zoals mijn land, Portugal – gebukt onder het juk van een dictatuur. Meer vrede, meer democratie, meer welvaart, vrij verkeer van werknemers en goederen en een eenheidsmunt die nu in dertien landen is ingevoerd. Het is een enorme prestatie.
Europa is de afgelopen vijftig jaar veranderd. Maar ook de rest van de wereld is veranderd, en daarom zijn de behoeften van de Europeanen heel anders geworden. Mondialisering, klimaatsverandering, energieproblemen, vergrijzing, migratie en terrorisme – het zijn allemaal uitdagingen waar we een antwoord op zullen moeten formuleren. Het is onze taak om oplossingen te vinden voor de huidige problemen en aan de verwachtingen van de burgers tegemoet te komen. Dat is de beste manier om maatschappelijke stabiliteit te bevorderen en bij te dragen tot evenwichtigheid in de wereld.
Interne stabiliteit en vrede zijn echter weinig waard als we geen oplossing vinden voor de oorlog in Irak, de crisis in het Midden-Oosten en de ernstige problemen waar onze buren in Noord-Afrika mee te kampen hebben.
Met de Verklaring van Berlijn hervatten we de discussie over het Grondwettelijk Verdrag. Ze verplicht de 27 lidstaten om nog voor de Europese verkiezingen in 2009 een vernieuwde gemeenschappelijk basis voor de EU te formuleren. Er moet snel een consensus worden gevonden. Niemand zal beweren dat er geen hindernissen hoeven te worden genomen, maar dit is voor de lidstaten toch een goede gelegenheid om de wereld en de burgers te laten zien dat er meer is dat ons verbindt dan verdeelt. Dat is de enige manier om het vertrouwen van de burgers te winnen.
Silvana Koch-Mehrin (ALDE). – (DE) Mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, ik wil u vooral gelukwensen met twee zinnen in de Verklaring van Berlijn. De eerste is: 'Wij burgers van de Europese Unie hebben het geluk verenigd te zijn.' Dat is een prachtige zinsnede, en ik vind dat goed weerwerk tegen de mopperaars en twijfelaars die er altijd maar over klagen dat de EU iets is waaraan zij verplicht moeten deelnemen. Maar hier draait het om, namelijk dat wij het geluk hebben verenigd te zijn. Ik vind ook dat deze betoverend simpele formulering een toon treft die voor alle burgers begrijpelijk is.
Voorts wil ik u gelukwensen met het feit dat u erin geslaagd bent om in de Verklaring van Berlijn het jaar 2009 als bindend tijdstip op te nemen waarop de Europese Unie een vernieuwde gemeenschappelijke basis moet hebben gekregen. Dat is zo ondubbelzinnig geformuleerd dat geen van de staats- en regeringsleiders erop terug kan komen zonder ernstig gezichtsverlies te lijden.
Het is een goede zaak dat deze gemeenschappelijke verklaring er is, maar ik moet wel zeggen dat ik haar inhoudelijk helaas nogal vaag vind, omdat er niets in staat over hoe de toekomst van Europa eruit moet zien en – dat is nog het belangrijkst – over hoe we de gewone burgers erbij willen betrekken. Daarom kijken wij uit naar de tweede helft van het voorzitterschap en naar de voorstellen hoe de burgers erbij betrokken kunnen worden. We wensen u van ganser harte succes. Wanneer u steun nodig heeft om de burgers erbij te betrekken, dan kunt u altijd op ons rekenen.
Konrad Szymański (UEN). – (PL) Mevrouw de bondskanselier, mijnheer de Voorzitter, de twee belangrijkste wapenfeiten van de Europese integratie zijn de gemeenschappelijke markt en de uitbreiding. De interne markt heeft de Europeanen welvaart gebracht, terwijl de uitbreiding de positie van de Europese Unie op het wereldtoneel heeft versterkt. In plaats van deze successen in de kijker te plaatsen, lijkt de Verklaring van Berlijn ze te willen verstoppen achter vage formuleringen over openheid en samenwerking. Het is een ernstige fout om de rol van de lidstaten in dergelijke mate te bagatelliseren. De Verklaring is uitsluitend in naam van de burgers geschreven. Als we de Europese integratie willen bevorderen, moeten we meer belang hechten aan de lidstaten die voorstanders – en geen vijanden – van verdere integratie zijn.
Mijnheer Schulz, wanneer u over uitbreiding spreekt, verbergt u zich dan alstublieft niet achter het Grondwettelijk Verdrag, achter president Kaczyński of president Klaus. Het tegenhouden van verdere uitbreidingen van de Unie is niet meer dan een uiting van onze – en dus ook van uw – angst voor de toekomst.
Het is bovendien beledigend dat er in dit document met geen woord van het christendom wordt gerept. Dat is een uitstekend voorbeeld van de vooringenomenheid die het onmogelijk maakt om een Europa van gemeenschappelijke waarden op te bouwen.
Johannes Voggenhuber (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, ik voel me vandaag nogal onzeker, omdat ik geen ervaring heb met het prijzen van voorzitterschappen van de Raad, ook al zit ik al twaalf jaar in dit Parlement. Toch kan ik niet anders dan uw werk loven. De laatste grote Europeanen die dit Parlement hebben toegesproken – Mitterrand en Juncker na diens Raadsvoorzitterschap – bewogen zich als Europeanen ergens tussen melancholie en wanhoop. Ik heb veel ontzag voor de manier waarop u de uitdaging bent aangegaan die Europa heet, en dat terwijl u wellicht van meet af aan de druk voelde van de enorm hoge verwachtingen die er bestonden over uw voorzitterschap. Wat er in de Verklaring van Berlijn ontbreekt, zijn 26 handtekeningen – 26 handtekeningen onder een jubileumverklaring vol gemeenplaatsen. Maar uw handtekening ontbreekt niet. U hebt zich als eerste onttrokken aan het mechanisme waarin leden van de Raad elkaar dwarszitten, bedreigen, elkaar beentje te lichten en valkuilen voor elkaar graven. U hebt zichzelf aan de verklaring verplicht, en dat verdient groot respect.
Ik had graag gezien dat, naast de successen van de EU, ook de niet uitgekomen verwachtingen van de mensen en de vertrouwenscrisis in de Unie nadrukkelijker waren vermeld. Ik complimenteer u met het feit dat u het constitutionele project uit het pakijs heeft weten te halen, en daarvoor heb ik diep ontzag. U hebt daarmee leiderschap getoond, en het was een kür op dun ijs.
Ik wil u nog twee zaken in overweging geven. Ten eerste: hoewel het doel dat u heeft gesteld het enige is waarnaar Europa nu kan streven, rijst de vraag of de manier waarop wel de juiste is. Is de kans niet groter dat we de constitutionele crisis overwinnen door iets extra’s, door een sterker en overtuigender Europa dat wellicht een paar taken meer vervult of overtuigender democratisch is. Is uw doel haalbaar met een methode die teruggrijpt op de tijd dat koeriers te paard tussen de staatskanselarijen op en neer reden en steeds weer dezelfde boodschap overbrachten, namelijk de aloude wensen en eisen van de nationale regeringen?
Nu mijn tweede punt: het Handvest van de grondrechten. Ik druk u op het hart, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, dat als het Handvest van de grondrechten wordt losgeweekt uit dit grondwettelijk verdrag, u de grote beweging van voorstanders van de grondwet zult splijten. Dat zal tot een uitkomst leiden die onaanvaardbaar is voor velen van ons die hebben gestreden voor deze grondwet, want de grondrechten vormen de kern van dit Europese project.
De Voorzitter. Hartelijk dank, mijnheer Voggenhuber, niet in de laatste plaats voor de wijze waarop u hebt samengewerkt met de Voorzitter in het Parlement om het tot een succes te maken.
Roberto Musacchio (GUE/NGL). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, mevrouw Merkel zet zich er serieus voor in om Europa nieuw leven in te blazen, maar ik sta niet achter de manier waarop en het materiaal waarmee ze het probeert te doen. Ze heeft geprobeerd de sociale, politieke en democratische crisis en de betekenis van het Franse referendum terzijde te schuiven, door zich alleen maar op de intergouvernementele aanpak te richten, waardoor zelfs de parlementariërs – waaronder ikzelf bijvoorbeeld – niet in staat werden gesteld om kennis te nemen van de Verklaring van Berlijn, en door verder te gaan met het oude liberalistische verdrag, waar ze wellicht heel graag een miniverdrag van wil maken.
Problemen worden niet opgelost als dezelfde aanpak wordt gehanteerd waardoor ze zijn ontstaan. Integendeel, we moeten woord en context aanpassen en ons concentreren op democratie en rechten, en nogmaals luisteren naar de mensen en de parlementariërs, om te beginnen het Europees Parlement, om een grondwet te kunnen herschrijven die gebaseerd is op burgerschapsrecht, vrede, werk en milieu en die vervolgens voor te leggen in een Europees referendum waarbij het volk het laatste woord heeft.
Vladimír Železný (IND/DEM). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, nog niet zo lang geleden kregen we het bericht dat noch de Tsjechische regering, noch de Tsjechische president op de hoogte waren gebracht van de inhoud van de Verklaring van Berlijn.
Het lijkt erop dat het doel van al deze geheimzinnigheid was om aan het einde van de verklaring een zin in de tekst te smokkelen die de lidstaten ertoe verbindt om een mini-Grondwet te accepteren, die dan geen Grondwet zou worden genoemd om ervoor te zorgen dat de burger zich er niet in een referendum over uit kan spreken. Het was de bedoeling om de zin pas op het allerlaatste moment voor te leggen, over de hoofden van de lidstaten heen. Deze onwaardige handelwijze past niet bij het democratische voorzitterschap van de EU, maar hoort eerder thuis bij de partijcryptocratie die we ons nog maar al te goed kunnen herinneren uit het oostelijke deel van het huidige Duitsland, namelijk de DDR. Uiteindelijk is er slechts een tandeloze zin overgebleven waarin wordt aanbevolen de EU op een vernieuwde basis te vestigen. Hebben we weer twee jaar iets om over te bakkeleien.
In de Tsjechische Republiek is de interpretatie van de zin echter nu al duidelijk: "Zorg ervoor dat de Unie weer terugkeert naar de nog altijd onvervulde kernwaarden. Hef het democratisch tekort op en zorg voor vrij verkeer van werknemers en diensten. Hervorm het voor de nieuwe lidstaten discriminerende landbouwbeleid, houd eindelijk op met die eindeloze stroom van regelgeving, en laat de zaken op hun beloop." Dank u wel mijnheer de Voorzitter.
Timothy Kirkhope (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de bondskanselier, geachte voorzitter van de Commissie, ik wil de bondskanselier en de Voorzitter bedanken voor hun woorden.
(EN) Allereerst wil ik het historisch belang onderstrepen van de vijftigste verjaardag van de ondertekening van de Verdragen van Rome.
Wat voor soort Europa ons ook voor ogen staat, naar mijn mening moeten we allemaal de belangrijke successen van Europa van de afgelopen vijf decennia omarmen. We hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van vriendschappelijke betrekkingen tussen lidstaten die tot voor kort historische vijanden waren. Europa heeft voor een forum gezorgd waar democratisch gekozen regeringen besluiten kunnen nemen op basis van een dialoog. Er is in Europa een interne markt tot stand gekomen die onze volken nieuwe economische kansen heeft geboden en de uitbreiding van 2004 heeft resterende kloven gedicht. Ik denk dat iedereen hier deze en andere successen kan toejuichen.
Maar nu moeten we naar de toekomst kijken. De Europese Unie wordt door velen, vooral ook in mijn eigen land, gezien als een bureaucratie die ver van de mensen afstaat. De mensen zien ons nog steeds als een bureaucratisch bolwerk dat zich met te veel zaken bemoeit die nog zouden moeten behoren tot het domein van de natiestaten. De burgers zien graag samenwerking binnen Europa, maar ze begrijpen niet waarom politici in dit Parlement zoveel tijd besteden aan constitutionele en institutionele zaken. De mensen vragen wat wij gaan doen aan de wereldwijde klimaatverandering en aan de bestrijding van de gesel van de armoede in de wereld, en ze vragen ons in het licht van de globalisering hoe wij ons continent concurrerender willen maken. Ze verwachten van ons dat we met concrete resultaten komen en niet te veel in procedures blijven hangen.
Het kan nodig zijn om de institutionele werkwijze van de EU te veranderen via verdragsherzieningen. Dat betekent echter niet per definitie dat er een complexe nieuwe grondwet moet komen.
In de 21ste eeuw hebben we meer flexibiliteit en decentralisatie nodig om onze economieën succesvol te maken op internationale markten. Er is niet meer regelgeving nodig, maar juist minder. We zitten niet te wachten op meer meerderheidsbesluitvorming om de klimaatverandering of de wereldwijde armoede te bestrijden, maar wat we nodig hebben is meer doeltreffende intergouvernementele samenwerking.
Op zich brengen grondwetten en instellingen niet meer welvaart voort, maken ze onze economieën niet concurrerender, verminderen ze de CO2-uitstoot niet en voeden ze geen hongerige mensen in de ontwikkelingslanden. Ik verzoek alle regeringen en het voorzitterschap nu dringend om – na deze goede start – snel met concrete beleidsresultaten te komen.
De Voorzitter. Dank u, en veel succes met uw cursus Duits.
Bernard Poignant (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, de Verklaring deed mij terugdenken aan enkele Europeanen. Robert Schuman, omdat u zijn methode heeft gebruikt: een verklaring die in het grootste geheim is opgesteld, een aanpak die soms vruchten afwerpt. Bovendien heb ik aan hem gedacht omdat hij – weliswaar met een Franse vader – door de oorlog als Duitser geboren is. Zijn moeder kwam uit Luxemburg. Het Frans was pas zijn derde taal voordat hij fungerend voorzitter van de Raad werd. Ook aan Alcide De Gasperi heb ik gedacht, een geboren Oostenrijker die Oostenrijks parlementslid was tijdens het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk voordat hij Italiaans parlementslid werd.
Die twee mannen zijn mensen van de grens. Europa is opgebouwd door mensen van de grens, aangezien grenzen littekens van de geschiedenis zijn, en het is aan ons om die wonden nooit meer te open te rijten.
Vervolgens heb ik aan u drieën gedacht. Aan u, mijnheer de Voorzitter, de scribent van de vrede, omdat u van mijn generatie bent, een zoon van het Europa in vrede, en niet van het Europa dat voorheen ten prooi viel aan de vlammen, een man met een eigen wonde. En u, mevrouw de kanselier, u bent voor mij – als Fransman – de kanselier van de andere zijde van de Muur. Vandaag een toeristische trekpleister, vroeger een grens. En u, mijnheer Barroso, u bent de voorzitter van de hervonden vrijheid, u die op achttienjarige leeftijd de politiek met een rode rand was toegedaan, maar u bent veranderd.
Toen ik naar u drieën keek – deze Verklaring ligt me na aan het hart, bovendien is het een verjaardag – dacht ik bij mezelf: ze hebben toch wel een onvolkomenheid, het zijn geen socialisten. Toen herinnerde ik me echter wat Guy Mollet, socialistisch voorzitter van de Raad in 1956, zei: "Als je Europa wil opbouwen, wacht dan niet tot het socialistisch is".
En dat is verduiveld goed gelukt!
De Voorzitter. – Dank u zeer mijnheer Poignant, met name voor uw persoonlijke woorden.
Andrew Duff (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Bondskanselier, kunt u alstublieft bevestigen dat het voorzitterschap er ten zeerste van overtuigd is dat het Grondwettelijk Verdrag verbeterd moet worden in plaats van afgezwakt, zodat het ratificatieproces bespoedigd wordt? Gaat u zonder twijfel kiezen voor een 'Grondwet plus' in plaats van een afgezwakt, mini- of zelfs miniem verdrag? Zult u een Intergouvernementele Conferentie (IGC) tegenhouden die er alleen om draait de lidstaten te vrijwaren van hun belofte om het houden van referenda te bevorderen?
Denkt u aan de uitdagingen van Laken die nergens toe hebben geleid. Het zou niet mogelijk moeten zijn dat tijdens de IGC het uitgebreide pakket waarover de instellingen en de lidstaten het eens zijn geworden, op losse schroeven komt te staan. In plaats daarvan zou de aandacht moeten worden gericht op het hervormen van het gemeenschappelijk beleid, zodat dit beter aansluit op de hedendaagse behoeften en toekomstige uitdagingen.
En vraagt u degenen om geduld die u verzoeken de delen een en twee te heroverwegen. Laten we er eerst voor zorgen dat het verdrag van kracht wordt en dat we het in de praktijk uitproberen voordat we opnieuw gaan peuteren aan het machtsevenwicht waarover we het eens waren. Op een dag zal het eerste amendement uiteraard worden ingediend, een historisch moment, maar daar zou niet nu al een eerste poging toe moeten worden gedaan.
De Voorzitter. Mijnheer Duff, ik wil u bedanken voor uw bijdrage tijdens ons raadplegings- en informatieproces in het Parlement.
Mario Borghezio (UEN). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de bondskanselier, dames en heren, het ontbrak de Europese leiders in Berlijn enigszins aan moed om de beslissingen waarvoor wij staan in verband met globalisering, immigratie en het gevaar om onze identiteit te verliezen, te berde te brengen. Er is met geen woord gerept van Europa’s geopolitieke grenzen, waarvan het gevaar bestaat dat ze zich in de toekomst, dankzij de toetreding van Turkije, wellicht uitstrekken tot Iran, Irak en zelfs Syrië.
Alleen Paus Benedictus XVI, die zich in deze situatie manifesteert als geestelijk leider van een Europa dat anders zonder ideeën of idealen zou zitten, heeft de juiste weg laten zien: hoe kan iemand niet begrijpen dat de opbouw van een gemeenschappelijk Europa onmogelijk is als de culturele en morele identiteit van de Europese burgers wordt genegeerd? De Europese leiders bleven doof voor deze waarschuwingen. Het is duidelijk dat het niet het Europa van bankiers en lobby’s is dat ons kan redden van deze gevaren, van de crisis in het Europese sociale model en van de dreiging van een islamitische invasie.
Voor diegenen van ons die voorstander zijn van regionale autonomie, is het lastig om een ontwerp-grondwet te aanvaarden die een bureaucratisch en centralistisch Europa versterkt, dat onder andere gekenmerkt wordt, zoals we vandaag zagen, door serieuze schandalen en een gebrek aan transparantie, ver verwijderd van de droom van de grote denkers die een Europa dat toebehoort aan de regio’s en de volkeren, verdienen.
Mevrouw de bondskanselier, ik wil u desondanks bedanken, ook voor het invoelingsvermogen waarvan u blijk heeft gegeven, als een leider die gedreven wordt door christelijk mededogen, gezien de aandacht die u, op mijn aanraden, heeft geschonken aan het nog altijd onopgeloste vraagstuk van de erkenning van de rechten van de Italiaanse militairen die gevangen zitten. Ik bedank u namens hen en namens de 50 000 families die wachten op erkenning van hun opoffering en hun nagedachtenis.
Rebecca Harms (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, hartelijk dank. De heer Voggenhuber heeft u de bloemen al overhandigd namens mijn fractie. Ik geloof dat niemand in de fractie eraan twijfelt dat u die hebt verdiend, hoewel we ons wel afvragen hoe het verdergaat. Dat wil ik aan het einde van dit debat nog eens onderstrepen. Want we geloven niet dat de geest van deze Verklaring van Berlijn verenigbaar is met het idee dat wat er over is van de Grondwet er uiteindelijk alleen maar toe moet dienen om het werk van de technocraten en bureaucraten in Brussel een tikje soepeler te laten verlopen.
Wij zien dit constitutionele project echt als een hoger doel en een project dat is bedoeld om Europa als geheel democratischer te maken. Daarom vinden we ook dat de catalogus van grondrechten, waarover is gesproken, daarvan deel uit dient te maken. Wij beschouwen de vraag hoe dat doel moet worden bereikt en hoe de burgers daarbij betrokken moeten worden geenszins als een banale vraag, maar we denken dat we hebben geleerd van de referenda in Frankrijk en Nederland en dat het van belang is om alle burgers in Europa op een gelijkwaardige wijze bij het proces te betrekken. Er mag geen sprake zijn van twee verschillende tempo’s door de ene burger wel te raadplegen en de andere niet. Als we daarover duidelijkheid krijgen, dan zou dat schelen, dus dat zouden we graag zien.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). – (PT) Het Duits voorzitterschap probeert zijn programma voor de EU door te drukken, en het baseert dit programma op een steeds ambitieuzere grondslag.
Ondanks alle uiterlijk vertoon is de Verklaring van Berlijn niet meer dan een volgende stap van een strategie die er vooral op gericht is de essentie van de reeds verworpen Europese Grondwet wederom tot leven te wekken. En dat is onaanvaardbaar. Ondanks alle pogingen van de heersende klassen om deze gelegenheid enige grandeur te verlenen, is de indruk er toch vooral één van gekunsteldheid: de viering van de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome laat de mensen eigenlijk volledig koud.
Dat is tekenend voor ons tijdsgewricht. Het toont aan dat de EU nog maar weinig heeft te maken met de belangen en de aspiraties van de volkeren van Europa en de rest van de wereld. De dominante krachten van de Europese kapitalistische integratie zijn zich van deze steeds scherper wordende contradictie terdege bewust. Daarom menen wij dat de Verklaring van Berlijn er vooral op gericht is de gerechtvaardigde onzekerheid van de Europese volkeren te exploiteren. Deze verklaring heeft niets te maken met de werkelijke doelstellingen en het specifieke beleid van de EU of de harde realiteit die daardoor teweeg wordt gebracht.
Antonio Tajani (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, bondskanselier Merkel, dames en heren, de Top van Berlijn heeft Europa zeker een stap voorwaarts geholpen, waarmee het begin van een nieuwe fase wordt ingeluid na een periode die wordt gekenmerkt door moeilijkheden en enkele mislukkingen.
De viering van de vijftigste verjaardag van de Verdragen heeft geleid tot de hervatting van een Europees initiatief, gecoördineerd door de Raad, de Commissie en het Parlement, om Europa’s toekomst op te bouwen. Maar als we over de toekomst praten, moeten we proberen om voor 2009 een fundamentele wet op te stellen waarin de bevoegdheden en de rol worden vastgelegd van een Unie die niet alleen een markt is, maar ook een hoofdrol weet te spelen in de internationale politiek, en met concrete antwoorden, niet in de laatste plaats op de vragen van de burgers, op de proppen komt.
Bondskanselier Merkel, daarom waardeer ik het initiatief om een groot debat over drie fundamentele onderwerpen te openen: klimaatverandering, energiezekerheid en het vraagstuk Afrika en de daarbijbehorende tragedies die te vaak door het Westen worden genegeerd. Het Europa waar wij in geloven en de grondleggers in geloofden, is echter niet alleen gebaseerd op politiek en economie. Ik maak me zorgen als ik lees dat er in Duitsland honderden kerken verdwijnen en het baart me ook zorgen dat er in Italië minder kinderen worden geboren; ik ben verontwaardigd over de uitspraken van rechters die mannen vrijspreken die hun vrouwen bruut slaan uit naam van hun geloof; ik schrik van de mate waarin het drugsgebruik door Europese jongeren zich heeft verspreid. Dat is niet het Europa waar we onszelf in herkennen en waar we ons voor inzetten.
Het zou dus verkeerd zijn om de waarden die in de Verklaring van Berlijn worden genoemd onder te waarderen, of erger nog, te vergeten. Waarden als democratie, vrede, vrijheid, gerechtigheid en vooral het belang van individualisme en menselijke waardigheid. We moeten daarom gehoor geven aan de woorden van Jacques Delors, die ons voorhoudt onze christelijke oorsprong niet te vergeten. Hij beweerde vandaag in een interview dat onze herinnering onze toekomst is.
Stephen Hughes (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, met het oog op de toekomstige ontwikkeling van Europa wordt in de Verklaring van Berlijn terecht de nadruk gelegd op het belang van solidariteit en sociale cohesie in een Europees model waarin economische welvaart wordt gecombineerd met maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ik moest in dit verband denken aan een andere verklaring, "Enhancing Social Europe", die door negen Europese regeringen kort voor de Voorjaarstop van dit jaar werd aangenomen. In deze verklaring werd de nadruk gelegd op het hervinden van het evenwicht in de beleidsmix ten behoeve van actie op het gebied van werkgelegenheid en sociale kwesties.
In antwoord daarop bevatten de conclusies van de Voorjaarstop heldere verwijzingen naar behoorlijk werk, werknemersrechten, werknemersparticipatie, gelijke kansen, veiligheid en bescherming van de gezondheid op het werk en de noodzaak van het goed kunnen combineren van werk en gezin. Tevens werd het belang van sociale cohesie benadrukt en aandacht gevraagd voor de noodzaak van armoedebestrijding, met name van armoedebestrijding onder kinderen. Het belang van de sociale dimensie werd onomwonden beklemtoond.
In de conclusies werden tevens de sociale bepalingen uit het Verdrag herhaald, met name het aanhangsel met betrekking tot de verbetering van de werkgelegenheid en de levens- en arbeidsomstandigheden. Dit is opgenomen in artikel 136 van het zondag bejubelde Verdrag, en geldt als basis voor de heldere rechtsgrondslagen die de Commissie heeft om voorstellen voor de verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden te doen.
Naar mijn mening herinneren Berlijn en de Voorjaarstop ons er tijdig aan dat de Commissie opnieuw een sociale agenda met inhoud moet presenteren omdat, gezien het werkprogramma van de Commissie op dit moment, het erop lijkt dat de Commissie vergeten is dat ze überhaupt rechtsgrondslagen heeft om actie te ondernemen.
Wij willen dat de Commissie met spoed reageert. Een goed begin zou zijn om handen en voeten te geven aan het in nevelen gehulde onderwerp flexizekerheid. Laten we ervoor zorgen dat er nieuwe wetgevingsvoorstellen komen waarmee uitbuiting door atypisch werk voorkomen kan worden. Laten we ervoor zorgen dat flexizekerheid een positieve bijklank krijgt voor miljoenen werknemers die het op dit moment zien als een dekmantel voor uitbuiting.
Tot slot hoop ik dat het Duitse voorzitterschap in aanloop naar de top van juni en daarna, de sociale kant van Europa centraal stelt. Alleen dan zal de Verklaring van Berlijn haar geloofwaardigheid behouden.
Bronisław Geremek (ALDE). – (PL) Mevrouw de bondskanselier, ik ben u in de eerste plaats erg dankbaar omdat u erin geslaagd bent Europa te doen ontwaken uit een toestand van melancholie, uit een gevoel van onheil en verval. De Europeanen hebben op 25 maart niet alleen de Ode aan de vreugde gezongen, maar ze hebben die vreugde ook echt gevoeld.
Mevrouw de bondskanselier, of de Verklaring van Berlijn een succes wordt, hangt af van de manier waarop ze ten uitvoer zal worden gelegd. Haar plaats in de geschiedenis van de Europese Unie is afhankelijk van wat er in de nabije toekomst gebeurt. De Verklaring van Berlijn onderstreept echter een belangrijk feit: Europa is daadwerkelijk verenigd. Ze vermeldt bovendien duidelijk aan wie we dat te danken hebben.
Misschien moet ik hier toch aan toevoegen dat deze eenmaking van Europa, die van het Oosten en het Westen althans, eigenlijk nu pas echt gestalte krijgt. We moeten twee onderdelen met een verschillend verleden en met verschillende karakters met elkaar verenigen. We hebben behoefte aan een sterk en geïntegreerd Europa.
De eenmaking van Europa is een grote uitdaging. Dat geldt eveneens voor de opmerkelijke vaststelling in de Verklaring van Berlijn dat Europa opnieuw op zoek moet gaan naar zijn wortels. De Europese Unie moet haar grondslagen opnieuw vaststellen. Zonder een verdrag dat haar een politieke dimensie geeft en dat efficiënte besluitvorming mogelijk maakt, zal de Unie er echter niet in slagen om vooruitgang te boeken. Naar mijn mening zou de bevestiging dat we verenigd zijn het volgende moeten betekenen: samen geven we Europa een duwtje in de rug.
Angela Merkel, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, graag wil ik dit debat, waarvoor ik u zeer dankbaar ben, heel kort samenvatten.
Wat vandaag duidelijk is geworden – en ik weet zeker dat dit de mening in al uw fracties weerspiegelt – is dat er bij de overweldigende meerderheid van het Europees Parlement de gemeenschappelijke wil bestaat om dit Europa van ons vooruit te stuwen, en wel met een flinke dosis optimisme. Dat heeft vandaag ook de voorzitter van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, de heer Schulz, gezegd, die ik vandaag wil prijzen – als ik dat tenminste mag in mijn hoedanigheid van fungerend voorzitter van de Raad – want het gaat om een zeer ernstige historische situatie. Op dat punt ben ik het eens met iedereen die dat hier vandaag heeft gezegd.
Er zijn nog steeds sceptici die zich afvragen of we nu echt wel zo’n routekaart nodig hebben, en of we de burgers in 2009 werkelijk een vernieuwde gemeenschappelijke basis van de Unie moeten voorschotelen, zoals we dat in de Verklaring van Berlijn hebben aangekondigd. Tegen deze sceptici dienen wij te zeggen dat wij als Duits voorzitterschap, net als het Parlement en de Commissie, ons ervan bewust zijn dat het hier ook gaat om het 'Europa van de projecten', zoals we dat ooit hebben genoemd. Met andere woorden, dat er heel concrete vooruitgang dient te worden geboekt die zichtbaar is voor de bevolking.
Het gaat er niet alleen om nu de een of andere stemprocedure of institutionele kwestie te regelen, maar ook om de mensen te laten zien dat wij iets bereiken, iets wat van groot belang is voor het leven van ieder individu. Hoe meer we in dit halfjaar voor elkaar krijgen – waarin wij natuurlijk ook andere belangrijke kwesties moeten regelen – hoe gemakkelijker zal het zijn om straks schot te krijgen in deze andere kwesties. Hoe dan ook, onze inspanningen in de komende drie maanden zullen tegelijkertijd op allebei zijn gericht, en ik wil het Parlement hartelijk danken voor het feit dat het zich bezighoudt met vele praktische zaken. Gisteren is het er bijvoorbeeld in geslaagd om ook middelen vrij te maken voor milieubescherming, zodat de projecten kunnen starten. Wij hebben het ook over de landbouw gehad. Dat zijn allemaal zaken waarvan de burgers zich afvragen wat Europa nu precies bereikt. Daarom is het positief dit nu is gelukt.
In het Parlement is verder nog gevraagd hoe de Verklaring van Berlijn tot stand is gekomen. Ik geloof dat het Winston Churchill was die over de Verdragen van Rome zei: 'Nog nooit is er zoiets belangrijks als de Verdragen van Rome in achterkamertjes tot stand gekomen zonder dat iemand ook maar iets heeft gemerkt.' Zoiets kunnen we met geen mogelijkheid herhalen in een tijd waarin de media alomtegenwoordig zijn. Maar ik geloof dat wij, ook in de komende maanden, de juiste mix moeten vinden tussen inspraak en de vraag hoe wij iets voor elkaar kunnen krijgen, en het marktplein is niet altijd de beste plek om dat te doen. Het was dus niet zo dat de Voorzitter min of meer gedwongen was om met mij geheime beraadslagingen te voeren over de Verklaring van Berlijn. De fracties in het Parlement werden er natuurlijk op een bepaalde manier bij betrokken, en zo hebben wij geprobeerd om uw voorstellen te mee te nemen, net als wij dat hebben gedaan met die van de Commissie en de 27 lidstaten.
Iedereen weet echter dat democratie ook betekent dat niet iedereen zijn inbreng terugvindt in het eindresultaat. Soms kunnen dingen alleen gelijktijdig worden gedaan, en van deze zaken kan niet allemaal gelijktijdig verslag worden gedaan. Niettemin geloof ik dat wij de bevolking moeten betrekken bij hetgeen er nu op het spel staat. Daarom heb ik een verzoek aan uw Parlement. Mijnheer de Voorzitter, ik wil het Parlement graag een suggestie doen, want de Raad leent zich als instelling niet altijd even goed voor inspraak in de besluitvorming door de bevolking. Het Europees Parlement heeft commissies, en wellicht is het mogelijk dat u, bijvoorbeeld in mei, een hoorzitting voor het maatschappelijk middenveld houdt, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig is. Zo kunnen we te horen krijgen wat er in de maatschappij leeft met betrekking tot dit proces van het scheppen van een vernieuwde gemeenschappelijke basis, zodat we in onze overwegingen voor het debat voor de volgende Raad de mening van de Europese bevolking tot op zekere hoogte kunnen meenemen.
(Applaus)
Ik denk dus dat we de komende maanden veel met elkaar te maken zullen krijgen. De eerste drie maanden waren leuk. Waarom zou de tweede helft dat ook niet zijn? Dank u wel.
(Applaus)
De Voorzitter. Dank u wel, bondskanselier Merkel. Het belangrijkst is dat duidelijk is geworden dat wij weer in Europa geloven en dat wij elkaar vertrouwen. Dit vertrouwen tussen het Europees Parlement en u als vertegenwoordigster van de Europese Raad is de afgelopen weken ongelooflijk gegroeid. Ik kan namens veel leden van dit Parlement spreken, en vooral namens mezelf, als ik zeg dat de samenwerking met u uiterst plezierig is geweest en dat wij ons verheugen op de verdere samenwerking, ook met de Commissie. We wensen u verder veel succes en we staan als één man achter u.
Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). – (PL) De langverwachte Verklaring van Berlijn heeft de Europese volkeren met stomheid geslagen. Dat was niet zozeer te wijten aan de inhoud van de verklaring, die overigens door de pers als een "prachtig staaltje van dubbelzinnigheid" is omschreven, maar aan het ontbreken van elk publiek debat. Het spreekt boekdelen dat de verklaring maar door drie personen is ondertekend – alle drie vertegenwoordigers van de Europese instellingen – en niet door de vertegenwoordigers van de zevenentwintig lidstaten van de Unie.
In feite verbindt deze verklaring niemand ergens toe. Ze maakt evenmin een einde aan de meningsverschillen over de rol en de werking van de Europese Unie. We zijn het niet eens over een gemeenschappelijk buitenlands beleid, noch over de hoofdlijnen van een Europees defensiebeleid.
Het uitgesproken protest van een aantal landen tegen een verwijzing naar de christelijke oorsprong van Europa brengt elke poging om gemeenschappelijke Europese waarden te definiëren in gevaar. Ondanks deze vele onopgeloste kwesties mogen we in de toekomst echter in geen geval van de weg van dialoog en overleg afwijken in de richting van chantage tegenover landen die op bepaalde punten bezwaar durven maken.
József Szájer (PPE-DE). – (HU) De Europese Unie heeft een rijpe leeftijd bereikt en het lijkt erop dat zij ook de bijbehorende wijsheid heeft opgedaan, aangezien het is gelukt een bondig en ook voor het publiek begrijpelijk document aan te nemen dat zich concentreert op waarden, beginselen en voor ons liggende taken. De Unie heeft hiermee laten zien dat zij in staat is met één stem te spreken en bereid is tot handelen op grond van waarden.
Met deze verklaring vierden we de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome, maar ik wil graag ook een andere vijftigste verjaardag in herinnering brengen: de Hongaarse Opstand van 1956, die evenzeer een rol speelt in de oorsprong en de tradities van de huidige Europese Unie. Zonder 1956 en het voorbeeld van de Hongaarse opstandelingen had de Europese Unie zich niet zo kunnen ontwikkelen zoals nu is gebeurd, in wat we inmiddels ons gemeenschappelijk Europa kunnen noemen.
Ik ben ervan overtuigd dat we een Europese Unie nodig hebben die sterk is en haar waarden en identiteit zelfverzekerd uitdraagt, niet afwijkt van haar principes en geen uitvluchten zoekt. Graag zien wij een Unie die de samenwerking tussen de lidstaten verder intensiveert, de interne saamhorigheid doet toenemen, solidair is en verdere stappen onderneemt op het gebied van politieke integratie.
Waarom hebben wij eigenlijk baat bij een sterke Europese Unie? Omdat de individuele staten hierdoor stuk voor stuk sterker kunnen worden. Maar om sterk te kunnen staan is het natuurlijk wel zeer belangrijk dat we openlijk uitkomen voor ons verleden en onze identiteit.
Ik heb de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome gevierd op een conferentie die was georganiseerd door een maatschappelijke organisatie en graag deel ik een van de boodschappen van deze conferentie met u, namelijk dat we wel degelijk onze eigen identiteit moeten onderkennen, de christelijke wortels van Europa moeten erkennen. Eenieder die Europa van buitenaf beschouwt, ziet wat wij met elkaar gemeen hebben. Waarom zien wij dit zelf dan niet en waarom durven wij hier niet voor uit te komen?
De Voorzitter. Dank u wel, mijnheer Szájer, ook voor de samenwerking op het gebied van de interne coördinatie waaraan u uw bijdrage hebt geleverd.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). – (PL) De Verklaring van Berlijn werd ondertekend op een zeer belangrijk moment in de geschiedenis van de Europese Unie. De ondertekening van de Verdragen van Rome vijftig jaar geleden vormde een eerste stap in de tenuitvoerlegging van een ambitieus concept. De aanwezigheid van zevenentwintig lidstaten in Berlijn getuigt van de verstrekkende impact van dat idee. De oprichtingsakte van de latere Europese Unie, die tot stand kwam op de ruïnes van een door oorlog verwoest Europa, werd destijds maar door zes landen ondertekend.
Nu, een halve eeuw later, heerst er tot onze vreugde vrede in Europa. De Europese Unie telt bijna een half miljard inwoners en beslaat een aanzienlijk gedeelte van het Europese continent. Haar betekenis op wereldniveau is groter dan ooit tevoren. De resultaten van de Europese integratie zijn indrukwekkend: een eengemaakte markt, een gemeenschappelijke munt in dertien landen, vrij verkeer van personen, goederen en kapitaal. De Europese Unie is verplichtingen aangegaan op het vlak van milieubescherming en duurzame ontwikkeling. Ze is bovendien uitgegroeid tot een actieve en opvallende speler op internationaal niveau, die ook in haar buurlanden voor stabiliteit en welvaart zorgt.
De Verklaring van Berlijn is een belangrijk symbool voor Europa. Ondanks het overheersende gevoel van tevredenheid, blijft er toch ook een zekere leegte. We hadden gehoopt dat de Europese Unie op de vijftigste verjaardag van de ondertekening van de Verdragen van Rome over een grondwet zou beschikken. We moeten nog steeds een groot aantal uitdagingen het hoofd bieden: de wereldwijde economische concurrentie, nieuwe uitdagingen op het vlak van sociaal beleid, milieubescherming, energie en veiligheid. De Europese burgers willen een efficiëntere en sterkere Unie die op basis van transparante regels handelt. We zouden de hindernissen uit de weg moeten ruimen waarmee de burgers, voornamelijk in de nieuwe lidstaten, op het vlak van vrij verkeer van personen en diensten worden geconfronteerd. We moeten werk maken van de uitbreiding van het Schengengebied en van de eurozone. We moeten een gemeenschappelijk energiebeleid tot stand brengen. Europa heeft behoefte aan economische groei, nieuwe banen en een betere sociale zekerheid.
Met het oog hierop is het essentieel dat in de Verklaring van Berlijn is opgenomen dat we tegen 2009 een akkoord moeten hebben over de institutionele basis van de Europese Unie. Dat zou alle lidstaten ertoe moeten aanzetten om de noodzakelijke institutionele hervormingen tot een goed einde te brengen. Bondskanselier Merkel verdient alle lof voor haar belangrijke bijdrage aan dit gemeenschappelijke succes. De Europese Unie heeft vandaag het gezicht van een vrouw. De Unie is een vrouw.
Íñigo Méndez de Vigo (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, er is hier gesproken over het belang van een Europees beleid om de klimaatverandering te bestrijden. Is dat mogelijk met de huidige Verdragen? Nee.
Er is ook gesproken over de sociale integratie van immigranten. Is dat mogelijk op basis van de huidige Verdragen? Nee.
En wat te zeggen van een gemeenschappelijke energiemarkt? Daar bestaat geen rechtsgrondslag voor in de huidige Verdragen. Ik zeg dit omdat degenen die een tegenstelling zien tussen wat wel "echt beleid met betrekking tot zaken die de burgers belangrijk vinden" wordt genoemd en beleidsinstrumenten en -technieken, alsof die laatste niet belangrijk zijn, eenvoudigweg niet weten hoe de Europese Unie functioneert.
Zonder procedures, zonder rechtsgrondslagen, kan de Europese Unie niet functioneren, en als er niet meer democratie komt, zal ze zonder legitimiteit functioneren. Daarom is het zo belangrijk om tot een akkoord over het Grondwettelijk Verdrag te komen.
Ik denk dat we ons, na het succesvolle optreden van het Duitse voorzitterschap in Berlijn, nu vooral daarmee moeten gaan bezighouden.
Ik hoop dat de Europese Raad van juni daar de aanzet toe zal geven, en dat hoeft niet met eenparigheid van stemmen. Ik denk dat het heel belangrijk is om het mandaat vast te stellen. En bij het vaststellen van het mandaat van de Intergouvernementele Conferentie – en hier spreekt de universitair docent – moeten we rekening houden met degenen die voor het examen zijn geslaagd, cum laude zelfs, moeten we degenen die zijn gezakt en die niet bij het examen zijn komen opdagen helpen, maar moeten we niet alleen rekening houden met degenen die zijn gezakt of die niet zijn komen opdagen.
De landen die het Verdrag hebben geratificeerd, hebben aan hun plicht voldaan, en daarom moet er rekening met ons worden gehouden bij het vaststellen van het mandaat.
Er is hier gezegd, en terecht, dat dit Parlement door middel van uw persoon, mijnheer de Voorzitter, een doorslaggevende bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de Verklaring van Berlijn. Ik denk dat we op de Intergouvernementele Conferentie hetzelfde willen doen: allemaal willen we de Europese Raad helpen, omdat de Commissie deelneemt aan de Intergouvernementele Conferentie, omdat de nationale parlementen het resultaat van deze Conferentie zullen ratificeren. Maar wij willen er een doorslaggevende bijdrage aan leveren dat de Intergouvernementele Conferentie op zijn minst een even groot succes wordt als de Verklaring van Berlijn.
De Voorzitter. Hartelijk dank, mijnheer Méndez de Vigo. Ik wil u mijn dank betuigen voor de goede samenwerking bij de voorbereidende werkzaamheden, waarbij u coördinator was voor de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten.
Ioannis Varvitsiotis (PPE-DE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de plechtigheden van Berlijn zijn voorbij en de zeer belangrijke verworvenheden van de afgelopen vijftig jaar zijn luisterrijk gevierd. Nu zijn de feestlichten echter uit en staan wij weer oog in oog met de werkelijkheid, met een werkelijkheid die de Europese burgers met gevoelens van onverschilligheid, bitterheid en vooral ongerustheid ervaren. De Europese burgers zijn ervan overtuigd dat Europa in de huidige omstandigheden niet gemakkelijk vooruit zal komen.
Tot onze troost heeft kanselier Merkel begrepen dat het scheppen van de voorwaarden voor een goede werking van de mechanismen van de Europese instellingen de grootste prioriteit moet zijn. Het lijdt immers geen enkele twijfel dat de Europese Unie van de Zevenentwintig niet vooruit komt als zij door blijft gaan met dezelfde structuren en met dezelfde organisatie als toen er nog vijftien lidstaten waren. Dit zal echter geen gemakkelijke opgave zijn. Het is veelbetekenend dat de door de zevenentwintig leiders ondertekende Verklaring van Berlijn geen enkele verwijzing bevat naar de Europese Grondwet, ofschoon dit het belangrijkste vraagstuk is waarmee wij worden geconfronteerd. De instelling van de functie van voorzitter van de Unie en die van minister van Buitenlandse Zaken, de vermindering van het aantal commissarissen, de nieuwe stemweging, de versterking van de bevoegdheden van het Parlement, de afschaffing van de drie pijlers, de versterking van de procedure van versterkte samenwerking tussen de lidstaten en het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid door de Europese Unie waren enkele positieve bepalingen uit de niet aangenomen Europese Grondwet. Mijns inziens moeten wij deze alsnog opnemen in een nieuw verdrag, in een 'Nice 2'-verdrag, en ervoor zorgen dat deze vóór de verkiezingen van 2009 werkelijkheid worden.
Laten wij de hoogdravende plannen maar terzijde! Laten wij weer met beide benen op de grond gaan staan! Mijns inziens kan Europa met deze realistische oplossing vooruit komen.
VOORZITTER: LUISA MORGANTINI Ondervoorzitter
Margie Sudre (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de fungerend voorzitter van de Raad, voorzitter van de Commissie, dames en heren, de Verklaring van Berlijn richt zich tot de burgers van de EU met het verzoek het buitengewone succes van onze gemeenschappelijke inspanningen op juiste waarde te schatten. Zij verwijst naar onze Europese waarden en moet het uitgangspunt zijn voor een nieuw creatief elan, dat verder gaat dan de solidariteit waarmee een aantal gemeenschappelijke beleidsterreinen in de afgelopen halve eeuw op één lijn zijn gebracht.
We moeten reëel zijn, zonder de huidige problemen te verhelen, en de Europeanen ervan overtuigen dat de opbouw van een sterk en verenigd Europa in de wereld niet alleen absoluut noodzakelijk is, maar een kans biedt voor elk van onze 27 landen en voor elke van de 500 miljoen burgers van de Unie. Om hen te overtuigen moeten we hun niet alleen concrete resultaten en tastbare bewijzen van de toegevoegde waarde van de EU bieden, maar ook een optimistischere houding aannemen, en dat heeft bondskanselier Merkel gedaan.
Er is sprake van verdeeldheid tussen de Europeanen over de koers van het Europese beleid. Sommigen vinden dat Europa een te liberale koers vaart en zijn burgers niet beschermt tegen de globalisering, terwijl anderen vinden dat het niet protectionistisch genoeg is. De waarheid ligt zoals altijd ergens in het midden.
Ons werelddeel is één van de weinige stabiele gebieden in een wereld die steeds onvoorspelbaarder wordt. Uit onze historie valt veel lering te trekken en onze culturen zijn rijk aan verscheidenheid; vele volkeren spiegelen zich hieraan. Onze economie is over het algemeen gezond en op de wereld gericht. Wij streven onophoudelijk naar meer solidariteit met de minst welvarende en minst stabiele regio’s op de wereld.
Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om de fungerend voorzitter van de Raad lof toe te zwaaien, niet alleen vanwege datgene wat zij heeft bereikt maar ook vanwege haar inspanningen, waaruit blijkt dat zij ernaar streeft Europa vooruitgang te laten boeken en een oplossing te vinden voor de patstelling waarin wij ons sinds enkele maanden bevinden. Ik wil haar hiervoor van harte bedanken.
Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de voorzitter van de Commissie, wij, Europese burgers afkomstig van achter het voormalige IJzeren Gordijn, hechten de meeste waarde aan vrijheid, waaronder de vrije markt, en aan wat ooit ons nationale handelsmerk was, of anders uitgedrukt, onze regionale specialiteit, namelijk solidariteit. We weten ook welke prijs voor het verdedigen van deze waarden moet worden betaald. Decennialang was het onze droom om opnieuw deel uit te maken van de Europese familie van vrije volkeren. Wij zijn opgegroeid met de verboden radiozender die uitzond vanuit München en de trotse naam 'Radio Free Europe' droeg.
Dat vrije en verenigde Europa zijn we vandaag de dag nog steeds trouw. Als leden van de Europese Unie hebben we het volle recht om haar toekomst mee vorm te geven. Het volstaat echter niet langer om de woorden 'Europa, Europa' in de mond te nemen. We moeten ons eveneens de volgende vraag stellen: 'Europa, ja, maar wat voor een Europa?'. Europa zou een project moeten zijn dat het volledige vertrouwen van al zijn leden geniet. In het Europese debat zouden er geen taboeonderwerpen mogen zijn.
Elk land heeft het recht om het Grondwettelijk Verdrag, dat door de Fransen en de Nederlanders is verworpen, opnieuw te analyseren en kanttekeningen te plaatsen bij de aspecten die het als controversieel beschouwt.
Het is echter ontoelaatbaar dat de heer Schulz, voorzitter van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, elke gelegenheid aangrijpt om zich spottend uit te laten over de lidstaten die een ander standpunt durven in te nemen over de toekomstige institutionele vorm van de Europese Unie dan hijzelf of het niet eens zijn met de politiek correcte oplossing die links hier probeert op te dringen. Het door het Duitse voorzitterschap voorgestelde debat over het Grondwettelijk Verdrag zou zich moeten kenmerken door openheid en compromisbereidheid, zelfs in uiterst moeilijke aangelegenheden als het zoeken naar een nieuwe, rechtvaardigere manier van stemmen in de Raad.
Ik heb eveneens vastgesteld dat in de Verklaring van Berlijn elke verwijzing naar de christelijke oorsprong van de Europese Unie ontbreekt.
Ik zou willen afronden met de woorden van de Belgische politicus Paul-Henri Spaak, in wiens gebouw we vandaag samengekomen zijn, en die in 1957 zei:
(FR) Ik heb ooit in Straatsburg gezegd dat als het huidige tijdsgewricht voorbij is, als wij allemaal al vele jaren zijn heengegaan en als men wil verhalen over het menselijk avontuur dat wij hebben beleefd, zij dan – ongeacht hoe wij er vanuit onze religieuze of filosofische overtuigingen ook over mogen denken – niet anders kunnen zeggen dan: De mensen in die tijd, in die eeuw, hebben samen het immense avontuur van de christelijke beschaving beleefd.
Elmar Brok (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte fungerend voorzitter van de Raad, geachte voorzitter van de Commissie, geachte bondskanselier, het is mij een grote eer om het woord te mogen voeren onder uw voorzitterschap. Staat u mij toe enkele opmerkingen te maken. Ten eerste, en dat heeft de Verklaring van Berlijn wel duidelijk gemaakt, heeft Europa door middel van integratie een mate van vrede, vrijheid en welvaart weten te bereiken die het in zijn hele geschiedenis niet heeft gekend en die vermoedelijk ook in de geschiedenis van de mensheid uniek is.
Ten tweede is duidelijk geworden dat wij worden geconfronteerd met uitdagingen die de nationale staten op veel terreinen, zoals terrorisme, globalisering, buitenlands en veiligheidsbeleid, niet meer alleen aankunnen. Uit deze opsomming blijkt wel dat de Europese Unie steeds een succes is geweest waar en wanneer wij gebruikmaakten van de Gemeenschapsmethode, met een gemeenschappelijk rechtscorpus werkten en de methode-Monnet toepasten. Dit is naar mijn mening de reden dat het constitutionele proces op deze leest dient te worden geschoeid, want op alle gebieden waarop we intergouvernementeel actief zijn, zijn we zwak.
Als we nu de fase na de Verklaring van Berlijn ingaan en als het constitutionele proces weer wordt opgepakt, betekent dat ook dat het van belang is om vast te houden aan deze beginselen van de Gemeenschapsmethode. Het Grondwettelijk Verdrag bevat al veel dat wij nodig hebben om de uitdagingen aan te gaan die ons wachten.
De Grondwet lost op zichzelf geen problemen op, maar voorziet ons van het kader van legitimiteit en slagvaardigheid dat ons in staat stelt dat te doen. Ik hoop dat het alle 27 lidstaten om deze reden duidelijk is – en hierin word ik gesteund door de Commissie – dat zij zeer goede redenen moeten hebben om een dergelijk proces niet te volgen. Daarom dienen wij te waarborgen dat de Europese Unie als gemeenschap van de 27 deze uitdaging aangaat en niet uiteenvalt in kleine blokken. Want dat gebeurt er als de Unie als geheel niet opgewassen is tegen de uitdagingen.
De Voorzitter. – Voordat ik het woord aan voorzitter Barroso geef, wil ik me verontschuldigen voor de afwezigheid in dit Parlement – niet van de afgevaardigden als zodanig, want zij staan hierom bekend – maar, nota bene bij een onderwerp als dit, van velen die hebben deelgenomen aan het debat. Ik ben er echter van overtuigd dat ze uw toespraak zullen lezen en die misschien via het scherm zullen volgen.
José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie. – (PT) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, ik meen dat dit een interessant debat is. Ik had een paar antwoorden op specifieke vragen voorbereid, maar aangezien niemand die vragen heeft gesteld kan ik ze voor een andere gelegenheid bewaren.
Ik wil wel graag een algemene opmerking maken over de kwestie waar het nu eigenlijk om gaat – de inhoud en het proces. Beide zijn nodig. We moeten een antwoord formuleren op de belangrijkste problemen die we hier in Europa ervaren en de problemen waarmee de mondialisering ons confronteert. We zullen echter ook over de beste instellingen en procedures moeten beschikken. Ik ben het niet eens met degenen die het debat op ofwel het ene ofwel het andere aspect willen concentreren. Als we de problemen willen oplossen en een antwoord willen formuleren op de belangrijkste uitdagingen, zullen we moeten kunnen beschikken over instellingen die efficiënter en democratischer zijn en een grotere samenhang vertonen.
We zullen ook een oplossing moeten vinden voor de Grondwetskwestie. Of we dat Verdrag nu wel of niet een Grondwet noemen – we zullen dit probleem hoe dan ook moeten oplossen. En dat is, geachte afgevaardigden, mijn oproep aan u, en daarbij richt ik mij ook tot degenen die het constitutionele concept niet zo'n warm hart toedragen als anderen. Ik weet dat u er allemaal op uit bent om een pragmatische oplossing voor de problemen te vinden. Ik ga ervan uit dat u uw bijdrage zult leveren en de regeringen van de EU zult helpen om een oplossing te vinden voor zowel de procedures als de instellingen. Als we resultaten willen bereiken zullen wie die instellingen nodig hebben.
De vraag is hoe we het maatschappelijk middenveld en de burgers in het debat over de institutionele problematiek kunnen betrekken. Ik kan u vertellen dat de Commissie op dit gebied actief is geweest. Nog vóór de goedkeuring van de Verklaring van Berlijn heb gesprekken gevoerd met de vice-voorzitter van de Commissie, mevrouw Wallström, de parlementaire leiders en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Ik ben heel blij met het voorstel dat kanselier Merkel dit Parlement vandaag heeft gedaan om in mei een consultatie van het maatschappelijk middenveld te organiseren. Als het Parlement dit voorstel wil uitvoeren zal de Commissie haar steun verlenen.
We zijn dus gereed en bereid om samen met het Parlement een discussie over deze zaken op gang te brengen. We moeten er daarbij ook voor zorgen dat er ruimte is voor onderhandelingen tussen de regeringen. Daarom steun ik het voorstel van mevrouw Merkel.
(FR) Ter afsluiting ga ik door in het Frans om te reageren op de zeer belangrijke opmerking van de heer Poignant. Ik wil hem bedanken dat hij met humor een zeer belangrijk punt aan de orde heeft gesteld en dat hij heeft laten zien dat we verschillende standpunten kunnen innemen op politiek en ideologisch gebied terwijl we dezelfde Europese geest delen. Dat is een les voor ons allen. Ik denk dat hij hiermee de spijker op zijn kop slaat omdat ons Europese project in hoge mate uitstijgt boven onze politieke en ideologische meningsverschillen. Onze politieke voorkeur kan naar links gaan of meer naar rechts of het centrum, maar wij hebben wel een gemeenschappelijke Europese geest nodig. Dat is een les voor ons allen, en ik wil u, mijnheer Poignant, hiervoor bedanken, zoals ik allen wil bedanken die als leden van verschillende politieke partijen deze geest delen – met nuances natuurlijk –, omdat wij enkel en alleen met die geest, die ik in Berlijn heb waargenomen, kunnen voldoen aan de grote verwachtingen die Europa van ons heeft.
Wat de solidariteit betreft, zou ik met name tegen sommige leden van fracties van uw Parlement die ietwat sceptisch staan tegenover integratie, willen zeggen dat we niet mogen vergeten dat solidariteit twee kanten op werkt. Vergeet niet dat uw eigen land waarschijnlijk op een dag de solidariteit nodig zal hebben van anderen, in de praktische zin van het woord. Wij moeten derhalve allen blijk geven van een geest van solidariteit en begrijpen dat wij uitsluitend in die geest een institutionele regeling kunnen bereiken en met name het hoofd kunnen bieden aan de grote uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd.
De Voorzitter. Dank u, commissaris.
Het debat is gesloten.
Schriftelijke verklaring (artikel 142)
Jean-Pierre Audy (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) In mijn hoedanigheid van Frans vertegenwoordiger van de burgers van de EU in het Europees Parlement wil ik om te beginnen mijn grote dankbaarheid en bewondering tot uitdrukking brengen voor de president van de Franse Republiek, mijn vriend Jacques Chirac, die op 25 maart 2007 in Berlijn heeft deelgenomen aan zijn laatste Europese top als staatshoofd en die steeds scherpzinnig, deskundig en vanuit humanistisch oogpunt heeft gehandeld ten behoeve van een sterk en onafhankelijk Frankrijk in een sterk en verenigd Europa.
Hoewel ik teleurgesteld ben dat leden van het Europees Parlement, die de burgers en volkeren van Europa vertegenwoordigen, niet betrokken waren bij de Verklaring van Berlijn, juich ik het toe dat hierin het streven om vooruitgang te boeken met de Europese integratie wordt bevestigd, onze waarden worden geproclameerd en de Europese verkiezingen van 2009 als politieke deadline gelden voor de regeling van de institutionele kwesties. Ik wil mevrouw Merkel, de huidige voorzitter van de Europese Unie en bondskanselier van Duitsland, mijn vriend de heer Pöttering, de Voorzitter van het Europees Parlement, en de heer José Manuel Barroso, voorzitter van de Commissie, gelukwensen met het werk dat zij hebben verzet.