De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0076/2007) van Kurt Joachim Lauk, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over de overheidsfinanciën in de EMU in 2006 (2007/2004(INI)).
Ik wijs erop dat de heer Schwab als plaatsvervanger van de rapporteur optreedt.
Andreas Schwab (PPE-DE), plaatsvervangend rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het doet me deugd dat wij te elfder ure debatteren over de economische en monetaire ruimte van de Europese Unie. Met dit initiatiefverslag reageert het Europees Parlement voor het eerst op de herziening van het Stabiliteits- en groeipact, die in maart 2005 door de staatshoofden en regeringsleiders is vastgesteld. De herziening had betrekking op het preventieve en het corrigerende deel van dit Pact.
Doel van dit Pact is onverminderd een buitensporig tekort te vermijden, op middellange en lange termijn voor een begrotingsevenwicht te zorgen en gezonde overheidsfinanciën te bewerkstelligen. Met het onderhavige verslag wordt de balans van één jaar opgemaakt. Die periode is heel kort, eigenlijk te kort en zij valt in een jaar, het jaar 2006, dat wordt gekenmerkt door een zeer gunstige economische conjunctuur. Deze gunstige ontwikkeling heeft een positieve effect gehad op het financieel beleid van de lidstaten. Het is duidelijk dat een beoordeling over een dergelijk korte periode niet definitief kan zijn. De vuurproef voor het herziene Pact volgt in de komende jaren.
Het verslag bevat een beoordeling van de huidige situatie. De rapporteur, Kurt Joachim Lauk, die vandaag helaas niet aanwezig kan zijn, heeft er bewust van afgezien namen van lidstaten en hun prestaties te noemen. Dit verslag was immers niet bedoeld om landen cijfers te geven; dat zou volgens de rapporteur niet dienstig zijn geweest. Het lijkt nuttiger om een totaalbeoordeling op te maken van wat er tot nu tot is bereikt.
De Commissie economische en monetaire zaken heeft zich uitgebreid met dit verslag beziggehouden en de gedachtewisseling in dit verband was zeer opbouwend en vruchtbaar. Namens collega Lauk wil ik vooral dank betuigen aan de schaduwrapporteur van de sociaaldemocraten, de heer Rosati, en de schaduwrapporteur van de liberalen, mevrouw In 't Veld, voor hun goede en constructieve samenwerking. Het verslag is in de commissie met overweldigende meerderheid aangenomen.
Ik zal kort ingaan op de essentie van dit verslag. De statistische onderzoeken onderstrepen dat de bandbreedte tussen tekort en groei te groot is en dat er een correlatie tussen een hoog tekort en een lage groei bestaat. De cijfers over 2006 laten zien dat 21 van de 25 lidstaten met een laag tekort of een klein overschot tegelijkertijd een hoge groei kennen. Dit feit bevestigt de opvatting dat terugdringing van het begrotingstekort de economische activiteit stimuleert en de werkloosheid doet afnemen.
Tegen deze achtergrond zijn in dit verslag drie hoofdpunten uitgewerkt. Om te beginnen pleit de Commissie economische en monetaire zaken er krachtig voor om in economisch voorspoedige tijden de overheidsfinanciën structureel op orde te brengen. De lidstaten moeten de hogere belastinginkomsten als gevolg van de conjuncturele opleving gebruiken om de schulden te verkleinen. Wij moeten ervan doordrongen blijven dat stimulering van de groei de vraag en de werkgelegenheid doet toenemen. Dat het gunstige conjuncturele klimaat onvoldoende wordt gebruikt ter consolidering van de begroting, is vatbaar voor kritiek.
Ten tweede dringen wij er bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat het hebben van een nieuwe overheidsschuld uiterlijk in 2015 onwettig of ongrondwettelijk wordt verklaard, zoals door een aantal lidstaten en regio’s binnen de Europese Unie al is gedaan. Het amendement op paragraaf 20, dat door rapporteur Kurt Joachim Lauk is ingediend, voorziet in duidelijkheid hieromtrent. Het luidt: Enkel voor de lidstaten van de eurozone dient zulks bindend geregeld te worden, niet voor alle 27 lidstaten van de Europese Unie. Dat lijkt een zinvolle oplossing en ik verzoek u namens de rapporteur om in te stemmen met dit amendement, dat door de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten is ingediend.
Ten derde wordt er in het verslag op aangedrongen een vergelijkbare basis te creëren voor de tekortberekeningen van de lidstaten. Tegen de achtergrond van een toenemende samengroei in de Europese economische en monetaire unie is een gemeenschappelijke basis met betrekking tot de daadwerkelijke omvang van de schuld namelijk een belangrijke en noodzakelijke vereiste.
Staat u mij toe om de laatste twintig seconden te benutten voor twee slotopmerkingen. Het herziene Stabiliteits- en groeipact heeft in 2006 in grote lijnen goed gefunctioneerd. Het blijft een systeem op basis van regels. Sinds de herziening worden alle tekorten boven 3 procent van het bbp aangemerkt als buitensporig. Dat neemt niet weg dat er zorgen bestaan over de langzame terugdringing van de overheidsschuld in alle lidstaten.
In deze korte periode heeft het Stabiliteits- en groeipact dus gefunctioneerd. Of dat zo zal blijven moeten we nog afwachten. De vuurproef volgt in de komende jaren. Wij verwachten van de lidstaten dat zij hun beste beentje zullen voorzetten.
Joe Borg, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie is ingenomen met het verslag van de heer Lauk en is dankbaar voor de hoge kwaliteit van het werk van de Commissie economische en monetaire zaken. Met het krachtige economische herstel dat we momenteel in Europa en de eurozone zien, hebben de lidstaten een uitgelezen kans om hun overheidsfinanciën te verbeteren en klaar te stomen voor de uitdagingen van de toekomst, zoals de vergrijzing. In dit opzicht komt het verslag van de heer Lauk op een goed moment.
De Commissie is het zonder meer eens met de opmerking in het verslag dat het herziene Stabiliteits- en groeipact naar behoren werkt. Veel lidstaten hebben zich zeer ingespannen om aan hun verplichten met betrekking tot het Pact te voldoen. Sinds de herziening van het Pact zijn zowel het corrigerende deel als het preventieve deel ervan volledig geïmplementeerd in overeenstemming met de bepalingen van de herziening. Bovendien is het duidelijk dat er geen enkele clementie is getoond bij de handhaving van het herziene Pact.
Vorig jaar is het begrotingstekort in zowel de eurozone als de individuele lidstaten aanzienlijk afgenomen. In de eurozone bedroeg de afname nominaal 0,9 procent, waardoor de afname in structurele termen waarschijnlijk ook boven de 0,3 procent komt te liggen die de Commissie het afgelopen najaar nog verwachtte.
De algemene economische vooruitzichten voor 2007 zijn al even bemoedigend. De aanhoudend gunstige cyclische omstandigheden in de eurozone vragen om maatregelen om de begroting in 2007 en de jaren daarna verder te consolideren. De inspanningen om de begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn te verwezenlijken moeten worden opgevoerd en procyclisch begrotingsbeleid moet worden vermeden.
De ministers van Financiën van de eurozone hebben vorige week bevestigd dat zij vastbesloten zijn om de huidige economische groei en de hoger dan verwachte belastinginkomsten ten volle te gebruiken voor het voeren van een gezond begrotingsbeleid, en om meevallers te gebruiken voor het verlagen van het begrotingstekort en de staatsschuld.
De Commissie deelt ook de zorgen van het Parlement met betrekking tot de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn en besteedt in toenemende mate aandacht aan de beoordeling hiervan. In verband hiermee heeft de Commissie in oktober 2006 een nieuw verslag uitgebracht over de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn in de Europese Unie. Dat verslag is gebaseerd op de prognoses van de verwachte leeftijdsgerelateerde overheidsuitgaven voor de EU, en bevestigt hoe belangrijk het is om de houdbaarheid te verbeteren door middel van een combinatie van begrotingsconsolidatie en structurele hervormingen.
De Commissie heeft haar inspanningen om te bereiken dat houdbaarheidsoverwegingen in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van de begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn voortgezet. De verbetering van het budgettaire evenwicht op de middellange termijn zal bijdragen aan het verwezenlijken van houdbaarheidsdoelstellingen op de lange termijn.
Een andere belangrijke ontwikkeling is de toenemende aandacht voor de kwaliteit van de overheidsuitgaven, in overeenstemming met de Lissabonstrategie. Dit richtsnoer voor het beleid is onderdeel van de geïntegreerde richtsnoeren die de Europese Raad in maart van dit jaar heeft vastgesteld. De Commissie is er ook dankbaar voor dat in het verslag de inspanningen van de Commissie om de statistische governance te versterken worden erkend. De Commissie heeft recentelijk verslag uitgebracht aan het Parlement en de Raad over de kwaliteit van de statistische gegevens die door de lidstaten worden aangeleverd.
Tot slot, terwijl het corrigerende deel van het Stabiliteits- en groeipact de verwachte resultaten heeft opgeleverd, is het beeld bij het preventieve deel meer gemengd. Nationale begrotingsregels en instanties kunnen in dit verband een belangrijke rol vervullen. Er is vorig jaar op dit gebied vooruitgang geboekt, en de Commissie werkt momenteel aan een verdere verbetering van de doeltreffendheid van het preventieve deel van het Pact. In deze context stel ik de steun van het Parlement voor deze aanpak zeer op prijs.
José Manuel García-Margallo y Marfil, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, de manier waarop de heer Schwab het verslag van de heer Lauk heeft verdedigd, was zo briljant en zo accuraat dat ik de grote lijnen zal volgen die hij heeft uitgezet.
Ik deel de zorgen van de heer Schwab over de ontwikkeling van de overheidsschulden. We hebben vorig jaar een veel sterkere groei gehad dan in de jaren daarvoor, we zijn dichterbij ons groeipotentieel gekomen, en toch blijven de overheidsschulden boven de grenzen liggen die we in het Verdrag van Maastricht hebben vastgesteld.
Alles wijst erop dat we het komend jaar een behoorlijke groei zullen hebben, maar dat die groei lager zal zijn dan vorig jaar, wat betekent dat de overheidsschulden een punt van zorg zullen blijven.
Een punt van zorg - en ook hier ben ik het weer eens met de rapporteur en met de commissaris - dat des te klemmender wordt als we kijken naar de verwachte ontwikkeling van de bevolking, de zogeheten vergrijzing, die wel eens een van de grote uitdagingen kan worden in de eeuw die nog niet zo lang geleden is begonnen.
De levensverwachting stijgt, de vruchtbaarheidscijfers blijven buitengewoon laag, en dat betekent dat de bevolking in de werkzame leeftijd zal dalen en dat we daarom, vroeg of laat, de arbeidsmarkt zullen zien krimpen, en dat wil weer zeggen dat binnen niet al te lange tijd veel meer mensen afhankelijk van het socialezekerheidsstelsel zullen worden en veel minder mensen zullen bijdragen aan de financiering van die sociale zekerheid.
Ik ben het eens met de heer Schwab - die net als ik christendemocraat is - dat de levensvatbaarheid van het socialezekerheidsstelsel geen punt van discussie is en niet in twijfel moet worden getrokken. Het gaat er juist om dat we de fundamenten van het stelsel versterken, zodat we aan onze sociale verplichtingen zullen kunnen blijven voldoen.
Het verslag van de heer Lauk bevat een aantal aanbevelingen die ik wil onderschrijven, en ik wil er een paar uit eigen koker aan toevoegen.
Ik ben het er mee eens dat we een uniforme basis moeten scheppen om de verschillende begrotingen beter met elkaar te kunnen vergelijken, maar ik zou graag willen dat we van de particuliere sector een boekhoudtechniek overnemen, een soort raming, een boekhoudkundige raming om rekening te kunnen houden met de verplichtingen waarvan we weten dat we ze zullen hebben.
Ik denk dat het voor de hand ligt om in tijden van voorspoed de overheidsschuld terug te dringen en dat doen we niet of niet voldoende.
In de derde plaats denk ik dat we het hele stelsel van overheidsinkomsten en -uitgaven opnieuw tegen het licht moeten houden, om ervoor te zorgen dat onze economieën productiever worden en we meer middelen tot onze beschikking zullen hebben, onder andere om de sociale uitgaven te kunnen bekostigen. Ik denk dat we met pensioen gaan niet meer als een verplichting, maar als een recht zouden moeten gaan zien, waarmee we de mogelijkheid openen om later met pensioen te gaan en de overheidsfinanciën, want daar hebben we het over, te gebruiken om de mensen te stimuleren om langer aan het werk te blijven.
Als laatste punt denk ik dat we erover moeten denken om de sociale premies, als de essentiële, vrijwel enige kern van het socialezekerheidsstelsel, te vervangen door belastingen, en met name door de belasting op de toegevoegde waarde, wat presidentskandidaat Sarkozy zo briljant “sociale BTW” heeft genoemd in het debat dat in zijn land wordt gevoerd.
Ik wil nogmaals mijn dank uitspreken aan de rapporteur, die vandaag niet aanwezig is, de persoon die hem vervangt en de commissaris, voor het feit dat een groot deel van onze standpunten is overgenomen.
Dariusz Rosati , namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, gezonde overheidsfinanciën vormen de basis van een duurzame economische ontwikkeling. Ik juich het zeer toe dat er in de Europese Unie sinds een jaar een duidelijke verbetering op dit gebied valt te bespeuren. Maar met de huidige gunstige conjunctuur zouden schulden en tekorten nog sneller teruggebracht moeten kunnen worden. Daarom worden de lidstaten in het verslag van dit jaar, dat is opgesteld door de heer Lauk, opgeroepen de gunstige marktsituatie te benutten voor het doorvoeren van noodzakelijke aanpassingen in de overheidsfinanciën, het versnellen van structurele hervormingen, zoals op de arbeidsmarkt en in de dienstensector, en het verminderen van de administratieve lasten voor het zakenleven.
Ik feliciteer de heer Lauk met zijn uitstekende verslag en bedank hem tegelijk voor de goede samenwerking. Ik zou aandacht willen vragen voor vier kwesties.
Ten eerste wordt in paragraaf 26 van het verslag van dit jaar de Commissie aangemoedigd te onderzoeken of het nut heeft onafhankelijke nationale instanties op te richten die de jaarlijkse tekortniveaus bepalen, zodat op middellange termijn een evenwichtige begroting kan worden gerealiseerd. Ik wend mij dus via de heer Borg tot commissaris Alumnia met de vraag te onderzoeken of raden voor fiscaal beleid, die onafhankelijk zijn van politieke druk, een bruikbaar instrument zouden zijn voor het verlagen van het tekort. In het bijzonder gaat het erom conjunctureel gunstige periodes te benutten om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Ik geloof dat ik het in dit verband eens ben met degenen die voor mij spraken. Veel onderzoeken wijzen namelijk uit dat overheden neigen naar overmatige begrotingstekorten en alleen bereid zijn tot hervormingen in tijden van crisis.
Ten tweede wil ik aangeven dat we niet kunnen instemmen met paragraaf 20, waarin staat dat een nieuwe overheidsschuld ongrondwettelijk verklaard moet worden. Ik wijs erop dat elke overheid het recht heeft zich te bewegen binnen het kader van het Verdrag van Maastricht. Dit Verdrag staat een overheidsschuld tot 60 procent toe. Natuurlijk mag een schuld die dit niveau overschrijdt, beschouwd worden als ongrondwettelijk. Het amendement van de ALDE-Fractie, waarin deze grens wordt benadrukt, zou ik daarom willen steunen.
Ten derde wordt in het verslag onderstreept dat het herziene Stabiliteits- en groeipact een sleutelinstrument is bij het handhaven van de begrotingsdiscipline in de lidstaten. Ik ben het eens met de auteur dat de herziening van het Pact zowel de flexibiliteit als de effectiviteit ervan heeft vergroot. In dit verband wil ik de Commissie oproepen om nauwlettend te controleren of de lidstaten de regels van het Pact wel naleven.
Ten vierde en tot slot adviseert het Parlement te onderzoeken of een uniforme begrotingsprocedure voor alle lidstaten haalbaar is. Zo’n procedure zou naast een gemeenschappelijk tijdschema voor het opstellen van de begroting ook gemeenschappelijke uitgangspunten omvatten op het gebied van de belangrijkste macro-economische parameters, die in de hele Europese Unie uniform moeten worden vastgesteld. Ik ben van mening dat deze veranderingen niet alleen de begrotingsdiscipline in de lidstaten kunnen verhogen, maar ook de coördinatie van het fiscale beleid in EU-verband ten goede zouden komen.
Wojciech Roszkowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Lauk geeft een nauwkeurige beschrijving van de situatie en is tevens een niet mis te verstane les voor de landen die nog geen deel uitmaken van de Economische en Monetaire Unie. De heer Lauk heeft terecht de belangrijkste bedreigingen voor de Europese Unie in kaart gebracht, dus de aanhoudend hoge begrotingstekorten en de onvermijdelijke groei van de uitgaven als gevolg van de vergrijzing in de EU. Tevens heeft hij opgemerkt dat een versnelde economische groei een catastrofe kan voorkomen. Het verslag geeft echter geen antwoord op de basale vraag hoe deze groei dan bereikt moet worden, aangezien de economieën van de lidstaten minder concurrerend zijn dan die van de wereldleiders, en er in haast geen enkele lidstaat een actief gezinsbeleid wordt gevoerd. Uit het verslag van de heer Lauk is duidelijk op te maken dat de besloten club die de Economische en Monetaire Unie is, geen duidelijk recept heeft om de naderende dreigingen het hoofd te bieden. Ik illustreer met twee voorbeelden hoe de voornaamste uitdaging waarvoor de EU-landen zich geplaatst zien, wordt genegeerd. In de debatten wordt relocalisatie bijvoorbeeld niet beschouwd als een kans, maar als een bedreiging voor landen met hogere productiekosten door landen met lagere productiekosten. In zulke debatten wordt dikwijls gesproken over “de demografische uitdagingen”, alsof het niet duidelijk is dat het gaat om een dramatische terugloop van het geboortecijfer. Er wordt veel gesproken over het recht op anticonceptie en het recht op abortus, er worden veel debatten gevoerd over homofobie – juist vandaag nog het derde in de reeks van de afgelopen twee jaar. Ik zou willen weten waar het debat over een actieve gezinspolitiek in de Europese Unie blijft. Omdat namelijk alleen de groei van het geboortecijfer een vergroting van deze geheimzinnige “demografische uitdaging” kan voorkomen. Vertegenwoordigers van de lidstaten debatteren graag over de volwassenheid of onvolwassenheid van andere landen, maar voor landen die verplicht zijn de euro in te voeren, is dit ongetwijfeld een belangrijke les.
Sahra Wagenknecht, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij vinden dat met dit verslag een volledig verkeerde weg wordt ingeslagen! We laten zo de kans liggen op een dringend noodzakelijke koerswijziging. Er staat geen woord van kritiek in op het beleid van de ECB, dat uitsluitend gericht is op prijsstabiliteit en daarmee het groeipotentieel van de EU remt en verstikt. Degenen die in de lidstaten de begrotingen opstellen, worden in het verslag uitsluitend gemaand tot bezuinigingen om de tekorten terug te dringen. Er wordt met geen woord gerept over de rampzalige belastingconcurrentie in de Europese Unie met de verdere verlaging van de bedrijfsbelasting. In Duitsland maken we net weer een ronde mee in deze dumpingwedloop.
Het is duidelijk dat de overheidsfinanciën in de lidstaten er veel beter voor zouden staan als de rijken en vermogenden en vooral de vette winsten van de multinationals eindelijk eens adequaat werden aangepakt in plaats van ze steeds maar fiscaal te bevoordelen.
Het verslag staat echter bol van de neoliberale beleidsvoorstellen. Zo wordt aangedrongen op een herstructurering van de overheidsuitgaven die voorziet in de oprichting van publiek-private partnerschappen, zelfs in de onderwijssector. Daarmee wordt opnieuw, koste wat het kost, een cruciaal aspect van het algemeen belang geofferd aan het profijtbeginsel.
De in het verslag gestelde eis aan de lidstaten dat het hebben van een nieuwe overheidsschuld uiterlijk in 2015 onwettig of ongrondwettelijk wordt verklaard, is gewoonweg bizar. Inwilliging van die eis zal elke vorm van begrotingsbeleid de das om doen.
Met dit verslag is de kans gemist om op Europees niveau een beleid te bevorderen dat zich richt op een sociaal rechtvaardige en solidaire ontwikkeling. Mijn fractie zal het verslag daarom verwerpen.
John Whittaker, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de rapporteur accepteert dat de overheidsfinanciën in verschillende landen van de eurozone nog steeds niet op orde zijn. De hoge schulden van Italië en Griekenland zijn niet substantieel afgenomen. De tekorten nemen dan wel af, maar dat is het gevolg van de enigszins hogere economische groei, die weer het gevolg is van het herstel van de wereldeconomie. Het is geen bewijs dat het Stabiliteitspact werkt.
Het nieuws uit Spanje van deze week laat echter zien dat zwakke overheidsfinanciën niet de enige bedreiging voor het functioneren van de euro vormen. Spanje heeft een verschrikkelijk handelstekort van 9,5 procent van het bbp, en de sterke stijging van de huizenprijzen, die de binnenlandse vraag heeft gestimuleerd, is nu echt voorbij. Die stijging van de huizenprijzen werd veroorzaakt door de eurorente, die veel te laag was, maar die nu te hoog is. Spanje kan nu ernstige economische problemen tegemoet zien, met een stijgende werkloosheid en verslechterende overheidsfinanciën. De normale oplossing voor dit dilemma zou zijn dat Spanje de rente verlaagt en zijn munt devalueert, maar geen van beide opties is beschikbaar omdat Spanje de gemeenschappelijke munt heeft.
Er zijn daarom drie mogelijke uitkomsten. De eerste daarvan is dat de Europese Centrale Bank, om een crisis vóór te zijn, de eurorente verlaagt. Duitsland zou dit niet leuk vinden, omdat het tot een hogere inflatie zou leiden; ook zou de Europese Centrale Bank hierdoor haar moeizaam verworven reputatie verliezen dat ze de inflatieverwachtingen laag weet te houden.
De tweede mogelijke uitkomst is dat Spanje uit de eurozone treedt en zijn eigen munteenheid weer invoert, waardoor er een devaluatie kan plaatsvinden en de rentevoet laag kan worden gehouden. Ja, we hebben het punt bereikt dat dit niet langer ondenkbaar is. Dit zou tot ernstige problemen leiden met de particuliere en overheidsschulden, en die problemen zouden overwaaien naar de hele eurozone.
Andere landen zullen dit niet willen, wat de derde mogelijke uitkomst tot de meest waarschijnlijke maakt, en dat is een grootschalige financiële reddingsoperatie door de andere landen, de regels van het Verdrag van Maastricht die dit verbieden ten spijt. Dit zou gepaard gaan met een centralisatie van de bewaking van de Spaanse overheidsfinanciën.
Ik weet niet welke van deze uitkomsten uiteindelijk werkelijkheid zal worden, maar het is tijd dat we de situatie onder ogen zien: Spanje is een groot land en de Europese Unie zal het niet gemakkelijk vinden om werkeloos toe te kijken in een recessie.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). - (HU) Ik wil de heer Lauk van harte feliciteren met zijn uitstekende verslag waarin een duidelijk standpunt naar voren komt met betrekking tot een duurzaam niveau van overheidsfinanciën binnen de eurozone. Persoonlijk zou ik het belangrijk vinden als dergelijke analyses niet alleen werden gemaakt van de begrotingstekorten, maar tevens van bijvoorbeeld de prestaties van de lidstaten wat betreft de naleving van het inflatiecriterium. Ook hier zou een procedure inzake buitensporige tekortkomingen op zijn plaats zijn.
Ik wil hier graag vijf punten uitlichten. Ten eerste: je kunt de jaarlijkse en cumulatieve tekorten niet op statische wijze, onafhankelijk van de economische groei, analyseren, aangezien de belangrijkste taak van de nieuwe lidstaten die bij de eurozone willen horen, erin bestaat om gelijke tred te houden met de andere landen. Dit wordt ook gestimuleerd door de structuurfondsen en het Cohesiefonds als gevolg waarvan snellere groei tijdelijk gepaard kan gaan met een tekort van meer dan 3 procent. Voorbeelden hiervan zijn de economische prestatie van Tsjechië in 2005 en die van Slowakije in 2006. De trend is gezond te noemen als de cumulatieve schuld kan worden teruggedrongen.
Ten tweede: we moeten er in het bijzonder op letten dat bepaalde lidstaten niet proberen eenmalige privatiserings- of PPP-constructies te verhullen en deze bij de terugdringing van het tekort op te tellen. De rapporteur heeft deze activiteit en het gevaar dat erin schuilt helder uiteengezet. Op deze manier lenen lidstaten zich namelijk voor praktijken met economisch dubieuze resultaten, waardoor de transparantie afneemt. Met het oog hierop moeten de middelen van de Europese Commissie om dergelijke trucjes te doorzien worden versterkt. Laten we bekijken hoe de landen er echt voor staan; beoordelingsoverwegingen mogen alleen aan de orde komen bij procedures inzake buitensporige tekorten. Dit is niet alleen van belang voor de stabiliteit van de eurozone maar ook omdat de achteraf gebleken of verhulde tekorten de geloofwaardigheid van de EU-instellingen in de betreffende lidstaat aantasten. Dit was onlangs bijvoorbeeld het geval in Hongarije, waar de berekeningen van de Commissie een goed presterende lidstaat op de rand van faillissement wisten te brengen. Deze kwestie, de politieke rol van de Commissie, moet het onderwerp vormen van een apart debat.
Ten derde: naar mijn mening getuigt het feit dat de voorwaarden voor toetreding tot de eurozone strenger zijn dan die voor het gedrag van bestaande leden, van een dubbele politieke moraal die veranderd moet worden. Hiervoor zijn nooit sancties opgelegd, terwijl het al een duidelijke sanctie op zich is als een land niet wordt toegelaten tot de eurozone. Als voorbeeld kunnen de prestaties van Frankrijk, Duitsland en Italië worden genoemd: niemand heeft deze landen ooit een haarbreed in de weg gelegd, laat staan dat zij ook maar één enkele euro als borg hebben moeten betalen.
Ten vierde: met het oog op de stabiliteit van de eurozone vind ik het terecht dat de nationale wetgeving in een verbod op verdere schulden moet voorzien. Ofschoon iedere lidstaat deze kwestie zelf moet zien op te lossen en de omstandigheden per land verschillen, moet een positieve primaire balans toch als minimale voorwaarde kunnen worden gesteld aan alle landen die tot de eurozone behoren.
Ten vijfde: de belangrijkste doelstelling is de uitvoering van het proces van Lissabon en de verbetering van het fiscale beleid, bijvoorbeeld door middel van een passende reactie op de uitdagingen waarvoor de vergrijzing ons stelt. De belangrijkste indicator daarbij is de werkgelegenheid: een criterium dat aanschouwelijker is en bovendien de duurzaamheid van de overheidsfinanciën beter weergeeft dan het werkloosheidscijfer. Naar dit getal moet vaker worden gevraagd bij lidstaten die zich in een riskante situatie bevinden. Een andere belangrijke doelstelling is de terugdringing van de belastingdruk, aangezien een groot aantal lidstaten met een herverdelingspercentage van boven de 50 procent pronkt, terwijl hun tradities niet uitgaan van het Scandinavische model.
Pervenche Berès (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik wilde eenvoudigweg aan de vorige spreker zeggen dat dit verslag duidelijk niet gaat over de kwestie van de uitbreiding van de eurozone, maar wel over de staat van de overheidsfinanciën in de Europese Unie.
In dat opzicht zou ik ons Parlement willen waarschuwen voor een poging, doorgevoerd door de rapporteur en spijtig genoeg bekrachtigd door onze commissie, die de hervorming van het Stabiliteitspact, zoals die overeengekomen werd, volledig uit evenwicht zou brengen omdat het verslag ons niets minder voorstelt dan het overheidstekort als ongrondwettelijk te beschouwen. Ik hoop dat het Parlement zo wijs zal zijn om deze opmerking te schrappen of te verbeteren, omdat die mijns inziens volledig ingaat tegen het optimale gebruik van overheidsfinanciën, die uiteraard moeten bijdragen tot financiële stabiliteit en ervoor moeten zorgen dat de toekomstige generaties onze schuld niet hoeven te betalen. Maar als we coherent onze strategie willen vervolgen, die investeringen op lange termijn vereist, lijkt me het feit om elk overheidstekort als ongrondwettelijk te beschouwen een toch wel – zacht uitgedrukt – heel kortzichtige ideologie.
Ik wil bovendien benadrukken dat de bijdrage van dit verslag tot een betere coördinatie van het economisch beleid evenals de dynamische visie van de heer Juncker en van commissaris Almunia ervoor zorgen dat we langzaam – te langzaam, maar zeker, naar ik hoop – vooruitgaan om tijdschema’s voor de begroting te coördineren en beter rekening te houden met coherente macro-economische gegevens voor de hele eurozone. Ik heb er goede hoop op dat wat gebeurd is binnen de eurogroep, namelijk een dynamische discussie voordat iedere lidstaat zijn eigen begrotingsstrategieën begint uit te werken, een regel wordt, tenminste binnen de eurozone.
Sta me toe om, in naam van de Commissie economische en monetaire zaken, erop te wijzen dat – wanneer dat het geval zou zijn – de parlementaire dimensie van deze anticipatie op nationale begrotingsstrategieën vanzelfsprekend versterkt zou moeten worden en dat het daartoe noodzakelijk is dat er een goede samenwerking tussen het Europees Parlement en de nationale parlementen tot stand komt of uitgebouwd wordt.
Dariusz Maciej Grabowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de rapporteur verdient een pluim voor het aansnijden van een belangrijk thema: de ernstige dreiging die de lidstaten wacht als gevolg van de vergrijzing. De rapporteur verdient lof voor zijn diagnose van deze ziekte en zijn prognose van het verloop ervan.
De behandeling die wordt voorgesteld, roept echter veel weerstand want zij bestaat namelijk in het terugdringen van het begrotingstekort van de lidstaten en het uniformiseren van hun financiële beleid. Paradoxaal genoeg wordt deze therapie voorgesteld door een Duitse afgevaardigde, dus iemand afkomstig uit een land dat de voorschriften over de hoogte van het begrotingstekort niet in acht heeft genomen, en dat tevens de belastingtarieven heeft verhoogd, waaronder het btw-tarief.
De behandeling die de rapporteur voorstelt, leidt om vele redenen tot onenigheid. Door het tijdsgebrek beperk ik me tot het noemen van de twee belangrijkste redenen. Ten eerste kan het probleem van de financiering van de pensioenen alleen opgelost worden door een actief beleid ter ondersteuning van het zakenleven, het terugdringen van de bureaucratie, een radicale verhoging van de investeringen in de infrastructuur en het loslaten van het kostbare subsidiëringsbeleid van de landbouw. De vrijgekomen middelen moeten worden bestemd voor onderzoek en ontwikkeling en regionale programma’s.
Ten tweede is een uniform begrotings- en fiscaal beleid een poging het financiële beleid van de nieuwe lidstaten te muilkorven, waarbij er geen aandacht is voor hun specifieke ontwikkelingsbehoeften. Als gevolg daarvan wordt het terugdringen van ontwikkelingsachterstand onmogelijk gemaakt.
Wij stemmen niet in met de conclusies van de rapporteur en zijn dus tegen. De Europese Unie heeft behoefte aan een grotere vrijheid voor de lidstaten bij het voeren van een begrotings- en fiscaal beleid. Alleen langs deze weg kan het probleem van arme samenlevingen uit de weg geruimd worden.
Othmar Karas (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, uit het verslag en het debat blijkt duidelijk dat het Stabiliteits- en groeipact een succes is. Het is een succes, omdat een openbaar debat over de overheidsfinanciën zonder Stabiliteits- en groeipact noch in de lidstaten, noch op Europees niveau in deze vorm zou plaatsvinden. Het Pact is een succes omdat het duidelijkheid en zekerheid schept en voor iedereen dezelfde doelen vaststelt. Het is een succes, omdat het voorziet in een regelgevingskader voor het nationale begrotingsbeleid. Het Stabiliteits- en groeipact is de Europese politieke aanvulling op de gemeenschappelijke munt en de gemeenschappelijke munt is ons belangrijkste en succesvolste antwoord op de globalisering.
Voorts blijkt dat het Stabiliteits- en groeipact een succes is, omdat de totale schuld en de jaarlijkse nieuwe schuldenlast procentueel konden worden verlaagd. Wij hebben ons doel echter nog lang niet bereikt en wij hebben de kans het proces te bespoedigen. De conjunctuur geeft ons de wind in de rug bij onze pogingen om de structurele tekortkomingen weg te werken, de liberaliseringsinspanningen te intensiveren en de uitdagingen van de demografische ontwikkeling onvervaard het hoofd te bieden. Schulden tengevolge van schulden en niet schulden tengevolge van investeringen in de toekomst maken de jeugd tot lastendragers van de natie. Schulden tengevolge van schulden zorgen voor een uitverkoop van de toekomst. Het jaarlijks overschot hebben we nodig om de staatsschuld in alle lidstaten terug te dringen en onze speelruimte in de toekomst te vergroten. Het verslag biedt ons mogelijk nadere impulsen op dit vlak.
Donata Gottardi (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is van essentieel belang dat er houdbare overheidsfinanciën binnen de landen van de Unie beschikbaar zijn, niet als een op zichzelf staand doel, maar als middel om het Europees sociaal model in te voeren, dat gekenmerkt wordt door onderzoek, investering, innovatie en concurrentievermogen, sociale samenhang en milieu- en energieduurzaamheid.
Het nieuwe en herziene Stabiliteits- en groeipact kan niet worden beschouwd als het enige instrument om het economisch beleid binnen de Europese Unie te coördineren, maar het moet, in combinatie met de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid en met een politieke en economische coördinatie voor het eurogebied als doel, worden toegepast.
Hoe meer uniforme procedures, gemeenschappelijk gedeelde parameters en gemeenschappelijke debatten over de begrotingsvooruitzichten er voortvloeien uit de tekst die we aannemen, des te belangrijker deze wordt. Dit betekent echter niet dat we uit zijn op een louter boekhoudkundige aanpak. Om ervoor te zorgen dat het tekort en de staatschuld worden teruggebracht, zullen er strikte, maar ook proactieve maatregelen, die zorgen voor duurzame economische en sociale ontwikkeling, ingevoerd moeten worden.
Ook ik wil benadrukken dat het zeer discutabel is om de lidstaten te vragen om een buitensporig tekort als nationaal ongrondwettig neer te zetten, niet in de laatste plaats vanuit het juridische standpunt van de formulering van de subsidiariteitsverhoudingen tussen de Unie en de lidstaten.
Ten slotte denk ik dat het belangrijk is om te benadrukken welke rol we willen spelen, dat wil zeggen de basis te leggen voor een systeem van overheidsfinanciën dat gericht is op groei.
Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, als bijdrage aan het debat over het verslag over overheidsfinanciën in de Economische en Monetaire Unie in 2006 wil ik de volgende opmerkingen maken.
Ten eerste klopt het dat de overheidsfinanciën in het overgrote deel van de lidstaten in 2006 aanzienlijk evenwichtiger zijn geworden. Toch heb ik sterke twijfels of deze verbetering valt toe te schrijven aan het Stabiliteits- en groeipact, zoals de Commissie lijkt te suggereren. Ik denk dat ze eerder het gevolg is van een uitzonderlijk gunstige conjunctuur.
Ten tweede ben ik van mening dat de toestand van de overheidsfinanciën in de afzonderlijke lidstaten nog niet bevredigend is. Ondanks een bijzonder gunstige conjunctuur hebben slechts drie landen uit de eurozone een begrotingsoverschot. Meer dan de helft van de landen uit de eurozone heeft een staatsschuld van meer dan zestig procent van het bbp.
Ten derde is nuttig er op te wijzen dat de overheidsfinanciën in de nieuwe lidstaten in een gunstiger toestand verkeren dan in de oude. De gemiddelde staatsschuld in de eurozone in 2006 bedroeg bijvoorbeeld in de vijftien oude lidstaten meer dan 63 procent, terwijl deze in de twaalf nieuwe lidstaten de zestig procent niet overschrijdt.
Ten vierde zou ik uiteindelijk willen opmerken dat de milde, inschikkelijke houding van de Commissie ten opzichte van de grootste lidstaten niet is veranderd, ondanks de herziening van het Pact. De Commissie en tolereert nog steeds aanzienlijke tekorten en zelfs de staatsschuld van deze landen. Dit contrasteert met de zeer strenge houding van de Commissie ten opzichte van de kleinere, en vooral ook de nieuwe lidstaten.
Joe Borg, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, namens commissaris Almunia wil ik u bedanken voor een zeer constructief debat. Hij verontschuldigt zich voor zijn afwezigheid hier vandaag, vanwege andere, niet te verzetten werkverplichtingen.
Zoals door enkele afgevaardigden is opgemerkt, geeft het krachtige economische herstel dat we momenteel in Europa en in de eurozone zien, de lidstaten een kans om de overheidsfinanciën te verbeteren en klaar te stomen voor de uitdagingen van de toekomst, zoals de vergrijzing. Als gevolg hiervan heeft de Commissie in oktober 2006 haar verslag uitgebracht over de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn, waarin wordt benadrukt hoe belangrijk het is om de houdbaarheid te verbeteren in de context van stijgende leeftijdsgerelateerde overheidsuitgaven.
De Commissie vindt het idee om een uniform tijdschema voor de begrotingsprocedures in de hele EU vast te stellen interessant. We moeten echter voorzichtig zijn, omdat we daarvoor de steun van de lidstaten nodig hebben. Bovendien zouden de praktische implicaties enigszins gecompliceerd zijn. Dat gezegd hebbende, moet ik ook zeggen dat tijdens de informele Raad Ecofin van afgelopen vrijdag is gesproken over de tussentijdse herziening van de Stabiliteitsdoelstellingen, voorafgaand aan de voorbereiding van de nationale begrotingen door de lidstaten. Dit is een belangrijke stap in de richting van een meer samenhangende en gecoördineerde manier om de nationale begrotingen op te stellen.
De Voorzitter. – Hartelijk dank, mijnheer de commissaris.
Het debat is gesloten.
De stemming over dit onderwerp vindt morgen om 12.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. – (EN) De stijging van de begrotingstekorten in enkele van de nieuwe lidstaten roept om gedecideerde en langdurige actie om door middel van aangepaste convergentieprogramma’s een levensvatbare strategie voor de consolidatie van de begrotingen van die landen ten uitvoer te leggen. Daar staat tegenover dat willekeur bij de tenuitvoerlegging van het Stabiliteits- en groeipact de prikkel om de begrotingen in deze lidstaten op orde te brengen waarschijnlijk zal doen afnemen. De behandeling van dit verslag over de overheidsfinanciën in de EMU in 2006 geeft ons daarom de kans om onze zorg uit te spreken over een al te rigide benadering van het beheer van buitensporige begrotingstekorten. Om regelmatige inbreuken door lidstaten die problemen hebben bij het in evenwicht brengen van hun overheidsfinanciën te voorkomen, moet het Stabiliteits- en groeipact een prikkel blijven om begrotingsaanpassingen door te voeren in de lidstaten van de EU, en daarom moet voorkomen worden dat de herziening leidt tot de onwenselijke situatie dat er meer willekeur in de tenuitvoerlegging van het Stabiliteits- en groeipact sluipt.
Natuurlijk is fiscale discipline een essentieel element bij de convergentie van de nationale inkomens van de nieuwe lidstaten met die van de EU-15. Een grotere transparantie bij de tenuitvoerlegging, waarbij rigide en willekeurige procedures worden vermeden, en een betere vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van de gegevens zijn echter niet alleen nodig om de toetreding van de nieuwe lidstaten tot de eurozone te vergemakkelijken, maar ook voor een wezenlijk hogere groei en een groter concurrentievermogen in deze landen.