De Voorzitter. - Aan de orde is het verslag (A6-0088/2007) van David Martin, namens de Commissie internationale handel, over de handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie (2006/2236(INI)).
David Martin (PSE), rapporteur. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, alvorens ik inga op de kern van dit verslag wil ik graag mijn schaduwrapporteurs bedanken voor hun samenwerking bij de voorbereiding van het verslag. In het bijzonder wil ik het DG Handel en het DG Ontwikkeling van de Commissie bedanken, die - en ik ben blij dat te kunnen zeggen - zich vol overgave samen met het Parlement voor deze specifieke kwestie hebben ingezet. Tot slot zou ik Pelayo Castro Zuzuarregui, de ambtenaar van het Parlement met wie ik aan dit verslag heb gewerkt, graag willen bedanken. Hij gaat ons voor een jaar verlaten - we hopen dat het slechts één jaar zal zijn! - om voor de Spaanse premier te werken. Ik heb met hem aan dit verslag en aan een aantal andere verslagen gewerkt, en vond het altijd intellectueel stimulerend om in zijn gezelschap te verkeren. Ik wens hem dan ook het allerbeste.
Nu terzake. Aid for Trade is een belangrijk werktuig om de ontwikkelingslanden bij de wereldeconomie te betrekken. Ik wil echter meteen benadrukken dat het geen substituut vormt voor de Doha-Ontwikkelingsronde, maar er een aanvulling op is. Het is duidelijk dat marktliberalisering op zich niet voldoende is om de ontwikkelingslanden te integreren in de wereldeconomie. Je hoeft maar te kijken naar de ervaring van de afgelopen 40 jaar. Het aandeel van de minst ontwikkelde landen in de wereldhandel is bijna gehalveerd van 1,9 tot 1 procent, ondanks de tariefvermindering na de Urugay-ronde plus andere tariefverminderingen en recente inspanningen zoals het ‘alles behalve wapens’-initiatief, waarmee ontwikkelingslanden rechten- en quotavrije toegang kregen. Liberalisering is daarom mijns inziens belangrijk maar is op zichzelf duidelijk niet voldoende geweest om de ontwikkelingslanden volledig bij de wereldeconomie te betrekken.
Laat ik duidelijk zijn: ik beweer niet dat handelsgebonden hulpverlening op zichzelf een panacee is. Het is echter wel vrij duidelijk dat er nu een groeiende consensus bestaat over de voordelen die handelsgebonden hulpverlening zou kunnen bieden. De ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong in december 2005 heeft een ambitieus werkprogramma opgezet voor Aid for Trade en meer steun toegezegd om ontwikkelingslanden te helpen bij de aansluiting op de wereldeconomie. Dit volgde op de toezegging die de heer Barroso op de G8-top in Gleneagles deed, toen hij zei 1 miljard euro EU-geld en 1 miljard euro afkomstig uit de lidstaten te zullen aanwenden voor steun aan de begrotingslijn voor Aid for Trade.
Hoewel dit allemaal zeer welkom is en ten tijde van de aankondiging heel indrukwekkend klonk, moeten wij ons realiseren dat de toename in wezen zeer bescheiden is. De bijdrage van de Europese Unie zal worden opgetrokken van ongeveer 850 miljoen euro nu tot 1 miljard euro, terwijl de bijdrage van de lidstaten - als zij hun beloftes nakomen - zal stijgen van 300 miljoen euro naar 1 miljard euro.
Afgelopen oktober heeft de Raad Algemene Zaken opgeroepen tot de ontwikkeling van een handelstrategie om in kaart te brengen hoe wij deze beloftes kunnen nakomen. Mijn verslag geeft enkele hoofdpunten aan die, naar ik hoop, zullen terugkomen in die strategie. Ten eerste wil ik, met betrekking tot de werkingssfeer van de handelsgebonden hulpverlening, dat het miljard van de heer Barroso wordt gemeten aan de bestaande grondslag die bestaat uit twee categorieën: aan de ene kant handelsbeleid en -reglementering en aan de andere kant ontwikkeling van het handelsverkeer. Ik verwelkom evenwel het feit dat de WTO-task force daar nog drie andere categorieën aan heeft toegevoegd: handelsgebonden aanpassingen, handelsgebonden infrastructuur en productiecapaciteit. Dit zijn vitale aspecten van de agenda voor handelsgebonden hulpverlening, en ik hoop dat er extra middelen kunnen worden gevonden om de ontwikkelingslanden te helpen bij de aanpak van zaken als de geleidelijke afschaffing van preferenties, de vermindering van de overheidsinkomsten als gevolg van de lagere douanerechten en hulp bij de aanpassing aan de nieuwe concurrentiedruk als gevolg van de regionalisatie, zoals economische partnerschapovereenkomsten.
Mijn verslag bepleit dat handelsgebonden hulpverlening gestuurd moet worden door de vraag en het betrokken land ownership heeft. In dit verband zou het geïntegreerd ontwikkelingsbeleid van de Wereldhandelsorganisatie het belangrijkste diagnostische werktuig moeten worden voor de ontwikkelingslanden en hen moeten helpen vaststellen waar handelsgebonden hulpverlening het grootste voordeel kan opleveren. Ook moeten we ervoor zorgen dat de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld in de ontwikkelingslanden worden betrokken bij het proces. Ofschoon handelsgebonden hulpverlening zonder twijfel een andere benadering is van algemene ontwikkelingshulp, zou het naar mijn mening moeten worden gebaseerd op dezelfde basisprincipes van armoedebestrijding en duurzame groei en moeten de millenniumdoelstellingen ons belangrijkste referentiepunt blijven.
Het verheugt me dat veel van de zaken waar wij in dit verslag om hebben verzocht, terug zijn te vinden in de in april gepubliceerde mededeling van de Commissie. Het is misschien naïef, maar ik wil graag geloven dat dat mede te danken is aan de intensieve wisselwerking tussen de DG’s van de Commissie en het Europees Parlement. Ik hoop dat het ook zijn weerspiegeling zal krijgen in de definitieve, gezamenlijke EU-handelsstrategie die na de zomer wordt goedgekeurd.
Ik heb in mijn verslag vandaag opgeroepen tot tweejaarlijkse verslaglegging aan het Parlement, zodat wij kunnen controleren of de lidstaten en de Commissie zowel kwalitatief als kwantitatief de door hen beloofde hulp leveren. Alle instellingen hebben zich tot nu toe bereid getoond om gemeenschappelijk de beloften na te komen van deze naar mijn mening belangrijke strategie, die een belangrijke, zij het bescheiden, bijdrage kan leveren aan de integratie van de armste landen van de wereld in het wereldwijde handelssysteem.
Peter Mandelson, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur, David Martin, graag bedanken voor hetgeen ik beschouw als een zeer waardevol verslag over handelsgebonden hulpverlening. Ik ben blij dat hij heeft gerefereerd aan de millenniumdoelstellingen, aangezien deze onze leidraad en ons streefdoel vormen. Ik ben het met hem eens dat vrijhandel weliswaar een noodzakelijke voorwaarde is voor ontwikkeling maar geen toverstokje, net zomin als Aid for Trade een panacee is, hoe noodzakelijke component ze ook is van iedere ontwikkelingsstrategie.
Ik denk dat met dit verslag een zeer sterk engagement wordt getoond voor de handelsgebonden hulpverleningagenda, waar ik volledig achter sta. Ik heb ook de zeer bruikbare suggesties en leidraad gelezen met betrekking tot de gezamenlijke EU-strategie voor handelsgebonden hulp, waar ik zeer dankbaar voor ben. Verder ben ik erg blij met de betrokkenheid van het Parlement bij dit proces.
Vanaf 2005 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een duidelijke gezamenlijke visie ontwikkeld op de belangrijkste uitgangspunten van handelsgebonden hulpverlening. Wij zijn het er allen over eens dat handel een belangrijke katalysator kan zijn voor groei en armoedebestrijding in ontwikkelingslanden, maar de succesvolle integratie van ontwikkelingslanden in het wereldhandelssysteem vereist meer dan betere markttoegang en versterking van de internationale regelgeving. Wat dat betreft wordt in de besluiten van de Raad Algemene Zaken van 14 en 15 mei dit jaar gewezen op de cruciale rol van handelsgebonden hulpverlening.
Wij staan nu voor de uitdaging om deze uitgangspunten in de praktijk te brengen door middel van de EU-strategie voor handelsgebonden hulpverlening, waar de Commissie en de lidstaten gezamenlijk aan werken. Deze strategie moet een routekaart vormen om onze financiële beloftes na te komen, een leidraad bieden om de effectiviteit van onze hulp te vergroten, een raamwerk zijn voor monitoring en verslaglegging met betrekking tot handelsgebonden hulp, en kijken naar de mogelijkheden van de Commissie en de lidstaten om de handelsgebonden hulp te leveren. De strategie zal in oktober van dit jaar gereed zijn, en zal dan worden gepresenteerd tijdens de WTO-rapportage over handelsgebonden hulp. Dit verslag van het Parlement is dus ruim op tijd.
Ik wil graag ingaan op enkele specifieke zaken die in het verslag naar voren worden gebracht, en eerst en vooral op de kwestie van de uitbreiding van de werkingssfeer van de handelsgebonden hulp overeenkomstig de financiële beloften van de EU. Laat me benadrukken dat de geloofwaardigheid van onze beloften van groot belang is, en het moet glashelder zijn dat de reikwijdte van onze belofte niet zal worden veranderd. De 2-miljarddoelstelling blijft gerelateerd aan de categorieën handelsbeleid en handelsontwikkeling.
Ik hecht groot belang aan de meer algemene handelsgebonden hulpagenda, met inbegrip van de opbouw van productiecapaciteit bovenop de steun voor handelsontwikkeling, infrastructuur en aanpassing. Voor deze zeer kapitaalintensieve gebieden zijn duidelijk extra hulptoezeggingen nodig, maar laat me nogmaals benadrukken dat deze inspanningen niet op het conto van onze financiële beloften zullen worden geschreven.
Wat betreft het gebrek aan extra middelen ter aanvulling van het Europees Ontwikkelingsfonds voor ACS-landen: wij zouden graag meer willen doen, maar de Commissie heeft geen zeggenschap over de begroting van het Europees Ontwikkelingsfonds. Daar beslissen de EU-lidstaten over. Er zijn slechts beperkte uitzonderingen, maar daarbij is ook goedkeuring door de lidstaten vereist. Zij hebben betrekking op zeer specifieke doeleinden zoals de aanpassingen ten gevolge van de hervorming van de suikersector.
Wat het geïntegreerd ontwikkelingsbeleid betreft, kan ik tot mijn vreugde bevestigen wat ik in Hongkong al heb aangekondigd. De Commissie is bereid om in de eerste twee jaar 10 miljoen euro uit te trekken voor het multilaterale deel van het ruimere geïntegreerde ontwikkelingsbeleid. Daarbovenop zal de Commissie het multilaterale beleid aanvullen met substantiële bilaterale en regionale financieringen om activiteiten te verwezenlijken die zijn vastgesteld in het geïntegreerd ontwikkelingsbeleid en waaraan de respectieve partnerregeringen ook prioriteit hebben gegeven. Wij zullen ook human resources en capaciteit in het veld leveren om het geïntegreerd ontwikkelingsbeleid beter te laten functioneren.
De kwestie van de aanpassingssteun wordt terecht benadrukt in het verslag. Ik ben het er echter niet mee eens dat de EPO-onderhandelingen in deze context speciale vermelding verdienen. Aanpassingssteun is relevant met betrekking tot alle externe handelsschokken. Zij kunnen voortvloeien uit handelsoverleg maar ook een gevolg zijn van unilaterale hervormingen zoals in het geval van de suiker. Bij iedere uitkomst van de EPO-onderhandelingen, zullen de verplichtingen van de ACS-partners gefaseerd worden ingevoerd gedurende een zeer lange periode. Dit zal de aanpassing vergemakkelijken en de behoeften aangeven die wij moeten helpen lenigen.
Tot slot hebben we nota genomen van uw verzoek om het handelsintegratiemechanisme van het IMF te zien als onderdeel van de handelsgebonden hulpverleningstrategie van de EU. Wij denken dat dit beter kan worden aangepakt in samenwerking met andere internationale donoren, bijvoorbeeld als onderdeel van de wereldwijde rapportage van de handelsgebonden hulp op WTO-niveau.
Ik wil nogmaals mijn grote waardering uitspreken voor de politieke steun van dit Parlement aan Aid for Trade en onze bereidheid uitspreken tot samenwerking met het Europees Parlement om verdere vooruitgang te boeken, en daar verheug ik me op.
Margrietus van den Berg (PSE), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. - Voorzitter, handel en ontwikkelingssamenwerking zijn zeer nauw met elkaar verweven, zoals de commissaris terecht zei. Willen we de millenniumdoelstellingen in 2015 realiseren, dan kunnen en moeten hulp en handel elkaar aanvullen.
De ontwikkelingslanden hebben onze hulp nodig om hun regionale markten verder te ontwikkelen. Daarbij is een versnelde verbetering van de regels van oorsprong essentieel. Europa en de ontwikkelingspartners moeten gezamenlijk zoeken naar een task force voor ontwikkeling, die deze opbouw van de lokale markten handen en voeten kan geven.
Deze task force moet bestaan uit deskundigen op het gebied van handels- en ontwikkelingsbeleid en kan helpen bij de ontwikkeling en implementatie van concrete handelsversterkende maatregelen. Daarbij moeten we onder meer denken aan alternatieve belastinginkomsten, versterking van de productiecapaciteit en standaardisatie en creatie van gezamenlijke buitengrenscontroles. Vooral de human resources moeten verder worden ontwikkeld. Dergelijke praktische ondersteuning zou een echte hulp zijn bij het tot bloei laten komen van de lokale markten en onderlinge handel. Voor de grote infrastructuur denken wij eerder aan de EIB.
Deze handelsgerichte hulp mag echter geen sigaar uit eigen doos zijn. Dus niet uit het bestaande ontwikkelingsbudget worden gefinancierd. De PSE-Fractie wil nieuw geld, anders zou namelijk minder geld beschikbaar zijn voor het halen van de millenniumdoelstellingen en dat is tenslotte het centrale streefdoel waar ook de commissaris zich zojuist van harte achter stelde en waarmee we hem succes wensen.
Maria Martens, namens de PPE-DE-Fractie. - Voorzitter, commissaris, lange tijd hebben we ontwikkelingslanden op allerlei terreinen gesteund, behalve op het gebied van handel. Mede daardoor zijn landen en hun economieën in grote mate subsidie-afhankelijk gebleven.
Economische groei blijkt onontbeerlijk om armoede effectief te bestrijden. Kijk naar de geweldige vooruitgang die landen in Azië hebben doorgemaakt. Korea is een goed voorbeeld. Meer en meer komen we er dan ook achter dat handel buitengewoon grote kansen voor de economische groei van arme landen biedt.
Ontwikkelingslanden hebben vaak nog niet de juiste infrastructuur om op de wereldmarkt te kunnen opereren. Daarom hebben deze landen onze ondersteuning nodig en daarom is er de handelsgebonden hulpverlening. Deze is erop gericht ontwikkelingslanden in staat te stellen om te functioneren op de internationale markt. Via handelsgebonden hulpverlening kunnen landen bijvoorbeeld de regelgeving verbeteren op terreinen die de handel raken, zoals belastingen en douane. Het gaat om het verbeteren van wegen en waterwegen, bestrijding van fraude en corruptie, versterken van de productiecapaciteit en ook diversificatie. Veel landen zijn immers afhankelijk van slechts één landbouwproduct. Diversificatie van producten bevordert een stabielere economie.
Ook is capaciteitsopbouw nodig om goede onderhandelaars op te leiden. Voorzitter, omdat handelsgebonden hulpverlening dit doet, de arme landen hulp bieden, om hun economieën te versterken en hun onafhankelijkheid te vergroten, daarom ben ik blij met dit initiatief.
Handelsgebonden hulpverlening, het is al gezegd, is geen wondermiddel, geen panacee voor ontwikkeling, maar wel noodzakelijk om ontwikkelingslanden aansluiting te laten vinden op de internationale markt. Mijn complimenten aan rapporteur David Martin voor de inhoud en ook voor de plezierige samenwerking, waardoor er een inhoudelijk sterk en breed gedragen verslag voorligt.
Voorzitter, commissaris, om dit instrument ook effectief te laten zijn, vraag ik de Commissie om een goed werkprogramma - haalbaar en realistisch - en een goede samenwerking met de lidstaten.
Sajjad Karim, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen de rapporteur graag bedanken voor de manier waarop hij dit verslag heeft opgesteld. Zoals altijd stond de heer Martin open voor zijn collega’s en was hij bereid compromissen met hen te sluiten. Het verslag dat daarbij uit de bus is gekomen geeft uiting aan een echte consensus in de Commissie internationale handel. Dat gezegd hebbende, en aangezien de schaduwrapporteurs was gevraagd om geen amendementen in te dienen in de plenaire vergadering, teneinde die geest van consensus te kunnen behouden, zou het van respect hebben getuigd als de PSE-Fractie zich aan die afspraak had gehouden. Desalniettemin denk ik dat wij genoeg hebben gedaan om te garanderen dat de consensus behouden blijft tijdens de behandeling in de plenaire vergadering.
Ik was niet verrast dat er zo’n grote eensgezindheid bestond over een cruciale kwestie als de handelsgebonden hulpverlening van de EU. De G8-top in Gleneagels, waar de Commissie en de EU-regeringen beide 1 miljard euro hulp toezegden aan de armsten der aarde, werd voorafgegaan door een zeer populaire campagne. Via de Make Poverty History-marsen, de Live Aid-concerten en andere manifestaties hebben miljoenen mensen hun stem laten horen. Zij zijn terecht kwaad over de oneerlijke handelsregels en sterk beschermde markten die mensen die in armoede leven tegenwerken, en zij zijn er heilig van overtuigd dat er iets moet veranderen. Als wij willen voortbouwen op de grootschalige mobilisatie van de publieke opinie, moeten wij op ieder niveau druk blijven uitoefenen, zowel in de EU zelf als internationaal.
De hamvraag is of de politieke wil bestaat om die verandering tot stand te brengen. Handelsgebonden hulpverlening moet ervoor zorgen dat de armste landen in staat worden gesteld om te profiteren van de toegenomen handelsliberalisering, kunnen beschikken over efficiënte douanekantoren, betere infrastructuur en belastingstelsels die niet steunen op invoer- en uitvoerrechten, en maatregelen tegen corruptie kunnen nemen, zodat het geld terechtkomt bij de mensen die het hebben verdiend.
Uiteindelijk zullen wij niet worden afgerekend op hoeveel wij beloofd hebben, maar op hoeveel wij gedaan hebben. Hulp beloven is makkelijker gezegd dan gedaan. Wij zijn allemaal bekend met trucs als dubbel tellen en opnieuw labelen, waarmee alle beloftes worden gerecycled als nieuw geld.
Het handelsgebonden hulpverleningspakket van de EU kan een unieke rol spelen bij de totstandkoming van duurzame ontwikkeling, groei en welvaart in de ontwikkelingslanden. Daarom moet het nieuw geld zijn, geld dat bovenop de bestaande toezeggingen komt. Het mag niet ten koste gaan van het geld dat al is uitgetrokken voor andere cruciale ontwikkelingsprojecten, zoals gezondheid en onderwijs.
Terwijl Aid for Trade aanstuurt op ontwikkeling op de lange termijn, moet het halen van korte termijndoelstellingen, zoals de millenniumontwikkelingsdoelstellingen, de kern blijven van het internationale ontwikkelingsbeleid van de EU. Ook daar moeten wij beter presteren: zo’n 50 miljard Amerikaanse dollar meer per jaar, in plaats van de huidige toezegging voor een periode van vijf aar. Als er vastberaden politieke wil is vereist om Aid for Trade uit te voeren, dan is er politieke moed voor nodig om te zorgen dat wij de millenniumdoelstellingen halen in sub-Sahara Afrika.
Hulp werkt het beste als die beantwoordt aan de gemeenschappelijke doelstellingen van donor en ontvanger. Wij moeten ons concentreren op het vinden van oplossingen die het beste passen bij de behoeften van een land. Dat betekent dat wij moeten inspelen op de vraag van het maatschappelijk middenveld en van de particuliere sector. Als Parlement hebben wij ons al achter de fair trade-beweging geschaard.
Als wij willen helpen om de armoede waar zij in leven te bestrijden, dan hebben wij mechanismen nodig die ervoor zorgen dat de hulp de mensen bereikt die het het meest nodig hebben. Dit verslag biedt de Commissie enkele duidelijke en redelijke richtsnoeren om dat te bereiken. Het is aan u, commissaris, om die beloftes na te komen.
Frithjof Schmidt, namens de Verts/ALE-Fractie. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, ook wij willen de heer Martin bedanken voor het uitstekende werk dat hij heeft verricht. Sta mij toe om met een positieve politieke ontwikkeling te beginnen. Het is een goede zaak dat de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen, die hiervoor verantwoordelijk is, op 15 mei onderkend heeft dat een verlaging van de douanerechten voor veel ontwikkelingslanden tot een enorme achteruitgang in de overheidsinkomsten zal leiden. Het is ook een goede zaak dat die Raad benadrukt heeft dat op dat punt compensatiebetalingen noodzakelijk en wenselijk zijn. Als dat niet gebeurt, lopen wij het risico dat ons handelsbeleid het ontwikkelingsbeleid dat ten opzichte van deze landen wordt gevoerd, de grond inboort.
Het is absoluut noodzakelijk dat wij op dit punt iets ondernemen. Als wij onze millenniumdoelstellingen willen verwezenlijken, hebben wij daarvoor aanvullende middelen nodig. Dit mag niet ten koste gaan van het geld dat al voor ontwikkelingshulp beschikbaar is. Wij moeten voorkomen dat de zwaartepunten van de ontwikkelinghulp zich gaan verplaatsen, met dien verstande dat wij afstappen van armoedebestrijding en van de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen en steeds meer de exportgerichtheid van ontwikkelingslanden gaan bevorderen.
Dat zou een verkeerde trend zijn. Als wij geen bewust politiek tegengas geven, zou die trend in gang gezet kunnen worden door de voorgestelde kapitaalinjectie van twee miljard. De stabilisatie van de lokale markten is bij elke ontwikkelingsstrategie doorgaans belangrijker dan de voorbereiding van de zwakste en armste landen op hun rol als exporterend land. Het gaat om de samenhang van ons beleid. Door handelsgebonden hulpverlening mag de prioriteit van armoedebestrijding niet naar de achtergrond worden verplaatst, en daarom zijn er aanvullende financiële middelen nodig. Ik ben wel benieuwd uit welke begrotingslijnen dat geld dan afkomstig zal zijn. Handelsgebonden hulpverlening mag niet tot een ondermijning van de stabilisatie van de lokale markten bijdragen. Die stabilisatie vormt namelijk de basis van alle ontwikkelingstrategieën.
Dat is de taak waar de Commissie bij het uitvoeren van het brede concept van de handelsgebonden hulpverlening voor staat. Ik doe een beroep op u, mijnheer de commissaris, om aan deze aspecten speciale aandacht te besteden.
Zbigniew Zaleski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, mijnheer de rapporteur, staat u mij toe de volgende vraag te stellen: waarom is handelsgebonden hulpverlening noodzakelijk? Het antwoord luidt: de handel heeft een belangrijke rol te vervullen. Ik zou hierover enkele opmerkingen willen maken.
Een goed functionerende handel slaagt er al eeuwen in de mensen dichter bij elkaar te brengen, zonder afbreuk te doen aan hun identiteit, hun waarden of hun sociale en politieke leven. Europa moet niet alleen op zoek gaan naar gelijkwaardige partners onder de grote spelers op dit toneel, maar ook en vooral onder de kleinere actoren. De handel moet volgens duidelijke regels verlopen, die voor beide partijen voordeel opleveren. “Vrije en eerlijke handel” is een motto dat onze steun verdient.
Deze eerlijke handel is echter onmogelijk zonder aangepaste infrastructuur en zonder afspraken, bijvoorbeeld in het kader van de Wereldhandelsorganisatie. Er moeten relevante richtsnoeren worden uitgewerkt die van toepassing zijn op de hele keten van producent tot consument.
We doen er goed aan te onthouden dat handelsgebonden hulpverlening ook betekent dat we onze eigen bedreigde sectoren moeten steunen, bijvoorbeeld de suikersector en de zachtfruitsector.
Daarenboven moeten we ons inspannen om de grensoverschrijdende handel tussen de Unie en haar buurlanden te bevorderen. Ik denk bijvoorbeeld aan Oekraïne.
Aangezien de situatie van de handel op wereldniveau bijzonder divers is, hebben we behoefte aan standaardisering. We moeten er eveneens voor zorgen dat alle burgers zich bewust zijn van deze normen. Met het oog hierop zouden we een hulpprogramma in het leven moeten roepen, dat gebruik maakt van de historische ervaring van Europa en van de rijkdom van het Europese aanbod aan goederen, diensten en expertise. Daarenboven moeten er voor dit programma financiële middelen worden vrijgemaakt. Het hoeft niet om reusachtige bedragen te gaan, doch enige vorm van financiering is van essentieel belang.
Naar analogie hiervan zou ik erop willen wijzen dat een goed functionerende handel veel meer kan doen dan alleen de levensstandaard verhogen, voornamelijk in arme landen. Dat is het belangrijkste aspect van dit verslag. Een goed werkende handel kan eveneens bijdragen tot een vreedzamere oplossing van de conflicten in de wereld.
Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen afronden met een anekdotische opmerking, namelijk dat Ryanair in sterkere mate bijdraagt tot de verwezenlijking van een gemeenschappelijk Europa dan sommige Europese instellingen, aangezien het de mensen dichter bij elkaar brengt. Op dezelfde manier draagt een “eerlijke en vrije handel” in sterkere mate bij tot de integratie en welvaart van de mensen op aarde dan twijfelachtige politieke beslissingen. Dat geldt in de eerste plaats voor de arme landen.
De handel houdt de wereld draaiende. Europa zou dit soort handel moeten bevorderen. Het is de taak van de commissaris om ervoor te zorgen dat dit daadwerkelijk gebeurt.
Gianluca Susta (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het ontgaat niemand in dit Parlement, in het bedrijfsleven en het productiewezen van de Europese Unie dat een steeds grotere Aid for Trade bevorderlijk kan zijn voor een vrijere ontwikkeling van de markt die tegelijkertijd eerlijker is en beter te controleren.
Als de Europese Unie de eerste economische macht ter wereld wil blijven, en tegelijkertijd de ruimte van de grootste vrijheid en minste sociale ongelijkheid - wat ook het Europees Parlement altijd heeft gewild - dan moet zij de ontwikkelingslanden stimuleren om het externe handelsverkeer aan te zwengelen, ondanks dat hun concurrentievermogen op de wereldmarkt fors is gedaald. Maar tegelijkertijd moet de Unie de handelsgebonden hulp opvoeren. Liberalisering en hulp zijn immers geen initiatieven die haaks op elkaar staan.
In dit kader is het op zich forse bedrag van 2 miljard euro ontoereikend. Het is noodzakelijk meer duidelijkheid te scheppen in het idee van Aid for Trade. Daarvoor moeten de conclusies worden overgenomen van de task force van de Wereldhandelsorganisatie voor Aid for Trade met betrekking tot subsidiabele projecten. Ook moeten het ontwikkelingsbeleid en het handelsbeleid zoveel mogelijk geïntegreerd worden, zoals voorzien in het geïntegreerde kader, ook met het oog op de terugdringing van de armoede.
Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, er wordt in de Europese Unie vaak gepraat over een evenwichtig multilateraal handelsbestel en over de noodzaak om de ontwikkelingslanden bij de internationale handel te betrekken, zodat ze die in hun voordeel kunnen gebruiken.
Deze bezorgdheid heeft evenwel niet geleid tot een verbetering van de situatie van de minst ontwikkelde landen. Integendeel, het aandeel van deze landen in de wereldhandel is de laatste veertig jaar met bijna de helft gedaald, meer bepaald van 1,9 tot 1 procent. We stellen eveneens vast dat machtige grootwinkelbedrijven de kleine handelaars verdrongen hebben en dat de inkomsten uit de minst ontwikkelde landen naar elders zijn overgebracht. Dat alles spreekt voor zich. Deze feiten tonen duidelijk aan dat de globalisering en de handelsliberalisering niet alleen tot een concentratie van het kapitaal in de sterkere landen leiden, maar eveneens tot een toename van de armoede in de minder ontwikkelde landen.
We stellen vast dat de Europese Unie sinds enkele jaren een nieuwe handelsbenadering verkiest, die zich kenmerkt door de wens om meer industrieproducten uit te voeren, ten nadele van landbouwproducten. Deze aanpak leidt tot een daling van de voedselzekerheid in de Europese Unie in het algemeen en in de nieuwe lidstaten in het bijzonder. Het is bijgevolg van fundamenteel belang dat de Europese Unie een nieuwe benadering van de internationale handel gaat volgen, en dat er werk wordt gemaakt van de tenuitvoerlegging van de nationale strategieën voor de ontwikkeling van de handel.
Georgios Papastamkos (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, niemand betwijfelt dat handelsgebonden hulpverlening een bijzonder belangrijk initiatief is. Daarmee worden de ontwikkelingslanden, en met name de minst ontwikkelde landen, geholpen bij een volledige en effectieve integratie in het multilaterale handelssysteem.
Inderdaad is handel, zoals reeds is gezegd, geen tovermiddel voor ontwikkeling. Daarmee kan echter wel de meer algemene, economische en sociale ontwikkeling van de ontvangende landen worden versterkt.
De speciale en gedifferentieerde behandeling van de ontwikkelingslanden in het kader van de WTO is tot op zekere hoogte onvermijdelijk, met name als het gaat om de minst ontwikkelde landen. Wij moeten hierbij evenwel aantekenen dat de aanvaarding van multilaterale verbintenissen en de naleving van de WTO-regels een stimulans zijn tot hervormingen, en die hervorming zijn ook voordelig voor de ontwikkelingslanden zelf.
De geleidelijke openstelling van de markten en een naar buiten gericht economisch en handelsbeleid dragen bij aan de versterking van het concurrentievermogen en maken overdracht van technologie en knowhow mogelijk.
De ontwikkelingslanden aarzelen echter enorm als hun in de multilaterale onderhandelingen wordt gevraagd om hun markten open te stellen. Handelsgebonden hulpverlening is dan ook van doorslaggevend belang om deze landen te helpen nieuwe verplichtingen op zich te nemen en de multilaterale handelsregels toe te passen, de kosten van de aanpassing aan de hervormingen te beperken en de handel op een efficiëntere manier op te nemen in hun ontwikkelingsbeleid.
Het spreekt vanzelf dat, als men optimale resultaten wil bereiken, Aid for Trade vergezeld moet gaan van adequaat binnenlands beleid in de ontwikkelingslanden. Ook daarin moet de Europese Unie een leidersrol spelen en een efficiënte, coherente, doelgerichte agenda opstellen voor Aid for Trade.
Tot slot wil ik de commissaris, de heer Mandelson, van harte gelukwensen met zijn steun aan dit initiatief en voor de band die hij legt tussen de externe aspecten van het concurrentievermogen en de interne initiatieven ter bevordering van het concurrentievermogen van de Europese economie, waar het vorige debat over ging.
Arūnas Degutis (ALDE). - (LT) Allereerst wil ik de lidstaten en de Commissie complimenteren met hun toezegging om de bedragen voor handelsgebonden hulpverlening tot twee miljard euro te verhogen tegen 2010. Dit is een serieuze toezegging en bij de uitvoering ervan zal veel coördinatie nodig zijn.
Om dit doel te bereiken is het van wezenlijk belang dat er een gezamenlijke Europese strategie komt, een strategie waarin wordt vastgesteld hoe het beoogde doel moet worden bereikt. Ik wil ook de Commissie internationale handel complimenteren met haar actuele verslag, waarin zij de standpunten van het Parlement presenteert inzake de complexe kwestie van de handelsgebonden hulpverlening. Ik steun het voorstel waarin de Commissie wordt gevraagd twee keer per jaar een verslag aan het Parlement voor te leggen over de vooruitgang van de Europese Unie bij het toewijzen van handelsgebonden hulp.
Hoewel de toezeggingen die ik noemde door verschillende landen zijn gedaan, overeenkomstig de traditionele definitie van handelsgebonden hulpverlening die is vastgesteld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, is het in de toekomst noodzakelijk meer aandacht te besteden aan de conclusies van de WTO en de voorgestelde uitbreiding van de definitie met ‘handelsgebonden infrastructuur’ en ‘mogelijkheden van creatieve productiviteit’. Met andere woorden men zal al het mogelijke moeten doen om te waarborgen dat handelsgebonden hulpverlening alomvattend, flexibeler en doeltreffender wordt.
Tokia Saïfi (PPE-DE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, de Europese Unie spreidt vandaag een ambitieus engagement ten toon op het gebied van de ontwikkeling.
Ik juich dit toe, want de tijd dringt om de ontwikkelingslanden te helpen de armoede te verminderen, de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken en te profiteren van een duurzame economische groei. Laten we derhalve hopen en bidden dat deze doelstellingen worden omgezet in concrete en doeltreffende maatregelen.
In dit verband kunnen we de verplichtingen die wij zijn aangegaan voor de verhoging van de handelsgebonden hulpverlening slechts toejuichen. Ik wil graag op enkele punten wijzen die het essentiële belang van dit instrument rechtvaardigen. Om te beginnen beantwoordt dit instrument aan de vereiste van consistentie, die bepalend moet zijn voor het extern optreden van de EU. Door de verschillende gebieden van haar extern optreden onderling te verbinden, voldoet de Europese Unie aan twee beginselen, namelijk betere wetgeving en efficiëntere hulpverlening. Dit instrument strookt tevens met de werkelijkheid van het multilaterale handelsstelsel, omdat het de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen helpt te profiteren van de voordelen die voortvloeien uit de toegang tot de markt.
Tot slot draagt dit instrument bij aan de tenuitvoerlegging van handelsovereenkomsten. Ik kan in dit verband verwijzen naar de WTO-overeenkomsten of de economische partnerschapsovereenkomsten. Handelsgebonden hulpverlening draagt ertoe bij dat de internationale handel een instrument wordt dat via economische ontwikkeling de armoede vermindert.
Om doelmatig te zijn moet de handelsgebonden hulpverlening voldoen aan meerdere vereisten: zij moet gepaard gaan met concrete verplichtingen, met name ter bevordering van de technische bijstand, de tenuitvoerlegging ervan moet gecontroleerd en bewaakt worden, en zij moet het nemen van verantwoordelijkheid ter plaatse en het resultaatgerichte beheer versterken. Dit is van essentieel belang als de handelsgebonden hulpverlening de ontwikkelingslanden in staat moet stellen te profiteren van de voordelen die voortvloeien uit het multilaterale handelsstelsel, en hun de middelen te verschaffen om hun capaciteiten op het gebied van de handel daadwerkelijk te verhogen. We moeten dan ook alle betrokken partijen oproepen hun inspanningen niet te staken, zodat de handelsgeboden hulpverlening haar beloftes kan waarmaken.
Peter Mandelson, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil iedereen bedanken en gelukwensen die vanmorgen over dit onderwerp heeft gesproken. Ik ben het met geen enkele spreker oneens. Ik ben het bijvoorbeeld eens met mijnheer Papastamkos, die zei hoe belangrijk het is dat wij, wanneer wij een eigen handels- en hervormingsbeleid invoeren, ook flankerende maatregelen nemen met voldoende financiële middelen, opdat de ontwikkelingslanden in staat worden gesteld om zich aan te passen aan die hervormingen. Ik ben het eens met mevrouw Saïfi dat dit een resultaatgericht proces moet zijn. Dat is ook de reden waarom ik belang hecht aan een juiste verslaglegging, als onderdeel van een effectief toezicht op handelsgebonden hulpverlening, zowel wat betreft hetgeen wij in de EU doen als met betrekking tot de Wereldhandelsorganisatie.
Als u het goed vindt, wil ik toch kort twee antwoorden geven. Mijn eerste antwoord is gericht tot al degenen die zich afvroegen of er sprake is van dubbel tellen, van geldrecycling, of we het ene gat met het andere vullen, of het andere gat met het ene. In werkelijkheid gebeurt noch het een noch het ander. Handelsgebonden hulpverlening mag naar onze mening nooit minder hulp voor andere sectoren betekenen. De toename van de handelsgebonden hulpverlening is voor zowel de Commissie als de lidstaten minder dan de totale toename van de begroting voor de officiële ontwikkelingshulp. Daarom is het niet nodig om middelen uit andere sectoren te gebruiken om de Aid for Trade-beloften na te komen.
Ten tweede werd door enkele afgevaardigden het vraagstuk van fair trade ter sprake gebracht. Naar mijn mening moeten wij streven naar volledige steun aan iedere activiteit waarbij de particuliere sector - met name het MKB - en het maatschappelijk middenveld zijn betrokken, om ervoor te zorgen dat de handelsgebonden hulpverlening de oprichting en groei van ondernemingen die kunnen concurreren op de internationale markten vergemakkelijkt, bijvoorbeeld spontane initiatieven zoals fair trade, eco-labels en vergelijkbare gemeenschappelijke systemen. Met de strategie moeten verwante zaken worden aangepakt, zoals de aanpassingen van de arbeidsmarkt, de sociale hervormingen en de essentiële arbeidsnormen van de IAO.
Tot besluit denk ik dat hetgeen Max van den Berg zei over de verbetering en vereenvoudiging van de oorsprongsregels zeer belangrijk is. Ik heb me daar wel mee beziggehouden, maar tot nu toe samen met mijn collega’s in de Commissie niet zoveel vooruitgang geboekt als ik had gewild. Wij moeten er nu vaart achter zetten.
Tot slot denk ik dat mijnheer Schmidt enkele belangrijke opmerkingen heeft gemaakt over handelsgebonden hulpverlening en de mogelijke gevolgen daarvan voor lokale markten, en daar zal ik zeker over nadenken. Ik zou David Martin graag nogmaals willen bedanken voor zijn uitmuntende en welkom verslag.
VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
De Voorzitter. - Met deze toespraak van commissaris Mandelson is het debat gesloten.