De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0037/2007) van Csaba Sándor Tabajdi, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over de integratie van de nieuwe lidstaten in het GLB (2006/2042(INI)).
Csaba Sándor Tabajdi (PSE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de integratie van tien nieuwe lidstaten is een erg ingewikkeld onderwerp. Ik heb in dit op eigen initiatief opgestelde verslag geprobeerd de gevolgen van de toetreding van tien nieuwe lidstaten te analyseren om vervolgens een balans van de resultaten op te maken. In het algemeen kunnen we met betrekking tot de integratie van deze tien nieuwe lidstaten spreken van een succes, maar we moeten ook goed kijken wat de gevolgen voor de verschillende sectoren zijn geweest.
Wat de gevolgen van de integratie voor de landbouw betreft: er zijn wat onevenwichtigheden, maar ik moet de resultaten toch positief noemen. Er is hier sprake van een win-winsituatie. Dat betekent dat de vijftien oude lidstaten baat hebben gevonden bij de uitbreiding: ze hebben hun markten uitgebreid. Ze zijn erin geslaagd een rol te spelen bij de privatisering van de landbouwsector in de nieuwe lidstaten. Maar het zijn vooral de producenten, de handelaars en de agro-industrie die er beter van zijn geworden: ook voor hen waren de resultaten dus positief. Ook de nieuwe lidstaten zijn er beter van geworden, ondanks de discriminatie bij de rechtstreekse betalingen. Hun landbouwsubsidies zijn de afgelopen twee jaar met 50 procent toegenomen. Dat is een heel positief resultaat – en dan hebben we het nog niet eens over prijsstabiliteit. En we zullen ook iets moeten zeggen over garanties en de interne markt.
Velen waren bij de uitbreiding bevreesd dat de nieuwe lidstaten de interne markt zouden verstoren. Dat is niet het geval geweest; er is geen verstoring opgetreden. Het is niet nodig geweest de vrijwaringsclausules te activeren. Dat is heel belangrijk en ook heel positief. De producenten in de nieuwe lidstaten hebben gebruik kunnen maken van de fondsen voor rechtstreekse betalingen en de fondsen voor plattelandsontwikkeling. We kunnen zelfs zeggen dat de voedselveiligheid is verbeterd.
Er zijn bij de uitbreiding echter ook bepaalde inconsistenties opgetreden. De producenten in de vijftien oude en de tien nieuwe lidstaten hebben geen gelijke kansen. De landbouwers uit de nieuwe lidstaten hebben het afgelopen jaar maar een derde van de rechtstreekse betalingen uit de Gemeenschapsbegroting ontvangen. En ook al is het inderdaad zo dat ze deze betalingen uit de nationale begrotingen mochten aanvullen, het is toch duidelijk dat ze geen gelijke kansen hadden. En die financiering van 25 procent bij aanvang – ook dat is inconsistent; 50 of 60 procent was rechtvaardiger geweest.
Wat de begroting betreft: er is jarenlang geen concurrentie geweest tussen de oude en de nieuwe lidstaten. Vanuit een financieel perspectief is er echter wel sprake van concurrentie: de koek is immers nog precies even groot, omdat de landbouwbegroting op voorstel van Schröder en Chirac is bevroren, terwijl die begroting nu door 27 lidstaten moet worden gedeeld.
Dames en heren, ik geloof dat er met betrekking tot de nieuwe lidstaten, in het kader van de nu uitgevoerde hervormingen, ook weer sprake is van inconsistenties. Ik heb u – en mevrouw Fischer Boel – er al herhaaldelijk op gewezen dat de nieuwe lidstaten bij de hervormingen in de wijnbouw en de fruit- en groenteteelt het slachtoffer worden van een nieuw soort discriminatie. Dat daar historische precedenten voor bestaan, doet niet ter zake.
Ik heb in mijn verslag geprobeerd iets te leren over toekomst van het landbouwbeleid. En ik geloof dat wat mevrouw Fischer Boel nu voorstelt – nationale enveloppen in het kader van de hervorming van de wijnbouw – misschien wel op alle hervormingen kan worden toegepast. Het is immers duidelijk dat je met 27 uiterst heterogene lidstaten vaker zult moeten teruggrijpen op subsidiariteit en flexibiliteit.
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, voor ik inga op de details van het verslag zou ik de heer Tabajdi en de leden van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling willen bedanken. Dit is een goed moment om de situatie in kaart te brengen. U zou kunnen zeggen dat het een goede warming-up is voor onze discussie over de doorlichting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Ik ben het volledig met de rapporteur eens dat de integratie van tien nieuwe lidstaten een win-winsituatie was. Ik zou op drie punten nader in willen gaan, ten eerste op de gunstige ontwikkeling van de inkomens in de landbouw in de nieuwe lidstaten. Ik denk dat dit heel belangrijk is geweest, omdat een goed inkomen niet alleen een aangenaam leven mogelijk maakt, maar ook het overleven van de landbouw op de lange termijn. Wanneer we de inkomens in de tien nieuwe lidstaten bekijken, zien we dat die van 2004 tot 2006 met 60 procent gestegen zijn ten opzichte van 2003. In de oude lidstaten, in de EU-15, zijn de inkomens in diezelfde periode met 2 procent gedaald. Daaruit blijkt volgens mij heel duidelijk hoezeer de nieuwe lidstaten hebben geprofiteerd van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De verdeling van dit geld heeft er op het platteland hopelijk toe geleid dat de burgers beter begrijpen hoe belangrijk de toetreding was.
Ten tweede wil ik de handel noemen, een zaak die ook de rapporteur aan de orde heeft gesteld. Het is duidelijk dat iedereen heeft geprofiteerd van de groei van de interne markt. Ook dat was een win-winsituatie, en ik hoop dat de trends tot nu toe zich in de komende jaren zullen voortzetten.
Ten derde zou ik op de plattelandsontwikkeling in willen gaan, een heel belangrijke zaak, niet alleen voor de nieuwe lidstaten, maar in de hele Europese Unie. Ik denk dat de problemen die u in uw verslag heeft genoemd te maken hebben met kinderziekten. Dat blijkt ook uit de meest recente cijfers. De nieuwe lidstaten hebben in 2006 al met al ruim 2,7 miljard euro ontvangen voor plattelandsontwikkeling, dat is 21 procent meer dan in 2005. Ik hoop dat de lidstaten dit geld op een constructieve manier uit zullen geven, en ben optimistisch dat de lidstaten het programma voor de volgende financiële periode van 2007 tot 2013 volledig uit zullen kunnen voeren.
Tot slot wil ik ingaan op de doorlichting. Formeel bezien valt de implementatie van de hervorming van het GLB door de nieuwe lidstaten niet onder de herzieningsclausule. Ik geloof echter dat we deze doorlichting aan moeten grijpen om te proberen om tijdens onze besprekingen in 2008 zo veel mogelijk problemen op te lossen waarmee alle 27 lidstaten worden geconfronteerd.
Ik verheug me op een bijzonder constructieve samenwerking op al deze vlakken met de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. We hebben allemaal heel veel belang bij een enorm sterke landbouwsector in de Europese Unie.
Albert Deß, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik zou de rapporteur, de heer Tabajdi, hartelijk willen bedanken voor het compromis dat we bereikt hebben in het verslag. Toen ik voor de toetreding van de tien nieuwe lidstaten als politicus inzake landbouw op pad was in Beieren en in Duitsland, hoorde ik dat veel landbouwers in Duitsland bang waren dat de uitbreiding nadelige gevolgen zou hebben voor de landbouw in de oude EU-lidstaten. Men verwachtte prijsdalingen voor bepaalde landbouwproducten. Toen ik vervolgens verder reisde naar de kandidaat-landen, zag ik dat ook daar de landbouwers bedenkingen hadden en bang waren voor de toetreding tot de Europese Unie. Vandaag kunnen we zeggen dat de angst in Oost en West ongegrond was.
De manier waarop de nieuwe lidstaten geïntegreerd zijn in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, is in beginsel positief. De betrokkenen in de nieuwe lidstaten, zo is al eerder gezegd, hebben eigenlijk voordeel gehaald uit de stabilisering van de markten en de prijzen en uit de verbeterde handelsmogelijkheden. De voedselverwerkende industrie en de groothandel in voedingsmiddelen in de vijftien oude lidstaten hebben voordeel gehaald uit de toegenomen uitvoer en de hoge investeringsmogelijkheden in de nieuwe lidstaten. In het verslag wordt gezegd dat de integratie van de nieuwe lidstaten tot nu toe grotendeels succesvol is verlopen. Er waren wel grote problemen op de markt voor groenten en fruit en met het onrechtvaardige invoerverbod voor Poolse producten dat door Rusland en Oekraïne werd opgelegd. We vragen de Commissie en de Raad om sneller te reageren op de specifieke problemen van de nieuwe lidstaten. In het verslag wordt gesteld dat de productie van biomassa en bio-energie een belangrijke rol zal spelen in de toekomst van de landbouwsector in de EU. De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten stemt in met het bereikte compromis, hoewel we met het oog op enkele financiële gevolgen bepaalde voorbehouden hebben.
Bogdan Golik, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, als u het mij vraagt, spreekt het tijdstip waarop dit thema wordt behandeld boekdelen over de houding van de Europese Unie tegenover de nieuwe lidstaten. Het is tien voor twaalf. We debatteren over de uiterst belangrijke kwestie van de integratie van de nieuwe lidstaten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het enige gemeenschappelijke beleid van de Europese Unie.
Allereerst zou ik de heer Tabajdi van harte willen feliciteren met zijn initiatief om een verslag op te stellen over de gevolgen van de integratie van de nieuwe lidstaten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Ik wil hem eveneens bedanken voor het intensieve werk dat hij maandenlang heeft verricht over een onderwerp dat voor ons, de nieuwe EU-lidstaten, van essentieel belang is.
Tijdens de eerste jaren van ons EU-lidmaatschap hebben we kennisgemaakt met een groot aantal positieve aspecten van integratie, zoals versnelde sociale veranderingen op het platteland, veiligere levensmiddelen van een hogere kwaliteit, meer aandacht voor dierenwelzijn en een toegenomen export. Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat de landbouw in de nieuwe lidstaten, in de periode voor hun toetreding tot de Unie, volgens volledig andere principes functioneerde dan de agrarische sector in de oude vijftien – zonder rechtstreekse betalingen of enig ander instrument om een stabiele productie te verzekeren.
Daarom is het des te onrechtvaardiger en des te onbegrijpelijker dat er is besloten om aan de landbouwers uit de nieuwe lidstaten lagere rechtstreekse betalingen toe te kennen dan aan hun collega’s in de oude Europese Unie. Daarenboven hebben de ontoereikende productiequota een negatieve impact op de concurrentiepositie van de landbouwers in de nieuwe – en niet in de oude – lidstaten van de Europese Unie.
Het is bijgevolg van wezenlijk belang dat we, bij de beoordeling van het huidige beleid en het debat over de toekomst van het Europese landbouwmodel in 2008-2009, in de eerste plaats proberen om het gemeenschappelijk landbouwbeleid beter af te stemmen op de realiteit en op de verwachtingen van de samenlevingen in de nieuwe EU-landen.
Tchetin Kazak, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil om te beginnen de heer Tabajdi bedanken voor zijn uitstekende werk als rapporteur.
Ik heb zijn verslag met veel belangstelling gelezen. Ik vond het voor mijn land, Bulgarije, heel leerzaam. Het gaf verder een goed beeld van de moeilijkheden waar de tien nieuwe lidstaten mee zijn geconfronteerd toen ze voor het eerst met het gemeenschappelijk landbouwbeleid te maken kregen.
Bulgarije heeft zich, net als die tien toetredingslanden, tijdens de pretoetredingsperiode enorme inspanningen getroost om het communautaire acquis over te nemen en het institutionele kader te scheppen voor de implementatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De door de Europese Unie gefinancierde partnerschapsprogramma's zijn bij de verwezenlijking van die doelstelling heel zinvol gebleken.
Ik moet er intussen wel op wijzen dat de landbouwers en het platteland in Bulgarije niet voorbereid zijn op de uitdagingen en mogelijkheden die nu ontstaan zijn. De Europese Unie heeft steun toegezegd om de landbouwsector in mijn land te helpen. De eisen waaraan moet worden voldaan en de traagheid bij de besluitvorming hebben er evenwel toe geleid dat het Sapard-programma veel te laat van start is gegaan en een belangrijk deel van de toewijzingen pas na toetreding zullen kunnen worden gebruikt.
Via rechtstreekse betalingen, maatregelen voor plattelandsontwikkeling en staatssteun voor de landbouw kan Bulgarije net als die tien nieuwe lidstaten een systeem opzetten dat geschikter is voor de ontwikkeling van het Bulgaarse platteland en de nationale landbouw. Het is intussen wel belangrijk dat een aantal regels verder vereenvoudigd wordt.
Net zoals dat in die tien landen het geval is, zijn ook wij in Bulgarije niet geheel tevreden met de wijze waarop de rechtstreekse betalingen zijn geïntroduceerd. We willen die betalingen echter niet aanvechten – we hebben het systeem immers op deze wijze in het toetredingsverdrag aanvaard.
Ik wil u daarom aanraden, dames en heren, dit initiatiefverslag van de heer Tabajdi goed te keuren. Ik geloof namelijk dat het heel objectief is, en dat het bij de analyse van de moeilijkheden waarvoor de tien nieuwe lidstaten zich gesteld zien een sympathieke benadering volgt. Het verslag doet bovendien een reeks aanbevelingen die kunnen bijdragen tot een doeltreffender hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Janusz Wojciechowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Tabajdi geeft een zeer rooskleurige kijk op de uitwerkingen van de uitbreiding van de Europese Unie. Hoewel ik het ermee eens ben dat de uitbreiding een aantal positieve gevolgen heeft gehad, zowel voor de nieuwe als voor de oude lidstaten, heeft de medaille ook een – minder optimistische – keerzijde.
De Europese Unie waar we vandaag deel van uitmaken, is niet meer de Europese Unie waarvan we lid geworden zijn. Terwijl we zijn toegetreden tot een Unie die een club van landbouwfans was, leven we nu in een Unie die haar landbouw stap voor stap afbouwt. Alle zogenaamde hervormingen van de markten voor suiker, groenten, fruit, wijn en tabak hebben slechts een doel: de landbouwers ertoe aanzetten om minder of, beter nog, helemaal niets meer te produceren. Minder landbouwproducten betekent immers minder problemen voor de Europese bureaucratie.
We zijn lid geworden van de Europese Unie in de hoop dat we, samen met de oude lidstaten, onze landbouwsector verder zouden kunnen ontwikkelen. In de plaats daarvan maken we deel uit van een Unie waarin we, samen met de oude lidstaten, de Europese landbouw geleidelijk beginnen af te bouwen. We werken mee aan een kortzichtig beleid dat de voedselveiligheid in Europa op de helling zet. We moeten dit beleid dringend herzien. Als we dat niet doen, zal Europa honger lijden en een hongerig Europa zal niet in staat zijn tot verdere integratie.
Dumitru Gheorghe Mircea Coşea, în numele grupului ITS. – Domnule Preşedinte, doamnă comisar, apreciez raportul domnului Tabajdi, deşi acesta nu cuprinde niciun aspect legat de o ţară mai nouă, ca de exemplu România. Este un raport care reprezintă o lecţie pentru noile state membre şi aş vrea să subliniez un lucru care ne interesează foarte mult, şi anume că politica agricolă comună ar trebui să fie mai flexibilă în ceea ce priveşte specificul şi trăsăturile acestor două noi ţări membre, România şi Bulgaria.
România are o tradiţie în agricultură, dar şi moşteniri comuniste care o fac să aibă un mare decalaj faţă de agricultura europeană. De aceea, cred că dacă această politică agricolă comună europeană s-ar apleca mai mult asupra trăsăturilor specifice României, am putea să eliminăm mai repede aceste decalaje.
Sugerez doamnei comisar, precum şi autorului acestui raport, pe care îl felicit încă o dată, să se aplece asupra a trei propuneri pe care doresc să le fac: în primul rând, să se acorde o mai mare atenţie organizaţiilor de agricultori şi patronale din agricultură, deoarece în aceste noi ţări membre, ele sunt încă la început. În al doilea rând şi foarte important, să se acorde atenţie prevenirii riscurilor în agricultură, riscuri care sunt în ultimul timp majore din punct de vedere climatic, al catastrofelor naturale şi chiar al unor disfuncţionalităţi ale pieţei. Şi, în al treilea rând, un lucru important este sprijinirea proiectelor de dezvoltare rurală, mai ales în zonele frontaliere, pentru că avem de învăţat de la ţările care au o tradiţie mai îndelungată decât noi în cooperare.
Peter Baco (NI). – (SK) Mijn complimenten voor het initiatief en de enorme hoeveelheid werk die de rapporteur heeft verzet. In het verslag wordt het discriminatoire effect van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op de landbouw in de nieuwe lidstaten expliciet naar voren gebracht. Om het verslag door het Parlement te krijgen, is het echter zo geformuleerd dat het welhaast om een idylle lijkt te gaan. Dat zowel de oude als de nieuwe lidstaten tevreden mogen zijn, aangezien de nieuwe lidstaten meer middelen krijgen en de oude in ruil daarvoor een groter deel van hun voedingsmiddelenmarkt hebben gekregen, snijdt simpelweg geen hout. Het feit dat een deel van de Europese Unie steeds verder aftakelt, terwijl de rest gedijt, is niet alleen in strijd met de letter, maar ook met de geest van het GLB en de beginselen van de Europese Unie. Gedurende het toetredingsproces vertoonde de landbouwsector van de EU-15 groei, terwijl de landbouwproductie in de nieuwe lidstaten met een derde was gedaald. Het is niet waar dat dit te wijten was aan het onvermogen van de boeren in de nieuwe lidstaten om zich aan te passen aan de markt. Het was te wijten aan politieke oorzaken. Het ergste is dat deze decimering van de landbouw in de nieuwe lidstaten eigenlijk voorgoed is verankerd in de vorm van de zogenoemde historische referentiepunten, die zijn gebruikt om op discriminerende wijze parameters vast te stellen voor de nieuwe lidstaten.
De tegenstrijdige effecten van het GLB op de oude en nieuwe lidstaten zijn ook blijven voortduren na de toetreding van Slowakije tot de EU. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de uitwerking van de onlangs aangenomen hervormingen ten aanzien van grondstoffen en ook uit de dramatische stijging van voedselimporten in de nieuwe lidstaten. Vorig jaar zijn de voedselimporten alleen in Slowakije al met 60 procent gestegen ten opzichte van het jaar daarvoor. Bovendien voorspelt het 2020-scenario dat de nieuwe lidstaten een leverancier zullen blijven van ruwe grondstoffen voor de productie van biomassa in de energiesector en van voeders voor de veeteelt. In dit scenario zal de toegevoegde waarde worden gecreëerd in de EU-15.
Daarom is de boodschap van het verslag ook duidelijk. Geachte commissaris, ik zou willen dat u het op die manier bekeek, en niet op de wijze die u zojuist in uw verklaring schetste. Het is zaak om de interne concurrentie tussen de oude en de nieuwe lidstaten te hervormen teneinde plaats te maken voor werkelijk gemeenschappelijke en uniforme procedures voor alle lidstaten van de EU en het mondiale concurrentievermogen van de EU-landbouwsector te versterken. We dienen ons in de eerste plaats te concentreren op lagere kosten, hogere kwaliteit en doeltreffende marketing.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, er zijn al drie jaar verstreken sinds de grote uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe lidstaten – stuk voor stuk landen met een zeer verschillende landbouw waarvan de herstructurering reeds ontzettend veel heeft gekost.
Op het vlak van de landbouw heeft de Europese Unie de nieuwe lidstaten geen goede voorwaarden voor hun integratie geboden. De productiequota zijn te laag en de rechtstreekse betalingen bedroegen aanvankelijk slechts 25 procent van de bedragen die de oude lidstaten kregen.
Tijdens de bijeenkomst van de ministers van landbouw van de vijftien oude lidstaten in juni 2003 in Luxemburg, waarbij de nieuwe landen nog geen stemrecht hadden, is het gemeenschappelijk landbouwbeleid in negatieve zin gewijzigd. Deze veranderingen hebben tot aanzienlijke vertragingen geleid bij de herstructurering van de landbouw in de nieuwe lidstaten, hoewel – dat wil ik toch benadrukken – er ook positieve resultaten zichtbaar zijn.
Het voorgestelde verslag is veel te optimistisch. Het besteedt te weinig aandacht aan de problemen en de struikelblokken en legt te veel nadruk op de successen. Er moet nog veel werk worden verricht met het oog op de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid volgend jaar.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe lidstaten hebben een hoge economische en sociale prijs betaald voor de aanpassing van hun landbouw aan de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat was niet alleen te wijten aan historische omstandigheden, maar ook aan de lagere rechtstreekse betalingen in vergelijking met de oude lidstaten en aan de duidelijke onwil van de Commissie en de Raad om de nieuwe lidstaten de helpende hand te reiken. Ik denk onder meer aan de discussie over zacht fruit, aan het Russische en Oekraïense embargo op de Poolse export en aan de import van honing uit derde landen.
Deze ondervindingen doen tal van vragen rijzen. Bestaat er wel zoiets als een gemeenschappelijk landbouwbeleid? Indien ja, waarom krijgen de nieuwe lidstaten dan niet de hulp waar ze recht op hebben, niet alleen op de externe markten, maar eveneens op de interne markt? Waarom werd de markt opengesteld voor genetisch gemodificeerde organismen die de gezonde, biologische producten uit de nieuwe lidstaten verdringen? Wat zal er gebeuren met de talrijke familieboerderijen die in vele regio’s van de Europese Unie de ruggengraat van het landbouwsysteem vormen en vandaag in staat van faillissement verkeren?
Димитър Стоянов (ITS). – Не съм мислил, че ще го кажа, но съм напълно съгласен с изказването на г-н Казак, с малкото допълнение, че в продължение на шест години Министерството на земеделието в България се държи от министър от неговата партия. Защо не направихте така, г-н Казак, че българските производители да знаят как да си поискат парите, които им се полагат от Европейския съюз. Десет години българите бяха подлъгвани с благините, които ги чакат в Евросъюза, а вместо това накрая получиха жестоки квоти и ужасна бюрокрация, която заплашва напълно да унищожи дребните производители в България. Докато общата земеделска политика не бъде направена така, че да може да достига до всички обикновени хора, без излишни административни пречки, аз в никакъв случай не мога да нарека тази политика обща.
Andreas Mölzer (ITS). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om als allerlaatste, om middernacht, nog een paar korte opmerkingen te maken. Ik geloof dat we er vandaag meer dan ooit voor moeten waken dat onze landbouwstructuren behouden blijven en dat de zelfvoorziening gegarandeerd blijft. We moeten ook erkennen dat het steeds verder dalende aantal landbouwers en de dreigende verdorring van grote stukken land door de ontvolking van het platteland echte uitdagingen vormen. Bovendien moeten we ervoor zorgen dat gehoor wordt gegeven aan de wens van de 70 procent van de EU-bevolking die zich gekant heeft tegen genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen. Tot slot moeten we voorzichtig met de nieuwe EU-lidstaten omgaan en bedenken dat door de toetreding van deze landen tot de EU de landbouwproducten uit deze landen vaak succesvolle exportproducten zijn geworden, wat in het eigen land tot schaarste leidt en in het land van bestemming tot een verwoestende prijzenoorlog.
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. (EN) Allereerst zou ik in willen gaan op de vraag of de timing van dit debat recht doet aan het belang van de toetreding van de nieuwe lidstaten. Ik kan alleen maar zeggen dat het Parlement zijn agenda zelf vastlegt. Ik kan u verzekeren dat ook ik dit debat liever vroeger op de avond had willen voeren, maar ik moet me neerleggen bij het werkschema van het Parlement.
De geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen is door vrijwel alle leden genoemd. Het staat ook in meerdere paragrafen in het verslag. Ik zou erop willen wijzen dat die geleidelijke invoering niet alleen om begrotingstechnische redenen is ingevoerd. Tijdens de voorbereiding van de toetreding heeft de Commissie een degelijke analyse verricht van alle relevante factoren. Dat heeft ertoe geleid dat de strategie voor de toetreding tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid gebaseerd was op economische, sociale en ecologische factoren. We hebben in de nieuwe lidstaten ook heel wat moeten doen aan de vernieuwing van de infrastructuur. Dat besluit is niet genomen tijdens een Raad van de vijftien lidstaten. Dat besluit is in 2002 in Kopenhagen genomen, na een discussie over de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen waaraan de nieuwe lidstaten ook allemaal hebben deelgenomen. Iedereen zat daar dus aan tafel.
Er wordt wel eens beweerd dat onze eigen hervormingen bedoeld zijn om de landbouw af te schaffen. Ik kan u verzekeren dat ze juist bedoeld zijn om ervoor te zorgen dat de Europese landbouw een toekomst heeft. Wanneer het Parlement, de Raad en de Commissie met elkaar samenwerken, kunnen we daarvoor zorgen, daarvan ben ik overtuigd, want onze landbouw is goed in het leveren van de producten van hoge kwaliteit die we in de toekomst nodig zullen hebben. Het voorbeeld van de invoer van diepvriesaardbeien uit China toont aan dat we bruikbare oplossingen kunnen bedenken als we met elkaar samenwerken.
Er is ook gezegd dat er in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en in de sectoren wijn en voedingsmiddelen discriminatie plaatsvindt. Laten we even reëel blijven! Ik geloof dat we hebben geprobeerd om een oplossing te vinden waardoor de nieuwe lidstaten producentenorganisaties voor groente en fruit kunnen vormen. We bieden de nieuwe lidstaten een hoger medefinancieringspercentage, we moedigen de verschillende sectoren, de producenten van groente en fruit, aan om lid te worden van die producentenorganisaties, zodat ze veel sterker staan in de onderhandelingen met de grote detailhandelaren.
Laten we niet ruziën, laten we samen zoeken naar fatsoenlijke oplossingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de Europese Unie.
De Voorzitter. Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Joseph Muscat (PSE), schriftelijk. – (MT) In Malta zijn ook landbouwers en dorpsbewoners het slachtoffer van de misleidende praktijken van de nationalistische regering.
Voor de toetreding van Malta tot de Europese Unie heeft de Maltese regering deze mensen de indruk gegeven dat als er een probleem zou ontstaan door de invoer van buitenlandse producten tijdens de eerste vijf jaar van het lidmaatschap, de regering het recht zou hebben om die producten de toegang tot Malta te weigeren. Dit zou zijn toegestaan op grond van de zogeheten vrijwaringsclausule.
De Arbeiderspartij heeft onmiddellijk verklaard dat dit niet het geval was. We hebben uitgelegd dat de vrijwaringsclausule alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden gebruikt kon worden.
En bovendien kan de Maltese regering niet zelf beslissen over het gebruik van deze clausule. Zij moet dat eerst aan de Europese Commissie voorleggen, die vervolgens het besluit neemt.
Nu slaat de Maltese regering een heel andere toon aan.
Ondanks de aanhoudende klachten van landbouwers en dorpsbewoners, zegt de Maltese regering nu dat er eerst toestemming moet worden gevraagd van de Europese Commissie om de vrijwaringsclausule te gebruiken en dat daar niet genoeg argumenten voor zijn. De Commissie zegt hetzelfde.
De tijd heeft geleerd dat de Arbeiderspartij gelijk had.
Witold Tomczak (IND/DEM), schriftelijk. – (PL) In 2004 werd de grootste en belangrijkste uitbreiding in de geschiedenis van de Europese Unie een feit. Het is daarom van wezenlijk belang om de gevolgen van deze gebeurtenis aan een eerste evaluatie te onderwerpen. De hamvraag is: kiezen we voor een zo waarheidsgetrouw mogelijke beoordeling of geven we een vertekend beeld van de realiteit? Die keuze zal immers een aanzienlijke impact hebben op de toekomst van de landbouw in de Europese Unie.
Hoewel ik veel waardering heb voor de enorme inspanningen van de rapporteur, kan ik niet akkoord gaan met de formulering van alle compromisamendementen. Cijfers liegen niet. Uit het beschikbare cijfermateriaal blijkt overduidelijk dat de nieuwe lidstaten zijn bedot. De officiële statistieken van de Unie bewijzen het zwart op wit. Ter illustratie vermeld ik de uitgaven voor landbouw en plattelandsontwikkeling per hectare landbouwgrond in 2007 en in 2013.
2007: EU-10: € 147,8/ha EU-15: € 365,7/ha
2013: EU-10: € 251,5/ha EU-15: € 327,6/ha
Bron: 'Financiële Vooruitzichten 2007-2013: EP Werkdocument nr. 9 EP van 2.12.2004' en 'Het gemeenschappelijk landbouwbeleid uit de doeken gedaan', EC, DG Landbouw en plattelandsontwikkeling, oktober 2004.
Om het niveau van hun economische ontwikkeling af te stemmen op dat van de rijkere lidstaten in de Europese Unie, kregen en krijgen de armere landen minder financiële steun uit de EU-begroting! Dat is ook in de toekomst het geval. In zijn huidige vorm is het gemeenschappelijk landbouwbeleid lijnrecht in strijd met zijn eigen doelstellingen en beginselen.
Met het oog op bovenstaande evaluatie vraag ik alle Parlementsleden om naar hun geweten en volgens hun verantwoordelijkheidszin voor de toekomst van de Europese landbouw te stemmen.