De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0091/2007) van Georgs Andrejevs, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, over de bestrijding van hiv/aids in de Europese Unie en de naburige landen, 2006-2009 (2006/2232(INI)).
Georgs Andrejevs (ALDE), rapporteur. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, sta mij toe om te beginnen met een woord van dank voor de fungerend voorzitter vanwege haar bemoedigende woorden in Bremen – en naar ik hoop ook hier vandaag – en voor haar nimmer aflatende inzet voor de bestrijding van hiv/aids. Zoals de Duitse bondskanselier, Angela Merkel, in haar speech op de conferentie in Bremen heeft gezegd, is de bestrijding van hiv/aids een verantwoordelijkheid van alle lidstaten. Ik ben er vast van overtuigd dat elke nationale regering het voorbeeld van Duitsland zou moeten volgen en de volledige politieke verantwoordelijkheid op zich dient te nemen door de bestrijding van hiv/aids als hoge beleidsprioriteit aan te merken.
Vandaag stemt het Parlement over mijn verslag over de bestrijding van hiv/aids in de Europese Unie en de naburige landen, 2006-2009. Dit verslag bevat veel belangrijke voorstellen voor de wijze waarop deze ziekte bestreden kan worden. Verschillende collega’s hebben een bijdrage aan de definitieve geconsolideerde versie geleverd. Ik wil deze gelegenheid dan ook gebruiken om alle collega’s die als schaduwrapporteur hebben gefungeerd of die amendementen hebben ingediend, te bedanken. Hun inbreng is van grote waarde geweest en is zeer op prijs gesteld.
Zoals u weet, zijn er na de stemming in de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid een aantal amendementen door de fracties ingediend met het oog op de stemming van vandaag. Het merendeel van deze amendementen kan op mijn steun rekenen, maar met een aantal amendementen kan ik niet instemmen. Een van die amendementen zou er bijvoorbeeld toe leiden – als het wordt aangenomen tenminste – dat de huidige situatie in twee lidstaten van EU ongewijzigd blijft. Ik doel daarmee op het feit dat zij geen gegevens rapporteren aan de toezichthoudende instanties op het gebied van hiv/aids, in het bijzonder aan het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding. In mijn verslag doe ik dan ook een dringend beroep op beide lidstaten om de rapportage van de betreffende gegevens in gang te zetten. Alle andere 25 lidstaten rapporteren hun nationale gegevens op basis van anonimiteit zodat dit niet in strijd is met de wetgeving op het gebied van de bescherming van de persoonsgegevens.
Ik wil uw aandacht graag vestigen op en uw steun vragen voor amendement 4, dat is ingediend door de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie over een gelijkwaardige toegang tot geneesmiddelen in de Europese Unie. Sta mij toe om een korte toelichting te geven op de reden voor dit amendement. Zoals ook in het verslag wordt vermeld, varieert de toegang tot antiretrovirale behandelingen en geneesmiddelen in de verschillende lidstaten van de Europese Unie. Tegelijkertijd wil ik in herinnering roepen dat artikel 300 van het EG-Verdrag de Commissie een rechtsgrondslag verschaft om namens alle lidstaten onderhandelingen te voeren indien de Raad de Commissie daartoe gemachtigd heeft. Indien het Europees Parlement en de Raad dit voorstel steunen, zou het mandaat van de Commissie qua duur en reikwijdte overigens beperkt blijven tot de geautoriseerde specifieke onderhandelingen, in dit geval over een gelijke toegang tot antiretrovirale geneesmiddelen. Indien er namens 27 lidstaten onderhandeld kan worden, zouden de resultaten ervan voor iedereen gunstig kunnen zijn en zouden alle burgers in de EU een gelijke toegang tot dergelijke geneesmiddelen krijgen.
Tot slot wil ik nogmaals al mijn collega’s bedanken die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit verslag. De bestrijding van deze pandemie houdt niet op na de stemming van vandaag: die strijd dient in het veld te worden voortgezet. Daarom roep ik alle nationale regeringen en de Commissie op om niet-gouvernementele en maatschappelijke organisaties en de samenleving als geheel te steunen bij de bestrijding van hiv/aids. Zij dienen de noodzakelijke financiële middelen te verstrekken om de mogelijkheden te vergroten van degenen die deze epidemie in de frontlinie bestrijden. De rol van de maatschappelijke organisaties bij deze strijd mag niet onderschat worden en daarom moeten wij waarborgen dat zij op onze volledige politieke ondersteuning kunnen rekenen.
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
Ulla Schmidt, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte leden van het Europees Parlement, ik dank u voor de gelegenheid om het woord tot u te mogen richten. Mijn dank gaat ook uit naar de heer Andrejevs voor het verslag dat hij heeft gepresenteerd, want uit dit verslag komt duidelijk naar voren dat hiv/aids een gevaarlijke ziekte blijft. Wij denken bij hiv/aids vaak aan Afrika – en terecht – maar ook op ons eigen continent Europa is de ziekte een probleem.
In delen van ons continent verspreidt het virus zich momenteel sneller dan in andere delen van de wereld, en helaas zien we in alle lidstaten van de Europese Unie een toename van het aantal besmettingen. Daarom moeten we dit onderwerp tot ons onderwerp maken, want hiv/aids is niet alleen een gezondheidsprobleem, maar beïnvloedt ook de economische en sociale ontwikkeling van de staten.
Daarom verheugt het mij zeer dat we erin geslaagd zijn om meer dan 41 Europese staten, waaronder enkele van de naburige landen, vertegenwoordigd door ministers of hun plaatsvervangers, naar de conferentie in Bremen te halen, dat we het belang van het bondgenootschap tussen politiek en civiele maatschappij in de strijd tegen hiv/aids wisten te tonen en dat we ook duidelijk wisten te maken dat hiv/aids hoog op onze agenda moet komen te staan. Ik ben de Duitse bondskanselier bijzonder dankbaar voor haar heldere verklaring en eveneens voor het feit dat de resultaten en conclusies van deze conferentie niet alleen op de agenda zullen staan van de Raad van ministers van Volksgezondheid, maar ook van de top in juni.
In de verklaring van Bremen is met name aan de hand van vier hoofdpunten duidelijk gemaakt waar onze prioriteiten horen te liggen. Deze komen voor een zeer groot deel overeen met wat u in uw verslag heeft uiteengezet, ook qua uitwerking.
Centraal in al onze strategieën dient de preventie te staan, want we hebben geneesmiddelen noch vaccins die de verspreiding van hiv/aids kunnen voorkomen.
Het is van cruciaal belang dat de mensenrechten van mensen die de ziekte hebben opgelopen worden erkend, geëerbiedigd en bevorderd. Daartoe behoren ook bestrijding van discriminatie en stigmatisering.
De algemene toegang tot diagnose en behandeling dient te worden gewaarborgd. Zojuist vroeg men zich af of wij over geneesmiddelenprijzen kunnen onderhandelen. In Bremen is een stap voorwaarts gezet: de farmaceutische industrie heeft duidelijk gemaakt dat bij een goede toegang tot geneesmiddelen ook hoort dat de geneesmiddelen betaalbaar zijn en heeft kenbaar gemaakt bereid te zijn om samen met de Commissie, het Parlement en de lidstaten een manier te vinden waarop iedere lidstaat toegang tot betaalbare behandeling en vaccins kan waarborgen via prijsonderhandelingen. Dat noem ik nog eens vooruitgang.
Ook de inzet voor onderzoek en ontwikkeling dient te worden versterkt. Wij moeten de faciliteiten in Europa beter op elkaar afstemmen en er moet meer worden geïnvesteerd in vaccins en microbiciden.
Ik ben stellig van mening dat we met deze conferentie enige vooruitgang hebben geboekt, en ik zou er bijzonder ingenomen mee zijn als onze lidstaten, samen met het Parlement en de Commissie, dit onderwerp boven aan de agenda zetten met als boodschap: aids gaat ons allemaal aan. Het is niet alleen een probleem van de naburige landen van de EU, maar ook een probleem van Europa zelf. Het heeft veel te maken met onze sociale en economische ontwikkeling, en zeker ook met de vraag of we erin zullen slagen om meerwaarde voor onze burgers te scheppen.
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Andrejevs, en de leden van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid bedanken voor het uitstekende werk dat zij hebben verzet bij het opstellen van dit verslag. Ik wil ook de andere twee commissies, de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen, bedanken voor hun bijdragen aan deze belangrijke kwestie.
Het doet mij ook een groot genoegen dat mevrouw Schmidt, de Duitse minister van Volksgezondheid, hier vandaag aanwezig is. Dit is de eerste keer in mijn drie jaar als commissaris dat mijn tegenhanger uit de Raad een dergelijk plenair debat bijwoont. Ik ben mede verheugd over haar aanwezigheid omdat dit aantoont hoe belangrijk een zeer nauwe, hechte en effectieve samenwerking tussen de drie instellingen is bij het aanpakken van deze ziekte.
Hiv/aids: gaat het om een vergeten probleem of om een verborgen ziekte? Denken wij dat, als wij niet over dit probleem praten, het dan vanzelf weg zal gaan? Ik kan u vertellen dat dit niet het geval is. De volgende vraag is of wij dan wellicht te gemakzuchtig zijn geworden? Gaan wij er vanuit dat wij het probleem opgelost hebben en dat meer actie niet noodzakelijk is? Of zien wij hiv/aids meer als een zaak van anderen, iets voor bepaalde risicogrepen, die het probleem dan ook maar zelf moeten oplossen terwijl wij ons er verder geen zorgen over hoeven te maken? Misschien dat mensen er in het verleden zo over dachten, maar gelukkig is dat tegenwoordig niet meer het geval. Wij weten nu dat het om een probleem gaat dat de gehele samenleving raakt. Wellicht dat de samenleving nu de prijs betaalt voor onze gemakzucht in het verleden, maar in ieder geval is dit wel het moment om nieuwe effectieve maatregelen te nemen om het probleem aan te pakken.
De Europese Unie heeft het hoogste opleidingsniveau ter wereld, de beste gezondheidszorg en de hoogste levenstandaard. De meesten van u weten dat dat de reden is waarom ik zo gefrustreerd ben over het feit dat er desondanks nog steeds mensen overlijden omdat zij verkeerde leefstijlkeuzes maken. Met onze op preventie gerichte maatregelen proberen wij daar verandering in te brengen. Ik vind het een frustrerende en zelfs beschamende gedachte dat wij na 20 tot 25 jaar nog steeds over dezelfde onderwerpen moeten praten met betrekking tot hiv/aids. Wij moeten weer over dezelfde maatregelen praten die genomen moeten worden; maatregelen die eigenlijk al lang standaard en routinematig in de Europese Unie van kracht hadden moeten zijn. Wij moeten nog steeds uitleggen dat het gebruik van condooms de meest effectieve en eenvoudige manier is om onszelf te beschermen. Dat is de zuivere waarheid. Wij moeten ook nog steeds uitleggen dat iedereen risico’s loopt; wij kunnen niet tegen bepaalde groepen zeggen dat het hun probleem is en dat mensen die niet tot die risicogroepen behoren zich nergens zorgen over hoeven te maken. Wij moeten nog steeds benadrukken dat eenvoudige preventieve maatregelen de beste bescherming bieden.
De resultaten van de Eurobarometer waren, zoals u weet, schokkend. Een groot percentage van de mensen in de Europese Unie denkt nog steeds dat zij met hiv/aids besmet kunnen raken door iemand op de mond te kussen of door uit hetzelfde glas te drinken of dat zij het virus via de toiletbril kunnen oplopen. Het is beschamend dat mensen na 25 jaar nog steeds niet beter geïnformeerd zijn. Nog erger is het dat mensen nog steeds denken dat het verzorgen van patiënten die hiv-positief zijn, tot besmetting kan leiden bij degenen die die zorg verlenen.
Ik ben van mening dat wij onze inspanningen moeten vergroten. Hiv/aids is een probleem voor de gehele bevolking, met name voor jonge mensen en vrouwen. Een groot aantal jonge mensen is pas na de campagnes die in de jaren tachtig zijn gevoerd, seksueel actief geworden. In die periode was er sprake van een enorme stortvloed aan campagnes met bekende mensen – acteurs, regeringsleiders en zangers – die de aandacht op dit probleem vestigden en op de manier waarop het aangepakt kon worden. Helaas is daar een einde aan gekomen. Wij dachten dat wij de zaak onder controle hadden, maar dat is niet zo. De nieuwe generaties groeien nietsvermoedend op. Ik ben het Duitse voorzitterschap, de minister van Volksgezondheid en de bondskanselier zelf bijzonder dankbaar dat zij deze ziekte en de eenvoudige manier waarop wij ons ertegen kunnen beschermen, weer opnieuw in de schijnwerpers hebben gezet.
Tegelijkertijd is het van buitengewoon groot belang dat er in onderzoek wordt geïnvesteerd en dat is ook precies wat de Commissie doet. Het is zeer belangrijk om in geneesmiddelen te investeren – en ik zal niet herhalen wat hier al allemaal eerder is gezegd – en om de toegang tot betaalbare en effectieve antiretrovirale geneesmiddelen te waarborgen. Dat zijn belangrijke maatregelen die wij kunnen nemen. Die maatregelen hebben voor ons een hoge prioriteit en zoals gezegd ben ik zeer verheugd dat de Raad, het Duitse voorzitterschap en ook het Parlement dezelfde mening zijn toegedaan.
Wij zullen onze campagnes om jonge mensen voor te lichten weer oppakken en intensiveren. Wij zullen wederom het gebruik van condooms stimuleren. Wij zullen onderzoek uitvoeren naar zowel preventieve maatregelen als geneesmiddelen. Dat onderzoek zal ook genderspecifiek zijn omdat wij beseffen dat er bepaalde aspecten zijn die voor mannen en vrouwen verschillen en we zullen ons onderzoek en onze maatregelen aan die feiten aanpassen. Ik heb de betreffende paragraaf in het verslag opgemerkt en ben het ermee eens dat we er binnen de Commissie voor moeten zorgen dat er onderling, tussen de afzonderlijke afdelingen die voor specifieke gebieden verantwoordelijk zijn, goed wordt samengewerkt terwijl hiv/aids tegelijkertijd als een mondiaal probleem aangepakt moet worden. Wij weten dat niet alleen de nabuurschapslanden maar ook ontwikkelingslanden door dit probleem worden getroffen en wij hebben een verantwoordelijkheid om ook met deze landen samen te werken.
Ik wil de rapporteur en het Parlement graag complimenteren met dit verslag omdat hierin daadwerkelijk alle belangrijke kwesties aan de orde komen. Wij zullen die kwesties trachten op te lossen. In sommige gevallen doen wij dat al, bijvoorbeeld wat de samenwerking tussen de afdelingen van de Commissie betreft. Wij zullen ook actie ondernemen middels financieringsmaatregelen en in het kader van programma’s. Zo zullen wij in 2007 aandacht besteden aan het ontwikkelen van beste praktijken voor het aanpakken van risicovol seksueel gedrag onder jonge mensen en aan de preventie van hiv/aids bij homoseksuele mannen. Daarnaast zullen wij cursussen ontwikkelen voor mensen die in de gezondheidszorg werkzaam zijn en voor ngo’s om de behandeling en zorg te verbeteren van mensen met hiv/aids.
Deze kwestie heeft voor ons een hoge prioriteit. Het gaat hierbij niet alleen om politiek of strategie. Het is onze morele plicht. Ik vind dat het systeem als geheel onze burgers de afgelopen twintig jaar in de steek heeft gelaten. Het is nu tijd om weer in actie te komen en onze fouten te herstellen.
De Voorzitter. Dank u zeer voor uw toespraak, commissaris, die niet alleen getuigt van grote betrokkenheid, maar ook bijna naadloos aansluit bij de zorgen en vragen van het Parlement.
Zita Gurmai (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. – (HU) Een van de gevaarlijkste ziekten van dit moment, hiv/aids, erkent geen grenzen. In de afgelopen twee jaar is het aantal meisjes en vrouwen dat is besmet met hiv/aids in alle delen van de wereld toegenomen, en in Oost-Europa, Azië en Latijns-Amerika in een buitengewoon hoog tempo. De maatregelen tegen deze epidemie mogen daarom niet beperkt blijven tot het grondgebied van de EU. Hiervoor is dringend wereldwijde samenwerking nodig. In 2005 zijn er wereldwijd bijna vijf miljoen gevallen van hiv-besmetting bijgekomen en stierven er drie miljoen mensen aan met aids verband houdende ziekten, onder wie circa een half miljoen kinderen.
Een andere groep die steeds meer risico loopt, zijn vrouwen, aangezien steeds meer vrouwen besmet raken met het hiv-virus zonder zich hiervan bewust te zijn en zij op hun beurt dragers van een virus worden dat zij aan hun kinderen kunnen doorgeven. In een anti-hiv/aids-strategie dient de bescherming van vrouwen en kinderen centraal te staan. De doeltreffendste instrumenten in deze strijd zijn preventie, informatie, instrumenten voor openbare voorlichting en meer gebruik van de doeltreffendste communicatiemiddelen, het verzamelen van gegevens, onderzoek en vroegtijdige ontdekking en behandeling. We dienen de vrije toegang te waarborgen tot een gezondheidszorg van hoge kwaliteit, ongeacht iemand leeftijd of geslacht.
Antonios Trakatellis, namens de PPE-DE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, om hiv/aids in de Europese Unie en in onze naburige landen te kunnen bestrijden hebben wij een geïntegreerde strategie nodig waarmee preventie wordt bevorderd zowel op communautair niveau als in de genoemde landen, en zelfs in heel de wereld.
Het aantal met het aidsvirus besmette mensen en het aantal mensen dat met aids moet leven, stijgen voortdurend, en er doen zich op wereldniveau dagelijks ongeveer 12 000 nieuwe besmettingsgevallen voor. Wij hebben geen vaccin om de ziekte te voorkomen en met de huidige therapieën kan de ziekte nog niet worden genezen.
Daarom moeten onze geïntegreerde strategieën in het teken staan van de klassieke uitspraak van Hippocrates: “voorkomen is beter dan genezen” en gericht zijn op de bevordering van efficiënte preventie. Preventie betekent voorlichting – zoals ook de commissaris al zei – waarmee de juiste profylactische maatregelen genomen kunnen worden.
Daarnaast moeten wij echter ook belangrijke stappen zetten om de vooroordelen op te heffen die deze ziekte begeleiden. De met dit virus besmette mensen worden voortdurend geconfronteerd met intolerantie en zijn het slachtoffer van discriminatie. Naast deze inspanningen tot preventie moeten wij natuurlijk ook onderzoek en innovatie bevorderen, om nieuwe geneesmiddelen en eventueel vaccins te kunnen ontwikkelen.
Tot slot wil ik, mijnheer de Voorzitter, de rapporteur, de heer Andrejevs, van harte bedanken voor zijn uitstekende werk. Wij hebben een goede samenwerking gehad – waarvoor ik hem eveneens dank – en ik hoop nu dat dit verslag ons daadwerkelijk de mogelijkheid zal bieden om een mooie preventiestrategie uit te werken, zowel in de Europese Unie als op wereldwijde schaal.
Dorette Corbey, namens de PSE-Fractie. – Voorzitter, aids is nog altijd een drama, niet alleen in ontwikkelingslanden, maar ook in Europa. Niet alleen onder homo's en drugsgebruikers, maar ook onder hetero's en geheelonthouders. Daarom dank ik onze rapporteur van harte. De heer Andrejevs heeft dit werk met heel veel inzet gedaan en heeft een uitstekend verslag geschreven.
Wat onze fractie betreft, moeten we alles op alles zetten om de aidsepidemie een halt toe te roepen en daarvoor moeten we investeren. Allereerst, collega's, moeten we investeren in mensen, in vrouwen. We moeten preventie serieus nemen. We moeten de werkelijkheid van vrouwen, jongeren, sekswerkers en drugsgebruikers serieus nemen; vanuit die werkelijkheid moeten we werken. Goede voorlichting op scholen en in ziekenhuizen is essentieel. Voorlichting ook die de morele keuzes van mensen respecteert. En voorlichting over alle seksueel overdraagbare ziektes, omdat hierdoor de kwetsbaarheid voor aids toeneemt.
In de tweede plaats moeten we investeren in nieuwe middelen, in microbiciden, in middelen die vrouwen in staat stellen zich te beschermen tegen aids, in medicijnen en vaccins, medicijnen die gebruikersvriendelijk zijn. Mannen- en vrouwencondooms moeten gemakkelijker verkrijgbaar en overal beschikbaar zijn.
In de derde plaats moeten we investeren in politieke innovatie. We moeten de bestaande hindernissen met spoed overwinnen. Geneesmiddelen en vaccins zijn vaak niet betaalbaar voor de groepen die ze het hardst nodig hebben. De redenen zijn de hoge ontwikkelingskosten van medicijnen en de relatief korte terugverdientijd waardoor nieuwe medicijnen erg duur zijn. We moeten deze problemen onder ogen zien en de publieke verantwoordelijkheid nemen. Er zijn uitwegen uit deze situatie, bijvoorbeeld meer publiek-private partnerships om aidsmedicijnen en vaccins te ontwikkelen. Dat kan het goedkoper maken. Daarnaast zouden we gebruik moeten maken van alle bestaande mogelijkheden om patenten in het publieke belang buiten werking te stellen. De TRIPS-akkoorden bieden hiervoor de aanzet.
Tenslotte is er een betere onderhandeling met de farmaceutische industrie nodig, als het gaat om de beschikbaarheid van essentiële geneesmiddelen voor de bestrijding van aids. Daarin kan de Commissie heel erg veel betekenen en ik steun hierin het amendement van de rapporteur van harte.
Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, minister, commissaris, onze felicitaties gaan in de richting van professor Andrejevs voor zijn uitstekende verslag. Aids vormt een grote bedreiging voor de volksgezondheid overal ter wereld. Vreemd genoeg lijkt die bedreiging alleen maar groter te worden naarmate de behandelmogelijkheden voor hiv- en aidspatiënten verbeteren. Als de behandeling beter wordt, blijven patiënten immers langer leven en wordt ook de mogelijke besmettingshaard groter.
Ik wil deze gelegenheid graag gebruiken om slechts één aspect onder de loep te nemen: besmetting als gevolg van het gebruik van besmette naalden door drugsgebruikers. Hierdoor worden jaarlijks vele duizenden mensen besmet. Dit probleem zou in ieder geval in de lidstaten van de EU eenvoudig opgelost kunnen worden indien de regeringen eindelijk eens een keer zouden inzien dat drugsverslaving een ziekte is en geen crimineel vergrijp. Dan zouden er namelijk adequate maatregelen genomen kunnen worden om te zorgen dat drugsverslaafden over schone, niet-besmette naalden beschikken die zij bij de behandeling van hun ziekte kunnen gebruiken. Dit dient uiteraard onder de juiste medische supervisie en controle te gebeuren, maar wel zonder dat de politie of de gerechtelijke autoriteiten hierbij betrokken worden. Ik hoop dat de regeringen bij de problematiek rondom de drugsverslaving uiteindelijk vanuit medisch perspectief hun gezonde verstand zullen laten zegevieren in plaats van gebruik te blijven maken van een botte politiebijl.
Ik ben benieuwd wat de commissaris en de minister hierover te zeggen hebben.
Bogusław Rogalski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben blij dat ik in dit Huis een bijdrage kan leveren aan dit belangrijke debat over een van de ernstigste problemen en gevaren van tegenwoordig: de strijd tegen hiv en aids.
Het ziet ernaar uit dat we tegenwoordig min of meer gewend zijn geraakt aan het hiv- en aidsprobleem. Er wordt onvoldoende aandacht besteed aan de bestrijding en gezien de omvang en het gevaar van de epidemie worden er onvoldoende financiële middelen uitgetrokken. De werkelijkheid is verschrikkelijk en volledig anders. Over de hele wereld zijn bijna veertig miljoen mensen hiv-geïnfecteerd en bijna 95 procent van deze mensen woont in ontwikkelingslanden. Dit feit zou ons moeten bewegen meer hulp te bieden aan juist die landen. Het is heel erg dat meer dan de helft van alle nieuwe hiv-besmettingen jonge mensen van onder de 25 treft. In de Europese Unie en de naburige landen stijgt het aantal besmettingen eveneens in alarmerend tempo. Mensen die drugs gebruiken, migranten en homoseksuele mannen behoren tot de groepen die het meeste gevaar op besmetting lopen. Al deze groepen hebben bijzondere zorg en hulp nodig. Daarom is het zo belangrijk dat alle instellingen en organisaties die zich sterk maken voor een veilige levensstijl de strijd tegen hiv regelmatig tot onderdeel van hun actieprogramma’s maken. Het is tevens van belang dat de Commissie gebruik maakt van haar Nabuurschapsbeleid om door te dringen tot bedreigde milieus in de naburige landen, met bijzondere aandacht voor de enclave Kaliningrad, waar dit gevaar eveneens in een ontstellend tempo toeneemt. Maar waar we ons het meest op zouden moeten concentreren, zijn heldere informatiecampagnes over hiv-besmetting, aangezien dit het belangrijkste middel is waarmee deze vloek van onze tijd kan worden ingedamd. Ik wil nogmaals onderstrepen dat alleen preventie en voorlichting over hiv, vooral onder jongeren, een wereldwijde epidemie kunnen helpen voorkomen.
Umberto Guidoni, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, de ziekte aids is nog lang niet overwonnen. Het aantal infecties groeit nog altijd en neemt bijna de vorm van een wereldwijde epidemie aan. Het meest verontrustende feit is dat de helft van de nieuwe gevallen personen onder de 25 jaar betreft.
Meer dan 50 procent van de Europese bevolking is ervan overtuigd dat je aids via zoenen kunt oplopen. Daarom moeten er voorlichtingscampagnes worden opgezet die op een wetenschappelijk correcte manier zijn geschreven en die de bevolking duidelijk informeren over preventie, beschermingsmethoden en risicogedrag.
Het is noodzakelijk dat we iedere vorm van gettovorming bestrijden, door beleid en programma’s op te zetten ter bevordering van de sociale integratie en de toegang tot de arbeidsmarkt voor degenen die besmet zijn met het hiv-virus. Verder zijn openbare financieringen noodzakelijk om onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te bevorderen die op de behoeften van de volksgezondheid zijn gericht en die waarborgen dat zelfs de armste patiënten toegang tot de onderzoeksresultaten hebben.
De geneesmiddelen die nodig zijn om miljoenen levens te redden, mogen niet worden beschouwd als gewone goederen die door de wetten van de markt worden geregeld. Zoals in het verslag staat, moet het recht van elk menselijk wezen op gezondheidszorg, medische verzorging en toegang tot geneesmiddelen worden gegarandeerd.
Irena Belohorská (NI). – (SK) Allereerst wil ik de rapporteur bedanken voor zijn gedetailleerde verslag waarin alle aspecten van de strijd tegen deze verraderlijke ziekte aan bod komen. Het is betreurenswaardig dat EuroHIV voor Spanje en Italië niet over nationale statistieken beschikt, hoewel deze beide landen door het agentschap tot de ernstigste besmettinghaarden worden gerekend en ondanks het feit dat het aantal hiv-geïnfecteerden in sommige landen naar schatting bijna drie keer zo hoog is als het officiële cijfer. Slowakije heeft bijvoorbeeld naar schatting tien keer meer besmette patiënten dan de officiële statistieken aangeven.
Het is om begrijpelijke redenen moeilijk om nauwkeurige statistieken te verkrijgen, maar er zijn ook patiënten die behandeling weigeren en die ver uit de buurt van artsen blijven. De wetgeving lost dit probleem niet op, en ondanks het risico van besmetting kan niemand tot behandeling worden gedwongen. Vaak is het moeilijk om de besmettingshaard te achterhalen. Bij syfilis is dat veel gemakkelijker, terwijl dat bij hiv veel tijd in beslag neemt. Ik steun commissaris Kyprianou wanneer hij de nadruk legt op de complexiteit van het onderzoek en in zijn inspanningen om te waarborgen dat binnen het zevende kaderprogramma alle mogelijkheden voor de behandeling worden benut.
Michael Cashman (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, sta mij toe om allereerst de rapporteur te feliciteren met het werk dat hij heeft verzet in verband met dit buitengewoon belangrijke verslag.
In de eerste plaats moet mij van het hart dat aids en hiv an sich uiteraard niet discrimineren. Zij kunnen iedereen treffen die in de praktijk kwetsbaar is, bijvoorbeeld vanwege het gebruik van verkeerd behandeld en daardoor besmet bloed dat toch voor transfusies wordt gebruikt, of door onveilige seks en het gebruik van mogelijk besmette naalden, om maar eens een paar voorbeelden te noemen.
Waar wij echter een oplossing voor moeten zoeken, is de vraag hoe we die besmetting kunnen voorkomen. In dat verband moeten voorlichting en informatie volgens mij boven aan de agenda worden gezet. Wij moeten mensen informeren hoe zij zichzelf kunnen beschermen. Wij moeten mensen ook voorlichting geven over hun rechten en over de toegang tot geneesmiddelen. Tegelijkertijd moeten wij een uitgebreide voorlichtingsprocedure ontwikkelen voor gemeenschappen en personen die denken dat zij geen risico lopen en dat zij niet met aids of hiv besmet kunnen worden.
Als wij met name naar Afrika kijken, waar miljoenen levens worden verwoest, moeten wij niet alleen de toegang tot behandelingsmogelijkheden als uitgangspunt nemen, maar ook de kosten van die behandelingen. Dat geldt eveneens voor Europa, waar steeds meer jonge mensen met het hiv-virus worden besmet. Wij moeten alles in het werk stellen om de kosten voor die behandelingen te verminderen om deze voor iedereen toegankelijk te maken.
Tegen mensen die beweren dat condoomgebruik niet effectief is bij het voorkomen van besmettingen met het hiv-virus, kan ik alleen maar zeggen dat zij met die opmerking heel veel schade veroorzaken die uiteindelijk zelfs mensenlevens kan kosten. Condooms hebben wel degelijk effect. Het omruilen van naalden heeft wel degelijk effect. Goede praktijken hebben wel degelijk effect en hierdoor worden mensenlevens gered. En hoe zit het dan met degenen die voorstander zijn van seksuele onthouding? Tsja, als onthouding lukt binnen seksuele relaties, natuurlijk zou dat dan effect hebben. Maar wat te doen als er niet vrijwillig voor die onthouding kan worden gekozen? Heeft het meisje van 14 jaar dat langs de snelweg in Afrika wordt verkracht een keuze? Nee, die heeft ze niet. Dat is de reden dat meer voorlichting en informatie zo belangrijk is. Dat geldt ook voor het tegengaan van de discriminatie die het leven van mensen met aids en hiv zo zwaar maakt.
Tot slot wil ik iemand citeren die niet vaak in dit Parlement wordt aangehaald, namelijk Madonna – inderdaad, de popzangeres. Zij heeft ooit gezegd dat naar buiten treden en voor je seksualiteit uitkomen een heroïsche daad is. Als je echter naar buiten treedt en vertelt dat je hiv-positief bent, betekent dat dat je moet omgaan met discriminatie en agressie en maak je van jezelf een soldaat: een soldaat omdat je een strijd levert waarvan je hoopt dat de volgende generaties die nooit meer hoeven mee te maken.
Mijn complimenten voor dit verslag en ik beveel het Parlement aan om het te steunen.
Åsa Westlund (PSE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, tussen 1998 en 2005 zijn volgens officiële statistieken meer dan 215 000 mensen in de EU met hiv besmet geraakt. In Europa werden bijna 650 000 personen besmet. Velen van hen zijn jonger dan 25 jaar.
Aan de ene kant maakt mij dit heel neerslachtig en bedroefd. Aan de andere kant schokt het me ook enorm, omdat dit, zoals de heer Kyprianou daarstraks al zei, helemaal niet hoeft te gebeuren. Deze mensen hadden kunnen voorkomen dat ze werden besmet. Daarom ben ik heel blij dat we vandaag dit debat voeren. Ik ben heel blij met het verslag waarover we gaan stemmen en ik ben blij dat de Commissie en de Raad hebben gezegd bereid te zijn om deze kwesties prioriteit te geven.
Het gaat erom dat we de geconstateerde onwetendheid over hiv- en aidsbesmetting tegengaan. Die onwetendheid laat alleen maar zien dat we ons nog meer moeten toeleggen op informatie en op openheid over seksualiteit in het algemeen. We moeten durven praten over gendergelijkheid en seksueel zelfbeschikkingsrecht. Dat vooral de kwetsbaarste groepen in de samenleving worden getroffen door hiv en door de verspreiding van de besmetting, demonstreert dat we moeten werken aan nieuwe manieren om echt alle groepen in de samenleving te bereiken. Dat het kwetsbare groepen zijn die worden getroffen, plaatst ook onze strijd tegen stigmatisering van hiv-patiënten voor zeer grote uitdagingen. We moeten hier zeer hoge prioriteit aan geven.
Ik ben ook heel blij dat in het verslag speciaal wijst op het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria. Het gaat hier om zeer belangrijk werk, dat we hopelijk meer steun kunnen geven. Ik ben ook heel blij dat in het verslag en diverse amendementen wordt gewezen op het belang van de parallelle bestrijding van hiv en tuberculose. Ik ben dankbaar dat we hebben beloofd te zullen samenwerken om deze volstrekt onnodige besmetting te bestrijden.
Karin Scheele (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag over de bestrijding van hiv/aids in de Europese Unie en de naburige landen is belangrijk omdat wij ook in dit Huis soms de feiten uit het oog verliezen.
Hiv/aids blijft een bedreigende ziekte, niet alleen in Afrikaanse landen, maar ook in onze lidstaten en buurlanden van de EU. Er is sprake van een stijging van het aantal hiv-besmettingen en het geschatte aantal geïnfecteerden is – zoals vandaag al een aantal keren is gezegd – drie keer zo hoog als het officiële aantal.
Het is echter goed dat alle Europese instellingen zich nogmaals uitspreken voor een doeltreffende strijd tegen deze bedreigende ziekte. Ik kan de frustratie van commissaris Kyprianou alleen maar delen. Na vele jaren waarin wij geloofden dat ook de nieuwe generatie de informatie ter harte had genomen, zien we ons nu geconfronteerd met al deze nieuwe besmettingen en misleidende informatie. Er moeten informatiecampagnes komen, niet alleen ter voorkoming van nieuwe hiv-besmettingen, maar ook om stigmatisering van de betrokkenen tegen te gaan en de nodige voorlichting te geven. Het is namelijk wel erg verbazend dat mensen nog steeds geloven dat ze door een kus of een slok uit een glas water besmet kunnen raken. Daar, in de sfeer van voorlichting en preventie, waar veel te weinig wordt gedaan, moet een start worden gemaakt.
Ik vind het altijd weer schokkend om te zien hoe er in sommige lidstaten door bepaalde religieuze groeperingen wordt gereageerd op voorlichtings- en informatiemaatregelen door de betrokken ministers. Ook wat dat betreft moeten wij politiek heel duidelijk kleur bekennen.
Wat onder andere ook belangrijk is, is dat bestaande EU-wetten worden gehandhaafd. Wij moeten erop aandringen dat in alle lidstaten de Richtlijn tot vaststelling van kwaliteits- en veiligheidsnormen voor het inzamelen, testen, bewerken, opslaan en distribueren van bloed en bloedbestanddelen van menselijke oorsprong volledig ten uitvoer wordt gelegd, niet in de laatste plaats ter bescherming van de inwoners van onze lidstaten.
Ulla Schmidt, fungerend voorzitter van de Raad. (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle leden van het Europees Parlement, en ook de Commissie, bedanken voor het debat dat wij vandaag hebben gevoerd en waaruit heel duidelijk blijkt dat ons gezamenlijke optreden om het aantal nieuwe besmettingen op een zo laag mogelijk peil te houden en onbeperkte toegang tot behandeling te waarborgen voor mensen die besmet zijn, in zeer hoge mate ervan afhankelijk is dat het onderwerp niet taboe wordt gemaakt en dat de patiënten niet worden gestigmatiseerd en gediscrimineerd.
Ik ben blij dat zowel hier als op de grote conferentie in Bremen duidelijk naar voren is gekomen dat hiv/aids boven aan de agenda moet komen te staan. Ik ben er vast van overtuigd dat als de staats- en regeringsleiders van de Europese Unie zich persoonlijk met deze zaak bezighouden, wij er overal, ook in de naburige landen, voor kunnen zorgen dat de noodzakelijke infrastructuur wordt opgebouwd om van de samenwerking met de civiele maatschappij en vooral ook met de patiënten zelf een succes te maken en om de zaken waarnaar werd verwezen ook ten uitvoer te kunnen leggen.
Allereerst moeten wij nadenken over preventie en informatie, en moeten we onszelf afvragen hoe wij de jongeren bereiken. Hoe bereiken we de immigranten, hoe bereiken we degenen die moeilijk te bereiken zijn, zoals vrouwen die tot prostitutie zijn gedwongen? Dat kan slechts gebeuren door nauwe samenwerking tussen de politiek verantwoordelijken en degenen die in de civiele maatschappij verantwoordelijkheid op zich nemen en met ons samenwerken. De term ‘gedwongen prostitutie’ maakt wel duidelijk dat het bij dit onderwerp niet alleen om gezondheidszorg gaat, want regeringen moeten alles in het werk stellen om vrouwen te beschermen.
Ten derde: preventie is alleen mogelijk als we open en eerlijk praten over hoe besmettingen tot stand komen. Dit zou in onze landen heel wel kunnen leiden tot een drugsbeleid dat drugs niet criminaliseert. Er dient weliswaar tegen drugsdealers te worden opgetreden, ook met wettelijke middelen, maar er dient ook voor te worden gezorgd dat mensen die ziek zijn geworden als gevolg van hun verslaving toegang hebben tot bijvoorbeeld schone naalden en laagdrempelige hulpverlening. Dit alles moet in dit hele complex een rol spelen. Deze weg is lang niet makkelijk te bewandelen, vooral niet in de naburige landen, omdat men daar de lidstaten en hun regeringen voor de voeten werpt dat zij met een dergelijk beleid zelf als dealer zouden optreden en daarmee drugsverslaving juist in de hand zouden werken. In veel landen is dit onderwerp nog steeds taboe.
Om die reden was ik in Bremen erg blij dat de ministers uit de nieuwe Oost-Europese lidstaten bereid waren om heel open te spreken over deze punten, want ik zie in deze open benadering van de problemen, in dit afschudden van taboes, een manier om vooruit te komen. En dat is iets waarop wij allemaal hopen.
Dus als wij de optimale preventiepraktijken bundelen en ideeën uitwisselen, als wij gemeenschappelijk investeren in onderzoek en ontwikkeling, en dit onderwerp tot óns onderwerp maken, dan zijn we al een stuk verder gekomen.
Ten tweede: ik ben er erg voor dat het Europees Parlement, de lidstaten en de Commissie tot het gezamenlijke inzicht komen dat bij een echte campagne tegen hiv/aids ook het soort infrastructuur hoort dat gezondheidszorg mogelijk maakt en die er ook voor zorgt dat de mensen die toegang tot behandeling hebben daar ook met vakbekwame contactpersonen kunnen praten.
Ten derde: we moeten waarborgen dat de toegang tot betaalbare geneesmiddelen in iedere lidstaat verzekerd is door toe te staan dat 10 procent van de begroting van de gezondheidszorg mag worden besteed aan hiv-vaccinaties of -behandelingen.
Ik waardeer het zeer dat wij vandaag dit debat hebben kunnen voeren, en het doet mij veel plezier dat wij nauw zullen blijven samenwerken met betrekking tot dit onderwerp, ten behoeve van de mensen die met ons leven en de bescherming van de jonge mensen tegen besmetting met hiv/aids.
Markos Kyprianou, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle afgevaardigden en de minister bedanken voor een zeer interessant debat.
Zoals u weet, was “Aids – remember me?” het motto van de hiv/aids-campagne van dit jaar. Helaas moeten wij mensen – en triest genoeg ook besluitvormers – nog steeds op het bestaan van deze ziekte wijzen.
Dat moet op verschillende manieren gebeuren. In de eerste plaats wil ik met betrekking tot die besluitvormers herhalen wat de minister al gezegd heeft: de uitgaven om ons doel te bereiken, moeten niet als kosten, maar als een investering worden gezien. Wij moeten onze leiders en besluitvormers daaraan blijven herinneren. Het bestrijden van hiv/aids in onze buurlanden en in ontwikkelingslanden is niet alleen een morele verplichting ten opzichte van onze partnerlanden buiten de EU, maar is ook gericht op zelfbescherming. Wij moeten alle praktische argumenten gebruiken om degenen die de besluiten nemen over de streep te trekken.
Uiteraard ben ik ook van mening dat de belangrijkste beleidsmaatregel op preventie gericht moet zijn omdat er op dit moment nog geen genezing mogelijk is. Naar mijn idee kan dat het meest effectief via informatie en voorlichting gebeuren. Dat moet dan wel op een zeer evenwichtige manier plaatsvinden: aan de ene kant moeten wij mensen, met name jongeren, ervan overtuigen dat het om een gevaarlijke ziekte gaat. Het is niet zoiets als de griep. Je kunt niet gewoon even wat antibiotica nemen en dan gaat het wel weer over. Aan hiv/aids kun je uiteindelijk doodgaan. Wij moeten de risico’s van de ziekte laten zien, maar niet op een manier waardoor degenen die besmet zijn gemarginaliseerd, gestigmatiseerd en gediscrimineerd worden. Stigmatisering voorkomt dat de ziekte effectief aangepakt kan worden, omdat mensen niet met dat stigma rond willen lopen. Mensen zullen zich daarom niet laten testen en daardoor ook niet weten of ze besmet zijn. Uiteindelijk bestaat dan het risico dat zij anderen besmetten en zelf geen behandeling zoeken.
Het is een moeilijk evenwichtskunstje, maar het is wel ónze verantwoordelijkheid en die moeten wij ook nemen. Zoals al eerder is gezegd, vrijen jonge mensen tegenwoordig steeds vaker onveilig. Ik heb in mijn inleidende opmerkingen al gezegd dat wij jonge mensen erop moeten blijven wijzen dat zij condooms moeten gebruiken: dat is een effectieve manier om zichzelf te beschermen. Onthouding is iets wat gebaseerd is op morele of religieuze overtuigingen, maar moet niet als maatregel worden gebruikt om de ziekte te bestrijden. Wij willen dat mensen weten hoe zij zichzelf kunnen beschermen als zij willen vrijen. Iedereen heeft recht op zijn of haar eigen morele overtuiging. Mensen hebben de vrijheid om op basis daarvan te handelen, maar er moet wel voorlichting worden gegeven. Zij moeten weten hoe ze zichzelf kunnen beschermen.
Zoals gezegd, moeten wij ook speciale nadruk op onderzoeks- en ontwikkelingsmaatregelen leggen. Daarbij moet de aandacht met name uitgaan naar beschermende maatregelen voor vrouwen en vooral op maatregelen die vrouwen kunnen nemen zonder dat daarvoor de medewerking van de mannelijke partner is vereist. Ik kan mij dan ook volledig vinden in de betreffende paragraaf in het verslag.
De maatschappelijke organisaties spelen in onze optiek een grote rol. Wij moeten partnerschappen ontwikkelen. Dat geldt zowel voor de Europese instellingen als voor de Europese burgers. Wij zijn niet alleen van plan om zeer nauw met die maatschappelijke organisaties samen te werken, maar wij doen dat inmiddels ook al. Wij hebben in 2005 een Forum van de civiele samenleving voor hiv/aids opgericht. Dat Forum vormt een essentieel element voor onze activiteiten om hiv/aids in Europa aan te pakken. Toevallig is dat Forum gisteren in Luxemburg bijeen geweest om de hiv/aids-situatie te bespreken. Ook vandaag zal het Forum nog over dit belangrijke onderwerp vergaderen. Het Forum bestaat uit ngo’s, vrouwengroeperingen, belangengroepen voor mannelijke homoseksuelen, sekswerkers, gedetineerden en drugsgebruikers. Wij moeten de gehele samenleving bij het aanpakken van deze belangrijke kwestie betrekken.
Ik ben het met de heer Matsakis eens dat wij een oplossing moeten vinden voor drugsgebruikers en het omruilen van naalden. Ook ik ben van mening dat het om een gezondheidskwestie gaat en niet om het criminaliseren van deze groep.
Wij mogen ook het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding niet vergeten. Wij hebben dit instrument samen gecreëerd en dit moet als een effectief mechanisme fungeren voor het toezicht op en het aanpakken van dit belangrijke probleem. Ik denk dan ook dat dit debat – en hopelijk volgen er nog meer – ertoe zal bijdragen dat deze kwestie beter onder de aandacht gebracht wordt van degenen die de juiste beslissingen moeten nemen. Daarnaast hoop ik dat de Europese burgers hierdoor in de toekomst beter op de hoogte zullen raken van het feit dat het hiv/aids-probleem nog steeds bestaat. Namens de Commissie kan ik u de verzekering geven dat dit onderwerp hoog op onze politieke agenda blijft staan.
De Voorzitter. Het debat is gesloten.
Het is mijns inziens volkomen terecht om de heer Andrejevs nogmaals te feliciteren met zijn geweldige verslag. Dit debat is een van de meest bevredigende van de laatste tijd geweest, omdat het blijk geeft van grote eensgezindheid tussen de Raad, de Commissie en het Parlement. Een debat waar betrokkenheid uit blijkt en dat naar mijn overtuiging hoop biedt als het gaat om de vraag hoe de Europese Unie eensgezind moet optreden, hoe de instellingen gezamenlijk een probleem moeten aanpakken dat ons allen zeer sterk bezighoudt.
De stemming vindt om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142 van het Reglement)
Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Aids is de omvangrijkste epidemie uit de geschiedenis en treft alle regio’s, alle sociale milieus en alle leeftijdsgroepen. Momenteel raakt iedere zes seconden iemand besmet.
Het Europees Parlement moet de aandacht voor deze problematiek, die aan het verslappen is, weer aanwakkeren en daarom ben ik blij met het initiatiefverslag waarover wij vandaag stemmen.
Aids raakt in de vergetelheid, maar is ons niet vergeten: de ziekte rukt met name op onder jongeren, vrouwen, de migrantenbevolking en in de nieuwe lidstaten van de Unie. Europese jongeren worden steeds minder waakzaam, en lijken bestaande behandelingen en genezing door elkaar te halen. We moeten ons realiseren dat aids ook vandaag de dag nog slachtoffers maakt.
De ziekte kent geen grenzen, en daarom moet onze solidariteit meer dan ooit grensoverschrijdend zijn. Ik ben dan ook blij dat in het verslag niet alleen wordt gepleit voor Europese acties op het gebied van preventie, informatie en onderzoek, maar ook voor mondiale acties, door middel van het nabuurschapsbeleid en het programma TACIS.
De strijd tegen aids is niet alleen een strijd tegen een pandemie; deze strijd speelt ook een rol bij de promotie van de gezondheidszorg en de seksuele rechten, evenals de rechten van de vrouw. Het gaat hier niet alleen om een gezamenlijke politieke actie, maar om een universele plicht.
Alessandro Battilocchio (NI), schriftelijk. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de gegevens over de huidige status van de strijd tegen aids zijn ontmoedigend: wereldwijd zijn er meer dan 39 miljoen mensen besmet met het hiv-virus, terwijl alleen al in 2006 er 4,3 miljoen mensen met het virus besmet raakten. De cijfers voor de Europese Unie zijn ook zorgwekkend en laten een aanzienlijke toename zien van het aantal nieuwe gevallen in de afgelopen zeven jaar.
Daarom moeten zowel de nationale als Europese instellingen zo snel mogelijk een nieuwe aanpak hanteren. Ze moeten preventiemaatregelen opstellen die op de risicogroepen zijn afgestemd en voorlichtingscampagnes en seksuele voorlichting op scholen houden, aangezien de helft van de nieuwe besmettingen jongeren onder de 25 jaar betreft. De Europese Unie en de internationale gemeenschap hebben wereldwijd de plicht om zowel de toegang tot geneesmiddelen en zorg te waarborgen tegen prijzen die zelfs voor de armste landen betaalbaar zijn, door de lobby van de farmaceutische industrie te bestrijden, en ook om, zo spoedig mogelijk, het onderzoek naar de productie van nieuwe innovatieve antiretrovirale geneesmiddelen, vaccins en microbiciden voort te zetten.
In het licht van deze gegevens roep ik alle lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, waaronder Italië, op om de fondsen vrij te geven die aan het Wereldfonds zijn toegezegd. De Italiaanse regering moet zo snel mogelijk zijn financiële bijdrage, wat in dit specifieke geval neerkomt op 260 miljoen EUR, leveren aan het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria.
(De vergadering wordt om 11.50 uur onderbroken en om 12.00 uur hervat)