Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2020(INI)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0128/2007

Debatten :

PV 25/04/2007 - 15
CRE 25/04/2007 - 15

Stemmingen :

PV 26/04/2007 - 8.9
CRE 26/04/2007 - 8.9
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0165

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 25 april 2007 - Straatsburg Uitgave PB

15. Mensenrechten in 2006 en het EU-beleid inzake de mensenrechten - Moratorium op de doodstraf (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- het verslag (A6-0128/2007) van de heer Coveney, namens de Commissie buitenlandse zaken, over het jaarverslag over de mensenrechten in 2006 en het EU-beleid inzake de mensenrechten [2007/2020(INI)], en

- de verklaringen van de Raad en de Commissie over het moratorium op de doodstraf.

 
  
MPphoto
 
 

  Simon Coveney (PPE-DE), rapporteur. - (EN) Dank u, mevrouw de Voorzitter. Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de commissaris, het is mij een eer om u, in mijn hoedanigheid van rapporteur, het verslag van het Europees Parlement betreffende het jaarverslag over de mensenrechten in 2006 te mogen presenteren.

Dit verslag is de uitvoerigste en belangrijkste politieke verklaring die het Europees Parlement ieder jaar aflegt over de mensenrechten en de bevordering daarvan. Als rapporteur heb ik de directe evaluatie gehandhaafd die vorig jaar is ingevoerd voor het verslag betreffende 2005. Het jaarverslag is in essentie een constructieve en kritische analyse van de wijze waarop de Raad, de Commissie en het Parlement overal ter wereld zijn opgekomen voor de mensenrechten en de mensenrechten hebben bevorderd. Het verslag is het resultaat van vijf maanden werk in de Subcommissie mensenrechten en de Commissie buitenlandse zaken, waarin - dat moet worden opgemerkt - een hoge mate van consensus is bereikt door middel van discussie, debat en compromisamendementen.

Een van de punten waarop het verslag zich concentreert, betreft de rol van de EU in de nieuwe Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (UNHRC). De opvattingen waaraan in het verslag uitdrukking wordt gegeven, zijn gebaseerd op het bijwonen van een aantal bijeenkomsten van de UNHRC in Genève door leden van het Parlement. In het recente jaarverslag van de Raad en de Commissie was geen plaats voor de UNHRC, en daarom was het naar mijn mening passend om er in dit verslag en in het debat van vandaag aandacht aan te besteden.

In ons verslag wordt erkend dat de UNHRC het potentieel heeft om zich te ontwikkelen tot een waardevol kader voor de multilaterale inspanningen op mensenrechtengebied van de EU, maar dat de eerste twaalf maanden van de UNHRC geen onverdeeld succes zijn geweest. De UNHRC is er niet in geslaagd consensus te bereiken en aanvaardbare compromissen te sluiten in belangrijke kwesties als het Midden-Oosten, Darfoer, Birma en vele andere. In plaats daarvan is hij een aantal malen gebruikt om politiek te scoren, en we moeten nagaan hoe we kunnen voorkomen dat de UNHRC wordt gebruikt als politiek forum voor het uitvechten van conflicten tussen geografische of ideologische coalities.

Een goed voorbeeld hiervan is de zwakke UNHRC-resolutie over Darfoer. Het stoppen van de verspreiding van het geweld en het beschermen van onschuldige mensen in Darfoer hadden de enige prioriteiten moeten zijn van een VN-organisatie voor de mensenrechten, maar dat is helaas niet het geval geweest. Debatten en pogingen om overeenstemming te bereiken over Darfoer zijn gebruikt om politieke deals te sluiten over andere resoluties. Ik wil in dit verband de Europese Raad vragen te bekijken of er geen hardere maatregelen kunnen worden genomen, als reactie op de humanitaire crisis in Darfoer. Ik heb dit punt gisteren, in een commissievergadering, onder de aandacht gebracht van de vertegenwoordiger van de Raad, die hier vandaag aanwezig is.

De kern van het verslag is de vraag hoe de EU omgaat met de richtsnoeren inzake mensenrechten die zij voor zichzelf heeft opgesteld. Er zijn vijf EU-richtsnoeren die Europa moet bevorderen. Deze betreffen de doodstraf, foltering, kinderen en vrouwen in gewapende conflicten, mensenrechtenactivisten en natuurlijk de dialoog met derde landen. Het was naar mijn mening belangrijk om het optreden van de Raad aan een kritische analyse te onderwerpen, vooral als het gaat om de tenuitvoerlegging van die richtsnoeren, omdat de Raad zich specifiek heeft gecommitteerd aan deze instrumenten voor de bevordering van de mensenrechten in derde landen. In het bijzonder moeten de Raad en de Commissie ervoor zorgen dat de EU-ambassades en -missies in derde landen beter bekend raken met de richtsnoeren. Het blijft zorgwekkend dat sommige delegaties weinig of geen kennis hebben van de richtsnoeren en niet of nauwelijks weten hoe ze deze het best kunnen bevorderen in de omstandigheden van de betrokken derde landen.

In het verslag wordt ook opgeroepen tot meer overleg tussen de Raad en het Europees Parlement, en de Subcommissie mensenrechten in het bijzonder, met betrekking tot het verslag van de Raad en de Commissie over de mensenrechten, zodat we wezenlijke vooruitgang kunnen boeken op weg naar een situatie waarin er één allesomvattend verslag is waarin zowel de visie van het Parlement als de visies van de Raad en de Commissie zijn opgenomen. Dat is ook wat wij proberen te bewerkstelligen met de wijziging van de structuur van het verslag.

Ook wordt in het verslag benadrukt dat de mensenrechtendialoog tussen de EU en China aanmerkelijk versterkt en verbeterd moet worden. We erkennen dat China nu heeft besloten om alle doodstrafzaken door het hooggerechtshof te laten beoordelen, wat erop wijst dat er langzaam vooruitgang wordt geboekt op het gebied van de doodstraf, maar we zeggen ook dat het verontrustend blijft dat China wereldwijd nog steeds het grootste aantal executies voltrekt.

We verwelkomen de door het Parlement aangenomen resoluties waarin wordt opgeroepen tot het sluiten van het detentiecentrum van Guantanamo Bay, evenals de bijdragen van het Parlement waarmee het geprobeerd heeft de zorgen omtrent de mensenrechten in verband met dat centrum sterker onder de aandacht te brengen. Alleen al het bestaan van Guantanamo Bay blijft een negatief signaal uitzenden voor de wijze waarop de strijd tegen het terrorisme door het Westen, onder leiding van de Verenigde Staten, wordt gevoerd.

Met veel genoegen heb ik in het verslag gewezen op de noodzaak van een helder en efficiënt gemeenschappelijk beleid inzake controle op wapenuitvoer, ook binnen de Europese Unie, omdat de gevolgen van de handel in met name kleine wapens op de mensenrechtensituatie in verschillende delen van de wereld heel duidelijk zijn. We moeten zeker blijven streven naar een internationaal verdrag inzake wapenhandel, iets waartoe het Parlement herhaaldelijk heeft opgeroepen.

Ik wil afsluiten door alle andere fracties te bedanken voor hun samenwerking. Dit is geen PPE-DE-resolutie over de mensenrechten. Deze resolutie vormt - hoop ik - een afspiegeling van de opvattingen van heel het Parlement en van alle fracties in het Parlement. Ik wil iedereen bedanken die bij dit verslag met mij heeft samengewerkt.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, het is mij een genoegen om namens het voorzitterschap deel te mogen nemen aan het debat in dit Parlement over het jaarverslag 2006 over de mensenrechten en de mensenrechtensituatie in de wereld.

Net als de verslagen uit eerdere jaren werpt ook dit verslag een kritische blik op de activiteiten die de Europese Unie in het kader van het mensenrechtenbeleid ontplooid heeft. Wij zijn voorstander van een dergelijke kritische benadering, omdat we ervan overtuigd zijn dat die bijdraagt tot een versterking en verbetering van ons gezamenlijke optreden ter bescherming van de mensenrechten. Wij zijn ons maar al tegoed bewust van de uitdagingen waar dit terrein ons elke dag weer voor stelt. Hoe beter de dialoog tussen onze instellingen verloopt, des te eerder zullen we in staat zijn ons gezamenlijke optreden op het terrein van de mensenrechten effectiever te maken.

Ik zou gelijk willen beginnen met een praktisch voorstel: ik zal de bevoegde werkgroep van de Raad (COHOM) vragen het verslag van het Europees Parlement te bespreken en zich diepgaander bezig te houden met de eisen en adviezen die voor haar werkterrein van belang zijn. Op basis van de definitieve versie van het verslag en het commentaar van de bevoegde werkgroep van de Raad zou het debat dan op een later tijdstip voortgezet kunnen worden. Daarom zou ik vandaag willen volstaan met enkele aanbevelingen.

In het verslag wordt erkend dat er een nauwere samenwerking is tussen het Europees Parlement en de voorzitterschappen van de EU bij het opstellen en bespreken van het jaarverslag van de Europese Unie over de situatie van de mensenrechten. Het feit dat het Europees Parlement zijn mensenrechtenactiviteiten in een apart hoofdstuk van het EU-jaarverslag toelicht, is een van de punten waarop onze samenwerking verbeterd is. Het is ons streven deze samenwerking en de dialoog met het Europees Parlement, met name in de Subcommissie mensenrechten, voort te zetten. Wij zijn ons ervan bewust dat het Europees Parlement een belangrijke bijdrage levert aan de bescherming van de mensenrechten en vinden dat daarvoor waardering moet worden uitgesproken in het jaarverslag van de Europese Unie over de situatie van de mensenrechten. Ik wil er echter wel op wijzen dat onze samenwerking gestalte dient te krijgen binnen het wettelijk kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en dat de rol van het Europees Parlement gelegen is in het kritisch beoordelen van het optreden van de Europese Unie op het terrein van de mensenrechten, zoals in de toelichting in het verslag van de heer Coveney terecht wordt vermeld.

Een belangrijk aspect van het mensenrechtenbeleid in het verslagjaar betreft de onlangs in het leven geroepen Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Het verslag van het Europees Parlement benadrukt het belang van deze raad en wijst er terecht op dat dit orgaan het potentieel heeft om uit te groeien tot een belangrijk forum voor het multilaterale optreden van de Europese Unie in het kader van haar inspanningen ter bescherming van de mensenrechten. Het verslag betreurt dat de nieuwe Mensenrechtenraad niet slagvaardig genoeg is gebleken om een gepast antwoord te vinden op de verschillende mensenrechtencrises in de wereld. Ik zou daar tegenover willen stellen dat het nog te vroeg is voor een dergelijk oordeel en dat we de uitkomst van het institutionele besluitvormingsproces af moeten wachten, die voor eind juni voorzien is. De Europese Unie zal alles doen wat in haar vermogen ligt om ervoor te zorgen dat de Mensenrechtenraad zich kan ontwikkelen tot een doeltreffend, maar ook geloofwaardig bestanddeel van het mensenrechtensysteem van de Verenigde Naties.

Ten aanzien van de situatie in Darfoer - een van de belangrijkste kwesties die tijdens de laatste Mensenrechtenraad besproken werd - spreekt het verslag de wens uit dat de Europese Unie en haar lidstaten hun positie met meer klem naar voren te brengen, zodat de Mensenrechtenraad - na het rapport van de bijzondere missie die men gestuurd heeft - adequaat kan reageren op de humanitaire catastrofe in Darfoer. Ik zou daarover willen opmerken dat de eensgezinde aanvaarding door de vierde Mensenrechtenraad van de tekst over Darfoer als belangrijk succes voor de EU aangemerkt kan worden.

Ik wil nu kort ingaan op andere belangrijke instrumenten van ons EU-mensenrechtenbeleid, te weten de richtsnoeren inzake de afschaffing van de doodstraf en de bestrijding van foltering, de bescherming van mensenrechtenactivisten en de positie van kinderen in gewapende conflicten, die de EU met het oog op de betrekkingen met derde landen opgesteld heeft. In het jaarverslag van het Europees Parlement wordt de betekenis van deze EU-richtsnoeren onderstreept en gewezen op de noodzaak meer aandacht te besteden aan de uitvoering ervan. Wij delen deze mening, en waarderen ook het werk dat de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement tot nu toe verricht heeft. Het Duitse voorzitterschap zal aan het eind van zijn ambtstermijn gedetailleerd verslag doen van de manier waarop de verschillende richtsnoeren zijn uitgevoerd.

Ik vraag uw bijzondere aandacht voor de inspanningen die het voorzitterschap zich op het punt van de afschaffing van de doodstraf getroost heeft. Dit punt is een van de voornaamste prioriteiten van de Raad voor wat de maatregelen van de Europese Unie ten aanzien van de mensenrechten betreft. Om verdere voortgang op dit terrein te boeken heeft het voorzitterschap een actieplan voor het jaar 2007 opgesteld waar al uitvoering aan gegeven wordt en dat tot doel heeft de afschaffing van de doodstraf op het meest geschikte niveau bij de Verenigde Naties aan de orde te stellen. Ik kom daar nog op terug.

Tot de voornaamste instrumenten van ons mensenrechtenbeleid behoren ook de dialoog en het overleg met derde landen, waaraan het Europees Parlement een apart verslag zal wijden. Wij verwelkomen dat initiatief en zullen terdege kennis nemen van de aanbevelingen van het Europees Parlement. Ondanks de moeilijkheden die de mensenrechtendialoog met zich meebrengt, geloven wij dat dit een niet te onderschatten instrument is, waarmee wij onze bedenkingen ten aanzien van de mensenrechtensituatie in een derde land naar voren kunnen brengen en daarin verandering kunnen brengen, ook al is dat vaak pas op lange termijn.

In dit verband kan ik u meedelen dat het voorzitterschap het besluit van de Raad begroet om een mensenrechtendialoog tussen de Europese Unie en Oezbekistan op gang te brengen. De voorbereidingen voor de eerste ronde van deze nieuwe mensenrechtendialoog zijn gaande. De volgende rondes in de mensenrechtendialoog tussen de EU en China en het mensenrechtenoverleg met Rusland vinden eveneens op korte termijn plaats, dat wil zeggen begin en midden mei en wel in Berlijn. Wat het overleg met Rusland betreft, kan ik u meedelen dat Europese en Russische NGO’s hier, conform de eisen in het EP-jaarverslag, bij betrokken zijn.

Een andere eis in het EP-jaarverslag is dat de leden van het Europees Parlement sterker betrokken worden bij de dialoog en het overleg. Men roept de Raad op deze betrokkenheid te waarborgen. Staat u mij toe daar het volgende op te antwoorden: de samenstelling van de EU-delegaties die de dialoog met derde landen voeren, weerspiegelt de verdeling van de bevoegdheden in het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het is daarom niet mogelijk om leden van dit Parlement bij de dialoog te betrekken. Daarmee is echter niet gezegd dat er geen permanente rapportage en permanent overleg over de ontwikkelingen plaatsvinden.

Mevrouw de Voorzitter, met uw welnemen zou ik nu graag iets willen zeggen over de verklaring van het voorzitterschap over het moratorium op de uitvoering van de doodstraf.

De strijd tegen de doodstraf vormt reeds lange tijd de kern van het gemeenschappelijke EU-mensenrechtenbeleid. De eerste EU-richtsnoeren terzake werden in 1998 door de Raad aangenomen en betroffen de strijd tegen de doodstraf. De voortzetting van de diverse maatregelen waarmee de Europese Unie zich sinds 1998 stelselmatig inzet voor de afschaffing van de doodstraf, is ook een van de prioriteiten van het Duitse voorzitterschap voor het EU-mensenrechtenbeleid.

We hebben het thema van de doodstraf voor het laatst op onze minizitting van januari ter sprake gebracht. Ik had u daarbij een weldoordacht actieplan van het Duitse Raadsvoorzitterschap in het vooruitzicht gesteld voor de manier waarop wij ons in de eerste helft van 2007 dachten in te spannen voor de verplaatsing van de strijd tegen de doodstraf naar de Verenigde Naties. Ik kan u nu meedelen dat we de maatregelen zoals aangekondigd uitgevoerd hebben.

Op basis van een door de hoofden van de permanente vertegenwoordigingen van alle EU-partners in Genève en New York verrichte analyse en talrijke gesprekken met vertegenwoordigers van NGO’s heeft Duitsland eind februari een actieplan 2007 gepresenteerd, dat concrete stappen omvat voor een gefaseerde thematisering van de doodstraf in de Verenigde Naties. Het plan werd eenstemmig aangenomen door alle EU-partners, en sindsdien wordt er door het voorzitterschap stelselmatig uitvoering aan gegeven.

De eerste stap die uit dit actieplan voortvloeide, was de prominente plaats die de doodstrafproblematiek bij de opening van de vierde zitting van de Mensenrechtenraad in Genève innam. Minister Steinmeier van Duitsland is in de toespraak die hij in zijn hoedanigheid van fungerend voorzitter van de Raad van de Europese Unie hield, stelselmatig ingegaan op het thema van de doodstraf. Verscheidene ministers van EU-lidstaten die eveneens aan de vierde zitting van de Mensenrechtenraad deelnamen, hebben met evenveel klem als het voorzitterschap voor de afschaffing van de doodstraf gepleit. Bovendien werd de verklaring tegen de doodstraf, die op initiatief van de Europese Unie december 2006 in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties afgelegd is en door in totaal 85 landen uit alle delen van de wereld ondertekend werd, in maart nogmaals voorgelezen bij de Mensenrechtenraad, onder vermelding van nieuwe ondertekenaars.

In april is het voorzitterschap overgaan tot de tweede stap uit het actieplan en begonnen met wereldwijd lobbyen. Daarmee willen wij nog meer stemmen verzamelen voor de verklaring tegen de doodstraf van december 2006 en een wereldomspannende alliantie smeden die bereid is een resolutie in de Verenigde Naties te ondersteunen.

Eind mei, na het afsluiten van deze wereldwijde demarche, zal de Europese Unie de resultaten van het lobbyen grondig evalueren. Op grond daarvan zal de EU vervolgens besluiten wanneer zij de tijd rijp acht om een resolutie bij de Verenigde Naties in te dienen.

Ik onderstreep nog eens mijn woorden van januari: het zou strategisch onverstandig zijn het debat in de Verenigde Naties nu al, voor het beëindigen van onze demarche, te heropenen. Het is namelijk niet erg waarschijnlijk dat een dergelijk voorstel de benodigde steun van tweederde van de ledenlanden haalt. Bovendien zou daarvan een negatieve precedentwerking kunnen uitgaan. Andere ledenlanden zouden zich hierdoor aangemoedigd kunnen voelen om op hun beurt netelige kwesties buiten de normale zittingen van de Algemene Vergadering opnieuw op de agenda te zetten. Maar het belangrijkst is dat we nog niet weten of we voor een dergelijke resolutie wel de noodzakelijke meerderheid van ondertekenaars uit diverse delen van de wereld bij elkaar krijgen. Doel van de demarche die momenteel op mondiaal vlak wordt ondernomen, is nu juist om dit vast te stellen, en wij moeten de uitkomst daarvan afwachten voordat we verdere stappen kunnen ondernemen.

Laat ik daarom nogmaals onderstrepen dat de Europese Raad even zwaar tilt aan de strijd tegen de doodstraf als het Europees Parlement. Onze wens om deze wrede, onmenselijke, maar ook ineffectieve straf zo snel mogelijk overal ter wereld afgeschaft te zien is net zo sterk als de uwe. Maar we voeren geen gemakkelijke strijd: goede wil alleen volstaat niet. We kunnen dit doel alleen via een strategische benadering bereiken, en daartoe zijn wij, als het Duits voorzitterschap van de Raad, samen met onze partners in de Raad, vastbesloten. Wij hopen dan ook zeer dat we daarbij op de volle ondersteuning van het Europees Parlement mogen rekenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik verwelkom het verslag van de heer Coveney over de mensenrechten in de wereld in 2006 en het EU-beleid op dit gebied, evenals de resolutie die vandaag aan het Parlement wordt voorgelegd. Het verheugt me in het bijzonder dat de innovatieve aanpak van het verslag is gehandhaafd en dat het verslag zich concentreert op een kritische toetsing van de activiteiten die de instellingen van de Europese Unie bij het ten uitvoer leggen van hun mandaat op het gebied van de mensenrechten ontplooien. Ook juich ik de aanbeveling toe dat dient te worden gestreefd naar een echt interinstitutioneel jaarverslag van de EU, waarin de activiteiten worden weergegeven van zowel de Raad, de Commissie als het Europees Parlement bij het bevorderen van de mensenrechten en de democratie in de wereld.

Dit voorstel - dat ik volledig onderschrijf - betekent geenszins dat het Parlement zijn voorrecht verliest om een eigen verslag over dit onderwerp uit te brengen, en evenmin dat de verdeling van bevoegdheden tussen Raad, Parlement en Commissie wordt aangetast. Het doel van het voorstel - waar hopelijk tijdens het komende Portugese voorzitterschap op zal worden voortgeborduurd - is om de burgers van de EU en onze partners in de wereld één allesomvattend verslag aan te kunnen bieden, een verslag dat recht doet aan het hele scala van de door de drie instellingen ondernomen activiteiten en waarmee onze gedeelde waarden en doelstellingen op dit terrein worden uitgedragen.

De Commissie verwelkomt de voorstellen die in dit verslag zijn vervat met betrekking tot de vergroting van de synergie tussen de drie instellingen en de volledige benutting van hun specifieke doelstellingen bij het bevorderen van de mensenrechten. In dit verband wil ik met name wijzen op de studie van het Europees Interuniversitair Centrum, waar wij het mee eens zijn. In deze studie wordt een aantal praktische voorstellen gedaan die onze volledige aandacht verdienen. Dezelfde goede samenwerking tussen onze instellingen op het gebied van de mensenrechten is tot uiting gekomen bij de invoering van de nieuwe democratische toets met betrekking tot de geografische en thematische samenwerkingsstrategieën.

De decembervergaderperiode van het Europees Parlement, wanneer het jaarverslag van de EU wordt gepresenteerd, is een goede gelegenheid om ons gezamenlijk engagement voor de mensenrechten en de democratie verder te ontwikkelen.

Ik wil twee voorbeelden aanhalen uit het verslag dat ons vandaag is voorgelegd: de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties en de mensenrechtendialoog. In paragraaf 22 van het verslag wordt de EU opgeroepen om effectiever gebruik te maken van haar invloed om de belangrijke agendapunten van de UNHRC onder de aandacht te brengen en de lobby- en dienstverlenende activiteiten beter af te stemmen. Zoals u weet, was de Commissie in eerste instantie enigszins sceptisch ten aanzien van deze raad, en vond de Commissie de raad, zelfs al toen deze in 2005 werd ingesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, niet ambitieus genoeg. Er blijven hier twijfels over bestaan, en wel om de volgende redenen.

De samenstelling is nauwelijks verbeterd. Het aantal landenkwesties dat in het middelpunt van de belangstelling staat neemt af, en er is een vraagteken met betrekking tot de toekomst van het mandaat van de speciale mechanismen. Maar er zijn ook positieve signalen, zoals de missie naar Darfoer en de unanieme resolutie die daarop volgde. Ik denk dat het verkeerd zou zijn om onze strijd op te geven voor wat nog steeds het belangrijkste mondiale mensenrechtenforum is. Integendeel, we zullen onze inspanningen moeten verdubbelen om de raad beter te laten functioneren, in het belang van alle volken waarvan de rechten iedere dag op ernstige wijze worden geschonden.

De EU en haar gelijkgezinde partners moeten de vicieuze cirkel van politisering doorbreken en op een effectievere manier de partnerlanden in de G27 zien te benaderen.

Het Parlement heeft de ontwikkelingen in het nieuwe VN-orgaan vanaf het begin van nabij gevolgd. Het heeft missies gestuurd en het huidige voorzitterschap van de Raad uitgenodigd om te debatteren over kwesties van gemeenschappelijk belang. Met het oog op de voor komende juni geplande missie wil ik voorstellen om een informele bijeenkomst van de drie instellingen te houden, waarop wij u op de hoogte kunnen brengen van de situatie en onze volledige steun kunnen aanbieden bij de voorbereiding van de missie.

In paragraaf 78 van het verslag wordt ook gevraagd om een grotere betrokkenheid van het Europees Parlement bij de mensenrechtendialoog met derde landen. Deze dialoog is voor ons een essentieel instrument geworden bij het bevorderen van het respect voor de mensenrechten, hoewel de resultaten natuurlijk uiteenlopen, afhankelijk van wie de dialoogpartner is. Het zou onze invloed zeker vergroten als we onze gedachtewisseling met deze landen zouden kunnen uitbreiden naar anderen partners dan regeringsvertegenwoordigers. Hoewel er in de praktijk obstakels kunnen bestaan voor een volledige deelname van het Europees Parlement aan de formele bijeenkomsten in het kader van de mensenrechtendialoog, zou een interparlementaire dialoog zeker een aanvulling vormen op de bestaande gesprekken. Ik zie uit naar het initiatiefverslag dat het Parlement over dit onderwerp opstelt en naar de constructieve voorstellen daarin. In ieder geval zie ik voordelen in een betere informatie-uitwisseling tussen de instellingen van de Europese Unie bij de voorbereiding, tenuitvoerlegging en follow-up van de mensenrechtendialoog.

Dan ga ik nu over naar het tweede punt van de agenda. Ik wil benadrukken hoe belangrijk het is dat de Europese Unie doorgaat met het streven naar de universele afschaffing van de doodstraf. Dit is een hoofddoelstelling van ons mensenrechtenbeleid, en ik zal er persoonlijk op toezien dat de Europese Unie een voortrekkersrol speelt op dit gebied, met name binnen de Verenigde Naties. Daarom verwelkom ik ieder initiatief voor een debat over de wijze waarop we een universeel moratorium op de doodstraf kunnen bereiken. Een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over deze kwestie zou zeker een belangrijke stap zijn, maar zoals deze week ook is gezegd tijdens de bijeenkomst van de Raad, moeten we het tijdstip voor dit initiatief zeer zorgvuldig plannen. Een resolutie zet alleen zoden aan de dijk als zij wordt gesteund door een duidelijke meerderheid van de ledenlanden van de VN, en het zal veel voorbereidend werk vergen voordat we een ontwerp kunnen voorleggen.

Laten we bij deze en bij alle andere kwesties die wij het hoofd moeten bieden, niet uit het oog verliezen wat ons gemeenschappelijk, overkoepelend doel is: de bevordering van de mensenrechten en de democratie en pragmatisch samenwerking bij het streven daarnaar.

 
  
MPphoto
 
 

  Roberta Alma Anastase, în numele grupului PPE-DE. – Doresc în primul rând să mulţumesc colegului Simon Coveney pentru concluziile constructive din raportul său şi, mai ales, pentru recomandările făcute cu privire la dialogul şi consultările Uniunii Europene în domeniul drepturilor omului cu ţările terţe, subiect al unui viitor raport la care am onoare să fiu shadow rapporteur. Respectarea drepturilor omului, a principiilor democratice şi a bunei guvernări reprezintă însăşi esenţa Uniunii Europene. Este obligaţia noastră morală de a promova aceste valori în numele păcii şi dezvoltării în întreaga lume. Intensificarea continuă a eforturilor noastre în promovarea democraţiei în vecinătatea Uniunii Europene trebuie să constituie, fără îndoială, o prioritate a politicii Uniunii Europene în domeniul drepturilor omului. Crearea unui spaţiu veritabil de democraţie la frontiera noastră externă şi asigurarea ireversibilităţii acestui proces este una dintre condiţiile necesare pentru a asigura stabilitatea şi dezvoltarea durabilă în ţările vecine. În sfârşit, promovarea drepturilor omului în vecinătatea Uniunii Europene trebuie să beneficieze de toate instrumentele Uniunii Europene care îi stau la dispoziţie.

Salut şi eforturile recente de a impulsiona aceste activităţi prin instrumente de cooperare regională, inclusiv prin cooperare cu şi în cadrul zonei Mării Negre. Îmi exprim în acest sens speranţa că acţiunile propuse în domeniul democraţiei şi drepturilor omului în cadrul noii comunicări a Comisiei Europene privind sinergia în Marea Neagră vor fi implementate cât mai rapid şi mai eficient.

 
  
MPphoto
 
 

  Józef Pinior, namens de PSE-Fractie. - (PL) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik Simon Coveney feliciteren met de grote bijdrage die hij levert met de indiening van dit verslag aan het Parlement. Als schaduwrapporteur van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement wil ik de heer Coveney ook bedanken voor de samenwerking. De samenwerking van de heer Coveney met de andere fracties kan als model dienen voor het politieke werk in dit Parlement, iets wat ik graag onder de aandacht breng van eenieder die hier aanwezig is.

Het onderhavig verslag is een van de belangrijkste documenten van het Europees Parlement. Bij het verslag over de mensenrechten in de wereld gaat het vooral om de manier waarop het materiaal is georganiseerd, omdat we veel verschillende rapporten over mensenrechtenschendingen in de hele wereld onder ogen krijgen. Die rapporten worden bijvoorbeeld gepubliceerd door internationale organisaties als Human Rights Watch en Amnesty International, maar ook door de parlementen van de lidstaten en het Congres van de VS. Dit Parlement heeft nu de moeilijke taak om alle belangrijke mensenrechtenkwesties op een logische manier in één verslag onder te brengen.

We hebben zeer nauw samengewerkt met internationale organisaties - Human Rights Watch en Amnesty International - en de nationale parlementen van de lidstaten. Ook hebben we in de delegatie voor de betrekkingen met de VS een dialoog gevoerd met congresleden en senatoren over de mensenrechtenschendingen die in dit verslag worden beschreven.

Een van de belangrijkste zaken waar we ons nu op moeten concentreren, is de vraag hoe effectief het Europees Parlement is op het gebied van de mensenrechten. Ik wil graag wijzen op wat ik beschouw als de successen die we het afgelopen jaar hebben geboekt. Het opkomen voor de mensenrechten in Wit-Rusland bijvoorbeeld, of de activiteiten van de Tijdelijke Commissie met betrekking tot het gebruik van Europese landen door de CIA om gevangenen te vervoeren en illegaal vast te houden, en haar verslag aan het Parlement over deze kwestie. Het Parlement kan zonder meer trots zijn op deze prestaties. De mensenrechten moeten een fundamenteel onderdeel van het buitenlands beleid van de Europese Unie vormen.

 
  
MPphoto
 
 

  Anneli Jäätteenmäki, namens de ALDE-Fractie. - (FI) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ook ik de heer Coveney bedanken voor de uitstekende samenwerking. Het debat is goed verlopen en wij kunnen redelijk tevreden zijn met het resultaat. Ik ben het met de heer Pinior eens dat het een zeer belangrijk document betreft. Het probleem is alleen dat wij het belang van de mensenrechten en grondrechten misschien pas zien als wij deze behandelen en er problemen zijn.

Een groot probleem van het Parlement en de Europese Unie is dat de Europese Unie niet durft te controleren en de mensenrechtensituatie in haar eigen lidstaten niet rechtstreeks onder ogen durft te zien. Worden de mensenrechten en de grondrechten in de Europese Unie geïmplementeerd op de wijze die wij buitenstaanders leren en die wij van derde landen verwachten?

Dit verslag is dus uitstekend. Het brengt veel misstanden in de wereld naar voren die moeten worden aangepakt en waarbij de Europese Unie verdienstelijk werk heeft verricht. Ons werk in de strijd voor de mensenrechten zal echter slechts uit loze woorden bestaan als wij niet in de spiegel durven kijken.

Een probleem dat vorig jaar aan het licht kwam, was de samenwerking van Europese landen met de Amerikaanse inlichtingendienst. In de strijd tegen het terrorisme heeft de Verenigde Staten meer op de Europese Unie en de afzonderlijke lidstaten kunnen vertrouwen dan wij misschien willen toegeven.

Een gezamenlijk document over mensenrechten, waartoe de Commissie een voorstel heeft gedaan, is naar mijn mening een uitstekend idee. Dat maakt het ons ook mogelijk om op het juiste moment op te treden, als één orgaan van drie samenwerkende instellingen. Ik vind dat wij dit beslist moeten overwegen.

 
  
MPphoto
 
 

  Inese Vaidere, namens de UEN-Fractie. - (LV) Dames en heren, allereerst wil ik Simon Coveney bedanken voor het ronduit excellente werk dat hij met dit verslag heeft geleverd. Het is realistisch en gezond kritisch tegelijk. We kunnen het alleen maar eens zijn met zijn beoordeling van de werkzaamheden van de VN-Raad voor de rechten van de mens in het eerste jaar. Dat was geen onverdeeld succes, en de aangenomen resoluties waren zwak. Een ander positief aspect is dat het verslag getuigt van zelfkritiek waar het gaat over de activiteiten van het Parlement op mensenrechtengebied. Gezien de achteruitgang op het gebied van de democratie, de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid en de mensenrechtensituatie in Rusland moeten de Commissie en de Raad in het kader van de nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst duidelijkere verplichtingen aan Rusland opleggen, naast de mensenrechtenclausule, waarbij efficiëntere bewakingsinstrumenten moeten worden vastgesteld. De Raad en de Commissie moeten alles in het werk stellen om mensenrechtenschendingen in Wit-Rusland zoveel mogelijk te beperken. Het commentaar van president Loekasjenko deze week, toen hij het had over de verbetering van de betrekkingen tussen Wit-Rusland en Rusland – 'We hebben geen behoefte aan inspecteurs, controleurs of schoolmeesters!' – is een signaal dat de Europese Unie niet alleen de situatie op de voet moet blijven volgen, maar ook de steun voor de activiteiten van het maatschappelijk middenveld en de oppositie in Wit-Rusland moet opvoeren. Dank u.

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik schaar mij zonder enig voorbehoud achter de gelukwensen aan het adres van de heer Coveney. Hij heeft opmerkelijk werk verricht. In zijn verslag heeft hij, zoals u hebt gezien, geen lijst opgenomen met schendingen in de wereld. Veeleer heeft hij zich tot taak gesteld een echte evaluatie te maken van het door de Europese Unie gevoerd beleid inzake mensenrechten en democratie. Ik wil dan ook nadrukkelijk wijzen op de toegevoegde waarde van een dergelijke analyse, die de coherentie en de impact van ons optreden kan versterken. Tot mijn genoegen heeft het voorzitterschap van de Raad nu aangekondigd dat het van plan is gevolg te geven aan dit verslag.

Vanuit deze optiek bekeken is het Parlement van mening dat zijn betrokkenheid, in deze of gene vorm, bij de dialoog over de mensenrechten en bij de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren onontbeerlijk is voor meer efficiëntie. Ik moet er trouwens op wijzen dat de effectiviteit van de richtsnoeren wordt ondermijnd door de soms gebrekkige kennis die EU-missies in bepaalde landen hiervan hebben. Daarom is het nog steeds heel belangrijk en zelfs onontbeerlijk dat deze worden geïnformeerd en ertoe worden aangezet hier maximaal gebruik van te maken.

Zoals u allen hebt gedaan, wil ook ik aandringen op de zorgen met betrekking tot de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties. Nu zou deze veelbelovende hervorming concreet haar beslag moeten krijgen en de Verenigde Naties een geloofwaardige, efficiënte instantie moeten geven voor de bescherming van de mensenrechten en de democratie. Teveel landen, leden van de raad, liggen dwars. Zij willen de creatieve draagwijdte en het onafhankelijk karakter van de speciale procedures verzwakken en houden er een partijdige visie op na. De Unie moet alles in het werk stellen - en wij zullen haar daarbij steunen - om deze internationale instantie prestige te geven. Deze is immers de enige die nog de oren kan spitsen voor de klachten van de slachtoffers van schendingen van de mensenrechten in de wereld.

Dit verslag biedt mij ook de mogelijkheid om aan te dringen op ons engagement voor de mensenrechtenverdedigers. De nieuwe maatregelen in het kader van het Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten (EIDHR) bieden de Unie de gelegenheid om haar optreden in concrete vorm te gieten. Daarmee kan in noodsituaties steun worden gegeven aan mensenrechtenverdedigers en snel bescherming worden geboden.

 
  
MPphoto
 
 

  Miguel Portas, namens de GUE/NGL-fractie. - (PT) Mevrouw de Voorzitter, over vrijwel de gehele wereld wachten 5 186 veroordeelden de dag af waarop ze de onherroepelijke gang naar hun executie zullen moeten maken. Op 19 april van dit jaar nog zijn familieleden van vijf Bulgaarse verpleegsters hier in dit Parlement verschenen om de onduidelijke procedure die tot de terdoodveroordeling van deze verpleegsters door de Libische autoriteiten heeft geleid, aan de kaak te stellen. En toen we vanochtend over onze betrekkingen met de Verenigde Staten discussieerden, werd er vaak verwezen naar gedeelde waarden, maar nauwelijks kritiek uitgeoefend op het gegeven dat in 38 deelstaten van deze federatie de doodstraf nog steeds van kracht is.

De doodstraf bestaat nog in meer dan 100 landen en in een aantal landen dat deze straf reeds heeft afgeschaft, wordt geroepen om herinvoering ervan. Populisme, autoritaire denkwijzen en de illegale strijd tegen het terrorisme hebben onze maatschappij doen afglijden naar een veiligheidsobsessie. Dit Europees initiatief voor het invoeren van een wereldwijd moratorium op de doodstraf is niet alleen een stap in de richting van de afschaffing van deze straf. Het is in deze tijden ook een signaal van hoop tegen de zojuist genoemde, overdreven veiligheidstendens.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, met betrekking tot de mensenrechten wil ik wijzen op de situatie van een politieke gevangene in de Europese Unie. Hij zit nu vier maanden in de gevangenis in Rome. Het gaat zowel lichamelijk als psychisch niet goed met hem. Om zijn wil te breken wordt hij vastgehouden, zonder uitzicht op vrijlating of een proces, met de bedoeling om hem te dwingen valse verklaringen af te leggen tegen zichzelf en tegen anderen. Zijn naam is Mario Scaramella en de delicten die hem ten laste worden gelegd zijn gebaseerd op ongefundeerde en gemanipuleerde beschuldigingen.

De heer Scaramella is de man die in november 2006 naar Londen ging om Alexander Litvinenko te waarschuwen dat hij op korte termijn zou worden vermoord. De heer Scaramella en de heer Litvinenko waren beiden betrokken bij de commissie-Mitrochin, die onderzoek deed naar banden tussen Italiaanse politici en de KGB. De heer Scaramella moet onmiddellijk in vrijheid worden gesteld en worden herenigd met zijn familie, in afwachting van een eventueel proces.

 
  
MPphoto
 
 

  Jim Allister (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het doet mij genoegen dat ik in mijn honderdste toespraak in dit Parlement mag spreken over de mensenrechten. Die beschouwen we allemaal als iets vanzelfsprekends, maar miljoenen mensen kunnen er alleen maar op hopen. Als grote speler, vooral in de handel, heeft de EU een belangrijke rol te vervullen. We zijn goed in het uitspreken van allerlei platitudes over mensenrechten, maar geven we ook een praktische invulling aan onze woorden? Neem bijvoorbeeld China, met welk land we op zeer grote schaal handel drijven. Eerlijk gezegd doen we maar weinig om, afgezien daarvan, ook aan te dringen op eerbiediging van de mensenrechten. We zouden zoveel meer kunnen doen.

Gevestigde belangen vormen geen excuus, ook niet als het om een land gaat dat het Westen vriendelijk gezind is, zoals Pakistan. Christenen worden daar steeds feller vervolgd, onder het mom van de strijd tegen het islamitisch extremisme en met behulp van weerzinwekkende blasfemiewetten en gedwongen bekeringen. Hier mag de rol van de EU niet alleen maar bestaan uit zelfgenoegzaam of ambivalent toekijken. Hier zijn we medeplichtig omdat wij miljoenen euro’s in de madrassa-scholen pompen. Op veel van deze scholen, zoals die van Lalmasjid, worden islamitische extremisten opgeleid. Waarom blijven we dan ze financieren?

Zowel in onze handelsovereenkomsten als in onze ontwikkelingshulp moeten we ons optreden sterker toetsen aan echte mensenrechtennormen.

Ik sluit af met lof aan de rapporteur voor opnieuw een veelomvattend verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Maria da Assunção Esteves (PPE-DE), schriftelijk. - (PT) Het was in het hart van Europa, in het oude Königsberg, dat de wijsgeer Immanuel Kant zijn meest universele rechtsbeginsel formuleerde: de mens is een doel op zich. De Europese Unie is ontstaan uit, en bouwt voort op een cultuur van rechten, gebaseerd op de idee dat ieder individu een uniek en onvervangbaar wezen is. Dat is het uitgangspunt dat het Europese project karakteriseert; het is tegelijkertijd een politiek en een moreel uitgangspunt.

Meer dan ooit wordt het lot van Europa bepaald door zijn vermogen om in de strijd voor rechten in deze wereld een leidersrol te vervullen. Europa is in dat opzicht een enorme bron van hoop. De grenzen die we daarbij moeten overschrijden zijn nu juist de grenzen die barbaarsheid van beschaving scheiden. De Europese Unie moet trouw blijven aan haar Verlichtingsidealen en mag niet toegeven aan de verleidingen van strategische belangen en Realpolitik.

We zullen moeten aanvaarden dat Europa leemten vult die andere democratische mogendheden in de strijd voor de mensenrechten hebben gelaten. Juist daarom hebben we behoefte aan politieke integratie, aan het vermogen om besluiten te nemen en aan een kosmopolitisch recht. Europa heeft dus een Grondwet nodig. De mensenrechten moeten bij alle maatregelen die we nemen, meespelen. Ze moeten op elk beleidsterrein verdedigd worden. We mogen niet vergeten dat de grondrechten niet alleen in louche, onderontwikkelde landen en dictaturen worden geschonden. De doodstraf bestaat ook in democratische landen die zich ontwikkeld achten, terwijl wij er het zwijgen toedoen. De Europese Unie kan het zich echter niet veroorloven op dit punt met twee maten te meten.

Er vindt nu een Top plaats tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, en het zou daarom een goed idee zijn als de doodstraf op de agenda werd geplaatst, en het zou ook goed zijn als deze resolutie van het Europees Parlement over de doodstraf meer reikwijdte kreeg en niet langer een dode letter bleef. Want één ding is zeker: de wijze waarop we de grote problemen die ons bedreigen, interpreteren hebben een weerslag op de wijze waarop de mensenrechten concrete invulling krijgen. De dialoog tussen de volkeren, het beëindigen van alle conflicten, veiligheid en vrijheid: het zijn allemaal zaken die alleen in een rechtvaardiger wereld verwezenlijkt kunnen worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Raimon Obiols i Germà (PSE). - (ES) De kwaliteit van het verslag-Coveney wordt duidelijk bevestigd door de zeer brede steun die het heeft gekregen bij de stemming in de Commissie buitenlandse zaken.

De heer Coveney heeft de visies van de verschillende fracties met elkaar weten te verzoenen en heeft naar onze mening heel terecht voortgeborduurd op de nieuwe opzet van dit soort verslagen, waar onze collega Richard Howitt in zijn verslag over het jaar 2005 mee is begonnen.

Het resultaat van de stemming over de amendementen laat een redelijke consensus tussen de standpunten van de fracties en de betrekkelijke afwezigheid van geschilpunten zien, waardoor naar buiten toe duidelijk het beeld kan worden geprojecteerd dat het Parlement op het gebied van de bescherming en bevordering van de mensenrechten als een eenheid opereert, en dat is iets dat we allemaal willen.

Om onze autoriteit te vergroten en om van deze tekst een baken te maken, een tekst waarnaar wordt uitgekeken, zijn soberheid, precisie en een zo groot mogelijke consensus nodig. Ik denk dat dit verslag-Coveney een duidelijke stap in die richting is.

We moeten ons inspannen om een belangrijke boodschap uit te dragen: Europa kan het zich niet veroorloven om de mensenrechtensituatie in de wereld te meten met voor elk land een andere maatstaf. Welke belangen er ook op het spel staan, de houding van de Europese Unie op het gebied van de bescherming en bevordering van de mensenrechten moet ondubbelzinnig en glashelder zijn.

Ik moet zeggen dat de tekst wat ons betreft onvoldoende het feit weerspiegelt dat we in de wereld van nu, in de strijd tegen het terrorisme, helaas getuige zijn van een verbreiding van detentiecentra die niet onder het gezag van de wet vallen en waarvan de praktijken zich onttrekken aan het gezag van de wetgeving van het land die ze zelf heeft ingesteld. Ik heb het over Guantánamo en ik heb het over de geheime gevangenissen.

Voor ons socialisten is het beëindigen van deze illegale situaties in de wereld een doelstelling die onder geen enkele voorwaarde mag worden opgegeven.

Een even grote prioriteit voor ons is het voorstel voor een besluit inzake een wereldwijd moratorium op de doodstraf. Het is goed nieuws dat de Raad deze week te kennen heeft gegeven dat hij het werk waar alle fracties van dit Parlement om hebben gevraagd, een impuls wil geven en wil ondersteunen.

 
  
MPphoto
 
 

  Marco Pannella (ALDE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Borg, mijnheer Gloser, dames en heren, ik heb zestig seconden om het belangrijke thema van een moratorium op de doodstraf te bespreken.

Aangezien ik dit vraagstuk niet naar behoren kan behandelen, zal ik zodadelijk in een ander bestek bewijzen leveren dat de Raad in deze tien jaar flink heeft gesjoemeld met regels en beloften. In de VN probeert men al veertien jaar lang het uitroepen van een moratorium op de doodstraf tegen te houden.

In 1994 hebben wij namelijk met vier tegenstemmen een resolutie op een moratorium verloren, vier stemmen die afkomstig waren van fundamentalistische aanhangers van de afschaffing, terwijl het moratorium eigenlijk al realiteit was. Mijnheer de Voorzitter van de Raad, veertien jaar geleden waren er in de VN 97 staten voor de doodstraf. Nu zijn het er 51.

Sinds 1988 leveren wij u bewijzen dat er een duidelijke meerderheid is, en het kan me niet schelen of u uw plichten ten opzichte van het Parlement verzaakt omdat er belangen op het spel staan, belangen met China, met Amerika of belangen van een Europa dat geen Europa meer is.

Om 18.30 uur zal ik de pers bewijzen leveren dat u op 16 en 17 april in de Raad een uiterst bedenkelijke poging hebt gedaan om op een listige manier terug te komen op wat u officieel had geaccepteerd. Ik heb geen Italiaanse term om dat te bestempelen: dit is een regelrechte forfaiture, en daar beschuldig ik u van: “Ou pas ça, ou pas vous”!

 
  
MPphoto
 
 

  Liam Aylward (UEN). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, als er één gebied is waarop de Europese Unie een leidende rol moet spelen, is het de bescherming en bevordering van de mensenrechten in het Midden-Oosten. Als Gemeenschap van zevenentwintig lidstaten, die vijfhonderd miljoen mensen vertegenwoordigt, bevindt de Europese Unie zich in een positie om als eerlijke bemiddelaar in het Midden-Oosten op te treden.

Ik verwelkom de recente vorming van een Palestijnse regering van nationale eenheid. Dat is een positieve ontwikkeling, die kan leiden tot het ontstaan van een politieke consensus in die regio en tot de opbouw van vreedzame betrekkingen tussen het Palestijnse en het Israëlische volk.

De mensenrechten van het Palestijnse volk moeten echter wel worden gerespecteerd. Israël moet onmiddellijk alle Palestijnse wetgevers vrijlaten die gevangen zitten. Tegelijk moet ook de Israëlische korporaal Shalit, die in Palestina wordt vastgehouden, onmiddellijk worden vrijgelaten.

De eerste prioriteit moet nu zijn dat er weer een geloofwaardig politiek proces op gang wordt gebracht dat voor vrede en veiligheid voor het Israëlische en het Palestijnse volk kan zorgen. De Europese Unie moet op een constructieve manier samenwerken met de nieuwe Palestijnse regering van nationale eenheid. We moeten niet alleen politieke steun geven, maar ook het economisch herstel in de Palestijnse gebieden financieel kunnen steunen.

Tot slot wil ik mijn Ierse collega, de heer Coveney, complimenteren met zijn uitstekend verslag.

 
  
MPphoto
 
 

  Alessandro Battilocchio (NI). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, als rapporteur van de Commissie ontwikkelingssamenwerking voor het financieringsinstrument voor de mensenrechten heb ik bijzonder gehamerd op de rol van de democratie en de naleving van de mensenrechten voor de bevordering van de economische, politieke en maatschappelijke ontwikkeling in vele derde landen.

Het onderhavige verslag biedt echter een kans om ook een kijkje in onze eigen landen te nemen, waar incidenten van onverdraagzaamheid op grond van religie, gender of rassenverschil helaas nog aan de orde van de dag zijn. Kinderen die op straat leven of in vervallen inrichtingen worden gedropt, geweld binnen het gezin, homofobische incidenten - om maar een paar voorbeelden te geven - blijven een probleem en het is dus noodzakelijk activiteiten te bevorderen waarmee dit soort problemen teruggedrongen kan worden.

Wat de externe dimensie aangaat, is het duidelijk dat er een kloof gaapt tussen de intenties en goede voornemens aan de ene kant en het handelsbeleid, de ontwikkelingshulp en de buitenlandse politiek aan de andere kant. In Latijns-Amerika wordt de ontwikkelingshulp op prioritaire wijze verstrekt aan de handel en het middelbaar onderwijs, terwijl miljoenen kinderen niet eens toegang hebben tot het lager onderwijs of voortijdig de school verlaten. Ik wil er in dit verband aan herinneren dat alfabetisering een recht is en tevens één van de millenniumdoelstellingen.

In de betrekkingen met China, de Verenigde Staten en Rusland wordt het dossier van de mensenrechten maar al te vaak onvoldoende belicht. Bovendien wordt de ernst van de situatie in sommige landen zoals Cuba en Wit-Rusland onderschat, net zoals de resoluties van het Parlement en de debatten over urgente kwesties die in ons Parlement plaatsvinden, niet genoeg in acht worden genomen.

Het verslag van 2006 lijkt dus meer op een waslijst van dingen die niet konden worden verwezenlijkt, dan op een lijst van successen. Maar wij moeten hier wel bij vermelden dat, zolang de Unie op het vlak van het extern beleid niet met één krachtige stem spreekt, veel doelstellingen toch nooit verder dan doelstellingen zullen komen.

 
  
MPphoto
 
 

  Kinga Gál (PPE-DE). - (HU) Allereerst wil ik collega Coveney feliciteren met zijn subliem opgesteld verslag, waarin een zeer belangrijk onderwerp wordt behandeld. Het is de rapporteur gelukt om in het jaarverslag over 2006 onze aandacht te vestigen op concrete terreinen waar een grotere inzet van de EU-instellingen en de lidstaten er daadwerkelijk toe zou kunnen bijdragen dat problematische situaties op het gebied van de bescherming van mensenrechten wereldwijd worden opgelost. Zelfs de methoden waarmee dit kan worden aangepakt, staan stuk voor stuk in dit verslag vermeld. De instrumenten die hieraan in de praktijk een bijdrage kunnen leveren, zijn bekend: regionale handelsovereenkomsten, het systeem van bilaterale contacten tussen de lidstaten, alsmede de vijf EU-richtsnoeren voor de mensenrechten, die systematisch over de hele wereld zouden moeten worden toegepast door de ambassades van de lidstaten en de EU-missies.

Ik hecht grote waarde aan een passage in de tekst waarin staat dat “de staat van dienst op het gebied van de mensenrechten binnen de EU rechtstreeks invloed heeft op de geloofwaardigheid en de mogelijkheid om een effectief buitenlands beleid te voeren”. Ik wil hier graag de aandacht vestigen op de gebieden waar de mensenrechtenproblemen buiten de EU sinds geruime tijd ook onze eigen, interne problemen zijn geworden, zoals het bevorderen van kinderrechten en het bestrijden van vrouwen- en kinderhandel, waarvan ook nu nog jaarlijks 100 000 à 120 000 mensen binnen de Europese Unie het slachtoffer worden, waaronder 40 procent kinderen. Evenzeer van belang is dat blijk wordt gegeven van een grotere gevoeligheid en meer aandacht voor het lot van etnische en inheemse nationale minderheden, waarvoor tevens een oplossing wordt verwacht zowel vanuit de EU als vanuit de regio’s die direct aan de EU grenzen, zoals Vojvodina en Karpato-Oekraïne. Als het gaat om nationale en etnische minderheden is het verbod op discriminatie namelijk de minimaal noodzakelijke, maar niet afdoende voorwaarde voor de bescherming van deze gemeenschappen.

Geachte collega’s, ten slotte wil ik als vertegenwoordiger van de Europese Volkspartij in het Europees Bureau voor de grondrechten mijn hoop uitspreken dat dit EU-orgaan, dat op 1 maart van start is gegaan, zowel door zijn eigen werk als door middel van samenwerking geloofwaardigheid voor de door de EU gezette stappen kan genereren en aldus kan bijdragen aan de verbetering van de situatie van mensenrechten over de hele wereld.

 
  
MPphoto
 
 

  Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Coveney feliciteren. Het grootste probleem van de Europese Unie - dat ook goed wordt weergegeven in het verslag - is dat zij niet beschikt over normen of over een mechanisme voor de bescherming van de nationale minderheden. De Raad van Europa, nog geen 500 meter hier vandaan, heeft dat goed begrepen, maar hier heeft men nog steeds niet door dat de rechten van de mens en de rechten van de nationale minderheden weliswaar twee verschillende dossiers zijn, maar wel nauw met elkaar verband houden.

Ik ben het geheel eens met mevrouw Gál en mevrouw Jäätteenmäki. De geloofwaardigheid van de Europese Unie is afhankelijk van haar interne situatie. In welke situatie verkeren de Slovenen in Oostenrijk of Italië? Zij vormen een traditionele autochtone nationale minderheid. In Letland wonen 450 000 mensen van Russisch afkomst, die geen burger zijn van dit land, van een lidstaat van de Europese Unie. Frankrijk heeft de twee documenten van de Raad van Europa die onontbeerlijk zijn voor de nieuwe lidstaten, niet geratificeerd.

Daarom meten wij met twee maten en zijn wij niet geloofwaardig als wij kritiek uiten op derde landen. Ons Bureau voor de grondrechten in Wenen moet zich hierover buigen, opdat deze leemte in het volgend verslag opgevuld kan worden.

En dan heb ik nog niets gezegd over de totale crisis waarin de integratie van de nieuwe migrantenminderheden in Frankrijk, Nederland of Groot-Brittannië verkeert. Dat is de grootste uitdaging voor Europa: de mogelijkheid voor migrantenminderheden om te integreren in de West-Europese landen. Ik denk dat wij ons in de toekomst niet aan deze problemen kunnen onttrekken. Dit zijn problemen van levensbelang voor heel Europa, voor heel de Europese Unie.

 
  
  

VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Hubert Pirker (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de rapporteur levert met zijn verslag niet alleen een uitstekende en kritische analyse, maar hij komt ook met conclusies en dringt erop aan dat daar consequenties uit worden getrokken. Dat beoordeel ik positief. Ik zou in dit verband de blik willen richten op het hoofdstuk gewapende conflicten en Europees veiligheids- en defensiebeleid.

Waarom? Het is zonneklaar dat overal waar zich gewapende conflicten afspelen, mensenrechten met voeten worden getreden, zoals momenteel bijvoorbeeld in tal van Afrikaanse landen het geval is. De gevolgen daarvan merken we in Europa. Veel mensen zijn op de vlucht, op zoek naar een beter leven. Dikwijls vallen zij in handen van mensensmokkelaars en stranden als illegalen op de kusten van Spanje - alleen al in het afgelopen jaar waren dat er 31 000. Ook in de eerste maanden van dit jaar kregen we met een vergelijkbaar dramatische situatie te maken.

De heer Coveney prijst het Oostenrijkse voorzitterschap in zijn verslag, omdat er onder Oostenrijks voorzitterschap uitvoeringsstrategieën zijn opgesteld, waarin staat dat er bij de planning van operaties in het kader van het Europees veiligheids- en defensiebeleid rekening gehouden moet worden met mensenrechtenkwesties. Nu is het zaak dat we de uitvoering van dit besluit ook afdwingen. Ik doe dan ook een dringend beroep op de Raad om voortaan in meer landen de mogelijkheid open te houden om militaire en politionele middelen in te zetten, zoals in Kinshasa. Op die manier dragen we namelijk bij aan de opbouw van basisstructuren in deze landen en zorgen we ervoor dat de fundamenten worden gelegd voor stabiliteit en veiligheid.

Ten eerste worden zo democratische structuren geschapen, ten tweede worden als gevolg daarvan de mensenrechten daadwerkelijk gerespecteerd en ten derde scheppen we zo de voorwaarden voor de vorming van economische basisstructuren. Dit alles heeft een positieve uitwerking op de landen in kwestie. Dat is goed voor de mensen daar, maar ook voor ons, want op deze manier wordt illegale migratie naar Europa teruggedrongen.

Als het ook nog lukt om de externe hulpprogramma’s van de Commissie hierbij te betrekken, is er gegronde hoop dat de mensenrechten in deze landen veel meer dan tot nu het geval was gerespecteerd worden.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de heer Coveney gelukwensen. In zijn verslag heeft hij voor de innovatieve aanpak gekozen waarover we het vorig jaar eens waren geworden, in de zin dat het de taak van het Parlement moet zijn, in het kader van een jaarverslag over de mensenrechten, om de activiteiten van de Raad en de Commissie aan een kritische analyse te onderwerpen en de bevordering van de mensenrechten binnen de hele Europese Unie een stap verder te brengen, en dus niet alleen om vanaf de zijlijn commentaar te geven.

Ik wil hem daarvoor bedanken. Ik vind het een verlies dat hij in de toekomst een carrière in zijn nationale parlement gaat nastreven en zich niet meer verkiesbaar zal stellen voor dit Parlement. Ik wil hier officieel verklaren dat hij een goede voorvechter van de mensenrechten en een goede collega is geweest.

Ik denk dat we in dit debat nadrukkelijk kunnen stellen dat de Europese Unie meer kan doen om de mensenrechten te bevorderen. Velen van ons maken zich zorgen. Het Parlement zal nauw betrokken blijven bij het effectiever maken van het optreden van Europa en de rol die Europa in de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties speelt. Die raad heeft niet de start gemaakt waar we allemaal op gehoopt hadden. In de resolutie wijzen we op het feit dat de Commissie voorzitter van het Kimberley-proces is. Laten we dat gebruiken om het onafhankelijke verificatiesysteem in te voeren waar de NGO’s op Valentijnsdag 2007 om hebben gevraagd, want dat is een goede doelstelling.

We verwelkomen het feit dat de Commissie na onze kritiek van vorig jaar op de houding van Europa tegenover Wit-Rusland en de ILO, en gegeven de aanvallen op en intimidatie van vakbondsleden, nu heeft aanbevolen om de handelspreferenties voor Wit-Rusland in te trekken. U hebt geluisterd; dank u daarvoor, maar we kunnen meer doen.

In het kader van de mensenrechtenverdragen maken wij ons zorgen over clusterbommen. Onder aanvoering van België zijn veel Europese landen, waaronder tot mijn grote genoegen ook mijn eigen land, het Verenigd Koninkrijk, nu voorstander van een bindend verdrag om clusterbommen te verbieden.

Ik ben zeer ingenomen met het feit dat Europa de campagne voor het VN-Verdrag inzake de rechten van mensen met een handicap heeft geleid. Nooit eerder in de geschiedenis van de VN is zo snel overeenstemming bereikt over een mensenrechtenverdrag. Voor het eerst hebben de Europese Gemeenschappen het verdrag ondertekend. Laten de Gemeenschappen en de lidstaten volgend jaar het facultatieve protocol ondertekenen, zodat er een klachtenprocedure kan worden ingesteld. Laat ons zien dat u blijft luisteren.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrick Gaubert (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, waarde collega’s, als ondervoorzitter van de Subcommissie mensenrechten wil ik graag allereerst de heer Coveney gelukwensen met zijn omvangrijk en uitstekende werk, waardoor een uitvoerige, volledige tekst kon worden opgesteld. Ik wil hem echter ook gelukwensen met de open houding waarvan hij blijk heeft gegeven in zijn streven naar een zo breed mogelijke consensus in het Parlement ten aanzien van deze uitermate belangrijke tekst. Hij was bereid om bijna alle amendementen die ik in de commissie heb ingediend, in overweging te nemen en mede te ondertekenen, waarvoor ik hem wil bedanken.

De verdienste van deze tekst is dat hierin alle problemen aan de orde komen en meerdere geografische gebieden worden gedekt. Ik ben het vooral eens met de klemtoon die hij legt op de activiteiten van de nieuwe Mensenrechtenraad van de VN, de dramatische situatie in Darfoer of de herhaalde schendingen van de mensenrechten in Rusland.

Wat de activiteiten van het Europees Parlement, en met name die van de Subcommissie mensenrechten betreft, geloof ik dat wij allen verheugd mogen zijn met het constructief optreden. Daardoor was het bijvoorbeeld mogelijk om snel het nieuw financieel instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten aan te nemen.

Ik geloof trouwens dat in dit verslag op pertinente wijze wordt herinnerd aan de absolute wisselwerking die bestaat tussen de interne en de externe dimensie van het Europees mensenrechtenbeleid. Meer dan ooit moet elk van onze lidstaten het voorbeeld geven op dit gebied. Hiervan zijn onze verantwoordelijkheid en onze geloofwaardigheid naar buiten toe afhankelijk. Daarom ben ik verheugd over het feit dat de ministers van Justitie vorige week het besluit inzake gemeenschappelijke strafrechtelijke sancties op racisme en revisionisme hebben aangenomen. Ik wil nogmaals de rapporteur gelukwensen met deze tekst en hem mijn steun geven.

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Sonik (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, een EU die is gebaseerd op waarden als de verdediging van de menselijke waardigheid, op democratische beginselen en individuele vrijheid moet voortdurend een duidelijke boodschap uitzenden, de boodschap dat zij bereid is om niet alleen te zeggen dat ze opkomt voor deze waarden, maar ook actief te strijden voor die waarden en voor allen die worden vervolgd vanwege hun overtuigingen of geloof, of gevangen worden gezet of gemarteld vanwege hun opvattingen.

In het verslag wordt gewezen op de noodzaak van een internationale vredesstrategie voor Darfoer, die de EU samen met de Mensenrechtenraad van de VN moet coördineren. Alleen door daadwerkelijk optreden van de EU op VN-niveau kunnen er snel doelmatige maatregelen worden genomen en een gericht antwoord worden gegeven op deze humanitaire tragedie in Afrika.

Er is echter een groot aantal onopgeloste kwesties waarin in het afgelopen jaar geen vooruitgang is geboekt. Voorbeelden hiervan zijn het lot van de vijf Bulgaarse verpleegkundigen en de Palestijnse arts die in Libië gevangen zijn gezet en de doodstraf hebben gekregen op basis van de belachelijke aanklacht dat ze bewust kinderen met HIV zouden hebben geïnfecteerd; de schending van de rechten van minderheden in China; de beperking van de vrijheid van meningsuiting en de onderdrukking van pro-democratische activisten in Rusland; de terreur in het communistische Cuba en tot slot Turkije. De situatie in dat laatste land is zeer zorgwekkend.

Turkije, met zijn aspiraties om lid van de Europese Unie te worden, heeft op het gebied van de mensenrechten geen substantiële vooruitgang geboekt. De vrijheid van religie is zelfs aanmerkelijk ondermijnd, zoals blijkt uit de tragische gebeurtenissen van de afgelopen dagen, waarbij drie christenen zijn vermoord die werkzaam waren bij een uitgeverij die de bijbel uitgeeft. De Turkse media lijken geheel op te gaan in een heksenjacht waarvan de christenen het slachtoffer zijn.

In mijn optiek vormen de vijftigste verjaardag van de Europese gemeenschappen en het debat over het toekomstige Verdrag een goede gelegenheid om een nieuw en doelmatig beleid te ontwikkelen voor het opkomen voor de mensenrechten buiten onze grenzen. De internationale rol van de Europese Unie moet in dit opzicht worden versterkt, de desbetreffende wetgeving moet in het nieuwe Verdrag worden opgenomen en in het bijzonder moeten we de rol van het Europees Bureau voor de grondrechten op dit gebied heroverwegen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Casa (PPE-DE). - (MT) Mijnheer de Voorzitter, dank u wel. Als we over de mensenrechten spreken, denken we vaak meteen aan de ontwikkelingslanden, en het is ook goed dat wij de nodige stappen ondernemen om te kijken wat we kunnen doen om de inwoners van deze landen bescherming te bieden en het respect te geven dat zij verdienen.

Ik moet echter mijn bezorgdheid uiten over het feit dat deze rechten met voeten worden getreden in lidstaten van de Europese Unie of in landen die willen toetreden tot de Unie.

Enkele dagen geleden bijvoorbeeld zijn in een land dat graag wil toetreden tot de Europese Unie, vier mensen op beestachtige wijze vermoord vanwege hun religieuze overtuigingen. Dit is onaanvaardbaar en moet worden veroordeeld. De Europese Unie moet onbuigzaam zijn en de hulp staken aan een land dat de rechten van minderheden niet respecteert. Dit geldt voor ieder land dat de rechten van minderheden niet respecteert, voor ieder land dat de minderheden binnen zijn grenzen niet erkent en respecteert, en voor ieder land dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet respecteert.

We dienen onmiddellijk actie te ondernemen. We kunnen domweg niet aanvaarden dat er, anno 2007, landen zijn die worden geregeerd door dictators die het recht op vrijheid van meningsuiting ontkennen, zoals helaas in Venezuela het geval is. Het is betreurenswaardig dat in dit tijdsgewricht etnische minderheden worden genegeerd. Iemands ras, huidskleur en geloofsovertuigingen moeten altijd worden gerespecteerd. We moeten zorgen dat niemand achterblijft en dat iedereen deze onvervreemdbare rechten eerbiedigt. Het is onaanvaardbaar dat de Commissie de door het Parlement aangenomen resoluties naast zich neerlegt. Dit Parlement is de enige instelling met democratisch gekozen leden. Met deze resoluties wil het Parlement een boodschap overbrengen, en de Raad en de Commissie dienen deze boodschap te accepteren en geen resoluties naast zich neer te leggen die zijn aangenomen door deze instelling, zoals helaas in het verleden is gebeurd.

Tot slot, mijnheer de Voorzitter, wil ik mijn collega Simon Coveney gelukwensen met zijn magnifieke verslag over het onderwerp van dit debat.

 
  
MPphoto
 
 

  Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, ik dank u hartelijk voor het levendige debat, waarvoor het verslag van de rapporteur de basis heeft gelegd. Niemand - ook niet het voorzitterschap - heeft tijdens het debat gezegd dat we tevreden kunnen zijn met de situatie van de mensenrechten in de wereld. Integendeel, we zien elke dag hoe die rechten met voeten worden getreden!

Het verwijt - dat volgens mij afkomstig was van collega Allistair - dat de Europese Unie daarvoor de ogen zou sluiten, kan ik niet onbeantwoord laten. Het feit dat we niet tevreden kunnen zijn met de situatie en dat we tegenslagen moeten incasseren, neemt niet weg dat de Unie in het verleden zeer veel activiteiten heeft ontplooid om de situatie te veranderen en verbeteringen voor de mensen te bewerkstelligen. Ik zal u een voorbeeld noemen dat de afgelopen twee dagen een rol heeft gespeeld in verschillende commissies, maar ook vanmorgen nog in het plenaire debat. De besprekingen over een vervolgstrategie voor Centraal-Azië in de Raad Buitenlandse Zaken van afgelopen maandag draaiden niet alleen om de - herhaaldelijk bekritiseerde - belangen in verband met de energie- en grondstoffenreserves, maar er werd ook uitdrukkelijk gesteld dat we met de landen van Centraal-Azië een intensieve mensenrechtendialoog moeten voeren. Tegenover China stellen we ons precies zo op, ook al zijn de nodige vorderingen niet altijd direct waar te nemen.

Afgelopen dinsdag vond er in Luxemburg een ontmoeting plaats tussen de EU en ECOWAS, de landen van de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie. Toen is nogmaals duidelijk geworden hoe belangrijk het mensenrechtenproces in deze landen is. Een ander voorbeeld is de topconferentie van de Afrikaanse Unie en de Europese Unie over het migratievraagstuk, die vorig jaar in Tripolis plaatsvond en waarbij gezocht werd naar mogelijkheden om de oorzaken van vlucht weg te nemen.

Een feit is dat wij niet alles alléén aan kunnen! Het is weliswaar belangrijk dat we over beschermingsmaatregelen beschikken, maar good governance, vooruitzichten voor de bevolking en bescherming van vrijheid en grondrechten zijn de wezenlijke punten die de mensen er uiteindelijk toe brengen om in eigen land te blijven. Ik denk dat de Europese Unie er ook door vele maatregelen op het terrein van het EVDB het nodige toe bijgedragen heeft dat de mensenrechten geëerbiedigd worden.

Voor een ander punt wend ik mij tot collega Pannella: het voorzitterschap heeft geen complot gesmeed. Ook voor de Raad - die zich aanstaande maandag nogmaals over de kwestie van het moratorium op de doodstraf zal buigen - geldt onomwonden dat we ons voor een dergelijk moratorium sterk maken. Er zijn ook geen vertragingstactieken, en ik durf dan ook zonder meer te stellen dat het Duitse voorzitterschap, gesteund door alle lidstaten, zijn demarches nog nadrukkelijker uitvoert en zijn inzet voor het bereiken van ons gemeenschappelijke doel verder zal vergroten, zodat we in mei een eindverslag kunnen voorleggen waarmee het doel, dat ons allen verenigt, naderbij wordt gebracht.

Het zou alleen jammer zijn als we door een overhaast optreden in de Verenigde Naties dat gemeenschappelijke doel uiteindelijk toch niet zouden bereiken, omdat de daarvoor de nodige meerderheden ontbreken.

Ik dank het Europees Parlement nogmaals uitdrukkelijk voor de levendige discussie. U hebt in diverse bijdragen duidelijk gemaakt dat u voet bij stuk houdt en ervoor wilt zorgen dat het voorzitterschap, de lidstaten, de nationale regeringen, maar ook de parlementen dit thema niet naar de achtergrond laten verdwijnen, maar juist hoog op hun agenda houden.

 
  
MPphoto
 
 

  Joe Borg, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ingenomen met de aanneming van dit verslag en zal de waardevolle suggesties die u in het debat en in het verslag heeft gedaan, doorgeven aan commissaris Ferrero-Waldner.

Ik wil benadrukken dat de Commissie de steun van het Europees Parlement voor de EU-richtsnoeren voor de mensenrechten volledig deelt, omdat deze potentieel een van de meest effectieve instrumenten vormen waarover de EU op dit gebied beschikt.

In dit kader kan ik met veel genoegen aankondigen dat de EU-richtsnoeren voor de mensenrechten dit jaar het voornaamste onderwerp zullen vormen van het interne opleidingsprogramma op het gebied van de mensenrechten voor het personeel van de Commissie, en ook onze delegaties zullen dienovereenkomstige instructies ontvangen.

De Commissie heeft bedenkingen bij het voorstel in het verslag om, in de context van het jaarverslag, een lijst van problematische landen op het gebied van mensenrechtenschendingen op te stellen. We moeten vermijden om lijsten op te stellen op dit gebied, aangezien het moeilijk is om criteria vast te stellen op basis van zulke algemene gronden. Dat is iets anders dan het opstellen van lijsten van bijvoorbeeld landen die de rekrutering van kindsoldaten toestaan, waar heel duidelijke indicatoren voor bestaan. De Commissie geeft er de voorkeur aan om de praktijk te steunen waarbij van geval tot geval wordt bekeken of er diplomatieke stappen en politiek optreden noodzakelijk zijn tegen een land.

Dan wil ik nu kort iets zeggen over enkele punten die tijdens dit debat naar voren zijn gekomen.

Wat betreft Guantanamo Bay heeft de Europese Unie verschillende malen onderstreept dat de strijd tegen het terrorisme moet worden gevoerd in overeenstemming met het internationale humanitaire recht en de internationale wetgeving op het gebied van de mensenrechten. De Commissie is van mening dat de Verdragen van Genève van toepassing zijn op alle personen die op het slagveld krijgsgevangen worden gemaakt. De Commissie is van mening dat de bepalingen van het internationale convenant inzake burgerlijke en politieke rechten en het VN-Verdrag tegen foltering op Guantanamo Bay van toepassing zijn. De status van iedere persoon die wordt vastgehouden moet stroken met het internationaal recht. Niemand mag willekeurig worden gevangengezet en iedereen heeft het recht op een behoorlijk en eerlijk proces. Guantanamo is een anomalie en de Europese Unie blijft oproepen tot sluiting ervan.

Met betrekking tot Wit-Rusland zal de Commissie haar werk voorzetten om de mensenrechtenschendingen in Wit-Rusland tegen te gaan. Hoewel de autoritaire aard van de huidige regering het voor de Europese Unie onmogelijk maakt om Wit-Rusland volledige deelname aan het Europees nabuurschapsbeleid te kunnen aanbieden, is de Commissie van mening dat de lancering van het alternatieve actieplan voor Wit-Rusland in het kader van dat Europees nabuurschapsbeleid, heel succesvol is geweest bij het vergroten van het bewustzijn onder de Wit-Russische burgers van de voordelen die het Europees nabuurschapsbeleid te bieden heeft, als de autoriteiten respect zouden tonen voor de democratische waarden en de mensenrechten. De Commissie financiert ook een breed scala aan projecten om het maatschappelijk middenveld te ondersteunen, zoals projecten om de mediavrijheid in Wit-Rusland te bevorderen en om de European Humanities University in ballingschap te steunen. De Commissie zal natuurlijk proberen om in de toekomst vergelijkbare initiatieven te steunen.

De Europese Unie blijft twee maal per jaar een mensenrechtenoverleg met Rusland houden. Dat overleg geeft de Europese Unie de kans om een groot aantal punten van zorg aan de orde te stellen, zoals de situatie in Tsjetsjenië, de behandeling van mensenrechtenactivisten en de gevolgen van de herziening van de wetten tegen NGO’s en extremisten. Bovendien stelt de Europese Unie mensenrechtenkwesties niet alleen tijdens dit overleg aan de orde, maar waar mogelijk ook tijdens andere bijeenkomsten.

Met betrekking tot China verwelkomt de Commissie de constructieve opmerkingen van het Parlement over de mensenrechtendialoog tussen de EU en China. Ook de Commissie erkent dat de mensenrechten aanmerkelijk versterkt en verbeterd moet worden en heeft dat met zoveel woorden gezegd in haar recente mededeling: “EU-China: Hechtere partners, groeiende verantwoordelijkheden”.

Enkele van de meest zwaarbevochten successen van de afgelopen tien jaar mogen niet onvermeld blijven. Op het bezoek van de speciale rapporteur van de VN voor foltering in december 2005 had de EU meer dan vijf jaar aangedrongen. Zijn aankomst in Peking was daarom een belangrijk succes. De beoordeling van alle doodstrafzaken door het hooggerechtshof die in het verslag wordt genoemd, is een belangrijk resultaat van de dialoog.

Met betrekking tot dwangarbeid is de Commissie, net als het Parlement, bezorgd over het grote aantal Laogai-kampen en de export van goederen die in die kampen geproduceerd worden.

Wat betreft de Mensenrechtenraad (UNHCR), dit blijft - zoals ik al eerder heb gezegd en het aanvankelijke scepticisme ten spijt - nog steeds het belangrijkste forum voor de mensenrechten, en er zijn ook positieve signalen, zoals in het geval van Darfoer. De Commissie wil samenwerken met de andere instellingen van de EU en met gelijkgezinde partners om de politisering van de UNHRC te doorbreken, en wil ook samenwerken met andere partnerlanden.

Wat betreft het Bureau voor de grondrechten, bleek in het debat in de Raad bij de aanneming van de verordening voor de oprichting van het Bureau duidelijk dat de heersende opvatting was dat het mandaat van dat Bureau niet moest worden uitgebreid naar derde landen. Desondanks voorziet de verordening er wel in dat er drie jaar na de aanvang van de werkzaamheden van het Bureau een evaluatie van die werkzaamheden moet plaatsvinden. Met die evaluatie zal ook de vraag worden beantwoord of het toepassingsgebied of de taken van het Bureau moeten worden uitgebreid.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Tot besluit van het debat is er één ontwerpresolutie(1) ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats.

Aangezien wij gehoord hebben dat de heer Coveney ons Parlement gaat verlaten, wil ik deze gelegenheid te baat nemen om hem niet alleen te feliciteren met zijn verslag, dat zoals alle sprekers erkend hebben uitmuntend is, maar ook met het werk dat hij gedaan heeft. Ik wens hem alle succes en veel geluk in de uitoefening van zijn nieuwe verantwoordelijkheden en activiteiten.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de opmerkingen in het mensenrechtenverslag over de situatie in Turkije moeten nu worden aangevuld met het laatste nieuws. Ik verwijs naar de brute moord van vorige week in Malatya. Vijf jonge moslimstudenten drongen het kantoor van een kleine christelijke uitgeverij binnen, bonden drie mannen aan handen en voeten aan stoelen vast, martelden hen en sneden uiteindelijk bij allen de keel door. Een van de vermoorde mannen was een Duitser van 46 jaar met drie schoolgaande kinderen. De twee anderen waren Turken. Er zaten meer dan 160 steekwonden in het lichaam van de Duitser.

Helaas kan deze gebeurtenis niet slechts als een incidenteel geweldsdelict zonder politieke dimensie worden beschouwd. Het verband met de propaganda die in het land wordt beoefend en getolereerd, is zeer duidelijk: voorafgaand aan de moord was er in Turkije en vooral in Malatya sprake van jarenlange propaganda tegen christenen en vooral missionarissen. Aan deze propaganda werd deelgenomen door de media in al hun vormen en de autoriteiten, de politie, de gouverneur, imams en docenten. Dezelfde propaganda is te zien in de media in het hele land en heeft af en toe absurde vormen aangenomen, zoals de bewering dat missionarissen Turkije proberen te verdelen om de grote voorraden mineralen in handen te krijgen.

De gebeurtenissen zijn het logische gevolg van het nationalisme en de xenofobie die in de media ten toon worden gespreid. Het doelwit zijn de ene keer de Koerden en de andere keer de joden of christenen. Het is opvallend dat, terwijl de vrijheid van meningsuiting op basis van artikel 301 van het Turkse Wetboek van Strafrecht in sterke mate wordt beperkt, hetzelfde artikel betreffende het kleineren van de Turkse identiteit mensen aanzet tot het schrijven van ongefundeerde artikelen die als brandstof dienen voor deze geweldsdaden.

Ik wil benadrukken dat ik niet tegen het Turkse lidmaatschap van de Europese Unie ben. Turkije moet de Europese Unie er echter van overtuigen dat het een eind wil maken aan deze propaganda die onderdeel is geworden van het dagelijks leven en nu mensenlevens kost.

 
  
MPphoto
 
 

  Jules Maaten (ALDE), schriftelijk. - Ik verwelkom van harte dit mensenrechtenverslag, en in het bijzonder de gekozen lijn van zelfevaluatie erin. Het is belangrijk dat er goed gekeken wordt naar de doelmatigheid van het Europees mensenrechtenbeleid, en dat er inderdaad een kritische evaluatie wordt gemaakt.

Ik ben er eveneens van overtuigd dat een consistent Europees buitenlands beleid een absolute prioriteit moet geven aan het bevorderen van democratie, aangezien een democratische samenleving de enige voedingsbodem is voor het respect van mensenrechten.

Ik ben ook voorstander van een onafhankelijk operationeel Europees instrument voor het promoten van Democratie, met het voorbeeld van de ‘Endowment for Democracy’ in de Verenigde Staten in het achterhoofd. Want we hebben een mensenrechtenbeleid nodig dat onafhankelijk is van diplomatieke of economische relaties.

 
  

(1) Zie notulen.

Juridische mededeling - Privacybeleid