De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0087/2007) van Markus Pieper, namens de Commissie regionale ontwikkeling, over de gevolgen van de toekomstige uitbreidingen voor de effectiviteit van het cohesiebeleid (2006/2107(INI)).
Markus Pieper (PPE-DE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, het structuurbeleid is het beste bewijs dat de Europese solidariteit bestaat. Sinds de hervorming van het landbouwbeleid is het cohesiebeleid echter ook de grootste post op de begroting. Dat betekent dat heel Europa het structuurbeleid en het regionaal beleid om inhoudelijke en financiële redenen op de voet volgt.
We hebben hiervoor regels vastgelegd, die tot nu toe functioneren. De uitbreiding van de Unie naar het zuiden en de economische ontwikkeling van Ierland zijn grote successen van het regionaal beleid. We willen meer van dergelijke successen boeken, maar de uitdagingen worden almaar groter. De mondialisering versterkt de regionale verschillen juist, en de demografische ontwikkelingen hebben negatieve gevolgen voor de leeftijdsopbouw. De overheidsbegrotingen staan op springen, en dat is in West-Europa nu heel anders dan twintig jaar geleden. De situatie op de westelijke Balkan, en vooral in Turkije, brengt nieuwe uitdagingen met zich mee. Nog nooit is zo’n groot land met een zo beperkte economische ontwikkeling en zulke ernstige binnenlandse verschillen opgenomen in de Europese Unie.
Dat is dus een grote uitdaging, ook voor het structuurbeleid. Tegelijkertijd hebben we meer geld nodig voor de nieuwe leden. In dat verband hoef ik maar één getal te noemen: wanneer we alle kosten van de toetreding van Roemenië en Bulgarije voor het structuurbeleid bij elkaar optellen, en wanneer we ervan uitgaan dat de landen die pretoetredingssteun ontvangen – dat zijn dus de landen op de westelijke Balkan, Turkije en Kroatië – al lid van de Gemeenschap zouden zijn, dan zou het structuurbeleid volgens de huidige regels en in de huidige periode 150 miljard euro meer kosten. Niet minder dan 63 procent van dat bedrag zou naar Turkije gaan. Dat is een onvoorstelbaar bedrag! Natuurlijk zullen die landen niet allemaal tegelijk toetreden tot de EU, dat weten we best. Ze hebben er echter belang bij om zo snel mogelijk lid van de Europese Gemeenschap te worden. Daarom moeten we nu nadenken over de mogelijke gevolgen van de toetreding van deze landen.
Ik geef eerlijk toe dat de Commissie me teleurgesteld heeft. Ze is van mening dat dit onderwerp nog niet aan de orde is, en dat over financiële hoofdstukken pas later wordt onderhandeld. Natuurlijk is dit onderwerp nu al aan de orde! Het is toch ondenkbaar dat we vrolijk onderhandelen over een toetreding, en pas aan het einde merken dat we ons een uitbreiding van de EU volgens het klassieke schema misschien helemaal niet meer kunnen veroorloven?
Daarom is dit verslag ook bedoeld om ons wakker te schudden. Met het oog op het regionaal beleid kunnen we het Europese uitbreidingsbeleid niet baseren op het principe: ga zo door! Wij eisen informatie over wat ons te wachten staat op het gebied van het structuurbeleid. We eisen eindelijk voorstellen van de Commissie op basis van haar visie op de gevolgen van de uitbreidingsstrategie voor het regionaal beleid. Bovendien eisen wij dat het Parlement op voet van gelijkheid wordt betrokken bij de inhoudelijke uitwerking van de pretoetredingssteun. Uiteindelijk zal de Europese bevolking alleen een transparante uitbreidingsstrategie aanvaarden, waarbij de gekozen volksvertegenwoordigers betrokken zijn.
Het Parlement heeft op drie vlakken voorbereidend werk verricht. Ten eerste zijn we het er in grote lijnen over eens geworden dat we een aantal belangrijke basisprincipes van de Europese solidariteit moeten handhaven. Dat betekent dat we voor de structuurfondsen voldoende middelen ter beschikking moeten stellen. Bovendien moeten we vermijden dat we verdere uitbreidingen financieren door te bepalen dat bepaalde regio’s niet meer in aanmerking komen voor subsidies, terwijl hun economische situatie niet beter is geworden.
Ten tweede kunnen we de Europese regio’s met het structuurbeleid alleen maar een perspectief op compensatie en groei blijven bieden wanneer we dit beleid in andere opzichten consequent hervormen. We eisen bijvoorbeeld dat de regio’s en de lidstaten meer eigen verantwoordelijkheid op zich nemen, bijvoorbeeld door meer kredietfinancieringen te verlenen, door te toetsen of het geld wel moet worden gegeven aan regio’s die al heel lang geld krijgen, door nog eens te overwegen of bedrijfssubsidies wel gerechtvaardigd zijn, en ook door Europese subsidies te koppelen aan een gezond nationaal economisch beleid.
De Commissie regionale ontwikkeling stelt dus een aantal punten voor die inhouden dat veel Europese regio’s zich nog eens goed moeten bezinnen op hun beleid, en dat zal niet altijd makkelijk zijn. We vergen van de bestaande Gemeenschap pijnlijke hervormingen in het cohesiebeleid, maar we moeten ook nadenken over een andere uitbreidingsstrategie. We willen en kunnen de landen die pretoetredingssteun ontvangen het vooruitzicht bieden op de voordelen van het regionaal beleid.
De amendementen die de Commissie regionale ontwikkeling op mijn verslag heeft ingediend hebben echter heel duidelijk gemaakt dat Turkije werkelijk een bijzonder geval is. Daarom stellen we voor dergelijke grote uitdagingen een getrapt model in het regionaal beleid voor, waardoor ook voor Turkije een toenadering tot de Europese cohesie mogelijk wordt. We mogen het geld niet met gulle hand onder de armen verdelen, we moeten met het getrapte model allereerst gericht de groei bevorderen, door geld te geven aan bepaalde regio’s en bedrijfstakken met groeipotentieel. We moeten het regionale beleid ook koppelen aan de overdracht van bepaalde waarden, zoals gelijke rechten.
Dit getrapte concept kan worden aangepast aan de politieke vooruitgang die in de kandidaat-lidstaten wordt geboekt. Dat betekent dat we dus geen barrières opstellen die Turkije niet zelf uit de weg kan ruimen. Dit concept is echter geen straat met eenrichtingsverkeer, het gebruik van het regionaal beleid leidt niet automatisch tot de toetreding. Ik weet dat bepaalde Europese partijen kritiek hebben op dit concept van een getrapte toenadering, zonder dat het resultaat al bekend is. Ik ben er echter heilig van overtuigd dat dit de enige manier is om Turkije aan Europa te binden. Daarom is dat geen speciale weg, maar de enige begaanbare weg, in ieder geval met het oog op het regionaal beleid.
Tot slot zou ik de collega’s willen bedanken voor hun bijdragen aan dit verslag in de vorm van de vele amendementen. Ik zou de wetenschappelijke dienst van het Parlement willen bedanken, die ons heel competent en betrouwbaar heeft ondersteund met allerlei berekeningen. We verwachten van de Commissie dat ook zij zich bezig zal houden met onderwerpen als de gevolgen voor het regionaal beleid van de verhoging van de efficiëntie en de uitbreiding. We zijn benieuwd wat er in het vierde cohesieverslag zal staan, en in de evaluatie van de gevolgen van de herziening van de begroting voor het structuurbeleid.
Danuta Hübner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, dit is een zeer belangrijk verslag en in de drie minuten dat ik het kan toelichten, wil ik graag vijf dingen zeggen.
In de eerste plaats ben ik het met u eens dat het cohesiebeleid zeer belangrijk is en tot resultaten moet leiden: door ongelijkheden tegen te gaan met behulp van investeringen die de economische groei bevorderen, door bij te dragen aan de sociale, economische en territoriale cohesie van Europa en door het bestuur van overheden, met name op subnationaal niveau, te verbeteren. Het vierde cohesieverslag, dat eind mei uitkomt, bevat een analyse van de situatie en van de economische, sociale en territoriale tendensen op het gebied van cohesie in de Unie, alsmede de bijdrage die het Europese cohesiebeleid, nationale beleidsmaatregelen en andere communautaire beleidsmaatregelen aan de cohesie van de Unie leveren. Met dit als uitgangspunt worden in het verslag enkele eerste ideeën naar voren gebracht over de toekomstige vorm van het Europese cohesiebeleid en zal het daarom hopelijk ook bijdragen aan de algemene evaluatie, zonder dat er al een oordeel wordt geveld over bepaalde opties. Het vijfde cohesieverslag, dat in 2010 moet verschijnen, bevat de begrotingsevaluatie en vermoedelijk het gedetailleerde voorstel van de Commissie voor de hervorming van het cohesiebeleid.
In de tweede plaats ben ik het volledig eens met uw standpunten over de nieuwe uitdagingen waar het cohesiebeleid voor staat, zowel op de interne markt als ook door wereldwijde ontwikkelingen. Dat geldt met name voor uw standpunten over de invloed van demografische ontwikkelingen, klimaatverandering en toenemende druk van dynamische concurrenten. Ook vind ik uw vraag over het effect van mogelijke toekomstige uitbreidingen op het cohesiebeleid legitiem. Ik wil echter ook benadrukken dat wij nu juist met het oog op al die uitdagingen het cohesiebeleid voor het tijdvak 2007-2013 hebben hervormd en gemoderniseerd.
In de derde plaats wil ik er in verband met de invloed van de mogelijke toetreding van Kroatië en de westelijke Balkanlanden op wijzen dat het eventuele effect van de toetreding van Kroatië vrij gering wordt geacht, namelijk een afname van 0,5 procent van het BNP per hoofd van de bevolking vergeleken met dat van de EU-27. Pas in een later stadium van de toetredingsonderhandelingen zal de Commissie een raming geven van het budgettaire effect van een mogelijke toetreding van Kroatië. Net als bij voorgaande uitbreidingen beslist de Europese Raad in laatste instantie over financiële toewijzingen.
In de vierde plaats wil ik ten aanzien van Turkije benadrukken dat de onderhandelingen over toetreding binnen het vastgestelde onderhandelingskader een open einde hebben en dat er geen garantie kan worden gegeven over het uiteindelijke resultaat. Aangezien toetreding van Turkije aanzienlijke financiële gevolgen kan hebben, kunnen de financiële aspecten van de toetreding pas worden afgerond na de vaststelling van het financiële kader voor de periode van na 2013, samen met eventuele daaruit voortvloeiende financiële hervormingen. Als er afspraken komen, moet er in elk geval worden gezorgd dat de financiële lasten gelijkelijk over alle lidstaten worden verdeeld. We moeten echter wel beseffen dat de Turkse economie op middellange termijn er heel anders voor kan staan dan nu.
In de vijfde plaats ben ik het eens met uw voorstellen ten aanzien van de financiële toewijzingen, de effectiviteit en een gezond beheer van het cohesiebeleid. Ik vind ook dat voldoende financiële middelen een voorwaarde zijn voor een succesvol beleid. De invloed van het cohesiebeleid gaat veel verder dan de financieringsaspecten en omvat zaken als bestuur, netwerken, optimale werkwijzen en het stimuleren van de groei. De hervorming van het cohesiebeleid is al gericht op versterking van de groeistimulering van het beleid door participatie van particulier kapitaal aan te moedigen en innovatieve financiële instrumenten te gebruiken. Ik ben het echter met u eens dat er meer gedaan moet worden in deze richting en dat we de invloed van het cohesiebeleid op de cohesie van nieuwe groei en het concurrentievermogen moeten vergroten. We beseffen ook dat het belangrijk is om bestuurlijke capaciteit te ontwikkelen, gezonde toezicht- en beheersystemen te implementeren en corruptie te bestrijden teneinde de effectiviteit van het cohesiebeleid te waarborgen.
Ik zal uw debat over het verslag nauwlettend volgen.
Nathalie Griesbeck (ALDE), rapporteur voor advies van de Begrotingscommissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, de Begrotingscommissie had tot taak advies uit te brengen en vooral uiteraard over de budgettaire gevolgen van de toekomstige uitbreidingen voor de effectiviteit van het cohesiebeleid. De commissie heeft dit advies unaniem, op één onthouding na, goedgekeurd. In het cohesiebeleid en het integrale structuurbeleid komt bij uitstek de solidariteit van de Europese bevolking tot uitdrukking en daarom moeten we voldoende begrotingsmiddelen beschikbaar stellen om dit verlangen naar intelligente solidariteit vorm te kunnen geven.
In dit verband wil ik wijzen op twee belangrijke gedachten van de Begrotingscommissie. Ten eerste eist de Begrotingscommissie dat de Commissie en de Raad stelselmatig financiële scenario’s voorleggen voordat zij een besluit nemen over het openen van onderhandelingen met een kandidaat-lidstaat, en dat zij gedurende het onderhandelingsproces met een kandidaat-lidstaat gedetailleerde financiële scenario's voorleggen. Ten tweede wil de Begrotingscommissie onderstrepen dat het gezien de huidige staat van het stelsel van eigen middelen van de EU moeilijk zal zijn toekomstige uitbreidingen te financieren zonder dat de effectiviteit van het huidige cohesiebeleid in gevaar komt.
Daarom wil ik de Raad en de Commissie vanavond met klem oproepen om een constante en constructieve dialoog met het Parlement aan te gaan. Ik wijs er nog maar even op dat ons Parlement medeverantwoordelijk is voor de begroting.
Lambert van Nistelrooij, namens de PPE-DE-Fractie. – Voorzitter, dit verslag-Pieper komt op het juiste moment. Aan de ene kant hebben we de verordeningen vastgesteld, algemeen geaccepteerd hier in dit Parlement, tussen de instituties voor 2007-2013 en we zijn volop bezig met operationele programma's. Het cohesiebeleid is de belangrijkste basis voor solidariteit in de Europese Unie én voor competiviteit. Alle Europese regio's kunnen hiervan door de drie doelstellingen die we hebben afgesproken, gebruikmaken. Europa dichtbij de burgers in alle regio's. En toch is er een noodzaak voor een vroegtijdige herbezinning over de houdbaarheid van dit succesvolle beleid. Het regionaal beleid dient zich, zoals mevrouw Hübner zojuist aangaf, actief voor te bereiden op de midterm review, hetgeen niet meer dan realistisch is, als het om de noodzakelijke financiële kaders als gevolg van de voorziene uitbreiding gaat. Het verslag Pieper opent dat debat en nodigt de Commissie uit om gerichte financiële effecten in beeld te brengen. Het is – zo toont het verslag Pieper aan – niet alleen een kwestie van geld, maar ook van meer flexibiliteit, gerichte fasering, meer creativiteit en een andere opzet van cofinanciering.
Ik wil nog wel stellen dat de EVP-Fractie, weliswaar met behoud van de fundamenten van het regionaal beleid in de lidstaten, wil denken over een andere meer flexibele opzet en we krijgen daarvoor de kans in het vierde cohesierapport, volgende maand al, en later in het vijfde cohesierapport, maar het signaal is helder: ongewijzigd beleid zal lang niet in alle gevallen kunnen. Daarom is het goed om het Parlement nu bij initiatiefverslag al zo vroeg in deze zittingsperiode, deze legislatuur, daarvan deelgenoot te maken en de consequenties te laten zien.
Ik rond inderdaad af met de wens dat het Parlement in dat debat nog veel intensiever betrokken wordt, juist in de komende anderhalf jaar, voordat we de midterm review ter hand zullen nemen.
Gábor Harangozó, namens de PSE-Fractie. – (HU) Ik wil allereerst de rapporteur, de heer Pieper, van harte gelukwensen met zijn initiatiefverslag. Deze kwestie is op het juiste tijdstip op de agenda gezet. Tegelijkertijd wil ik hem bedanken voor zijn bereidheid om compromissen te sluiten en voor de enorme hoeveelheid tijd die hij heeft besteed aan de opstelling van een voor allen aanvaardbare tekst.
Als schaduwrapporteur van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement ben ik ingenomen met de uitslag van de stemming in de commissie. Ik geloof dat er bij de eindstemming een evenwichtig verslag uit de bus zal komen. Daarvoor moesten wel veranderingen worden aangebracht in de oorspronkelijke tekst, want daarin ging men er vanuit dat elke kandidaat-lidstaat en potentiële kandidaat-lidstaat onmiddellijk zou toetreden tot de EU. Toen echter de effecten daarvan werden onderzocht, stelde men vast dat er dramatische en allesbehalve realistische financiële gevolgen zouden ontstaan.
Ik heb talrijke amendementen ingediend en geprobeerd compromissen te bereiken die duidelijk aangeven hoever toekomstige uitbreidingen kunnen gaan, en die ons in staat stellen de juiste aanpak te volgen ten aanzien van de kandidaat-lidstaten. Als wij de gevolgen van de toetreding van elke kandidaat-lidstaat voor het gevolgde cohesiebeleid analyseren, zien wij dat noch de toetreding van Kroatië, noch de toetreding van de landen van de westelijke Balkan onmiddellijk gevaar opleveren voor het cohesiebeleid van de Unie. De toetreding van die landen brengt, wat de cohesie in Europa betreft, veel meer kansen met zich mee dan gevaren. Ik ben ervan overtuigd dat een zo spoedig mogelijke opname van de landen van de westelijke Balkan in belangrijke mate ertoe kan bijdragen dat de aan de huidige lidstaten grenzende gebieden de achterstand inhalen. Wij moeten ervoor zorgen dat in de gebieden die nu steun krijgen uit het cohesiebeleid de economische en sociale ontwikkeling wordt bevorderd, met andere woorden dat zij in staat worden gesteld de achterstand tot het gemiddelde van de Unie in te halen. De Unie moet verzekeren dat deze gebieden in aanmerking blijven komen voor steun en niet het slachtoffer worden van het statistische effect ten gevolge van nieuwe uitbreidingen. Bij de toetreding van nieuwe lidstaten moeten wij rekening houden met het vermogen van de Unie om nieuwe landen te integreren, en met de vraag of wij in staat zijn ons beleid te financieren met de bestaande financiële vooruitzichten.
Turkije is een kandidaat-lidstaat en zijn toetreding hangt ten eerste af van zijn vermogen om aan de voorwaarden te voldoen en ten tweede van het vermogen – en niet de bereidheid – van de Unie om nieuwe landen op te nemen. Daarom is elk vraagteken en elke voorwaarde achteraf schadelijk voor de geloofwaardigheid van de Unie. Ik wil duidelijk stellen dat het doel van dit initiatiefverslag is de impact en de gevolgen van toekomstige uitbreidingen voor het cohesiebeleid te onderzoeken en niet om een standpunt in te nemen ten aanzien van de toetreding van deze of gene kandidaat-lidstaat of potentiële kandidaat-lidstaat, of ten aanzien van een speciale vorm van lidmaatschap. Daarom heeft de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement voorgesteld om paragraaf 14 uit het verslag te schrappen. Wij moeten duidelijk erkennen dat door de toetreding van Turkije een cohesiebeleid van een geheel andere dimensie noodzakelijk is, gezien de omvang van dit land, zijn bevolking en zijn economische ontwikkeling. Ik ga akkoord met elk initiatief dat bijdraagt aan meer gerichte steun voor de inspanningen van Turkije om zo snel en soepel mogelijk opgenomen te worden, en daarom steun ik paragraaf 13 van het verslag.
Wij hebben nu een verslag voor ons liggen dat concrete voorstellen bevat met betrekking tot de richting waarin ons cohesiebeleid zou moeten gaan en dat de voorzetting van het huidig proces mogelijk zou maken.
Grażyna Staniszewska, namens de ALDE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat we moeten stilstaan bij de gevolgen van de toekomstige uitbreidingen voor de effectiviteit van het cohesiebeleid. Het is echter aangewezen om daarbij niet alleen oog te hebben voor de negatieve, maar ook voor de positieve gevolgen van het uitbreidingsproces. Ik kan me helaas niet van de indruk ontdoen dat het verslag van de heer Pieper in de eerste plaats een uitlaatklep is voor de ontevredenheid en frustratie na de vorige uitbreidingen en dat hij, zonder rekening te houden met politieke beslissingen, probeert financiële belemmeringen op te werpen voor elke mogelijke toekomstige uitbreiding van de Europese Unie, en met name tegen Turkije. Dat land wordt in het verslag bijzonder slecht behandeld.
De toekomstige uitbreidingen van de Unie worden in het verslag-Pieper bijna uitsluitend als een economische belasting beschouwd. Er wordt geen gewag gemaakt van positieve aspecten. Het verslag geeft evenmin een antwoord op de vraag hoe het cohesiebeleid in de toekomst het best kan worden gefinancierd.
Ik vind dit verslag een erg controversieel document. De Commissie regionale ontwikkeling heeft er tijdens haar werkzaamheden alles aan gedaan om het negatieve en destructieve karakter van de tekst te wijzigen. Jammer genoeg zijn we daar niet volledig in geslaagd.
De Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie stelt nu een pakket essentiële amendementen voor. Wanneer dat pakket niet aangenomen wordt, rest er ons niets anders dan tegen het volledige verslag te stemmen. Wij zijn van mening dat een beleid, dat de hele Europese Unie aanbelangt, niet zonder overleg met de Commissie buitenlandse zaken kan worden gewijzigd, aangezien zij tenslotte bevoegd is voor het uitbreidingsproces.
Ryszard Czarnecki, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, volgens een oud Pools spreekwoord vindt diegene die een hond wil slaan daartoe altijd licht een stok. Wanneer de Europese elite, onder wie het Europees Parlement, gekant is tegen de verdere uitbreiding van de Unie met nieuwe landen, zal ze er altijd in slagen om een excuus te vinden waarmee ze een stokje voor de uitbreiding kan steken.
De meest elegante of tactvolle methode om de toetreding van bijvoorbeeld de Balkanlanden uit te stellen, is de slimme vondst om de uitbreiding van de structuren van de Europese Unie in de eerste plaats te laten afhangen van de institutionele hervorming van de Unie. Ik zou u er attent op willen maken dat er helemaal niets bekend is over het tijdstip waarop deze hervorming zal plaatsvinden of over wat er concreet verandert als ze daadwerkelijk zou worden doorgevoerd. Ten tweede wordt de uitbreiding van de Europese Unie afhankelijk gemaakt van de herziening van de financieringsbeginselen voor de nieuwe EU-lidstaten. Het verslag gaat hier erg gedetailleerd op in.
Het ter sprake brengen van de gigantische subsidies die Turkije zou ontvangen als het in de toekomst lid zou worden van de Unie, ruikt naar manipulatie. Het spreekt vanzelf dat we, alvorens Turkije toe te laten, in onze Europese familie eerst nog een aantal andere landen moeten opnemen, zoals Kroatië, Montenegro, Macedonië, Servië met Kosovo, Bosnië en Herzegovina en ook Albanië. Ik zou willen afronden met de volgende opmerking: laat ons niet toegeven aan onze obsessies ten koste van deze landen.
Gisela Kallenbach, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is een goede zaak dat de EU zich op tijd voorbereidt op verdere uitbreidingen. Dat betekent dat we moeten zorgen voor de institutionele hervormingen die we al sinds jaren eisen, maar ook dat we heel grondig analyseren hoe doelmatig het Europese geld wordt gebruikt. De regels die golden voor de EU-15 kunnen niet zomaar worden toegepast in de EU-27, of zelfs in een EU met nog meer leden. Dat zijn we volledig eens met de rapporteur. Ik ben ook dankbaar voor de samenwerking, die in principe goed en constructief was.
We zijn het over een essentieel punt echter niet eens kunnen worden, en wel de heel speciale en eenzijdige visie op Turkije, en ten dele ook op de landen in ex-Joegoslavië. Commissaris Hübner heeft net nogmaals duidelijk gemaakt wat de gevolgen van de toetreding van Kroatië zouden zijn. Er wordt geprobeerd om de uitbreiding, ofwel de integratie, vrijwel uitsluitend te zien in het licht van de directe gevolgen voor de begroting. Er wordt echter vrijwel niets gezegd over de vooruitgang die onder andere door het cohesiebeleid tot 2013 zou kunnen geboekt. Bovendien probeert men het concept van het geprivilegieerd partnerschap via een achterdeurtje weer salonfähig te maken, al beweert men het tegendeel. Ik ben van mening dat de Commissie regionale ontwikkeling haar boekje behoorlijk te buiten gaat, en dat ook nog met een initiatiefverslag!
Het is voor ons ook onaanvaardbaar dat er wordt geprobeerd om in de EU verschillend recht voor verschillende landen te creëren, bepaalde regels voor degenen die al lid zijn, en andere regels voor degenen die erbij zouden komen. Natuurlijk moet er een herziening van de begroting komen, ook voor het cohesiebeleid, maar het resultaat moet voor iedereen gelden. Ik wil geen club met eersterangsleden en tweederangsleden!
Kyriacos Triantaphyllides, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag waarover wij debatteren, bevat een aantal gematigde politieke punten, die echter overschaduwd worden door negatieve technische elementen. Sommige van de verwijzingen in het verslag zoals de radicale herziening van het cohesiebeleid in het midden van de programmeringsperiode zijn niet haalbaar.
Ik ga ook in op drie andere negatieve elementen: er wordt voortdurend verwezen naar de Unie als meest concurrentiekrachtige en dynamische economie. Dat werkt niet alleen vermoeiend maar is ook onjuist en paradoxaal, omdat hetzelfde verslag niet vraagt om een verhoging van de begrotingskredieten die de Europese economie in staat zouden stellen het vooropgestelde doel te bereiken.
Ten tweede bestaat er onenigheid over de verhoging van de Gemeenschapskredieten voor het cohesiebeleid. De tekst verwijst naar een plafond van 1,18 procent van het bnp. Dat betekent dat het Parlement roomser wordt dan de paus, aangezien de Europese Commissie zelf op basis van de gegevens van de programmeringsperiode 2000-2016 uitgaat van 1,24 procent van het bnp. Meer Europa met minder geld kan niet en daar moeten wij op wijzen.
Ten derde voorziet het technische gedeelte in bepaalde regelingen die veel problemen zullen veroorzaken. Zo staat in de tekst dat de Unie in de toekomst in plaats van rechtstreekse financiering zal kiezen voor een stelsel van gunstige leningen. Dat is erg problematisch omdat de regio’s van Europa die nu al problemen kennen in nog grotere economische moeilijkheden zullen komen.
Ook wordt verwezen naar de ongerustheid over het feit dat de Europese steun in sommige regio’s niet doelgericht wordt ingezet, zodat de toestand in de betreffende regio’s er ondanks de jarenlange financiële ondersteuning niet op vooruitgaat. Op die manier worden Gemeenschapsmiddelen verspild. Er wordt gevraagd om een welomschreven maximale periode waarbinnen de regio’s structurele financiering kunnen krijgen, om te vermijden dat regio’s die vele jaren lang Gemeenschapssteun krijgen op hetzelfde lage groeipeil blijven steken. Op die manier is de een z’n dood de ander z’n brood. Zo gaan regio’s concurreren om aan Gemeenschapsfinanciering te komen. Dat is niet vol te houden en dat verdient zeker niet onze steun.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik kom net terug uit de armste lidstaat van de EU, Roemenië. Het valt me opnieuw op dat hartelijkheid en gastvrijheid het grootst zijn waar de nood het hoogst is. Het blijft echter een feit dat men geen bescheiden appartement kan kopen voor een Roemeens lerarensalaris van 180 euro. Rijke landen zoals Groot-Brittannië, Zweden, Nederland, Oostenrijk en Duitsland zijn net bezig met de ratificatie van een speciale korting op hun lidmaatschapsbijdrage. Arme landen zoals Bulgarije en Roemenië moeten meebetalen aan de lidmaatschapsbijdrage voor de rijkste lidstaten. De sheriff van Nottingham heeft de EU-schatkist bemachtigd, maar waar is Robin Hood?
Toen Denemarken samen met Groot-Brittannië en Ierland lid werd van de EG, kregen we korting. We betaalden het eerste jaar 20 procent, het volgende jaar 40 procent, toen 60, 80 en pas in het vijfde jaar 100 procent. We waren rijk, maar we kregen korting. Roemenië en Bulgarije moeten samen met de andere nieuwe lidstaten de volledige lidmaatschapsbijdrage betalen. Daar staat tegenover dat er gekort wordt op de uitkeringen. Ze krijgen slechts 25 procent van de landbouwsteun in het eerste jaar, dan 30, 35 procent enzovoort. Kan het nog armzaliger?
Mag ik de Begrotingscommissie oproepen om de effecten van de verdeling van de EU-begroting en de Europese integratie te bestuderen en mag ik een begrotingshervorming voorstellen waarbij geld van de rijken naar de armen in de EU gaat? Waarom geven we de landen met bijvoorbeeld minder dan 75 procent van het gemiddelde inkomen geen gratis lidmaatschap? Waarom stoppen we niet met alle landbouwsteun boven bijvoorbeeld 40 000 euro? Waarom stoppen we niet met de uitkering van structuurmiddelen in de rijkste helft van de landen en spitsen we de hulp niet toe op de armste landen? Een dergelijke begroting zou betekenen dat Denemarken minder inkomsten krijgt. Ik ben er zeker van dat onze kiezers graag een bijdrage willen leveren om de nieuwe lidstaten te helpen. Daar staat tegenover dat alle hulp aan Roemenië en Bulgarije transparant moet zijn, zodat we kunnen zien of het geld naar ontwikkeling gaat of naar een oude kliek van corrupte politici en hun vrienden uit de oligarchie.
Ik heb net het boek van Cozmin Gusa over Roemenië gelezen. Dat is aan alle leden uitgedeeld, in het Engels. Het is schokkende lectuur over corruptie. Nog een paar woorden, mijnheer de Voorzitter: de Begrotingscommissie moet zo snel mogelijk controleren of de beweringen van Gusa kloppen. Het ontslag van de minister van Justitie en een gewelddadige overval op Gusa en zijn collega, vlak voor het afgelopen weekeinde, duiden er helaas op dat Gusa gelijk heeft. Roemenië moet nauwkeurig in de gaten worden gehouden, maar ook worden aangemoedigd met een rechtvaardiger begroting.
Dumitru Gheorghe Mircea Coşea, în numele grupului ITS. – Încă de la început, vreau să subliniez utilitatea acestui raport şi vreau să-l felicit pe raportor pentru munca deosebit de interesantă pe care a depus-o. Consider că, în condiţiile în care în numai trei ani Uniunea Europeană s-a lărgit de la 15 state la 27, problema implicaţiilor extinderii devine din ce în ce mai importantă, mai interesantă şi mai presantă din punct de vedere financiar. Este evident că orice extindere costă, este evident că orice extindere costă mai mult şi, din acest punct de vedere, cred că raportul pe care îl discutăm astăzi este interesant nu numai pentru a ne explica ceea ce s-a întâmplat, ci şi pentru a putea preveni anumite dificultăţi în viitor. De aceea, cred că acest raport trebuie să fie sprijinit, trebuie să fie extins şi trebuie să fie în atenţia noastră şi în continuare pentru că, pe parcursul discuţiilor viitoare vom avea poate alte puncte de vedere nu numai în legătură cu Croaţia ci şi cu Turcia. Cred că la acest nivel însă, ar trebui să subliniem câteva elemente pe care eu le consider esenţiale din punct de vedere a ceea ce se va întâmpla în viitor cu ţări pe care antevorbitorii le-au menţionat, pe care le reprezint într-un fel, fiind deputat din partea României. În primul rând, cred că orice extindere trebuie să beneficieze de o analiză prealabilă foarte atentă în legătură cu posibilităţile bugetare şi financiare ale Uniunii, în acelaşi timp corelate cu posibilităţile de fonduri colaterale ale ţării respective. Numai după o astfel de analiză, trebuie să se treacă la o definitivare a actului de aderare. În al doilea rând, cred că trebuie să se realizeze cât mai curând posibil o revizuire a cadrului financiar al Uniunii, în primul rând prin analiza modului în care sunt folosite principalele fonduri şi, mă refer aici la Fondul European de Dezvoltare Regională, la Fondul Social European şi la Fondul de Coeziune. În al treilea rând, cred că trebuie definite sursele proprii bugetare. În al patrulea rând un lucru extrem de important din punctul meu de vedre este urmărirea mai atentă a modului în care sunt folosite fondurile şi aplicarea unui regim mai strict de sancţiuni în cazuri de folosire netransparentă sau coruptă a fondurilor. Această situaţie este încă foarte prezentă în multe ţări şi aduce daune considerabile situaţiei financiare a extinderii.
Jana Bobošíková (NI). – (CS) Dames en heren, we hebben het hier over de mogelijke gevolgen van toekomstige uitbreidingen van de Unie op de doeltreffendheid van het cohesiebeleid. In het verslag wordt bekeken wat voor de huidige lidstaten bij ongewijzigde institutionele structuren en ongewijzigde afdrachten aan de Gemeenschap de gevolgen zouden zijn van uitbreiding van de Unie naar het oosten.
Er zal onvoldoende geld zijn voor de nodige steun aan de nieuwe landen en voor de rijke regio’s blijft er niets over. Het heeft echt weinig zin om te discussiëren over de hoogte van de verschillende dalingscoëfficiënten van het bbp in dit of dat land, op dit of dat moment van mogelijke uitbreiding. Het probleem ligt ergens anders, en wel in datgene dat de Unie te bieden heeft. Als we ons alleen maar uitbreiden in de richting van de arme Balkan, dan eist de uitbreiding een hoge tol en is het aan de burgers van de 27 lidstaten om te besluiten of ze al dan niet solidair een greep doen in het portemonnee. Wat mij betreft zouden ze dat zeker doen moeten. De uitbreiding van de EU heeft namelijk niet alleen een financiële dimensie, maar des te meer een politieke, iets dat we niet mogen onderschatten.
Ook dienen we ons volgens mij de vraag te stellen waarom landen die de EU niet als bron van ontwikkelingshulp nodig hebben, niet de waarden van de EU en het beleid ervan met ons delen willen. Waarom staan Noorwegen, Zwitserland en IJsland niet te popelen om lid te worden van de EU? Ik vrees dat de alles verstikkende communautaire solidariteit, het communistische landbouwbeleid en de volledige afwezigheid van concurrentie hier debet aan zijn.
Ik weet zeker dat een eenzijdige uitbreiding van de Europese Unie noch haar economische, noch haar politieke gewicht in de wereld zal doen vergroten. Het enige dat daar wel voor kan zorgen is een fundamentele koerswijziging, ver weg van het huidige beleid van overdreven solidariteit, betutteling, en verstikkende regelgeving, met als einddoel een beleid van gezonde vrije concurrentie. Dank u wel.
László Surján (PPE-DE). – (HU) Als wij kijken naar de gevolgen van verdere uitbreiding voor het cohesiebeleid van de Unie, gaan wij uit van de veronderstelling dat lidstaten solidair met elkaar zijn en proberen de verschillen tussen hun gebieden te verminderen. Door onze reële mogelijkheden is echter paal en perk gesteld aan deze goede intentie.
De rapporteur verdient al onze lof voor het feit dat hij ons met de neus op de echte problemen drukt. Het huidige niveau van het cohesiebeleid zal onmogelijk gefinancierd kunnen worden als de toepassing daarvan ook wordt uitgebreid tot de huidige kandidaat-lidstaten. Wij kunnen echter niet alle kandidaat-lidstaten over een kam scheren, als waren zij hetzelfde. Wegens zijn omvang of zijn economische situatie zal bijvoorbeeld de toetreding van Kroatië geen problemen veroorzaken. Laten wij eerlijk zijn: het is een probleem als kandidaat-lidstaten onmiddellijk na toetreding teleurgesteld raken, maar als wij, om hen in staat te stellen de achterstand in te halen, het mes zetten in bestaande programma’s, vinden de burgers van de huidige lidstaten dat zij bedrogen uitkomen. In beide gevallen gaat het gevoel van samenhang achteruit. Bovendien is dit geen probleem van de toekomst: er zijn nu al ongerechtvaardigde ongelijkheden. Er is geen enkele technische reden waarom mijn land, Hongarije, in de eerste zeven jaar twee keer zoveel ontwikkelingsmiddelen per hoofd zou moeten ontvangen als zijn buur, Roemenië. Wij zien dat het compromis dat wij onvermijdelijk moesten sluiten over de huidige financiële vooruitzichten paal en perk stelt aan onze mogelijkheden.
Een belangrijke les voor de toekomst is dat de Unie niet goed kan werken als men beneden het niveau gaat zitten dat het Parlement met de aanneming van het verslag-Böge heeft aanbevolen. Ik hoop dat het na 2013 niet te laat zal zijn om de visie van het verslag-Böge in praktijk te brengen.
Constanze Angela Krehl (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, namens mijn fractie zou ik er nogmaals heel duidelijk op willen wijzen dat het verslag-Pieper niet over de uitbreiding gaat, maar over de toekomst van het cohesiebeleid. Het komt ook precies op het juiste moment. Wanneer we namelijk een kans missen voor de hervorming van het cohesiebeleid, en misschien pas in 2011, 2012 of 2013 beginnen na te denken over het beleid dat we het volgende jaar willen voeren, dan is het te laat voor hervormingen.
Met dit verslag beslissen we ook niet over de toetreding tot de Europese Unie van Turkije, of van welk kandidaat-lidstaat of toekomstig kandidaat-lidstaat dan ook. We willen echter wel iedere vorm van twijfel of misverstand uitsluiten, en daarom zullen ervoor stemmen om punt 14 uit het verslag te schrappen. We moeten hoe dan ook nu al overwegen wat voor cohesiebeleid we in de toekomst willen, hoe we dit product definiëren: efficiëntie, solidariteit, duurzame ontwikkeling en voeling met de burger horen er in ieder geval allemaal bij. We moeten zien wat we willen bereiken, en of dat in de praktijk haalbaar is.
Het is absoluut juist dat de rapporteur woorden gebruikt als herziening van het systeem van eigen middelen, wegwerken van ongelijkheden in de hele Europese Unie, en niet slechts in een klein deel daarvan. Hij spreekt ook over de eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten, over de vraag of we in de toekomst meer kredietfinancieringen moeten verlenen, en de hoe we de particuliere cofinanciering intensiever kunnen gebruiken en versterken. We zullen ook moeten overwegen – of de uitbreiding er nu komt of niet – wat de gevolgen van de demografische veranderingen zullen zijn.
Dat betekent dat de ideeën die de heer Pieper in zijn verslag noemt een goede basis zijn voor het debat. We hebben wat tijd nodig, want het zal zeker een controversieel debat worden. Ik denk dat de tussentijdse herziening nog een stap is op weg naar de hervormingen, maar die hervormingen zijn ook dringend nodig, en daarom vraag ik om brede steun voor het verslag van de heer Pieper.
Jean Marie Beaupuy (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, in mijn ogen heeft dit verslag zowel een voor- als een nadeel. Een voordeel omdat het hopelijk meer kennis verschaft over de gevolgen van de toekomstige uitbreidingen. Er kleeft ook een nadeel aan, wanneer men alleen maar naar de negatieve aspecten van deze toekomstige uitbreidingen kijkt. Onze collega heeft immers zojuist enkele nadelen aangetoond die overigens tamelijk verontrustend kunnen zijn. Ik begrijp dat heel goed.
Commissaris, persoonlijk wil ik u het volgende vragen: als u ons antwoord gaat geven – en dat gaat u vast en zeker doen – wilt u dan ingaan op drie punten? Wilt u ons niet alleen laten zien wat de gevolgen van de uitbreidingen voor de uitgaven zijn maar ook voor de inkomsten en de andere opbrengsten, bijvoorbeeld vanuit een menselijk gezichtspunt? Verder is het belangrijk dat u ons vertelt wat de overige politieke vooruitzichten en consequenties zijn.
Laten we niet weglopen voor het vraagstuk van Turkije. Ik ben niet voor toetreding van Turkije, maar ik vind wel dat we heel snel op transparante en realistische wijze dit vraagstuk moeten onderzoeken en de juiste antwoorden moeten vinden in het belang van de EU en in het belang van Turkije en van alle Turken. We krijgen dus graag antwoord op de volgende drie punten, mevrouw de commissaris: inkomsten, uitgaven en politieke ontwikkeling.
Jan Tadeusz Masiel (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het uitbreidings- en het cohesiebeleid zijn zonder enige twijfel twee van de meest waardevolle en invloedrijke instrumenten van de Europese Unie, zij het op voorwaarde dat ze op een rationele manier worden gebruikt.
In het besluit van de Europese Raad van april 2006 wordt erop gewezen dat de Europese Unie bij het opnemen van nieuwe leden in staat moet zijn om de dynamiek van de Europese integratie te behouden. Uit het verslag dat we vandaag behandelen, komt zeer duidelijk naar voren dat de Unie niet klaar is voor de toetreding van Turkije, onder meer om budgettaire redenen. Ik zal vandaag niet nader ingaan op het probleem van de cultuurschok en op de afkerige houding van de Europese burgers. Door de toetreding van Turkije zou het bbp van de Unie per hoofd van de bevolking met 10,5 procent dalen. We weten allemaal dat de opnamecapaciteit van de Unie hier niet tegen opgewassen is. Vanuit economisch oogpunt zou het gemakkelijker zijn om in één klap de volledige westelijke Balkan, Oekraïne en Wit-Rusland in de Europese Unie op te nemen dan de toetreding van Turkije te aanvaarden.
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, de economische en sociale samenhang, die een onderdeel vormt van de Verdragen, dient daadwerkelijk richting te geven aan het communautair beleid en concreet te worden ingevuld door bijvoorbeeld het herverdelend karakter van de communautaire begroting te verzekeren. In die zin is het regionale-ontwikkelingsbeleid een onmisbaar instrument om de regionale ongelijkheden te verminderen en echte convergentie, economische groei en werkgelegenheid te bevorderen. Dat beleid moet als compensatie kunnen functioneren voor economisch minder ontwikkelde regio’s en landen, zodat de effecten van de interne markt, de euro en de liberalisering van de openbare diensten en van de handel in goederen en diensten zo klein mogelijk gehouden kunnen worden.
De doelstellingen van het huidige regionale cohesiebeleid zijn gewijzigd, terwijl in het lopende financiële kader 2007-2013 er ook op het beleid is bezuinigd. Dit verslag versterkt die negatieve tendensen en als de daarin vervatte ideeën in de praktijk zouden worden gebracht, zou een echt regionaal cohesiebeleid erdoor ontkracht en in gevaar worden gebracht.
Daarom keren wij ons tegen de voorstellen die in het kader van toekomstige uitbreidingen proberen de huidige financiële middelen te handhaven en de financiële middelen van de cohesieregio’s en -landen onderling te herverdelen, waardoor de economisch minder ontwikkelde regio’s de kosten voor de uitbreiding betalen, terwijl de economisch best ontwikkelde gebieden er het meeste profijt van trekken. Een gedeelte van de financiering met communautaire middelen wordt dan vervangen door meer nationale cofinanciering, leningen of particuliere cofinanciering. Er komt een maximumperiode voor de toegang van regio’s tot de structuurfondsen, de toegang tot het cohesiebeleid wordt afhankelijk gemaakt van de uitvoering van een nationaal economisch beleid dat geënt is op de criteria van de strategie van Lissabon en het Stabiliteitspact.
Wij zijn het volledig oneens met deze en andere intenties in het verslag. Daarom hebben wij verscheidene amendementen op het verslag ingediend. Wij hopen dat met het oog op een echte verdediging van het cohesiebeleid onze voorstellen worden aangenomen.
Jan Olbrycht (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag dat we vandaag bespreken, is van buitengewoon belang. Het is een voorstel voor de eerste verklaring van het Europees Parlement over het cohesiebeleid na 2013. In de loop van het debat is duidelijk geworden dat ieder van ons het verslag op een andere manier interpreteert. Sommige afgevaardigden vinden er verwijzingen in naar het cohesiebeleid, terwijl anderen van mening zijn dat het uitsluitend over de uitbreiding gaat en bijgevolg over het buitenlands beleid van de Europese Unie.
Dit verslag roept nieuwe vragen op. Het zet ons ertoe aan om het toekomstige beleid te definiëren. We worden niet alleen opnieuw geconfronteerd met vragen over de renationalisering van het beleid, maar ook met het dilemma of het cohesiebeleid zich uitsluitend op de minst ontwikkelde landen moet richten, of dat het tegelijkertijd een mechanisme moet zijn dat de economische groei en de creatie van nieuwe banen bevordert, zoals vandaag gebeurt. In dat laatste geval zou het cohesiebeleid ook voor actievere landen toegankelijk moeten zijn.
Het eerste alternatief – een cohesiebeleid gericht op de armste landen – doet vervolgens de vraag rijzen naar de criteria op basis waarvan de zwakste regio’s zullen worden geselecteerd. Dat zal uiteraard ook nieuwe debatten over de financiële vooruitzichten met zich meebrengen. We moeten beslissen hoe we in de toekomst te werk willen gaan. Berekenen we eerst hoeveel middelen er nodig zijn op basis van politieke richtlijnen en van de behoeften die voortkomen uit de toegepaste criteria? Of bepalen we eerst wat de beschikbare middelen zijn en passen we vervolgens de criteria en verdeelmechanismen daaraan aan?
In de loop van 2007-2013 zal ongetwijfeld duidelijk worden dat het een verstandige beslissing was om de werkingssfeer van het cohesiebeleid uit te breiden met maatregelen ter bevordering van de Lissabonstrategie. Het zou echter bijzonder moeilijk zijn om het beleid vandaag al te evalueren of om veranderingen te plannen. Het spreekt voor zich dat bij politieke beslissingen over toekomstige uitbreidingen rekening moet worden gehouden met de verdere uitvoering van het cohesiebeleid na elk van die uitbreidingen.
De toekomstige uitbreidingen zullen een impact hebben op het cohesiebeleid, op zijn werkingssfeer en zijn financiële en juridische instrumenten. Deze uitbreidingen vormen echter geen bedreiging voor het beleid. Ze kosten immers niet alleen geld, maar leveren de landen die al lid zijn van de Unie ook een aantal voordelen op. De effectiviteit van het cohesiebeleid zou een stimulans moeten zijn die ervoor zorgt dat de volgende uitbreidingen gepaard gaan met een consequent integratiebeleid, dat goed voorbereid is op het vlak van de financiële en juridische instrumenten.
Stavros Arnaoutakis (PSE) . – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, vijftig jaar Europese eenwording leren ons dat vrede, democratie, veiligheid, stabiliteit en welvaart geconsolideerd worden via uitbreidingen. De Europese Unie was en moet open blijven voor toekomstige uitbreidingen.
Om echter die uitdaging te kunnen aangaan, moet de Europese Unie efficiënt en functioneel zijn. De resultaten en de doelmatigheid van het Gemeenschapsbeleid en vooral van het cohesiebeleid, het beleid dat de solidariteit uitdrukt met de zwakste groepen in de Europese regio’s, is meer dan ooit noodzakelijk.
De doelmatigheid en gedegenheid van het toekomstige cohesiebeleid zal afhangen van de omvang van de beschikbare middelen. Dat moet duidelijk zijn met het oog op de tussentijdse herziening van de financiële vooruitzichten in 2008-2009. Het cohesiebeleid is namelijk het beleid dat Europa het dichtst bij de burger brengt, en wij moeten het die middelen verschaffen om het efficiënter te maken.
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Het belang van het cohesiebeleid en de resultaten van de toepassing daarvan voor de ontwikkeling en integratie van de economieën van de EU-landen staan buiten kijf, net zoals de toegenomen welvaart van de mensen buiten kijf staat. Het onderhavige verslag maakt echter de laatste uitbreidingsronde en de toekomstige nieuwe lidstaten van de EU verantwoordelijk voor alle tegenslagen van de EU.
De vraag om de effecten van de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU te rechtvaardigen aan de hand van het cohesiebeleid – nu deze landen al zijn toegetreden tot de EU – druist in tegen het in het verslag verkondigde solidariteitsbeginsel.
Voor de EU is niet alleen het cohesiebeleid belangrijk: belangrijk zijn ook de gevolgen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor het economisch en sociaal welzijn. De hoeveelheid financiële middelen die verdeeld kunnen worden in het kader van het cohesiebeleid, hangt af van de hervorming van het GLB, van die van de EU-begroting en van de toepassing van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)
In het verslag wordt voorgesteld nieuwe cohesiecriteria te introduceren voor kandidaat-lidstaten. Deze landen zijn echter al begonnen met de lidmaatschapsonderhandelingen op grond van de ons allen welbekende criteria van Kopenhagen.
Dames en heren, dit verslag over het cohesiebeleid kijkt naar het cohesiebeleid als iets dat los staat van de andere EU-beleidsvormen. Het is tendentieus omdat het zich kant tegen verdere uitbreiding, en beschermt de belangen van de rijke EU-lidstaten.
Margie Sudre (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, sinds oktober 2005 voert de Europese Unie toetredingsonderhandelingen met Kroatië en Turkije zonder vooruit te lopen op de uitkomsten van dit proces. De Unie heeft ook Macedonië de status van kandidaat-lidstaat gegeven en het verlangen van de andere Balkanlanden om kandidaat-lidstaat te worden, erkend. Behalve in het specifieke geval van Turkije ben ik het met deze zienswijze eens. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese eenwording zonder de Balkanstaten niet af is. Toch zal het mijns inziens een lange weg vol voetangels en klemmen worden. Met het oog op eventuele nieuwe uitbreidingen moeten we vooral drie vragen waar niemand omheen kan, nauwkeurig en dringend beantwoorden. Deze vragen hebben betrekking op de institutionele, politieke en financiële hervormingen die de Unie zo broodnodig heeft.
In de eerste plaats moeten we een besluit nemen over een kwestie die onze lidstaten al veel te lang uit de weg zijn gegaan: de definitieve toekomstige grenzen van de Unie. Dan kunnen we gelijktijdig de inhoud van een geprivilegieerd partnerschap bepalen dat in het kader van een versterkt nabuurschapsbeleid moet worden voorgesteld.
Ten tweede willen we graag duidelijkheid over hoe in de toekomst het beginsel van economische, sociale en territoriale samenhang binnen de Unie zal worden toegepast. Het mag niet zo zijn dat door de opeenvolgende uitbreidingen steeds minder regio's vanwege statistische ontwikkelingen op de solidariteit van Europa kunnen rekenen, zonder dat de bestaande verschillen daadwerkelijk worden weggenomen. We moeten overwegen het cohesiebeleid meer gefaseerd in te voeren, met langere overgangsperiodes, zowel voor de nieuwe begunstigden als de landen die niet langer in aanmerking komen.
De laatste vraag heeft natuurlijk betrekking op de financiële hervorming. Gezien de actuele stand van zaken van onze begroting kunnen eventuele toekomstige uitbreidingen niet gefinancierd worden zonder afbreuk te doen aan de effectiviteit van het huidige cohesiebeleid. De Unie heeft nieuwe eigen middelen nodig en een budget dat is toegesneden op haar ambities. Al deze vragen kunnen worden gereduceerd tot één enkele vraag: willen wij de Unie de capaciteit bieden om nieuwe lidstaten op te nemen? Wij moeten een besluit nemen, dat zijn we verplicht aan onze medeburgers en aan de landen die op onze deur kloppen.
Miloš Koterec (PSE). – (SK) Ik wil de rapporteur bedanken voor zijn grondig verslag over dit thema. Het initiatief van het Europees Parlement op dit gebied bevestigt alleen maar hoe belangrijk het Parlement de goede werking van de EU-systemen acht. Daaronder valt ook het cohesiebeleid. Mijns inziens moet in dit verslag niet zozeer gekeken worden naar een bepaalde uitbreiding in het bijzonder, maar naar uitbreiding in het algemeen. Het gebied dat in het verslag wordt behandeld moet tenminste vanuit twee invalshoeken worden bekeken: ten eerste de effectiviteit van het cohesiebeleid van de Europese Unie en ten tweede het effect dat uitbreiding daarop heeft. Met andere woorden, men moet nagaan hoe het cohesiebeleid er in de context van de uitbreiding moet uitzien.
Aangezien er geen betrouwbare evaluatie is van de impact van de EU-middelen op de regionale ontwikkeling, kunnen wij slechts algemeen spreken over de mogelijke gevolgen van de uitbreiding voor de cohesie. Zelfs als wij een stevige methode hadden voor het opstellen, implementeren en beoordelen van het regionaal beleid, zouden wij het nog niet kunnen stellen zonder een professionele aanpak van de lidstaten, die rechtvaardigheid moeten garanderen, zonder transparantie, zonder hoge bestuursnormen en zonder restricties met het oog op misbruik van financiële middelen. Wij kijken met belangstelling uit naar de tussentijdse herziening van het regionaal beleid in 2008-2009.
De lidstaten moeten ook wegen zien te vinden om het Europees cohesiebeleid naar behoren te financieren. Daarbij zou men geen laag ontwikkelde regio’s moeten betrekken die elke euro bij elkaar moeten sprokkelen. Het EU-beleid moet objectief genoeg zijn om te voorkomen dat het gereduceerd wordt tot de vraag wie wat van wie krijgt. Dat vereist echter een adequate financiering. In een resolutie van 2005 heeft het Europees Parlement duidelijk verklaard dat de begroting voor regionale ontwikkeling in de periode 2007-2013 aanzienlijk moest worden opgetrokken.
De oplossing is gelegen in de herziening van de manier waarop de Europese begroting wordt opgesteld. Als men daar niet in slaagt, zal het van essentieel belang zijn de rechtstreekse financiële deelname van de lidstaten die steun ontvangen en in de toekomst steun blijven ontvangen, te versterken. Maar wat blijft er dan over van de spreekwoordelijke Europese solidariteit? Dan tot slot nog de volgende opmerking: het cohesiebeleid mag niet het slachtoffer worden van de uitbreiding, en evenmin mag de uitbreiding gegijzeld worden door het cohesiebeleid. Het enige systeem dat goed werkt is een systeem dat rekening houdt met de onderlinge band tussen alle onderdelen, met inbegrip van uitbreiding en cohesie.
Valdis Dombrovskis (PPE-DE). – (LV) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als men besluiten neemt over de uitbreiding van de EU, moet men de impact daarvan op de EU-begroting evalueren. De toetreding tot de EU van grote en niet zo sterk ontwikkelde landen, zoals Turkije, zou een aanzienlijke invloed hebben op het regionaal beleid: ofwel men zou de middelen opnieuw moeten verdelen, ten gunste van de nieuwe lidstaten, ofwel men zou de financiële middelen voor het regionaal beleid aanzienlijk moeten verhogen. Zowel in het ene als in het andere geval zou de Europese Commissie gedetailleerde informatie moeten verschaffen over de verwachte gevolgen van de uitbreiding op de begroting en mogelijke oplossingen moeten voorstellen voor het regionaal beleid van de EU. Een zekere verhoging van de middelen voor het regionaal beleid van de EU is mogelijk. Het Europees Parlement heeft met betrekking tot de volgende financiële vooruitzichten steun gegeven aan een percentage van 1,18 procent van het bbp van de EU. 0,41 procent van het bbp van de EU is bestemd voor de EU-fondsen, hetgeen aanzienlijk meer is dan de huidige 0,37 procent. Ik ga ervan uit dat wij tijdens de tussentijdse herziening van de financiële vooruitzichten in het context van verdere uitbreidingen van de EU, zoals de toetreding van Kroatië, op dit vraagstuk moeten terugkomen. Het voorstel van de rapporteur met betrekking tot gedifferentieerde cofinanciering dienen wij toe te juichen. Daarmee kan de steun voor minder ontwikkelde gebieden en landen worden geïntensiveerd. Een dergelijke aanpak strookt volledig met de doelstellingen van het regionaal beleid van de EU en daaraan heeft het Europees Parlement met zijn verslag over de financiële vooruitzichten al steun gegeven. In de toekomst moet het bbp per hoofd van de regio’s de belangrijkste maatstaf zijn voor de toekenning van EU-middelen aan regio’s en landen. Het voorstel om het financieringsaandeel van de lidstaten op te trekken, zogezegd om de effectiviteit van het regionaal beleid te verbeteren, baart mij echter zorgen. Wij moeten wel beseffen dat het medefinancieringspercentage van de lidstaten recentelijk is verhoogd, toen niet-aftrekbare btw-uitgaven werden uitgesloten. Er is al te veel bureaucratie om EU-middelen te verkrijgen, en hoewel ik in het algemeen instem met de voorstellen van de rapporteur om een sterkere band te leggen tussen de EU-middelen en de doelstellingen van de strategie van Lissabon en om meer transparantie te bewerkstelligen, mogen er niet nog meer bureaucratische hinderpalen worden opgeworpen voor het verkrijgen van Europese financiering. Ik dank u voor uw aandacht.
Andrzej Jan Szejna (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de verdere uitbreiding van de Europese Unie is onvermijdelijk. De gevolgen van de opeenvolgende uitbreidingen van de Unie voor de effectiviteit van het huidige cohesiebeleid zijn een belangrijke kwestie waarover op Europees niveau wordt gedebatteerd. Het is ontegenzeggelijk dat maatregelen die tot doel hebben de toetreding van nieuwe leden tot de Europese Gemeenschap te vergemakkelijken, van fundamenteel belang zijn voor de verdieping van de integratie op ons continent.
Rekening houdend met de eisen van de Lissabonagenda en met het feit dat er tussen de huidige EU-lidstaten nog steeds grote verschillen bestaan wat betreft het niveau van de economische ontwikkeling en bijgevolg van de levensstandaard, moeten we bijzonder omzichtig te werk gaan bij toekomstige uitbreidingen.
De begroting van de Unie is geen blanco cheque. Ze heeft bepaalde grenzen. Ieder van ons weet hoeveel financiële middelen beschikbaar zijn voor het regionale beleid tot 2013. We zouden er in eerste instantie voor moeten zorgen dat de processen en acties ter bevordering van de cohesie behouden blijven en dat de verschillen tussen de levensomstandigheden in de verschillende lidstaten van de Europese Unie worden weggewerkt. Er mag geen situatie ontstaan waarin bepaalde regio’s ten gevolge van het statistische effect niet meer in aanmerking komen voor steun, zodra hun concurrentievermogen en hun niveau van structurele verandering toereikend worden geacht. We zouden de landen die lid willen worden van de Europese Unie een aantrekkelijk pakket pretoetredingssteun moeten bieden, dat hun economische groei en ontwikkeling, alsmede de structurele veranderingen, op doeltreffende wijze bevordert, nog voor ze als volwaardige leden middelen uit het cohesiebeleid ontvangen.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag dat we vandaag behandelen, bevat een aantal voorstellen om de uitgaven voor regionale ontwikkeling te rationaliseren. Daarnaast analyseert het de mogelijke gevolgen van de toetreding van Turkije, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de westelijke Balkanlanden tot de Europese Unie. Uit onderzoek blijkt dat de toekomstige uitbreidingen van de Europese Unie enerzijds het grondgebied van de Unie met 35 procent en het aantal inwoners met 27 procent zouden doen stijgen, terwijl anderzijds het bbp van de Gemeenschap met slechts 4 procent zou toenemen. Dit komt neer op een daling van het bbp met 18 procent per hoofd van de bevolking. We moeten dus zowel de voor- als de nadelen in overweging nemen.
De Europese Unie zou zich echter verder moeten ontwikkelen. Na de herziening van het financiële kader in 2008-2009 moet er een beslissing genomen worden over de concrete tenuitvoerlegging van de institutionele, financiële en politieke hervorming van de Unie. Door de resultaten van het huidige cohesiebeleid te evalueren, zullen we kunnen bepalen wanneer we ons verdere uitbreidingen kunnen veroorloven. We mogen evenwel niet uit het oog verliezen dat elk van de vorige uitbreidingen de Europese Unie een meerwaarde heeft gegeven. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook in de toekomst het geval zal zijn.
Danuta Hübner, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil erop wijzen dat ik dit verslag als een aansporing beschouw om de effectiviteit van het Europese cohesiebeleid tijdens de uitvoering van de uitbreidingsstrategie van de EU te handhaven of zelfs te verbeteren. In uw debat zijn veel ideeën naar voren gebracht die ik zal meenemen.
Ik wil drie zaken benadrukken die we niet moeten vergeten bij het voeren van een discussie over het cohesiebeleid in de context van de uitbreiding. In de eerste plaats zijn er besluiten genomen over het financiële kader en de subsidiëringsregels voor 2007-2013 en die zullen gedurende deze hele periode, ongeacht verdere uitbreidingen, worden uitgevoerd.
In de tweede plaats zal er in 2008-2009, conform de conclusies van de Europese Raad, een evaluatie komen waarin alle aspecten van de EU-inkomsten en uitgaven aan bod komen. Deze evaluatie zal in nauwe samenwerking met het Parlement worden uitgevoerd en bovendien zullen er op brede schaal raadplegingen plaatsvinden.
In de derde plaats wil ik ten aanzien van de uitbreiding herhalen dat de Commissie – in haar mededeling over de uitbreidingsstrategie – en de Europese Raad van december 2006 hebben bevestigd dat de uitbreidingsstrategie wordt afgestemd op het vermogen van de EU om nieuwe leden op te nemen. Ook zal het tempo van het toetredingsproces afhangen van de resultaten van de hervormingen in de kandidaat-lidstaat. De toelating van nieuwe lidstaten zal altijd worden gebaseerd op hun verdiensten. Dit principe blijft overeind staan. We zijn ook overeengekomen dat de Unie pas een beoogde datum voor toetreding zal vaststellen als de onderhandelingen in een vergevorderd stadium zijn. De Commissie zal tijdens het onderhandelingsproces prognoses geven van de effecten op de voornaamste beleidsterreinen.
Ik sta open voor nieuwe ideeën. Er is vooral behoefte aan nieuwe resultaatgerichte mechanismen waarmee het cohesiebeleid beter kan reageren op een snel veranderende omgeving, en er is behoefte aan nieuwe methoden om nog meer synergie te bereiken tussen ontwikkelingsstrategieën die op communautair, nationaal en regionaal niveau worden uitgevoerd. We moeten ervoor zorgen dat ons cohesiebeleid aansluit bij het stimuleringsbeleid dat gericht is op duurzame groei van de lidstaten, de strategie van Lissabon en de geïntegreerde richtlijnen voor groei en werkgelegenheid. Ik ben het volledig met u eens dat we al die verbanden nader moeten onderzoeken.
Tot besluit wil ik u zeggen dat u niet mag verwachten dat ik steun verleen aan ideeën waardoor het communautaire aspect van het cohesiebeleid wordt verzwakt.
De Voorzitter. Het debat is gesloten.
De stemming vindt dinsdag om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Antonio De Blasio (PPE-DE), schriftelijk. – (HU) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, voor mij is het van het allergrootste belang dat het Europees Parlement de gevolgen onderzoekt van toekomstige uitbreidingen voor het cohesiebeleid en dat derhalve in het debat over de uitbreiding ook nieuwe budgettaire overwegingen en standpunten meegenomen kunnen worden.
De studie die ten grondslag ligt aan het verslag vermeldt dat volgens de huidige regels, in een Europese Unie met 34 leden, Kroatië slechts 7 procent zou krijgen van de extra middelen voor het cohesiebeleid, terwijl Turkije daarentegen 63 procent zou ontvangen. De les die wij daarom mijns inziens daaruit moeten trekken is dat wij de toetredingslanden onmogelijk over een kam kunnen scheren.
Ik wil beklemtonen dat, gezien zijn bevolking en zijn economisch ontwikkelingsniveau, de toetreding van Kroatië geen aanzienlijke extra last zal betekenen voor de EU-begroting. Van de in het verslag behandelde potentiële kandidaat-lidstaten zou alleen Kroatië met zijn toetreding geen statistisch effect veroorzaken in verband met de voor steun in aanmerking komende gebieden op regionaal en nationaal niveau. Met andere woorden geen enkel steunontvangend gebied zal zijn recht op financiële steun van de EU verliezen.
Daarom stel ik voor dat wij voor de toelating van een kandidaat-lidstaat rekening houden met de vraag of de Europese Unie in staat is het betrokken land te integreren en dat wij, in het belang van toekomstige uitbreidingen, gedetailleerd nagaan hoe goed wij voorbereid zijn voor een alomvattende financiële hervorming. Mijns inziens hebben alomvattende hervormingen alleen zin indien wij onze huidige doelstellingen met betrekking tot het cohesiebeleid al bereikt hebben.
Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. – (DE) Als lid van de Commissie regionale ontwikkeling zou ik de rapporteur heel hartelijk willen bedanken, omdat hij erin geslaagd is om een kritisch oog te werpen op de politiek belangrijke, maar ook bijzonder delicate aspecten van de relatie tussen het regionaal beleid en de toekomstige uitbreidingen van de Europese Unie.
In zijn regionaal beleid moet Europa niet alleen rekening houden met het feit dat de schatkist leeg is, en dat de concurrentie tussen de 27 lidstaten al harder wordt, maar ook voldoen aan de verwachtingen die in het Europees structuurbeleid worden gesteld, zich houden aan de strategie van Lissabon, en tegelijkertijd handelingsbekwaam blijven.
Ik zou de rapporteur vooral willen bedanken omdat hij heel duidelijk heeft aangetoond dat we aan de doelstellingen van ons cohesiebeleid alleen maar vast kunnen houden wanneer we het uitbreidingsproces trapsgewijs doorvoeren, en door hervormingen de efficiëntie verhogen. Juist daarom moeten we ruimer definiëren wat we bedoelen met het “versterkte nabuurschapsbeleid”. Bovendien moeten we vooral voor Turkije in alle openheid bespreken in hoeverre een toetreding of juist een geprivilegieerd partnerschap voor alle betrokken partijen zinvol kan zijn.
Als leden van het Europees Parlement en als volksvertegenwoordigers zijn we het alle burgers, niet allen in de nieuwe lidstaten, maar ook in de oude, verschuldigd om een regionaal beleid te voeren waardoor we ook in de toekomst groei en een compenserend effect kunnen bereiken, en op die manier voor de cohesie in de EU kunnen zorgen.