De Voorzitter. - Ik verklaar de op donderdag 26 april 2007 onderbroken zitting te zijn hervat.
2. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering : zie notulen
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, voor de vergadering van vandaag stond oorspronkelijk ook een debat over het roaming-verslag op het programma. Het Europees Parlement heeft namelijk tijdens de triloog van 2 mei jongstleden - met instemming, overigens, van alle fracties en van alle bij de triloog betrokken landen - een pakket compromissen aan de Raad gepresenteerd. Helaas heeft de Raad tot nog toe geen instemming betuigd met dit pakket. Daarom kunnen we vandaag geen debat voeren en morgen niet stemmen over het verslag.
Brian Crowley (UEN). – A Uachtaráin, ba mhaith liom comhghairdeas a dhéanamh le Rialtas na hÉireann, le Rialtas na Breataine, agus leis an Rialtas nua i mBéal Feirste.
(EN) Mijnheer de Voorzitter, gisteren is er in Noord-Ierland een nieuwe regering geïnstalleerd en werd de opgeschorte Assemblee voor Noord-Ierland in ere hersteld. Deze vertegenwoordigt wat in het verleden de meest extreme vleugels van het unionisme en het nationalisme zouden zijn genoemd. Nu zijn ze bij elkaar gebracht om een nieuwe regering te vormen voor Noord-Ierland. Zoals de winnaars van de Nobelprijs ons zeiden, is dit voor ons een geweldige kans om niet alleen alle betrokkenen te feliciteren en hen ertoe aan te zetten een nieuwe weg te vinden voor de oplossing van de conflicten en de problemen tussen de verschillende gemeenschappen, maar ook de Europese Unie te feliciteren met haar niet-aflatende inzet voor en steun aan de bevolking van Noord-Ierland gedurende de afgelopen 20 jaar.
Dat zoiets geweldigs gisteren kon plaatsvinden, is te danken aan het feit dat die mensen stonden op de schouders van reuzen: niet alleen op die van John Hume en Lord Trimble, die hier vandaag aanwezig zijn, maar ook op die van Jaques Delors, die als eerste met het plan en het idee voor een vredesprogramma voor Noord-Ierland kwam, en op die van Helmut Kohl en anderen.
Wij moeten daar vandaag bij stil staan en verzekeren dat we onze inzet zullen voortzetten. Als voorzitter van de UEN-Fractie en vertegenwoordiger van een regeringspartij, betuig ik mijn dank aan alle collega’s hier en aan al mijn collega’s in Ierland, die samen hebben gewerkt om dit doel te bereiken.
We moeten ook stilstaan bij de slachtoffers, bij het kwaad, de schade en het letsel die zo velen werden aangedaan. Wij mogen de verliezen echter niet als etterende wonden laten doorzweren en onze dialoog erdoor laten vergiftigen. Veeleer moeten we inzien dat die tijd voorbij is, en er nu een andere tijd is. Onze opdracht en onze rol is nu ervoor te zorgen dat onze kleinkinderen de toekomst van Noord-Ierland met meer vertrouwen tegemoet kunnen zien.
Laten we de woorden van de oude dichter niet vergeten, die zei: ‘Al zijn mijn botten gebroken en vloeit mijn bloed weg, in mijn hart klopt nog steeds de hoop van de mensheid om al haar noden te vinden en te lenigen’.
(Applaus)
De Voorzitter. - Dank u voor uw verklaring, mijnheer Crowley. Ik deel u bij deze mede dat ik een felicitatiebrief heb gestuurd aan de premier en de vice-premier. We hopen op een goede toekomst voor Noord-Ierland, Ierland, Groot-Brittannië en de Europese Unie.
3. Samenstelling van de Tijdelijke Commissie klimaatverandering (termijn voor de indiening van amendementen): zie notulen
4. Agenda
De Voorzitter. - Met instemming van alle fracties is een corrigendum rondgedeeld op de agenda die voor vandaag en morgen is vastgesteld tijdens de vergadering van maandag 23 april. Ik heb een aantal verzoeken om wijziging van die agenda ontvangen, en die luiden als volgt.
Woensdag:
De Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten heeft een verzoek ingediend om de behandeling van het verslag van de heer Brok over het jaarverslag 2005 over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (A6-0130/2007) uit te stellen tot de vergaderperiode van mei in Straatsburg.
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. - (FR) Onze collega, de heer Brok, heeft een operatie ondergaan. Hij dacht dat hij deze week weer hier zou zijn, maar dat is niet het geval. Desalniettemin kan ik u verzekeren dat hij in goede gezondheid verkeert - hem kennende, let hij goed op zijn gezondheid - en dat hij tijdens de vergaderperiode in Straatsburg weer van de partij zal zijn. Daarom wil ik u vragen, dames en heren, het debat over dit verslag uit te stellen.
(Het Parlement willigt het verzoek in)
De Voorzitter. - De Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement vraagt om het verslag van mevrouw Astrid Lulling (A6-0148/2007) over de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken uit te stellen tot de vergaderperiode van mei in Straatsburg.
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wens ik namens onze fractie de heer Brok het allerbeste en goede beterschap.
Dan nu het verslag-Lulling. Vandaag heb ik met mevrouw Lulling gesproken. Er is een aantal problemen - en laat ik eerlijk zijn, met name in Bulgarije - met betrekking tot veranderingen die het verslag-Lulling met zich mee zou brengen. Aangezien wij graag nogmaals met mevrouw Lulling en met de vertegenwoordigers van de andere fracties zouden willen spreken, in een poging om alsnog een consensus te bereiken over deze netelige kwestie, vragen wij om het debat uit te stellen tot de volgende vergaderperiode in Straatsburg. Dat staat los van partijpolitieke overwegingen, want alle politieke groeperingen in Bulgarije hebben hiermee te maken. Het zou niet goed zijn om een negatief signaal af te geven, als wij over een week of twee misschien een oplossing via consensus kunnen vinden.
Astrid Lulling (PPE-DE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, er is geen objectieve reden om vandaag niet te debatteren over mijn verslag en het morgen niet in stemming te brengen. De Commissie economische en monetaire zaken heeft dit verslag na maandenlange discussies goedgekeurd - nadat het voorstel van de Commissie, zoals schriftelijk is vastgelegd, op 28 september 2006 aan ons was voorgelegd. Als Commissie economische en monetaire zaken hebben wij minstens vijf keer gedebatteerd over dit voorstel. Iedereen heeft zijn zegje kunnen doen. De amendementen zijn ingediend binnen de vastgestelde termijnen en ze zijn vertaald.
Afin, ik begrijp natuurlijk heel goed waarom de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement dit voorstel tot uitstel doet. De socialisten willen de minimumtarieven voor accijnzen verhogen, terwijl men er in Bulgarije tegen is. De socialisten zijn bang voor de Europese verkiezingen daar een standpunt in te nemen. Daarom is dit verzoek om uitstel een regelrechte leugen. In werkelijkheid ligt hieraan een politieke reden ten grondslag, geen objectieve. Ik roep mijn collega’s daarom op hier tegen te stemmen.
Nils Lundgren (IND/DEM). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, wij mogen geen minachting voor de democratie tonen, wat wij wel zouden doen als wij de discussie over dit verslag tot na de Bulgaarse verkiezingen uitstelden. Het is een ontzettend belangrijk democratisch principe dat het volk - in dit geval de Bulgaren - zoveel mogelijk informatie tot zijn beschikking heeft als het naar de stembus gaat. Het doel van het voorgestelde uitstel is precies het tegendeel, namelijk hierover pas te discussiëren als de Bulgaarse verkiezingen voorbij zijn. Ik verzet mij hier resoluut tegen en alle goede democraten zouden zich om dezelfde reden hiertegen moeten verzetten.
8. Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen
9. Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven gevolg: zie notulen
10. Versterking van de Europese wetgeving inzake voorlichting en raadpleging van werknemers (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen
11. Verklaring van de Voorzitter (Estland)
De Voorzitter. - Mij is verzocht om een korte verklaring af te leggen over de situatie in Estland, en als ik het wel heb, willen de fractievoorzitters hierna eveneens een korte verklaring afleggen. Kennelijk is dat inderdaad het geval. De verklaring van Schuman van 9 mei 1950 gaf Europa het fundament voor de opbouw van een partnerschap in vrede en vrijheid tussen landen die voorheen op vijandelijke voet met elkaar stonden. Toen ons voorheen verdeelde continent vreedzaam aaneen was gegroeid, werd de Europese Unie de waarborg voor vrede, vrijheid en welvaart in heel Europa. Tot onze grote trots mogen wij vandaag Schuman-dag vieren met zevenentwintig lidstaten van de Europese Unie. 9 mei is echter ook, om andere redenen, een controversiële datum, zoals onlangs is gebleken bij het geschil rond het monument voor de sovjetsoldaten in de Estse hoofdstad Tallinn. Daarom herinneren wij aan onze resolutie van 12 mei 2005, waarin het Europees Parlement stelde dat het einde van de Tweede Wereldoorlog voor sommige landen onderwerping betekende aan een nieuwe tirannie, namelijk aan die van de Sovjet-Unie. Eveneens herinneren wij onszelf eraan dat meningsverschillen over historische gebeurtenissen nooit met geweld mogen worden uitgevochten, en wij veroordelen de ongeregeldheden en plunderingen ten scherpste.
De huidige president van de Republiek Estland, voormalig lid van het Europees Parlement Toomas Hendrik Ilves, sloeg naar aanleiding van de gebeurtenissen voor de Estse ambassade de spijker op zijn kop: „In Europa is het niet gebruikelijk om het aftreden te eisen van een democratisch gekozen regering in een buurland. In Europa is het ondenkbaar dat het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer wordt geschonden.“
We herinneren aan onze resolutie van 8 juni 2005 over de bescherming van minderheden en maatregelen ter bestrijding van discriminatie van deze minderheden, waarin wij onder andere verklaarden dat nationale minderheden een verrijking zijn voor Europa. De Europese Unie is gegrondvest op waarden. De bescherming van deze waarden is onze gemeenschappelijke taak. Wanneer een land van de Europese Unie onder druk wordt gezet, gaat ons dat allen aan, en Estland kan rekenen op onze solidariteit.
(Applaus)
Tunne Kelam, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u bedanken voor uw steun en solidariteit.
Ik wil ook graag uiting geven aan mijn dankbaarheid jegens alle collega’s voor de uitzonderlijke steun aan en solidariteit met Estland. Wat er gebeurt tussen een lidstaat van de EU, Estland, en de Russische Federatie is namelijk geen bilaterale kwestie, maar een kwestie die heel de EU aangaat. Het is een testcase die moet uitwijzen of de EU werkelijk een politieke Unie is, een in solidariteit en eenheid gewortelde Unie. Vandaag wordt getest of de reactie van de EU duidelijk en eensgezind is en op het juiste tijdstip komt. Wij verwachten dat de EU zich krachtig zal uitspreken voor onvoorwaardelijke solidariteit.
In de eerste plaats moeten we ons bevrijden van wensdenken. De manier waarop de Russische Federatie een lidstaat van de EU bejegent, is geen uitzondering. President Poetin heeft in zijn toespraak in München een nieuwe, veel assertievere Russische buitenlandse politiek aangekondigd. Je zou het een neo-imperialistische of revanchistische politiek kunnen noemen. Het doel is om - tenminste gedeeltelijk - de macht die Rusland in het verleden uitoefende over de Baltische koloniën, en daarna over de landen van het voormalige Warschaupact, te heroveren. Daarbij vertrouwt het op de huidige explosieve groei van de energiemarkt, waardoor de Russische invloed weliswaar wordt versterkt maar ook misbruik wordt gemaakt van een deel van de Russische bevolking dat buiten Rusland woont.
Ik wil onomwonden duidelijk maken dat president Poetin deze Russen zijn medelandgenoten noemt. Dat wil ik ten zeerste bestrijden. De Russen die in Estland leven, zijn mijn landgenoten, en ik ben er trots op dat 99 procent van hen loyaal is gebleven aan de Estse staat, niet aan Poetin.
(Applaus)
Het gaat daarom niet alleen om solidariteit: het sleutelwoord is ‘soevereiniteit’. Het gaat om de soevereiniteit van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. Deze kunnen we alleen maar bereiken als we met één stem spreken en eensgezind optreden. Als een lidstaat heeft besloten een duidelijker beeld te scheppen van zijn verleden, en dat openlijk en op een waardige manier doet, en dan plotseling het doelwit wordt van gerichte druk van de kant van een gigantisch buurland, als de ambassade in Moskou een hele week min of meer wordt gegijzeld, als oproer met het doel de rechtsorde te destabiliseren door een buitenlandse mogendheid wordt geïnspireerd en met diens steun wordt georganiseerd, als Russische ambtsdragers een democratisch gekozen regering oproepen om af te treden, als een economische blokkade wordt ingesteld, als de websites van Estse overheidsinstellingen nog steeds worden lamgelegd door massale cyberaanvallen - een innovatieve vorm van propagandaoorlog -, dan is bezorgdheid over de soevereiniteit van de staat in kwestie op zijn plaats.
Samenvattend: er is nog een andere vorm van soevereiniteit die we moeten verdedigen: het zelfbeschikkingsrecht over ons eigen verleden en ons recht daar zelf een oordeel over te vellen. U hebt verwezen naar de resolutie van het Europees Parlement van twee jaar geleden over de vele Europese landen die het slachtoffer zijn geworden van de door de Sovjet-Unie van Stalin uitgeoefende nieuwe tirannie. Er loopt nog steeds een scheidslijn door Europa, namelijk tussen enerzijds de westerse democratieën die de illegale inlijving van de Baltische staten in de Sovjet Unie in 1940 en de bezetting daarvan, als gevolg van het pact tussen Hitler en Stalin, nooit hebben erkend en anderzijds de Russische Federatie, die het bestaan van het pact nog steeds ontkent en bovendien probeert haar voormalige slachtoffers het recht op zelfbeschikking over het eigen verleden te ontnemen. Daarom hebben we solidariteit nodig, en ik ben u allen zeer veel dank verschuldigd voor de solidariteit waarvan u blijk geeft.
(Applaus)
De Voorzitter. - Dank u zeer, mijnheer Kelam. Aangezien u een burger en eerbare persoonlijkheid uit Estland bent, heb ik u tweemaal zoveel spreektijd gegeven als u eigenlijk was toegewezen. Ik hoop echter dat anderen uw voorbeeld niet zullen volgen!
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik hoop dat ook ik eerbaar ben, al ben ik niet uit Estland afkomstig. Ik heb de voorzitter van onze Estse delegatie, de heer Tarand, gevraagd het woord te voeren. Omdat hij echter later in de vergadering het woord zal voeren, heeft hij mij verzocht duidelijk te maken dat de gehele Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement volledig achter Estland en achter de afgevaardigden uit Estland staat, en dat wij iedere interventie van buitenaf en iedere interventie van Russische zijde van de hand wijzen.
Wij staan niet alleen achter het beginsel dat ambassades en diplomatieke gebouwen en percelen met respect dienen te worden behandeld, maar we staan eveneens achter het beginsel dat de soevereiniteit van een land en van diens bevolking dient te worden gerespecteerd.
Ik wil hier graag een persoonlijke opmerking aan toevoegen. Ikzelf ben enkele maanden na het einde van de oorlog in een destijds door de Sovjets bezette zone in oostelijk Oostenrijk geboren. Ik weet nog goed dat mijn ouders, familieleden en vrienden vertelden hoe blij zij waren dat de Russische soldaten ons waren komen bevrijden van het nazi-regime. Ook weet ik nog goed dat diezelfde mensen bang waren dat de sovjettroepen zouden blijven als bezetters. In Oostenrijk hadden wij het geluk - een geluk dat de geschiedenis ons toebedeelde - dat ons land werd bevrijd. Vele anderen - zoals de mensen die slechts twintig kilometer ten oosten van mijn woonplaats woonden - hebben geen bevrijding meegemaakt maar bezetting.
Daarom vinden wij dat Rusland eindelijk moet erkennen dat veel Russische soldaten weliswaar als bevrijders zijn gekomen, maar dat zij een regime met zich mee brachten dat diezelfde bevrijders tot bezetters maakte. Rusland moet ook erkennen dat vele volken onderdrukt zijn, niet alleen in de Sovjet-Unie zelf, maar ook in veel naburige landen. Indien dit inzicht aanvaard werd, zou dat de dialoog veel gemakkelijker maken. Ik hoop dat alle burgers aan beide kanten van de voormalige grens van het Oostblok deze twee waarheden kunnen aanvaarden.
Het deed onze fractie veel verdriet de heer Ilves te verliezen als lid van onze fractie, maar nu zijn wij blij dat een zo verstandig man als hij president van Estland is. Ik geef twee korte citaten van hem. Hij vestigde de aandacht op de website van een jonge Russische vrouw die schreef: „Wij zijn Russen, maar Estland is ons land.“ Hij voegde hier aan toe: „Dank je, Maria.“ De laatste zin van zijn redevoering, die zeer opmerkelijk is, luidt als volgt:
(EN) ‘Het is gebruikelijk dat de verschillen die zo nu en dan opduiken tussen staten, worden opgelost door diplomaten en politici, niet op straat of met aanvallen via internet. Dat is het gedrag van andere landen, of, ik zou willen zeggen, van andere tijden, elders, niet in Europa.’
(DE) In Europa moeten wij met elkaar een dialoog aangaan en met elkaar spreken, in plaats van ambassades aan te vallen of voor die ambassades demonstraties te houden. Het is immers de dialoog die het wezen van Europa uitmaakt.
Siiri Oviir, namens de ALDE-Fractie. - (ET) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst hoop ik dat ik, aangezien ik namens mijn fractie spreek, niet beduidend minder tijd krijg dan de vorige spreker.
Wij spreken vandaag over de betrekkingen tussen Estland en Rusland en in verband hiermee moeten wij natuurlijk spreken over de gebeurtenissen die eind april in Estland plaatsvonden. Wij mogen ook de oorzaak van deze gebeurtenissen niet negeren: de Bronzen Soldaat. Dit standbeeld werd door de Sovjetautoriteiten opgericht ter ere van de bevrijders van Tallinn. De bevrijding van Tallinn was in feite het bombarderen van Tallinn op 9 maart 1944, waarbij 40 procent van het bewoonde gebied van Tallinn werd verwoest en honderden mensen omkwamen.
Dit werd bevrijding genoemd, terwijl Esten in de ene na de andere deportatiegolf naar Siberië werden gebracht. Er was geen gezin dat niet door de repressie werd getroffen. Mijn vader werd in 1941 naar Siberië gedeporteerd en keerde pas 21 jaar later naar huis terug. Na de dood van Stalin ging mijn overgrootmoeder, die ook naar Siberië was gedeporteerd, lopend en alleen terug naar haar vaderland Estland. Toen mijn familie op een avond terugkwam van het werk, vonden zij haar zittend op de trap van ons huis, maar helaas was mijn overgrootmoeder toen al overleden. Ik kan mij die tijd nog goed herinneren.
Als monument dat voor een bevrijder was opgericht, was de Bronzen Soldaat voor veel Esten een symbool van zeer pijnlijke ervaringen. Toch stond het nog vijftien jaar, dus vijftien jaar nadat Estland zijn onafhankelijkheid had herwonnen, op een centraal plein in onze hoofdstad.
Wat gebeurde er op 26 april? Wat gebeurde er die nacht? De crisis rondom het monument begon in feite ongeveer een jaar geleden, toen een samenkomst van extremisten, die met vlaggen van de Sovjet-Unie zwaaiden, het monument veranderden van een monument voor de gevallenen in een symbool van de overwinning van de Sovjetbezetting, waardoor het een permanente bron van spanning werd. Tot dan toe kwamen er elk jaar veteranen bijeen, en ondanks het feit dat er op het graf soms alcohol werd gedronken en er zelfs op het graf werd gedanst, greep de politie nooit in.
In de nacht van 26 april braken er echter rellen uit in het centrum van Tallinn en deze breidden zich later, gelukkig op kleinere schaal, uit naar enkele grenssteden. De relschoppers vernielden alles wat zij tegenkwamen, zoals auto’s en bushaltes, maar vooral ramen. Groepen jongeren braken in bij winkels en stalen er alles. Vooral slijterijen waren populair, maar ook andere winkels, zoals van Armani en Hugo Boss en juwelierswinkels.
Aangezien wij in een mediatijdperk leven, werd dit allemaal opgenomen en live op televisie uitgezonden. Er is nu een grote hoeveelheid videomateriaal van deze gebeurtenissen. De politie greep pas in toen de jeugdbendes te agressief werden. De politie gebruikte gummiknuppels en waterkanonnen, maar geen vuurwapens. Die nacht werd de Bronzen Soldaat van het Tõnismägi-plantsoen overgebracht naar de militaire begraafplaats, waar het beeld sinds gisteren weer voor publiek toegankelijk is. Daarna begonnen de aanvallen uit Rusland, de propaganda-aanvallen die de vorige sprekers al noemden, die uitliepen in de eis van de Russische Doema om de Estse regering te vervangen. Ik rond nu af. Mijn excuses, mijnheer de Voorzitter.
(Spreker wordt onderbroken)
Tot slot wil ik iedereen bedanken die Estland heeft gesteund en blijft steunen. Dat is voor ons een grote eer en steun. Bedankt, mijnheer de Voorzitter, en nogmaals mijn excuses.
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik mij graag aansluiten bij mijn collega’s en solidariteit en steun betuigen aan het adres van de Estse regering en het Estse volk, en in de tweede plaats de ‘pestkop’-tactiek van de Russische regering aan de kaak stellen, die onzekerheid en instabiliteit probeert te creëren, niet alleen in Estland maar in alle Baltische staten.
In veel opzichten zien wij hier een nieuwe vorm van een totalitair of autoritair systeem dat het gepeupel inzet om een ambassade aan te vallen, dat misbruik maakt van zijn macht op energiegebied om anderen te laten zwichten voor de invloed van de Russische regering en dat - het belangrijkste van alles - wordt gekenmerkt door een voortdurend verlangen om symbolen van overheersing en onderwerping op te dringen overal waar mensen zich hebben ontworsteld aan totalitaire regimes.
Vandaag is het onze taak en rol naar onze Estse collega’s te luisteren. Wij moeten luisteren naar hun roep en smeekbede om steun en solidariteit. Het allerbelangrijkst is het echter dat wij, omdat Rusland voor ons een waardevolle partner is bij de toekomstige ontwikkelingen, een beroep doen op Rusland en het vragen de maatregelen te nemen die nodig zijn om te garanderen dat de rechten van alle lidstaten van de Europese Unie gelijkelijk worden gerespecteerd, of het nu grote of kleine staten zijn, buurlanden of geen buurlanden, voormalige kolonies of geen voormalige kolonies.
Tot slot zou onze meest dringende boodschap moeten gaan naar de burgers van Estland, om hun te laten zien dat ze, nu Estland volwaardig lid is van de Europese Unie, niet in de steek zullen worden gelaten, zoals dat in het verleden is gebeurd.
Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, wij hebben deze discussie over de geschiedenis van Europa al veel vaker gevoerd. De vorige keer ging het debat over de inschatting van de Sudeten-problematiek in de Tsjechische Republiek. Destijds zeiden wij al - ik herhaal - dat wij een Europese interpretatie van de oorlog nodig hadden en afstand moesten doen van nationale interpretaties. De Europese interpretatie is in dit geval eenvoudig. Het Rode Leger heeft zijn bijdrage geleverd aan de bevrijding van Europa van het nationaal-socialistische fascisme. Dat is gewoon een feit, en hiervoor heeft het grote offers gebracht. Laten we buiten beschouwing laten welke verantwoordelijkheid Stalin droeg voor de opkomst van Hitler, want dat is een ander debat.
Vervolgens werd het Rode Leger echter een bezettingsleger, een leger dat vrijheid onmogelijk maakte. Ook dat is een deel van de Europese geschiedenis. Als je lelijke bronzen beelden verwijdert, is dat voor het culturele landschap van een stad ook geen ramp; dat draagt eerder bij aan de verfraaiing van de stad. Wij moeten echter in dit debat heel duidelijk maken - en ik hoop dat we dat dan in het debat over Rusland ook zullen horen - dat Poetin op dit punt uit alle macht op onenigheid probeert aan te sturen. Wij moeten ons allemaal solidair verklaren met de regeringen van Letland en Estland.
Tegelijkertijd moeten we echter, hoe solidair we ook zijn, erkennen dat er in de Baltische staten een probleem speelt rond de Russische minderheid. De geschiedenis heeft ons allen geleerd dat er een sociaal conflict ontstaat als een minderheid - in dit geval gaat het om dertig procent van de bevolking - erbij wil horen, maar zich van haar rechten beroofd voelt.
Ik weet dat meerderheden dit altijd negeren. De Turken hebben ons ook altijd verteld dat er geen Koerdisch probleem is in Turkije. Toch bestaat er wel degelijk een Koerdisch probleem in Turkije, en er bestaat ook een probleem van de Russische minderheid en haar rechten. Daarmee wil ik niet zeggen dat de Russische minderheid goed is, maar als minderheid dient zij rechten te hebben. Als deze rechten niet worden erkend, is het moeilijk om een consensus in de samenleving te bewerkstelligen.
Gabriele Zimmer, namens de GUE/NGL-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, inderdaad is het vandaag 62 jaar geleden dat de vertegenwoordigers van nazi-Duitsland de onvoorwaardelijke capitulatie hebben ondertekend, waarmee er een einde kwam aan een van de zwartste hoofdstukken van de Europese geschiedenis. De volkeren van de toenmalige Sovjet-Unie hebben een beslissende bijdrage geleverd aan deze overwinning en daarvoor ook een enorme tol betaald. Dit alles dienen wij op passende wijze te waarderen en het dient ons tot nadenken te stemmen. Daarom ben ik het van harte eens met wat de directeur van het Wiesenthal-centrum in Jeruzalem zei over de gebeurtenissen in Tallinn, woorden die mij diep raakten:
(EN) ‘Hoewel het centrum ondubbelzinnig misdaden tegen Esten van welke overtuiging en welke nationaliteit dan ook, begaan onder het Sovjetbewind, veroordeelt, mag nooit worden vergeten dat het het Rode Leger was, dat een einde heeft gemaakt aan de massamoord die door de nazi’s en hun collaborateurs ter plaatse werd gepleegd op Ests grondgebied, tot op de laatste dag van de bezetting door nazi-Duitsland. Het door de regering verwijderen van het monument uit het centrum van Tallinn getuigt dan ook van een betreurenswaardig gebrek aan inlevingsvermogen in de omvang van de misdaden van de nazi’s en kan als beledigend worden opgevat door de slachtoffers daarvan.’
(DE) Mijn fractie vindt het uiterst betreurenswaardig dat de geschillen in Tallinn over binnen- en buitenlandse aangelegenheden op een dergelijke crisis zijn uitgelopen, en wij roepen alle partijen op om tot bedaren te komen en een dialoog te beginnen. Dat een vreedzame demonstratie in de Estse hoofdstad in rellen is ontaard en er door politieoptreden een dode en vele gewonden zijn gevallen, is buitengewoon verontrustend. Uit het feit dat het zover heeft kunnen komen, blijkt wel dat het ontbreekt aan een dialoog tussen de Estse meerderheid en de Russische minderheid. Daarom wil ik onderstrepen dat wij als Europees Parlement hiervoor mede verantwoordelijk zijn, omdat wij ons te weinig hebben verzet tegen deze achterstelling van de Russische minderheid in de Baltische staten.
Al even betreurenswaardig zijn de buitenproportionele reacties uit Rusland. Mijn fractie steunt krachtig het verzoek aan Rusland om zijn internationale verplichtingen op grond van de toepasselijke verdragen na te komen en niet alleen het terrein, maar ook het personeel van de Estse ambassade te beschermen en onbelemmerde toegang hiertoe mogelijk te maken. Wij doen eveneens een beroep op het Duitse voorzitterschap van de Raad om bij te dragen aan een deëscalatie en een dialoog tussen Estland en Rusland. Met de Top EU/Rusland in het verschiet moeten er geen barrières worden opgeworpen maar juist bruggen worden gebouwd.
VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS Ondervoorzitter
Nils Lundgren, namens de IND/DEM-fractie. - (SV) Mijnheer de Voorzitter, het eerste en belangrijkste dat hier naar voren moet worden gebracht, is dat Estland een zelfstandige natie is en geen Russische vazalstaat. Dat houdt in dat wij niet binnensmonds moeten mompelen dat we Rusland en de geschiedenis van het land moeten begrijpen. We moeten eerder begrijpen dat Rusland Estland een blokkade oplegt en eist dat diens regering, de regering van een ander land, aftreedt. Ik benadruk dat wij voor dit soort zaken geen begrip dienen te hebben. De Russische regering, de Russische minderheid in Estland en alle anderen hebben natuurlijk het recht om kritiek uit te oefenen op de verplaatsing van een bronzen beeld, maar Estland is geen Russische vazalstaat die binnen de Russische belangensfeer valt, maar een vrije en zelfstandige natie.
Het is ongelukkig dat de heer Cohn-Bendit in dit Parlement begint te praten over heel andere kwesties, namelijk over de toestand van de Russische minderheid in de drie Baltische republieken. Zeker, dat is een interessante discussie op zich, maar nu praten we over de vraag of Rusland het recht heeft om te handelen zoals het gehandeld heeft. Dat recht heeft het namelijk helemaal niet. Het - op zich uitstekende - feit dat het Rode leger Hitler overwonnen heeft, is niet relevant. Die overwinning is iets dat we kunnen vieren, maar daarna heeft het Rode leger zich in Estland gevestigd voor een langdurige onderdrukking.
In 1939 lag Finland ten noorden van de Finse golf en Estland ten zuiden van de Finse golf. De landen hadden ongeveer dezelfde levensstandaard en leken in veel opzichten op elkaar. Aan het eind van de Russische bezetting was Finland één van de rijkste en succesvolste landen, terwijl Estland diep in de put zat, waar het zich nu succesvol uit opwerkt. Die kosten mogen niet vergeten worden. We zijn nu dus niet verplicht om Rusland te begrijpen. Waar we wel aan moeten denken is dat wij spreken over de zelfstandige natie Estland, en niet over een Russische vazalstaat.
(Applaus)
Bruno Gollnisch, namens de ITS-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, er bestaat nog steeds geen geschiedschrijving met als enig doel de benadering van de waarheid. Tot nu toe heeft zij altijd een ideologisch doel gehad. Daarom wordt voortdurend het essentiële feit verzwegen dat het verderfelijke bondgenootschap tussen Molotov en von Ribbentrop, tussen Stalin en Hitler, dat wil zeggen tussen het communisme en het nationaal-socialisme, heeft geleid tot de gewelddadige invasie van Estland, waar de aanwezigheid van het Rode Leger is uitgemond in arrestaties, deportaties, willekeurige executies en decennialange miskenning van alle burgerrechten.
Tegenwoordig is iedereen voor de vrijheid van de Baltische staten. Maar toen de heer Le Pen en de leden van de door hem voorgezeten fractie in oktober 1987 in het Franse parlement de Baltische staten wilden uitsluiten van de werkingsfeer van de met Rusland gesloten verdragen - omdat zij vonden dat hun annexatie illegaal was en deze met geweld tot stand was gekomen - waren alle andere politieke partijen tegen. In werkelijkheid, dames en heren, waren de Esten en de Russen het slachtoffer van het communisme. Gezien de grote offers die het Russische leger later heeft gebracht, kunnen wij uiteraard begrijpen dat de Russische minderheid, en met name de oud-strijders, zich vernederd voelen. De grote Franse dichter Baudelaire zei ooit: de doden, arme doden: hun verdriet is zwaar.
Laten we Estland de vrijheid geven zelf een manier te vinden om degenen te eren wier offer uiteindelijk geen andere legitieme betekenis heeft dan dat zij hun naties hebben verdedigd - de onafhankelijkheid, de soevereiniteit en de identiteit van ieder van die naties.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
12. Top EU/Rusland (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de Top EU/Rusland.
Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, geachte afgevaardigden, voordat ik mezelf wijd aan mijn eigenlijke onderwerp, wil ik heel even ingaan op het voorafgaande debat. Het voorzitterschap van de Raad, en daarmee ook de Europese Unie, heeft tijdig gereageerd op het conflict, niet in de laatste plaats omdat dit raakte aan de soevereiniteit van een lidstaat van de Europese Unie, maar heeft tegelijk ook solidariteit getoond en bijgedragen aan de deëscalatie van de toestand, waar mevrouw Zimmer op aandrong. Ook dit is tijdig gebeurd en uiteraard zullen we dit moeten blijven doen.
Vandaag, 9 mei, vieren wij de dag van Europa, de dag die symbool staat voor Europese integratie. Sinds Robert Schuman het voorstel deed tot oprichting van een Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, heeft Europa een lange, moeilijke, maar in mijn ogen ook succesvolle weg afgelegd naar de huidige Europese Unie van zevenentwintig lidstaten, naar een Europa dat een niveau van stabiliteit en welvaart heeft bereikt waar de wereld ons om benijdt. Die historische prestatie was zonder een politiek ruime visie en een geduldige strategie niet mogelijk geweest.
Die ruime visie en geduldige strategie zijn ook vereist wanneer het gaat om de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland. Terecht beschouwt de Europese Unie Rusland als partner en buurland waarmee het verbonden is door een strategische samenwerking. Er is nauwelijks een land waarmee de Europese Unie zulke verreikende en intensieve betrekkingen onderhoudt als met Rusland. Een van de fundamentele lessen van de Europese geschiedenis is dat stabiliteit en welvaart in Europa op den duur alleen kunnen worden gewaarborgd met Rusland. Ook de grote mondiale uitdagingen kunnen we uiteindelijk alleen samen tot een goed einde brengen. Ik noem de strijd tegen het internationale terrorisme, het voorkomen van de verspreiding van massavernietigingswapens of de gevaren van de klimaatverandering. Nauwe samenwerking tussen de Europese Unie en Rusland is eveneens onontbeerlijk als we succes willen boeken in internationale conflicten, zoals in Kosovo, met betrekking tot Iran of in het Midden-Oosten.
Onze gemeenschappelijke belangen, maar ook onze wederzijdse afhankelijkheid, zijn in dit tijdsgewricht van globalisering veel belangrijker dan hetgeen ons scheidt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de energie, waarbij vaak wordt vergeten dat Rusland afhankelijk is van ons, want wij nemen tachtig procent van de Russische gasexporten af. Voor de dringend noodzakelijke modernisering van zijn economie kan Rusland niet buiten samenwerking met de Europese Unie, en de Europese Unie heeft er zeer veel belang bij om Rusland verder aan zich te binden. Andersom is de Europese Unie - zoals president Poetin terecht constant zegt - de ideale partner van Rusland, en met de “Europese Unie” bedoelt hij uiteraard alle zevenentwintig lidstaten.
Aangezien onze samenwerking met Rusland wordt gekenmerkt door onderlinge banden en is gegrondvest op het “vier ruimten”-beleid waarover we het eens zijn geworden, wil het Duitse voorzitterschap van de EU gebruikmaken van de Top EU/Rusland van 18 mei aanstaande in Samara om het partnerschap met Rusland verder te verstevigen en uit te breiden. Daarbij willen wij ons niet slechts beperken tot gedachtewisselingen. Veeleer is het de bedoeling om van deze topconferentie positieve signalen te doen uitgaan, in de richting van een versterking van het partnerschap en de samenwerking met Rusland. Daar blijven we ons krachtig voor inzetten. We weten dat wij op zijn laatst op deze topconferentie moeten beginnen met de onderhandelingen over een vervolg op de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst.
In samenwerking met de Commissie doet het Duitse voorzitterschap nog steeds zijn uiterste best om een oplossing te vinden voor de nog onopgeloste kwestie van het Russische invoerverbod op Poolse landbouwproducten. Na de talrijke gesprekken tussen de Commissie, Polen en Rusland is het nu tijd dat Rusland een datum noemt voor de opheffing van het invoerverbod. Het openen van onderhandelingen over een nieuwe strategische overeenkomst zou een belangrijk politiek signaal kunnen zijn en duidelijk maken dat beide partijen zich blijven inzetten voor de verdere ontwikkeling van hun partnerschap. Dit mag uiteindelijk uiteraard niet stuklopen op een technische aangelegenheid.
Het is in ons gemeenschappelijk belang om de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland op een nieuwe leest te schoeien, en om nieuwe gezamenlijke beginselen te formuleren. Ik denk wat dat betreft bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van een energiepartnerschap tussen de EU en Rusland op basis van betrouwbare regels en randvoorwaarden. President Poetin heeft in oktober vorig jaar in Lahti de verzekering gegeven dat deze beginselen zullen worden opgenomen in een nieuwe overeenkomst. Reeds op de Top EU/Rusland willen wij met Rusland spreken over de manier waarop wij voortaan frictie over energiezaken en onderbrekingen in de levering kunnen voorkomen, waarbij het instellen van een vroegtijdig waarschuwingssysteem een belangrijke rol zou kunnen spelen.
Omdat het energiebeleid en het klimaatbeleid nauw met elkaar samenhangen, zijn ook klimaatverandering en veiligheid onderwerpen die op de top aan de orde dienen te komen. Zoals u weet is de Europese Unie bereid omdat uiterlijk in 2020 haar uitstoot van broeikasgassen te verminderen met dertig procent, mits andere industrielanden vergelijkbare verplichtingen aangaan. Daarom zou het een groot succes zijn als we Rusland voor deze doelstelling wisten te winnen.
Bij het partnerschap tussen de EU en Rusland gaat het echter om meer dan enkel energievraagstukken en economische vraagstukken. Op het gebied van onderwijs, onderzoek en cultuur is er sprake van een groot, onvolledig benut potentieel voor de verdieping van de betrekkingen tussen de EU en Rusland. Juist op toekomstgerichte gebieden als deze kunnen beide partijen profiteren van meer interconnectie en hechtere onderlinge banden. Juist omdat de Europese Unie hier een buitengewone kans krijgt om de transformatie van Rusland te begeleiden en het land Europese waarden te laten aannemen, willen we deze top aangrijpen om een nauwere samenwerking op deze terreinen te bevorderen, bijvoorbeeld door meer academische uitwisseling en samenwerking op het gebied van onderzoek.
De versterking van de veiligheid in Europa vergt nauwe samenwerking, op basis van vertrouwen tussen de EU en Rusland. We zijn ons ervan bewust dat het de laatste tijd niet altijd even eenvoudig was om met Rusland over dit onderwerp te praten, en we hebben met bezorgdheid kennisgenomen van de Russische uitlatingen over een moratorium op het CVSE-verdrag. Net als bij de discussie over het antiraketsysteem moet op dit punt alles in het werk worden gesteld om een nieuwe spiraal van wantrouwen te voorkomen, want alleen door wederzijds vertrouwen en praktische samenwerking zullen we erin slagen om Europa duurzame veiligheid te bieden.
Derhalve zullen wij ook blijven proberen om Rusland te overtuigen van de noodzaak steun te geven aan een oplossing voor de toekomstige status van Kosovo op basis van het plan-Ahtisaari. Daarmee zou het namelijk een essentiële bijdrage leveren aan de Europese veiligheid. Eveneens zou de medewerking van Rusland sterk bijdragen aan het bereiken van een oplossing voor de zogeheten frozen conflicts in Moldavië en de zuidelijke Kaukasus.
Bij waar partnerschap hoort ook een dialoog over omstreden kwesties. Daarom wil ik hier onderstrepen dat wij in Samara ook over de interne ontwikkeling van Rusland zullen spreken, waarbij met name de afgelopen tijd kritische vraagtekens in de EU zijn gezet, en waardoor grote bezorgdheid is gerezen. Dat geldt vooral voor de toestand van de media en het maatschappelijk middenveld. Het harde optreden van de Russische autoriteiten tegen demonstraties in Moskou, Sint Petersburg en Nizjni Novgorod is maar een voorbeeld van een ontwikkeling die velen als problematisch beschouwen en die zo ook niet aanvaardbaar is.
Op 3 mei vond in Berlijn de vijfde dialoog over de mensenrechten tussen de EU en Rusland plaats. De Europese Unie uitte met name bedenkingen ten aanzien van de toestand van het recht op vrijheid van meningsuiting en van vergadering, vooral met het oog op de aanstaande parlements- en presidentsverkiezingen in Rusland. Voorts gaf de EU onomwonden uitdrukking aan haar bezorgdheid omtrent de situatie van de Russische niet-gouvernementele organisaties en het maatschappelijk middenveld, na het van kracht worden van de wet inzake de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties en de extremismewet. Uiteraard kwamen ook individuele gevallen van schendingen van de mensenrechten en de situatie in Tsjetsjenië aan de orde, en dat gold ook voor de bestrijding van foltering en mishandeling. Ook op dit punt geldt dat wij geen kritiek uitoefenen omwille van de kritiek, maar omdat wij ons zeer betrokken voelen bij de ontwikkelingen in Rusland en het land graag willen zien bloeien.
De EU heeft een uitzonderlijk groot belang bij een stabiel, sterk Rusland, dat in zijn ontwikkeling Europese waarden tot leidraad neemt zonder zijn eigen tradities te verloochenen. Tot die waarden behoren ook bloeiende betrekkingen met buurlanden, betrekkingen die worden gekenmerkt door een eerlijke dialoog en goede samenwerking, en niet zozeer door het uitoefenen van druk. Met dat in gedachten heeft ons voorzitterschap van de Raad gewerkt aan een succesvolle deëscalatie, waarbij niet alleen wij, maar ook onze Russische partners baat hebben. Door onze bemiddeling is er een einde gekomen aan de onaanvaardbare gang van zaken rond de Estse ambassade in Moskou. We zullen de dialoog met Rusland in stand houden, een dialoog die met betrekking tot de Baltische buurlanden niet altijd even soepel verloopt.
De modernisering van Rusland zal uiteindelijk pas succesvol zijn indien ook de waarden van democratie en rechtsstaat worden versterkt, waarden waar de EU en Rusland zich beide achter scharen in de Verenigde Naties, in de Raad van Europa en de OVSE. Aangezien Europa heeft ervaren dat een rechtsstaat en een kritisch en levendig maatschappelijk middenveld een voorwaarde vormen voor goed bestuur, hangt de toekomstige ontwikkeling van heel Europa in beslissende mate af van het welslagen van de ontwikkeling van een alomvattend strategisch partnerschap tussen de EU en Rusland.
Dit is een historisch project dat een beroep doet op strategisch geduld en realisme bij beide partijen. Tot dit realisme behoort ook dat men inzicht krijgt in wat haalbaar is en stap voor stap werkt aan successen. Dat zal - net zoals op veel andere gebieden het geval is - niet zonder slag of stoot gaan. Toch hebben noch de Europese Unie, noch Rusland een realistisch alternatief voor de weg van samenwerking en voor dit partnerschap, en dus is het onze gezamenlijke Europese verantwoordelijkheid om deze weg ook af te leggen.
(Applaus)
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte afgevaardigden, gezien de weinig bevredigende toestand waarin de betrekkingen tussen Rusland en de Europese Unie verkeren, voelt de Commissie zich geroepen enkele principiële kanttekeningen bij dit debat te plaatsen.
Ten eerste is Rusland onze belangrijkste strategische partner in Europa. Ten tweede hebben wij er alle belang bij dat Rusland een stabiele en betrouwbare partner is, net zoals wij voor Rusland zo’n partner willen zijn. Ten derde zijn wij ervan overtuigd dat ons partnerschap het best gedijt, als beide zijden zich ondubbelzinnig uitspreken voor democratie, voor de rechtsstaat en de mensenrechten en ook beloven zich daar voortdurend voor in te zullen spannen. Ten vierde zijn onze betrekkingen met buurlanden en met volkeren buiten Europa niet ontbloot van waarden. Veeleer berusten ze op gedeelde waarden, op ons waardenstelsel. Dat is ook de reden waarom Europa voor zo velen buiten onze grenzen een continent van hoop geworden is, en dat willen wij zo houden.
De topontmoeting vindt op een kritiek moment plaats. Door de ophanden zijnde verkiezingen voor de Doema en het presidentsschap is de aandacht van Moskou gericht op een probleemloze machtsoverdracht. Daardoor verkeren de betrekkingen met het Westen in het algemeen, en dus ook die met de EU, in een lastige fase.
Over veel punten van de huidige politieke agenda verschillen we van mening. Denkt u maar aan de toekomst van Kosovo, de kwestie van het raketschild en van de conventionele strijdkrachten in Europa. Dat zijn allemaal thema’s die momenteel hoog op de agenda staan. Natuurlijk wordt ook telkens weer gesproken over het veiligstellen van de energievoorziening van alle lidstaten van de Europese Unie.
In zo’n situatie doen we er goede aan om oog te houden voor de langetermijnbelangen die de Europese Unie in haar betrekkingen met Rusland nastreeft. We zijn niet alleen buren die een lange geschiedenis delen, maar ook nog eens in velerlei opzicht aangewezen op elkaar. Wij vormen verreweg de grootste exportmarkt voor Rusland en Rusland is onze grootste energieleverancier. Geen van de grote buitenlandse kwesties kan geregeld worden zonder overeenstemming tussen beide partijen. Daarvoor zijn we aangewezen op een permanente, constructieve dialoog, waarbinnen wij onze belangen en waarden weliswaar vastberaden verdedigen, maar ook steeds tot overeenstemming moeten proberen te komen.
Ons doel is nog steeds om op de topontmoeting de basis te leggen voor de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland. Deze overeenkomst moet in de plaats komen van de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst. Beide partijen zouden sterke belangstelling moeten tonen voor deze overeenkomst. Daarmee kunnen - en moeten - onze betrekkingen namelijk op een nieuw, hoger plan worden getild en tot volle ontplooiing komen.
De Commissie heeft alles in het werk gesteld om een opheffing van het invoerverbod op Poolse vlees- en plantaardige producten te bewerkstelligen. Wat dat betreft is het standpunt van de Commissie dat het Russische importverbod buiten proportie en ongerechtvaardigd is. Daarom verwachten wij nu een onmiskenbaar en constructief signaal van Rusland, dat wil zeggen een duidelijke termijn voor de volledige intrekking van deze maatregelen, ook als daar meerdere stappen voor nodig zouden zijn.
De topontmoeting zal geen eindpunt zijn. Veeleer maakt zij deel uit van een lange ontwikkeling, en wij zullen ons blijven inspannen om ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke ruimtes die we al jaren geleden met elkaar afgesproken hebben, er ook daadwerkelijk komen. We zullen op de topontmoeting onze bezorgdheid moeten uiten over de toestand van de mensenrechten en de rechtsstaat. De beperking van de persvrijheid, de aanvallen op journalisten, de beperking van vrij optreden van NGO’s en oppositieleden en de situatie in Tsjetsjenië en in het noorden van de Kaukasus werden afgelopen week tijdens het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland uitvoerig besproken. Het is met name van belang dat Rusland waarnemers van de OVSE tijdens de verkiezingen toelaat.
Vrije meningsuiting, het recht van vereniging en vergadering zijn hoekstenen van de democratie - om het even wat voor kwalificaties verder aan die democratie gegeven worden. We gaan ervan uit dat Rusland deze vrijheden als lid van de familie der democratische naties waarborgt.
Ik zou op dit punt ook iets willen zeggen over de discussie die hier zo-even gehouden is over de crisis in de betrekkingen tussen Rusland en Estland. Veel sprekers hebben de gebeurtenissen daar geschilderd, en ik hoef dat niet te herhalen. Estland kan in het conflict met Rusland vertrouwen op de solidariteit van zijn partners in de Europese Unie en op de solidariteit van de Europese instellingen. Volgens mij hebben we dat ook duidelijk gemaakt. Deze solidariteit moeten we overeind houden als het tot nieuwe gevallen van inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Estland mocht komen, zij het in de vorm van computeraanvallen, zij het als roep om het aftreden van de Estse minister-president uit de mond van afvaardigingen van de Doema.
Wij zullen nooit meer toestaan dat iemand een wig probeert te drijven tussen de Europese Unie en een van haar lidstaten. De crisis laat zien dat de Europese oorlogen uit het verleden nog altijd hun schaduw over ons werpen. Alle volkeren van Europa hebben hun historische ervaringen en hun eigen manier om daar mee om te gaan. Je kunt slechts wensen dat dit altijd met respect voor de ervaringen van anderen gebeurt. Waar de meningen uiteengaan, helpt alleen maar een gesprek, en verder niets.
De top biedt ook gelegenheid om de toetreding van Rusland tot de WTO een extra impuls te geven. De EU is een prominente voorvechter van die stap, die duidelijk in het belang van beide partijen is. Op energiegebied zullen we op de topontmoeting overeenstemming proberen te bereiken over het instellen van een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing en overleg, dat ervoor moet zorgen dat informatie over de kans op een onderbreking van de energietoevoer vroeg genoeg uitgewisseld wordt om een energiecrisis te voorkomen. Voorzover nodig moeten de doorvoerlanden daarbij betrokken worden.
Verder zou op de top ook afgesproken moeten worden dat prioriteit wordt gegeven aan de bestrijding van de klimaatverandering. Het is zaak dat Rusland zo snel mogelijk toestemming geeft voor samenwerkingprojecten met investeerders uit de Europese Unie in het kader van de Overeenkomst van Kyoto en met de uitvoering ervan begint. Daarnaast willen we ook de basis leggen voor een gezamenlijk optreden op de conferentie van Bali in december, teneinde een begin te kunnen maken met internationale onderhandelingen over een alomvattende klimaatovereenkomst voor de periode na 2012. Beide partijen hebben er belang bij dat de landen met een hoge uitstoot van schadelijke stoffen - zoals de VS, China en India - bij dit belangrijke onderhandelingsproces betrokken worden. Anders zullen we dit wereldwijde gevaar niet het hoofd kunnen bieden.
Rusland is een belangrijke partner voor het oplossen van netelige buitenlandse kwesties. Waarschijnlijk zal de discussie over internationale kwesties zich op de top toespitsen op de thema’s Kosovo, Iran en het Midden-Oosten. Beide partijen moeten constructief aan multilaterale fora deelnemen om tot duurzame oplossingen hiervoor te komen.
Ten aanzien van onze gemeenschappelijke buurlanden willen we duidelijk maken dat de Republiek Moldavië en Georgië buren van de Europese Unie zijn. Het belang dat wij hebben bij de oplossing van zogenaamde ‘bevroren’ conflicten is groter dan ooit. Daarvoor zouden de internationale kaders gebruikt moeten worden waarbinnen zowel Rusland als de Europese Unie en veel van haar lidstaten optreden. We hopen bovenal dat er ten aanzien van Transdnjestrië en Nagorno-Karabach vooruitgang geboekt wordt.
Ik zou nogmaals willen benadrukken dat de Commissie een beleid van constructieve samenwerking met Rusland blijft voorstaan. Dit beleid dient gebaseerd te zijn op onze gemeenschappelijke belangen en waarden. Wij geloven dat het in het welbegrepen eigenbelang van Rusland is om op deze basis zowel met de Europese Unie als met haar lidstaten samen te werken.
Joseph Daul, namens de PPE-DE-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, dames en heren, kunnen wij zowel vasthouden aan onze waarden en beginselen als nauw samenwerken bij cruciale onderwerpen zoals energie, klimaatverandering, toetreding tot de WTO, het visumbeleid en de samenwerking met onze gemeenschappelijke buurlanden? Het antwoord op deze vraag zou niet mogen variëren, al naar gelang de partner die in het geding is als wij spreken over de betrekkingen van de Europese Unie. Inderdaad, Europa moet in zijn betrekkingen met Rusland een open, op dialoog gerichte houding innemen, maar het moet tevens zijn - doorgaans ernstige - bezorgdheid tot uitdrukking brengen ten aanzien van de mensenrechten, en met name ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting en de behandeling van minderheden.
Vandaag, 9 mei, vieren wij de verjaardag van de verklaring van Schuman. Welke betekenis hebben die verjaardagen wanneer het herenigde Europa niet in staat is zijn humanistische rechten te doen gelden? De recente ontwikkelingen in Rusland geven aanleiding tot grote bezorgdheid in onze betrekkingen met deze strategische partner. Daarom vindt mijn fractie de houding van Moskou na de verplaatsing door de Estse autoriteiten van een Sovjetmonument volkomen onaanvaardbaar. Rusland maakt hiermee echt inbreuk op de soevereiniteit van een EU-lidstaat, waarop wij zeer krachtig dienen te reageren. Dat hebben wij vandaag ook gedaan. Rusland moet niet denken dat het met een dergelijke houding een wig kan drijven tussen ons: vandaag zijn wij allen Esten.
Voorts heeft mijn fractie zonder voorbehoud de beperkende maatregelen tegen de betogingen in Moskou veroordeeld. Zij heeft de moordaanslag eind 2006 op de journaliste Anna Politkovskaja, de vergiftiging van Alexander Litvinenko en de herhaalde inbreuken op de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid aan de kaak gesteld. Ernstige schendingen van de mensenrechten in de Tsjetsjeense Republiek, moordaanslagen, gedwongen verdwijningen, martelingen, gijzelingen en willekeurige detenties blijven feiten die de Europese Unie niet mag accepteren.
Dames en heren, de Europese Unie heeft de plicht open en eerlijk te spreken over al deze onderwerpen en nadere informatie en met name een andere houding en een ander beleid te eisen. Wij hebben wederzijds de plicht voorwaarden te scheppen voor evenwichtige betrekkingen en te werken aan een stabiele, zo harmonieus mogelijke geopolitieke omgeving. De wereld is veranderd. We leven niet meer in een tijd van koude oorlog, maar van samenwerking, van toepassing van concreet beleid. Zo’n beleid kan alleen maar goed zijn de groei, de werkgelegenheid en de stabiliteit van ons werelddeel op de lange termijn.
Ik doe een beroep op de Commissie en de Raad om samen met Rusland gezamenlijke initiatieven te ontwikkelen voor de versterking van de veiligheid in het hele nabuurschapsgebied: gezamenlijk crisisbeheer in de Oekraïne en in Wit-Rusland en gezamenlijke inspanningen voor de oplossing van de conflicten in Nagorno-Karabach, Moldavië en Georgië via de waarborging van volledige territoriale integriteit van deze landen. Ik wil tevens graag dat de onderhandelingen over een nieuwe kaderovereenkomst tussen de EU en Rusland zo snel mogelijk worden hervat, als Rusland bereid is zich te gedragen als een echte partner. Ik wil het Duitse voorzitterschap gelukwensen met de enorme inspanningen die het zich hiervoor getroost, en ik wil onze Russische partners oproepen geen economische druk meer uit te oefenen op onze lidstaten.
Ik wil het belang onderstrepen van een spoedige toetreding van Rusland tot de WTO. Die toetreding is een belangrijk teken van vertrouwen voor investeerders. Zij zal de groei in Rusland een impuls geven en tevens onze handel versterken, en zij zal Rusland dwingen de regels na te leven. De Unie kan deze ontwikkeling echter alleen ondersteunen als zij ziet dat de betrekkingen sterk verbeteren en zich ontspannen. We moeten die kans niet voorbij laten gaan!
Ik wil tevens onderstrepen dat de gesprekken met Rusland over energie een belangrijke, strategische kwestie zijn. Ik wil commissaris Piebalgs en de Russische minister van energie gelukwensen met het akkoord dat zij onlangs hebben bereikt over de nieuwe opzet van deze gesprekken. Het is onze plicht - en ook in ons gemeenschappelijk belang - om de bevoorradingszekerheid en de energievraag te garanderen in een context van toegenomen wederzijdse afhankelijkheid. Die samenwerking - en daar hameren wij op - moet gebaseerd zijn op de beginselen die zijn verankerd in het Energiehandvest en met name in het bijbehorende protocol betreffende doorvoer.
Met dergelijke concrete acties, ten gunste van de Russische en de Europese burgers, zullen wij erin slagen onze meningsverschillen te overbruggen. Als wij een echte dialoog voeren, zullen wij het hoofd kunnen bieden aan de uitdagingen van de globalisering, waarvan de belangrijkste aspecten zich steeds meer zullen profileren. Ik hoop dat wij daaraan samen kunnen bijdragen.
Jan Marinus Wiersma, namens de PSE-Fractie. - Voorzitter, is 9 mei in zekere zin niet een symbolische dag voor een debat over de relatie tussen de Europese Unie en Rusland? Het is een dag van historische reflectie en in de Europese Unie vieren we vandaag de Dag van Europa. Dit jaar kijken we zelfs speciaal terug op 50 jaar Europese samenwerking en in Rusland is 9 mei de dag waarop het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt herdacht. Een oorlog die Europa opdeelde, maar ook het motief was voor de Europese eenwording. 9 mei zou eigenlijk dan ook een dag moeten zijn waarop we kijken naar de gezamenlijke ervaringen die ons binden. Ervaringen die bovendien aanknopingspunten kunnen geven voor een gezamenlijke toekomst.
Helaas is de situatie niet zo zonnig. Als we vooruitkijken naar de halfjaarlijkse top tussen de Europese Unie en Rusland volgende week vrijdag in Samara, moeten we helaas vaststellen dat de omstandigheden voor een constructieve dialoog - die we eigenlijk allemaal willen - ongunstig zijn. Er is natuurlijk genoeg om over te praten en we zijn er nog altijd van overtuigd - en dat is door mijn voorgangers al benadrukt - dat hechte samenwerking tussen de Europese Unie en Rusland eigenlijk de enige werkbare optie voor de toekomst is gezien de gedeelde belangen in ons continent voor beide zijden.
Er zijn ook zaken waarvoor we gezamenlijk de afgelopen jaren hebben opgetrokken en die we ook nog eens benadrukken, bijvoorbeeld als het gaat om het belang van het Internationale Strafhof in Den Haag, de nucleaire ambities van Iran en Noord-Korea en hoe die tegen te gaan of de samenwerking rond het Protocol van Kyoto.
Als ik kijk naar de zakelijke en economische relaties tussen Rusland en de Europese Unie, krijg ik vaak te horen dat die zich heel voorspoedig ontwikkelen. Maar de praktische vraag hoe we onze partnerschapsrelatie verder ontwikkelen, blijft voor een deel onbeantwoord.
Op belangrijke dossiers hebben we nog geen vooruitgang kunnen boeken. Op welke manier kunnen we voor de door ons gewenste heldere en transparante energierelaties zorgen? Hoe passen onze gezamenlijke waarden democratie en eerbiediging van de mensenrechten in het strategisch partnerschap tussen de EU en Rusland? Deze zaken zijn voor ons en mijn fractie van fundamenteel belang en kunnen ook geen wisselgeld zijn in de dialoog. Het is mijns inziens aan de Europese Unie om in Samara duidelijk te maken waar wij staan, met name ook in de aanloop naar nieuwe onderhandelingen over een toekomstig partnerschapsakkoord. We zijn met anderen bezorgd dat die top minder zal opleveren dan we een poos geleden verwacht zouden hebben.
Ik kan verder nog een heleboel zaken opsommen die ook in de gezamenlijke resolutie zijn verwoord. Eén ding dat ik, ook namens mijn fractie, nog wél wil benadrukken is dat wij bang en ongerust zijn over de toenemende polarisatie in de aanloop naar de doema-verkiezingen later dit jaar. Het is van groot belang dat ook de Europese Unie benadrukt dat wij willen dat de verkiezingen plaatsvinden in een vrije en democratische context en dat het niet acceptabel is dat oppositiepartijen worden dwarsgezeten op de manier waarop dat nu gebeurt.
Ik wil niet herhalen wat gezegd is over de kwestie Estland. Ik steun in feite alle voorgaande sprekers. Laten we hopen dat de opstelling en het gedrag van Rusland in deze zaak niet symptomatisch is en dat we duidelijk uitspreken dat herhaling daarvan voor ons onacceptabel is.
Tot 1991 was Samara een gesloten stad, omdat zij voor een deel in een strategische zone van de Sovjetunie lag. We hopen dat dat niet vooruit wijst op de sfeer van de bijeenkomst volgende week. Ik denk dat beide partners belang hebben om nogmaals te kijken wat onze gezamenlijke belangen zijn, maar met name ook naar de EU toe, zonder uit het oog te verliezen wat de waarden zijn waarop ons partnerschap gebaseerd moet zijn. Dat zijn ook de waarden van democratie, mensenrechten en respect voor andere landen.
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, op deze dag in 1945 vierde Europa de День Победы van Rusland: de dag van de overwinning, van de overwinning van de vrijheid, het recht en de menselijke waardigheid op de krachten van de nazi-haat. Toen stonden we gezamenlijk voor een zelfde doelstelling. Nu houdt een symbool van dezelfde oorlog die ons samenbracht, ons in de houdgreep van een destabiliserend dispuut.
Ik weet dat de Commissie pleit voor een dialoog om de tegenstelling tussen Tallinn en Moskou over het Russische oorlogsmonument te overbruggen. ‘Een dialoog is echter meer dan twee monologen bij elkaar’, zoals de voormalige ambassadeur van de Verenigde Staten bij de CVSE, Max Kampelman, ooit zei.
Als intimidatie het wint van onderhandelingen, kunnen we niet doen alsof er niets aan de hand is in de relatie tussen Rusland en de Europese Unie. Daarom heeft mijn fractie hedenochtend besloten om haar steun voor een ontwerpresolutie over de EU-Rusland-Top in te trekken. Het probleem is niet zozeer, wat erin staat, maar wat er niet in staat. De Russen moeten het heldere signaal krijgen dat de maat vol is.
(DE) Mijnheer Gloser, mijnheer Verheugen, u hebt ons mooie woorden geboden, maar het zijn zachte woorden, geen daden!
(Applaus)
(EN) Laat ik u daarom een rechtstreeks voorstel doen: stelt u de ontmoeting uit, tot Rusland bereid is een constructieve relatie met de Unie op te bouwen en elke vorm van geweld tegen personeel en eigendommen van de EU te veroordelen.
(Applaus)
We moeten ons achter Estland scharen. We moeten achter Polen staan. Democratische solidariteit weegt zwaarder dan bilaterale afspraken over olie- en gasleveringen.
(Applaus)
En we mogen ook geen krimp geven als het ons menens is met de voortzetting van een pragmatische samenwerking met de regering van Poetin en het werven van steun voor een definitieve status voor Kosovo.
Een punt van bijzondere bezorgdheid is voor ons liberalen en democraten de reputatie van Rusland op het gebied van de mensenrechten. Alleen als er meer dan lippendienst wordt bewezen aan een onafhankelijke rechtspraak, aan vrijheid van meningsuiting en democratie, en alleen als journalisten, oppositiepartijen en NGO’s kunnen opereren zonder angst voor represailles, alleen dan heeft Rusland het bewijs geleverd oprecht te streven naar een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, waar het zich toch al aan gehouden moet achten door zijn lidmaatschap van de Raad van Europa en zijn handtekening onder de verklaring van de top in Sint Petersburg.
De aanhouding en detentie van oppositieleden, of dat nu een Kasparov of een Chodorkovski is, zijn bepaald geen tekenen van een verandering ten goede. De verkiezingen voor de Doema in december - om over de presidentsverkiezingen van volgend jaar maar te zwijgen - vormen wat dat betreft een lakmoestest, evenals het optreden van Rusland in Tsjetsjenië, waar foltering en geheime gevangenissen nog steeds aanleiding tot bezorgdheid geven.
Dialoog vereist dat vorderingen worden gemaakt ten aanzien van de energiezekerheid, terwijl daar nu juist het gevaar van nieuw spierballenvertoon op de loer ligt, met een Gazprom dat het meer om politieke invloed dan om winst te doen is. Het is onze plicht tegenover lidstaten als Letland en Litouwen, die het slachtoffer van zulke energiepolitiek geworden zijn, harder te bijten dan we blaffen. Dat betekent dat we erop moeten aandringen dat toekomstige overeenkomsten tussen de Europese Unie en Rusland stroken met de beginselen van het Verdrag inzake het Energiehandvest en de Overeenkomst van Kyoto, om zo een veiliger en duurzamer toekomst te waarborgen.
Inderdaad, er zijn tekenen van vooruitgang in de rechtspraak en op het gebied van binnenlandse zaken, waar wij aan het onderhandelen zijn over grensakkoorden met de Baltische staten, visumvrij reizen en overname van illegale immigranten overeenkomstig onze gezamenlijke strategie.
Toch werpt een constructieve dialoog nog veel te zelden vruchten af. Een bevrijdingsdag als vandaag zou ons eraan moeten herinneren hoe we nog maar zestig jaar geleden door onderlinge verbondenheid een gemeenschappelijke vijand op de knieën gedwongen hebben. Zoiets kan herhaald worden, als we er maar de moed voor hebben!
(Applaus)
Hanna Foltyn-Kubicka, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, als soevereine staat heeft Estland het volste recht om zelf te beslissen over de manier waarop het met zijn geschiedenis omgaat. Het land heeft tevens het recht om het gedenkteken en de stoffelijke resten van Sovjet-Russische soldaten te verplaatsen naar een kerkhof - waar ze uiteindelijk thuishoren - op voorwaarde dat dit met het nodige respect voor de overledenen gebeurt. De hysterische reactie van Rusland op de soevereine beslissing van de Estse regering is een weldoordachte zet. Het Kremlin wil enerzijds nagaan hoe ver het kan gaan in het uitoefenen van druk op Europa, en lokt anderzijds steeds nieuwe conflicten uit, onder meer met Polen, Georgië en Oekraïne. Zo probeert het de indruk van een belegerde vesting te wekken en de Russen rond president Poetin te verzamelen. De aanstaande top in Samara is bijgevolg een test waaruit moet blijken hoe verenigd Europa eigenlijk is. Ik heb het hier al enkele keren herhaald en onderstreep het vandaag opnieuw: de Europese Unie moet verenigd zijn, ze moet met één stem spreken, ze moet haar lidstaten tot elke prijs verdedigen en ze moet tonen dat ze opgewassen is tegen om het even welke uitdaging die Poetin voor haar in petto heeft.
Daniel Cohn-Bendit, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik denk dat collega Daul weliswaar in de juiste richting gezocht heeft, maar simpelweg zijn doel niet bereikt heeft. Hoe onderhoudt je een relatie met een politieke macht als Rusland, die al haar betrekkingen uiteindelijk slechts opvat als een middel tot een doel? Rusland is de Sovjet-Unie niet meer, maar het wil op veel gebieden wel dezelfde politiek bedrijven als de Sovjet-Unie - machtspolitiek wel te verstaan, geen militaire, maar een economische machtspolitiek, waarvoor energieleveringen bijvoorbeeld als instrument dienen.
Dat betekent niet dat we geen politieke betrekkingen met Rusland moeten onderhouden; het betekent alleen dat we de dingen niet door elkaar mogen halen. Politieke betrekkingen met Rusland via de Commissie en de Raad betekenen nog geen dialoog. Dialoog vindt plaats als mensen met elkaar kunnen praten, als ze kunnen reizen, als er op maatschappelijk niveau uitwisseling plaatsvindt. Politieke structuren voeren geen dialoog, ze voeren politieke onderhandelingen. Dat moet men niet door elkaar halen! Ik vind dat Graham Watson de juiste insteek gekozen heeft. Zien wij als Europese Unie kans om het signaal af te geven dat dit niet het soort politiek is waar wij op zitten te wachten? Dit is machtspolitiek van Rusland, machtspolitiek die uitsluitend gericht is op de belangen van Rusland en dan nog niet eens op die van het hele land, maar alleen op die van het machtsapparaat daarbinnen, van het Poetin-systeem en het economische systeem.
Moeilijk is het wel. Ik beweer dan ook niet een kant en klare oplossing te hebben, maar één ding staat vast: als een voormalig bondskanselier kan beweren dat Rusland een onberispelijke democratie is, hebben we met beginnende zwakzinnigheid te maken, van het soort dat ons beleid zo verzwakt, omdat het ons ervan weerhoudt te zien wat voor systeem er in Rusland bestaat. We hebben politieke betrekkingen met landen als Rusland en Saoedi-Arabië nodig, maar daarom zou toch geen enkel weldenkend politicus het in zijn hoofd halen Saoedi-Arabië een onberispelijke democratie te noemen, omdat iemand daar maar één hand afgehakt wordt als hij iets misdaan heeft, in tegenstelling tot twee handen in fundamentalistisch-islamitische landen?
Dit betekent dat we pas een juiste relatie met Rusland kunnen ontwikkelen, als we hier samen tot een juiste inschatting van Rusland komen, tot een juiste inschatting van de machtspolitiek van Rusland en van het autoritaire beleid van Poetin. Pas dan zullen we de juiste opstelling vinden, en dat betekent niet dat we geen onderhandelingen moeten voeren, maar alleen dat onze relatie geen vriendschappelijke is.
Ik wil geen politieke vriendschap met zulk autoritair, dictatoriaal leiderschap als dat van Poetin! We kunnen en moeten politieke betrekkingen met Rusland onderhouden, maar er kan geen sprake zijn van een vriendschappelijke relatie, want dat zou betekenen dat we instemmen met de manier waarop Poetin zijn volk behandelt. Daar moeten we echter ‘nee’ tegen zeggen!
Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, in feite is hier sprake van de kwadratuur van de cirkel, omdat sommige EU-lidstaten tegelijkertijd zowel goede als slechte betrekkingen met Rusland willen onderhouden. Goede betrekkingen zijn nodig voor goedkoop gas en voordelige olie, slechte betrekkingen voor het binnenlands beleid.
Onze fractie wil dat de Europese Unie over een nieuwe partnerschapsovereenkomst met Rusland gaat onderhandelen. Aangezien er zevenentwintig lidstaten zijn, zullen zij in de onderhandelingen verschillende belangen willen behartigen. Het is echter moeilijk het soort nationalisme te begrijpen dat onze Gemeenschap van een half miljard mensen belet om georganiseerde betrekkingen te onderhouden met een buurland van de Europese Unie.
Bepaalde lidstaten moeten Rusland niet tergen, daarbij vertrouwend op de solidariteit van andere lidstaten, en tegelijkertijd verhinderen dat andere landen gemeenschappelijke belangen met betrekking tot Rusland behartigen. Europa mag niet gepolariseerd worden, maar dat lijkt wel de tendens te zijn in dit Parlement. Voor onze fractie is de gezamenlijke resolutie aanvaardbaar.
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. - Voorzitter, ik wil graag ingaan op het recente initiatief van de Commissie voor een Zwarte-Zeeplan dat voor de relaties met Rusland een buitengewoon belangrijke rol speelt. Harde en zachte veiligheidsrisico's liggen ten grondslag aan het initiatief van de Commissie voor een Zwarte-Zeesynergie. Het gaat respectievelijk om de bevroren conflicten Transnistrië, Zuid-Ossetië, Abchazië en Nagorny-Karabach alsmede om wapen- en drugssmokkel, mensenhandel en migratie. Allemaal belangrijke onderwerpen. Dus een goed initiatief van Commissie en Raad, waarover nog onder het Duitse voorzitterschap zal worden gesproken.
Het initiatief van de Commissie past echter evenzeer in Europese pogingen tot diversificatie van energieleveranties en pijpleidingen. Naar verluidt voelt de Russische regering bitter weinig voor het voorliggende Zwarte-Zeeplan van de Commissie. En passant blijkt uit het document van het Duitse voorzitterschap - de Frankfurter Allgemeine schreef eind maart een interessant artikel daarover - dat Moskou's samenwerking voor een welslagen van de Europese voornemens onontbeerlijk is. Dus, Moskou voelt er weinig voor en toch is het onontbeerlijk. Raad en Commissie, hoe denkt u dit geopolitieke dilemma aan te pakken in Samara?
Jean-Marie Le Pen, namens de ITS-Fractie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, het spreekt vanzelf dat de rechten van Estland geëerbiedigd dienen te worden. De scherpste critici van het huidige Rusland zijn vaak het inschikkelijkst geweest tegenover de Sovjet-Unie.
Tientallen jaren lang hebben zij ontkend dat enerzijds het Sovjetimperialisme een gevaar vormde voor de vrede en de onafhankelijkheid van onze naties, en anderzijds het communisme een totalitair karakter had. Niet alleen de communisten maar ook vele leiders in West-Europa hemelden de oprichter van dit afschuwelijke systeem, Lenin, op als de weldoener van de mensheid. De heren Giscard d'Estaing en Chirac hebben zelfs bloemen gelegd bij zijn mausoleum. De anticommunisten die hun solidariteit betuigden met de volkeren van Europa en het Oosten, werden echter gedemoniseerd. Die inschikkelijkheid is helaas niet samen met de USSR verdwenen. Vele van onze medeafgevaardigden, zoals de heer Cohn-Bendit, willen om die reden het Poolse volk verbieden hun land te "decommuniseren".
Tegenwoordig is Rusland een vrije en niet minder democratische natie dan het Europa van Brussel, dat een tekst van de Grondwet erdoor wil drukken die in 2005 is afgewezen door de Nederlandse en Franse kiezers. In tegenstelling echter tot het Turkse volk, dat volgens datzelfde Europa van Brussel moet worden opgenomen in de Unie, zijn de Russen een grote Europese natie, die blootstaat aan dezelfde bedreigingen als alle Europese naties: immigratie en vergrijzing, islamisme en globalisering. Wij kunnen deze uitdagingen alleen het hoofd bieden als wij een ander Europa creëren, een groot Europa van naties, een Europa dat gebaseerd is op het beginsel van nationale soevereiniteit en zich uitstrekt van Brest tot Vladivostok.
Bijna achttien jaar geleden vormde de vernietiging van het IJzeren Gordijn de eerste stap op weg naar hereniging van ons werelddeel. Wij moeten een andere kloof dichten, namelijk de kloof die al meer dan duizend jaar aan beide zijden van de lijn van Theodosius de erfgenamen van de Heilige Benedictus in het Westen scheidt van die van de Heilige Cyrillus in het Oosten.
Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, we kunnen 9 mei niet beter vieren dan door heel duidelijk te maken dat de Europese Unie voor alle lidstaten pal staat wanneer zij worden bedreigd en lastiggevallen.
Dat moet een leidraad zijn bij de voorbereiding van de komende top. Dat kan ook niet anders, want Estland was één van de landen die voorop liep bij de transformatie van het oude Europa naar het nieuwe, vreedzame, democratische Europa. Wij moeten hen daar allen dankbaar voor zijn. Maar het gaat niet alleen daarom, want hun vrijheid en onafhankelijkheid is vandaag een onafscheidbaar deel van onze vrijheid en onze onafhankelijkheid. Zonder hun onafhankelijkheid hebben wij geen onafhankelijkheid. Dat moet echter ook een leidraad vormen bij de bespreking van de Europees-Russische betrekkingen.
De komende top is belangrijk, maar de Europese Unie moet ervoor zorgen dat vier zaken worden veiliggesteld. Ten eerste moet men gaan inzien dat het niet respecteren van Estland, hetzelfde is als het niet respecteren van de Europese Unie, en dat uitholling van allerlei overeenkomsten die we zouden kunnen sluiten, het gevolg daarvan zou zijn. Dat inzicht moet in alle discussies aan beide zijden aanwezig zijn. Anders zullen de afspraken die we maken, het papier waarop ze worden opgeschreven, niet waard zijn.
Ten tweede is het onacceptabel dat men een van de lidstaten bedreigt en treitert, en tegelijkertijd met andere lidstaten relaties aanknoopt. Het is onacceptabel dat men overeenkomsten sluit over energie, handel en op andere terreinen, maar die niet van toepassing laat zijn voor alle lidstaten, met dezelfde rechten en dezelfde mogelijkheden. We moeten ervoor zorgen dat Rusland geen enkele hoop kan koesteren dat het verdeeldheid onder ons kan zaaien door het ene land energie te leveren en het andere te treiteren.
Ten derde gaat de discussie over Rusland en Estland niet over Estland. Die gaat over politieke ontwikkelingen in Rusland. Wij moeten ervoor zorgen dat er vooruitgang komt in Rusland, om vooruitgang mogelijk te maken in de relatie tussen Rusland en de Europese Unie. Als we onze onafhankelijkheid niet verdedigen, zullen we er allemaal een deel van kwijtraken.
Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp dat het debat over Estland op de volgende vergadering in Straatsburg wordt gevoerd. Ik zal mij daarom richten op de economische zaken die in Samara op de agenda staan.
Rusland wil zich ontwikkelen van een verkoper van grondstoffen tot een verkoper van eindproducten. Ten eerste moet daarvoor in de modernisering van de energiesector worden geïnvesteerd. Rusland kan dat niet alleen, maar heeft onze hulp nodig. Ten tweede moet de exportindustrie op internationaal niveau worden gebracht en ook daarvoor heeft het onze hulp nodig. Ten derde moet de infrastructuur worden gemoderniseerd en ook in die sector zijn wij de natuurlijke partners.
Dit zijn dus de doelstellingen van Rusland, maar zonder de Europese Unie kan het deze niet snel genoeg bereiken, en zonder de Europese Unie zou het steeds verder achterop raken in de internationale ontwikkeling. Wij willen op onze beurt dat Rusland onze gemeenschappelijke waarden, de rechtsstaat en democratie omarmt. Rusland heeft bovendien een welvarende koper nodig en dat zijn wij. Wij hebben energie nodig. De wederzijdse afhankelijkheid is niet afgenomen, maar juist toegenomen.
Ik denk dat de modernisering van Rusland niet zal slagen zonder een maatschappelijk middenveld en een zich ontwikkelende democratie. Waarom niet? Omdat moderne technologie en een maatschappij die voortgedreven wordt door informatietechnologie veel innovatie vereisen, en innovatie werkt niet goed onder moeilijke politieke omstandigheden of een dictatuur.
Innovatie, democratie en vrije media zijn voorwaarden voor de ontwikkeling van een moderne samenleving, en dat is exact wat Rusland wil. Ik stel daarom voor dat deze doelstellingen zeer duidelijk worden gemaakt in onze betrekkingen en ook in Samara, waar commissaris Verheugen heen reist, hopelijk met de boodschap dat de ontwikkeling die Rusland voorstaat, overeenkomt met onze doelstellingen en dat dit een voorwaarde is voor het welslagen van deze ontwikkeling.
Toomas Savi (ALDE). - (ET) Ik wil uw aandacht vestigen op het gedrag van Rusland ten opzichte van de Europese Unie in de afgelopen jaren. Wat in Estland is gebeurd, namelijk het verplaatsen van de Bronzen Soldaat en het opgraven en herbegraven van twaalf gevallen soldaten, was in overeenstemming met de Verdragen van Genève en was een binnenlandse aangelegenheid van Estland.
De Russische Federatie heeft dit beantwoord met een propagandaoorlog waarbij zij gebruik maakte van cyberaanvallen en handelsbeperkingen. Uitspraken van Russische politici hebben geleid tot gewelddadigheden in Tallinn en bij de ambassade van Estland in Moskou, die culmineerden in een fysieke aanval op onze ambassadeur.
Vooral de eis van de delegatie van de Russische Doema, die Estland bezocht, dat de regering van Estland aftreedt, is zorgwekkend. Dergelijk gedrag is weer eens een blijk van het Eurofobe buitenlands beleid van Rusland, dat ook tot uiting kwam in de opvatting van president Poetin dat het uiteenvallen van de Sovjetunie de grootste geopolitieke ramp van de twintigste eeuw was.
In zijn toespraak in München verwees Poetin naar de pogingen van Rusland om zich, de Europese Unie ten spijt, vooral in de betrekkingen met de nieuwe lidstaten als supermacht te doen gelden.
Mijnheer de Voorzitter, als op 18 mei in Samara een top tussen de Europese Unie en Rusland plaatsvindt, dan moet de Europese Unie daar de belangen van al haar lidstaten behartigen en dus met één stem spreken.
Inese Vaidere (UEN). - (LV) Dames en heren, het is nu tweeënzestig jaar geleden dat Europa kon juichen omdat het van de nazi-bezetting was bevrijd. Voor de drie Baltische staten was dat moment echter ook het begin van een vijftig jaar durende bezetting door de Sovjet-Unie. De gevolgen van die bezetting zijn nog steeds merkbaar.
In Rusland - de rechtsopvolger van de Sovjet-Unie - wordt de democratie nu langzaamaan gewurgd. Schendingen van de burgerrechten en beperkingen van de vrijheid van meningsuiting zijn aan de orde van de dag. Een zelfde ontwikkeling zien we in de sfeer van het buitenlands beleid van Rusland, vooral als het gaat om staten die Rusland al heel lang als onderdelen van zijn imperium beschouwt. Dat werd bevestigd tijdens een bezoek van een delegatie van de Russische Doema aan Estland. Deze delegatie verlangde het aftreden van de Estse regering. Verder blijkt dat Russische veiligheidstroepen hebben meegewerkt aan de omsingeling en de aanval op de Estse ambassade. We weten ook dat er in Estland mensen zijn die actief deelnemen aan de activiteiten en acties van de zogenaamde pan-Europese Russische partij. Deze mensen verzetten zich actief tegen de onafhankelijkheid van de Baltische staten. Het zijn chauvinisten die naar zichzelf verwijzen als minderheden en antifascisten, waarmee ze de betekenis van dit laatste woord devalueren. Eén en ander is reden tot argwaan met betrekking tot de werkelijke doelstellingen van deze partij en de rol die zij speelt bij het aanwakkeren van onlusten.
De situatie die Rusland in Estland heeft teweeggebracht is een test: kan de Europese Unie haar lidstaat beschermen? Als de Europese instellingen, het EU-voorzitterschap en de regeringen van de lidstaten niet snel en doortastend genoeg reageren - en daarmee bedoel ik ook dat ze Rusland eraan herinneren dat het de omstandigheden van de bezetting van de Baltische staten dient te erkennen -, en als ze er niet in slagen met één stem te spreken, dan kunnen we een herhaling van dit soort gebeurtenissen in andere staten verwachten. Ik dank u.
Bart Staes (Verts/ALE). - Voorzitter, als lid en voormalig voorzitter van de Delegatie voor de betrekkingen met Rusland betreur ik de zwakke, lauwe en soms laffe houding van de Europese Unie ten aanzien van de Russische machthebbers. Mensen- of volkerenrechten, meer persvrijheid, het recht op vereniging en vergadering, daar zijn we voor. Maar we kijken wel heel vaak de andere kant uit of we schrikken terug voor harde maatregelen. Hoe schuchter is de kritiek van Raad en Commissie op het geweld tegen de Another Russia-manifestaties in Moskou en St. Petersburg. Komt daar op deze top verandering in? Het valt te betwijfelen.
Neem Tsjetsjenië bijvoorbeeld. In de resolutie waarover we morgen stemmen, hebben we het uiteraard over de precaire toestand aldaar, maar we laten na te pleiten en te ijveren voor een echt vredesproces en een serieuze dialoog met alle segmenten van de Tsjetsjeense samenleving, dus óók met de zogenaamde rebellen.
Onder geen beding kan het gepeupel dat zich schaart rond en onder een criminele en corrupte zetbaas als Kadirov erkend worden als wettelijke vertegenwoordiger van het Tsjetsjeense volk. Dát ter sprake brengen, meneer de Raadsvoorzitter en meneer de commissaris, behoort ook tot uw taken tijdens de top in Samara.
VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter
Vladimír Remek (GUE/NGL). - (CS) Geachte aanwezigen, we zullen het er allemaal wel over eens zijn dat het voor zowel de Europese Unie als Rusland belangrijk is dat ter wederzijds voordeel de betrekkingen verder worden ontwikkeld. Het zou dan ook goed zijn zorgvuldig ermee om te springen, zonder hoogoplopende emoties en overhaaste stappen.
Als we halsoverkop, op elk vooral voor de eigen nationale politiek bedoeld signaal van Rusland ingaan, zijn we niet verstandig bezig, en geven we geen blijk van kracht, maar juist van onzekerheid en zwakte.
Met een partner in gesprek zijn betekent niet alleen met hem of haar aan de onderhandelingstafel zitten, maar ook een echte dialoog voeren. Als er voorafgaand allerlei verklaringen de wereld in worden gestuurd en eisenpakketten op tafel worden gelegd, wordt het er niet bepaald gemakkelijker op om vervolgens onbevangen te proberen de echte problemen bij de horens te vatten.
Om een concreet voorbeeld te noemen: het oplossen - of eerder het niet oplossen - van het vraagstuk van de zogeheten niet-burgers in een aantal EU-lidstaten. Hierbij zijn wij bij lange na niet zo compromisloos als in de druk die we op Rusland uitoefenen. Het is de hoogste tijd om de betrekkingen met Rusland te grondvesten op feiten, en niet op vooroordelen en een belast verleden.
Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met grote aandacht geluisterd naar alle sprekers. Inderdaad is wat in Estland gebeurt, onrechtvaardig, en wij doen er goed aan Estland te beschermen.
Maar waarom hebt u niet dezelfde gevoeligheid getoond toen het ging om de gebeurtenissen op Cyprus? Ook daar heeft een autoritair regime een invasie gepleegd, en iedereen houdt de mond! De socialisten hebben enkele dagen geleden zelfs gevraagd om degenen die de invasie hebben gepleegd, te bevorderen. Hetzelfde werd met China en Taiwan gedaan. Taiwan kan geen lid worden van de Internationale Gezondheidsorganisatie en krijgt niet de medicijnen die het nodig heeft. Ook daar deden wij alsof onze neus bloedde. Hetzelfde deed ook de VS toen ze, zonder ons te vragen, Irak binnenvielen en ons voor het grote dilemma plaatste: “wie niet met ons is, is tegen ons”. Weer eens hebben wij onze mond gehouden over de fascistische bejegening door president Bush. Weet u nog hoe de reactie was, toen bepaalde leiders van Europa zich distantieerden van de invasie en de heer Bush zijn invloed deed gelden? Moet ik u soms herinneren aan president Chirac, of moet ik spreken over kanselier Schröder van Duitsland? Waarom bekijken wij de problemen dan eenzijdig?
Hoe kan Rusland nu tevreden zijn als wij toestaan dat aan zijn grenzen Amerikaanse raketten komen te staan? Zal Rusland dan niet achterdochtig zijn? In Griekenland plegen wij te zeggen: “zorg voor een goede verstandhouding met je buur opdat je buur een goede verstandhouding heeft met jou”. Doen wij wat wij moeten doen, of doen wij - nu - wat de Amerikanen willen? De Amerikanen willen Rusland als tegenstander en dwingen ons Rusland eveneens als tegenstander van Europa te aanvaarden. Nee! Wij moeten een dialoog voeren, wij moeten respect hebben voor het land, voor de regering en voor het volk van dit land. Al het andere past niet bij een democratie.
Dumitru Gheorghe Mircea Coşea (ITS). – Fără îndoială, relaţia cu Federaţia Rusă nu poate să nu aibă în vedere faptul că 60% din exporturile ruse de petrol şi 50% din exporturile ruse de gaze ajung în Uniunea Europeană. În pofida acestei situaţii, ţin să subliniez necesitatea eliminării din politica Uniunii şi mai ales din politica unor state membre a concepţiei conform căreia Europa este condamnată să fie dependentă de Rusia şi obligată, ca, în schimbul aprovizionării cu energie, să accepte unele compromisuri sau cedări în faţa unor tendinţe hegemonice ale Rusiei, în exterior, sau a încălcării unor drepturi democratice în interior.
Am convingerea că Uniunea Europeană are capacitatea tehnică şi de inovaţie pentru a micşora din ce în ce mai mult nivelul aprovizionării din Rusia. De aceea, relaţia de energie nu trebuie să depăşească limitele cadrului relaţiilor comerciale şi de cooperare tehnică În niciun caz ea nu trebuie să fie privită ca un argument politic în acceptarea de către Uniune a încălcării de către Rusia a unor principii şi valori europene dedicate libertăţii, democraţiei şi toleranţei.
În relaţia cu Rusia, nu trebuie uitat că Europa nu are petrol, dar are principii iar principiile nu se schimbă niciodată pe petrol.
Charles Tannock (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de betrekkingen tussen de EU en Rusland bevinden zich, met de komende topontmoeting in zicht, op een kritiek punt: we worden geconfronteerd met een ernstige crisis in verband met de verplaatsing van het Sovjet-oorlogsmonument in Tallinn.
Het is gemakkelijk voor mij, als iemand die afkomstig is uit het VK, een land dat gelukkig nooit rechtstreeks te maken heeft gehad met Sovjet-hegemonie, om vraagtekens zetten bij de wijsheid van het politieke besluit het standbeeld, en daarmee de gevallen Russische soldaten, naar een militaire begraafplaats te verplaatsen. Dat neemt niet weg dat de Estse regering onmiskenbaar het soevereine recht daartoe heeft en dat het besluit in overeenstemming met het internationale recht is uitgevoerd. Het is niet aanvaardbaar dat Rusland de Estse regering oproept af te treden, noch dat het onrust stookt - via de extremistische nationalistische groepering Nashi - tegen de missie van Estland in Moskou. Toen ik een paar weken geleden in Moskou was, heb ik persoonlijk protest aangetekend bij de onderminister van Buitenlandse Zaken omdat de Britse ambassadeur, Anthony Brenton, eenzelfde behandeling ten deel viel: hij werd lastiggevallen omdat hij de protestbijeenkomst van Kasparov bijwoonde.
Het is nu tijd dat Rusland zich bewust wordt van de nieuwe geopolitieke realiteit dat het zogenaamde ‘nabije buitenland’ waar het de dienst uitmaakt, niet langer bestaat. Het is nu tijd dat het de soevereiniteit van deze nieuwe landen, zoals Estland, Oekraïne, Moldavië, Georgië, enzovoort, eerbiedigt.
Ik beschouw mezelf als een vriend van Rusland en in het bijzonder van zijn uitermate rijke cultuur. Ik geloof ook dat de EU een sterk, verenigd Rusland nodig heeft, net zoals Rusland ons nodig heeft. Maar we hebben ook een Rusland nodig dat zich, als lid van de OVSE en van de Raad van Europa, houdt aan zijn internationale verplichtingen om de democratie en de mensenrechten te eerbiedigen, vooral in Tsjetsjenië en ten aanzien van de persvrijheid. Het helpt niet bepaald als Rusland zijn buurlanden intimideert, vooral niet nu ze de steun kunnen inroepen van een EU en een NAVO die vastbesloten zijn een sterke solidariteit te tonen in kwesties als het verbod op vlees uit Polen en de zaak van het Estse standbeeld waar we het vandaag over hebben.
We hebben Rusland niet alleen nodig als een betrouwbare handelspartner, vanwege zijn olie en gas, maar ook om in de Veiligheidsraad de nucleaire proliferatie door Iran en Noord-Korea in toom te houden, het Arabisch-Israëlisch vredesproces weer op de rails te zetten, aanvaardbare oplossingen te vinden voor de bevroren conflicten van Transnistrië en Georgië tot Nagorno-Karabach, en het despotische regime van Wit-Rusland in bedwang te houden. Het is ook nodig dat Rusland, als ondertekenaar van de Overeenkomst van Kyoto, een strategie voor emissiebeperking goedkeurt. De gevaren die de opwarming van de aarde met zich meebrengt, bedreigen ons immers allemaal. Rusland ligt voor een groot deel in het poolgebied, waar de gevolgen van de opwarming van de aarde zich sterk zouden doen voelen.
Wij steunen de wens van Rusland om toe te treden tot de Wereldhandelsorganisatie. Immers, wanneer Rusland zich moet houden aan een op regels gebaseerd stelsel van multilaterale handel, wordt het mogelijk klachten in te dienen als het weer probeert willekeurige handelsverboden op te leggen, zoals de embargo’s op wijn uit Moldavië en mineraalwater uit Georgië die het heeft ingesteld.
Ik heb begrip voor de bezorgdheid - om niet te zeggen paranoia - van Rusland over de demografische crisis die het in de toekomst te wachten staat: het land verliest ruwweg 700 000 burgers per jaar, en veel EU-lidstaten zien zich voor dezelfde toekomstige problemen gesteld. Ik ben er echter stellig van overtuigd dat het geen enkel van onze langetermijnbelangen dient als we toelaten dat Rusland onze zwakke plekken probeert te vinden door een wig te drijven tussen de afzonderlijke EU-lidstaten.
Andres Tarand (PSE). - (ET) Ik wil kort iets zeggen over paragraaf 4 van de resolutie. Een aantal leden sprak over de verplaatsing van een standbeeld in Tallinn als zijnde een provocatie tegen Rusland. Ik moet zeggen dat het inderdaad een provocatie was, maar dan van de kant van Rusland. Ik zal kort de bewijzen hiervoor opsommen.
Ten eerste begonnen de voorbereidingen van Rusland al vijf jaar geleden, hoewel het één jaar geleden was dat de viering van de Russische Dag van de overwinning op 9 mei bij het standbeeld in Tallinn veranderde in een evenement waarop wodka werd gedronken en met de Sovjetvlag werd gezwaaid om rellen uit te lokken, wat in zekere zin ook lukte. Tot dan toe had het standbeeld er, decennialang, gestaan zonder enige probleem te veroorzaken, en als ons buurland niet begonnen was met de provocaties bij het monument, zou het nu waarschijnlijk nog op dezelfde plaats staan.
Ten tweede werden de demonstraties van 26 en 27 april georganiseerd door medewerkers van de Russische ambassade in Tallinn. In de afgelopen maanden zijn talrijke ontmoetingen geregistreerd tussen de organisatoren van de recente demonstraties en medewerkers van de Russische ambassade, blijkbaar om richtsnoeren van professionals te krijgen voor de manier waarop instabiliteit kan worden gecreëerd.
Ten derde werden de demonstraties van jongeren voor de Estse ambassade in Moskou rechtstreeks door het Kremlin georganiseerd en bevoorraad. Moskou heeft bewust het Verdrag van Wenen genegeerd en de Estse diplomaten in Moskou niet willen beschermen.
Ten vierde leiden de sporen van de talrijke cyberaanvallen op informatiesystemen in Estland rechtreeks naar het Kremlin en naar Russische regeringsinstanties.
Ten vijfde werden er economische sancties aan Estland opgelegd. Rusland heeft tot nu toe 25 procent van zijn olie via de Estse spoorwegen en havens uitgevoerd, maar plotseling bleek vorige week dat de spoorweg tussen Rusland en Estland gerepareerd moest worden. Achter dit goedkope excuus gaat natuurlijk de wens schuil om Estland economisch te treffen. Een dergelijke sanctie kan ook een rechtstreekse invloed hebben op de energievoorziening van de Europese Unie. Wij moeten ons afvragen in wiens belang het was de trein van Sint-Petersburg naar Tallinn stop te zetten.
Tot slot wil ik de vele mensen bedanken die Estland steunen.
Alexander Lambsdorff (ALDE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, u, mijnheer Verheugen, hebt zojuist gezegd dat Rusland onze voornaamste strategische partner in Europa is. Nu zijn voor een strategisch partnerschap gemeenschappelijke belangen, doelstellingen en waarden nodig, en het lijkt mij dat we op die punten een schrijnend gebrek vast moeten stellen. Wat betekent een strategisch partnerschap eigenlijk vanuit Russisch perspectief, als daaraan zulke voorwaarden gesteld worden? Heeft men aan Russische kant überhaupt wel een voorstelling van een constructief strategische partnerschap met de Europese Unie, als het land zich tegen Estland netzo gedraagt als het in Kosovo en Moldavië gedaan heeft? Wat is dan de constructieve agenda van Rusland voor het buitenlands beleid?
U verlangt verder van een strategische partner van de EU dat hij zich ondubbelzinnig uitspreekt voor democratie en mensenrechten en zich blijvend inspant voor de verwezenlijking daarvan. Hebt u de beelden van de demonstraties in Moskou en Petersburg dan niet gezien? U voert met de Russische zijde ook gesprekken in het kader van de mensenrechtendialoog. Die dialoog is intussen van de reguliere topontmoeting losgekoppeld omdat hij te lastig zou zijn, en omdat het voor een normale topagenda een te grote last zou zijn indien met de Russen ook over mensenrechten gesproken zou moeten worden.
U zegt dat we Rusland graag als een sterke partner willen hebben. Net als Charles Tannock ben ik een vriend van Rusland en zie ik graag een sterk Rusland, maar dan een echt sterk Rusland, een Rusland met respect voor de mensenrechten en de rechten van minderheden, met het recht van vergadering, met vrijheid van meningsuiting en zonder de bedrieglijke façades waarachter een land schuil gaat dat zijn kracht put uit olie en autoritarisme. Als we de Europese buitenlandse politiek echt in dienst van onze waarden willen stellen, moeten we in elk geval beide topontmoetingen weer samenvoegen en de eigenlijke topontmoeting tussen de EU en Rusland tegelijk houden met de mensenrechtendialoog, die we tot nog toe altijd weggemoffeld en steeds twee weken voor de eigenlijke top gehouden hebben.
Ik ben voor dialoog. Ook de Russische oppositie, die vorige week hier in ons Parlement was, is voor een dialoog tussen de EU en Rusland. Ik hoop echter dat deze dialoog vruchten afwerpt, al hebben eerdere ervaringen hebben mij wel wat sceptisch gemaakt. Tot slot wil ik nog zeggen dat ik blij ben dat we dit debat in Brussel en niet in Straatsburg voeren.
Gintaras Didžiokas (UEN). - (LT) Wanneer zal de Europese Unie nu eindelijk eens inzien dat de problemen rond de Poolse vleesuitvoer naar Rusland niet van commerciële of veterinaire aard zijn maar van politieke aard? En kijk ook eens naar Estland: het aldaar veroorzaakte conflict heeft niets met het verwijderen van monumenten te maken. Het zijn allemaal politieke kwesties, die worden aangegrepen als instrument om de solidariteit binnen de Europese Unie te breken. Rusland belooft sommige landen een snoepje in de vorm van economische voordelen en het beschuldigt andere landen ervan dat ze de ontwikkeling van partnerschappen in de weg staan - dat zijn de slechteriken. Daarachter gaat echter de bedoeling schuil om de Europese Unie te verzwakken.
Wanneer zullen de politici in de Europese Unie eindelijk begrijpen wat Rusland aan het doen is? In ons antwoord op dit soort tactieken zouden we met één stem moeten spreken. We moeten laten zien dat de solidariteit binnen de Europese Unie oprecht is en niet slechts een kreet. We moeten Rusland duidelijk maken dat we niet zullen toelaten dat onze eenheid wordt gemanipuleerd. We moeten laten zien dat de Europese Unie haar idealen niet verraadt en dat Rusland een ernstige vergissing begaat als het daarop aanstuurt. Wij willen een beschaafd partnerschap op basis van wederzijds respect, democratie en de beginselen van de rechtsstaat.
Angelika Beer (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil met drie voorbeelden toelichten waarom mijn fractie de gezamenlijke ontwerpresolutie waarover morgen gestemd wordt, niet zal steunen. Wij zullen onze bezwaren nog in amendementen vastleggen. Als woordvoerder van de fractie voor het veiligheidsbeleid zou ik erop willen wijzen dat wij, van De Groenen, het de hoogste tijd vinden om klare taal te spreken. Het gaat nu juist niet om een strategisch partnerschap, maar hoogstens om het beklinken en uitdiepen van een pragmatisch partnerschap.
Als Rusland in deze moeilijke tijden zonder enige goede reden een vreedzame oplossing voor Kosovo dwarsboomt door met een veto in de Veiligheidsraad te dreigen, is dat even onaanvaardbaar als de opzegging van het CVSE-verdrag waar nu weer mee gedreigd wordt. Dat verdrag is namelijk een belangrijk instrument voor wapenbeheersing en ontwapening in Europa.
Ik wil nu een punt aansnijden dat mij grote zorgen baart en waarover, zo mag ik verwachten, de Raad en de Commissie opheldering zullen verschaffen. Als klopt wat naar voren komt uit de ooggetuigenberichten, de rapporten van Amnesty International en de uitlatingen van anderen die ter plekke in Darfoer actief zijn, dan heeft Rusland alleen al in 2005 wapens ter waarde van 15,4 miljard euro aan Soedan geleverd. Ooggetuigen berichten dat een deel van deze wapens in Darfoer is ingezet.
Nu weten we ons inderdaad geen raad met de vraag hoe er een eind gemaakt kan worden aan de volkerenmoord in Darfoer, maar dat neemt niet weg dat we alles op alles moeten zetten om de gesprekken en onderhandelingen te intensiveren, eerbied voor de mensenrechten af te dwingen en de volkerenmoord te beëindigen - en ervoor te zorgen dat de afzonderlijke lidstaten niet langer hun oliebelangen kunnen laten prevaleren. Ik vraag eenieder onder ons dat niet toe te laten en Rusland op dit punt de rode kaart te laten zien. Dit is onaanvaardbaar!
Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb eerder horen zeggen dat Rusland een strategische partner is van de bovenste plank, maar zeg nu zelf: moet het dat wel zijn? Rusland is een schurkenstaat die hard op weg is een volledige dictatuur te worden. Rusland heeft internationaal gezien weinig méér te bieden dan zijn energievoorraden, en het maakt handig gebruik van die voorraden om weer een wereldmacht te worden. Rusland gebruikt die energievoorraden om zijn internationale geopolitieke ambities te verwezenlijken. Daarbij wordt het Westen in de houdgreep genomen en worden internationale leveringsbondgenootschappen gesmeed met staten die het Westen niet gunstig gezind zijn.
Het democratische, naar energie hunkerende Westen loopt slaapwandelend in een val die Rusland, met zijn energievoorraden als lokaas, gezet heeft. Kijk maar eens naar wat president Poetin in 2003 zei tegen de krant Novaya Gazeta: “De Europese Commissie kan zich maar beter geen illusies maken. Als het om gas gaat, zal zij zaken moeten doen met de Russische staat.” We zouden ons grote zorgen moeten maken over wat voor een staat dat is. Het is een staat waar de veiligheidsdiensten zichzelf hebben getransformeerd tot een gangsterbende die ongehinderd de scepter zwaait, een staat waar meer dan driehonderd journalisten vermoord zijn - om de overgebleven journalisten ervan te weerhouden verslag te doen van de waarheid -, een staat waar Russische burgers een kritische Britse burger op Brits grondgebied kunnen vermoorden en veilig in Rusland kunnen blijven zonder bang te hoeven zijn dat ze voor het gerecht worden gebracht.
“Vlieg” Europa moet de uitnodigingen van “spin” Rusland om in haar web te komen, afslaan. Het Verenigd Koninkrijk moet onverwijld zijn eigen, onafhankelijke energievoorraden veiligstellen door verder te investeren in kernenergie.
Jacek Saryusz-Wolski (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, er is daadwerkelijk behoefte aan constructieve betrekkingen met Rusland, maar niet tot elke prijs en evenmin ten koste van de soevereiniteit van de EU of van een lidstaat. We moeten het niet laten bij algemene samenwerkingsregelingen en bij louter retoriek. Wij moeten vooral elke zelfgenoegzaamheid vermijden en mogen geen onjuiste indruk wekken. We moeten de waarheid spreken, en de waarheid is dat de EU en haar lidstaten niet uitsluitend hun aandacht mogen richten op hun economische belangen en hun ogen mogen sluiten voor de verslechterende situatie van de democratie en de mensenrechten in Rusland en het discriminerende beleid van Rusland jegens zijn buurlanden, waaronder diverse lidstaten.
We willen allemaal dat Rusland democratisch wordt. Rusland is een echte partner van ons. We moeten vertrouwen opbouwen, maar dat vertrouwen moet wel gebaseerd zijn op het naleven van de waarden en verplichtingen waartoe wij ons hebben bekend. En bovenal moet Rusland zich realiseren dat zijn pogingen om bepaalde lidstaten van de Europese Unie tegen elkaar uit te spelen, volkomen contraproductief zijn. Verdeeldheid zaaien binnen de EU is een strategie die niet zal werken. De Unie is gebaseerd op het beginsel van solidariteit. Solidariteit betekent ‘één voor allen, allen voor één’. Vandaag is die ‘één’ Estland. Het gedrag van Rusland tegenover Estland wordt gekenmerkt door een reeks onaanvaardbare praktijken, en misschien is het eind nog niet in zicht. De Unie staat achter en naast Estland. De Raad en de Commissie moeten duidelijker zijn, heldere taal spreken en zich actiever opstellen.
Laat dit duidelijk zijn: als één lidstaat wordt behandeld op een wijze die indruist tegen alle regels van de internationale gemeenschap op welk gebied dan ook - of het nu om handel, energie of politieke discriminatie gaat - dan zal onze Unie in haar geheel voor die lidstaat in de bres springen. Ons Parlement is de hoeder van deze solidariteit. Dit is niet alleen een toets voor de Unie als politiek project, maar ook voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en we zullen die toets doorstaan.
Als Rusland behandeld wil worden als een belangrijke speler en een grote natie die geworteld is in Europa, dan moet het leren voldoen aan alle internationale verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de Raad van Europa, uit de ondertekening van het Europees Energiehandvest en bindende overeenkomsten inzake ontwapening of uit een eventueel - en dit is nog een vraagteken - lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie. Als we een vruchtbare en zinvolle samenwerking met Rusland willen ontwikkelen, - en dat willen we - moeten we een nieuw tijdperk inluiden met Rusland. Dan mogen wij niet terugkeren naar de Koude Oorlog uit de tijden van de Sovjet-Unie.
Justas Vincas Paleckis (PSE). - (LT) Ook nu, in de eenentwintigste eeuw, is papier nog steeds een fundamenteel element bij het bouwen van bruggen tussen landen. Het feit dat dit element in de huidige context ontbreekt - en nu heb ik het over de moeilijkheden die we ondervinden bij het opstellen van een document over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland - is tekenend voor de situatie. Vanuit Moskou krijgen we te horen dat een dergelijk document eigenlijk niet nodig is. De moedwillig veroorzaakte crisis in de betrekkingen tussen Estland en Rusland - en dus ook tussen de EU en Rusland - maakt duidelijk dat Rusland niet begrepen heeft dat alle EU-lidstaten gelijk zijn, en dus ook in gelijke mate soeverein. Een dialoog is nu dus dringend gewenst. Anders keren we terug naar de nog niet geheel door de natuur opgeëiste loopgraven van de Koude Oorlog. En dat is een optie waar niemand in deze toch al instabiele wereld baat bij zal hebben. De moeizame onderhandelingen in Samara zouden moeten leiden tot een duidelijker omschrijving van de standpunten en het vastleggen van nieuwe politieke spelregels die aansluiten bij de nieuwe realiteit.
Het document dat we nu bespreken wijst er terecht op dat een nieuwe overeenkomst heel belangrijk is voor het uitbreiden van de economische samenwerking en het verbeteren van de veiligheid en stabiliteit in Europa. Een strategisch partnerschap met Rusland blijft voor de Europese Unie het doel, en dat wordt in de ontwerpresolutie ook benadrukt. Het moet echter wel zo zijn dat beide partijen dat doel proberen te verwezenlijken door de mensenrechten, de democratie en de vrijheid van meningsuiting te versterken en door buitensporige, op het verwezenlijken van een imperium gerichte ambities op te geven.
Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE). - Voorzitter, "Moskou ligt dwars omdat het dwars kan liggen". Zo luidde onlangs de kop van een artikel in een bekende Nederlandse krant. En inderdaad: we laten met ons sollen! Ook tijdens ons recente bezoek aan Moskou werd me wederom duidelijk dat wij als Europa onze waarheid hebben en dat de Russen hun eigen waarheid prediken, hierin onder meer gesteund door het onvermogen van de Unie om luid en duidelijk met één stem te spreken, waardoor zij schuchter en zelfs verdeeld overkomt.
De voorbeeldfunctie die wij als Unie zouden kunnen hebben, lijken wij stilaan uit handen te geven. Dat doet niemand voor ons. Dat doen we volledig zelf. En Poetin, gesteund door de snelle, groeiende economie in zijn land, maakt daar gebruik van. Hij maakt een karikatuur van de EU, als hem dat zo uitkomt. Rusland telt weer mee, en de EU zal het weten. Rusland provoceert.
De lijst met controversiële kwesties blijft groeien en ze zijn allemaal genoemd. De Amerikaanse plannen voor een raketschild in Polen en Tsjechië, de aankondiging van Poetin dat hij het ontwapeningsverdrag opschort, grote internationale kwesties zoals Kosovo, maar ook het Midden-Oosten en Soedan, het energiebeleid als geopolitiek instrument, het democratisch tekort, de schending van mensenrechten, Tsjetsjenië, en natuurlijk niet te vergeten de crisis in Estland en het importverbod op het Poolse vlees. Tot slot de soevereiniteit van derde landen. De lijst groeit, en daarmee het wantrouwen.
De wensen en verwachtingen lopen zeer uiteen en dát terwijl de toenemende onderlinge afhankelijkheid alsook de nabijheid van Rusland het stellen van prioriteiten noodzakelijk maakt. Hierbij is het van cruciaal belang dat de EU haar interne eensgezindheid behoudt, en dat is een uitdrukkelijke oproep aan de Raadsvoorzitter. Geef Rusland geen ruimte om een karikatuur van de EU neer te zetten. Zorg dat ons eigen huis op orde is. Alleen dan kan de Unie een doeltreffend en standvastig beleid ten aanzien van Rusland voeren.
Mirosław Mariusz Piotrowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, het is vandaag voor iedereen duidelijk dat het conflict met Rusland over het embargo op de uitvoer van Pools vlees van louter politieke aard is. Het staat als een paal boven water dat Polen steeds aan alle gezondheidsnormen heeft voldaan.
De Russische regering is helemaal niet van plan om een compromis te sluiten, maar probeert systematisch verdeeldheid te zaaien in de Europese Unie. Bovendien heeft Rusland zich het recht toegeëigend om zich te mengen in de interne aangelegenheden van Estland, een soevereine staat die lid is van de Europese Unie. Rusland gebruikt dergelijke methoden ook tegenover andere buurlanden, die in het verleden satellietstaten van de Sovjet-Unie waren.
Dialoog en overleg zijn belangrijke waarden. In de huidige omstandigheden zou een onderhandelingsmandaat op de EU-Rusland-top echter niet alleen neerkomen op een terugkeer naar de politieke praktijken van de Koude Oorlog, maar eveneens een gevaarlijk precedent scheppen voor de toekomst.
Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE). - Voorzitter, voortgang en verdieping van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland is absoluut noodzakelijk. Bij goed partnerschap hoort echter ook dat problemen en verschillen van mening in alle openheid worden besproken en dat partners bereid zijn om daaruit lessen te trekken om hun relatie leefbaar te houden. In een relatie moet het contact, de dialoog altijd open gehouden worden. Ik wens ons allemaal toe dat de onderhandelingen over een nieuwe partnerschapsovereenkomst snel gaan beginnen. Een nieuwe overeenkomst die overigens gebaseerd moet zijn op de ervaringen van het afgelopen decennium, maar ook een nieuwe dialoog vorm moet geven voor de komende jaren.
Voorzitter, we moeten ophouden om in statements te spreken. We moeten overleggen in een gestructureerde dialoog en daarbij problemen absoluut niet uit de weg gaan. Er zijn genoeg problemen in Rusland. Ik noem de vrijheid van de media, de wijze waarop de democratie functioneert, de manier waarop reglementen voor verkiezingen en het gekozen worden zijn vastgelegd, de situatie van de NGO's alsook de mensenrechtensituatie - en ik wijs dan op het rapport over Tsjetsjenië in de Raad van Europa - dat alles moet op de agenda staan.
Maar ook op internationaal vlak kunnen Europa en Rusland niet zonder elkaar. Kijk maar naar het Kosovo-dossier. Het kan niet zo zijn dat er simpel een Russisch nee komt. Dat is niet in het belang van de regio. Maar ook voor het dossier Iran of Noord-Korea hebben we elkaar nodig.
Tenslotte wil ik ingaan op de spanningen tussen Estland en Rusland. Spanningen die niet alleen in beide landen hoog oplopen, maar nu met name door de Russische reactie ook een Europees probleem zijn. De lijst van problemen tussen de Baltische landen en Rusland wordt steeds langer. Problemen zijn er om opgelost te worden. Maar wat absoluut ontbreekt, is elke vorm van omzichtigheid en voorzichtigheid in de omgang met elkaar.
Ik ben groot voorstander van een actieve politiek voor het oosten van Europa. Maar dat beleid kan alleen maar gevoerd worden, wanneer we ook in de EU het daarover met elkaar eens zijn. Dus ook de Baltische lidstaten moeten dat meedragen. Het kan daarom dus niet zijn dat we als Europese Unie acties, strafsancties accepteren tegen een lid van onze familie. Het verhogen van de spanning is absoluut niet in ons belang, maar het is ook zeker niet in het belang van Rusland.
Als Europese Unie zijn wij echt aan zet. Raad en Commissie moeten, net als het Parlement, met één stem duidelijk maken dat de Europese Unie wars is van bedreiging van EU-leden, maar dat wij ook bereid zijn om waar mogelijk onze inzet te geven aan het verbeteren van de dialoog en aan het opzetten van een constructieve samenwerking. Het Duitse voorzitterschap heeft daartoe aanzetten gegeven en ik denk dat de top een goede kans biedt om daarop verder te gaan.
Józef Pinior (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, deze plenaire vergadering valt precies samen met de verjaardag van het einde van de Tweede Wereldoorlog. Als Pool zou ik hier alle Sovjet-Russische soldaten willen gedenken die in de strijd tegen het fascisme om het leven zijn gekomen. Ieder van ons weet welke offers zij hebben gebracht. We herinneren ons allemaal deze eenvoudige soldaten, deze grijze infanteristen, die in het liedje van Bulat Okudzhava zo treffend worden beschreven.
De Europese Unie is één in haar verlangen naar goede betrekkingen met Rusland. Deze goede relaties zijn gebaseerd op een economische, strategische en geopolitieke noodzaak. Tegelijkertijd is Rusland geen gemakkelijke partner voor de Europese Unie. Het spreekt voor zich dat wij niet akkoord kunnen - en zullen - gaan met gelijk welke uiting van een Russisch neo-imperialistisch beleid, met het soort beleid dat Rusland de voorbije dagen tegenover Estland heeft gebruikt. Daarom is het van cruciaal belang dat wij de Estse regering en de bevolking van Estland vandaag ten volle steunen en ons volledig solidair opstellen met het land.
Mijnheer de commissaris, mijnheer de minister, ik zou u willen herinneren aan de brief die Amnesty International voor de ontmoeting in Samara aan de leiders van de Europese Unie heeft geschreven. Daarin wijst de organisatie op de noodzaak om tijdens de gesprekken met president Poetin de schendingen van de mensenrechten in Rusland aan de orde te stellen, onder meer de beperking van de vrijheid van vereniging en vergadering, de vrijheid van meningsuiting en in het bijzonder de persvrijheid, evenals de kwestie van het toenemende aantal journalisten dat de laatste tijd in Rusland wordt vermoord. Dat zijn problemen waar de Europese leiders de Russische regering tijdens de top in Samara zonder omwegen mee zouden moeten confronteren.
Guntars Krasts (UEN). - (LV) De Europese Unie beschouwt Rusland als een goede partner op de lange termijn, maar gebruikt ze haar invloed om Rusland aan te moedigen een democratisch en voorspelbaar buurland te worden? Nu Rusland de status van grote energiemogendheid heeft gekregen, begint zowel het binnen- als het buitenlands beleid van dit land steeds onaangenamer trekken te vertonen. Nu de Europese Unie geconfronteerd wordt met het nieuwe Russische beleid blijkt ze echter niet als één geheel te kunnen reageren. De lidstaten reageren elk voor zich, en als er dan een conflict met Rusland ontstaat, krijgen ze het advies om deze conflicten bilateraal op te lossen. Het meest recente voorbeeld daarvan is de ongegeneerde inmenging van Rusland in de interne aangelegenheden van EU-lidstaat Estland. Rusland heeft zelfs aangedrongen op het aftreden van het democratisch gekozen parlement en de democratisch gekozen regering. De Europese Unie heeft er het zwijgen toe gedaan, terwijl de president en de senaat van de VS nu juist duidelijk hun steun vóór Estland hebben uitgesproken. Het voorzitterschap van de Europese Unie wil dat dit conflict door Rusland en Estland bilateraal wordt opgelost. Rusland krijgt zo toestemming de Europese Unie te verdelen in kleine en grote, nieuwe en oude lidstaten, partnerstaten en ondankbare staten aan de overzijde van de grens. De volgende top tussen de Europese Unie en Rusland zal dus een belangrijke test zijn van het vermogen van de Europese Unie om als unie op te treden. Ik dank u.
József Szájer (PPE-DE). - (HU) Rusland is een Europese natie, waarmee we een gemeenschappelijke cultuur en gemeenschappelijke sociale, economische en intellectuele wortels delen die meer dan 1000 jaar teruggaan. De Europese Unie heeft een democratisch Rusland nodig. Een democratisch Rusland is wat de Europese Unie nodig heeft. De belangrijkste voorwaarde voor een partnerschap is echter democratie en rechtsstaat alsmede volledig respect voor de beginselen van gelijkgerechtigdheid.
Dit is onverenigbaar met wat Rusland onze Estse broeders momenteel aandoet: de Russen mengen zich in een Estse aangelegenheid, waarbij ze internationale normen en wetten met voeten treden. Estland is de Unie - de Unie is Estland. Dit is dus niet de zaak van één land maar van de hele Unie. Het is niet alleen een kwestie van solidariteit maar ook van soevereiniteit.
Geachte collega’s, is het niet absurd dat de Unie zich momenteel voorbereidt op een topontmoeting op hoog niveau met de leiders van dit land om met hen te spreken over evenwichtige partnerrelaties, dat ze visumverstrekking probeert te vergemakkelijken en steun geeft aan het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie, maar dit land zich tegenover een van de EU-lidstaten gedraagt alsof het zich ongestraft kan inmengen in diens binnenlandse aangelegenheden? Dit is onacceptabel en, ik moet zeggen, een principekwestie waarvoor geen enkel compromis mogelijk is.
Daarom roep ik de Europese Commissie en de Raad op de voorbereidingen voor de topontmoeting tussen Rusland en de EU op te schorten totdat Rusland ophoudt druk uit te oefenen op Estland. De Unie moet een duidelijke boodschap uitzenden: tot hier en niet verder.
Monika Beňová (PSE). - (SK) Wij zijn in 1945 door het Rode Leger bevrijd. Ik geloof dat we dit leger een zekere mate van dankbaarheid en respect verschuldigd zijn.
De problemen begonnen echter toen een deel van dit leger in onze landen, waaronder het mijne, achterbleef, uit hoofde van allerlei nobele voorwendsels, zoals “economische hulp” en “bescherming”. Eén en ander leidde er uiteindelijk toe dat onze landen werden afgeschermd met prikkeldraad, waarna onze economieën zo ver achterop raakten dat we in de jaren negentig weer helemaal opnieuw moesten beginnen.
Dat ik even naar deze geschiedenis verwijs, heeft te maken met het feit dat we in dit debat over de EU-Rusland-top veel nobele uitdrukkingen gebruiken. We mogen echter niet vergeten dat wat we in de Europese Unie in de afgelopen jaren hebben gewonnen, in Rusland op de verliesrekening moet worden gezet. Rusland beseft dat maar al te goed en is er niet blij mee. Als we het over een gelijkwaardig partnerschap met Rusland hebben, dan doen we er verstandig aan te verzekeren dat dit partnerschap er inderdaad één tussen gelijken is. We mogen ons niet - zoals vorige generaties 62 jaar geleden - laten misleiden door fraaie zinnen.
Wojciech Roszkowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland zijn moeilijker geworden sinds Rusland opnieuw een beroep doet op zijn vroegere imperiale beleid. De recente gebeurtenissen in Estland zijn daar een uitstekend voorbeeld van. De soevereine regering van Estland heeft het recht - en zelfs de plicht - om de sporen van de Sovjet-Russische onderdrukking uit te wissen. De Russische reactie plaatst Rusland in een negatief daglicht.
Het Kremlin heeft tevens de lastercampagne tegen Polen aangewakkerd en jammer genoeg is een aantal leden van dit Parlement in Straatsburg voor deze campagne gezwicht. Hoewel Polen er alles aan gedaan heeft om zijn goede wil te tonen, heeft Rusland het verbod op de invoer van Pools vlees niet ingetrokken en breidt het land het embargo zelfs nog verder uit.
President Poetin is nu zelfs van plan om een decreet uit te vaardigen voor de bescherming van gedenkplaatsen en monumenten buiten Rusland. Betekent dit dat de Russische wet ook op het grondgebied van de Europese Unie van toepassing zal zijn? Uit dit debat blijkt heel duidelijk dat de Europese Unie tijdens de top in Samara veel resoluter moet optreden, vooral wat het vertegenwoordigen van de belangen van alle - en niet slechts van enkele - lidstaten betreft.
Christopher Beazley (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb twee vragen die minister Gloser in zijn reactie op dit debat wellicht wil beantwoorden.
Het staat als een paal boven water dat de Raad, het voorzitterschap - zijn collega’s - en de bondskanselier tijdens de top in Samara, als die doorgaat, ook de standpunten zullen moeten overbrengen die in dit Parlement naar voren zijn gebracht. Het mag duidelijk zijn dat we met het Rusland van president Poetin niet kunnen doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Zou de minister in zijn antwoord kunnen toelichten hoe tijdens de top uiting zal worden gegeven aan onze bezorgdheid, en aan onze weigering om Estland als de oorzaak van deze crisis te beschouwen?
Wij hebben te horen gekregen dat we de crisis niet moeten laten escaleren, maar deëscaleren. Maar wij, de EU, zijn deze crisis niet begonnen. Als je de filmkopie van de zogenaamde ‘rellen’ in Tallinn bekijkt, zie je beelden van ongeregelde groepen jongeren die ruiten inslaan en luxegoederen stelen. Wat heeft dat in ‘s hemelsnaam te maken met respect voor de miljoenen Russen die gestorven zijn in de Tweede Wereldoorlog? De interpretatie die president Poetin - in tegenstelling tot zijn voorgangers Jeltsin en Gorbatsjov, die de hervormingsbeweging binnen Rusland in gang zetten - verspreidt, is eenvoudigweg onaanvaardbaar.
Kunt u dus in uw antwoord aangeven, mijnheer de minister, welke specifieke demarches het voorzitterschap tijdens de top zou willen ondernemen om te onderstrepen dat er zonder wederzijds begrip geen sprake kan zijn van geslaagde onderhandelingen? Het gaat niet alleen om Estland, zoals al eerder gezegd is: Letland is door president Poetin aangevallen, evenals Tsjechië, Polen en niet te vergeten de ambassadeur van mijn eigen land. Kunt u dus nader toelichten hoe de voorstelling die de Russische regering van dit probleem geeft van invloed zal zijn op de top?
Marianne Mikko (PSE). - (ET) De aanval van hackers in Rusland op de IT-infrastructuur van EU-lidstaat Estland duurt al bijna twee weken. Deze cyberaanval betekent dat de toegang tot Estse mediawebsites ofwel totaal onmogelijk of ernstig verstoord is. De hackers hebben ook geprobeerd de websites van Estse ministeries te blokkeren. Op 3 mei ontving de server van het kantoor van de premier 90 000 hits in een uur. Estland was in staat de aanval af te slaan, maar dat Rusland dit laat gebeuren is een daad van agressie die beantwoord moet worden.
De Russische geheime diensten hebben sinds de Koude Oorlog het gebrek aan informatie gebruikt om de massa’s te manipuleren. In de eenentwintigste eeuw is een situatie waarin het onmogelijk is via internet met een land te communiceren, ernstiger dan het ingooien van een raam van de ambassade van dat land in Moskou. Ik verwelkom het feit dat aan de resolutie een paragraaf in is toegevoegd waarin met harde bewoordingen steun wordt gegeven aan Estland.
Het onderwerp ‘veiligheid van cyberspace’ moet op de top van Samara beslist met Rusland worden besproken. Het voorkomen van een cyberoorlog met onze strategische partner Rusland moet onze strategie zijn. De Europese Unie moet een cyberaanval tegen één lidstaat behandelen als een aanval op de hele Europese Unie. Dit moet de Russen heel duidelijk worden gemaakt.
Jan Tadeusz Masiel (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, laat ons hopen dat de top tussen de Europese Unie en Rusland niet alleen een goede gelegenheid zal zijn om onze onderlinge betrekkingen te verbeteren, maar ook om de integratie binnen de Unie te verdiepen door blijk te geven van meer solidariteit met Estland en Polen. We moeten Rusland een eerlijke kans geven, we moeten het land prijzen voor zijn successen en het bekritiseren omwille van zijn onrechtvaardige praktijken. We moeten niet bang zijn om ons tegen Rusland te verzetten wanneer we weten dat we het bij het rechte eind hebben. Wij zijn uiterst kritisch tegenover de regering in Wit-Rusland, maar eigenlijk verschilt haar aanpak nauwelijks van die van de Russische regering. Rusland moet de bezetting van Estland, Letland en Litouwen erkennen, en, op een ander niveau, die van alle landen van het Sovjetblok. Ik zou al degenen die verantwoordelijk zijn voor de onderhandelingen tijdens de aanstaande top, willen oproepen om Rusland eens en voor altijd duidelijk te maken dat Polen net zozeer een lidstaat is van de Europese Unie als Duitsland of Groot-Brittannië.
Ten slotte, mijnheer de commissaris, zou ik u willen bedanken voor alle inspanningen die u tot dusver hebt geleverd. Toch is er meer vastberadenheid nodig. Rusland dient het embargo op de invoer van Pools vlees onmiddellijk op te heffen en niet geleidelijk of in de loop der tijd. Mag ik u vragen om president Poetin op de hoogte te brengen van de wil van dit Parlement?
De Voorzitter. - Ik heb zes ontwerpresoluties(1) ontvangen overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement.
Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Athanasios Pafilis (GUE/NGL), schriftelijk. - (EL) Door dit debat over de gebeurtenissen in Estland te houden op 9 mei, de dag van de overwinning op de fascisten, betoont men niet alleen een gebrek aan respect voor de tientallen miljoenen mensen die hun leven hebben opgeofferd voor de overwinning op het fascisme, en probeert men niet alleen de geschiedenis te vervalsen en te verdraaien. Dit debat is ook niet de alom bekende anticommunistische tirade van de dienaars van de kapitalistische barbaarsheid.
Veeleer is dit debat een bewuste politieke steunbetuiging aan het fascisme dat in de Baltische landen en elders in Europa weer de kop opsteekt. Daarmee varen de Europese Volkspartij, de socialistische fractie, de neo-liberalen en de groenen dezelfde koers als de extreemrechtse fractie.
Rechts, sociaal-democraten, groenen en Le Pen hebben een walgelijke anticommunistische campagne ontketend die gericht is tegen de Sovjet-Unie en tegen het heldhaftige Rode Leger. Wij hebben allemaal solidariteit betuigd met de Estse regering die nu al jarenlang bezig is de fascisten te rehabiliteren door de communisten en antifascisten te vervolgen.
Zij bewijzen op die manier allemaal wat historisch en politiek is vastgelegd, namelijk dat het fascisme een echt kind is van het kapitalisme. In het debat werd dit ook formeel tot uiting gebracht, waardoor weer eens de ware aard van de EU, als unie van de belangen van het kapitaal, werd onthuld.
Fascisme en kapitaal zijn van hetzelfde laken een pak, alleen heeft het fascisme geen parlementaire dekmantel.
Wij wijzen erop dat hoe sterker de volkeren de imperialistische barbaarsheid betwisten, veroordelen, zich daartegen verzetten en daartegen strijden, hoe sterker het anticommunisme de kop op steekt.
De geschiedenis heeft aangetoond dat degenen die ogenschijnlijk almachtig lijken te zijn, uiteindelijk door de strijd van de volkeren onder de voet worden gelopen.
9 mei 1945 blijft een dergelijke historische datum.
Alexander Stubb (PPE-DE), schriftelijk. - (FI) Het conflict met betrekking tot het standbeeld kan niet worden genegeerd.
Vandaag was het de Dag van Europa. Wij vieren de Europese Unie en het vredesproces dat de Europese integratie met zich mee heeft gebracht.
Er zitten echter twee kanten aan deze dag. Voor de Russen gaat het om het vieren van de overwinning in de Tweede Wereldoorlog, en het verplaatste standbeeld is hier een symbool van. Voor veel van de huidige EU-lidstaten symboliseren dit overwinningsfeest en het standbeeld in Tallinn echter het begin van een langdurige onderdrukking in de Sovjetunie.
Het is dus niet verwonderlijk dat men het standbeeld in Tallinn wilde verplaatsen. Je hoeft geen fascist te zijn om een symbool van onderdrukking, die nog vers in het geheugen ligt, te willen verplaatsen.
Dit is niet langer een binnenlandse aangelegenheid van Estland. Rusland heeft met zijn houding ten opzichte van het “nabije buitenland” van het standbeeldconflict een zaak voor de Europese Unie gemaakt.
Wij spreken veel over solidariteit. Het zou schandalig zijn ons op de agenda te beroepen en deze kwestie naar de vergadering in Straatsburg te verschuiven. De regels zijn er voor ons, en wij zijn er niet voor de regels. Als wij deze zaak niet direct kunnen behandelen vanwege de regels, wil ik dat de regels worden gewijzigd.
Wij kunnen redevoeringen houden over solidariteit, maar nu moet deze in praktijk worden gebracht: “Estlands zaak is onze zaak!”
13. De hervormingen in de Arabische wereld: welke strategie voor de Europese Unie? (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0127/2007) van Michel Rocard, namens de Commissie buitenlandse zaken, over de hervormingen in de Arabische wereld: welke strategie voor de Europese Unie?
Michel Rocard (PSE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik bewonder de moed van de minister en van de commissaris: ik weet wat het betekent om bij debatten aanwezig te moeten zijn zonder de zaal te kunnen verlaten, en ik hoop dat ze zich niet te veel zullen vervelen. Met dit debat wil ik een voor ons vrij nieuw onderwerp aansnijden.
De titel van het verslag is niet gepast. Het gaat niet zozeer om de relatie van de Europese Unie met de hervormingen in de Arabische wereld als wel om een relationeel proces van de Europese Unie met de Arabische wereld, dat tot doel heeft om de hervormingen te vereenvoudigen.
Omwille van de snelheid zal ik mijn opmerkingen structureren rondom een aantal punten. Het eerste punt kent u allemaal: de Arabische landen doen het niet zo goed. We ontvangen allen onnoemelijk veel informatie en horen klachten over de schendingen van de mensenrechten, over vaak dictatoriale regeringen, over enorme en schandelijke financiële ongelijkheden in de verschillende landen, over het uitblijven van economisch herstel, zelfs daar waar aardolie aanwezig is. Er heerst eigenlijk een malaise in de Arabische wereld. Een Libanese Arabische schrijver heeft het zelfs gehad over een Arabische malaise. Achter die malaise gaat een lange historische vernedering schuil: kolonialisme, onafhankelijkheid, een gebrek aan controle over de grondstoffen, met name aardolie, intellectueel verval en de daarmee gepaard gaande opkomst van religieus conservatisme.
Tweede punt: het feit dat men deel uitmaakt van de Arabische wereld uit zich, in die context, in de meeste van deze landen in de vorm van een bewustzijn van de eigen identiteit, in een zoektocht naar collectieve versterking. Die ontwikkeling deed zich reeds voor in de tweede helft van de twintigste eeuw, vooral tegen het einde daarvan. Momenteel neemt op internationaal vlak de Arabische Liga standpunten in voor rekening van de verschillende landen, omdat zij wordt gerespecteerd. Dankzij de resoluties van de Liga is er enige vooruitgang gekomen in wat men het vredesproces in het Midden-Oosten noemt, wat nog altijd geen vredesproces is, maar waarin men resultaten hoopt te bereiken via de top van de Arabische Liga. Dankzij de media lijkt er ook duidelijk een Arabische publieke opinie te ontstaan, die veel homogener is dan de diplomatieke standpunten van de verschillende landen. Ook vele intellectuelen - vooral Egyptische, maar ook Libanese en zelfs Algerijnse intellectuelen - verspreiden hun boodschap liever op pan-Arabisch vlak dan in een nationaal kader. Tenslotte moet ik erop wijzen dat de Arabische Liga nooit met religieuze problemen te kampen heeft gehad. Die worden doorgegeven aan de Organisatie van de Islamitische Conferentie, een heel andere wereld. Het Arabisch-zijn is een seculier concept, wat onze betrekkingen kan vereenvoudigen.
Derde punt: hoe gaan wij, Europese Unie, om met dat Arabisch-zijn? Door het te negeren. We hebben met Irak sterke en nauwe betrekkingen die we vaak bespreken. We leggen echter heel weinig de link met dat land als we het hebben over het Israëlisch-Palestijns conflict. We praten over Algerije. We hebben met Algerije, met Marokko, Tunesië en ook met Egypte sterke bilaterale betrekkingen. Kortom, we hebben met al die landen betrekkingen met de bevolking, op staatsniveau, op bilateraal vlak, maar we negeren hun Arabisch-zijn.
De vraag die in dit initiatiefverslag aan de Commissie en de Raad wordt gesteld, is de volgende: is er geen reden om daarvan af te stappen en een beetje meer te doen, omwille van hetgeen ik in mijn tweede punt heb vastgesteld? Er is een intellectueel leven, een politiek leven, een diplomatiek leven in de Arabische wereld, op het niveau van haar gemeenschap. Heeft de Europese Unie er geen belang bij om ook op dat niveau betrekkingen aan te knopen? De verschillende impasses die we in de Arabische wereld aantreffen, situeren zich uiteraard op economisch, financieel, politiek, institutioneel en religieus vlak, maar ze zijn ook in grote mate van intellectuele en culturele aard.
Met een intellectuele en culturele aanpak zullen andere betrekkingen ontstaan, en het doel van dit verslag is duidelijk te maken dat wij daar nota van moeten nemen. Daartoe moeten wij eerst en vooral erkennen dat de Arabische identiteit wel degelijk kan samengaan met democratie, met moderniteit, zelfs indien de feiten dat niet bewijzen. Intellectueel en politiek gezien, en in de toespraken van de Liga bestaat er een echte mogelijkheid. Het is trouwens de Arabische Liga die - door druk uit te oefenen op veel van zijn lidstaten - een Arabisch handvest voor de rechten van de mens heeft opgesteld. We weten allemaal dat het geen grote stap is, dat het heel wat minder ver gaat dan onze Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens of dan de Universele Verklaring van de rechten van de mens. Toch betekent het een aanzienlijke vooruitgang in vergelijking met de situatie van een tijdje geleden. En wat dan het grote, actuele probleem van de strijd tegen het terrorisme betreft, denk ik dat we allemaal met de Arabische volkeren betrekkingen willen nastreven die zijn gebaseerd op goede verstandhouding en partnerschap en gericht zijn tegen extremisten en moordenaars. Als wij hen over een kam scheren en veroordelen maken wij deze strijd onmogelijk.
In deze context stelt het verslag voor dat wij, Europese Unie, onze betrekkingen intensiveren met elke instantie die in deze kwestie een collectief karakter heeft: natuurlijk met de Liga van Arabische landen, maar ook - en waarom ook niet - met de Samenwerkingsraad van de Golf, en zelfs met de Unie van de Arabische Maghreb, als deze nieuw leven zou worden ongeblazen. Via deze instanties is het mogelijk om een netwerk van culturele en intellectuele betrekkingen op te bouwen, om studiebijeenkomsten te organiseren, die onze hervormingen zullen ruggensteunen.
Dit verslag, mijnheer de Voorzitter, is wat subtiel. We zullen de hand reiken aan landen die voor heel wat kritiek vatbaar zijn. Het debat over de amendementen zal zich bewegen tussen het extremisme van veroordelingen en de matiging van de toegestoken hand die, hoewel we goed weten dat er een massa kritiek kan worden gegeven, die kritiek liever niet uitspreekt zolang die toegestoken hand kan bijdragen tot het hervormingsproces waar we allemaal behoefte aan hebben.
Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, mijnheer Rocard, geachte afgevaardigden, we voeren onze discussie over de positie die de Arabische wereld in de internationale politiek inneemt, op het juiste moment. Voor ons gaat het daarbij ook om de vraag hoe het Westen nog beter met de Arabische landen kan samenwerken, omdat men daar aan beide zijden van profiteert. Ik wil u, mijnheer Rocard, hartelijk danken, want met dit verslag onderstreept ook het Europees Parlement het belang van de samenwerking tussen de Europese Unie en de Arabische wereld.
Al een paar jaar geleden had de regionale betrokkenheid van de Arabische Liga aan dynamiek gewonnen - ik noem slechts het vredesinitiatief van Beiroet in maart 2002 - maar de laatste weken manifesteert zich in de Arabische wereld ook een zeer sterke bereidheid om over de grenzen van de regio heen te kijken en te streven naar nauwere coördinatie en samenwerking, en daartoe zelfs het initiatief te nemen.
Ik denk dat deze ontwikkeling enerzijds voortkomt uit een zekere herwaardering voor de Arabische Liga, die ten onrechte een tijd lang verwaarloosd werd als vehikel voor samenwerking. Anderzijds komt het mij ook voor dat dit een reactie is op de zoektocht van niet-Arabische staten en organisaties naar een betrouwbare regionale partner in een instabiele regio.
Het blijvende engagement van de Arabische Liga in Libanon, dat onmiddellijk na de oorlog in de zomer van vorig jaar begon, is erg waardevol. Wij moedigen de Arabische Liga dan ook aan hiermee door te gaan.
De nieuwe kwaliteit van het internationale engagement van de Arabische Liga, onder de vastberaden leiding van Saoedi-Arabië, komt volgens mij echter het duidelijkst tot uitdrukking in de bekrachtiging van het Arabische vredesinitiatief op de top van Riad, eind maart. Dit initiatief schetst een perspectief voor normalisering van de betrekkingen tussen Israël en de Arabische staten. Het voortdurende debat hierover binnen de Arabische Liga rechtvaardigt de inschatting dat aan Arabische kant de wil bestaat om echte vooruitgang te boeken.
Ook de EU heeft de laatste jaren en maanden haar engagement in het Midden-Oosten vergroot. Daarbij blijft voor de EU het zogenaamde ‘Kwartet’ de voornaamste instantie.
Recentelijk hebben beide partijen - de Arabische wereld en Europa - de besprekingen over hun ideeën met betrekking tot een intensivering van de samenwerking naar een hoger plan getild. Ik hoef hier slechts te verwijzen naar de ontmoeting van de EU-Trojka met een delegatie van de Arabische liga in Sjarm el-Sjeik en naar het feit dat de fungerend voorzitter van de Raad, de heer Steinmeier, in zijn hoedanigheid van fungerend voorzitter van de Raad, een ministeriële delegatie van de Arabische Liga heeft uitgenodigd voor een bijeenkomst met alle EU-ministers van Buitenlandse Zaken op 14 mei in Brussel.
Dat alleen zorgt natuurlijk nog niet voor verlichting in de interne politieke, maatschappelijke en culturele problemen waar de Arabische wereld zich voor gesteld ziet, maar - en ik zeg dit met nadruk - Europa biedt de Arabische landen en hun samenlevingen op al die terreinen samenwerking aan. Ik hoop dat deze samenwerking een steentje zal bijdragen aan meer wederzijds begrip en tolerantie in Europa en de Arabische wereld. Begrip en tolerantie zijn eigenschappen waarvan de fungerend voorzitter van de Raad, Angelika Merkel, aan het begin van haar ambtstijd in Straatsburg zei dat ze “de ziel van Europa uitmaakten”: het zijn de hoekstenen waarop een succesvolle dialoog gegrondvest moet zijn.
Het doet mij daarom deugd dat u, mijnheer Rocard, in uw verslag ook aandacht besteed hebt aan culturele aspecten. Die spelen een grote rol in de vraag naar de mogelijkheden die de Europese Unie heeft om hervormingsprocessen in de Arabische wereld te bevorderen. Aan weerszijden verhinderen onwetendheid, vooroordelen en vijanddenken een vruchtbaar, toekomstgericht partnerschap. Van de dialoog en het begrip voor de cultuur van de ander hangt het af of de Europese Unie hervormingsprocessen in een door haar gewenste vorm zal kunnen ondersteunen.
Vorig jaar werd naar aanleiding van de ‘spotprentenaffaire’ herhaaldelijk gezegd dat er meer ‘interculturele dialoog’ moest komen. Toch doen we er goed aan dit begrip voorzichtig te benaderen. Met het idee van een interculturele dialoog kunnen we, ook zonder dat te willen, cultuurrelativisme aanwakkeren. De opvatting dat normen en waarden in principe cultureel bepaald zijn, druist in tegen onze opvatting van de universaliteit van de mensenrechten. Wat dat betreft ben ik het volledig met het verslag eens, met dien verstande dat daarin het belang van de interculturele dialoog wordt onderstreept en tegelijk duidelijk een lans wordt gebroken voor universele toepassing van de mensenrechten.
We moeten ons er niet alleen bij de mensenrechten, maar in elk opzicht voor hoeden in de val van het culturalisme te lopen. De menselijke identiteit is veelzijdig. Iemand is niet alleen moslim, christen of atheïst, maar onder andere ook vertegenwoordiger van een beroepsgroep, student, huisvader, verenigingslid. Zoals bij elk fundamentalisme stelt zich ook bij het islamisme het probleem dat het een enkel element van de eigen identiteit - het religieuze - boven al het andere stelt en dat het de complexiteit van de wereld uiteindelijk reduceert tot een tegenstelling ‘islam - Westen’. We dienen in ons beleid alles te vermijden wat deze tegenstelling in de hand werkt. Wij moeten juist op de voorgrond plaatsen wat ons verbindt, niet wat ons scheidt. Voor gedachtewisseling en projecten moeten we platforms kiezen die zowel door de EU als de Arabische wereld gedragen worden, vooral de Anna-Lindh-Stichting.
Zoals ook in uw verslag staat, is het politieke islamisme een uiting van de moderniseringscrisis in de Arabische maatschappij. Die crisis dienen de Arabische landen in eerste instantie zelf aan te pakken. Ook daar bestaan seculiere en liberale krachten, maar waar het vaak aan ontbreekt, is de maatschappelijke dialoog over de vraag hoe de verhouding tussen staat, religie en maatschappij politiek vorm gegeven moet worden.
Als een dergelijke maatschappelijke dialoog wel plaatsvindt, wordt ook duidelijk dat de onpartijdigheid van de staat in godsdienstaangelegenheden en het waarborgen van mensenrechten geen hervormingsproject zijn dat ‘het Westen’ aan de Arabische wereld op wil dringen, maar iets wat in het eigenbelang van de Arabische maatschappij is. Wij kunnen deze maatschappelijke dialoog steunen door platforms ter beschikking te stellen. Dat is bijvoorbeeld een belangrijke taak voor de diverse politieke stichtingen, zoals we die onder andere in Duitsland kennen.
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, geachte afgevaardigden, de Commissie is ingenomen met het verslag van de heer Rocard, dat zich vooral bezighoudt met de vraag welke gevolgen de ontwikkelingen in de Arabische wereld voor ons hebben en wat wij kunnen doen om deze ontwikkelingen overeenkomstig onze doelstellingen te beïnvloeden.
In een tijd waarin we ons gemeenschappelijk cultureel en historisch erfgoed herontdekken, is het belangrijk dat het Europees Parlement opnieuw het voortouw neemt en aandringt op nauwere banden met onze Arabische buren. De resolutie van het Europees Parlement over de hervormingen in de Arabische wereld maakt overduidelijk dat wij, volkeren en landen rond het Middellandse-Zeegebied, op elkaar aangewezen zijn. Wij zijn op elkaar aangewezen in politiek opzicht, als partners die proberen vrede te brengen in het Midden-Oosten en zich inzetten voor pluriformiteit en democratie, evenals in cultureel opzicht, met onze poging om de broodnodige diepgaande dialoog tussen culturen en religies op gang te brengen. Ook in milieuopzicht zijn wij van elkaar afhankelijk, omdat we met gemeenschappelijke Middellandse-Zeekust van meer dan 46 000 kilometer lengte, allemaal staan voor dezelfde problemen, zoals klimaatverandering of zeeverontreiniging, en voor de opgave om het milieu te ontlasten. Dan zijn wij verder in energiepolitiek opzicht op elkaar aangewezen, vanwege de aardgasstromen die uit het Middellandse-Zeegebied komen of daar doorheen geleid worden, en niet in het minst ook in demografisch opzicht, omdat er een dialoog met de landen van Noord-Afrika nodig is om een oplossing te vinden voor de kwesties die samenhangen met legale en illegale migratie.
Als erkenning van deze wederzijdse afhankelijkheid hebben we samen het Barcelona-proces in het leven geroepen, dat inmiddels door het Europees nabuurschapsbeleid geflankeerd wordt. Een verdere verdieping van de betrekkingen vindt plaats in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met de Samenwerkingsraad van de Golf, de overeenkomst met Jemen en de Overeenkomst van Contonou, waar de Arabische landen ten zuiden van de Sahara bij betrokken zijn.
Dankzij het Barcelona-proces en het nabuurschapsbeleid hebben we de laatste tijd vooruitgang kunnen boeken. Ik geef daar drie voorbeelden van. Met bijna alle landen in de regio zijn associatieovereenkomsten gesloten en nabuurschapsactieplannen overeengekomen. Een Europees-mediterrane vrijhandelszone begint langzamerhand gestalte te krijgen en zou een schakel moeten zijn tussen een steeds verder geglobaliseerde wereld en het open en op integratie gerichte regionalisme waar Europa aan werkt.
Het jaar 2007 zou van grote betekenis kunnen worden voor onze betrekkingen met een regio die ingrijpende veranderingen ondergaat. Deze regio hoopt vurig op een breed partnerschap met de Europese Unie. Het werk met onze partners is gegrondvest op de overtuiging dat veranderingen alleen dan blijvend van aard zijn, als ze diep vanuit de samenleving komen. Omgekeerd effent de geleidelijke doorvoering van politieke en economische hervormingen in het kader van het nabuurschapsbeleid het pad voor een verdere toenadering tussen Europa en de landen aan gene zijde van de Middellandse Zee.
In de betrekkingen met onze Arabische partners staat voor ons de wens om veiligheid, groei en stabiliteit in de regio te bevorderen centraal. We zijn er echter ook vast van overtuigd dat er nog veel meer te winnen valt, namelijk een gezamenlijk in te richten ruimte van samenwerking en stabiliteit, en een platform waarop we onze gezamenlijke idealen en waarden kunnen uitdragen.
VOORZITTER: LUIGI COCILOVO Ondervoorzitter
Antonio Tajani, namens de PPE-DE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de betrekkingen tussen Europa en de Arabische wereld vormen de sleutel tot vredesopbouw in het Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten. In de komende jaren zullen we allemaal aan de interculturele en interreligieuze dialoog moeten deelnemen. Wij zijn er namelijk diep van overtuigd dat vriendschappelijke betrekkingen gebaseerd moeten zijn op eerlijkheid en loyaliteit en op pogingen om anderen te begrijpen zonder afstand te doen van de eigen identiteit. Inderdaad is het van essentieel belang dat de Europese Unie over een hervormingsstrategie voor de Arabische wereld beschikt, en in het verslag-Rocard worden enkele onherroepelijke beginselen vastgesteld die kenmerkend zullen zijn voor de toekomstige betrekkingen.
Het zal de taak van het Europees Parlement zijn om alle beslissingen aan te moedigen die kunnen leiden tot een versterking van de democratie, tot eerbiediging van de mensenrechten en de rol van de vrouw, tot instelling van een vrijhandelszone, tot vrijheid van informatie, financiële hulp en eerbiediging van de godsdienstvrijheid.
In het verslag-Rocard - en ik kondig hierbij alvast aan dat de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten vóór zal stemmen - wordt een fundamenteel beginsel vastgesteld, namelijk het beginsel van wederkerigheid. In Europa heeft ieder mens het recht om zijn of haar eigen geloof te belijden, en zo zou het ook in elk Arabisch land moeten zijn. In het verslag-Rocard worden, wat dit betreft, de Arabieren die in Europa leven zelf opgeroepen als getuigen. Toch zijn we op dit gebied, net als op andere gebieden, nog ver verwijderd van de doelstellingen die de Europese Unie voor zichzelf heeft gesteld.
Als wij deze beginselen steunen en de Arabische landen helpen met hun hervormingen, zonder hun autonomie aan te tasten, kunnen we helpen voorkomen dat er een groter draagvlak ontstaat voor het fundamentalisme. Het gevaar van fanatisme heeft feitelijk niet alleen betrekking op Europa, maar op de hele Arabische wereld. Terrorisme is het kind van het fundamentalisme, en daarom is het essentieel dat Europa en de Arabische landen samenwerken om deze plaag van de twintigste eeuw te bestrijden. De recente aanvallen laten zien dat de prioriteit van Al Qa'ida momenteel ligt bij het treffen van Arabische landen die veranderingen hebben doorgevoerd, die een dialoog proberen op te zetten en die hervormingen mogelijk maken. Europa kan niet zwijgend afwachten en stil blijven zitten.
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijn collega en vriend Michel Rocard zal het mij vergeven als ik allereerst een thema aansnijdt dat zeer belangrijk is en waar Véronique De Keyser zich de laatste maanden en jaren erg voor ingezet heeft, namelijk het thema Palestina. Ik geloof dat we niet verder komen als de Europese Unie haar beleid ten aanzien van Palestijnse kwestie niet wijzigt, en als zij niet tegemoet komt aan een groot aantal van de eisen die de heer Rocard terecht stelt.
Mijn fractie heeft vandaag unaniem besloten de Commissie en de Raad op te roepen hun Palestina-beleid grondig te herzien. Het beleid van de Europese Unie, zoals dat wordt uitgedragen door Raad en Commissie, is onhoudbaar, cynisch en onaanvaardbaar voor de Arabische bevolking. Misschien dat bepaalde regeringen zich erin schikken, maar de bevolking van de Arabische landen kan zich niet neerleggen bij de manier waarop wij momenteel de Palestijnse regering bejegenen.
We eisten vrije verkiezingen - vrije en eerlijke verkiezingen hebben plaatsgevonden - Véronique De Keyser is de kroongetuige en kan dat bevestigen. Vervolgens lieten we weten dat we de stembusuitslag niet konden accepteren. Hoe democratisch! Toen zeiden we dat er toch op zijn minst een eenheidsregering moest worden gevormd - er is een eenheidsregering gevormd. Toen kwam de eis van een ondubbelzinnige aanvaarding van het vredesproces en de grenzen van 1967 - Israël aanvaardt die ook niet, maar daar zitten wij niet mee.
Nog steeds weigeren veel van onze vertegenwoordigers - waaronder onlang nog de fungerend voorzitter van de Raad - iemand als de Palestijnse minister van Buitenlandse Zaken te ontvangen. Het is onaanvaardbaar dat mevrouw Merkel te kennen geeft dat ze de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken zal ontvangen, maar zich niet wil verlagen om die van Palestina, die overigens niets met Hamas te maken heeft, te ontvangen.
Wij vinden dan ook dat de concrete situatie in Palestina voor de Raad en de Commissie aanleiding moet zijn om hun houding drastisch te veranderen. Misschien dat een aantal leden van de Raad en de Commissie er een andere mening op na houdt, maar het beleid van deze instellingen als geheel is verkeerd en cynisch. Weten de dames en heren eigenlijk wel hoe het er in Palestina aan toegaat? Weten de dames en heren niet dat door ons beleid Palestina in een chaos wordt veranderd en maffiagroepen de macht overnemen? Weten de dames en heren niet dat de voortzetting van dit beleid de beste garantie voor onveiligheid van Israël is?
Daarom moeten we, zeker na dit verslag, maar ook omwille van de veiligheid van Israël - die nauw verbonden is met de veiligheid van de Arabische landen en die van Europa - tot een andere houding komen en proberen om echt samen te werken met de Palestijnse regering, die tot stand gekomen is na de verkiezingen waartoe wij hadden opgeroepen - als deze regering ten minste, net als Israël, bereid is om het vredesproces te ondersteunen. Dit wilde ik kwijt aan het begin van een debat over een zeer goed verslag, dat echter gevaar loopt zonder gevolgen te blijven als we ons beleid jegens Palestina en onze houding jegens de Palestijnse regering niet veranderen.
Marco Cappato, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil de heer Rocard complimenteren met zijn verslag dat, zoals hij zelf ook zei, bedoeld is om een hand toe te steken, met het oog op het openen van een dialoog en een debat. Om een dergelijke bewering te kunnen doen, denk ik echter dat we allereerst duidelijk moeten maken - aangezien dit iets is wat betrekking heeft op ons en op ons beleid in de Europese Unie - dat we deze dialoog en dit debat vooral willen opzetten met de bevolking en de afzonderlijke mensen en pas in tweede instantie met de staten.
Dit geldt vooral wanneer we spreken over inspanningen die eerst een vooral cultureel van aard zijn, en daarna ook politieke en institutioneel. In dat geval moeten er immers eerst gesprekken worden gevoerd met de mensen, voordat er wordt gesproken met de Arabische Liga en de afzonderlijke landen. Ik zeg dit onder meer omdat volgens mij twee van de grote problemen binnen de Arabische wereld, namelijk het nationalisme en fundamentalisme, zich inmiddels ook doen gevoelen in onze Europese steden, die ook vanuit demografisch oogpunt steeds vaker tot Arabische steden uitgroeien. Daarom moeten deze problemen door de Europese Unie worden aangepakt. Dit betreft ook onze institutionele systemen, evenals de wijze waarop de godsdienst wordt belijd binnen de Europese Unie.
Het lijdt geen twijfel dat er een islamitisch fundamentalisme bestaat. Wij zijn zo vrij geweest om twee amendementen in te dienen op het vraagstuk van het verbod van discriminatie op grond van seksuele geaardheid en over de duidelijke scheiding van kerk en staat. Dit is naar mijn idee geen provocatie. Er rest mij slechts nog tijd om u er bijvoorbeeld aan te herinneren dat, toen we samen met andere collega's in Jeruzalem waren voor de Gay Pride, het ons opviel dat tijdens de soms gewelddadige demonstraties die tot doel hadden een stokje te steken voor de Gay Pride, joodsorthodoxe fundamentalisten, islamitische fundamentalisten en katholieke fundamentalisten hun krachten bundelden. Daarom gaat dit onderwerp ook ons aan, en dat is de gedachte achter onze amendementen, waarvan ik hoop dat ze worden aangenomen.
Mario Borghezio, namens de UEN-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de goede voornemens die in dit verslag staan, sturen ons vrees ik de verkeerde kant op. Concessies en zelfs het uitkijken naar pan-Arabisme kunnen bijvoorbeeld leiden tot hetgeen de vorige spreker terecht als gevaar aanduidde: Arabisch nationalisme. Ik zou daar niet met een welwillend oog en een gerust gemoed naar willen kijken.
Ik ben niet enthousiast over het feit dat achter deze oproep tot een dialoog iets schuil gaat dat een invloedrijke, intellectuele Arabier met angst heeft omschreven als een 'Eurabië-plan', een uitdrukking die vervolgens zeer doeltreffend is overgenomen door de Italiaanse schrijfster Oriana Fallaci. Wat me echter met name zorgen baart in het verslag is de manier waarop twijfels over het Arabisch handvest van de rechten van de mens worden geuit. Daarin wordt beweerd dat enkele bepalingen zodanig zijn geformuleerd dat ze op verschillende manieren te interpreteren zijn. De tekst is echter niet voor veel verschillende interpretaties vatbaar! Het mohammedaans handvest van de rechten van de mens is glashelder: daarin staat dat de mensenrechten voor de mohammedanen vallen onder de sjaria. Dit staat onomwonden in de preambule en in alle daarop volgende artikelen.
Voor de Arabische landen die het handvest hebben ondertekend - het handvest van de rechten van de mens uit 1948, waar wij naar verwijzen - geldt dat dit handvest alleen geldig is als het conform de voorschriften van Allah is. In tegenstelling tot hetgeen in het verslag staat, moet men de volkeren, maar ook de Arabische regimes die onze gesprekspartners zijn - ook al is het niet duidelijk in hoeverre ze enthousiast het Barcelona-proces hanteren en steunen, waar zo optimistisch over gesproken wordt, aangezien ze uiteindelijk niet aan de vergaderingen deelnemen - heel duidelijk maken dat religieuze voorschriften, wetten en het beginsel van gewetensvrijheid drie totaal verschillende dingen zijn. Het handvest van de rechten van de mens is in feite gebaseerd op het filosofische beginsel dat de wet gescheiden moet worden van de spirituele en religieuze voorschriften.
Dit concept moet heel duidelijk worden bevestigd. Anders blijft Europa doen alsof het geen grote gevaren ziet. Ik noem bijvoorbeeld de tv-programma’s die door Hamas worden uitgezonden, waarin Mickey Mouse Arabische kinderen leert over de strijd tegen het terrorisme, over de strijd tegen Israël en het offer dat zelfmoordaanslagplegers brengen. Dit is wat de bevolking van de Arabische wereld ziet.
Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik moet de heer Rocard mijn verontschuldigingen voor aanbieden voor het feit dat ik mij concentreer op één vraagstuk: Palestina. Ik ben eveneens van mening dat wij - tenzij de EU haar huidige standpunt wijzigt en de regering van nationale eenheid in Palestina erkent - de mogelijkheden voor goede betrekkingen met de Arabische wereld juist ondermijnen, dat we de armoede en het lijden in de bezette gebieden verhevigen, dat we de Palestijnse Autoriteit zelf dreigen te fnuiken en dat we de hoop van het Palestijnse volk nu al in rook doen opgaan.
We zijn ook volslagen inconsequent en schijnheilig. De Palestijnen die ik ontmoet heb, hebben mij terecht gevraagd: “Zegt de EU niet dat democratie beter is dan geweld?” Inderdaad, dat zeggen wij. “Hebben de verkiezingswaarnemers van de EU niet verklaard dat de Palestijnse verkiezingen vrij en eerlijk verlopen zijn?” Inderdaad, dat hebben ze verklaard. “Heeft de wettig verkozen Hamas-regering zich desondanks niet omgevormd tot een echte regering van nationale eenheid toen haar dat gevraagd werd?” Ja, dat heeft ze gedaan. “Heeft de regering niet ingestemd met de drie eisen van het Kwartet, namelijk afzwering van geweld, eerbiediging van bestaande overeenkomsten en erkenning van de staat Israël?” Ja, dat heeft ze gedaan. Ze stellen mij vragen, en ik stel op mijn beurt vanavond een vraag aan de hier aanwezige Raad : “Waar wacht de EU nog op?”
Ik ben zojuist teruggekeerd van het bezoek dat een Parlementaire delegatie heeft gebracht aan Palestina, waar wij een ontmoeting hebben gehad met premier Haniyeh en veel van zijn ministers. Allemaal hadden ze dezelfde boodschap: ze hebben de eisen van het Kwartet ingewilligd, ze aanvaarden een tweestatenoplossing die gebaseerd is op de grenzen van 1967 en ze zijn meer dan bereid tot het voeren van vredesonderhandelingen. Ze begrijpen maar niet waarom de EU daar niet op reageert, en waarom wij er bijvoorbeeld op staan onze hulpverlening via het Tijdelijk Internationaal Mechanisme te laten lopen. Daarmee worden weliswaar enkelen van de armsten geholpen, maar daarmee kan de groeiende humanitaire en politieke crisis niet worden voorkomen. Dat ondermijnt het overheidsapparaat en het gezag van de Palestijnse Autoriteit en - en dit is van groot belang - het ontneemt de EU een machtsmiddel dat we zouden kunnen - en moeten - gebruiken om de Israëlische autoriteiten onder druk te zetten en hen ertoe te bewegen de Palestijnse belastingopbrengsten vrij te geven die ze nog altijd onrechtmatig achterhouden. We hebben een ontmoeting gehad met Mustafa Barghouti, de minister van Informatie, en hij bracht ons aan het twijfelen toen hij zei: “Als de EU wil dat de Palestijnse Autoriteit ineenstort, laat ze er dan gewoon voor uitkomen.” Laat dit heel duidelijk zijn: dat is waar ons beleid toe leidt. Ik ben ervan overtuigd dat de Raad net zo min als wij wil dat de Palestijnse Autoriteit ineenstort en dus vraag ik de Raad nogmaals: “Waar wacht u nog op?”
Kyriacos Triantaphyllides, namens de GUE/NGL-Fractie. - (EL) Mijnheer de Voorzitter, als ik een Palestijnse politicus was en enthousiast naar de Europese Unie keek, denkend dat zij mij uit de impasse kan helpen waarin ik verzeild ben geraakt, dan zou ik het eens zijn met de heer Swoboda en collega Lucas, en dan zou ik grote vraagtekens zetten bij bepaalde aspecten van het verslag-Rocard.
Het eerste probleem van dit verslag is dat de strategie van de Europese Raad en de Europese Commissie in het Midden-Oosten op een hoger plan wordt getild. Men vraagt ons om slechts met de helft van de regering van de Palestijnen gesprekken te voeren en het feit te negeren dat deze regering het resultaat is van democratische verkiezingen, dat het een regering van nationale eenheid is die de steun heeft van 96 procent van het Palestijnse volk.
Wij hebben allemaal gezien waar dat catastrofale beleid toe leidt. Er is een legitieme regering op Palestijns grondgebied, maar de Europese Raad en de Europese Commissie hebben die in quarantaine gestopt en vernietigen daarmee elke kans die deze regering ons biedt om gelegitimeerde besprekingen te voeren. Als de Unie dit kruispunt mist, dan zal de weg naar de toekomst niet over rozen gaan.
In een andere paragraaf van het verslag wordt opgemerkt dat ‘elke uitbouw van de Europees-Arabische betrekkingen afhangt van de energie en het talent waarmee Europa zijn plicht en historische verantwoordelijkheid tegenover de staat Israël en het joodse volk in overeenstemming weet te brengen’, enzovoort. Maar dan moet ik u, mijnheer de voorzitter, toch vragen hoe het is gesteld met de plicht en de historische verantwoordelijkheid tegenover de Palestijnen. Laten wij niet doen alsof onze neus bloedt: er is in de Palestijns gebieden een legitieme, gekozen regering die wij niet mogen isoleren, en waarmee de Europese Unie onmiddellijk een dialoog moet gaan voeren.
Philip Claeys, namens de ITS-Fractie. - Voorzitter, er staan in het verslag-Rocard heel wat positieve zaken. In deze tijden van politieke correctheid getuigt het bijvoorbeeld van een zekere moed om openlijk van een Arabische kwaal te spreken. Terecht worden een aantal pijnpunten aangehaald. Er moet meer democratie komen, meer vrije markteconomie ook, de mensenrechten moeten geëerbiedigd worden, vrouwen zouden op een gelijkwaardige manier moeten worden behandeld, en ook niet-moslims moeten vrij hun geloof kunnen belijden.
Het concept van de wederkerigheid is hier zeer op zijn plaats en het is goed om dat in het verslag uitdrukkelijk te vermelden. De Europese Unie kan en moet een rol spelen om deze principes binnen de Arabische wereld te promoten. Of het resultaten zal opleveren is een andere vraag. Maar er moet tenminste een poging worden ondernomen.
In het verslag wordt erop gewezen - en ik citeer - de verwestersing van de Arabische samenlevingen niet de enige weg is naar de nodige hervormingen. Ik kan mij daarbij aansluiten, maar ik wil benadrukken dat de Arabisering of islamisering van Europa óók geen optie mag zijn. We hebben bijvoorbeeld naar aanleiding van de rellen over de Deense cartoons vastgesteld dat een aantal essentiële vrijheden, zoals het recht op vrije meningsuiting, ook in Europa onder druk is komen te staan. De Europese Unie heeft daar maar zwak op gereageerd, om niet te zeggen zeer zwak. Ik wil dus in alle rust en alle sereniteit zeggen dat er niet geraakt mag worden aan onze vrijheden en aan het recht om onszelf te blijven in Europa en in alle Europese lidstaten.
Francisco José Millán Mon (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, het is geen gemakkelijke taak om een verslag op te stellen over de hervormingen in de Arabische wereld, omdat het over een tamelijk heterogene groep landen gaat.
Er bestaat brede overeenstemming over het feit dat er in de Arabische landen hervormingen nodig zijn, zoals ook in de titel van het verslag tot uiting komt. Ook de Arabische leiders zelf hebben dat erkend tijdens de top van Tunis in 2004. En tijdens de top van Riad van onlangs is eveneens aangedrongen op modernisering, hoewel ik in de tekst van die top weer minder nadruk op het idee van hervormingen terugzie.
De Arabische landen staan voor een reeks uitdagingen, die ze het hoofd zullen moeten bieden door middel van substantiële hervormingen op politiek, economisch en sociaal gebied, hervormingen die tot meer democratie en meer respect voor de mensenrechten moeten leiden, want dat zijn geen exclusief westerse, maar universele waarden.
Democratisering betekent in veel gevallen dat gematigde stromingen binnen de islamitische wereld, die tegen het gebruik van geweld zijn, toegang moeten krijgen tot het politieke leven.
Ook zijn er economische en sociale hervormingen nodig. Op economisch gebied is er sprake van een buitensporig grote aanwezigheid van de staat, een zeer beperkte deelname aan de internationale handel en weinig diversifieerde economieën. Algemeen gezien heeft de meerderheid van deze landen een laag niveau van economische ontwikkeling en lage groeicijfers, en is niet in staat om werkgelegenheid te creëren voor een snel groeiende bevolking. De hoge werkloosheid en het gebrek aan perspectieven zijn oorzaken van sociale onvrede, die de voedingsbodem vormt voor radicale politieke bewegingen.
Mijnheer de Voorzitter, voor de Europese Unie zijn stabiliteit en welvaart in de Arabische landen zeer belangrijk. We moeten goede betrekkingen met de Arabische landen onderhouden, in het belang van beide partijen. Denk aan het belang van hun olie en gas voor de Europese Unie, die een groot gedeelte van haar energie van buiten uit moet importeren. Bovendien hebben veel lidstaten Arabische landen als buurlanden, en veel Arabische burgers leven in onze steden.
Aan de andere kant is in de afgelopen jaren de zeer ernstige dreiging van het jihadistisch terrorisme opgekomen, dat aanvallen pleegt op onze landen maar ook op de moslimlanden zelf.
Er zijn, kortom, veel terreinen waarop we moeten samenwerken. We moeten de Arabische landen aanmoedigen en helpen bij het in gang zetten van de politieke, economische en sociale hervormingen. Stilstand - zoals in het verslag wordt gesteld - biedt geen enkele garantie voor stabiliteit; eerder het tegenovergestelde.
Véronique De Keyser (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, bij de lezing van dit verslag zeiden sommigen: "hoe vreemd". Het is vreemd omdat dit verslag het niet of nauwelijks heeft over het regionale en internationale beleid in dat deel van de wereld, over de conflicten die het Midden-Oosten verwoesten, over het terrorisme, het radicale islamisme en de illegale immigratie. Het rept ook met geen woord over het koloniale verleden van sommige grootmachten en over de aanhoudende invloed die ze nog steeds willen uitoefenen. Waartoe dient dan dit milde verslag, dat trouwens een echt tegengif is voor de spotprenten van Mohammed?
Eerst en vooral is het geen mild verslag, maar een gedurfd standpunt en een fantastische boodschap van vertrouwen in het democratische potentieel van de Arabische wereld, in de diversiteit van de niet-gouvernementele actoren, in de kracht van het maatschappelijk middenveld en in zijn cultuur. Het omschrijft duidelijk de rol die Europa moet spelen: plaatselijke, endogene democratische processen ruggensteunen en ondersteunen, het belang van de rechten van de mens in herinnering roepen, maar zonder zich ooit op te werpen als overheersende macht.
Die boodschap kan banaal klinken. Toch is ze essentieel voor een daadwerkelijke alliantie van beschavingen, aangezien ze eindelijk de Arabische wereld beschouwt als een partner in vrede, een partner in ontwikkeling en cultuur. Heel wat verslagen die in dit Europees Parlement de deur uitgaan, beschrijven de bedreigingen die ons vanuit het Oosten tegemoet komen. De heer Rocard heeft ervoor gekozen om een licht te werpen op de redenen die ons mogen doen hopen, en ik ben er hem dankbaar voor.
Toch is er een thema waarover Michel Rocard niet volledig was. Het verslag vermeldt terecht de verantwoordelijkheid van Europa voor Israël en zijn veiligheid. Die verantwoordelijkheid nemen we, en zullen we blijven nemen, maar ze is onafscheidelijk verbonden met onze verantwoordelijkheid voor Palestina, dat vandaag een crisis zonder weerga beleeft. We kunnen nooit het ene voor het andere opofferen. De verklaring van Balfour uit 1917 wees er reeds op dat “de oprichting van een joodse thuishaven in Palestina in geen enkel geval schade mag berokkenen aan de rechten van de niet-joodse gemeenschappen in Palestina”. Waar staan we een eeuw na deze verklaring?
Daarom ondersteun ik en herhaal ik krachtig de eis die niet alleen door de Sociaal-democratische Fractie uitgesproken werd, maar door al degenen die vandaag gesproken hebben en ons gezegd hebben dat de sancties tegen Palestina opgeheven moeten worden, dat er onderhandeld moet worden met de Palestijnse regering van nationale eenheid en dat het Arabische vredesvoorstel moet worden aanvaard. Dat voorstel is immers ook een ongelooflijke garantie voor de veiligheid van Israël ten opzichte van de Arabische wereld. Het is een sprong voorwaarts, een nieuwe hoop. Het is een nieuwe hoop voor al degenen die, aan deze of gene zijde van de grens van 1967, nog geloven in de internationale rechtvaardigheid en die hoop willen aanmoedigen.
Daarom vraag ik, in naam van deze waarden, in naam van deze rechtvaardige mensen aan deze en gene zijde van de grens, wat wij, Europa, gaan doen. Afwachten? Ik richt mij tot u, beste collega’s, tot de Raad en de Commissie en zeg: laten we niet meer afwachten! Morgen is het te laat en wij zullen er een verpletterende verantwoordelijkheid voor dragen.
Luisa Morgantini (GUE/NGL). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal het niet over Palestina hebben, omdat ik het volledig eens ben met de heer Swoboda, de heer Triantaphyllides, mevrouw Lucas en mevrouw De Keyser en daarom bespaar ik u deze keer mijn opmerkingen over Palestina.
In plaats daarvan wil ik de heer Rocard bedanken voor een verslag dat veel belangrijke punten bevat en dat, zoals mevrouw De Keyser aangeeft, 'hoop' uitstraalt. Een van die punten is de bewering dat veel intellectuele Arabieren een heldere analyse hebben gemaakt van het kwaad binnen de Arabische wereld. Ik ben echter van mening dat er in het verslag-Rocard een heldere analyse van het kwaad binnen de Europese samenleving ontbreekt. Het gaat niet alleen om de noodzaak van hervormingen in de democratische Arabische wereld maar ook om ons eigen beleid.
Ik ben het met een paar wijzigingen die de heer Rocard door middel van amendementen heeft aangebracht volledig eens, ook al denk ik dat we niet over hervormingen in de Arabische wereld kunnen praten zonder rekening te houden met de tragediën aldaar, die weliswaar niet zijn veroorzaakt door het Europees beleid, maar door de oorlog in Irak en door het ontbreken van een oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. Daarom denk ik dat we ook kritiek moeten leveren op de verschrikkelijke en belemmerende uitwerkingen van ons beleid in Irak. Wij dwarsbomen het hervormingsproces, dat essentieel is niet alleen voor de Arabische wereld, maar ook voor onszelf, als het gaat om onze beleidsverandering.
Simon Busuttil (PPE-DE). - (MT) Dank u wel, mijnheer de Voorzitter. Het vraagstuk van de hervormingen in de Arabische wereld is extreem complex. Leest u het verslag van de heer Rocard er maar op na, en dan weet u waarover ik het heb. De rapporteur werpt zelfs de vraag op of er überhaupt wel sprake is van een Arabische gemeenschap, en stelt dat er een goede reden bestaat waarom wij spreken van de Arabische wereld en niet van de Arabische natie of de Arabische unie. Dit maakt heel duidelijk dat wij, alvorens een discussie te entameren over de Arabische wereld en oplossingen aan te dragen, meer inzicht in dit deel van de wereld moeten zien te vergaren. Daarom is het van cruciaal belang om niet direct met een opgeheven vingertje klaar te staan als we praten over hervormingen in de Arabische wereld, en om geen oplossingen op te leggen, alsof wij beter geïnformeerd zijn dan wie dan ook. Het staat buiten kijf dat hervormingen nodig zijn om de Arabische landen in staat te stellen beter in te spelen op het moderniserings- en mondialiseringsproces. Het is onze taak om hun de ervaring die wij in onze Unie hebben opgedaan, ten dienste te stellen, en om onze steun te verlenen als gelijke partners onder elkaar. We mogen niet een situatie creëren waarin wij anderen vertellen wat ze doen moeten.
De bedoeling achter het Barcelonaproces was om alles in een geest van partnerschap te laten verlopen, maar zoals we allemaal wel weten ontaarde het in een situatie waarin de Europese Unie dicteerde wanneer en hoe, wat gebeuren moest. Ook dienen wij een beter gebruik te maken van onze gesprekspartners in de Arabische wereld, zoals de Arabische Liga, die ondanks haar eigen problemen genoeg aan geloofwaardigheid heeft gewonnen om een spreekbuis te zijn van de Arabische wereld. Malta heeft het initiatief genomen tot een voorstel voor een gestructureerde dialoog tussen de EU en de Arabische Liga. Het doel daarvan is de kwestie van de hervormingen die aan beide zijden van de Middellandse Zee dienen te worden uitgevoerd, bij de hoorns te vatten. Dat is een lovenswaardig initiatief dat eveneens bij de Arabische Liga in goede aarde is gevallen. Ik hoop dan ook dat zowel de Raad als de commissaris het voorstel zullen steunen. Dank u wel.
Libor Rouček (PSE). - (CS) Ik zou hierbij graag de heer Michel Rocard willen complimenteren met het uitmuntende en mijns inziens tevens broodnodige verslag - broodnodig voor de Arabische wereld, maar ook broodnodig voor Europa. Zowel in de Verenigde Staten als in Europa heeft er namelijk de afgelopen jaren een zeker cliché bij het algemeen publiek wortel geschoten, waarin de Arabische en islamitische wereld uitsluitend in verband wordt gebracht met de strijd tegen het terrorisme.
Hoewel er binnen de Europees-Arabische betrekkingen zeker gekeken moet worden naar de strijd tegen het terrorisme, dient het om meer te gaan dan dat alleen. Het dient ook te gaan om economische en sociale ontwikkelingsvraagstukken, werkgelegenheid, allerlei vraagstukken van openbaar bestuur, versterking van het maatschappelijk middenveld, het concept van de mensenrechten, uitwisselingen en dialoog op cultureel en godsdienstig gebied, en wat dies meer zij. De Europees-Arabische betrekkingen dienen te worden gegrondvest op een ware dialoog van twee gelijkwaardige partners, gevrijwaard van allerlei meerderwaardigheids- of juist minderwaardigheidscomplexen.
Mijns inziens dient de dialoog en het partnerschap van de EU, meer dan tot nog toe, gericht te zijn op samenwerking met de Arabische wereld als geheel. Met andere woorden, er dient naast het bestaan van bilaterale betrekkingen ook sprake te zijn van contacten met verschillende hier reeds genoemde organisaties, zoals de Liga van Arabische Staten, de Samenwerkingsraad van de Golfstaten, of bijvoorbeeld de Unie van de Arabische Maghreb.
En omdat ik hier in het Europees Parlement ben, wil ik tot slot nog wijzen op de belangrijke rol van de euromediterrane parlementaire vergadering, die als democratisch orgaan een brug kan slaan tussen de parlementen aan weerszijden van de Middellandse Zee. Ook deze organisatie zou naar mijn mening een veel grotere rol dienen te spelen, onder meer bij de pogingen tot het oplossen van het Israëlisch-Arabische conflict.
Pierre Schapira (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil eerst en vooral de heer Rocard bedanken voor dit verslag, waarmee hij een zeer afstandelijke blik werpt op de uitsluitend bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en de Arabische wereld. Hij roept met name op tot een nieuwe dialoog, ook over de problemen aangaande ontwikkeling en goed bestuur. Daarover zou ik het graag willen hebben.
In haar ontwikkelingsbeleid heeft de Europese Unie de Arabische wereld in twee delen opgesplitst: enerzijds het mediterrane gebied en de Kaukasus, het zogenaamde nabuurschapsgebied, en anderzijds het Midden-Oosten, dat onderwerp is van het ontwikkelingsbeleid. Deze artificiële opsplitsing maakt een algemene, meer evenwichtige aanpak voor de bewerkstelliging van fundamentele hervormingen onmogelijk.
Wat goed bestuur betreft, dringt de heer Rocard aan op een partnerschapsbenadering, en op de rol van het maatschappelijk middenveld. Dat is een vernieuwende visie en daarin moet rekening worden gehouden - en daarom haal ik dit aan - met de rol van de lokale autoriteiten. In de Arabische wereld heeft zich een heel nauwe samenwerking tussen steden ontwikkeld, dankzij de organisatie van Arabische steden, die trouwens deel uitmaakt van een grotere organisatie, de wereldorganisatie van steden en gemeenten, waartoe ook Palestijnse en Israëlische steden behoren, die samenwerken. Er zijn samenwerkingsprojecten voor vrede, voor culturele en religieuze uitwisselingen, voor mensenrechten en de strijd tegen alle vormen van discriminatie.
Deze transnationale activiteiten zijn de uitdrukking van een band tussen Europa en de Arabische wereld op een lager niveau dan het nationale, namelijk op dat van het opkomende maatschappelijke middenveld. Zij bieden een ruimer analysenetwerk dan dat van de strijd tegen het terrorisme, opgelegd door het tijdperk na 11 september.
Richard Howitt (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn geachte collega, Michel Rocard, feliciteren met zijn verslag. Zoals hij daarin onderstreept, kunnen wij, in ons verlangen naar hervorming in de Arabische wereld, maar op een manier reageren, namelijk met een inclusieve, op gedeelde waarden gegrondveste benadering, iets wat in al het gepraat over de oorlog tegen de terreur maar al te vaak ondergesneeuwd raakt.
Zoals verscheidene socialistische collega’s al gezegd hebben, moeten we echte vooruitgang zien te boeken in het streven naar een vreedzame langetermijnoplossing voor de problemen waarmee conflicten - en niet in de laatste plaats het conflict tussen de Israëlische en de Palestijnse bevolking - gepaard gaan. Ik wil echter met name onderstrepen dat we de gevolgen van de directe of indirecte steun van de EU of de lidstaten aan autoritaire regimes in de regio, absoluut moeten beperken. De relatie tussen Europese veiligheidsdiensten en hun tegenhangers moet tegen het licht worden gehouden. Daarbij moet erop worden toegezien dat deze diensten weliswaar blijven samenwerken in de bestrijding van gemeenschappelijke dreigingen, waaronder terrorisme, maar dat zij in hun optreden ondubbelzinnig beantwoorden aan de internationale wetgeving inzake mensenrechten, met inbegrip van de bepalingen inzake foltering. Er moeten striktere controles komen op de overdracht van wapens en militairen naar de regio, om ervoor te zorgen dat deze niet worden ingezet in het kader van interne repressie of externe agressie. In alle buitenlandse hulpprogramma’s van de EU moet een herbeoordeling plaatsvinden van de steunverlening aan de landen in de regio, teneinde ontwikkeling en economische gerechtigheid te bevorderen en de hervormers zelf in het hervormingsproces te ondersteunen.
Michel Rocard (PSE), rapporteur. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vertegenwoordiger van de Raad, mijnheer de commissaris, in twee minuten tijd kan ik niet iedereen een antwoord geven.
Ik zou eerst willen onderstrepen hoe belangrijk het is dat vier van onze sprekers zich genoodzaakt zagen om niet te spreken over het eigenlijke onderwerp, maar over hetgeen hieraan ten grondslag ligt, namelijk het niet-opgeloste drama van het Israëlisch-Palestijnse conflict, de niet-erkenning van de nieuwe Palestijnse regering, de verschillende barrières die we voor haar opwerpen, waardoor een goede verstandhouding tussen Europa en de Arabische wereld wordt gedwarsboomd. Ze hebben het bij het rechte eind. Dat was niet mijn onderwerp, maar ik wil dat standpunt wel krachtig ondersteunen, en dat heb ik ook bij andere gelegenheden reeds gedaan. Ik richt uw aandacht op het feit dat daar de sleutel ligt.
Het verheugt mij dat er zoveel begrip was voor de aanpak van het verslag. Dat werd duidelijk uit zowel de woorden van minister Gloser als die van commissaris Verheugen. Ik denk niet dat zijn opvolger hem zal tegenspreken als ik zeg dat de ideeën omtrent een parlementaire benadering, die ik hier vertegenwoordig, en de opvatting van de Raad en de Commissie, naar elkaar toegroeien. Volgens mij is dat absoluut noodzakelijk.
Aan mijn collega’s van de verschillende fracties wil ik eenvoudigweg zeggen dat de inbreng van de heer Busuttil, die het idee van een partnerschap onderschreef, me belangrijk lijkt. De heer Cappato benadrukte terecht dat we met onze inspanningen voor contacten met het maatschappelijk middenveld, natuurlijk uiteindelijk de mens moeten ontmoeten, maar de mens ontmoet je niet als een individu; de mens ontmoet je via instellingen, media, enzovoort, en dat is net de benaderingswijze die dit verslag voorstaat.
De heer Tajani heeft wederkerigheid beklemtoond. Ook ik ben bezorgd om die wederkerigheid. Ik zou erop willen wijzen dat dit pas een verstandige aanpak zal blijken te zijn als wij erin slagen om die wederkerigheid te doen rijmen met ongelijke niveaus van economische en culturele ontwikkeling. Waar het om gaat, is dat wij een proces begeleiden dat de Arabische landen dichter brengt bij de waarden van onze democratie, zonder dat wij veinzen, zonder dat wij hen beschuldigen indien zij die waarden niet vanaf het begin van het proces delen. Dat brengt mij ertoe - collega Cappato weet wat ik bedoel - om een aantal amendementen te verwerpen. Ik doe dat niet omdat ik het niet eens zou zijn met bepaalde beschuldigingen, maar omdat ik niet akkoord ga met het moment waarop deze naar voren worden gebracht. Het is niet opportuun om dat te doen op het moment waarop we een proces opstarten, en daarbij mensen die, wat de eerbiediging van de mensenrechten betreft veel minder ver staan dan wij, een helpende hand toesteken.
Een begeleidingsproces veronderstelt niet dat het probleem vooraf opgelost is. We zullen onze eisen niet vermenigvuldigen. Ik zou er zelfs toe geneigd zijn om, in die geest, tegen een amendement van mijn eigen fractie te stemmen. We hebben er flink over gedebatteerd. Mijn fractie houdt vast aan enkele onaantastbare principes, principes waarvoor ik al vijftig jaar strijd. In deze benadering moeten we gematigder te werk gaan. Ik stel voor om in onze diplomatieke betrekkingen blijk te geven van subtiliteit. Subtiliteit komt in de politiek zelden voor, maar dat weerhoudt mij er niet van om dit voor te stellen.
(Gelach)
Günter Gloser, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil slechts op een paar punten ingaan en u de vraag voorleggen welke alternatieven er zouden bestaan voor een dialoog met onze buren.
De Europese Unie heeft de laatste jaren een breed scala aan maatregelen genomen en dat niet eenzijdig, maar in samenwerking met tal van Arabische landen. De trefwoorden zijn al eerder genoemd, zoals het Barcelona-proces, maar ook de uitbreiding die nu aan het nabuurschapsbeleid gegeven wordt. Desondanks kunnen we in de afzonderlijke landen verschillende ontwikkelingen vaststellen.
Wie had bijvoorbeeld gedacht dat de Marokkaanse koning een waarheidscommissie zou instellen die probeert te achterhalen wat er in het verleden aan misdaden is begaan? Natuurlijk kan deze onderzoekscommissie nooit aan de criteria voldoen die wij in de lidstaten van de Europese Unie voor dergelijke commissies opstellen, maar toch. Of wie had er nou verwacht dat er in bepaalde, verre landen, het stemrecht uitgebreid zou worden?
Er is veel gebeurd, maar toch moeten we vaststellen dat we op bepaalde punten meer hadden kunnen bereiken. De bevolking in de Arabische landen had vast ook gehoopt een groter aandeel in de economische ontwikkelingen te krijgen dan ze uiteindelijk kreeg. Maar er is geen alternatief voor dialoog, voor gesprekken.
Mijnheer Rocard zei dat we een strategie moeten ontwikkelen, maar dat gaat alleen in samenwerking met de Arabische landen. Misschien is die strategie voor het ene land wel anders dan die voor het andere land, bijvoorbeeld voor een Golfstaat. Het is echter ook belangrijk om vast te stellen dat de Arabische Liga weer aan kracht gewonnen heeft. Er wordt vaak naar de Europese Unie gekeken, naar de vereniging van Europese staten. De Arabische Liga heeft echter niet zo’n bindende functie. De leden ervan denken vaak zeer nationaal en willen alles zelf regelen. Inmiddels is men echter wel tot het inzicht gekomen dat juist voor het oplossen van conflicten vereniging beter is, ook om de eigen belangen effectiever te kunnen behartigen.
Ik zou nog in willen gaan op de verschillende discussiebijdragen over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Natuurlijk ben ik mij ervan bewust dat veel van de gesprekken en dialoogfora gebukt gingen onder het onopgeloste conflict tussen Israël en Palestina, maar ik zeg ook met volle overtuiging dat er heel wat problemen in Arabische landen opgelost hadden kunnen worden zonder een voorafgaande oplossing van dit conflict.
Op bepaalde uitlatingen van collega Swoboda en anderen zou ik willen reageren met de opmerking dat we bij dit debat wel de chronologie in het oog moeten houden. Wij hebben nooit beweerd dat de verkiezingen in de Palestijnse gebieden oneerlijk verlopen zouden zijn. Integendeel, ze zijn voor zover wij dat beoordelen kunnen, eerlijker verlopen dan in menig ander land, maar een belangrijk aspect was toch ook dat de nieuw gekozen regering niet te kennen had gegeven de door de voorgaande regering aangegane verplichtingen te zullen nakomen. In elk geval was dat niet het geval bij haar aantreden, mijnheer Swoboda, en uiteindelijk gebeurde dat alleen schoorvoetend en pas op instigatie van Saoedi-Arabië!
Heel wat Arabische staten zijn erin geslaagd een regering van nationale eenheid te vormen.
Omdat dat af en toe verdoezeld wordt, en om te voorkomen dat u mij aan het eind van het proces onterechte verwijten maakt, wil ik nog eens uitdrukkelijk verklaren dat de Europese Unie ten tijde van de blokkade grootscheeps financiële steun aan de Palestijnen gegeven heeft, zoals de commissaris die verantwoordelijk is voor het buitenlands beleid, mevrouw Ferrero-Waldner, steeds weer heeft aangegeven. De bedragen die toen betaald werden, lagen vaak hoger dan in de tijd dat er van blokkade nog geen sprake was.
Ons zou er nu veel aan gelegen moeten zijn om met de Arabische Liga en natuurlijk de beide betrokken partijen, Israël en Palestina, het vredesproces voort te zetten, dat mede dankzij de Europese Unie en het Kwartet voor het Midden-Oosten nieuw leven ingeblazen is. Dan kunnen wij bereiken wat vandaag geëist werd.
Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alleen nog even het Parlement en natuurlijk ook de rapporteur, Michel Rocard, bedanken voor het werk dat gedaan is met betrekking tot een onderwerp dat wij allemaal belangrijk vinden. Ik zal Günter Verheugen, die het standpunt van de Commissie heeft gepresenteerd, verslag uitbrengen over het uitstekende debat waaraan ik in zijn plaats heb mogen deelnemen. Want ik denk dat het Parlement er trots op kan zijn dat het de gedachtevorming over een belangrijk onderwerp verder brengt. Natuurlijk gaat mijn lof uit naar het Duits voorzitterschap. Ik hoop dat deze vredesstrategie, die wij allen zo hard nodig hebben, dankzij dit verslag verder uitgewerkt kan worden.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. - (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het verslag van de heer Rocard vrij verdienstelijk. Hierin wordt benadrukt dat het de rol van de Europese Unie is om de hervormingspogingen in de Arabische landen te steunen en stimuleren. Deze rol vereist een actieve interculturele dialoog.
Wij moeten onze aandacht richten op de vraag waar de dialoog op gebaseerd moet zijn. In het verslag staat dat er “om de interne dialoog weer op gang te brengen bevestiging van een gemeenschappelijke en universele humanistische noemer nodig is, die de dogma’s en begrenzingen van de eigen leefwereld overstijgt”. Dit moet niet worden begrepen als een puur seculiere basis, die de culturele spanningen juist kan vergroten.
In een liberale samenleving worden twee gedachtegangen gecombineerd: enerzijds ethisch pluralisme en anderzijds cultureel relativisme, dat seculier relativisme kan worden genoemd.
Waar relativisme ervan uitgaat dat er geen religieuze waarheid bestaat, is het pluralistische uitgangspunt dat wij hier met rationele middelen geen consensus over kunnen bereiken. Relativisme betekent dus dat waarde- en geloofsystemen geheel buiten de politieke besluitvorming moeten worden gelaten.
Pluralisme streeft echter naar een dialoog over waarden en houdt in dat men bij de besluitvorming verschillende waarde- en geloofssystemen moet proberen te begrijpen, om de eenvoudige reden dat zij een belangrijk onderdeel zijn van het leven van mensen. Men moet zich realiseren dat een dergelijke dialoog behalve begrip en interactie ook kritiek mogelijk maakt.
Relativisme leidt in feite tot toenemende spanning, omdat het lastige kwesties uit de weg gaat. Pluralisme kan helpen spanning te verminderen, omdat het in beginsel rekening houdt met menselijke waarden en hun verschillen.
Religie is niet noodzakelijkerwijs de veroorzaker van spanningen ofwel het probleem. Het kan ook een deel van de oplossing zijn.
Glyn Ford (PSE), schriftelijk. - (EN) Ik zal dit verslag over de EU-strategie met betrekking tot de Arabische wereld steunen. Aangezien in het Arabisch-Israëlisch conflict beide partijen schuld dragen, ben ik blij dat de EU een veel evenwichtiger standpunt ten aanzien van dit conflict inneemt dan de regering-Bush in de VS.
Wat wij in potentie kunnen bereiken is onlangs aangetoond in het, qua context vergelijkbare, conflict in Atjeh in Indonesië - het op drie na grootste land en de grootste moslimstaat ter wereld. Hier is dankzij de inspanningen van de EU een vredesakkoord tot stand gekomen en een vredesproces op gang gebracht dat een einde heeft gemaakt aan een dertig jaar durende burgeroorlog, en voor minder geld dan een paar uur in Irak kost. Dit voorbeeld zou model moeten staan voor het toekomstige optreden van de EU in het kader van ons zich ontwikkelend, gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
14. Installatie van spiegels op bestaande vrachtwagens (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0124/2007) van Paolo Costa, namens de Commissie vervoer en toerisme, over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de installatie van spiegels op bestaande in de Gemeenschap geregistreerde vrachtwagens (COM(2006)0570 - C6-0332/2006 - 2006/0183(COD)).
Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, op 5 oktober 2006 nam de Commissie een voorstel voor een richtlijn aan betreffende de installatie van spiegels op bestaande vrachtwagens.
Jaarlijks komen er in Europa 400 personen om het leven doordat chauffeurs hen niet gezien hebben. De slachtoffers zijn doorgaans kwetsbare verkeersdeelnemers: kinderen op de fiets, voetgangers, motorrijders. In 2005 al hadden het Europees Parlement en de Raad hun goedkeuring gehecht aan Richtlijn 2003/97/EG, waarin betere achteruitkijkspiegels worden voorgeschreven die de dode hoek van nieuwe vrachtwagens aanzienlijk verkleinen. Alle vrachtwagens die vanaf januari 2007 nieuw op de weg komen, zijn met deze spiegels uitgerust. Dat is een uitstekende maatregel, maar wat te doen met de miljoenen bestaande vrachtwagens die niet van dergelijke spiegels zijn voorzien en die nog vele jaren op onze wegen zullen blijven rondrijden, waar ze een aanmerkelijk gevaar vormen voor de verkeersveiligheid?
De Commissie vindt dat we niet nog 15 tot 20 jaar kunnen wachten totdat het vrachtwagenpark volledig vernieuwd is. Daarom hebben we voorgesteld om alle vrachtwagens van meer dan 3,5 ton vanaf bouwjaar 1998 alsnog met dezelfde achteruitkijkspiegels uit te rusten als nieuwe vrachtwagens. Mocht dat om technische of economische redenen niet mogelijk zijn, dan kunnen alternatieve oplossingen worden overwogen. De lidstaten die al maatregelen hebben getroffen om betere spiegels op bestaande vrachtwagens te monteren, worden in ons voorstel vrijgesteld van de verplichtingen in deze richtlijn. Ten slotte heeft de Commissie, om de doeltreffendheid van de maatregel te vergroten, vrij krappe termijnen vastgesteld voor de omzetting en inwerkingtreding van de richtlijn.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, we hebben hiermee onmiskenbaar een middel om levens te redden onder handbereik, en we zouden er verkeerd aan doen, wij allemaal, als we niet alles in het werk zouden stellen om te zorgen dat deze maatregelen snel ten uitvoer worden gelegd. Ik wil het Parlement bedanken voor al zijn inspanningen om dit te bewerkstelligen.
Engelbert Lütke Daldrup, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte vice-voorzitter Barrot, geachte afgevaardigden, wij zijn zeer verguld dat we voor een dossier dat van groot belang is voor de veiligheid in het wegverkeer - het voorstel voor een richtlijn betreffende de installatie van zijspiegels op alle vrachtwagens - al in een heel vroeg stadium overeenstemming konden bereiken. Ik wil de heer Costa, rapporteur voor dit dossier, dan ook bedanken voor de goede samenwerking.
De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld om het aantal doden in het wegverkeer tot 2010, als het enigszins gaat, te halveren. Om dit doel dichterbij te brengen, dienen we zo snel mogelijk met alle maatregelen te beginnen die zinvol lijken.
De installatie van zijspiegels op vrachtwagens, om de zogenaamde dode hoek weg te nemen, is een mijlpaal op weg naar meer veiligheid in het wegverkeer.
Met 31 maart 2009 als einddatum voor de aanpassing van reeds toegelaten vrachtwagens hebben we het bestmogelijke bereikt en zijn we zowel tegemoet gekomen aan de roep om een snelle uitvoering van de richtlijn omwille van de verkeersveiligheid, als aan de bezwaren van een aantal lidstaten tegen een misschien te korte termijn voor de aanpassing.
We vertrouwen op uw steun bij de stemming van morgen, en hopen de richtlijn dan zo snel mogelijk op een van de komende Raadsbijeenkomsten te bekrachtigen.
Paolo Costa (ALDE), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, we hebben hier te maken met wetgeving die ogenschijnlijk bescheiden is maar in feite een van de vele positieve bijdrage is die de Europese Unie dagelijks levert, en dat zou wellicht beter onder de aandacht van de burgers moeten worden gebracht.
Dit debat is naar mijn idee zeer snel afgewikkeld. Commissaris Barrot wees erop dat het onderhavige voorstel in september 2006 aan het Parlement en aan de Raad is voorgelegd, en we zullen morgen de procedure al in eerste lezing, dus op zeer korte termijn, kunnen afronden. We hadden ook niet veel tijd. Wij wisten namelijk dat wij met een snelle invoering ervan jaarlijks tenminste 400 levens kunnen redden. Dat was ook het punt waar het Parlement zijn aandacht het sterkt op had gericht, toen het moest proberen de toepassing en de omzetting van de richtlijn er zo snel mogelijk door te drukken.
Ik denk dat we een positief resultaat hebben bereikt. Wij moesten namelijk het aantal vrachtwagens vaststellen waarop uiteindelijk breedtespiegels moeten worden geïnstalleerd, zodat de chauffeurs voetgangers en fietsers beter kunnen zien en zo botsingen kunnen voorkomen. Deze procedure zal van toepassing zijn op alle, vanaf 2000 in Europa geregistreerde vrachtwagens. Het probleem zal dan voor 31 maart 2009 opgelost zijn. Ik wil erop wijzen dat het hier gaat om bestaande vrachtwagens die gemoderniseerd worden. Vanaf 26 januari dit jaar is de wetgeving namelijk al van toepassing op alle nieuw geregistreerde vrachtwagens.
Dit is dus een nuttig resultaat, een nieuwe stap in de richting van de veiligheid die wij op Europees niveau moeten waarborgen. Dit is een van de gevallen waarvan wij mijns inziens kunnen zeggen dat het subsidiariteitsbeginsel andersom is toegepast dan normaal gebruikelijk is, met dien verstande dat het beter is wetgeving te hebben op Europees niveau dan tijd te verliezen - en daarmee dus ook mensenlevens te verliezen - tengevolge van zevenentwintig uiteenlopende regelgevingen in de verschillende lidstaten.
Georg Jarzembowski, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, mijnheer de staatssecretaris, als vertegenwoordiger van het Raadsvoorzitterschap, waarde collega’s, de PPE-DE-Fractie is blij met het akkoord dat wij in eerste lezing met de Raad hebben kunnen bereiken. Dat is een goed voorbeeld voor een gesmeerd lopende samenwerking. We danken natuurlijk ook de rapporteur, de heer Costa, voor zijn buitengewone inzet.
Het is goed dat we een praktische stap naar een vermindering van het aantal verkeersdoden zetten. Het is nu eenmaal niet genoeg alleen de nieuwe vrachtwagens met verbeterde zijspiegels uit te rusten, die de zijwaartse dode hoek verkleinen. De vice-voorzitter had dan ook gelijk met zijn opmerking dat het er nu vooral om gaat ook de vele vrachtwagens aan te passen die al aan het verkeer deelnemen.
Het is wel jammer, mijnheer de staatssecretaris, dat de Raad niet wilde weten van de snelle aanpak waar het Parlement om vroeg. Wij hebben mijns inziens terecht aangedrongen op 30 juni 2008. Ik kom als afgevaardigde uit een land dat ook u vertegenwoordigt, en wij Duitsers zouden moeten nagaan hoe wij de zaken binnen ons federalisme sneller kunnen regelen. Het mag niet zo zijn dat wij, omdat er nu eenmaal een Bondsdag en een Bondsraad zijn, geen doortastende maatregelen kunnen nemen. Over het boetestelsel voor overtredingen van het rijtijdenbesluit kunnen we het hier beter niet hebben, maar we zouden ons toch moeten bezinnen op manieren om sneller te kunnen reageren. De maatregelen zijn onomstreden. Natuurlijk was het veel mooier geweest als we het over die dertigste juni 2008 eens waren geworden, maar we hebben uit praktische overwegingen besloten om met u het compromis van 31 maart 2009 te sluiten. Want als we het niet in eerste lezing eens waren geworden en een tweede nodig gehad hadden, was opnieuw tijd verloren gegaan. Wat dat betreft is het compromis een zeer praktische oplossing.
Tot slot wil ik nog een beroep doen op het bedrijfsleven: u hoeft de termijn niet op te gebruiken! Ondernemingen kunnen vroegtijdig en snel hun vrachtwagens met de nieuwe spiegels uitrusten. Zij hebber er vast ook groot belang bij om ongevallen - vaak met dodelijke afloop - te vermijden. Ik hoop daarom dat we het morgen snel eens kunnen worden, dat de richtlijn snel in het publicatieblad komt te staan en dat het bedrijfsleven sneller handelt dan wij hebben gedaan.
Silvia-Adriana Ţicău, în numele grupului PSE. – Postechiparea cu oglinzi retrovizoare la vehiculele grele pentru transportul de mărfuri înregistrate pe teritoriul comunităţii va contribui la creşterea siguranţei rutiere. Anual, în Uniunea Europeană, 40 000 de persoane mor în accidente de circulaţie şi această cifră reprezintă populaţia unui oraş european de mici dimensiuni. Asta înseamnă că un mic oraş european moare anual datorită accidentelor de circulaţie. Nu ne mai putem permite acest lucru. De asemenea, anual la nivel european, există 400 de victime ale accidentelor rutiere provocate de camioane de dimensiuni mari. Uniunea Europeană şi-a propus ca, până în 2010, numărul accidentelor de circulaţie să fie redus cu 50%, adică cu aproape 25 000 de victime.
Directiva 97/2003 a impus ca, începând cu 1 ianuarie 2007, toate camioanele de peste 3,5 tone să fie înmatriculate doar dacă sunt echipate cu dispozitive de vizualizare indirectă, ce reduc aşa-numitul „unghi mort” care este cauza multor accidente. Această directivă însă nu rezolvă şi problema celor aproximativ 5 milioane de camioane grele care erau deja înmatriculate în Uniunea Europeană.
Noul proiect de directivă obligă ca, până în 2009, toate camioanele grele înmatriculate după anul 2000, să fie echipate cu astfel de echipamente ce măresc câmpul vizual pe care şoferii îl au datorită oglinzilor retrovizoare. Evident, aceste dotări înseamnă investiţii, dar consider că o investiţie de aproximativ 150 de euro pentru un camion merită atunci când vorbim de salvarea de vieţi omeneşti. Nu trebuie să uităm însă că multor accidente de camion le-au căzut victimă copiii. De altfel, un studiu arată că dacă aşezăm 20 de copii în jurul unui camion care nu este dotat cu oglinzi retrovizoare corespunzătoare, în imediata vecinătate a acestuia, aceştia nu intră în câmpul vizual al şoferului şi pot fi victime ale accidentelor. Alte victime sunt bicicliştii sau pietonii aflaţi la mică înălţime întrucât aceştia intră în unghiul mort al oglinzii retrovizoare.
Consider că acest document la contribui la salvarea de vieţi omeneşti, dar nu trebuie să uităm că siguranţa circulaţiei rutiere presupune şi o infrastructură mai sigură a drumurilor, un comportament preventiv al şoferilor şi mai ales un sistem de semnalizare corespunzător.
Felicit autorul raportului şi Comisia Europeană pentru importanţa acordată subiectului. Atunci când vorbim de victime omeneşti, niciun cost nu este prea mare şi nu avem timp de pierdut.
Marian Harkin, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, Paolo Costa, gelukwensen met het uitstekende werk dat hij verricht heeft in verband met het compromispakket dat hij tot stand heeft weten te brengen. Het komt ook precies op het juiste moment. Dankzij zijn inspanningen zal dit voorstel zeer snel kunnen worden aangenomen en dat is belangrijk, want hoe sneller het wordt uitgevoerd, hoe meer levens er gespaard kunnen worden.
Dit is een voorbeeld van hoe wij wetgeving die al van kracht is, kunnen verbeteren. Alle nieuwe vrachtwagens vanaf 1 januari van dit jaar moeten worden uitgerust met dodehoekspiegels, maar dit voorstel gaat nog een stap verder en zorgt ervoor dat alle vrachtwagens die voor 1 januari 2000 zijn ingeschreven uiterlijk 31 maart 2009 aan hetzelfde voorschrift moeten voldoen. Het behoeft geen betoog dat ik liever had gezien dat dit voorschrift van toepassing zou zijn geweest op alle vrachtwagens op de Europese wegen, maar tegen de tijd dat het in werking treedt, zal het gelden voor alle vrachtwagens die negen jaar of ouder zijn. Dat is een groot percentage van die voertuigen op de wegen, en het zal elk jaar groter worden.
Evenzo zou ik er de voorkeur aan hebben gegeven dat ook spiegels van klasse VI waren opgenomen, maar ik meen dat commissaris Barrot heeft toegezegd de mogelijkheden voor het installeren van spiegels van klasse VI op bestaande voertuigen nader te zullen bestuderen – althans, dat is wat de permanente vertegenwoordiging van Ierland mij verteld heeft. Uiteraard is het aan elk land afzonderlijk hogere normen te stellen en iedere vrachtwagenchauffeur of elk vervoersbedrijf kan deze spiegels nu, op dit moment, uit eigen beweging op zijn vrachtwagens installeren. Ik denk zelfs dat wij als afzonderlijke leden van dit Parlement kunnen proberen beroepsverenigingen van wegvervoerders in ons eigen land zodanig te beïnvloeden dat zij binnen hun eigen gelederen zo snel mogelijk spiegels laten installeren op de bestaande vrachtwagens. Per slot van rekening wil geen enkele vrachtwagenbestuurder betrokken raken bij een ongeval, vooral als dat ongeval te voorkomen is.
Tot slot nog een persoonlijke opmerking. Ik ben in het bijzonder opgetogen over dit verslag, omdat ik twee jaar geleden een amendement op het verslag-Vatanen over verkeersveiligheid heb ingediend waarin ik ertoe opriep vrachtwagens uit te rusten met deze spiegels en omdat ik onafgebroken heb gelobbyd bij vervoersministers, beroepsverenigingen van wegvervoerders en de Commissie om dit voorstel op tafel te leggen. Zoals ik zojuist al zei, is dit goede wetgeving, omdat hiermee het aantal door vrachtwagens veroorzaakte gewonden onder fietsers en voetgangers aanzienlijk verlaagd zal worden en er elk jaar honderden levens gespaard zullen worden.
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
Michael Cramer, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, vice-voorzitter Barrot, geachte staatssecretaris, beste collega’s, allereerst wil ik de heer Costa hartelijk danken voor zijn voorbeeldige inzet en zijn uitstekende verslag. Met deze nieuwe spiegels op alle vrachtwagens kunnen per jaar vierhonderd mensenlevens gered worden. De bestaande dode hoek, waar een complete schoolklas in zou kunnen verdwijnen, is vooral voor voetgangers en fietsers levensgevaarlijk.
Het Europees Parlement - en dan vooral de grotere fracties - heeft zich geblameerd toen het vorig jaar ons amendement voor het aanpassen van vrachtwagens verwierp. De Raad, doorgaans toch het blok aan het been van Europa, heeft ons voorstel overgenomen en voor elkaar gekregen dat we morgen ook tot aanpassing van bestaande vrachtwagens besluiten. Daar wil ik de Raad oprecht voor bedanken. Natuurlijk hadden wij, groenen, liever een eerdere datum gezien, maar we aanvaarden het gevonden compromis.
Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. - Voorzitter, in 2001 en opnieuw in 2005 heb ik in vragen aan de Commissie de aandacht gevestigd op de ontoereikende bescherming van voetgangers en fietsers tegen vrachtwagens, vooral tegen vrachtwagens die in dorpen en steden rechts een hoek omgaan.
Tot nu toe zijn de veiligheidsmaatregelen gericht op nieuwe vrachtwagens; oude vrachtwagens kunnen echter tot 2023 zonder spiegels blijven rijden. Ook behoeven de nieuwste technieken op het gebied van spiegels en geluidsapparatuur niet te worden toegepast.
Alleen Nederland, België en Denemarken namen eigen maatregelen die vooruitlopen op Europese oplossingen. Maar het veel grotere Duitsland bleef afwachten. Door het toenemende vrachtverkeer over de weg betekent elk uitstel een steeds groter gevaar voor de verkeersveiligheid.
Vandaag zetten we eindelijk een stap vooruit, ook al gaat die naar het oordeel van mijn fractie later in dan mogelijk was geweest. Vanwege deze onnodige vertraging heeft mijn fractie de compromisamendementen niet ondertekend. We zijn wél tevreden dat een tweede lezing, die noodzaakt tot een nog verder uitstel, door dit compromis overbodig wordt. Als de nu voorgestelde maatregelen nog niet toereikend blijken te zijn, moet in de toekomst een snelle aanpassing plaatsvinden.
Dieter-Lebrecht Koch (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, een paar weken geleden was ik, voor het eerst weer sinds lange tijd, aanwezig bij een van de stamtafelgesprekken voor truckers die in Duitsland regelmatig gehouden worden. Ik ben daarvan teruggekomen met een waslijst aan verwachtingen, die de chauffeurs hebben van ten eerste een goed functionerende interne markt, en ten tweede een grotere verkeersveiligheid op de weg.
Ik kreeg de indruk dat onze truckers meer op Europa bouwen dan de doornsnee van onze bevolking. Bus- en vrachtwagenchauffeurs proberen altijd zonder ongevallen te rijden. Daar wil ik hen bij dezen voor bedanken! Maar om dat te kunnen doen, moeten ze wel de kans hebben het gebeuren rondom hun voertuigen te overzien. Dat betekent niets anders dan dat we hun desnoods per wet de beschikking moeten geven over de technische mogelijkheden om voorkomend te rijden. En dat is precies wat we met de nu ter discussie staande richtlijn beogen.
Goed dat sinds januari 2007 alle nieuwe zware trucks met spiegels uitgerust moeten worden die de zijwaartse dode hoek verkleinen. Alleen is het een illusie te denken dat deze dode hoek met spiegels helemaal ongedaan gemaakt kan worden. Daarom waarschuw ik voor een overdreven gevoel van veiligheid, vooral bij voetgangers, (brom)fietsers en rolstoelers.
Bestuurders van oude voertuigen hebben evenveel recht op zulke spiegels als die van nieuwe. In zoverre was het de hoogste tijd voor deze verplichte aanpassing. Die wordt hopelijk per 31 maart 2009 van kracht, wat betekent dat in de tussentijd nog zo’n achthonderd mensen het leven zullen laten, omdat wij zo’n lange overgangsperiode toestaan. Misschien komen de transportondernemers zelf in actie en wachten niet tot de uiterste datum. Misschien handelen ze in de geest van het Europees Handvest inzake verkeersveiligheid en passen hun voertuigen al ver voor de inwerkingtreding van de richtlijn aan. Degenen die dat doen, zou ik nu al mijn erkentelijkheid willen betuigen voor hun sociale verantwoordelijkheidsgevoel.
Zita Gurmai (PSE). - (HU) De verplichte installatie van dodehoekspiegels op vrachtwagens past in de gemeenschappelijke vervoerstrategie, die is gericht op het verhogen van de verkeersveiligheid van de Europese burgers en in de eerste plaats op het redden van levens.
Bescherming van mensenlevens en verkeersveiligheid zijn fundamentele aspecten. Als gevolg van ontoereikende achteruitkijkspiegels sterven in de Unie jaarlijks 400 mensen - zoals mijn collega al zei - om over de gewonden nog maar te zwijgen. Met deze maatregel zou elk jaar het leven van honderden mensen gered kunnen worden, en daarom moeten wij nu in actie komen. Twee fundamentele problemen moeten worden opgelost: het eerste is het bereiken van 100 procent zicht, het andere dat oude en verouderde vrachtwagens met de juiste spiegels moeten worden uitgerust of dat er nieuwe vrachtwagens moeten worden aangeschaft. Dit punt is vooral voor de twaalf nieuwe lidstaten van belang, waar een overgangsperiode nodig is, aangezien de onmiddellijke invoering van de bepalingen die in de verordening zijn vastgelegd, een zware financiële belasting zou betekenen voor onze transporteurs.
Ik acht het van belang dat het toepassingsgebied van de maatregel die is gericht op het tegengaan van ongelukken die gebeuren als gevolg van de dode hoek aan de passagierskant van vrachtwagens, wordt uitgebreid naar zoveel mogelijk vrachtwagens. Met het oog op het succes en de effectiviteit hiervan moet deze maatregel binnen een reële tijdspanne en met enige flexibiliteit worden ingevoerd, daarbij rekening houdend met de technische mogelijkheden en de omstandigheden. We moeten er tevens voor zorgen dat we eventuele marktverstorende effecten voorkomen.
Graag bedank ik de voorzitter van onze commissie en rapporteur voor zijn werk. Ik ben blij dat ook onze amendementen zijn aangenomen.
Engelbert Lütke Daldrup, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de discussie heeft duidelijk gemaakt dat alle sprekers een grotere verkeersveiligheid wensen. Ik dank u voor uw steun, en ook voor het gemeenschappelijke besluit om de wetgevingsprocedure snel, in de eerste lezing, af te ronden. Het is in eenieders belang dat de nieuwe verkeersveiligheidsmaatregelen voor de spiegels die vrachtwagens moeten hebben, zo snel mogelijk de status van wet krijgen.
Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag de heer Costa heel hartelijk bedanken voor de doorslaggevende rol die heeft gespeeld bij deze aanneming in eerste lezing. Zoals hij al zei: tijd verliezen kost mensenlevens. Ik ben u dankbaar, mijnheer Costa, en het Parlement eveneens, omdat dankzij u de termijn voor de tenuitvoerlegging van de maatregel kon worden verkort. Daarom sluit ik me aan bij wat de heer Jarzembowski zei, namelijk dat niets vervoerders belet om het voortouw te nemen en deze spiegels nu al te monteren. Ik denk dat dat de moeite waard is, want dan voorkomen wij slachtoffers .
Tegen mevrouw Harkin zou ik willen zeggen dat de Commissie natuurlijk de nu lopende onderzoeken naar achteruitkijkspiegels van klasse VI in aanmerking zal nemen. We moeten precies weten of het gebruik van deze spiegels van klasse VI doeltreffend is.
Ik wil mij ook richten tot het Duits voorzitterschap en het bedanken voor het feit dat het van zijn kant dit akkoord heeft nagestreefd. Dit is van groot belang en daarmee zullen wij in staat zijn deze nieuwe bepalingen snel ten uitvoer te leggen.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.
15. Openbaar personenvervoer per spoor en over de weg (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0131/2007), door de Commissie vervoer en toerisme, betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (13736/1/2006 - C6-0042/2007 - 2000/0212(COD)) (Rapporteur: Erik Meijer).
Erik Meijer (GUE/NGL), rapporteur. - Voorzitter, openbaar vervoer is onmisbaar om het ruimtebeslag in grootstedelijke woongebieden te beperken, om het milieu te beschermen tegen de auto en om alle mensen in staat te stellen werkplekken en voorzieningen te bereiken die tegenwoordig vaak op grote afstand van hun woonadres liggen.
Het is volstrekt anders dan bij de start, toen uitvinders en speculanten probeerden om het meest koopkrachtige publiek tot klant te maken voor hun nieuwe vervoermiddelen. Sinds de opkomst van de auto is dit vervoer grotendeels verliesgevend geworden en daarom hebben veel private ondernemers zich hieruit teruggetrokken. In plaats van een commerciële activiteit is openbaar vervoer nu een kerntaak van overheden. In veel gevallen zijn vervoerbedrijven eigendom van staat, regio of gemeente geworden en in andere gevallen worden externe ondernemingen voor hun diensten gecompenseerd met belastinggeld.
Zeven jaar geleden deed de Commissie het voorstel om het toewijzen van vervoergebieden en contracten vast te leggen in een nieuwe verordening. Nieuw was niet dat de Europese Unie hiervoor regels zou opleggen, want dat gebeurde al ruim 30 jaar. Nieuw was wél dat er een al vele jaren aangekondigde radicale ingreep zou worden doorgevoerd, die werd aangeduid als opening van de markt. Al het openbaar vervoer, waarvoor overheidsgeld wordt betaald, zou moeten worden aanbesteed voor telkens opnieuw een periode van vijf jaar. Daarin geïnteresseerde ondernemingen zouden moeten concurreren om zulke tijdelijke contracten en de bijbehorende betaling van overheidscompensaties te verwerven.
Drie argumenten speelden daarbij een belangrijke rol. Het eerste was de verwachte kostendaling, bijvoorbeeld als gevolg van loondaling, doordat het personeel niet langer zeker zou zijn van zijn arbeidsplaats. Het tweede was dat nieuw opkomende grote internationale ondernemingen aanbieden om tegen betaling door de overheid de organisatie van het openbaar vervoer over te nemen. Het derde was het vermijden van vriendjespolitiek en rechtszaken.
Als beginnend rapporteur kreeg ik in 2000 te horen dat de bestaande situatie sinds lang strijdig was met de Europese Verdragen, dat alle gevolgen al uitputtend waren bestudeerd en dat deze hervorming met de grootst mogelijke spoed moest worden doorgevoerd. Mijn samenspel met de besturen van de grote steden, nationale verenigingen van gemeenten, vakbonden, gebruikersorganisaties en milieuorganisaties, leverde een volstrekt ander beeld op. Kleine bedrijven, waaronder alle gemeentelijke bedrijven, liepen het gevaar om na enkele aanbestedingsrondes failliet te gaan. Dan zouden in plaats van kleinschalige overheidsmonopolies grootschalige private monopolies ontstaan, waardoor op termijn overheid en gebruiker meer moeten betalen voor minder prestaties. Terwijl stappen naar gratis openbaar vervoer en het opnieuw aanleggen van stedelijke tramnetten in gevaar komen.
Na een jaar van overleg met alle betrokkenen stelde ik dit Parlement op 14 november 2001 voor dat er naast een Europees te reguleren aanbesteding ook de vrijheid moest blijven bestaan voor overheden om hun openbaar vervoer zelf te organiseren. Die keuzevrijheid is het beste middel om het openbaar vervoer de concurrentiestrijd tegen de auto te laten winnen. U volgde mij in eerste lezing met 317 tegen 224 stemmen.
Na ruim vijf jaar intern beraad heeft de Raad van ministers van Vervoer op 11 december 2006 een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld dat goed aansluit bij deze eerste lezing. Doordat ook de Commissie haar oorspronkelijke voorstel heeft aangepast, ontstond tussen de drie instellingen van de Europese Unie een consensus. Daarin blijft naast openbare aanbesteding ook plaats voor overheidsbedrijven en voor inschakeling van derden zonder aanbesteding.
Vanzelfsprekend roept de nu voorgestelde tekst bezwaren op bij een deel van dit Parlement dat in 2001 steun heeft gegeven aan zoveel mogelijk marktwerking en zo min mogelijk overheidsdienst. Dat heeft geleid tot wijzigingsvoorstellen om de alternatieven in-house production en direct award te degraderen tot een slechts in beperkte gevallen toegestane uitzondering. Ik constateer dat die beperkingen geen deel uitmaken van het informele compromis in tweede lezing waarover ik gedurende de maand april mocht onderhandelen met het Duitse voorzitterschap van de Raad.
Dat compromis is terug te vinden in de 17 grotendeels door zes fracties gezamenlijk ingediende amendementen die 42 eerder door de Vervoerscommissie aangenomen amendementen moeten vervangen. Met deze brede overeenstemming wordt een derde lezing overbodig. Ik dank de schaduwrapporteurs, de Commissie en de Raad, met name het Duitse voorzitterschap, voor hun bijdrage aan het tot stand brengen van dit akkoord dat sterk afwijkt van het voorstel uit 2000.
Tot slot wijs ik erop dat in dit compromispakket de verplichting ontbreekt dat lidstaten in geval van overgang van het contract naar een ander bedrijf werknemers beschermen tegen ontslag of loonsverlaging. Ook ontbreken een verbod op destructief lage betaling aan overheidsbedrijven voor door hen geleverde diensten en afdoende maatregelen tegen wanprestaties door contractondernemingen. Ik weet dat tenminste mijn fractie voorstellen dienaangaande wel zal ondersteunen.
Ik verwacht daarentegen geen veto van de Raad, maar ik betwijfel of dat ook geldt voor de terechte meerderheidswens om onderaanbesteding te beperken tot de helft van een contract. We zullen dat morgen zien.
Engelbert Lütke Daldrup, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, vice-voorzitter Barrot, geachte afgevaardigden, dit is voor het plaatselijk openbaar personenvervoer een heel belangrijke vergaderweek. Na zeven jaar durende besprekingen staan we op het punt een cruciale wetgevingsprocedure in het kader van de tweede lezing af te ronden. Wij staan voor een akkoord dat allereerst in het belang is van onze burgers, die wij kunnen toezeggen dat zij ook in de toekomst verzekerd zijn van aantrekkelijk en goed functionerend openbaar personenvervoer. Een integraal aanbod met één enkel vervoersbewijs en een gecoördineerde dienstregeling is de norm waaraan wij ons oriënteren en die de burgers terecht van ons verwachten.
Dit akkoord is echter ook in het belang van alle openbare en particuliere vervoerbedrijven, die nu eindelijk een nieuw rechtskader krijgen die hun meer rechtszekerheid biedt en daarmee ook planningszekerheid met het oog op de toekomst. Voorts is het akkoord in het belang van de instanties voor het plaatselijk openbaar personenvervoer. De nieuwe verordening betekent namelijk een versterking van het gemeentelijk zelfbestuur.
Er is nóg een winnaar en dat is het milieu. Aantrekkelijk en goed functionerend openbaar personenvervoer zorgt voor een duurzame verbetering van de verkeerssituatie in onze steden en van het klimaatevenwicht in onze dichtbevolkte gebieden.
Als het compromispakket bij de stemming van morgen met de nodige meerderheid wordt aangenomen, betekent dat voor ons allen een groot succes.
Dat wij nu aan de vooravond van een akkoord staan, is vooral de verdienste van rapporteur Erik Meijer, maar ook van de voorzitter van de Vervoerscommissie, Paolo Costa, en van de schaduwrapporteurs Mathieu Grosch, Willi Piecyk en Michael Cramer, die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het algemeen compromis.
Niets staat een akkoord eigenlijk nog in de weg. Dat komt onder andere ook omdat de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt van december 2006 al een aantal wijzigingen van het Europees Parlement in aanmerking heeft genomen. De volgende drie punten maken daar deel van uit: ten eerste de vergroting van de beleidsruimte op gemeentelijk niveau. De bevoegde instanties voor het personenvervoer hebben thans de keuze tussen een procedure op prestatievergelijkende basis, de uitvoering van het vervoer door een eigen onderneming of onderhandse gunning. Aan dit grondbeginsel zal niet meer worden getornd. Ten tweede wordt er rekening gehouden met maatschappelijke en kwaliteitsnormen. Ook op dit punt is men het erover eens dat de bevoegde instantie haar verantwoordelijkheid moet nemen. Ten derde worden kleine en middelgrote ondernemingen in bescherming genomen. We willen ervoor zorgen dat deze ondernemingen ook in de toekomst hun diensten zo dicht mogelijk bij de burger kunnen leveren en niet door grote internationaal gerichte concerns worden opgeslokt.
Heel bevorderlijk voor het akkoord is ook dat wij als Europees Parlement, Commissie en Raad politiek op één lijn zitten, als het gaat om het geven van een fundamentele invulling aan het plaatselijk openbaar personenvervoer. Dit vervoer kan niet aan de markt alleen worden overgelaten en maakt eerder deel uit van de diensten van algemeen belang. We moeten daarom zorgen voor een marktordening die de plaatselijke verantwoordelijkheid voor de besluitvorming versterkt en voorziet in een gecontroleerde mededinging. Passende diensten van algemeen belang - ook in het plaatselijk openbaar personenvervoer - zijn cruciaal voor het functioneren van het Europees sociaal model. Daar valt ook de maatschappelijke en territoriale samenhang in Europa onder. Die kan zonder een goed functionerend openbaar personenvervoer niet worden gewaarborgd.
Voorts zijn we het erover eens dat er dringend behoefte is aan rechtszekerheid. Uit de vele omstreden besluiten tot gunning is gebleken dat het vigerende recht niet helder en eenduidig is. Daar zal met de nieuwe verordening spoedig verandering in komen.
Ten slotte schept de nieuwe verordening duidelijkheid over de financiële betrekkingen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Wie iets bestelt, moet ervoor betalen. Daarbij mag van over- of ondercompensatie geen sprake zijn.
Tegen deze achtergrond kwam de volgende vraag op: hoe creëren we ondanks de korte overlegtijd nog tijdens de tweede lezing een consensus en vermijden we zo de bemiddelingsprocedure? U beschikt thans over het resultaat van de besprekingen in het kader van de informele triloog tussen het Parlement, de Commissie en de Raad. Op grond daarvan is de kans groot dat deze consensus in tweede lezing daadwerkelijk wordt bereikt.
Tot aan het eind hebben wij nog pittig overleg gevoerd over drie beleidsvraagstukken: verkorting van de overgangstermijnen, verdere versterking van kleine en middelgrote ondernemingen en de introductie van een zelfuitvoeringspercentage in geval van in onderaanneming uitbesteed werk aan derden.
Wat het eerste vraagstuk betreft zijn we nader tot elkaar gekomen. De overgangstermijn is verkort van twaalf tot tien jaar en de termijn voor inwerkingtreding van de verordening is verkort van drie jaar tot 24 maanden.
Ook bij het tweede vraagstuk hebben wij elkaar gevonden. De drempelwaarde voor de kleine en middelgrote ondernemingen is iets verhoogd. Daarmee is de Raad de eisen van het Parlement een stuk genaderd.
Tot aan het eind was er - ik hoop dat ik terecht in de verleden tijd spreek - onenigheid over het derde vraagstuk betreffende de zogeheten zelfuitvoeringspercentage. Op dit belangrijke punt, waarbij het erom ging sociale dumping te voorkomen, zijn het Parlement en de Raad op het laatste moment tot een oplossing gekomen. De compromiszin luidt thans dat in geval van onderaanneming een wezenlijk deel – a substantial part – door de hoofdopdrachtgever zelf zal worden gedragen. Dit is van toepassing op amendement 66 op artikel 4 en amendement 67 op artikel 5.
Ik geloof dat dit een goede oplossing is. Ik spreek mijn dank uit aan allen die eraan hebben meegewerkt.
De weg naar de vaststelling van de wetgeving in tweede lezing is hiermee bereid. Als u morgen instemt met het compromispakket zal ook de Raad zijn fiat geven.
Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer Meijer, dames en heren, dat we klaar staan om in de tweede lezing overeenstemming te bereiken over een zo gevoelig voorstel, is voor een groot deel te danken aan het doorzettingsvermogen en de constructieve opstelling van uw rapporteur, de heer Erik Meijer, die ik graag in het bijzonder wil feliciteren.
Ik zal enkel ingaan op twee inhoudelijke punten. Deze tekst biedt voor het eerst erkenning voor het zelfbestuur van plaatselijke overheden als het gaat om de organisatie van het openbaar vervoer. Op die manier kunnen we de speelruimte van gedecentraliseerde lichamen vergroten, hetgeen de moeite waard is om benadrukt te worden als het gaat om een communautaire tekst. Deze belangrijke ontwikkeling komt tegemoet aan de wens die het Europees Parlement in de eerste lezing zeer duidelijk heeft geuit.
Ten tweede is de huidige regeling meer dan 35 jaar oud en volkomen verouderd. Daardoor heeft de gehele openbaarvervoersector te maken met grote rechtsonzekerheid. Deze rechtsonzekerheid leidt tot geschillen en brengt de ontwikkeling van de sector in gevaar, aangezien de gemeentelijke overheden en de vervoerders geen helderheid en zekerheid kunnen krijgen als het gaat om het doen van dikwijls aanzienlijke industriële en financiële investeringen.
Vandaag, na zeven jaren van procedures, na drie informele trialogen, is een goed akkoord voor ons binnen handbereik. In het compromis tussen de Raad en de rapporteur worden het evenwicht en de doelstellingen van het herziene voorstel van de Commissie gerespecteerd en wordt tegemoetgekomen aan de voornaamste wensen van het Europees Parlement. Dat geldt met name voor de verkorting van de termijn voor inwerkingtredingtermijn en de overgangsperiodes. Anderzijds voorziet deze tekst in een speciale regeling voor kleine ondernemingen en familiebedrijven door de mogelijkheden voor onderaanneming in te kaderen.
Wat betreft onderaanneming is mij zojuist ter ore gekomen dat er twee mondelinge amendementen zijn ingediend waarin, mijnheer de Voorzitter, een compromisformulering wordt voorgesteld. De woorden “het grootste deel” zou worden vervangen door de woorden “het overwegende deel”. Deze amendementen lijken bedoeld, mijnheer de minister, om overeenstemming met de Raad in de tweede lezing mogelijk te maken. De Commissie kan dit doel alleen maar steunen. Wat de bewoording van de amendementen betreft is de Commissie uiteraard flexibel. Ze kan instemmen met dit compromis van het laatste moment als daarmee overeenstemming mogelijk wordt.
Ik wil het Parlement nogmaals bedanken voor dit werk, evenals het voorzitterschap van de Raad, en ik hoop dat we eindelijk een punt kunnen zetten achter dit essentiële verslag. Ik bereid een groenboek voor over mobiliteit in stedelijke gebieden, en het stemt mij zeer tevreden de zaken zo te zien vorderen.
Mathieu Grosch, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, miljoenen burgers hebben te maken met het openbaar personenvervoer en we hopen dat er morgen nog een paar bij komen. Het Europees Parlement, met inbegrip van onze fractie, heeft het er niet makkelijk mee gehad. Wij waren ons bewust van enerzijds het spanningsveld tussen tradities en verschillende structuren in vele landen en anderzijds de nieuwe uitdagingen op het gebied van mobiliteit.
Laat het volgende even tot u doordringen: gemeenschappelijk standpunt 2006, eerste lezing 2001. Ik hoop dat als er in de toekomst over discontinuïteit wordt gesproken de Raad hier nog eens aan zal denken, anders lopen we het gevaar dat bepaalde dossiers voortaan uitgesmeerd worden over een generatie in plaats van over een legislatuur.
Wij hebben echter één troost: in de eerste lezing zijn mijns inziens veel aspecten en voorstellen van het Parlement in aanmerking genomen. De waarschuwingsvrijheid van de lokale en regionale autoriteiten kwam zojuist ter sprake. Het was belangrijk om deze accenten hierin op te nemen, alsmede om rekening te houden met de controle over interne exploitanten en, ten langen leste, met het wederkerigheidsbeginsel.
In de tweede lezing had het Parlement extra prioriteiten willen vaststellen. Laat ik alvast zeggen dat wat voor ons geldt, ook voor de Raad geldt. Het is voor beide zijden zo dat het goede compromis dat we hebben bereikt niet op een woord mag stranden. Hoe de stemming van morgen ook uitpakt, ik ben ervan overtuigd dat de verstandige opvatting zal overheersen dat dit compromis met of zonder wijziging in orde is. We hebben de overgangstermijnen verkort. U begrijpt waarom: er is al genoeg tijd verloren gegaan.
Wij hebben gezorgd voor een betere rechtsbescherming en we hebben de kleine en middelgrote ondernemingen beter willen beschermen. Waarom? Niet alleen omdat zij diensten verlenen, maar ook omdat zij in bepaalde regio's bijdragen aan de opbouw van economische structuren, en omdat zij zich in een situatie van algemene concurrentie niet eenvoudig staande zouden kunnen houden. Wat het onderwerp onderaanbesteding betreft: wij willen niet dat zulks wordt benut voor sociale dumping of het omzeilen van de mededingingsregels.
Dat waren onze doelstellingen. Ik geloof dat het Europees Parlement met dit voorstel heeft gezorgd voor rechtszekerheid en een uitstekende en verstandige keuze heeft gemaakt door een middenweg te bewandelen tussen monopolies enerzijds en ongecontroleerd liberalisme anderzijds. Ik hoop dat de drie partners morgen hun goedkeuring zullen verlenen, en daar ziet het wel naar uit.
Brian Simpson, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur bedanken, niet alleen voor zijn werk aan dit dossier, maar ook voor het doorzettingsvermogen dat hij heeft getoond om dit verslag tot een tweede lezing te brengen. Het is duidelijk dat dit een noodzakelijk proces is, als men wil komen tot gelijke concurrentievoorwaarden bij de toekenning van contracten voor plaatselijk openbaar vervoer. De PSE-Fractie heeft echter nog wel enkele punten van zorg, vooral met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening door vervoersondernemingen en dan met name bij het busvervoer in enkele lidstaten.
Het Parlement heeft, in zijn streven naar liberalisering op dit gebied, het belang van een goede dienstverlening mogelijk over het hoofd gezien. Ik hoop dat in toekomstige herzieningen van deze wetgeving kwaliteit en het afdwingen van kwaliteit wel serieus in overweging worden genomen. Het is zo dat we vandaag slechts een eerste stap zetten en dat het proces naar deze tweede lezing lang heeft geduurd, maar we moeten ook inzien dat er vooruitgang is geboekt en hopen dat een akkoord tussen de Raad en het Parlement snel kan worden gesloten. Mijn fractie zal haar uiterste best doen om alleen voor de amendementen te stemmen die vallen binnen het compromis dat met de Raad is afgesproken, niettegenstaande onze bedenkingen. Voor ons is bemiddeling het alternatief.
Wat mensen nodig hebben, is een efficiënt, betrouwbaar, betaalbaar en veilig openbaarvervoersysteem, met publieke instanties die verantwoordelijk zijn voor het nakomen van die criteria. De vervoersbedrijven dragen de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en eerlijk gezegd ligt daar de uitdaging. Terecht wordt een kader geschapen voor de gunning van contracten voor openbaar vervoer, maar we moeten ervoor waken dat de lat lager komt te liggen en ervoor zorgen dat de procedures rechtvaardig en transparant zijn. Het kader zal er hopelijk snel komen. Laten we nu gaan werken aan de kwaliteit van de dienstverlening.
Paolo Costa, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, er zijn bijna zeven jaar besteed aan het opstellen van het onderhavige verslag. Zijn deze jaren goed besteed? De heer Simpson ziet zich na deze zeven jaar nog steeds genoodzaakt om te zeggen dat hij hoopt dat we tijdens de volgende herziening er iets beters neerzetten. Zeven jaar zijn verstreken maar toch is er op het laatste moment nog een amendement nodig om tot een compromis te kunnen komen. Er waren zeven jaar, of beter gezegd, zeven jaar en twee maanden, nodig om het vraagstuk op te lossen. Ik denk niet dat het hier om een probleem van leven of dood gaat. Uiteraard zegt het Parlement het zijne hierover, en ik hoop dat enkele van de zaken die het Parlement morgen zal noemen, door de Raad overgenomen kunnen worden, en aldus bemiddeling kan worden vermeden.
Het moet me van het hart dat ik niet vind dat we goed en grondig werk hebben verricht. Kunnen we zeggen dat we goed werk hebben verricht als het voorbehouden recht voor rechtstreekse gunning zo uitgebreid is dat er nog maar heel weinig - of in het geheel geen - sprake meer is van aan echte concurrentie onderworpen aanbestedingen? Wordt daadwerkelijk de mogelijkheid geboden om in house aan te besteden, zelfs indien er op landelijk niveau een monopolie bestaat voor het beheer van die diensten? Is het mogelijk dat de in house opdrachtgever of manager diensten voor een 'aanzienlijk' of 'substantieel' deel onderaanbesteed, ook als het daarbij gaat om niet in de wet gedefinieerde begrippen? Is het mogelijk dat een dergelijke onderaannemer, ook zonder aanbesteding, zelfs de 50 procent van de tijd mag overschrijden, enkel en alleen omdat hij investeringen belooft? Kortom, zou het kunnen dat we te weinig compenseren met betrekking tot spoorwegdiensten in derde landen, waardoor de dienstverstrekking moeilijk wordt? Is het echt waar dat er geen mogelijkheid was om dit probleem te bespreken en dat er geen oplossingen voor gevonden kunnen worden? Waarom zouden wij niet mogen proberen om ook voor deze aspecten adequate oplossingen te vinden?
Ik wil nog een laatste, oprechte oproep doen, niet alleen aan al mijn collega's maar ook aan de Raad en de Commissie: waarom kunnen we geen laatste poging doen om tot een gegronde, echte, betrouwbare en bruikbare oplossing te komen, die verder gaat dan de vage termen 'aanzienlijk' en 'substantieel' die naar mijn mening niet stroken met de rechtsgrondslag? Wij voldoen op geen enkele manier aan het vierde criterium dat in het arrest-Altmark wordt genoemd. Ik bespeur hierin een zekere haast die, na zeven verspilde jaren, naar mijn idee objectief gezien niet gerechtvaardigd is.
We hebben een aantal amendementen ingediend om deze structuren aan te passen. We vinden niet dat ze allemaal aangenomen hoeven te worden, maar als er enkele aangenomen worden, zouden we er, na zeven jaar en twee maanden, misschien in slagen om alsnog tot een beter resultaat te komen dan we met de onderhavige documenten bereiken.
Leopold Józef Rutowicz, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de nieuwe verordening van het Europees Parlement betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg zal van wezenlijk belang zijn, in eerste instantie voor de lokale gemeenschappen. Ik zou de heer Meijer willen bedanken voor zijn bijdrage aan dit verslag.
De harmonisatie van de voorschriften met betrekking tot de gunning van dienstcontracten zou garant moeten staan voor transparantie en concurrentie, evenals voor een correcte verdeling van de kosten en hun financiering. Dit geldt in de eerste plaats voor het openbaar vervoer en voor de diensten die door kleine en middelgrote ondernemingen aan lokale gemeenschappen worden verleend en waarvoor subsidies nodig zijn. Het is een goed idee om de contracttermijnen te verlengen (tot acht jaar voor busdiensten en tot vijftien jaar voor spoorwegdiensten) omdat de investeringen in deze diensten anders te riskant en niet rendabel zouden zijn voor kleine en middelgrote dienstverleners.
De definitie van het begrip ‘interne exploitant’ of ‘interne dienstverlener’ moet ook worden verfijnd. Aangezien het voorgestelde compensatiemechanisme tamelijk ingewikkeld is, zal het veel moeite kosten om het op een correcte manier ten uitvoer te leggen. Ik ben ervan overtuigd dat de aan te nemen verordening ons allemaal van voordeel zal zijn.
Michael Cramer, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, volgens de burgemeester van München, Christian Ude, maakt de EU met het besluit van morgen een diepe buiging voor verstarde structuren. Het zware spoorvervoer dat wordt verricht met van regionale treinen en sneltrams wordt van de verordening uitgesloten, net als de grote, lokale vervoersbedrijven in de grote steden. De marge voor kleine en middelgrote ondernemingen is veel hoger dan de drempelwaarde op grond van het Europese aanbestedingsrecht. Zo zal bijvoorbeeld in Duitsland meer dan 80 procent van de vervoersdiensten buiten de werkingssfeer van deze verordening vallen. Ons amendement, waarin wij stelden dat maatschappelijke, ecologische en kwaliteitsnormen bij aanbestedingen de boventoon moeten voeren, is verworpen. Dat is noch in het belang van de passagiers, noch in het belang van - mijnheer Daldrup - het milieu.
Waarom een Europese verordening die alleen voor een minderheid geldt? Een en ander had best op basis van subsidiariteit vastgesteld kunnen worden. Wie een overgangsperiode van dertig jaar aanvaardt - zoals stond in het oorspronkelijke ontwerp -, ziet kennelijk de urgentie tot handelen niet in. Ondanks het feit dat het Parlement deze periode heeft gehalveerd, hebben wij, groenen, in de commissie tegen deze verordening gestemd. Van een compromis is geen sprake en er verandert weinig - daarom waren we tegen.
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. - Voorzitter, we staan op het punt een proces van meer dan zes jaar af te sluiten. Het doet me deugd dat er een akkoord met de Raad is bereikt. Er zijn weliswaar nog aantal zaken die te wensen overlaten, maar dat neemt niet weg dat er een acceptabel compromis op tafel ligt.
Ik ben met name tevreden over het feit dat lidstaten en regio's tot op bepaalde hoogte zelf kunnen beslissen hoe zij hun openbaar vervoer inrichten. Op die manier kan elke bevoegde autoriteit de vorm toepassen die in haar situatie het beste past, hetgeen een positief effect op het gebruik van het openbaar vervoer kan hebben.
Om dit akkoord daadwerkelijk te kunnen verzilveren, zullen we ons nu moeten beperken tot de elementen die met de Raad zijn afgestemd. Ik wil iedereen dan ook oproepen om alleen die specifieke amendementen te steunen en de andere punten te laten rusten tot een later moment.
Afsluitend wil ik collega Meijer bedanken voor zijn inzet en toewijding voor dit dossier in de achterliggende periode. Het is een mooie afsluiting van onze 25 jaar durende samenwerking op transportgebied.
Georg Jarzembowski (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vice-voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, staat u mij toe om mede namens mijn collega Elisabeth Jeggle allereerst alle deelnemers - de Raad, de Commissie en het Parlement - te bedanken voor het goede compromis dat zij na zeven jaar tot stand hebben gebracht. Mijn dank gaat vooral uit naar Willi Piecyk, die vandaag weliswaar afwezig is maar bij de onderhandelingen een heel belangrijke rol heeft gespeeld.
Ik ben van mening dat wij hebben gezorgd voor rechtszekerheid en voor een evenwichtig compromis tussen de belangen van openbaarvervoerbedrijven en particuliere vervoerbedrijven. Het staat de steden en regio's vrij om overheidsopdrachten zonder aanbesteding te gunnen aan hun eigen ondernemingen. Anderzijds leggen wij hun de verplichting op dat zij niet als monopolisten - met eventuele door hun monopolie verkregen winsten op andere gebieden - de particuliere concurrentie de loef afsteken bij opdrachten. In die zin is naar mijn oordeel sprake van een evenwichtig compromis.
Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, kwalitatief hoogwaardig personenvervoer is belangrijk, maar het is net zo belangrijk dat dat hoogwaardige personenvervoer ook betaalbaar blijft voor de passagiers. De laatste jaren is dat aspect in veel steden en gemeenten enigszins uit beeld geraakt. Daar kunnen we met deze nieuwe regeling wat aan doen.
Van de verschillende punten die we er alsnog door hebben gekregen, wil ik er twee noemen. U zei eerder dat het 'substantiële deel' dat bij onderaanneming moet worden uitgevoerd, naar uw opvatting een kwestie is van bescherming tegen sociale dumping. Als u daadwerkelijk sociale dumping voor ogen hebt, moet u erop staan dat interne exploitanten de diensten voor 100 procent leveren en zich niet bedienen van goedkopere onderaannemers. Maar goed, mijn fractie staat achter het bereikte compromis, met inbegrip van dat substantiële deel. Morgen zal blijken wat het Parlement beslist. We zullen ons woord echter gestand doen, want zonder dat is er ook geen onderling compromis mogelijk. Wat telt is dat wij de rechtsbescherming hebben verbeterd, dat de bedrijven die vinden dat ze zijn benadeeld, snel en doeltreffend rechtsbescherming kunnen verkrijgen.
Tot slot wend ik mij tot de fungerend voorzitter van de Raad. Ik hoop dat u onze besluitvorming van morgen onverkort in de Duitse wetgeving voor het personenvervoer zult omzetten, zonder te zwichten voor de druk van bepaalde openbaarvervoerbedrijven die hiervan willen afwijken. Wat wij besloten hebben, is goed en zo moet het ook worden omgezet!
Gilles Savary (PSE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, me verzetten tegen het compromis is een verantwoordelijkheid die ik niet persoonlijk op me wil nemen, want de eerste lezing heeft zeven jaar gekost. Na zo’n uiterst chaotische procedure kan de tweede lezing beter niet te lang duren.
Allereerst zou ik willen zeggen dat ik over het geheel genomen tevreden ben met deze tekst. We wilden rechtszekerheid, zodat het niet voortdurend aan de rechter wordt overgelaten om te beslissen. Daarnaast hebben we ervoor gezorgd dat de vrijheid van bestuur van lokale overheden wordt erkend.
Voor het overige is het toch wel een heel ingewikkelde tekst, die voortkomt uit een compromis dat tot doel had om voor sommigen de spoorwegen te beschermen en voor anderen met name het lokale en regionale openbaar vervoer in stedelijke gebieden. Ik weet niet zeker of dit wel zo eenvoudig te interpreteren is; ik weet niet zeker of het eenvoudigweg een win-winsituatie is, en ik weet ook niet zeker of we niet vrij snel gedwongen zullen worden om erop terug te komen, vooral om te verduidelijken wat onder “duidelijk afgebakende gebieden” wordt verstaan, wat onder “publiek-private partnerschappen” wordt verstaan, en wat onder “onderhandse gunning” wordt verstaan, want dat zijn allemaal mazen in de wet waardoor men zich aan de gemeenschappelijke spelregels kan onttrekken.
Jeanine Hennis-Plasschaert (ALDE). - Voorzitter, al jarenlang is er veel ruis op de lijn als het gaat om de Europese eisen ten aanzien van meer marktwerking in het plaatselijk openbaar personenvervoer. Europa zou openbare aanbesteding verplicht stellen. Zo ver is het echter nooit gekomen. Het is al door vele collega's gezegd. Maar liefst zeven jaar lang is er gedebatteerd, gesteggeld en, nog erger, het onderwerp werd zo nu en dan compleet genegeerd. Weinig lidstaten hadden zin om hun vingers aan dit dossier te branden. Dat tegelijkertijd de rechtsonzekerheid in de sector groeide, leek maar weinig indruk te maken.
Om de impasse te doorbreken lanceerde de Commissie een hernieuwd voorstel, en terecht. De Europese markt voor het openbaar personenvervoer is de afgelopen jaren zeer van karakter veranderd en ook de uitspraken van het Hof hebben duidelijk gemaakt dat een nieuw wettelijk kader simpelweg noodzakelijk is.
Vanuit een liberaal oogpunt is het akkoord waarover wij nu spreken niet zaligmakend. De efficiency-slag, die juist met marktwerking kan worden gerealiseerd, blijft onderbelicht en ook bij de rechtszekerheid zijn er wel degelijk nog een paar vraagtekens te zetten.
Alhoewel ik de rapporteur uiteraard dank voor zijn inzet, moet het wel duidelijk zijn dat ik het zeer oneens ben met zijn opmerkingen daar waar het marktwerking betreft. Juist daar waar marktwerking is ingevoerd, wordt meer vervoer, meer kwaliteit voor een betere prijs geboden. De cijfers laten dit duidelijk zien. Maar goed, we zijn nu op dit punt aangekomen.
Pluspunt van dit voorstel is wel dat het zelf aanbieden van openbaarvervoersdiensten en ook het onderhands gunnen aan strikte voorwaarden en criteria wordt gekoppeld om concurrentieverstoring te voorkomen. Kortom, of je bent marktpartij en je concurreert, of je bent monopolist en beperkt je tot je eigen beschermende markt. En dat lijkt mij vooralsnog een helder uitgangspunt.
Reinhard Rack (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, men zegt wel eens: soms duurt het even, maar dan heb je ook wat goeds. In hoeverre dat op ons geval van toepassing is, moet nog blijken, maar lang geduurd heeft het. Diverse sprekers hebben gezegd dat er tussen de zes en zeven jaar aan is gewerkt en we mogen ook de lange overgangstermijnen niet vergeten. Het zal daarom moeilijk zijn dit wetgevingsproces in de media te verkopen; dat moeten we wel beseffen. Het is misschien een van de redenen waarom we dit onderwerp in de avondvergadering behandelen, hoewel, voor wetgevingsprojecten is dat eigenlijk de regel geworden. Niettemin hebben we wellicht een goed resultaat geboekt, althans op een aantal cruciale punten.
Het ging er in principe om de regels te vereenvoudigen en flexibeler te maken, en om te zorgen voor meer subsidiariteit en transparantie in het proces. Verder vind ik het belangrijk om te overwegen hoe een en ander, in termen van tijd en inhoud, valt in te passen in het derde spoorwegpakket. Ook van belang is het principebesluit dat bij het plaatselijk openbaar personenvervoer niet alles anders moet zijn dan in het normale spoorwegvervoer. Cruciale punten zijn de verstrekking van compensatie voor openbaredienstverlening en het feit dat lokale autoriteiten ter plekke kunnen beslissen hoe zij hun openbaar personenvervoer organiseren, waarbij ze de keus hebben tussen uitbesteden of zelf uitvoeren.
Een ander positief punt was ook - en dat heeft in het Europees Parlement een goede traditie - dat wij de echt kleine en middelgrote ondernemingen op dit vlak een bijzondere kans hebben geboden. Ik kan daarom alleen maar hopen dat wij het morgen eens worden over een verantwoorde oplossing als het gaat om onderaanneming. In dat geval staat niets meer een succesvolle afronding van het Europese wetgevingsproces in de weg. Vervolgens moeten de nationale wetgevers in actie komen en hopelijk doen ze dan snel wat ze moeten doen.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – Regulamentul privind serviciile publice de transport va avea implicaţii asupra tuturor celor 490 de milioane de cetăţeni ai Uniunii Europene. Importanţa subiectului a generat dezbateri timp de şapte ani şi îmbunătăţiri succesive ale propunerii din anul 2000. Având în vedere că doar aplicarea principiilor de piaţă ar putea duce la reducerea numărului de rute şi a frecvenţei acestora, competiţia reglementată introdusă de regulament în domeniul serviciilor publice feroviare şi rutiere va permite atât sectorului public, cât şi celui privat, să îmbunătăţească calitatea şi securitatea serviciilor în transportul public de călători.
Referitor la regulile de compensare financiară pentru obligaţiile privind serviciul public de transport de călători, este important ca autorităţile competente să finanţeze în mod corespunzător obligaţiile privind serviciul universal de transport public de călători şi costul utilizării infrastructurii de transport aferente. În acest domeniu, este nevoie de investiţii şi, de aceea, se impune o durată minimă a contractelor. În acest context, este important să se asigure condiţii egale de competiţie între companiile private şi autorităţile publice şi operatorii interni ai acestora prin definiţii riguroase şi condiţii clare privind calitatea şi frecvenţa serviciilor publice de transport de călători.
Autorităţile publice responsabile trebuie, însă, să introducă şi garanţii suplimentare pentru subcontractori, pentru a evita discriminarea în favoarea principalului contractor, în special în cazurile în care contractorul principal a primit un contract direct, fără organizarea unei licitaţii. Închei prin a sublinia importanţa competiţiei şi, mai ales, a calităţii serviciilor de transport public de călători. Felicit autorul raportului şi Comisia Europeană pentru importanţa acordată acestui subiect.
Gabriele Albertini (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de verordening inzake het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg, waarover wij zullen gaan stemmen, betreft 80 procent van het personenvervoer per spoor en is uitermate belangrijk voor de ontwikkeling van het Europees spoorwegvervoer, dat gekenmerkt wordt door uiteenlopende nationale situaties.
Aangezien de verordening bijna zeven jaar werd gedwarsboomd door de Raad, begrijp ik de wens van veel van mijn collega's om deze tijdens de tweede lezing af te ronden en zo een bemiddelingsprocedure en de daarmee verband houdende informele onderhandelingen met de Raad te vermijden.
Ik wil mijn collega, de heer Grosch, en onze coördinator, de heer Jarzembowski, complimenteren met de aanzienlijke resultaten die ze hebben bereikt. Ik betreur echter het feit dat het wederkerigheidsbeginsel, waar onze fractie reeds duidelijk steun aan had gegeven ter gelegenheid van het derde spoorwegpakket, niet in de compromissen is opgenomen. In mijn land, Italië, is het openbaar spoorwegvervoer namelijk geliberaliseerd en onderworpen aan de procedures voor overheidsopdrachten. In verschillende Europese landen daarentegen werkt het nationale en regionale transport volgens het wettelijke monopoliesysteem, een situatie die kan blijven bestaan zelfs na aanneming van de onderhavige verordening.
Er zullen daarom ongelijkheden op de markt ontstaan en er zullen ongeoorloofde voordelen zijn voor bedrijven die weliswaar opereren op voor concurrentie gesloten markten maar wel kunnen deelnemen aan de concurrentie op andere open markten. Hierover heb ik met mijn collega, de heer De Grandes Pascual, en andere Spaanse en Italiaanse collega's uit onze fractie twee amendementen ingediend - de amendementen 43 en 45 - waarmee wederkerigheidclausules worden opgenomen met betrekking tot bedrijven die opereren binnen nationale monopoliestelsels. Men moet dus wel steun verlenen aan de amendementen die het voorstel op deze manier wijzigen. Ongeacht de uitkomst van de stemming over de afzonderlijke amendementen, zal ik tijdens de eindstemming voor het verslag stemmen.
Christine De Veyrac (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, dames en heren, meerdere van onze collega’s wezen er al op dat er nu al bijna zeven jaar over deze tekst wordt gediscussieerd, en dat is veel te lang. We moeten vandaag overeenstemming bereiken. Dat is essentieel voor de organisatie van het lokale openbaar vervoer in de Europese Unie.
Staat u mij toe om de rapporteur, Erik Meijer, hartelijk te feliciteren, evenals de schaduwrapporteurs, Mathieu Grosch en Willi Piecyk, ook al is die laatste hier vanavond niet aanwezig. Ik feliciteer hen met de onderhandelingen die ze de afgelopen maanden met de lidstaten hebben gevoerd en met het bereiken van een akkoord met de Raad over deze tekst. In het aldus tot stand gekomen compromis wordt mijns inziens een goed evenwicht bewaard tussen een gecontroleerde, geleidelijke openstelling voor concurrentie en de inachtneming van de eisen voor openbaar vervoer. Daarom denk ik dat we dit compromis moeten steunen, om de discussies niet nodeloos te rekken, hetgeen onvermijdelijk zou zijn als we het op een bemiddelingsprocedure zouden laten aankomen.
Natuurlijk is dit akkoord niet volmaakt, maar het is een goed compromis, waarmee het mogelijk zou moeten worden om alle betrokken vervoerspartijen daadwerkelijke rechtszekerheid te bieden en een gemoderniseerd kader tot stand te brengen, dat de ontwikkeling van het openbaar vervoer in Europa ten goede komt. Ik hoop werkelijk dat we het morgen met een ruime meerderheid zullen kunnen aannemen. Daarmee zouden we de openbare diensten voor personenvervoer per spoor of over de weg een geharmoniseerd en evenwichtig kader bieden.
Engelbert Lütke Daldrup, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, commissaris Barrot, dit was een bemoedigende discussie. We kunnen er nu op hopen dat we na een lange periode van debatten en onderhandelingen morgen tot overeenstemming komen. Er ligt een goed compromis op tafel. Iedereen heeft misschien hier en daar wat water bij de wijn moeten doen, maar dat is altijd zo met compromissen; je moet elkaar weten te vinden. We moeten voor ogen houden dat de bedrijven, de steden en vooral de burgers wachten op rechtszekerheid en op zekerheid als basis voor het maken van plannen. Ze willen weten welke vorderingen we maken op het vlak van het plaatselijk openbaar personenvervoer in de steden en regio's.
Ik wil rapporteur Erik Meijer, de schaduwrapporteurs Mathieu Grosch en Willi Piecyk en de vele anderen die het hunne hebben bijgedragen, hartelijk bedanken. Het waren lange en soms moeilijke onderhandelingen. Ik ben van mening dat we een goed resultaat hebben bereikt waarmee we voor de dag kunnen komen, en ik hoop dat morgen beide besluiten worden genomen en we in tweede lezing tot een eensgezinde oplossing komen.
Jacques Barrot, vice-voorzitter van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik op mijn beurt zou het Parlement willen bedanken voor zijn werk, evenals het voorzitterschap van de Raad. Ik denk dat we dichtbij een oplossing zijn waarmee we deze openbaarvervoerssector duidelijkere, evenwichtigere spelregels kunnen geven. Natuurlijk is ieder compromis maar een tussenstap, maar dit akkoord is wel een belangrijke stap, aangezien het een geleidelijke openstelling mogelijk maakt en tegelijkertijd een basis legt voor het begrip openbare dienst, waardoor een einde wordt gemaakt aan de schadelijke rechtsonzekerheid. Tot slot kunnen wij, zoals ik aan het begin al benadrukte, de plaatselijke autoriteiten met dit compromis meer speelruimte laten, waarmee het subsidiariteitsbeginsel in acht wordt genomen.
Ik zou daaraan willen toevoegen dat de Commissie het vanwege die subsidiariteit niet nodig heeft geacht om in haar oorspronkelijke voorstel kwaliteitscriteria vast te stellen. Niets belet de gunnende autoriteiten evenwel om criteria vast te stellen waaraan de kandidaat-vervoerder moet voldoen.
Ik denk dat we nu ons voordeel moeten doen met dit mobiliteitsbeleid voor stedelijke gebieden om de kwaliteit van het vervoer in onze steden en in onze agglomeraties te waarborgen. Ikzelf hoop dus eveneens dat morgen overeenstemming wordt bereikt, zodat we deze nieuwe stap kunnen zetten. Ik wil de heer Meijer en de schaduwrapporteurs, de heren Piecyk en Grosch, nogmaals bedanken.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
Schriftelijke verklaring (artikel 142 van het Reglement)
Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. - (EN) De huidige communautaire regelgeving stamt uit 1969 en is niet toegesneden op een openbaarvervoersector die te maken heeft met de uitdagingen en kansen van de Europese interne markt. Zij is dus achterhaald. Ondanks het mislukken van een hervorming in 2000, kan dit nieuwe voorstel worden gezien als een echte stap voorwaarts voor de openbaarvervoersector. De recente openstelling van de sector voor concurrentie moet absoluut op EU-basis worden aangepakt. Het is inderdaad hoog tijd dat er duidelijke gemeenschapsregels komen die zorgen voor eerlijke, transparante concurrentie in een gemoderniseerde openbaarvervoersector op het spoor en op de weg. In samenhang met harmonisatie van centrale aspecten en bescherming van de belangen van zowel vervoersbedrijven als passagiers, moeten we de sector concurrerender laten worden. Niet alleen moet de sector concurrerender worden, maar in het bijwerken van de regelgeving moeten we er ook naar streven de kwaliteit en de aantrekkingskracht van het openbaar vervoer in de Unie als geheel te vergroten door de invoering van gecontroleerde concurrentie. daarom geef ik van harte steun aan het voorstel van de Commissie en aan de verbeteringen als voorgesteld in de amendementen van de Commissie vervoer en toerisme.
16. Spreektijd van één minuut (artikel 144 van het Reglement)
De Voorzitter. - Aan de orde is de spreektijd van één minuut over kwesties van politiek belang.
György Schöpflin (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de crisis in de verhoudingen tussen Estland en Rusland heeft invloed op ons allen. We hebben hier duidelijk te maken met een groot land dat buitensporige druk uitoefent op een klein land. Dit is precies het soort gedrag waartegen de Europese Unie kleine staten beschermt. Rusland heeft Estland herhaaldelijk beschuldigd van zogenaamd ‘fascisme’, maar zonder daar ook maar de geringste vorm van bewijs voor aan te dragen. Deze campagne bezorgt antifascisme een slechte naam, vooral omdat Rusland zich zelf als een fascistische staat gedraagt. De campagne bezoedelt de naam van hen die werkelijk tegen het fascisme hebben gestreden en dan vooral van hen die in die strijd het leven hebben gelaten, onder wie miljoenen Russen. Antifascisme betekent democratie en gelijk respect voor iedereen. Door in tegenspraak hiermee te handelen doet Rusland in feite het fascisme herleven, waarmee het een gevaar wordt voor heel Europa.
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter
Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de aandacht vestigen op een geval waarin, naar mijn mening, EU-geld wordt misbruikt om archeologisch erfgoed in Ierland te vernietigen. Ik doe een beroep op commissaris Dimas om in te grijpen door direct contact op te nemen met minister Riche in Ierland en ervoor te zorgen dat deze subsidie, die is toegewezen voor de bouw van de autosnelweg N3 in het graafschap Meath, niet bijdraagt aan de vernietiging van een onlangs ontdekte neolithische archeologische vindplaats, een ‘woodhenge’. Dit is een uiterst belangrijke vindplaats, tamelijk dichtbij de historische plek Tara Hill. De directeur van het Ierse nationale museum heeft aangedrongen op een volledige archeologische opgraving, maar gezien het feit dat minister Roche tot op heden doof is gebleken voor alle advies van deskundigen, is het gevaar niet ondenkbeeldig dat deze unieke neolithische site verloren zal gaan. Vanwege de Europese investering in deze autosnelweg is het essentieel dat de Commissie stappen onderneemt om te verzekeren dat deze vindplaats, die niet alleen belangrijk Iers erfgoed is maar daarmee ook Europees erfgoed, op de juiste wijze archeologisch wordt blootgelegd en dat de N3 daartoe zonodig wordt omgelegd.
Marco Pannella (ALDE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik denk dat we op het punt staan om getuige te zijn van een schandelijk - ik herhaal: schandelijk - voorval binnen de Europese Unie, waarvan de verantwoordelijkheid grotendeels bij de Raad en bij de dadeloosheid van de Commissie ligt, die de bindende mandaten schenden de we hun hebben gegeven. In december 1994 zijn we met exact acht stemmen verslagen toen het wereldwijde moratorium op de doodstraf werd ingesteld. Sindsdien zijn al 13 jaar verstreken en de overgrote meerderheid van de VN is nu klaar om voor dit hoog beschavingsprincipe te stemmen. Vanaf dat moment heeft de Europese Unie echter de stemming tegengehouden.
Het Parlement heeft tijdens deze vergaderperiode gezegd dat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB), die maandag 14 mei bijeenkomt, zich waarschijnlijk wederom opmaakt om het hun toevertrouwde mandaat te schenden en deze vaststaande overwinning met nog een jaar uit te stellen.
Mevrouw de Voorzitter, ik wil u vragen om de Voorzitter van het Parlement op te roepen om zich onmiddellijk over dit vraagstuk te ontfermen.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Poolse fruittelers zijn voor de zoveelste keer de dupe. Ze leiden niet alleen onder de gebrekkige bescherming van de interne markt tegen excessieve invoer en dumping, maar zijn onlangs ook nog het slachtoffer geworden van hevige vorst, die bijna 90 procent van de oogst voor dit jaar heeft vernield. Noch de Poolse regering, noch de verzekeringsmaatschappijen zijn in staat om de schade, die op ongeveer 1,5 miljard euro wordt geraamd, te vergoeden. Door het lage rendement in de fruitteelt sinds de toetreding van Polen tot de Europese Unie, vooral in de sector van zacht fruit, was er in Polen steeds minder bereidheid om de oogsten te verzekeren, zowel bij de verzekeringsmaatschappijen als bij de landbouwers zelfs, die zich een dergelijke verzekering gewoonweg niet kunnen veroorloven. In deze situatie is onmiddellijke steun van de Europese Unie vereist, zowel noodhulp als bijstand op langere termijn, voor de volgende jaren. Als deze steun er niet komt, zullen de Poolse landbouwers failliet gaan en zal de Unie gedwongen zijn om haar fruit uit derde landen in te voeren.
Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Europese Commissie heeft wijselijk de plannen om het metrisch stelsel volledig door te voeren in het Verenigd Koninkrijk laten varen. Zij beseft dat niets de gewone bevolking meer zou kunnen aanzetten tot verzet tegen de Europese Unie dan het verlies van het Engelse pond, de pint en de mijl. Dit is een overwinning voor Groot-Brittannië, maar het is niet meer dan een schermutseling. De Europese Unie heeft zich tactisch teruggetrokken om later strategisch belangrijker slagen te kunnen strijden. Het gevecht om de Britse onafhankelijkheid wordt nog steeds gevoerd en de eindoverwinning, het verlaten van de Europese Unie door Groot-Brittannië, is nog niet in zicht. De volgende grote confrontatie zal plaatsvinden rondom de herziene Europese grondwet. Ik wil me hierbij graag aansluiten bij al degenen die vragen om een postuum koninklijk pardon voor Steve Thoburn, de 'metrische martelaar', die in het jaar 2000 is veroordeeld voor het afschuwelijke misdrijf bananen te hebben verkocht in Engelse ponden en ounces.
Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het publiek en de bevoegde organen op de hoogte brengen van een schandelijk geval van werkbelemmering waarvan een onafhankelijk lid van het Europees Parlement het slachtoffer is geworden. De Oostenrijkse topkandidaat van het Liberaal Forum bij de recentelijke studentenverkiezingen, Martin Ehrenhauser, ontving op 20 april 2007 een brief met de volgende boodschap: "Wij bieden u de functie aan van arbeidscontractant, die ingaat op 15 mei 2007, voor de fractie van de niet-ingeschrevenen in het Europees Parlement." De heer Ehrenhauser is hier naartoe gekomen, maar plotseling is de brief niet meer geldig. Reden: een politieke instructie vanuit de top, van de nieuwe secretaris-generaal Harald Rømer.
Dit is onaanvaardbaar. Dit besluit kwam als een donderslag bij heldere hemel, en ik word daar het slachtoffer van. U weet dat elke afgevaardigde het recht heeft op tenminste één parlementsmedewerker in zijn fractie van zijn moedertaal. Ik ben de enige aan wie dit wordt ontzegd, omdat men het werk moeilijker wil maken voor een hun onwelgevallige criticaster. Tegelijkertijd omringen de grote fracties zich met legers van partijgetrouwe medewerkers. Het Parlement heeft al met al duizenden medewerkers in dienst.
Ik roep het Bureau en de bevoegde organen op dit geval te onderzoeken. Dit soort zaken is slecht voor het Parlement en slecht voor onze opvatting van democratie.
Jaroslav Zvěřina (PPE-DE). - (CS) Geachte Voorzitter, dames en heren, in deze postmoderne tijd is de populariteit van het huwelijk aan slijtage onderhevig, vooral onder jonge mensen. Desalniettemin is en blijft het huwelijk de basis van het gezin. Het is dan ook in het belang van de lidstaten, alsook van de Europese Unie in zijn geheel, om het instituut huwelijk een duwtje in de rug te geven. Nu is het zo dat na onze toetreding tot de Europese Unie er maar klachten van burgers binnen blijven komen die nog altijd moeilijkheden ondervinden bij het sluiten van een huwelijk met iemand uit een andere lidstaat.
Voor de EU-burger is het maar moeilijk te begrijpen hoe het kan dat er tussen sommige EU-lidstaten geen overeenkomst bestaat over de wederzijdse erkenning van officiële documenten. Mannen en vrouwen die willen trouwen zien zich gedwongen ontelbare overheidsloketten af te lopen en aan allerlei bureaucratische voorschriften te voldoen, om überhaupt maar te kunnen trouwen. Ook voor mij als europarlementariër is het maar moeilijk te bevatten hoe het toch kan dat een instantie van de ene lidstaat weigert om zaken als gezinssamenstelling of staatsburgerschap te erkennen op basis van een regulier document uitgegeven door de andere lidstaat. Door het moeten bijeensprokkelen van actuele documenten en die vervolgens te moeten laten voorzien van een apostille, voelen jonge mensen zich nodeloos verdacht gemaakt. Ik maak me geen al te grote illusies over ons vermogen om de verschillende wetgevingen te harmoniseren, maar desalniettemin verdienen onze burgers het dubbel en dwars dat er eenvoudige maatregelen worden getroffen ter vereenvoudiging van dit soort handelingen.
Eugenijus Gentvilas (ALDE). - (LT) Rusland gedraagt zich in Estland op een schandalige wijze en getroost zich niet eens de moeite om dat te verhullen. De Russen zijn nu een blokkade begonnen tegen een EU-lidstaat. Rusland heeft in het verleden - in Letland, Litouwen en een aantal andere landen - een wat subtielere aanpak gevolgd, en misschien is dat wel de reden waarom de Europese Unie zo'n nonchalante houding aanneemt ten aanzien van het merendeel van de acties die Rusland onderneemt. Nu we gezien hebben wat er in Estland gebeurt, roep ik u op om de betrekkingen tussen de Europese Unie en Rusland te heroverwegen. Het strategisch partnerschap zou moeten worden vervangen door een op duidelijke principes gebaseerde, pragmatische en respectvolle samenwerking.
Ik geloof dat het van cruciaal belang is dat de topontmoeting van 18 mei in Samara wordt uitgesteld. We moeten Rusland duidelijk maken welk standpunt de Europese Unie inneemt en aan welke voorwaarden er moet zijn voldaan voordat dit soort ontmoetingen weer kan plaatsvinden. Javier Solana moet naar Moskou afreizen om het standpunt van de Europese Unie uiteen te zetten. Ik ben echter bang dat een aantal EU-leiders, in plaats van de democratische waarden van de EU te verdedigen, liever nog eens op de foto gaan met de ondemocratische Poetin.
Malcolm Harbour (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik u zeggen - en ik hoop dat u dit aan de Voorzitter wilt doorgeven - hoezeer ik zijn initiatief op prijs heb gesteld om hier vanmiddag Nobelprijswinnaars uit te nodigen, zodat we in deze vergaderzaal naar gerenommeerde wetenschappers hebben kunnen luisteren. We behandelen vele onderwerpen waarin wetenschap en technologie een rol spelen, maar we voeren onvoldoende dialoog met de wereld van wetenschap en technologie. Middels deze toespraak van vanavond wil ik al mijn collega's graag opmerkzaam maken op het feit dat de eenheid van het Parlement voor de beoordeling van het wetenschappelijk en technologisch beleid - waarvan ik de eer heb vice-voorzitter te zijn, met mijn collega de heer Busquin als voorzitter - in de Straatsburgweek in juni een groot evenement organiseert met de naam STOA Experience. Recent werk zal worden tentoongesteld en veel gerenommeerde wetenschappers zullen praten met leden van het Parlement over lopende projecten. Ik hoop van harte dat veel collega's de gelegenheid zullen aangrijpen een volgende stap te zetten in de dialoog tussen onszelf in dit Parlement en de toonaangevende figuren van de technologisch-wetenschappelijke gemeenschap van de Europese Unie.
De Voorzitter. - Bedankt, mijnheer Harbour, dat u ons daarop wijst.
John Attard-Montalto (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil een punt benadrukken dat niet algemeen bekend is in de Europese Unie. In de EU zijn auto’s nergens duurder dan in mijn land, het kleinste land van de EU, met uitzondering van Denemarken. Dit is voornamelijk te wijten aan de zogenaamde registratiebelasting, een buitengewone belasting die soms hoger is dan de waarde van de auto zelf. Daardoor zijn, in een land waar de lonen op zijn hoogst het Europees gemiddelde halen, de prijzen van auto's, van zowel nieuwe als tweedehands auto’s, exorbitant hoog. Hierdoor ervaren gezinnen in midden- en lagere inkomenscategorieën overmatige stress bij het kopen van nieuwe auto's. Het heeft ook te maken met het hele idee van klimaatverandering. Hoewel Malta klein is, is het voor autobezitters vreselijk moeilijk hun auto's te vervangen door efficiëntere, energiebesparende modellen met minder schadelijke uitlaatgassen.
Marian Harkin (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, als Iers lid van dit Parlement ben ik zeer verheugd dat ik een minuut heb om mijn stem te voegen bij die van de vele andere die de gebeurtenissen van gisteren in Belfast toejuichen. Het is passend dat we eerder vandaag Betty Williams, Mairead Corrigan, David Trimble en John Hume, allen Nobelprijswinnaars, hebben gefeliciteerd vanwege hun bijdrage aan het vredesproces in Noord-Ierland. Betty Williams en Mairead Corrigan hebben vanuit hun gemeenschap gewerkt en dat is ook waar werkelijk aan vrede kan worden gebouwd, tussen mensen, tussen families, tussen buren en tussen gemeenschappen. Maar er is ook politiek leiderschap nodig om het proces te laten slagen en we hebben vandaag eer bewezen aan twee personen die dat hebben getoond: David Trimble en John Hume. Er zijn nog vele andere politici op verschillende niveaus die risico hebben gelopen ten behoeve van vrede, en ook zij verdienen ons applaus.
Bij het vieren van 50 jaar EU is het zeer toepasselijk om te erkennen dat ook de EU een belangrijke rol heeft gespeeld in het vredesproces in Noord-Ierland, door zowel morele als economische ondersteuning te geven. Daarom meen ik niet alleen voor mezelf te spreken maar voor het gehele Ierse volk als ik zeg: dankjewel EU voor het getoonde vertrouwen in ons en voor de geboden hulp op onze weg naar vrede.
Antonio De Blasio (PPE-DE). - (HU) De afgelopen zes jaar hebben fabrieken op Oostenrijks grondgebied het water van de rivier de Rába voortdurend vervuild. De Rába komt de Hongaarse grens al over met vervuild, schuimend water. De Hongaarse minister van Milieu die gisteren is afgetreden, heeft de Oostenrijkse fabrieken tot 1 mei de tijd gegeven om de vervuiling te stoppen, maar sindsdien is er geen enkele stap voorwaarts gezet. Op 1 april heb ik samen met een collega persoonlijk de petitie van de Hongaarse delegatie van de Volkspartij aan de Oostenrijkse autoriteiten overhandigd, waarin we de provinciale- en federale regeringen hebben opgeroepen de benodigde stappen te zetten. Op onze petitie hebben we tot op heden geen antwoord ontvangen.
De Oostenrijks-Hongaarse commissie van waterstaat, die jaren geleden een bedrijfsvergunning heeft afgegeven voor deze fabrieken, houdt momenteel haar jaarvergadering. Deze commissie bestaat uit gedelegeerden van de regeringen van de twee staten en het intrekken van watervergunningen behoort ook tot hun bevoegdheden. We moeten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat deze schadelijke, grensoverschrijdende milieuvervuiling ophoudt, en daarom roep ik de Oostenrijks-Hongaarse commissie van waterstaat, en indirect de regeringen van de twee lidstaten in kwestie, op - en hierbij roep ik de hulp van het Parlement in - met onmiddellijke ingang de watervergunning in te trekken van de fabrieken die de rivier vervuilen!
Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, terwijl wij 50 jaar Europese waarden en beginselen vieren, vecht de democratie in een kandidaat-lidstaat voor zijn voortbestaan. De regering van Turkije wordt openlijk bedreigd door de grootste vijand van het land, zijn legergeneraals. In plaats van de democratie te beschermen, is het Turkse leger eropuit om haar te vernietigen. Ongeacht ons persoonlijke standpunt inzake de toetreding van Turkije tot de EU, is het in ons belang en in het belang van het Turkse volk dat Turkije het hervormingsproces voortzet. Het is onze plicht om de politieke krachten in Turkije, momenteel vertegenwoordigd door de regering van premier Erdogan, te steunen in hun strijd tegen de anachronistische strijdkrachten, vertegenwoordigd door stafchef generaal Buyukanit. Ik verzoek de Voorzitter van dit Parlement om zo snel mogelijk een verklaring af te leggen om onze sterke steun te betuigen aan de Turkse regering en onze verbijstering te tonen over de inmenging van het leger in de politiek van het land.
De boodschap van het Europees Parlement aan de Turkse legergeneraals moet luid en duidelijk zijn: ‘Blijf in uw kazernes en staak uw strijd tegen de democratie’.
Milan Gal’a (PPE-DE). - (SK) Ik volg de ontwikkelingen rond de politieke gevangenen op Cuba al geruime tijd. Ik was daarom ingenomen met het nieuws dat een aantal oppositiegroepen een gezamenlijke verklaring heeft afgelegd waarin ze zeggen te zullen samenwerken in hun strijd voor een vreedzame overgang naar een democratisch bewind op het eiland.
Onder de ondertekenaars van de verklaring bevinden zich bekende dissidenten als Oswaldo Payá van de Christelijke Beweging voor Bevrijding, Elizardo Sánchez van Permanente Commissie voor Mensenrechten en Verzoening, en Martha Beatriz Roque en René Gómez Manzano van de Assemblee voor de Bevordering van een Civil Society. Het document was ook ondertekend door de leden van de organisatie van vrouwen van politieke gevangenen, bekend als de Dames in het Wit.
Een vereende en vreedzame oppositie is van cruciaal belang bij het bewerkstelligen van de veranderingen waar dit volk behoefte aan heeft. Ook al zijn er tussen deze groepen politieke en filosofische verschillen waarneembaar, we mogen niet vergeten dat ze dezelfde doelstellingen nastreven, waaronder inbegrepen naleving van de mensenrechten, verzoening, vrijlating van politieke gevangenen, het afzien van geweld en samenwerking.
Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) Mijn interventie is bedoeld om Europese consumenten die Chinese textielproducten gebruiken te waarschuwen. Veel van deze producten bevatten namelijk azokleurstoffen die niet voldoen aan de normen die in richtlijn 2002/61/EG over azokleurstoffen zijn vastgelegd.
Als mensen zulke producten dragen zullen de azokleurstoffen het lichaam onmerkbaar binnendringen en daar schade aanrichten en kanker veroorzaken. In mei 2006 hebben de laboratoria van een erkende instantie in de stad Svit van Slowakije een monster van 90, voor kinderen bedoelde textielproducten, die steekproefsgewijs op de Slowaakse markt zijn verzameld, geanalyseerd. De meeste van deze producten kwamen uit China; één op de vijftien ervan vertegenwoordigde een risico.
We kunnen er redelijkerwijs van uitgaan dat grote zendingen van in wezen gelijkaardige textielproducten op de markt in andere EU-lidstaten terecht zijn gekomen. Het gaat hier echter om zeer gevaarlijke producten, reden waarom ik de Commissie oproep de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de tijd die verstrijkt tussen het verzamelen van monsters en het uitbrengen van een waarschuwing via het RAPEX-systeem, zo kort mogelijk te houden. Dat duurt thans drieëneenhalve maand of meer en dat is voldoende om gevaarlijke producten geheel uit te verkopen, zodat ze van de markt zijn verdwenen. Ik vind dit een onrustbarende situatie en geloof daarom dat we moeten optreden.
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, er is een spreekwoord dat zegt: “in de nood leert men zijn vrienden kennen”. De Poolse producenten van zacht fruit bevinden zich op dit moment in een dergelijke noodsituatie als gevolg van de vorst die Polen de voorbije weken heeft getroffen. Deze boeren en hun gezinnen zullen in afzienbare tijd aan de rand van de armoede leven. De Poolse landbouwers hopen op steun van de Europese Unie, ze hopen dat iemand hen de helpende hand zal toesteken. Eigenlijk zou dat ook het geval moeten zijn, want dat is solidariteit, dat is wat ‘samen zijn’ en ‘elkaar steunen in moeilijke tijden’ betekent. Lech Wałęsa, die hier vandaag aanwezig is, zou hieromtrent nog veel meer kunnen zeggen. Steun van de Europese Commissie zal niet alleen een gunstig klimaat creëren, maar zal eveneens een positieve invloed hebben op de kijk van onze burgers op de Unie. Wij moeten hier, in het Europees Parlement, in de Europese instellingen, op communautair niveau, instrumenten uitwerken om landen, regio’s en sectoren te helpen die getroffen worden door natuurrampen.
De Voorzitter. - Hiermee is de spreektijd van één minuut beëindigd.
17. Vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0144/2007), door de Commissie interne markt en consumentenbescherming, betreffende het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, tot intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad (13484/1/2006 - C6-0039/2007 - 2004/0248(COD)) (Rapporteur: Jacques Toubon).
Jacques Toubon (PPE-DE), rapporteur. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, dames en heren, de Commissie interne markt en consumentenbescherming adviseert u het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met enkele amendementen goed te keuren, namelijk een amendement waarmee een vrijwaringsclausule wordt ingevoerd aan het einde van de overgangstermijnen, een bepaling waarin wordt aangespoord tot uitbreiding van de verplichting tot vermelding van de prijs per meeteenheid, een bepaling om te waarborgen dat Brits brood in zijn huidige formaten verkocht kan blijven worden, en tot slot een verklaring van de Commissie waarin zij uitlegt hoe precies de flessen die niet aan de voorschriften voldoen uit de roulatie worden genomen en waarin zij daar garanties aan verbindt. De kern van deze richtlijn wordt evenwel gevormd door, enerzijds, de vrije verpakkingsformaten en, anderzijds, de verplichte verpakkingsformaten, voor een periode van vijf jaar, voor melk, deegwaren, boter en koffie en, voor en periode van zes jaar, voor witte suiker. Dat is wat u wordt voorgesteld.
Hoe hebben we zover kunnen komen? In de eerste lezing had het Europees Parlement op basis van eigen studie, voor een aantal producten verplichte formaten aangehouden, waarmee het een permanente afwijking voorstond van de volledige deregulering van de door de Commissie voorgestelde formaten. De Commissie had toen in een principestandpunt een herzien voorstel vastgesteld dat volkomen haaks stond op de tekst van het Parlement. Op dat moment kon ik weer in gesprek gaan met de Commissie en het Finse voorzitterschap van de Raad. Het Fins voorzitterschap slaagde erin een standpunt erdoor te krijgen waarin bepaalde, door het Europees Parlement gevraagde afwijkingen waren overgenomen, maar slechts voor een beperkte periode, een overgangsperiode.
Ik heb voorgesteld om in te stemmen met de hoofdlijnen van dit voorstel, op voorwaarde dat er twee garanties aan worden toegevoegd: ten eerste dat de Commissie kan voorstellen om voor bepaalde producten, die behoren tot de eerste levensbehoeften, bepaalde verpakkingsformaten langer te handhaven, indien de consument aan het einde van de overgangsfase te maken zou krijgen met marktverstoringen, en ten tweede dat de lidstaten worden aangemoedigd om het gebruik van prijzen per meeteenheid tot de kleinhandel uit te breiden. Dat heeft de Commissie interne markt en consumentenbescherming op mijn voorstel besloten en dat is ook wat we met de Raad en de Commissie zijn overeengekomen aan het einde van de twee trialogen van de afgelopen weken.
Overigens, dames en heren, wil ik uit deze wetgevingsprocedure drie lessen trekken. Ten eerste hebben we nu voor het eerst een effectbeoordeling laten uitvoeren. We hebben dit onderzoek uitbesteed aan een onafhankelijk bureau en het was de eerste keer dat het Parlement deze, in mijn ogen veelbelovende, procedure toepaste. Ten tweede betekent wat wij doen dat beter wetgeven niet per se hetzelfde is als alle wetgeving schrappen, want - en dat is de derde les die ik wil trekken - we hebben middels dit debat strikt rekening gehouden met de behoeften van de consumenten, en met name van de kwetsbaarste consumenten.
Daarom stel ik, dames en heren, het Parlement voor om morgen voor de drie amendementen te stemmen die door de Commissie interne markt en consumentenbescherming zijn goedgekeurd.
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen wil ik de heer Toubon bedanken voor het constructieve werk dat hij heeft verricht voor dit zeer complexe wetsvoorstel. Ik ben het volledig eens met zijn betoog van zojuist, vooral als het gaat om de lessons to be learnt, de lering dus die wij kunnen trekken uit deze gang van zaken. Voorts hoop ik dat de Raad het voorbeeld van het Parlement volgt en voortaan bij wijziging van wetsvoorstellen een impact assessment laat verrichten. Dat zou voor ons, op de weg naar betere wetgeving, zeer nuttig zijn.
Inderdaad gaat het hier om een deel van het grote project van de Commissie, en van alle andere instellingen: betere wetgeving. Wij hebben ons ambt aanvaard met het heldere politieke voornemen het acquis communautaire beter en eenvoudiger te maken. De heer Toubon heeft volkomen gelijk: verbetering betekent niet afschaffing. Verbetering houdt in dat de wetgeving eenvoudiger, transparanter en makkelijker hanteerbaar wordt gemaakt. Het staat echter buiten kijf dat de bereikte beschermingsniveaus moeten blijven bestaan. Alle instellingen en zeker ook de consumenten en ondernemers zijn het daar in principe mee eens. Bezwaren ontstaan echter altijd zodra er een concreet voorstel is uitgewerkt en ingediend. Dan blijkt dat er een politiek compromis nodig is en ik ben tevreden dat we in dit geval gezamenlijk tot een goede oplossing zijn gekomen.
Waar gaat het eigenlijk om? We spreken hier over regelingen uit de jaren zeventig en tachtig. Destijds is de verpakkingsmaat vastgesteld van een groot aantal voorverpakte producten. Het betreft onder andere artikelen als tandpasta, wasmiddelen, vissticks, tomatenpuree, oplosmiddelen, maar ook droog- en natvoer voor honden en katten.
Toen deze regelingen dertig jaar geleden werden ingevoerd, was dit soort maatregelen de beste manier om twee doelen te bereiken: ten eerste wilde men de interne markt voor goederen verder openstellen, zoals voorzien in de Verdragen van Rome, en ten tweede wilde men de consumenten de nodige bescherming bieden bij de grensoverschrijdende handel met deze goederen.
Sindsdien hebben wij niet alleen de interne markt maar ook de consumentenbescherming binnen de Europese Unie aanzienlijk ontwikkeld.
Het oogmerk is thans de regels voor de verpakkingsmaten eenvoudiger en uniformer te maken. Verdere Europese reglementering betekent op dit vlak meer innovatie en versterking van het concurrentievermogen.
Ik ben ervan overtuigd dat dit voorstel met name voor de consument gunstig zal uitpakken. De consumenten krijgen meer keuzevrijheid. In het kader van de bestaande richtlijn betreffende prijsaanduidingen per meeteenheid (kilo/liter) zullen ze bovendien de prijzen van verschillende verpakkingsgrootten ook in de toekomst absoluut met elkaar kunnen vergelijken.
Ik bedank de rapporteur voor zijn inzet. Voorts sta ik achter de gemaakte afspraken inzake overgangsregelingen. Conform de wens van het Parlement zal de Commissie over enkele jaren de dan heersende situatie onder de loep nemen. Niets staat een akkoord in tweede lezing dus nog in de weg.
Malcolm Harbour, namens de PPE-DE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, nu ik wat meer tijd tot mijn beschikking heb, wil ik u graag feliciteren met uw ondervoorzitterschap. U bent een gewaardeerde collega van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en het is een genoegen om hier vanavond onder uw Voorzitterschap te mogen spreken.
Ik zou Jacques Toubon graag willen bedanken. Mijns inziens heeft hij de herziening van dit proces op uitmuntende wijze geleid, zoals ook de commissaris al zei. Ik ben het ook eens met hetgeen de commissaris zei over de manier waarop wij dit hebben aangepakt. Volgens mij zijn wij een van de eerste commissies in het Parlement die opdracht hebben gegeven tot een impactbeoordeling van de voorgestelde amendementen. Sommige van de kwesties die daarbij naar voren zijn gekomen, komen terug in de amendementen, waaraan wij morgen steun zullen geven. Ik denk met name aan hetgeen ik de vrijwaringsclausule zou willen noemen, die de Commissie in acht zal nemen om de marktwerking nauwkeurig te volgen.
Commissaris, over het algemeen zijn wij sterke voorstanders van uw streven om onnodige wetgeving te schrappen. Zoals u al aangaf, is veel van die wetgeving al 20 of 30 jaar oud. Nu de consumenten beter geïnformeerd zijn, willen wij dat zij daar de vruchten van plukken en informatie krijgen over prijsstelling.
Wij willen fabrikanten de flexibiliteit geven om producten in verschillende verpakkingsgrootten te produceren al naar gelang de familieomvang Ik weet zeker dat het in mijn eigen land - en ik vermoed ook in andere - als een grote verrassing overkomt dat de Commissie een deregulerende maatregel neemt. Zoals blijkt uit enkele schitterende krantenartikelen in mijn eigen land, is deze richtlijn - zoals zo vaak gebeurt - vaak verkeerd geïnterpreteerd, waardoor de Britse consumenten niet konden beschikken over de door hen gewenste productmaten. Ik denk dat u als Commissie iets moet doen aan het feit dat een verkeerde voorstelling zo gemakkelijk ingang vindt, zeer zeker nu het hier gaat om zo’n ongebruikelijk voorstel. In die context ben ik u en de Raad zeer dankbaar dat u de consumenten van voorverpakt brood in het Verenigd Koninkrijk - dagelijks meer dan 80% van regelmatige broodeters - de verzekering geeft dat hun traditionele broodmaten, die volgens hen werden bedreigd door dit voorstel, zijn gegarandeerd en dat zij nog steeds in staat zullen zijn om iedere morgen te genieten van hun toast met marmelade in de traditionele voorverpakte broodmaten.
Evelyne Gebhardt, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega's, mijnheer de commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, wij behandelen vandaag een zeer belangrijk wetsvoorstel, want de reden waarom deze richtlijn in het verleden is ingevoerd, was de openstelling van de markt voor goederen.
De openstelling van de markt en de productie van nominale hoeveelheden zijn een onderdeel geworden van de consumentenbescherming. Het is van belang dat we weten wat we hiermee aan moeten, en het Europees Parlement heeft in dit verband duidelijk gezegd dat het domweg afschaffen van alle desbetreffende voorschriften tot problemen zou kunnen leiden, vooral voor mensen met handicaps en in het bijzonder voor visueel gehandicapten. Als we bijvoorbeeld rondkijken in grote warenhuizen, constateren we dat het soms ontbreekt aan een duidelijke prijsaanduiding.
Het Parlement acht het van groot belang de lidstaten op te roepen niet alleen in grote warenhuizen de prijzen in liters of kilo's aan te duiden, wat ontoereikend is, maar ook elders. Hiermee kunnen namelijk voor kwetsbare consumenten mogelijkheden worden aangeboord die voor hen van groot belang zijn. Wij vonden deze oproep erg belangrijk, en we zijn blij dat er gehoor aan gegeven is.
Het tweede punt dat ons als sociaaldemocraten na aan het hart ligt, is door collega Harbour ter sprake gebracht. Het gaat om broden, die in Groot-Brittannië loafs worden genoemd. De Commissie, noch de Raad, noch het Parlement wil tornen aan de in dat land heersende verpakkingsgrootten, maar in Groot-Brittannië wordt daar heel anders over gedacht. Het was dus belangrijk om een specifieke overweging in de wetgeving op te nemen die de Britse burgers zou geruststellen en waarmee we er daadwerkelijk voor konden zorgen - overigens hebben mijn Britse collega's, met name die van de Labour Party, mij verzocht dit nogmaals te benadrukken - dat we afblijven van het Britse brood, dat verkocht mag blijven worden in de maten die de Britse burgers gewend zijn.
Een derde doelstelling was dat de nominale hoeveelheden na een bepaalde periode niet zonder meer zouden worden afgeschaft, maar dat de Europese Commissie eerst de gevolgen en de mogelijkheden zou onderzoeken en in dat kader een impact assessment zou indienen. Onderzocht moet worden of afschaffing zinvol is, wat de gevolgen zijn en hoe we op eventuele 'marktuitglijders' reageren. Aan het voorbeeld van de wasmiddelenmarkt hebben we kunnen zien wat er gebeurt als het ontbreekt aan kleine nominale hoeveelheden. Op dat punt zou men kunnen overwegen wat er gedaan kan worden.
Janelly Fourtou, namens de ALDE-Fractie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de vertegenwoordiger van de Raad, beste collega's, ik wil om te beginnen onze rapporteur, de heer Toubon, gelukwensen en bedanken. Hij heeft op een voorbeeldige wijze met al zijn collega’s samengewerkt en ons steeds op de hoogte gehouden van zijn standpunten en van al de vorderingen die er met betrekking tot dit onderwerp na elk onderhoud met de Commissie en het voorzitterschap van de Raad waren gemaakt. Hij heeft onze mening gevraagd en ons steeds keurig op tijd duidelijke en exacte aantekeningen doen toekomen, zodat we naar behoren ingelicht ons standpunt konden bepalen.
Bij de stemming in eerste lezing heeft de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa Fractie zich uitgesproken tegen de handhaving van verpakkingsformaten, als deze bindende categorieën nog niet bestonden in de zevenentwintig lidstaten en de verplichting daartoe innovatie en mededinging zou schaden door de keuze van de consumenten te beperken. De ALDE-Fractie heeft zich intussen aangesloten bij het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en steunt het idee om voor bepaalde categorieën producten overgangsperioden in te stellen.
De ALDE-Fractie is daarom niet noodzakelijkerwijs voorstander van het opnemen van een herzieningsclausule in de artikelen van de richtlijn. Volgens ons volstaat het om een verwijzing naar herziening op te nemen in de overwegingen. We hebben ons echter laten overreden door de rapporteur. Onze fractie zal niet alleen al zijn amendementen steunen, maar ook op dit punt toegeven.
Ik wil als kanttekening bij de stemming toch graag duidelijk maken dat ik het jammer vind dat geen van de instellingen iets heeft gedaan met het in artikel 8 van het oorspronkelijke voorstel opgenomen idee betreffende transponeringsstabellen. Overeenkomstig het interinstitutioneel akkoord “Beter Wetgeven” worden de lidstaten in hun eigen belang en in dat van de Gemeenschap aangemoedigd om transponeringstabellen op te stellen. In deze tabellen worden de richtlijnen en de maatregelen die worden genomen om deze richtlijn in nationale wetgeving om te zetten, naast elkaar gelegd, en vervolgens worden ze openbaar gemaakt. De ALDE-Fractie hecht een groot belang aan dit punt. We zetten ons immers in voor de verbetering van de informatie voor de consument en, in iets ruimere zin, voor de verbetering van de informatie voor de Europese burger.
Charlotte Cederschiöld (PPE-DE). - (SV) Mevrouw de Voorzitter, de Zweedse leden van de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten zijn tegen een richtlijn inzake verpakkingen. Het liefste zouden wij de hele richtlijn willen afschaffen. Ik heb zelf geprobeerd de Zweedse melkverpakkingen te redden, de bureaucratie te verminderen en een milk snatcher-debat te voorkomen.
De rapporteur, de heer Toubon, heeft onderhandeld en compromissen gesloten met de Parlementsleden en de Raad. Het compromis ziet er nu heel anders uit.
Vandaag is het 9 mei, een dag van vrede in Europa. Het motto is praten, niet oorlog. In die geest ben ik van plan om te proberen mijn steentje bij te dragen. Onderhandelingen veronderstellen compromissen. Degene die compromissen kan sluiten, kan bijdragen tot de ontwikkeling van Europa. Het is moeilijker om op het juiste moment ja te zeggen dan nee te zeggen. Persoonlijk sluit ik me aan bij het compromis van de heer Toubon, ongeacht wat de overige Zweedse collega’s doen. Dat is mijn manier om 9 mei te vieren, dat wil zeggen door een beetje extra bereidheid te tonen tot het sluiten van compromissen bij de richtlijn voor verpakkingen. Dat is namelijk de manier waarop het moderne Europa opgebouwd wordt: steen voor steen met meer en meer compromissen. Ik wil proberen te helpen en stem daarom vóór het voorstel en sluit af met de zin:
(FR) Mijn complimenten, mijnheer Toubon.
De Voorzitter. - Mevrouw Cederschiöld, mijnheer Toubon zit achter u aan de andere kant. Hoe dan ook, het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
18. Goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is de aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0145/2007), door de Commissie interne markt en consumentenbescherming, betreffende het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (09911/3/2006 - C6-0040/2007 - 2003/0153(COD)) (Rapporteur: Malcolm Harbour).
Malcolm Harbour (PPE-DE), rapporteur. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is een genoegen om vanavond namens de commissie dit verslag te mogen presenteren. Ik wil hulde betuigen aan mijn collega, de heer Gargani, die dit verslag in eerste lezing heeft behandeld. Toen is al een grote hoeveelheid werk verricht door het Parlement. Ik zou ook de Commissie en de Raad graag willen bedanken, omdat wij samen heel hard hebben gewerkt aan een buitengewoon complex en technisch voorstel. In totaal is het een verslag van bijna 400 bladzijden, waarschijnlijk één van de grootste verslagen die ooit in dit Parlement zijn behandeld. Commissaris, ik zou vooral ook uw eigen mensen willen bedanken, de heer Schulte-Braucks, en de heer Delneufcourt, die denk ik grotendeels verantwoordelijk was voor veel van die 400 pagina’s. Ik denk dat hij vanavond een speciale vermelding verdient.
Dit is een zeer belangrijk verslag met het oog op de voltooiing van de interne markt voor motorvoertuigen. De technische regelgeving voor motorvoertuigen was een van de eerste gebieden van harmonisatie binnen de Europese markt, maar nu pas zijn wij erin geslaagd om een allesomvattend kader voor typegoedkeuring te krijgen voor alle typen motorvoertuigen, trailers, belangrijke onderdelensystemen en essentiële onderdelen. Ik denk daarom dat wij nu, op Europa-dag, echt iets hebben bereikt. Dit betekent uiteraard dat wij nu profijt kunnen hebben van verbeterde milieu- en veiligheidsstandaarden voor voertuigen, coherente en onafhankelijke prestatieverklaringen en echt gelijke spelregels, waar wij bedrijven vaak over horen praten. Wij hebben dat in dit geval werkelijk bereikt. Ik denk dat het met name een grote stap voorwaarts is dat fabrikanten van alle gewichten en maten goedkeuring kunnen krijgen van een instantie voor typegoedkeuring volgens de Europese regels en dat zij deze voertuigen op elke markt in Europa zullen mogen verkopen.
In de tweede lezing is er een ongebruikelijk groot aantal amendementen ingediend, waarover morgen zal worden gestemd. Deze bevatten heel wat nieuwe verbeteringen en weerspiegelen ons werk. Ik zou vanavond graag enkele van die verbeteringen naar voren willen brengen. Ik dank met name de Raad, en ik ben blij dat mijnheer Deldrup ook zal spreken, wat denk ik ook een indicatie is van het belang dat de Raad hecht aan dit belangrijke dossier.
Om te beginnen was er enige discussie nodig om het debat over enkele kwesties betreffende de typegoedkeuring voor bussen en de daarbijbehorende tijdschema’s af te kunnen ronden. De bussector is belangrijk omdat bij deze richtlijn betreffende typegoedkeuring ook de busrichtlijn wordt betrokken, waar velen van ons aan hebben gewerkt. Dit gaat gepaard met aanzienlijke verbeteringen van de veiligheid en met belangrijke kwesties als de toegankelijkheid van alle typen bussen voor gehandicapten. Dit zal in wezen gaan gelden als het enige geharmoniseerde goedkeuringskader voor bussen in de hele Europese Unie.
Het tweede aspect betreft een nieuw element in de richtlijn dat is toegevoegd tussen de eerste en tweede lezing, namelijk de invoering van een nieuw systeem van typegoedkeuring voor onderdelen op de secundaire markt die van invloed zijn op de milieuprestaties en de veiligheidssystemen van voertuigen. Het is belangrijk dat er een goedkeuringsproces komt voor die onderdelencategorieën, zodat de consumenten op dat gebied volledig beschermd kunnen worden. Evenzeer brengt dit het gehele typegoedkeuringsproces binnen het bereik van veel kleine en middelgrote bedrijven. Ik heb daarom samen met de andere instellingen hard gewerkt aan de ontwikkeling van een effectieve procedure, met name om die onderdelen vast te stellen en ervoor te zorgen dat ook de producenten van die onderdelen erbij werden betrokken. Ook hebben we hard gewerkt aan de ontwikkeling van nieuwe testnormen die nodig zijn bij de goedkeuring. Als dat eenmaal is gebeurd, krijgen de producenten van die onderdelen, en dan met name tuning- en andere bedrijven, via de geïntegreerde goedkeuring toegang tot de interne markt Ik denk dat dat een groot voordeel is, waar zij erg blij mee zullen zijn.
Een ander aspect waar wij naar hebben gekeken, was de goedkeuringsprocedure voor in kleine series gebouwde voertuigen. Mijnheer Gargani vroeg om ook de limiet van voertuigen met een beperkt volume te bekijken, en volgens het bereikte compromis wordt vereenvoudigde typegoedkeuring verhoogd tot duizend voertuigen, wat een groot voordeel biedt aan producenten van kleinere series. Wij hebben ook aangegeven dat er een andere belangrijke categorie is van voertuigen, namelijk voertuigen voor personen met een handicap, oftewel ‘rolstoeltoegankelijke voertuigen’. Deze zijn zo aangepast dat ze toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers. Met steun van de Commissie en de Raad stel ik voor een nieuwe categorie in te voeren voor dat soort voertuigen. De producenten van die voertuigen, die steeds belangrijker worden, zijn erg blij met die erkenning en vertrouwen erop dat op die manier meer aandacht zal worden besteed aan de behoeften van gehandicapte gebruikers, alsmede aan de sterkte en de montagestukken van rolstoelen, enzovoorts. Wij zullen morgen hier in Brussel een dergelijk voertuig hebben, waarmee wij kunnen laten zien wat we hebben bereikt.
Samenvattend, dit is een belangrijke stap voorwaarts voor de interne markt. Het is voor mij een voorrecht geweest om dit namens het Parlement te mogen behandelen en ik reken erop dat u het morgen zult steunen.
Engelbert Lütke Daldrup, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vice-voorzitter van de Commissie, geachte afgevaardigden, morgen zult u uw stem uitbrengen over een nieuwe belangrijke richtlijn inzake de typegoedkeuring van personenwagens, vrachtwagens, bussen en aanhangwagens daarvan. Namens het fungerend voorzitterschap van de Raad wil ik mijn voldoening uiten over het feit dat wij in een vroeg stadium overeenstemming hebben kunnen bereiken met het Europees Parlement over de laatste nog openstaande vraagstukken inzake deze richtlijn.
Het voorzitterschap wil u, mijnheer Harbour, en uw collega’s hartelijk bedanken voor de goede en opbouwende samenwerking. Dit is een belangrijke stap op weg naar meer verkeersveiligheid en veiligere voertuigen in de Gemeenschap en naar de verwezenlijking van de gemeenschappelijke interne markt in de automobielsector. Met de nieuwe richtlijn zal de tot dusver enkel op personenwagens van toepassing zijnde typegoedkeuring ook gelden voor vrachtwagens, bussen en aanhangwagens daarvan. Zo kunnen voortaan ook de fabrikanten van deze voertuigen profiteren van de voordelen van Europese typegoedkeuring. Tegelijkertijd wordt ervoor gezorgd dat alle nieuwe voertuigen in de Europese Unie in de toekomst aan dezelfde veiligheidsnormen voldoen. Daarmee is deze nieuwe richtlijn niet alleen dienstig voor de Europese automobielindustrie, maar ook voor de burgers van de Gemeenschap.
Wij rekenen erop dat u morgen hiermee instemt, en zullen vervolgens de richtlijn op een van de volgende vergaderingen van de Raad goedkeuren, opdat deze zo snel mogelijk in werking kan treden.
Günter Verheugen, vice-voorzitter van de Commissie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, graag wil ik de rapporteur, de heer Harbour, hartelijk feliciteren met zijn verslag en hem danken voor zijn werk, dat werkelijk tot een uitstekend resultaat heeft geleid.
Dit voorstel voor een richtlijn bestaat uit een heel pakket voorschriften die het in de handel brengen van voertuigen in de lidstaten moeten versnellen. Dat zal inderdaad, zoals de vertegenwoordiger van het voorzitterschap zojuist heeft benadrukt, grote voordelen voor fabrikanten, expediteuren en consumenten opleveren.
De verwezenlijking van de interne markt is zonder meer een van de grootste successen van het Europees beleid. Met betrekking tot bedrijfswagens hebben de fabrikanten tot dusver echter tevergeefs gewacht op een volledige openstelling van de grenzen.
Sinds 1996 is de richtlijn betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen het belangrijkste rechtsmiddel van de Europese Gemeenschap voor het creëren van een interne markt voor de automobielsector. Toen kregen alle voertuigklassen toegang tot de interne markt. De enige uitzondering waren bedrijfswagens, bussen, vrachtwagens en hun aanhangwagens, ofschoon deze sector van enorm economisch belang is. In 2006 alleen al werden in de Gemeenschap 2 miljoen nieuwe bestelwagens en meer dan een kwart miljoen nieuwe vrachtwagens van meer dan 16 ton toegelaten. Deze voertuigen werden grotendeels in de Europese Unie gebouwd. Op basis van de gegevens van het eerste kwartaal zullen deze cijfers in 2007 zelfs aanzienlijk overtroffen worden.
Met deze nieuwe kaderrichtlijn moet met name het beginsel van een binnen de gehele Gemeenschap uniforme typegoedkeuring worden uitgebreid. Bovendien hoeven de automobielfabrikanten de voertuigen niet meer volgens de voorschriften van iedere lidstaat afzonderlijk te vervaardigen, om ze daar te mogen verkopen. In plaats daarvan zullen geharmoniseerde technische specificaties van toepassing zijn, zodat schaalvoordelen kunnen optreden en achterhaalde administratieve procedures kunnen worden vermeden. De transportondernemingen zullen daar eveneens van profiteren, en uiteindelijk ook de consumenten.
Een ander wezenlijk aspect van deze richtlijn is het feit dat nieuwe voertuigen zullen moeten voldoen aan een reeks richtlijnen inzake technische harmonisatie ten aanzien van de veiligheid van voertuigen. Juist in een tijd waarin bedrijfswagens geen goed imago bij het publiek hebben, zal dit een doorslaggevende bijdrage leveren aan de verbetering van de veiligheid op de wegen binnen de gehele Europese Unie.
Uiteraard worden de kleine en middelgrote ondernemingen niet vergeten. Ook zij zullen eenvoudiger toegang hebben tot de interne markt. De fabrikanten van voertuigen voor speciale doeleinden of van in kleine series gebouwde voertuigen, en carrosseriebouwers, die dikwijls in opdracht van transportondernemingen werken, kunnen nu profiteren van vereenvoudigde procedures die niet al te veel papieren rompslomp met zich meebrengen.
Ik ben het volledig eens met de opmerking van de heer Harbour over bedrijven die voertuigen ombouwen om tegemoet te komen aan de behoeften van gehandicapten. Het was zeer belangrijk om voor dit probleem gezamenlijk tot een oplossing te komen. Ik ben blij dat de aanbevelingen van de groep op hoog niveau, CARS 21, die op mijn initiatief is opgericht, ongewijzigd in dit voorstel voor een richtlijn zijn overgenomen. CARS 21 heeft ons in staat gesteld het wetgevend raamwerk vast te leggen waarbinnen wij ons zullen bewegen bij het ontwerpen van toekomstige technische voorschriften.
Er is nog een ander belangrijk punt dat in dit verband moet worden vermeld: internationale regelingen worden steeds belangrijker, en in dit geval gaat het om regelingen die op dit moment worden opgesteld door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. Een bijkomend aspect is dat wij in velerlei opzicht verouderd communautair recht afschaffen en de fabrikanten de mogelijkheid bieden zelf testresultaten voor te leggen om een typegoedkeuring te krijgen.
Over het spanningsveld tussen de communautaire regels ten aanzien van taal en het directe verband met internationale normen en regelingen wil ik opmerken dat de Commissie instemt met amendement 25, omdat ze van mening is dat een directe en up-to-date verwijzing naar dergelijke normen het concurrentievermogen van deze specifieke industriële sector aanzienlijk kan verbeteren. Dat geldt zowel op mondiaal niveau als binnen de EU. De automobielbranche is wereldwijd actief en ze heeft daarom een grotere en dringendere behoefte aan internationale normen dan menig andere branche.
De Commissie steunt de amendementen die zijn ingediend om overeenstemming in tweede lezing mogelijk te maken, en is ervan overtuigd dat dit voorstel een evenwichtig antwoord is op de belangen van de industrie, de transportondernemingen en de consumenten, en op de behoeften van de lidstaten.
Anja Weisgerber, namens de PPE-DE-Fractie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de rapporteur, de heer Harbour, eveneens danken voor zijn uitstekende en zeer professionele werk aan dit dossier. Ik kan het compromis dat met het voorzitterschap van de Raad is bereikt, volledig ondersteunen.
Ik wil daarom slechts kort commentaar geven op één punt, waarover wij al tijdens het debat over Euro 5 hebben gesproken en waar ik bijzonder veel waarde aan hecht, namelijk de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie voor onafhankelijke garages. Deze toegang tot informatie is van doorslaggevend belang voor de Europese burgers. Iedere vakantieganger die met zijn auto onderweg is in Europa, kan in het buitenland autopech krijgen. Vaak is de dichtstbijzijnde geautoriseerde garage echter honderden kilometers weg. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat ook vrije, onafhankelijke garages een motorvoertuig mogen repareren. Bovendien moet ieder autobezitter ook in zijn eigen land kunnen bepalen in welke garage hij zijn auto laat repareren. Consumenten zullen ongetwijfeld eveneens profiteren van deze concurrentie. Daar zullen wij met onze nieuwe regelingen voor zorgen.
Daarom hebben wij in de nieuwe kaderrichtlijn betreffende typegoedkeuring de expliciete bepaling opgenomen dat de automobielfabrikanten de onafhankelijke garages toegang moeten verschaffen tot alle informatie die nodig is om een motorvoertuig te repareren en te onderhouden. Deze bepaling stemt overeen met de betreffende regeling in de Euro-5-verordening die wij vorig jaar in eerste lezing hebben aangenomen. Het is onze doelstelling de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie voor onafhankelijke garages veilig te stellen. Dit moet gedurende een overgangsperiode worden gegarandeerd door Euro 5, maar uiteindelijk in de kaderrichtlijn betreffende typegoedkeuring worden geregeld.
Tot slot wil ik commissaris Verheugen vragen om er bij de onderhandelingen over de technische implementatie voor te zorgen dat er rekening wordt gehouden met de politieke wil van het Parlement en de Raad. De toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie moet namelijk ook in praktijk functioneren.
Evelyne Gebhardt, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris Verheugen, ook ik ben verheugd dat wij in tweede lezing overeenstemming hebben kunnen bereiken tussen de drie instellingen van de Europese Unie, zodat wij morgen kunnen stemmen en deze bepalingen spoedig kunnen implementeren.
Voor de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement waren drie punten bijzonder van belang. Het eerste is dat wij bij artikel 31 overeenstemming hebben bereikt over het feit dat bij goedkeuringsprocedures voor onderdelen of uitrustingsstukken die een aanzienlijk risico vormen voor een correcte werking van systemen, een hoog niveau van consumentenbescherming behouden kan blijven.
Ten tweede schept de tekst die in de Commissie interne markt en consumentenbescherming was goedgekeurd, over het algemeen duidelijkheid over de administratieve technische voorschriften voor de typegoedkeuring en breidt deze op communautair niveau uit tot alle motorvoertuigen, inclusief bussen en bedrijfswagens. Als wij ook deze bepalingen implementeren, kunnen wij bijdragen aan een aanmerkelijke verbetering van de veiligheid op de weg.
Ten derde wil ik met name benadrukken dat de bepalingen inzake de aanpassing van voertuigen aan de specifieke behoeften van gehandicapten - niet in de laatste plaats dankzij de rapporteur - wezenlijk zijn verbeterd. Daarbij denk ik met name aan mensen in een rolstoel. We hebben hier een enorme stap voorwaarts gezet, en daarmee geven we de burgers een positief beeld, het beeld van een Europa dat de zorgen van zijn burgers en het publiek centraal stelt.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen plaats.
19. Hoorn van Afrika (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0146/2007) van Filip Kaczmarek, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over de Hoorn van Afrika: een regionaal politiek EU-partnerschap voor vrede, veiligheid en ontwikkeling (2006/2291(INI)).
Filip Kaczmarek (PPE-DE), rapporteur. - (PL) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag over de Europese strategie voor de Hoorn van Afrika en een regionaal politiek EU-partnerschap voor vrede, veiligheid en ontwikkeling is het antwoord van het Europees Parlement op de mededeling van de Europese Commissie van november vorig jaar. Doel van deze mededeling was het opzetten van een regionaal politiek partnerschap met de Hoorn van Afrika, dat als basis moest dienen voor een alomvattende aanpak voor conflictpreventie in de regio. Het uitgangspunt hiervoor is de veronderstelling dat zonder duurzame vrede geen ontwikkeling mogelijk is en zonder ontwikkeling geen duurzame vrede.
De keuze van deze regio als testcase voor de regionale EU-strategie in Afrika is op twee overwegingen gebaseerd. Ten eerste is de regio van groot strategisch belang voor de Europese Unie. Ten tweede zijn de drie belangrijkste conflicten in de regio - in Soedan, Ethiopië-Eritrea en Somalië - politiek en cultureel erg complex en houden ze onderling verband. Dit impliceert dat een regionale aanpak waarschijnlijk de enige haalbare manier is om een einde te maken aan de conflicten. Anders gezegd, er kan niets opgelost worden als niet alles wordt opgelost.
De door de Commissie voorgestelde strategie is gericht op een alomvattende aanpak voor conflictpreventie in de Hoorn van Afrika, waarbij op de korte tot middellange termijn de diepere oorzaken van de instabiliteit moeten worden aangepakt, zowel op nationaal als op regionaal niveau, en de regionale samenwerking moet worden versterkt. We kunnen ons echter terecht afvragen of dit wel mogelijk is in een regio waar vijf van de zeven landen in conflict zijn met hun buurlanden en het ene conflict het andere aanwakkert, waar één land al meer dan vijftien jaar niet in staat is om normaal te functioneren en waar een extreem hoog percentage van de bevolking onder de armoedegrens leeft. Is samenwerking door regionale partnerschappen het wondermiddel voor al deze complexe, onderling verweven problemen? Ik ben er stellig van overtuigd dat het in elk geval het proberen waard is. Ondanks bepaalde tekortkomingen in de mededeling van de Commissie, die allicht voor een gedeelte onvermijdelijk waren en die we in ons verslag aan de orde hebben gesteld - bijvoorbeeld een sterkere betrokkenheid van de Parlementsleden en van de Afrikanen zelf bij het uitwerken van de gemeenschappelijke strategie - zouden we het eens moeten zijn over de vier veronderstellingen die aan deze strategie ten grondslag liggen. De eerste veronderstelling is dat zonder duurzame vrede geen duurzame ontwikkeling mogelijk is - en omgekeerd - en dat zonder de daadwerkelijke betrokkenheid van de Afrikaanse regionale instellingen geen duurzame vrede tot stand kan komen. Ten tweede moeten de afzonderlijke plaatselijke conflicten vanuit regionaal gezichtspunt worden opgelost. Er moeten dus regionale afspraken worden gemaakt. Ten derde zullen initiatieven voor regionale integratie pas succesvol zijn wanneer ze gericht zijn op de gemeenschappelijke uitdagingen, en niet enkel op de aanpak van de bestaande conflicten. De regionale integratie zou zich moeten concentreren op kwesties als water, voedselzekerheid en het tegengaan van woestijnvorming, en niet alleen op etnische verschillen en conflicten. Ten vierde dient de Europese Unie een sleutelrol te spelen in de regio door er haar eigen model van regionale integratie te exporteren, een model dat succesvol is gebleken bij het tot stand brengen van duurzame vrede. In het licht van de huidige vijftigste verjaardag van de Europese Unie is dat, naar mijn mening, van bijzonder belang.
Ik ben me er uiteraard van bewust dat zowel de mededeling van de Commissie als het huidige verslag van het Europees Parlement slechts het begin zijn van een langer proces en dat het uiteindelijke doel het ontwikkelen van een regionale strategie voor dit gebied is. Er moet eveneens op gewezen worden dat afzonderlijke EU-lidstaten hun eigen activiteiten in de Hoorn van Afrika ontplooien. Dit verslag is derhalve niet alleen gericht tot de Europese Commissie, maar eveneens tot de lidstaten van de Europese Unie.
Het is de bedoeling van dit verslag om de ideeën uit de mededeling van de Commissie verder uit te werken. Ik zou met klem willen benadrukken dat het van cruciaal belang is om wensdenken te vermijden en om geen eenzijdige instellingen te creëren. Ik ben van mening dat we zo veel mogelijk moeten voortbouwen op bestaande initiatieven en op beproefde ideeën. Er moet een Speciale Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika worden benoemd, die verantwoordelijk is voor de belangrijkste kwesties uit het verslag. Zo kan niet alleen duplicatie van EU-activiteiten worden vermeden, maar is het tevens mogelijk om een grondigere analyse door te voeren en om de minimale politieke doelstellingen in de afzonderlijke landen te bereiken. We moeten ten volle gebruik maken van de politieke dialoog op basis van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou. Voorts moeten het Parlement en de Commissie samenwerken bij het opzetten van een gemeenschappelijke strategie, waarbij ook Afrika zelf betrokken wordt, en moet er gezocht worden naar Afrikaanse oplossingen en versterkte Afrikaanse organisaties.
Ik zou ook iedereen willen bedanken die een bijdrage heeft geleverd aan dit verslag: de leden van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, het secretariaat van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de schaduwrapporteurs, het Duitse voorzitterschap, evenals de deskundigen en niet-gouvernementele organisaties met wie we een intense dialoog hebben gevoerd.
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, in zijn verslag volgt de heer Kaczmarek in grote lijnen de analyse van de Commissie, en die luidt dat we behoefte hebben aan een alomvattende regionale aanpak. De ideeën die de heer Kaczmarek aandraagt over de te volgen benadering sluiten in de meeste gevallen aan bij de voorstellen van de Commissie, zeker als het gaat om de functionele samenwerking en de regionale samenwerking.
Conflictoplossing en -preventie in de Hoorn van Afrika is volgens ons alleen mogelijk als we op twee niveaus actie ondernemen. Op het eerste niveau vinden we de klassieke benadering: bemiddeling en diplomatiek optreden. Het is echter duidelijk dat de huidige situatie in de Hoorn oproept tot veel rigoureuzer en eensgezinder optreden door de internationale gemeenschap. Met dat tweede niveau bedoel ik gestructureerd optreden dat is gericht op conflictpreventie op de middellange termijn. Het is bedoeling om de problemen waar deze landen mee te kampen hebben, bij de wortel aan te pakken, en we doen dat door oplossingen te zoeken voor de ontwikkelingsproblematiek van al deze landen. Die problematiek heeft immers ook gevolgen voor de veiligheid en de stabiliteit.
In het kader van de regionale strategie voor de Hoorn van Afrika, die de Commissie in haar mededeling van oktober 2006 presenteerde, wordt voorgesteld deze tweede benadering te volgen. Ik wil graag duidelijk maken dat die mededeling er eerst en vooral op gericht was een politiek kader te verschaffen dat rekening houdt met de aard van de uitdagingen waarmee deze landen te maken hebben. We wilden tegelijkertijd aangeven wat de belangrijkste mogelijkheden zijn voor optreden door de Europese Unie.
In de mededeling worden drie mogelijkheden voor interventie genoemd. We moeten om te beginnen nationale problemen met regionale vertakkingen aanpakken. Daarnaast moeten we oplossingen zoeken voor de regionale en transversale problemen die aanleiding geven tot instabiliteit en conflicten. Tot slot zullen we regionale integratie moeten aanmoedigen. In het verslag wordt terecht opgemerkt dat er naar ownership moet worden gestreefd: de landen in de Hoorn van Afrika moeten deze strategie concrete politieke invulling geven, en dat zal ook op het niveau van de Europese Unie moeten geschieden.
De Commissie heeft deze mededeling in oktober vorig jaar gepresenteerd. Ik heb daarna de debatten in het Parlement over de regionale strategie voor de Hoorn met belangstelling gevolgd. In februari van dit jaar heb ik in de Commissie ontwikkelingssamenwerking zelf aan de discussie deelgenomen. Ook in de werkgroepen van de Raad, die zich sinds oktober vorig jaar met deze materie bezighouden, zijn vruchtbare discussies gevoerd.
We proberen een steeds sterkere dynamiek te creëren. Het is niet de bedoeling om zo’n dynamiek op te leggen. Waar het om gaat is dat dit proces in gang is gezet, met de steun van de staatshoofden of regeringsleiders in de regio. De Commissie heeft op 23 april al een werkbespreking georganiseerd met de persoonlijke vertegenwoordigers van deze staatshoofden of regeringsleiders. Deze bespreking is heel goed verlopen en houdt daarom een belofte in.
Deze uitgebreide en intensieve raadplegingsprocedure moet ertoe bijdragen dat we zelfverzekerd en goed voorbereid tot de fase van de concrete invulling overgaan. We zitten dus op het juiste spoor. Het verslag dat u morgen zult aannemen, zal daarbij een belangrijke steun zijn. Het zal verder een bron van inspiratie en oriëntatie zijn bij de dialoog die we in de loop van de volgende maanden in gang zullen zetten.
Ik moet er op wijzen dat de regionale programmering van het 10de Europese Ontwikkelingsfonds voor de Hoorn voor een belangrijk deel bepaald zal worden door de resultaten van dit proces, dat erop gericht is vast te stellen wat de prioritaire activiteiten zullen moeten zijn. Ik wil er ook op wijzen de door de Commissie voorgestelde strategie voor de Hoorn niet bedoeld is om de plaats in te nemen van de strategieën die in het kader van het 10de Europese Ontwikkelingsfondsen zijn geformuleerd. Eerstbedoelde strategie zal deze laatste strategieën in zekere zin aanvullen. Ze zal ook niet de plaats innemen van het noodzakelijk parallel optreden voor conflict- en geschiloplossing. Dat zal, zoals ik bij aanvang van mijn interventie al heb opgemerkt, op politiek en diplomatiek niveau moeten worden voortgezet.
Ik sluit mij dus van ganser harte aan bij de in dit verslag opgenomen aanbevelingen met betrekking tot governance en het versterken van de politieke dialoog. Dit verslag noemt ook twee punten die volgens mij van groot belang zijn, maar het regionale kader van de Hoorn en de voorgestelde strategie overstijgen: de gemeenschappelijke strategie EU-Afrika en de agenda voor vrede en veiligheid in Afrika.
Ik zou ook over deze twee punten en over andere onderwerpen die verband houden met de Hoorn van Afrika en de activiteiten die we daar kunnen ondernemen iets kunnen zeggen, maar mijn spreektijd laat dat niet toe. Misschien is daar later een gelegenheid voor, wanneer ik antwoord geef op uw vragen.
Glenys Kinnock, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, mijn hartelijke dank aan de heer Kaczmarek, evenals aan de commissaris voor zijn reactie op dit verslag.
In de Hoorn van Afrika weet je nauwelijks waar je moet beginnen. We hebben hier te maken met een dodelijke cocktail van conflicten en armoede, waarin van een rechtsstaat, van democratie en mensenrechten nauwelijks sprake is, en waar vijf van de zeven landen in conflict zijn met hun buurlanden. Zoals de rapporteur al zei, kan er ook geen sprake zijn van echte veiligheid en ontwikkeling zonder vrede. De hoofdzaak is dat er vrede wordt gesticht, dat conflicten worden voorkomen en opgelost: dat zijn de centrale thema’s in het verslag.
Ik moet erop wijzen dat, zoals de commissaris ongetwijfeld weet, in andere delen van Afrika, bijvoorbeeld in West-Afrika - ik was onlangs in Ivoorkust - en in het Grote Merengebied, de vrede geleidelijk aan doorzet. De Hoorn van Afrika onderscheidt zich echter als de enige regio waar wij niet in staat waren om de situatie onder controle te krijgen met conflictbeheersing en -preventie. Het idee van een gezant en andere suggesties zijn inderdaad zeer welkom.
Wij hebben hier te maken met de ergste voorbeelden van conflict. De VN zegt dat er in Darfoer ongeveer 200 000 mensen zijn gestorven en dat twee miljoen hun huis zijn ontvlucht sinds het begin van het conflict in 2003. De regering van Soedan blijft pogingen tot bemiddeling negeren, met inbegrip van de poging van de secretaris-generaal van de VN. De grensconflicten tussen Eritrea en Ethiopië zijn nog steeds niet opgelost. De regering van Ethiopië blijft het internationaal recht - voor zover dat van toepassing is - met voeten treden. De leiders van Eritrea en Ethiopië weigeren om de bevolking het recht te geven om hun eigen regering te kiezen en de verkiezingen te respecteren. Wij hebben nu te maken met hevige gevechten in Somalië, waarbij ongeveer duizend mensen zijn omgekomen en waar Ethiopische troepen, die strijden namens de overgangsregering van Somalië, zeer actief zijn geweest. Dat gebeurt - zoals wij allemaal moeten erkennen - met de heimelijke steun van de Verenigde Staten. De Eritreeërs steunen intussen de islamitische milities.
Ik heb de commissaris geschreven over dit onderwerp en wil nog steeds graag weten waarom wij steun hebben gegeven aan de overgangsregering in Somalië en waarom wij geen serieuze vragen stellen over het bloedige proces, dat wij in veel opzichten klaarblijkelijk blijven toelaten. Er tekent zich een menselijke ramp af in Somalië en wij roepen degenen in de overgangsregering die dat op hun geweten hebben, nog steeds niet ter verantwoording voor hun daden. Commissaris, waarom stellen wij geen vragen? Worden wij daarvan weerhouden door politiek opportunisme? Waarom vertrekken de Ethiopiërs niet? Waarom kan er geen veiligheid worden gebracht? Waarom is er geen sprake van echte machtsdeling en dringt de EU erop aan dat gematigden in de islamitische gerechtshoven worden betrokken bij elke mogelijke oplossing in Somalië?
Tot slot moet ik vragen of de EU de staatsopbouw in de Hoorn van Afrika serieus neemt of dat we ons momenteel concentreren op andere prioriteiten. Mag ik opperen dat de andere prioriteiten in de Hoorn van Afrika de zogenaamde oorlog tegen het terrorisme is?
Danutė Budreikaitė, namens de ALDE-Fractie. - (LT) In haar in 2006 verschenen mededeling "Strategie voor Afrika: Een regionaal politiek EU-partnerschap voor vrede, veiligheid en ontwikkeling in de Hoorn van Afrika" geeft de Commissie toe dat ze onmachtig is de problemen in de Hoorn van Afrika op te lossen. Ze stelt immers dat er zonder een duurzame vrede geen ontwikkeling kan zijn en zonder ontwikkeling geen duurzame vrede. Dat is een vicieuze cirkel. Beide elementen in de vergelijking moeten op hetzelfde moment worden gerealiseerd. We weten echter dat dit in werkelijkheid niet mogelijk is. De Strategie voor Afrika en de artikelen 8 en 11 van de Overeenkomst van Cotonou werken niet in de Hoorn van Afrika. Regionale instabiliteit en gewapende conflicten waaraan meer dan één land deelnemen - inzonderheid de wel zeer dramatische toestand in Darfoer - tonen aan dat er voor de Hoorn van Afrika een speciaal model voor crisisbeheer moet worden ontwikkeld. De gewapende conflicten moeten worden gestaakt en er moet een vreedzaam economisch, sociaal en politiek klimaat worden geschapen.
De EU verschaft meer dan 55 procent van de humanitaire ontwikkelingshulp in deze wereld. Zolang er in de Hoorn van Afrika militaire activiteiten plaatsvinden is het niet goed mogelijk vast te stellen wat voor humanitaire hulp nodig is, wanneer die hulp moet worden gegeven, wanneer ze niet langer nodig is, en vanaf welk moment er weer vorderingen kunnen worden gemaakt bij het verwezenlijken van de werkelijke doelstellingen van het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. Ik heb het dan over de millenniumdoelstellingen en het terugbrengen van de armoede in de landen van de Hoorn van Afrika. Ik wijs er verder op dat de Europese Unie haar bijstand en acties in de Hoorn van Afrika moet coördineren met landen als bijvoorbeeld China, India en de VS, die allemaal economische belangen hebben in de Hoorn van Afrika. Anders is de kans op werkelijke vooruitgang bij het verwezenlijken van vrede en veiligheid in deze regio wel erg gering. Voornoemde drie landen moeten samen met de Europese Unie, de Verenigde Naties en andere organisaties een speciaal model voor crisisbeheer ontwerpen ten behoeve van de landen in de Hoorn van Afrika.
Józef Pinior (PSE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik de heer Kaczmarek van harte gelukwensen met dit verslag. Het is een buitengewoon moeilijk en belangrijk document over een gebied waar de Europese Unie tot dusver nog maar weinig heeft gerealiseerd. Het verslag betreft de Hoorn van Afrika, een regio bestaande uit een groep landen die voortdurend met elkaar in conflict zijn, een territorium waar er moeilijk sprake kan zijn van rechtsstaten, democratische instellingen of mensenrechten. De Hoorn van Afrika is een van de minst ontwikkelde regio’s ter wereld.
Voor de Europese Unie is het op dit moment van fundamenteel belang dat er instellingen worden opgericht, die kunnen garanderen dat er een einde komt aan de gewapende conflicten in de regio, dat er een minimum aan mensenrechten wordt gerespecteerd en dat er op termijn rechtsstaten ontstaan.
Mevrouw de Voorzitter, ik zou u willen herinneren aan de grote politieke tradities, aan de grote tradities van het ontwikkelingsmodel dat na de Tweede Wereldoorlog door Europa en de Verenigde Staten in de strijd tegen het kolonialisme werd gebruikt om nieuwe staten en democratieën op te richten in voormalige koloniale gebieden. Misschien vormen kwesties als natievorming, evenals het creëren van nationale instellingen en sterke regeringen die aan het hoofd staan van een rechtsstaat, wel het antwoord dat de Europese Unie in deze situatie moet geven.
Ik ben het volkomen eens met de voorstellen van de heer Kaczmarek betreffende de benoeming van een Speciale Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika en het ondersteunen van de Afrikaanse landen door de Europese Unie bij de oprichting van instellingen voor regionale samenwerking.
Louis Michel, lid van de Commissie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, beste collega’s, mijn antwoord zal vrij beknopt zijn, al is het inderdaad waar dat er over deze vraag eigenlijk een heel debat zou moeten worden gevoerd.
Ik ben het eens met uw beoordeling van de democratische kwaliteit van een aantal landen in de Hoorn van Afrika. Ik stel me echter wat gereserveerder op met betrekking tot de implicaties die dit gegeven moet hebben voor de Commissie en de Europese Unie.
Als er één regio is waarbij de Commissie volledig is betrokken, dan is het wel de Hoorn van Afrika. Ik besteed beslist de meeste tijd aan de Hoorn van Afrika. Mevrouw Kinnock, u heeft zojuist natuurlijk over Ethiopië gesproken en terecht. Er is met dit land een probleem met betrekking tot het internationaal recht. Ik blijf de aandacht op deze kwestie vestigen, via mijn contacten en in het kader van de bilaterale betrekkingen met de Ethiopische minister. Ik werk bijna elke dag aan dit onderwerp. Ik breng de boodschappen over die moeten worden overgebracht, zeker als het gaat om politieke gevangenen. Ik weet daarom dat we vergeleken bij vroeger meer doen om op dit terrein vorderingen te maken.
Wat Somalië betreft moet ik u, met uw permissie, zeggen dat ik toch wel wat verbaasd ben als men te kennen geeft dat wij niets tegen de overgangsregering zouden zeggen. Staat u mij toe eraan te herinneren dat men mij verplicht heeft om vrijwel zonder enige voorwaarden 15 miljoen euro ter beschikking te stellen aan de Oegandese stabiliseringstroepen in Somalië, alhoewel ik daar beslist tegen was, tenzij het inclusiviteitsbeginsel van meet af aan werd gerespecteerd. Toen we ons standpunt eenmaal duidelijk hadden gemaakt en ik dit beginsel als voorwaarde had opgelegd, beloofde president Youssouf ons dat hij een nationaal verzoeningscongres zou organiseren. Daar wachten we nog steeds op. Het debat dat we nu voeren is er juist om over dit soort dingen te praten, en ik moet u zeggen dat als het in Somalië niet goed gaat en er geen echte vorderingen worden gemaakt, zulks het gevolg is van welbeschouwd twee omstandigheden.
Om te beginnen worden Somalië en de conflicten in dat land niet bekeken in de context van de Hoorn van Afrika zijn geheel. Somalië is een aantal malen het slachtoffer geworden van conflicten tussen derde landen en dat is nu ook weer het geval. Het geschil tussen Ethiopië en Eritrea heeft ook een weerslag op Somalië.
Er is echter nog een reden waarom men er niet in slaagt vorderingen te maken en een oplossing te vinden. Mevrouw Kinnock heeft daar al een paar voorbeelden van gegeven. Binnen de internationale gemeenschap zijn er twee houdingen waar te nemen. Men probeert de schijn op te houden alsof er maar één standpunt bestond, maar het is gewoon een feit dat er binnen de internationale gemeenschap twee standpunten worden aangehouden: het standpunt van de Europese Unie en dat van Verenigde Staten. Tekens wanneer één van de belangrijke mogendheden binnen de internationale gemeenschap kiest voor een strategie van, laten we zeggen, een preferentieel partnerschap met een ander land en onze eigen lidstaten er bij ons op aandringen dat wij hetzelfde doen met andere landen - en dat wordt ons nu gevraagd - , dan blijkt vaak dat we achter de zaken aanlopen. Dan kunnen we niet echt zelfstandig handelen, op basis van ons eigen oordeel en zoals wij zelf graag zouden willen. Zo zit het in elkaar. Ik geloof dat die benadering niet langer mag worden aanvaard. Het is veel te gemakkelijk om te zeggen: “Jullie doen niet genoeg, jullie moeten de coördinatie met onze partner, de Verenigde Staten, regelen”. Daarmee bekritiseer ik de Verenigde Staten niet. Die hebben het recht hun eigen strategie te volgen. Maar ik ben er wel van overtuigd dat wij, als de Europese Unie op dit gebied af en toe wat meer strategische autonomie en zelfstandigheid bezat, meer zouden kunnen bereiken.
Dat is wat ik wilde vertellen. Nu wil ik u ook graag zeggen dat ik me de afgelopen maanden vooral met de Hoorn van Afrika heb bezig gehouden, zeker in het kader van de politieke dialoog. Ik leg u deze strategie voor - en het onderhavige verslag, dat overigens uitmuntend is, steunt deze strategie -, omdat ik geloof dat de Europese Unie niet het recht heeft om hier geen initiatief te nemen. Ik weet dat de situatie enorm moeilijk en gecompliceerd is. Daarom moeten we om te beginnen proberen alle betrokken partijen om één onderhandelingstafel te krijgen, teneinde vast te stellen welke problemen ze gemeen hebben. Dan kunnen we daar gemeenschappelijk oplossingen voor vinden. Het is de bedoeling om ze in een zodanige positie te manoeuvreren dat er een kans op dialoog ontstaat, en daarmee bedoel een ander soort dialoog dan doorgaan met discussiëren zonder op te houden met vechten. Het komt er dus op neer dat er over infrastructuur wordt gepraat, over voedselveiligheid, droogte, het weiden van kudden, water en alles wat met gemeenschappelijke belangen te maken heeft. En dan is er misschien een kans dat er iets bereikt kan worden op politiek terrein.
Dat is wat ik wilde zeggen. Het is beslist waar dat we ons optreden moeten afstemmen op dat van de andere belangrijke besluitmakers. Dat geloof ik zeer zeker, maar het is ook van belang dat we af en toe met eigen standpunten komen met betrekking tot vraagstukken als Somalië. Ik geloof dat we in een veel sterker positie zouden verkeren als wij onze eigen ideeën tot hun logische conclusie hadden kunnen voeren en hadden gezegd: “We geven geen cent aan deze stabiliseringsmacht, zolang het nationale verzoeningscongres nog niet op gang is gebracht”.
Ik wil ook zeggen - en daarmee sluit ik af - dat ik een even zorgvuldig als streng geredigeerde brief naar president Youssouf heb gestuurd om hem eraan te herinneren aan zijn belofte om inclusiviteit te betrachten bij de oplossing van dit conflict.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen, donderdag, plaats.
20. Evaluatie Euratom - 50 jaar Europees kernenergiebeleid (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0129/2007) van Eugenijus Maldeikis, namens de Commissie industrie, onderzoek en energie, over de evaluatie Euratom - 50 jaar Europees kernenergiebeleid (2006/2230(INI)).
Aangezien het vandaag Europa-Dag is, heeft de behandeling van dit onderwerp een symbolische betekenis.
Eugenijus Maldeikis (UEN), rapporteur. - (LT) We vieren nu - op Europa-dag - op plechtige wijze en met het nodige respect de vijftigste verjaardag van het Verdrag van Rome. Ik vind het echter jammer dat de vijftigste verjaardag van één van de belangrijkste Europese Verdragen - het Euratom-Verdrag - vrijwel onopgemerkt is gebleven, ofschoon dit Verdrag een heel belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van de Europese energiebronnen.
De Europese Unie is zo wereldleider geworden van de nucleaire industrie en één van de koplopers op het gebied van nucleair onderzoek op het gebied van beheerste thermonucleaire kernsplijting en kernfusie. Volgens eind 2006 verzamelde gegevens zijn er binnen de Europese Unie 125 kernreactoren operationeel. Verder blijkt dat deze sector 32 procent van onze elektriciteit produceert. Kernenergie is één van de meest concurrerende vormen van energie.
Ik wil graag iets zeggen over de belangrijkste verdiensten van het Euratom-Verdrag. Om te beginnen werd het eerste programma voor wetenschappelijk onderzoek, dat in het kader van het Euratom-Verdrag was ontwikkeld, opgevolgd door andere wetenschappelijke onderzoeksprogramma's. Daaruit is toen het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek ontstaan. Op basis van Hoofdstuk 3 van het Euratom-Verdrag - " De bescherming van de gezondheid " - is door de Europese Unie wetgeving opgesteld om te waarborgen dat basisnormen voor de bescherming van werknemers en het publiek worden toegepast en uitgebreid met milieunormen. Een ander hoofdstuk dat een belangrijke rol heeft gespeeld bij de toepassing van het Euratom-Verdrag is hoofdstuk 7, het hoofdstuk over de veiligheidscontrole. Dit is één van de belangrijkste successen van het Euratom-Verdrag, omdat het de Commissie en de burgers in staat stelt bij te houden wat de omvang van de voorraden is en waar ze gebruikt worden. De Europese Unie verzekert het toezicht in dit gevoelige marktsegment. Ook binnen de sfeer van de internationale betrekkingen is veel bereikt, aangezien Euratom aangesloten is bij een hele reeks internationale overeenkomsten, waaronder inbegrepen het Verdrag inzake nucleaire veiligheid. Ik wijs er eveneens op dat Euratom in het kader van internationale onderzoeksprogramma's actief deelneemt aan gemeenschappelijke projecten met verschillende landen die op dit gebied een belangrijke rol spelen.
Van belang is ook dat we beseffen dat de oprichters van Euratom geprobeerd hebben de ontwikkeling van kernenergie heel strikt te reguleren en te controleren, reden waarom het Euratom-Verdrag is aangevuld met nieuwe wetgeving. Veel afgevaardigden hebben tijdens discussies in de commissie, tijdens het vragenuur en bij ontmoetingen met vertegenwoordigers van de sector, aangegeven dat het tijd wordt om de rol van het Parlement op dit gebied drastisch te herzien. Het gebrek aan democratisch gehalte van het Euratom-Verdrag wordt steeds problematischer, en ik meen dat velen van u het op dat punt met mij eens zijn. Het Europees Parlement moet betrokken worden bij de besluitvorming over de wetgeving die op basis van het Euratom-Verdrag wordt opgesteld. Na lange discussies zijn we het erover eens geworden dat het beste voorstel is artikel 203 van het Euratom-Verdrag te gebruiken om een gedegen, op elke specifiek geval afgestemde oplossing te vinden voor alle concrete vragen die verband houden met de uitbreiding van de bevoegdheden van het Parlement en de verbetering van de betrokkenheid van het Parlement bij de controle op de activiteiten van EURATOM.
Tot slot wil ik graag wijzen op een aantal ander belangrijke zaken. Vaak wordt gezegd dat het Euratom-Verdrag maar moet worden afgeschaft - het zou niet meer up-to-date zijn en niet meer functioneren in de context van de huidige energieproblematiek. Dat zou echter leiden tot ernstige rechtsonzekerheid in de gehele Europese Unie, aangezien het Verdrag een hele reeks technische zaken regelt. Afschaffing van het Verdrag zou er dus toe kunnen leiden dat kernenergie weer genationaliseerd wordt. Suggesties dat hele hoofdstukken van het Verdrag zouden moeten worden geschrapt, of dat de structuur ervan moet worden vervangen, houden eenzelfde risico in: het zou de controle op het gebruik van kernenergie in de Europese Unie verzwakken. Ik wil alle collega's die aan de discussies hebben deelgenomen, graag bedanken en hen oproepen om dit verslag te steunen.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (LV) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie heeft het verslag van de heer Maldeikis zeer positief ontvangen.
Ik heb het verslag grondig bestudeerd en naar mijn mening is het een volledige en zeer evenwichtige beoordeling van het Euratom-Verdrag, dat zowel de positieve effecten als de tekortkomingen belicht. De conclusies die in het verslag worden getrokken, sluiten aan bij de inhoud van de mededeling van de Commissie over vijftig jaar Euratom-Verdrag, die wij op 20 maart hebben aangenomen.
Ik ben ervan overtuigd dat het Euratom-Verdrag een hanteerbaar instrument is, zowel voor de lidstaten die kernenergie toepassen om elektriciteit op te wekken als voor de lidstaten die dat niet doen.
Het uitvoeren van de bepalingen van het Euratom-Verdrag heeft een consistente Europese aanpak van de ontwikkeling en de toepassing van kernenergie mogelijk gemaakt. Deze aanpak is vooral zichtbaar in de tenuitvoerlegging van het onderzoeksbeleid, het nucleaire beveiligingsregime, het bevoorradingsbeleid en de internationale verhoudingen.
Binnen het mandaat van de Commissie behoudt het realiseren van een gemeenschappelijk raamwerk voor nucleaire veiligheid de hoogste prioriteit. Er wordt gewerkt aan de instelling van een groep op hoog niveau van de lidstaten voor het aanpakken van nucleaire veiligheids- en afvalkwesties. Het desbetreffende voorstel van de Commissie werd in maart van dit jaar goedgekeurd. Ik weet dat wij op de voortdurende steun van het Parlement kunnen rekenen, zodat wij praktische maatregelen ten aanzien van het verbeteren van de nucleaire veiligheid kunnen doorvoeren.
De richtlijnen voor nucleaire veiligheid en behandeling van radioactief afval liggen nog steeds bij de Raad, en het wordt hoog tijd dat hier schot in komt.
Het staat buiten kijf dat de rol van het Europees Parlement in het Euratom-Verdrag onvoldoende tot uiting komt. De Commissie heeft alle begrip voor de zorg van het Parlement over het feit dat het geen bevoegdheid heeft om te beslissen over het gebruik van de medebeslissing. Dergelijk besluiten kunnen alleen genomen worden door een intergouvernementele conferentie.
Ik wil eraan herinneren dat de Commissie een voorstel had ingediend over the toekomst van het Euratom-Verdrag binnen de context van de ontwerp-Grondwet voor de Europese Unie. De Commissie had toen de toepassing van de medebeslissingsprocedure voorgesteld. Zoals u weet, is dit voorstel verworpen en bleef Euratom een protocol als bijlage bij het ontwerp van Grondwettelijk Verdrag.
Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat de Commissie ervoor blijft pleiten dat de opvattingen van het Europees Parlement in de Raad worden meegenomen.
Ik wil nog even ingaan op het laatste punt van de rapporteur. Het Euratom-Verdrag is belangrijk. In dit Verdrag worden bepalingen vastgesteld inzake de toepassing van kernenergie door bepaalde partijen. Hoewel het Verdrag niet perfect is, worden hierin taken toegewezen en daarom is het daarom van belang dat het in de toekomst wordt gehandhaafd.
Johannes Voggenhuber (Verts/ALE), rapporteur voor advies van de Commissie constitutionele zaken. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, de rapporteur heeft zich erover verbaasd dat de vijftigste verjaardag van het Euratom-Verdrag niet is gevierd en niet bij de felicitaties is genoemd. De Commissie constitutionele zaken heeft zich intensief beziggehouden met de redenen hiervoor.
Wellicht moeten wij ons ervan bewust worden dat het Euratom-Verdrag zich vandaag de dag eerder leest als een futuristische ode, met verwachtingen van technologische redding, die niemand meer deelt; dat de helft van de lidstaten niet meer geïnteresseerd is in het gebruik van kernenergie of daarmee wil stoppen; dat er enorme volksbewegingen zijn die zich inzetten voor afschaffing van kernenergie; dat de Europese consensus over kernenergie - die in 1957 werd bekrachtigd - niet meer bestaat, omdat het moderne energiebeleid op andere vormen van energie gericht is, en dat het Euratom-Verdrag van een onaanvaardbaar ondemocratisch gehalte is. Al deze overwegingen hebben de Conventie ertoe bewogen om voor te stellen het Euratom-Verdrag eruit te lichten, zodat het niet langer deel uitmaakt van een Europese grondwet.
Dit Parlement - en ik was bijzonder verbaasd dat de rapporteur en de Commissie industrie, onderzoek en energie dit niet hebben opgenomen - heeft uitdrukkelijk om een herzieningsconferentie gevraagd, met als doel om het gehele Verdrag te herzien. Dit Parlement heeft uitdrukkelijk ervoor gepleit dat het Euratom-Verdrag wordt opgenomen in een hoofdstuk over energie, en het is mij geheel onduidelijk waarom de Commissie industrie, onderzoek en energie, in tegenstelling tot de meerderheid van dit Parlement, vasthoudt aan deze futuristische ode en deze ideologische verklaringen.
Romana Jordan Cizelj, namens de PPE-DE-Fractie. - (SL) Vijftig jaar zijn verstreken sinds de ondertekening van het Euratom-Verdrag. De tijd is nu gekomen - en vandaag is het ook het ideale moment - om ons vragen te stellen over de resultaten van de gemeenschappelijke Europese samenwerking wat kernenergie betreft. Heeft het Euratom-Verdrag aan de verwachtingen voldaan? Heeft het meer zekerheid gebracht in de energievoorziening? Heeft het onderzoek gestimuleerd? Heeft het Verdrag bijgedragen tot het verspreiden van kennis en informatie over het gebruik van kernenergie?
Ik ben ervan overtuigd dat ik bevestigend kan antwoorden. Bovendien heeft het Euratom-Verdrag een uitzonderlijk belangrijke rol gespeeld in het verzekeren van een gepaste bescherming van mensen tegen straling en van milieubescherming bij het voorkomen van misbruik van kernmateriaal en in het stimuleren van onderzoek en innovatie.
De resultaten van het Verdrag zijn het bewijs dat dankzij een nauwe en transparante samenwerking op Europees niveau heel wat bereikt kan worden. Een voorbeeld daarvan is de kernfusiereactor ITER, momenteel het grootste wetenschappelijke onderzoeksproject ter wereld, waarvan Europa de drijvende kracht is. Geen enkele afzonderlijke lidstaat zou erin slagen om zoiets te presteren.
Bij de vijftigste verjaardag van het Euratom-Verdrag moeten we ook een blik werpen in de toekomst en rekening houden met de huidige politieke en economische omstandigheden. Daarom wijzen we op het zogenaamde democratische deficit, dat voortkomt uit de beperkte bevoegdheden van het Europees Parlement in de besluitvormingsprocedure.
Ik zou eveneens de nadruk willen leggen op de behoefte aan gemeenschappelijke Europese normen voor nucleaire veiligheid, inclusief richtsnoeren voor het ontmantelen van kerncentrales en het gepast omgaan met radioactief afval. Mijns inziens moet er ook meer aandacht gaan naar een geharmoniseerde en efficiënte samenwerking met het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie.
Ik vat even samen. Het Euratom-Verdrag heeft tot nu toe zijn rol goed vervuld. Nu is er behoefte aan een bovenbouw, geenszins aan revolutionaire veranderingen of zelfs aan een opzegging. Ten slotte wil ik graag rapporteur Maldeikis bedanken voor de uitstekende samenwerking bij de voorbereiding van dit verslag.
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, mevrouw Thomsen, onze schaduwrapporteur, heeft mij gevraagd voor haar de honneurs waar te nemen, omdat zij vandaag helaas niet aanwezig kan zijn. Uiteraard lopen ook binnen onze fractie - net als in het hele Parlement - de meningen over de betekenis van kernenergie sterk uiteen: voor en tegen, sterk tegen, sterk voor, gematigde standpunten. Daar kunnen wij niets aan veranderen.
Op enkele punten heerst echter overeenstemming. Ten eerste, veiligheid heeft de meeste prioriteit, zowel in de zin van safety, veiligheid van de afzonderlijke installatie, als in de zin van security, maatregelen tegen de proliferatie van nucleair materiaal. Binnen Europa zelf is dit wellicht geen al te groot probleem, maar algemeen gesproken moeten wij het beste voorbeeld geven. Aangezien de samenwerking met het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie is genoemd, wil ik benadrukken dat wij hier absoluut een sterker multilaterale aanpak nodig hebben.
Mijn tweede punt betreft de informatieplicht. Ik ben er niet geheel van overtuigd dat de verplichting tot het verschaffen van informatie op deze manier goed is geregeld. We hebben te maken met diverse problemen, ook bij de samenwerking tussen meerdere lidstaten, juist omdat de informatieplicht niet zo goed en niet zo snel functioneert. Mijn derde punt betreft het medebeslissingsrecht van het Parlement.
Ik wil de commissaris danken voor zijn heldere woorden. Ik zou graag zien dat de rapporteur - die ik erkentelijk ben voor zijn inzet en werk - dit niet onmiddellijk als een doemscenario beschouwt. Wij hebben een fundamentele herziening van het Verdrag nodig. Uiteraard kan deze herziening pas van kracht worden, als hierover is onderhandeld, en tot die tijd blijft het huidige Verdrag van kracht. Daarom hoeven wij nu niet bang te zijn voor mogelijke lacunes of renationalisering.
We moeten echter met de tijd meegaan en met name op het gebied van veiligheid meer doen dan in het huidige Verdrag is vastgelegd. Ik zou willen dat dit Parlement morgen een duidelijk verklaring aflegde over het recht op medebeslissing van het Parlement, want het is volgens ons onaanvaardbaar dat een dermate belangrijke kwestie als ‘voor’ of ‘tegen’ wordt opgelost zonder te luisteren naar de stem van het Parlement, dat het Europese volk vertegenwoordigt. Ik hoop dat een grote meerderheid van het Parlement hiermee instemt.
Anne Laperrouze, namens de ALDE-Fractie. - (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het verslag waarover we morgen gaan stemmen is heel evenwichtig. Het vermijdt al de valkuilen die de discussie over kernenergie altijd zo moeilijk maken. Het geeft ook een overzicht van de huidige toestand en vertelt ons welke plaats kernenergie inneemt in de beschikbare opties. Ten aanzien van de vraag welke toekomst kernenergie in Europa heeft, neemt het een neutraal standpunt in.
Het Euratom-Verdrag verschaft een wettelijk kader voor het gebruik van kernenergie in Europa. Het is geen middel om kernenergie te bevorderen. Bijna alle hoofdstukken van het Verdrag zijn ook nu nog nuttig en beslist niet achterhaald. Dat is één goede reden om het intact te laten. Een tweede reden ligt besloten in het feit dat het Verdrag ons een samenhangend kader verschaft voor het gebruik van kernenergie in de Europese Unie en wel op een zodanige wijze dat het alle lidstaten ten goede komt. Elke nieuwe lidstaat kan zo het communautair acquis overnemen, een samenhangende set verworvenheden die alle aspecten van kernenergie bestrijken: onderzoek, kennisdeling, veiligheid, afvalbeheer, bescherming tegen straling, gemeenschappelijk projecten, materiaalbeheer, het agentschap voor leveringen, betrekkingen met externe lichamen, enzovoorts. Iedere lidstaat kan zelf vrij beslissen of hij kiest voor kernenergie of niet. Het Verdrag bevat talrijke bepalingen voor staten die besloten hebben dat niet te doen, waaronder inbegrepen bepalingen voor de bescherming van werknemers en de strikte controle op radioactieve materialen binnen de Europese Unie.
Wat de toekomst van het Verdrag betreft, dringt het verslag aan op Europese wetgeving op het gebied van nucleaire veiligheid en afvalbeheer, wijst het op het democratisch tekort van het Verdrag en stelt het een aantal manieren voor om dat tekort te verhelpen. Het erkent dus dat het zinvol is dat er een wettelijk kader bestaat voor het gebruik van kernenergie in Europa en roept op tot het maken van bepaalde aanpassingen, zonder ons een keuze van middelen op te dringen. Ik wil in dat verband graag aangeven dat er binnen onze fractie mensen zijn die graag zouden zien dat in dit verslag een intergouvernementele conferentie werd genoemd als het aangewezen middel om het democratisch tekort aan te pakken. Dit Parlement zou dan medebeslissingsbevoegdheid moeten krijgen.
Ik sluit af door te zeggen dat ik dit verslag steun. Ik wil verder de heer Maldeikis bedanken, voor het feit dat hij een zo’n goede luisteraar is, en omdat hij zulk gedegen werk heeft afgeleverd.
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, eerlijk gezegd ben ik verontwaardigd over de bewering dat dit debat over het Euratom-Verdrag evenwichtig verloopt. Als wij in ons achterhoofd houden dat slechts een half jaar na de ondertekening van het Euratom-Verdrag in Winscale een nucleair incident gebeurde, als gevolg waarvan grote hoeveelheden levensmiddelen vernietigd moesten worden, omdat de brand rampzalige gevolgen had, vind ik het ongelooflijk dat nu - vijftig jaar later - wordt beweerd dat alles in orde is.
De ramp in Tsjernobyl had nooit hoeven te gebeuren, als men maar tien jaar eerder lessen had getrokken uit de meltdown van Three Mile Island in de VS.
Laten we eens kijken naar Europa: er zijn incidenten geweest in Brunsbüttel in Noord-Duitsland, in Tihange in België, in Civaux in Frankrijk, in Kozloduj en in Paks - twee Oost-Europese kerncentrales - in Barsebeck en ten slotte in Forsmark. Dat zijn slechts enkele voorbeelden van de honderden of duizenden ongelukken die zich jaarlijks voordoen. In elk van deze afzonderlijke voorbeelden waren we echter dicht in de buurt van een grote ramp, vergelijkbaar met Tsjernobyl.
Als er nu - vijftig jaar naar ondertekening van het Euratom-Verdrag - wordt beweerd dat alles in orde is, dat het Verdrag niet hoeft te worden herzien, dat we geen transparantie nodig hebben en dat het Parlement geen inspraak hoeft te hebben, dan is dat schandalig!
De roep om een herzieningsconferentie voor het Euratom-Verdrag wordt zowel door de Conventie als door het Parlement ondersteund, en dat is meermaals uitgesproken. Voordat er Euratom-middelen naar zogenaamde nieuwe reactoren van het Sovjet-type naar Oost-Europa vloeien, moeten wij dringend een conferentie over het Euratom-Verdrag bijeenroepen.
Vladimír Remek, namens de GUE/NGL-Fractie. - (CS) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, waarde collega’s, om te beginnen zou ik mijn waardering willen uitspreken voor het werk van de rapporteur aan dit verslag, een document dat van groter belang voor de toekomst van de Europese Unie is dan we ons op dit moment realiseren.
Het energievraagstuk is van cruciaal belang voor de toekomst van de Europese Unie, en bij zo’n gevoelig vraagstuk als kernenergie, dat verdeeldheid zaait tussen de lidstaten, in dit Parlement - en zelfs ook binnen onze eigen fractie - is het des te moeilijker en ook des te belangrijker om in alle redelijkheid gezamenlijk op te trekken, in het belang van alle Europese lidstaten.
Uit het Euratom-Verdrag is de noodzaak tot zo’n kader onomwonden naar voren gekomen. Wat we verder ook doen, het dient in geen geval afbreuk te doen aan de huidige structuur van het Verdrag. Als u het mij vraagt is dat Verdrag helemaal niet zo ondemocratisch, want elke lidstaat heeft de mogelijkheid om mede te bepalen wat er verder gebeurt met kernenergie in de totale energiemix. Tevens zou ik me uit willen spreken voor de idee van een Europees nucleair forum als platform voor de uitwisseling van gedachten, want we moeten in de Europese Unie klaarheid scheppen over de vraag hoe en in welke mate kernenergie ons van nut kan zijn bij het oplossen van moeilijke vraagstukken als energie en klimaatverandering.
Jana Bobošíková (NI). - (CS) Dames en heren, ik ben zeer ingenomen met het feit dat er in het verslag zo duidelijk de nadruk wordt gelegd op het positieve effect van kernenergie op de uitstoot van CO2. Alarmerend is echter het feit dat de overeenstemming die vijftig jaar geleden met het Verdrag van Rome in het energiebeleid verankert was, verdwenen is.
De onenigheid gaat zelfs zo ver dat een aantal lidstaten zich niet eens aan de duidelijk afgesproken regel houdt, die luidt dat elk land zelf beslist wel of niet kernenergie te gebruiken. Aanstaande vrijdag wordt opnieuw een aantal grensovergangen tussen Oostenrijk en ons land geblokkeerd door tegenstanders van de Tsjechische kerncentrale Temelín, om nog eens een keer weer de veiligheid van Temelín in twijfel te trekken, ook al hebben de Europese Commissie en het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie bevestigd dat de centrale aan alle standaarden voldoet. Dat betekent dat zij zich voor de zoveelste keer in strijd met het Euratom-Verdrag in het kernenergiebeleid van de Tsjechische Republiek inmengen, en zo wederom het leven van ontelbare burgers zuur maken.
Ik wil erop wijzen dat de Oostenrijkse activisten een Europees verdrag schenden, zonder daar ook maar één steekhoudend argument voor te hebben. En wat de toekomst betreft, denk ik dat het buitengewoon gevaarlijk en contraproductief zou zijn om van kernenergie een Europees politiek twistpunt te maken.
Alejo Vidal-Quadras (PPE-DE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, het doet me genoegen dat in het jaar dat we de vijftigste verjaardag van de ondertekening van het Verdrag van Rome vieren, we het Euratom-Verdrag niet zijn vergeten.
De Europese Unie zoals wij die kennen is indertijd ontstaan uit het besluit van de lidstaten om de samenwerking op energiegebied te versterken. Toen al zagen de staatshoofden en regeringsleiders dat het feit dat we op economisch en energiegebied van elkaar afhankelijk waren, de mogelijkheid bood om de fundamenten voor verzoening en welvaart op ons continent te leggen. Een halve eeuw later, bij het opmaken van de balans van het integratieproces, kan niemand ontkennen dat die zonder enige twijfel positief is.
Kernenergie - met 145 reactoren, 5200 operationele reactorjaren en een uitmuntende geschiedenis op het gebied van productie en veiligheid - biedt werk aan ongeveer vierhonderdduizend werknemers in de Unie en is goed voor 31 procent van onze elektriciteitsproductie. Kerncentrales stoten geen broeikasgassen uit, wat per jaar het equivalent van 720 miljoen ton kooldioxide aan emissies scheelt, een hoeveelheid die gelijk is aan de emissies van het totale Europese wagenpark. Ik zie dat u aandachtig naar me luistert, mevrouw Harms.
Zonder kernenergie zullen de emissies van de Unie die het gevolg zijn van de opwekking van elektriciteit met 50 procent stijgen. Ik geef deze cijfers met een duidelijke reden: omdat ze perfect illustreren dat kernenergie de enige energiebron in onze energiemix is die voldoet aan de drie eisen die in ons energiebeleid zijn geformuleerd: kernenergie waarborgt continue levering, is concurrerend en bestrijdt de klimaatverandering.
Degenen die op basis van zuiver ideologische motieven pleiten voor de ontmanteling van al onze kerncentrales, roepen ons in feite op om zelfmoord te plegen op economisch en milieugebied.
Het Verdrag blijft ook na vijftig jaar een essentieel kader voor stabiliteit en welvaart in de Unie.
Ik wil niet eindigen zonder de heer Maldeikis te feliciteren met zijn uitstekende verslag, dat uiteraard de steun krijgt van de meerderheid van onze fractie, zoals mevrouw Jordan Cizelj al gezegd heeft.
Reino Paasilinna (PSE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de voor- en nadelen van kernenergie zijn algemeen bekend, maar de meningen hierover verschillen toch van elkaar, en daarom blijft zij onder de nationale beslissingsbevoegdheid vallen.
Het wellicht grootste succes van Euratom is het verbreiden van samenwerking. Toen het Verdrag werd ondertekend, werkte men apart van elkaar. In mijn fractie bestaan hierover verschillende meningen, zoals mijn collega, de heer Swoboda zei, maar wij proberen in dit verband al te ideologische standpunten te vermijden. Wij benadrukken het belang van veiligheid, onderzoek, gezondheid en veiligheid op de werkplek en afvalverwerking, maar wij moeten met betrekking tot het Verdrag natuurlijk gebruik maken van de medebeslissingsprocedure, zoals de commissaris zojuist heeft gezegd, en een Euratom-conferentie zou ook op zijn plaats zijn.
Eergisteren bezocht ik samen met enkele hier aanwezige leden van de Commissie industrie, onderzoek en energie een testcentrale voor kernfusie in Duitsland en daar beweerden onderzoekers dat zij over ongeveer 14 à 15 jaar een centrale kunnen bouwen die al energie uit kernfusie kan produceren en op basis waarvan zij een goed functionerende kernfusiecentrale op industriële schaal kunnen bouwen. In ieder geval ik was verrast over de snelheid waarmee onderzoek momenteel vordert, als het plan wordt gerealiseerd op de wijze waarop deze onderzoekers zeggen dat het gebeurt.
Het laatste woord over kernenergie is nog niet gezegd. Zij wordt vandaag de dag verder ontwikkeld en wel hier direct om de hoek.
Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, nog maar kort geleden stond in de kranten het nieuws over het honderdste incident in de kerncentrale in Temelin. Daarop heb ik een brief aan commissaris Piebalgs geschreven en hem gevraagd informatie te verschaffen over de vraag hoe deskundigen de incidenten in Temelin beoordelen. In zijn antwoord - waarvoor ik hem wil danken - gaf hij aan dat hij de Tsjechische regulerende autoriteiten om informatie zou vragen over hoe zij deze incidenten beoordeelt.
Dat brengt ons precies bij het cruciale punt. In de toekomst moeten wij - en ik dank de Commissie - gaan nadenken over veiligheid, definitieve opslag en ontmanteling, maar ook over de veiligheid van kerncentrales, op Europees niveau, en wij moeten overwegen hoe wij tot uniforme technische normen en moderne technische bepalingen kunnen komen. Als de veiligheidsnormen niet worden nageleefd, moet het mogelijk zijn om gevaarlijke kerncentrales door middel van een gerechtelijk oordeel te sluiten. Daarvoor hebben we onafhankelijke deskundigen nodig die in staat zijn incidenten objectief op Europees niveau te beoordelen. Als een dergelijk incident zich voordoet, moet een kerncentrale onmiddellijk worden gesloten.
Wij leven in een tijdperk van liberalisering waarbij verlaging van de kosten centraal staat. Ik hoop dat de kosten voor veiligheid, beveiliging of definitieve opslag en ontmanteling in een aantal kerncentrales niet worden verlaagd om beter te kunnen concurreren.
Het is eveneens belangrijk dat wij ons meer inzetten om de veiligheid te verhogen door middel van onderzoek, scholing en training, teneinde de bescherming van de gezondheid van de burgers centraal te stellen.
Ik wil met name de Commissie en mijn collega’s danken, die zich inzetten voor inspraak van het Europees Parlement bij dit onderwerp.
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). – De la intrarea sa în vigoare la 1 ianuarie 1958, Tratatul Euratom nu s-a modificat substanţial. Uniunea Europeană a investit continuu în cercetarea privind energia nucleară iar Programele cadru 7 şi 6 totalizează 3,7 miliarde de euro pentru perioada 2002-2011. În prezent, energia nucleară asigură 32% din electricitatea europeană, iar cele 152 de reactoare europene reprezintă practic o treime din capacitatea de producţie mondială. În România, de exemplu, energia electrică nucleară reprezintă 9,3% din producţia de energie electrică naţională şi de aceea siguranţa acestui tip de energie ne interesează.
Se consideră că energia nucleară este cea mai puţin poluantă după energia eoliană şi centralele hidraulice de mică capacitate. De aceea, în contextul schimbărilor climatice, se estimează că utilizarea energiei nucleare va permite reducerea, până în 2010, cu 7% a emisiilor europene de gaze cu efect de seră. Cu toate acestea, Tratatul european nu poate da răspunsuri satisfăcătoare unor întrebări actuale cum ar fi gestionarea deşeurilor nucleare sau retragerea din activitate a instalaţiilor nucleare. De asemenea, având în vedere importanţa energiei nucleare pentru politica energetică a Uniunii Europene, pentru strategia europeană pentru o energie sigură, competitivă şi durabilă, pentru siguranţa aprovizionării energetice, afirmăm cu tărie că există un deficit de democraţie prin faptul că, pentru Euratom, Parlamentul European nu are putere de colegislator. Considerăm că un Tratat Euratom adus la zi ar permite fixarea unor standarde armonizate pentru siguranţa energiei nucleare, a deşeurilor nucleare şi a demontării instalaţiilor de energie.
Ján Hudacký (PPE-DE). - (SK) Ik wil om te beginnen de rapporteur bedanken voor zijn goede verslag. Ik geloof niet dat het nodig is om te herhalen wat reeds gezegd is over de belangrijke rol die het Euratom-Verdrag gedurende de vijftig jaar dat dit Verdrag nu bestaat, heeft gespeeld in het kader van de ontwikkeling en de veiligheid van kernenergie.
De kernenergiesector is verantwoordelijk voor bijna 32 procent van de elektriciteit die in 15 lidstaten wordt opgewekt. Er worden daarbij zeer hoge veiligheidsnormen aangehouden, terwijl bovendien 320 miljoen ton CO2-uitstoot wordt bespaard. Die gegevens volstaan om het belang van deze technologie te onderstrepen. Met kernenergie kan direct een antwoord worden geformuleerd op de veranderende energiebehoeften, met respect voor de gezondheid en het milieu.
Het Verdrag verschaft een volledig, samenhangend en nog steeds toepasbaar wettelijk kader voor het veilig gebruik van kernenergie door alle lidstaten. Het is daarom volgens mij niet nodig om het Verdrag op een ingrijpende wijze te herzien. Dat wil niet zeggen dat we geen nieuwe wetgeving hoeven uit te vaardigen om nucleaire faciliteiten, het beheer van kernafval en de ontmanteling van reactoren nog veiliger te maken en maatregelen te treffen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling.
Ik wil in dit verband graag wijzen op artikel 203 van het Verdrag en iets zeggen over het initiatief van de Europese Commissie en een aantal lidstaten dat nu bekend is onder de naam Nucleair Forum. Het instellen van een dergelijk forum zou heel gunstige gevolgen kunnen hebben, voor de objectiviteit bij het beoordelen van nucleaire faciliteiten, voor de veiligheid en ontwikkeling van zulke faciliteiten én voor de samenwerking tussen de verschillende instanties die op dit gebied bevoegd zijn. Een Nucleair Forum zou een heel goed platform kunnen zijn voor het uitwisselen van informatie en goede praktijken. Alle belanghebbenden, waaronder ook de burgers, zouden erin kunnen participeren.
Het is geen geheim dat een aantal Midden-Europese landen graag als gastland voor zulk een forum zou willen optreden, ongeacht de structuur of vorm die dat forum uiteindelijk zal aannemen. Slowakije heeft nucleaire faciliteiten die zich in uiteenlopende fasen van de levenscyclus van een reactor bevinden: één eenheid is buiten bedrijf gesteld, twee eenheden worden nu buiten bedrijf gesteld, er worden twee eenheden gebouwd en er is een aantal eenheden werkzaam. Het land beschikt dus over zeer ruime ervaring, wat ons verlangen om in het kader van dit initiatief een belangrijke rol te vertegenwoordigen rechtvaardigt.
Atanas Paparizov (PSE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit debat zal onvermijdelijk worden beïnvloed door de standpunten ten aanzien van het opwekken van kernenergie. Binnen deze context wil ik echter benadrukken dat ik zeer tevreden ben over het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie, en met het werk van de rapporteur, waarop dit evenwichtige document is gebaseerd.
Vanzelfsprekend ondersteun ik de toepassing van medebeslissing, en ik ben er zeker van dat wij dit met behulp van artikel 203 van het Verdrag kunnen realiseren. Ik vraag met name aandacht voor het deel van dit verslag waarin het belang wordt benadrukt van de vaststelling van communautaire veiligheidsregels in het kader van de huidige behoefte aan een milieuvriendelijk scenario voor energieontwikkeling binnen de Europese Unie, met als doel het verlagen van de kooldioxide-emissies en het realiseren van een minder afhankelijke positie van de Gemeenschap. Ik ben content met de opmerkingen van commissaris Piebalgs in dit verband en hoop oprecht dat de voorstellen die de Commissie sinds 2002 aan de Raad heeft voorgelegd, opnieuw ter tafel zullen komen en serieus worden besproken, omdat dat essentieel is binnen de context van de besluiten die op 8 en 9 maart zijn genomen.
Teresa Riera Madurell (PSE). - (ES) Mevrouw de Voorzitter, we moeten kernsplijting niet demoniseren, maar ook niet verheerlijken en doen alsof het de oplossing voor alle kwaden is. Kernsplijting heeft zijn voor- en zijn nadelen. Het belangrijkste probleem is de behandeling van afval, hoewel niemand ontkent dat als we doorgaan langs de uitgezette onderzoekslijnen, het goed mogelijk is dat we in de toekomst een levensvatbare technologische oplossing voor dit probleem zullen vinden, zoals er ook oplossingen worden gevonden op het gebied van de fossiele brandstoffen, die steeds schoner worden, en technologieën om CO2 op te vangen.
Vandaag evalueren we evenwel het vijftigjarig bestaan van Euratom-Verdrag en kijken we naar de toekomst ervan. In dit verband wil ik erop wijzen dat ik tot degenen behoor die een positief oordeel hebben over deze vijftig jaar toepassing van het Euratom-Verdrag, maar ook denk ik het moment gekomen is om het Verdrag te herzien, om een aantal aspecten ervan te corrigeren, zoals de besluitvormingsprocedures, teneinde deze democratischer en praktischer te maken.
Besluitvorming met eenparigheid van stemmen in de Raad is geen haalbare kaart in een Europa van zevenentwintig lidstaten, en daarnaast ben ik het eens met degenen die hebben gezegd dat de medebeslissingsprocedure van toepassing moet worden op het Verdrag, om het democratisch tekort waar het aan lijdt te corrigeren.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (LV) Mevrouw de Voorzitter, kernenergie behoort waarschijnlijk tot de kwesties die de meeste verdeeldheid veroorzaken onder Europese burgers en de lidstaten, en dat is duidelijk gebleken in het debat van vandaag.
Als we het Euratom-Verdrag echter objectief beschouwen - zoals ook in dit verslag wordt gedaan - zien we dat er in veel belangrijke zaken wordt voorzien. Ten eerste was iedereen er vijftig jaar geleden van overtuigd dat kernenergie zoveel goedkope energie zou opleveren, dat het niet eens nodig zou zijn om dit te meten. Het Euratom-Verdrag bood een raamwerk en de ondersteuning voor het onderzoek dat zou voorzien in de voorzorgsmaatregelen, veiligheid en de behandeling van kernafval. Het Euratom-Verdrag vormde ook het fundament voor non-proliferatie. Nergens ter wereld is het systeem van veiligheidsmaatregelen zo streng als in de Europese Unie, en dat hebben we te danken aan het Euratom-Verdrag.
Als we naar de toekomst kijken, weten we dat er nieuwe kerncentrales gebouwd zullen worden, ook binnen de Europese Unie. Er zullen zich in de toekomst vergelijkbare kwesties als die in Temelín voordoen, en we moeten ons inspannen voor een betere consensus over wat we willen bereiken op het vlak van kernenergie binnen de Europese Unie. De heer Hudacký noemde in dit verband het Nucleaire Forum. Dat vormt een belangrijk aspect in het streven naar consensus over dit zeer belangrijke onderwerp, met name in termen van mondiale uitdagingen.
Ik spreek veel vertegenwoordigers van lidstaten en van landen buiten de Gemeenschap die streven naar de toepassing van kernenergie, waarbij deze energie niet alleen voor het eindstadium, maar ook voor de volledige cyclus wordt toegepast. Naar mijn mening wordt de wereld minder veilig als de Europese Unie geen uitgesproken standpunt inneemt over alle kwesties die betrekking hebben op de nucleaire cyclus. Daarom vind ik dat het verslag een daadwerkelijk goede basis biedt voor verdere reflectie en voor het aangaan van de toekomstige uitdagingen.
Ik wil de rapporteur danken voor een zeer evenwichtige aanpak en de vele suggesties voor mogelijke vervolgstappen, maar het zal niet makkelijk zijn.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen, donderdag, plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
András Gyürk (PPE-DE), schriftelijk. - (HU) Er zijn weinig sectoren binnen de economie waarover de publieke opinie zo verdeeld is als over kernenergie. Kerncentrales stonden te boek als de vlaggenschepen van de technische ontwikkeling maar ook als de toonbeelden van veiligheidsrisico’s voor mensenlevens. Des te belangrijker is het om ons in te zetten voor beleid dat de voor- en nadelen van bepaalde energieproductiemethoden nuchter op een rijtje zet. Nu de discussies over de noodzaak van optreden tegen de wereldwijde klimaatverandering oplaaien, vormt de bijzonder lage uitstoot van kooldioxide bij de productie van kernenergie het hoofdargument.
Ik ben ervan overtuigd dat met de ontwikkeling van een uniforme en vrije Europese energiemarkt, de internalisering van de vooralsnog externe kosten van de energieproductie, alsmede de opheffing van obstakels die een effectieve marktwerking in de weg staan, ook op het gebied van de productie van kernenergie rationele investeringsbeslissingen genomen kunnen worden. Wat betreft de risico's voor het milieu en de menselijke gezondheid moeten we echter hoe dan ook een antwoord vinden op de tot dusver onopgeloste problemen wat betreft een ook op de lange termijn veilige methode voor opslag en verwerking van kernafval met een hoge radioactiviteit en wat betreft de bedrijfsveiligheid van kerncentrales. Daarom moeten we stappen nemen om ervoor te zorgen dat het onderzoek naar en de ontwikkeling van veilige toepassingen van kernenergie zo veel mogelijk aandacht en steun genieten.
Alessandro Battilocchio (NI), schriftelijk. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de vijftigste verjaardag van het Euratom-Verdrag komt op het juiste moment. Dit Verdrag was in eerste instantie weliswaar opgesteld om energievraagstukken aan te pakken, maar de EU heeft sindsdien, in de loop van de decennia, dit belangrijke beleid over het hoofd gezien en haar aandacht op andere, ofschoon even belangrijke, onderwerpen gericht.
De denkpauze over de toekomst van de Unie valt daarom samen met een diepe bewustwording van het belang dat een gemeenschappelijk en ambitieus energiebeleid toekomt. Die twee aspecten hangen nauw samen. De EU die we wensen - een economische macht, een veilig tehuis voor onze burgers, heerseres op het internationale podium en een instelling die vrij is van externe druk - zal feitelijk niet haalbaar zijn zonder een strategie die ons een zekere en duurzame interne energievoorziening garandeert. Europa moet leren om op eigen benen te staan.
De herziening van Euratom is een belangrijke stap in deze richting, met dien verstande dat daarmee het noodzakelijke juridische kader kan worden geboden voor een sector die zich helemaal heeft bewezen en productief is, met het oog op nieuwe technologieën en behaalde successen op het gebied van veiligheid en efficiency. Het is echter belangrijk om de deur open te houden voor andere elementen van de energiemix, zoals schone kolen en andere hernieuwbare energiebronnen die, ook al zijn ze nog niet in staat om alle bronnen die vandaag de dag in gebruik zijn, te vervangen, wel eens het winnende alternatief kunnen worden in de toekomst.
21. Gevolgen voor de volksgezondheid van het vliegtuigongeluk in Groenland (debat)
De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0156/2007) van Diana Wallis, namens de Commissie verzoekschriften, over de gevolgen die het vliegtuigongeluk dat in 1968 heeft plaatsgevonden bij Thule heeft voor de volksgezondheid (verzoekschrift 720/2002) (2006/2012(INI)).
Diana Wallis (ALDE), rapporteur. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dit verslag sluit goed aan bij het vorige debat, dat ging over de aard van het Euratom-Verdrag in het verleden, heden en de toekomst. Dit is een actueel, specifiek, afzonderlijk geval, dat duidelijk aantoont waarom we naar dit Verdrag moeten kijken als wij de Europese burgers in de toekomst veiligheid willen garanderen in geval van nucleaire incidenten.
Dit nucleaire incident had trieste gevolgen voor bepaalde mensen maar heeft ook een meer algemene weerslag op de gezondheid en de veiligheid van al onze burgers. De kracht van ons verzoekschriftensysteem bestaat er juist in dat mensen dergelijke voorvallen onder onze aandacht kunnen brengen wanneer zij niet de gewenste, of de verwachte ondersteuning krijgen van de Europese instellingen of het wetgevingskader. Onze burgers zeggen ons dat het Euratom-Verdrag niet werkt, en dus moeten we naar hen luisteren.
Ik neem u even mee terug naar een poolnacht in januari 1968, in het tijdperk van de Koude Oorlog - de feiten van dit verhaal doen inderdaad denken aan een internationale thriller. Een Amerikaanse B-52 bommenwerper krijgt problemen, de bemanning stelt alles in het werk om hem in veiligheid te brengen, en het vliegtuig komt neer in Groenland met een enorme hoeveelheid wapenplutonium aan boord. Bewoners van Groenland, die werkzaam waren op de Amerikaanse basis in Thule, begeven zich met husky-teams op het ijs om het neergestorte vliegtuig te bereiken, waarbij de Amerikanen vertwijfeld proberen om er als eerste bij te zijn. In de daarop volgende weken waren vele werkers uit Thule betrokken bij de opruimingswerkzaamheden. Er werd niet gewerkt onder gecontroleerde omstandigheden. De kleding die de mensen droegen, was slechts geschikt voor bescherming tegen de koude - achteraf bleek zelfs dat de kleding van velen van hen dermate radioactief besmet was dat deze vernietigd moest worden. In de daarop volgende maanden en jaren kreeg een groot aantal Thule-werknemers last van ernstige gezondheidsproblemen. De heer Carswell, in dit geval de indiener van het verzoekschrift, was een van hen.
Dit is een lang verhaal dat uitgebreid in de Deense rechtbanken behandeld is en waarover veel verslagen zijn geschreven en debatten en discussies zijn gevoerd. We kijken hier naar een zeer specifiek aspect van dit verhaal, te weten de rechten van de Thule-werkers op grond van Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996, tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren. Er zijn allerlei juridische argumenten gebruikt tegen de indieners van het verzoekschrift, en ik zal daar verder niet op ingaan. Ik volsta met te zeggen dat deze in het verslag zijn uiteengezet en serieus worden behandeld, en daarbij heb ik het over zowel de kwestie van de tijdelijke en geografische toepassing van het Verdrag op Groenland als de kwestie van de toepassing op militaire incidenten. Voor de lidstaat in kwestie was het geen militair incident. Het militaire element betrof een derde land, en daarom treden wij in het voetspoor van het EHJ en stellen dat de richtlijn inderdaad van toepassing kan zijn.
Dit is echter niet slechts een juridische zaak, maar bovenal een politieke zaak - een zaak die zelfs aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens getoetst kan worden, waarin staat dat een staat verplicht is om adequate maatregelen te nemen ter bescherming van het leven van degenen die onder hun jurisdictie vallen. Waar we echter absoluut duidelijk over zijn is het feit dat deze richtlijn overlevenden het recht geeft op medische controle, gepast toezicht en interventiemaatregelen - en niet slechts op de statistische exercities die tot op heden zijn uitgevoerd. Ze hebben recht op passende klinische en medische controle, die goed zou zijn niet alleen voor de overlevenden maar ook voor de gezondheid en veiligheid van alle Europese burgers indien zich in de toekomst soortgelijke gevallen zouden voordoen. Als dat niet is toegestaan, dan is dat een teken dat het Verdrag niet werkt, en dus is het nodig om er aandacht aan te besteden en het te herzien.
Ik vrees de collega’s te moeten vragen om de amendementen te verwerpen. Zij zijn onduidelijk, verwijzen naar niet nader in het verzoekschrift gespecificeerde voorvallen, of hebben tot doel de argumentering van het verslag te ondermijnen. Daarom vraag ik u dit verslag ongewijzigd aan te nemen, namens de overlevenden van Thule en in de hoop van een toekomstige herziening van het Verdrag.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ten eerste wil ik de rapporteur danken voor het werk dat zij voor dit zeer belangrijke verzoekschrift heeft verricht. De Commissie heeft veel sympathie voor de indieners van het verzoekschrift, die na hun deelname aan de reddingsoperatie na de luchtvaartramp in 1968 een zeer moeilijke tijd hebben doorgemaakt. Tegelijkertijd zou ik willen zeggen dat de Commissie deze kwestie in de afgelopen vijf jaar op de voet heeft gevolgd. De Commissie heeft de kwestie zorgvuldig vanuit een juridische invalshoek bestudeerd en samengewerkt met de Commissie verzoekschriften en de rapporteur.
De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de eisen van de rekwestranten in dit geval niet gebaseerd kunnen zijn op Gemeenschapsrecht, maar uitsluitend afgedwongen kunnen worden op grond van de Deense nationale wetgeving voor de Deense overheid en rechtbanken. In dit licht bezien moet voor deze zaak een politieke en geen juridische oplossing worden gevonden. Ik ben ervan overtuigd dat de voorgestelde resolutie van het Europees Parlement een bijdrage kan leveren tot het vinden van een dergelijke politieke oplossing.
Om ervoor te zorgen dat in de toekomst situaties als die welke aanleiding was tot dit verzoekschrift, onder de Euratom-wetgeving kunnen vallen zal de Commissie nagaan of het mogelijk is een bepaling op te nemen betreffende de toepassing van stralingsbeschermingvereisten in situaties die ontstaan als gevolg van militaire activiteiten. We zouden een dergelijke bepaling kunnen opnemen in het kader van de op til zijnde herziening en herschikking van Richtlijn 96/29/Euratom tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren. We zullen echter uitvoerig moeten onderzoeken of een dergelijke bepaling verenigbaar is met de jurisprudentie.
Michael Cashman, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal mijn aantekeningen opzij leggen en vertellen wat ik denk en niet wat ik zou moeten zeggen.
De commissaris spreekt zijn sympathie uit, maar daar hebben wij geen behoefte aan. Wat wel nodig is, is de handhaving van de grondrechten, die hier cruciaal zijn, van het recht op toegang tot informatie, zodat mensen er zeker van kunnen zijn dat wat er met hen gebeurd is, niet levensbedreigend is.
Het zou voor de hand liggen om de overheid van een van de lidstaten aan te vallen. Dat wil ik niet doen. Ik wil proberen een oplossing te vinden voor de mensen die dit verzoekschrift hebben ingediend.
Commissaris, u spreekt over een politieke oplossing. Welnu, dan wil ik u er graag aan herinneren dat dit een politieke instelling is, en juist daarom benaderen wij de Europese Commissie om ons te helpen bij het vinden van een oplossing.
Een oplossing komt niet met medeleven, maar wel met vastberadenheid, met het vastberaden besluit om de Deense overheid, onder de auspiciën van goede en loyale samenwerking, zoals bepaald in de Verdragen van Maastricht en Amsterdam, te vragen om gevolg te geven aan het verzoek om informatie van de rekwestranten en de werknemers die betrokken waren bij de opruimingswerkzaamheden na deze tragedie. Biedt u hun geen medeleven maar de politieke invloed en steun van de Commissie, en vraagt u de betrokken lidstaat om deze informatie, die voor deze mensen van essentieel belang is, vrij te geven, zodat zij zich ervan te kunnen verzekeren dat zij geen risico lopen en niet voor hun leven hoeven te vrezen. Meer vragen wij niet.
Ik zal u niet langer ophouden. Ik heb genoeg van de reactie van de Commissie ‘dat wij hier niets mee te maken hebben’. Dat is de beste manier om het Euroscepticisme te versterken, dat in de EU aan kracht wint en dat helaas in Denemarken overheersend is.
Marios Matsakis, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, dit is een uniek verslag over een uniek verzoekschrift en mevrouw Wallis heeft dit uitstekend afgehandeld. Als we de juridische kwesties even buiten beschouwing laten, zien wij dat het verzoekschrift waarop dit verslag is gebaseerd een aantal belangrijke punten opwerpt. Ik zal kort op drie punten ingaan.
Punt een: zelfs met de striktste veiligheidsmaatregelen blijft er altijd een kans op ongelukken met kernwapens. Eigenlijk hebben we geluk gehad, gezien de omstandigheden waaronder het vliegtuigongeluk met de Amerikaanse B-52 in Groenland plaatsvond. Stelt u zich de gevolgen eens voor als een dergelijke ramp in een dichtbevolkt gebied zou plaatsvinden, bijvoorbeeld in de omgeving van een Amerikaanse luchtmachtbasis in Midden-Europa. Mensen die beweren dat kernwapens in vredestijd absoluut veilig zijn, vertellen dus maar deels de waarheid.
Punt twee: om de gevolgen op de korte- en lange termijn voor de menselijke gezondheid en het milieu te minimaliseren, dienen na een nucleair ongeval direct grondig voorbereide plannen ten uitvoer te worden gebracht. Het lijkt erop dat de bevoegde autoriteiten - in dit geval de Amerikaanse luchtmacht en de Deense overheid - slecht voorbereid waren en het probleem niet op de juiste manier hebben afgehandeld, met name op het vlak van de bescherming van het burgerpersoneel en het bieden van gezondheidskundig toezicht en controle op lange termijn. Dit manco heeft geleid tot talrijke voortijdige sterfgevallen als gevolg van kanker, in gevallen waarin vroege signalering veel betere overlevingskansen had kunnen bieden. Mensen die beweren dat de bevoegde autoriteiten de meest geschikte partij zijn om de gevolgen van een ongeval met kernwapens naar behoren af te handelen, vertellen dus maar deels de waarheid.
Punt drie: na een ongeval met kernwapens zou men verwachten dat de overheid in kwestie transparantie en samenwerking met de getroffen bevolking zou nastreven. Dat was niet het geval bij het vliegtuigongeluk in Groenland, omdat de Deense overheid weigerde om toegang te verlenen tot de milieustralingsrapporten die nodig zijn om de stralingsdosis te schatten waaraan de getroffen werkers zijn blootgesteld. Bovendien was de door de Deense overheid verstrekte informatie op gevaarlijke wijze misleidend. Met andere woorden, wij kunnen zelfs geen vertrouwen hebben in de wetenschappelijke rapporten die worden opgesteld door overheden na een ongeval met kernwapens.
De algemene boodschap is daarom duidelijk: kernwapens kunnen zelfs in tijden van vrede dood en verderf veroorzaken. Dus de beste manier om daarmee om te gaan is gewoon geen kernwapens erop na te houden. Mijn laatste opmerking na de uitspraken van de commissaris is dat de indieners van het verzoekschrift, na jaren van lijden en strijd, genoegen moeten nemen met het medeleven van de EU maar dat ze op praktische bijstand niet hoeven te rekenen.
Marcin Libicki, namens de UEN-Fractie. - (PL) Mevrouw de Voorzitter, allereerst zou ik mevrouw Wallis van harte willen bedanken voor haar - zoals altijd - uitstekende verslag. Het is mij een waar genoegen te kunnen zeggen dat we in dit Parlement een rapporteur hebben die keer op keer uiterst nauwkeurige verslagen opstelt, in het bijzonder vanuit juridisch oogpunt, wat hier van wezenlijk belang is.
In 1968 is een Amerikaans vliegtuig neergestort met kernwapens aan boord. De indiener van het verzoekschrift, dat bij onze commissie terechtgekomen is, heeft lichamelijke schade opgelopen en is van mening dat hij geen gepaste compensatie heeft ontvangen.
De Commissie verzoekschriften was weer eens het laatste redmiddel voor een groot aantal mensen dat nergens anders nog rechtvaardigheid vindt. Deze situatie heeft aanleiding gegeven tot een zeer interessant juridisch aspect waarmee mevrouw Wallis uitstekend omgesprongen is. Het ongeluk vond plaats in 1968, terwijl Denemarken in 1973 samen met Groenland toetrad tot de Europese Unie en Groenland de Unie in 1985 opnieuw verliet. De richtlijn tot vaststelling van de basisnormen voor de veiligheid bij dergelijke ongelukken, richtlijn 96/29/Euratom van de Raad, dateert echter van 13 mei 1996. Hoewel deze data de indruk lijken te wekken dat de indiener van het verzoekschrift geen schijn van kans had om hier rechtvaardigheid te vinden, heeft mevrouw Wallis aangetoond dat, overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie, nieuwe bepalingen van de Gemeenschapswetgeving in beginsel van toepassing zijn op de toekomstige gevolgen van situaties die zich hebben voorgedaan voordat de nieuwe regels van kracht werden, zoals de terugtrekking van Groenland uit de Europese Unie.
Als de lidstaten de relevante richtlijnen zouden toepassen, zou de Commissie verzoekschriften veel minder problemen moeten afhandelen. Ik geef slechts drie voorbeelden: de zaak-Lloyds, de zaak-Equitable Life en de zaak betreffende de misbruiken inzake ruimtelijke ordening in Spanje. Deze drie kwesties zijn het gevolg van het feit dat de relevante richtlijnen in de betrokken lidstaten niet correct ten uitvoer werden gelegd. De slachtoffers hebben recht op een compensatie voor de geleden schade en wij allemaal op meer veiligheid in de toekomst.
Margrete Auken, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DA) Mevrouw de Voorzitter, dit is een akelige toestand. Het is absurd en volstrekt onverantwoord dat kernwapens gedurende de Koude Oorlog op deze nonchalante wijze zijn rondgevlogen. Dat is het werkelijke schandaal van de Thule-zaak. Hoe onaanvaardbaar het echter ook is om zo slordig met kernwapens om te gaan, wij kunnen het ons om die reden niet permitteren om iets te beweren wat onjuist is gebleken. We hebben geen bewijs dat een aantal Thule-medewerkers gestorven is aan letsel ten gevolge van straling. We kunnen ook niet beweren dat de relevante gezondheidsonderzoeken niet zijn verricht. Die zijn wel verricht, en uit de resultaten daarvan blijkt het tegenovergestelde van wat wordt beweerd door de rekwestrant en nu ook door het verslag. Dat moeten we respecteren.
De amendementen van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie willen fouten en ongegronde beweringen verwijderen. We zijn het echter met mevrouw Wallis eens dat Denemarken zich niet kan onttrekken aan de bevoegdheid van de EU. De B-52 bommenwerper is niet de enige nucleaire activiteit waardoor het gebied bij Thule is verontreinigd. Alles moet worden onderzocht, en de EU moet ervoor zorgen dat dat gebeurt. Wil het verslag echter van enige betekenis zijn, mogen er geen feitelijke onjuistheden in staan. Als we een verslag met fouten aannemen, dan tasten we slechts onze eigen geloofwaardigheid aan. Ik heb er geen belang bij om in deze zaak de Deense regering te verdedigen. Integendeel, de Deense regering heeft mevrouw Wallis slecht behandeld en heeft er veel te lang over gedaan om de resultaten van de vele onderzoeken naar het Parlement op te sturen. Desalniettemin hopen wij heel erg dat het verslag op de juiste wijze wordt aangenomen, zodat er een goed en krachtig verslag tot stand komt, dat vervolgens ook effect kan hebben en dat niet gewoon terzijde wordt gelegd omdat het de feiten niet respecteert.
Søren Bo Søndergaard, namens de GUE/NGL-Fractie. - (DA) Mevrouw de Voorzitter, het vliegtuigongeluk op 21 januari 1968 in het noordwesten van Groenland leidde niet alleen tot 850 meter hoge vlammen, maar ook tot grote radioactieve vervuiling. De Deense autoriteiten wilden dat de zaak geheim werd gehouden. Ze wisten dat hun stilzwijgende aanvaarding van Amerikaanse vliegtuigen met nucleaire wapens in het luchtruim boven Groenland impopulair was bij de Deense en de Groenlandse bevolking. Daarom duurde het achttien jaar voordat de autoriteiten zich begonnen te interesseren voor de gezondheidstoestand van de betrokken Groenlanders en de civiele werkers die bij het opruimwerk betrokken waren. Tot op de dag van vandaag hebben de betrokken burgers geen volledige inzage in hun zaak gekregen. Dat komt onder andere doordat de opeenvolgende Deense regeringen hebben geweigerd om zich te houden aan de bepalingen van het Euratom-Verdrag, dat ze nota bene zelf hebben ondertekend.
Volgens de GUE/NGL-Fractie is dat het centrale punt van het voorstel van mevrouw Wallis. Wij kunnen de eerste vier van de vijf amendementen van de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie steunen, maar we zullen bij de eindstemming in elk geval voor het voorstel stemmen.
Jens-Peter Bonde, namens de IND/DEM-Fractie. - (DA) Mevrouw de Voorzitter, voor het eerst in 28 jaar stem ik morgen voor kritiek op mijn eigen regering in Denemarken. Ik schaam mij over ons gedrag jegens de paar honderd overlevenden van het Amerikaanse nucleaire ongeval op Groenland in 1968. Ze kregen na het ongeval opdracht om op te ruimen, maar men gaf ze geen persoonlijke beschermingsmiddelen, omdat men wilde verhullen dat het om een nucleair ongeval ging. Velen van hen zijn later gestorven aan kanker. Er worden dieren geboren met gebreken die vermoedelijk het gevolg zijn van het ongeval. De heer Carswell heeft deze zaak voor de Commissie verzoekschriften gebracht. Hij is zelf vijftig keer in het ziekenhuis geweest voor zijn letsel. Mevrouw Wallis heeft voor de commissie grondig werk verricht met hoorzittingen en bezoeken gedurende drie jaar, en dan komt mevrouw Auken naar deze vergadering, waarin moet worden gestemd, en vraagt om het hele werk nog eens over te doen. De zaak is heel eenvoudig. Het gaat er niet om of er al dan niet sprake was van straling. Het gaat erom dat de overlevenden volgens het Euratom-Verdrag recht hebben op een jaarlijks gezondheidsonderzoek, ongeacht de omvang van hun letsel, en dat ze recht hebben op toegang tot hun eigen medische dossiers. Denemarken moet gehoor geven aan die twee eisen.
Ik wil mevrouw Wallis en de commissie bedanken voor hun zeer serieuze inspanningen in deze zaak. Ik heb zelf aan alle bijeenkomsten deelgenomen, en als mevrouw Auken belangstelling had getoond tijdens de behandeling van deze zaak, had ze om vijf minuten over twaalf geen amendementen hoeven in te dienen. Stelt u zich eens voor dat alle andere verslagen in het Parlement opnieuw moesten worden behandeld omdat mevrouw Auken niet heeft deelgenomen aan de behandeling in de parlementaire commissie. Stemt u morgen voor het verslag, zonder de op het laatste moment ingediende amendementen.
Nu zegt de Commissie dat er behoefte is aan een politieke oplossing. Een aantal van ons heeft zo’n politieke oplossing proberen te bereiken. Ik heb persoonlijke brieven aan de minister-president gestuurd met het oog op een politieke oplossing van de zaak. Hij stond daar sympathiek tegenover, maar er kwam geen oplossing, omdat we een ambtelijk apparaat hebben dat in deze zaak niet wil toegeven. Wat is het fijn dat de burgers in zo’n geval een Commissie verzoekschriften hebben waartoe ze zich kunnen wenden als de ambtenaren niet naar hen willen luisteren.
Andris Piebalgs, lid van de Commissie. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, waarde collega’s, rechten kunnen worden gehandhaafd als er wetgeving is. De Commissie heeft dit grondig onderzocht. Helaas kan ik hieraan, zelfs na dit zeer professionele debat, verder niets toevoegen.
Tegelijkertijd kan ik zeggen dat het verslag een referentiedocument zal zijn voor toekomstig communautair optreden op dit vlak.
De Voorzitter. - Het debat is gesloten.
De stemming vindt morgen, donderdag, plaats.
22. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen