De Voorzitter. Aan de orde is het verslag (A6-0148/2007) van Astrid Lulling, namens de Commissie economische en monetaire zaken, over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/84/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken (COM(2006)0486 C6-0319/2006 2006/0165(CNS)).
László Kovács, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, u weet dat dit Commissievoorstel volgt op het verslag van de Commissie uit mei 2004 en het daaropvolgende verzoek van de Raad aan de Commissie op 12 april 2005 om een voorstel te doen voor een aanpassing van de minimumaccijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken, om de inflatie te compenseren. De doelstelling hierbij is uitsluitend om de reële waarde van het minimumtarief te handhaven. Het gaat dus niet om harmonisatie of convergentie van tarieven.
Allereerst wil ik de afgevaardigden informeren over de discussies in de Raad Ecofin in november 2006. Binnen de Raad bestond grote weerstand onder een aantal nieuwe lidstaten. Zij gaven aan dat ze in 1993 nog geen lid waren van de Gemeenschap en dus losstonden van het vertrekpunt voor de berekening van de inflatie. Omdat ik wel begrip heb voor dit standpunt, heb ik tijdens de gesprekken met de lidstaten gepleit voor een compromis, dat officieel is voorgesteld door het Finse voorzitterschap.
Dit compromis stelt voor om de toetredingsdatum van de tien nieuwe lidstaten, 1 mei 2004, als vertrekpunt te nemen en resulteert in een veel lagere inflatie. In plaats van 31 procent wordt nu slechts een stijging van 4,5 procent voorgesteld. Helaas stuitte dit compromisvoorstel op het veto van één lidstaat, namelijk de Tsjechische Republiek. De stijging van 4,5 procent zou voor dit land echter in het geheel geen gevolgen hebben, omdat het op dit moment een hoger accijnstarief toepast. Toch ben ik optimistisch. Wanneer deze kwestie opnieuw wordt besproken door de Raad, denk ik dat Tsjechië zijn standpunt zal hebben gewijzigd en er eenparigheid van stemmen kan worden bereikt.
Hoewel de impact van deze stijging met 4,5 procent uiteraard minimaal is, kunnen er voor de betrokken lidstaten toch overgangsperioden worden ingesteld. Voor Bulgarije en Roemenië, die op 1 januari 2007 zijn toegetreden, zullen deze overgangsperioden bovendien zeer ruim zijn.
Dan nu het verslag van mevrouw Lulling, dat een aantal nogal radicale ideeën bevat. Laat ik allereerst herhalen wat ik in mijn inleiding al zei. Het voorstel van de Commissie is niet gericht op harmonisatie of convergentie van tarieven. Het is gewoon een aanpassing met 2004 als vertrekpunt, op basis van het eerder genoemde compromis. Ten tweede stelt mevrouw Lulling voor om de richtlijn in te trekken en de minimumtarieven af te schaffen. Dit zou echter verregaande gevolgen hebben. Zo zouden de lidstaten in geen enkel opzicht verplicht zijn om accijnzen te heffen op alcohol, waardoor de interne markt nog verder ontwricht zou raken. Ook zou de afschaffing van minimumtarieven kunnen leiden tot minder vrijheid voor reizigers. De lidstaten zullen de hoeveelheid alcohol die een individu mag meenemen van de ene naar de andere lidstaat immers willen beperken, om de onvermijdelijke inkomstenderving te ondervangen. Ik wil binnen de EU zeker niet opnieuw grenzen gaan instellen voor alcoholische dranken en ben dan ook tegen afschaffing van de minimumtarieven. Dit zou trouwens een gevaarlijk precedent scheppen voor andere accijnzen, bijvoorbeeld op tabak en energie, en voor andere belastingen, zoals de BTW. Daarop zijn namelijk ook minimumtarieven van toepassing. Lidstaten moeten zich in verband met belastingtarieven nu eenmaal aan bepaalde regels houden, ook met het oog op de volksgezondheid.
Daarnaast wil ik nog iets zeggen over de voorgestelde gedragscode, waarmee een positief accijnstarief voor wijn zou worden ingevoerd. Zoals u weet, is het minimumtarief voor wijn momenteel nul en in het Commissievoorstel blijft dit ook zo. De gedragscode stelt daarentegen voor dat de vijftien lidstaten die momenteel geen belasting heffen op wijn, een positief tarief invoeren. Bovendien zou dit tarief op termijn moeten aansluiten bij het EU-gemiddelde, dat momenteel 48 euro per hectoliter bedraagt. Ik ben ervan overtuigd dat de voorgestelde verhoging van het accijnstarief op wijn door de burgers niet breed zal worden gesteund.
Tot slot spreek ik mijn oprechte hoop uit dat de afgevaardigden het voorstel in het verslag zullen verwerpen en hun steun geven aan de Commissievoorstellen, zoals gewijzigd door het Raadscompromis. Dit betekent met name dat 1 mei 2004 het vertrekpunt is voor de berekening van de inflatie, waardoor de minimumaccijnstarieven slechts met 4,5 procent zouden stijgen.
Astrid Lulling (PPE-DE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, in de politiek moeten we soms moed tonen. Dat zou het Parlement morgen kunnen doen door voor mijn verslag te stemmen, waarin ik voorstel de minimumaccijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken af te schaffen. Wij hebben die tarieven in 1992 vastgesteld om de in de verschillende landen toegepaste tarieven onderling aan te passen. Van die aanpassing is niets terechtgekomen, integendeel.
Dat ligt echter niet aan de minimumtarieven, ook al zijn ze sinds vijftien jaar niet aangepast aan de inflatie. Als wij deze zouden verhogen met 31 procent – zoals de Commissie in september 2006 heeft voorgesteld –, zou er nog steeds geen sprake zijn van een significante aanpassing. Het verschil tussen deze minimumtarieven, ook al zouden ze aangepast worden, en de tarieven voor wijn, bier en alcoholhoudende drank in de noordelijke lidstaten van de Unie zou namelijk nog steeds zeer groot zijn. Dit blijkt uit het feit dat de accijns op een liter bier in de Tsjechische Republiek en op Malta 0,0936 euro bedraagt, terwijl deze in Finland 1,43 euro is.
Ondanks maandenlange discussies is de Raad er niet in geslaagd overeenstemming te bereiken over een al dan niet minimale aanpassing van deze minimumtarieven. Hij heeft slechts besloten om de Commissie te vragen een gedetailleerd onderzoek in te stellen naar de belastingheffing op alcohol en alcoholhoudende dranken, met name naar de ontwikkelingen ten aanzien van de concurrentieposities en de prijzen.
Afin, commissaris, we moeten thans een uitweg zien te vinden uit de impasse waarin de Commissie en de Raad zijn beland. Hiervoor bestaat slechts één redelijke, logische en intelligente oplossing: we moeten minimumtarieven die geen bestaansrecht meer hebben, vaarwel zeggen en overeenstemming bereiken over een gedragscode die de lidstaten leidt bij de convergentie van hun accijnstarieven met naleving van het subsidiariteitsbeginsel, dat u hebt vergeten te noemen. Dit stelt de Commissie economische en monetaire zaken u voor in mijn verslag.
Wat betreft de amendementen die de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en de Fractie De Groenen/Vrije Europese Alliantie hebben ingediend voor de plenaire vergadering, stel ik in alle duidelijkheid voor deze te verwerpen. De amendementen van de Sociaal-democraten zouden leiden tot lapwerk ten aanzien van de verhoging van de tarieven en van het tijdschema. Maar erger nog: zij voorzien in toekomstige automatische aanpassingen aan het Europese prijsindexcijfer indien dit stijgt met 0,5 procent, zonder dat het Parlement of de Raad worden geraadpleegd. Als we terugdenken aan onze strijd op het gebied van de comitologie, doet een dergelijk voorstel folkloristisch aan. Als wij een nultarief zouden voorstellen, zoals de socialisten hebben gedaan voor Bulgaarse thuisstokers die hun eigen producten consumeren, zouden we slechts aan window dressing doen en de Bulgaarse burgers zand in de ogen strooien voor de Europese verkiezingen in Bulgarije op 20 mei. Dit is zonneklaar, aangezien de auteurs van het betreffende amendement zeer goed weten dat een dergelijke vrijstelling onuitvoerbaar zou zijn en geen kans zou maken unaniem door de Raad goedgekeurd te worden. Hetzelfde geldt voor mijn verslag, dat is geschrapt van de agenda van de minizitting van 9 mei om te voorkomen dat de Bulgaarse socialisten voor 20 mei kleur moesten bekennen: het heeft niet veel geholpen, gezien het resultaat van de socialisten in Bulgarije, waarvan ik met genoegdoening kan zeggen dat het niet om over naar huis te schrijven was.
Wat de amendementen van de Groenen betreft, moet ik allereerst erop wijzen dat zij niet weten dat gelukkig niet de Commissie, maar de Raad dient te beslissen over belastingheffing. Het Verdrag zo slecht kennen is nogal ernstig voor een fractie die iedereen in dit Parlement voortdurend de les zit te lezen. Als de Groenen niet op de valreep hun amendement 24 en 26 zouden hebben ingetrokken – waarmee zij de Commissie oproepen een maximumtarief vast te stellen – zouden wij die niet- ontvankelijk hebben moeten verklaren omdat ze onverenigbaar zijn met het Verdrag.
Wijn bestempelen tot vervanger voor bier, zoals de Groenen doen in hun amendement 25, is geheel en al uit de lucht gegrepen en getuigt van een gebrekkige kennis van de gastronomie. De wijnboeren in Frankrijk, Duitsland en Luxemburg zullen in 2009 niet vergeten zijn dat hun groene afgevaardigden hebben voorgesteld het nultarief af te schaffen voor wijn, een zeer belangrijk landbouwproduct. Deze landen, die ervoor hebben gekozen het nultarief toe te passen, zijn vast en zeker niet bereid te stemmen voor afschaffing vanaf 2008.
Commissaris, u hebt uw standpunt verdedigd, dat reeds een stille dood gestorven is in de Raad. Ik betreur dat u de kans die wij u op een presenteerblaadje aanbieden om zonder gezichtsverlies uit deze impasse te geraken, niet met beide handen aangrijpt. Dat is echt jammer. Ik ben er zeker van dat u Latijn begrijpt, commissaris: errare humanum est, perseverare diabolicum [zich vergissen is menselijk, volharden des duivels].
Piia-Noora Kauppi, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik zeggen dat ik Commissievoorstellen in verband met belastingen meestal van harte steun. Dit geldt met name voor de gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting. In dit geval steun ik echter ook het uitstekende verslag van mevrouw Lulling.
Elk verslag over alcohol en belasting loopt het risico op allerlei nationale gevoeligheden te stuiten. Dat is met dit verslag dan ook gebeurd.
Het Parlement heeft in 1992 voor het laatst over dit onderwerp gesproken en toen zag de Europese Unie er heel anders uit. Er waren toen slechts twaalf lidstaten, met allemaal min of meer hetzelfde BBP per hoofd van de bevolking. Men ging er toen van uit dat het opleggen van minimumaccijnstarieven voor alcohol zou leiden tot prijsconvergentie in de lidstaten. Zelfs als dit binnen de twaalf oude lidstaten zou zijn gebeurd, wat niet het geval was, dan nog hebben we inmiddels te maken met een gewijzigde structuur van de Unie, die om een aanpassing vraagt. Deze tarieven zijn niet meer actueel en de Europese economie als geheel heeft er geen baat bij.
Ik ben verheugd dat mevrouw Lulling tot de radicale conclusie is gekomen om alle minimumtarieven voor alcoholaccijnzen af te schaffen, en dat zij in plaats daarvan een gedragscode voorstelt. Dit heeft veel voordelen. Zo is het niet meer nodig om voortdurend de inflatie te berekenen en krijgen lidstaten het recht om accijns te heffen op een niveau dat past bij de eigen economische en culturele omstandigheden, die sterk uiteenlopen binnen de 27 lidstaten.
Ik heb begrip voor de bezorgdheid in verband met de eventuele consequentie hiervan voor de Raad. Misschien zullen lidstaten inderdaad proberen om nieuwe barrières op te werpen, maar daar zijn we geen voorstander van. We gunnen de lidstaten echter de vrijheid om hun eigen domme keuzen te maken, als ze dit willen.
Ik wil dan ook benadrukken dat het de lidstaten vrij staat om hogere belasting op alcohol te blijven heffen, ondanks mijn steun voor het verslag van mevrouw Lulling. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de Noordse landen, als Finland. Daar worden de hogere belastingen nog steeds gebruikt om onder meer een groot aantal volksgezondheidsinitiatieven en –campagnes te financieren. Ik steun dat beleid van de Noordse landen, omdat we in Europa nog niet klaar zijn voor zeer lage accijnstarieven voor alcohol. Wellicht is Finland in dat opzicht minder gastronomisch, maar dat neemt niet weg dat het verslag van mevrouw Lulling wat mij betreft morgen moet worden goedgekeurd.
Pervenche Berès, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik had reeds een vermoeden dat dit een levendig debat over accijnstarieven zou worden, en ik denk dat we een voorproefje hebben gehad.
Onze rapporteur, die tijdens de stemming in de Commissie economische en monetaire zaken geen steun kreeg van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement, heeft ons opgeroepen moed te tonen. Voor haar betekent moed tonen klaarblijkelijk vandaag een streep zetten onder het verleden. Ik herken in dit opzicht haar Luxemburgse talent als het gaat om accijnstarieven op het gebied van alcoholhoudende dranken. Maar ik zal haar niet volgen op deze weg en me niet aansluiten bij dit pleidooi ten gunste van de belastingconcurrentie of het vrije verkeer van goederen op een interne markt die er in feite geen zou zijn.
Ik vind uw voorstel goed, commissaris. Ik denk dat de compromissen die thans ter tafel liggen binnen de Raad en die rekening houden met de daadwerkelijke stijging van de accijnstarieven als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie, goed zijn en dat wij deze zouden moeten steunen. De amendementen die mijn fractie heeft ingediend, gaan in die richting en hebben niets van doen met lapwerk; mevrouw Lulling heeft duidelijk niet begrepen waarover zij in wezen gaan.
De vraag is hoe we op dit gebied vooruitgang kunnen boeken. Het idee dat we het beste de pijp aan Maarten kunnen geven omdat we voor een moeilijke taak staan, lijkt mij geen goede strategie. Wat betreft het afzien van alle accijnstarieven, verheugt het mij dat mevrouw Kaupi toegeeft dat deze nuttig kunnen zijn, ook met het oog op de volksgezondheid, en dat we er goed aan doen deze te handhaven.
Afgezien van het specifieke probleem van onze Bulgaarse vrienden denk ik dat wij als wetgever serieus en consistent moeten pleiten voor handhaving van de zwakke en ontoereikende instrumenten waarover de Commissie thans beschikt om ervoor te zorgen dat bepaalde fiscale aspecten een rol spelen bij het functioneren van de interne markt. Zoals u weet, commissaris, kunt u in deze strijd rekenen op de volledige steun van mijn fractie.
Olle Schmidt, namens de ALDE-Fractie. – (SV) Mevrouw Lulling, u heeft vele goede kanten, maar af en toe slaat u de plank ook mis, en dat doet u met dit verslag. Ik zal mijn fractie aanraden om uw verslag in zijn geheel af te wijzen en dus de Commissie te volgen.
In een verslag over accijnstarieven op alcohol moet ook rekening worden gehouden met het effect van een grotere drankconsumptie op de volksgezondheid. Over de volksgezondheid wordt echter niets gezegd. De afschaffing van accijnzen op alcohol, waaronder accijnzen op bier, zou een volstrekt verkeerd signaal afgeven. We weten dat de schadelijke gevolgen van alcohol toenemen en we weten ook dat steeds meer jongeren in Europa zich letterlijk dood drinken, en niet alleen in de Scandinavische landen.
Elke dag komen grote stromen bier, wijn en sterkedrank Zweden binnen, waaronder een half miljoen blikjes bier en 65 000 flessen sterkedrank. Dat komt door de grote verschillen in heffingen op alcohol. Hier kunnen hogere gemeenschappelijke accijnzen in de EU een belangrijke rol spelen. De kostenmarge betekent in dit verband veel, omdat het hier om prijsbewuste consumenten gaat.
De Europese integratie moet niet gebaseerd zijn op alcoholtoerisme. Ik eis niet dat de EU Zweedse heffingen invoert – dat idee is mij vreemd – maar waar ik wel om vraag is medeleven en solidariteit met andere landen en hun inwoners. Daarom moeten accijnzen op alcohol steeds meer op elkaar worden afgestemd.
Wij Europeanen drinken de meeste alcohol in de wereld. De Commissie heeft vorig jaar een strategie voor de reductie van alcoholschade gepresenteerd. Als wij in dit Parlement de lijn van de Commissie willen volgen, moeten wij maar één ding doen, namelijk dit verslag afwijzen.
Zdzisław Zbigniew Podkański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, het voorstel inzake de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven op alcohol en alcoholhoudende dranken heeft aanleiding gegeven tot een levendig debat en talrijke controversen. Deze situatie was niet alleen te wijten aan de uiteenlopende accijnstarieven die in de afzonderlijke EU-lidstaten worden toegepast, maar ook aan de vrees dat de voorstanders van deze veranderingen er eigenlijk op aanstuurden dat de belastingsbevoegdheden van de lidstaten geleidelijk door de Europese Unie zouden worden overgenomen. Beweerd wordt dat het hun ultieme bedoeling is om een eenvormige belasting in te voeren voor natuurlijke en rechtspersonen.
Het opnemen van de voorgestelde amendementen in Richtlijn 92/84/EEG van de Raad zou de concurrentie afzwakken en de kwaliteit van de afzonderlijke producten doen dalen. Daarenboven zou dit leiden tot een verdere monopolisering van de markt door grote concerns.
Tot besluit zou ik willen opmerken dat dit probleem veel complexer is dan de indieners van de amendementen denken. Deze kwestie vergt een grondige analyse, een uitgebreid debat en intensief overleg tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie. – (SV) Wie uit naam van de subsidiariteit de minimumheffing op alcohol wil afschaffen, moet accepteren dat men tegelijkertijd uit naam van de subsidiariteit een beperking van de particuliere invoer van alcohol toelaat. Anders zullen landen met hoge accijnzen volledig worden overspoeld met goedkope particulier geïmporteerde alcohol en zullen ze de rekening daarvoor moeten betalen in de vorm van hoge zorgkosten. Zonder invoerbeperkingen zal het land met de laagste accijnstarieven zijn alcoholbeleid aan alle andere landen opdringen.
Met welke logica kan men 200 kilo wijn, bier en sterkedrank over de grenzen van de EU-landen meenemen, doch slechts 15 kilo verse vis? Bovendien is een nulbelasting op wijn absurd als er wel een heffing op bier en sterkedrank is. Nog absurder is het wanneer Zweden voor de rechter wordt gesleept omdat het volgens de Commissie de biersector heeft bevoordeeld door hoge belasting op wijn. De EU vervalst zelf de concurrentie op de markt door zijn nulbelasting op wijn. Alcohol is geen normaal handelsproduct. De handelwijze van de parlementaire commissie, die dit ziet als een vraagstuk voor de interne markt, zonder rekening te houden met de volksgezondheid, is onverantwoord en in economisch opzicht ongezond.
Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Raad en de Commissie willen de minimumaccijnstarieven voor alcohol verhogen. Waarschijnlijk is dit bedoeld om de verstoring van de mededinging te beperken en de interne markt te bevorderen. De rapporteur stelt dat het in 1992 bepaalde minimumtarief, dat door een klein aantal lidstaten wordt toegepast, andere lidstaten er niet van heeft weerhouden de kloof te vergoten door hun tarieven te verhogen. De conclusie is dat het vastleggen van minimumtarieven zinloos is zolang het de lidstaten vrij staat hogere tarieven te hanteren, en de richtlijn moet worden ingetrokken.
De EU zal echter nooit enige vorm van controle afstaan, hoe nutteloos die ook is. In sommige landen zullen de tarieven dus stijgen wanneer het minimumtarief wordt verhoogd op basis van de inflatie. Dit is in elk geval een nuttige les voor de nieuwe lidstaten: de EU bemoeit zich met wat hun het meest dierbaar is en het kost ze nog geld ook.
Jean-Claude Martinez, namens de ITS-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, in 1990 kregen we te horen dat bandbreedtes noodzakelijk waren. In 1992 kregen we te horen dat minimumtarieven noodzakelijk waren. Nu krijgen we te horen dat zwevende minimumtarieven noodzakelijk zijn, en steeds om dezelfde reden: de eugenetica, de gezondheidsmanie van het protestantse Europa, die ons zou moeten aanzetten tot het heffen van interne douanerechten, tot het oprichten van fiscale hindernissen van maximaal bijna twee euro per liter wijn, bijvoorbeeld in Denemarken en Groot-Brittannië. Maar als onze Britse, Deense of Zweedse vrienden belastingen willen heffen, laat hen dan hun gang maar gaan. De mediterrane landen, Duitsland en Luxemburg passen het nulaccijnstarief toe op wijn.
Het staat iedereen vrij drugs te nemen in plaats van te drinken, als hij of zij dat wil, maar we lossen het drugsprobleem niet op met belastingheffing. Ik durf zelfs te zeggen dat we geen gezondheidsveiligheid bereiken met belastingheffing. Laat hen drinken, laat hen leven! Er bestaan maxima zonder grenzen: wij hebben geen behoefte aan minima!
Roger Helmer (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, hier gaan we weer. Opnieuw zien we een verdoken poging van de Commissie om belastingharmonisatie via de achterdeur binnen te sluizen.
We spreken in dit Huis graag over schadelijke belastingconcurrentie. Laten we daarom meteen duidelijk stellen dat schadelijke belastingconcurrentie niet bestaat. Alle belastingconcurrentie is goed. Elke poging tot harmonisatie komt neer op een kartel van regeringen, dat ingaat tegen de belangen van de mensen. Zoals elke poging om belastingen te harmoniseren, zal ook dit voorstel leiden tot nog hogere belastingen in onze toch al overbelaste economieën.
Daarnaast heeft het Commissievoorstel nog een ander manco. Men wil namelijk voor het hele scala een gemeenschappelijk verhogingspercentage toepassen. Dit maakt de ontwrichte situatie die nu al bestaat tussen verschillende dranksoorten alleen maar erger. Wijn wordt namelijk bevoordeeld ten koste van traditionele sterke drank, als cognac en scotch. Ik moet erbij zeggen dat ik niet onpartijdig ben, want ik ben werkzaam geweest in de Schotse whisky. Ik ben namelijk enkele jaren mijnheer Johnny Walker geweest in Korea.
Elk weldenkend mens moet toch inzien dat de schandelijke belastingdiscriminatie die wordt voorgesteld totaal onaanvaardbaar is. Wijn wordt namelijk meer ontzien dan bier en sterke drank. Dit mogen we niet laten gebeuren. Laat ik daarom ingaan op het werk van de rapporteur, de bewonderenswaardige mevrouw Lulling. Zelden heeft een verslag in dit Huis zo´n hoog gehalte aan gezond verstand bevat.
De doelstellingen van de maatregel uit 1992 om alcoholaccijnzen te harmoniseren zijn niet gehaald. Ook de wijzigingen die de Commissie voorstelt zouden falen. Bovendien leveren de accijnzen zo weinig op dat de inningskosten soms niet eens kunnen worden gerechtvaardigd. Het zou de lidstaten vrij moeten staan om tarieven te heffen die passen bij hun eigen volk en cultuur.
Rapporteur Lulling stelt in haar laatste aanbeveling dat de Gemeenschapswetgeving op dit vlak zou moeten worden afgeschaft. Ik wil haar dan ook feliciteren met dit uitstekende werk.
Мартин Димитров (PPE-DE). – Уважаеми г-н председател, уважаеми дами и господа, в аргументите, използвани от социалистите и от уважаемия комисар Kovács, има един голям проблем и той е следният: Те казват: „Когато акцизите се определят от Брюксел централизирано, няма проблеми със здравето. Обаче, когато се даде правото на всяка страна сама да определя своето акцизно облагане, тогава има големи здравни проблеми.“
Това е несъстоятелен аргумент, който е типичен за хората, които имат централизиран начин на мислене. Страните имат повече информация, по-добре познават своите проблеми и могат по-добре да се справят с определянето на акцизните ставки. Защо мислите, че когато Брюксел определя централизирани акцизи, нещата изглеждат по-добре? Тази логика не я разбирам.
Другото много важно нещо: здравните проблеми зависят от образованието, от информационни кампании и много по-малко от данъци. Разликата в доходите между Източна и Западна Европа е много голяма. Как при 10 пъти разлика в доходите да определите минимални акцизи, така че всички да са доволни? Това очевидно не може да стане. В страни като България и Румъния сегашното акцизно облагане представлява около 70 % от крайната цена заедно с ДДС, което създава огромен стимул за „сива икономика“, което означава производство, което не се отчита въобще от държавата. Тази „сива икономика“ ще навлиза и в други страни-членки на Европейския съюз.
Затова въобще не може да се говори и не трябва да се говори за увеличаване на акцизните ставки. Напротив, трябва да се даде право на всяка страна в зависимост от своите традиции, национални особености да определя акцизните ставки. Това е разумното, рационално предложение.
Напълно заставаме цялата българска делегация в Народната партия зад предложението на г-жа Lulling, което е изключително разумно. Това е едно законодателство, което 15 години не дава ефект. Очевидно е, че е излишно и ако имаме доблестта и смелостта, трябва да кажем: „Да, не върши работа.“ И трябва да бъде спряно. Неслучайно започна инициатива на Европейската комисия за премахване на тези директиви, които са излишни. Ето пример за излишна директива. Имате ли смелостта да я прекратите? Това е единственото решение.
Ieke van den Burg (PSE). – Voorzitter, neem me niet kwalijk dat ik over dit onderwerp niet zo erg geëmotioneerd kan zijn, wat hier blijkbaar wel de gewoonte is. Laat mij beginnen door onze schaduwrapporteur, mevrouw Gottardi, te verontschuldigen. Ik neem het even van haar over.
Ik moet zeggen dat ikzelf met groot amusement heb gadegeslagen hoe mevrouw Lulling als een ware Marianne deze strijd heeft aangevoerd, deze revolte tegen dit voorstel voor een richtlijn en dit voorstel om de minimumtarieven op bier en alcohol op te trekken volgens de inflatie. Dat is inderdaad een onderwerp waarmee je goed kan scoren. Dat blijkt wel. Belasting is natuurlijk een impopulair onderwerp en bier en alcohol zijn hele populaire onderwerpen. Maar goed, wij werden dus in onze fractie niet zo meegesleept, omdat wij ons, zoals mevrouw Berès al gezegd heeft, verantwoordelijk voelen voor de interne markt en voor eerlijke concurrentie.
Het enige kritische punt dat ik zou willen noemen, is dat deze richtlijn zoals die begin jaren '90 is opgesteld, natuurlijke hele slechte wetgeving is, doordat er absolute getallen zijn ingezet. Dat is geen goede werkwijze, zeker bij een onderwerp waarover je met algemene stemmen moet beslissen, want dan is het vrijwel onmogelijk om die absolute getallen ooit te veranderen.
Daarom ben ik zo gecharmeerd door het voorstel dat commissaris Kovács samen met het Finse voorzitterschap heeft gepresenteerd, om te voorzien in een automatische indexatie. Ik denk dat het een hele goede geste is geweest om daarbij niet zo hoog te beginnen als in het oorspronkelijke voorstel, maar om met de eerste verhoging die er moet komen, een wat bescheidener aanvang te nemen.
Daarom hebben wij als PSE-Fractie deze voorstellen, zoals ze nu in de Raad behandeld worden, als amendementen ingediend. Ik denk dat het heel verstandig zou zijn en van goed beleid getuigen, als het Parlement daar morgen in meerderheid voor zou stemmen.
Margarita Starkevičiūtė (ALDE). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, ik steun het verslag van mevrouw Lulling, omdat ik vind dat het heel evenwichtig is en betrekking heeft op een liberaal belastingbeleid.
Het gaat hier vandaag niet over de accijns zelf, waarvan een toename in stappen van 1 procent, in tegenstelling tot wat de Commissie beweert, niets zal veranderen. Het verschil in douanetarieven tussen bijvoorbeeld Litouwen en de Scandinavische landen zal precies even groot blijven. Het gaat erom of wij belastingtarieven willen standaardiseren en harmoniseren of dat wij vinden dat de diversiteit van onze landen weerspiegeld moet worden in verschillende belastingtarieven en verschillende belastingsystemen. Ja, wij moeten stimuleren dat de handel tussen de verschillende landen goed functioneert en er moet een gemeenschappelijke interne markt worden gecreëerd. Dit kunnen wij bereiken en wij hebben plannen (het Parlement heeft al een verslag hierover aangenomen) voor het harmoniseren van de belastinggrondslag. Douanetarieven moeten de daadwerkelijke situatie in elk land weerspiegelen en moeten mogelijkheden voor de handel creëren om initiatieven te tonen. In de landen waar zulke initiatieven niet worden ondersteund door een goede infrastructuur, zoals in de nieuwe lidstaten, kunnen deze worden gesteund met speciale belastingtarieven. Concurrentie is altijd gezond, welk standpunt men ook inneemt. Ons interne gekibbel over welk land het goedkoopste is, is nogal amusant, want echt goedkope alcohol vind je in Rusland.
Hélène Goudin (IND/DEM). – (SV) Een grote alcoholconsumptie gaat gepaard met ernstige sociale gevolgen, zogenaamde negatieve externe effecten. Om de problematiek gemakkelijker te begrijpen kan men een parallel trekken met de belastingen op brandstof voor voertuigen. Deze brandstoffen worden belast omdat ze schadelijke effecten op het milieu hebben. Door belasting te heffen kan men de milieuverontreiniging ten gevolge van de verbranding tegengaan. Daarmee internaliseert men de kosten, en de vervuiler betaalt.
Hetzelfde beginsel kan worden toegepast op de verkoop van alcohol. De gezondheidsstelsels van de lidstaten staan onder druk ten gevolge van aan alcohol gerelateerde ziekten. Belasting op alcohol heeft in dit geval twee gevolgen: enerzijds wordt er minder geconsumeerd van een product waar belasting over wordt geheven, anderzijds vormen de belastinginkomsten een aanvulling op de staatskas. Dit geld kan dan worden gebruik om zorg te verlenen aan mensen met letsel ten gevolge van alcohol.
Wat minimumaccijnzen betreft vinden we dat die, nu ze er eenmaal zijn, beter kunnen worden gehandhaafd dan afgeschaft. Er moet ook geen uitzondering worden gemaakt voor sommige alcoholhoudende dranken, zoals op dit moment gebeurt.
Petre Popeangă (ITS). – Din lipsă de timp, o să mă limitez la a expune doar câteva consideraţii privind efectele pe care le-ar produce în România modificarea directivei pe care o analizăm, consideraţii transmise de către o asociaţie de producători de bere pe care le împărtăşesc şi le susţin. Se apreciază că aplicarea unei asemenea măsuri este, în prezent, dăunătoare industriei berii din România, deoarece va declanşa o competiţie neloială între unităţile producătoare de bere şi cele producătoare de alte băuturi fermentate, determinată de faptul că prin egalizarea propusă se va provoca creşterea accizei la bere, în timp ce la alte băuturi fermentate va rămâne neschimbată. Consecinţa directă şi imediată a acestei modificări este scumpirea produsului, în condiţiile în care în România coeficientul putere de cumpărare pe produs intern brut/locuitor indică faptul că berea este deja cu 200% mai scumpă decât media preţurilor practicate la produsele similare din Europa 15. Creşterea preţului va determina în mod automat şi limitarea producţiei, ca una dintre consecinţele diminuării consumului, ceea ce va provoca şi scăderea numărului de salariaţi din acest sector, cu tot cortegiul de efecte sociale şi financiare ce ar rezulta din acest proces.
În sfârşit, dar fără a epuiza toate consecinţele pe care le-ar genera adoptarea unei astfel de decizii, se semnalează şi faptul că mărirea accizei la bere ar putea avea şi efecte inverse celor scontate, determinând per total o diminuarea a veniturilor bugetare ca urmare a scăderii vânzărilor şi diminuării personalului din acest sector.
Zsolt László Becsey (PPE-DE). – (HU) Graag feliciteer ik mevrouw Lulling met haar verslag, ik hoop dat morgen ook het Parlement daar in meerderheid voor zal stemmen. Er is een andere filosofie nodig op het gebied van accijnzen, want het vaststellen van minimumtarieven in euro’s verbetert niets aan de convergentiestatus, zo is gebleken. Oftewel het doel wordt hiermee niet bereikt.
In wezen is het in een van boven open systeem, gemeten in euro’s, zeker dat de convergentie niet significant zal zijn. We kunnen hier bovendien ernstige schade mee aanrichten, aangezien we in veel, over het algemeen de armere, lidstaten via agressieve prijsreguleringen waar zelfs Marx nog trots op zou zijn, nieuwe verplichte inflatielasten zouden opleggen aan lidstaten waar de staatsbegroting op orde is, waarmee we de vrijheid van het belastingbeleid nog verder inperken. En dat terwijl velen van hen net al hun accijnzen gedwongen hebben verhoogd of nog gaan verhogen, en deze aldus gestrafte landen bovendien al over de maximale opbrengst heen komen – we hoeven de economische analyses er maar bij te pakken.
Maar dit kan als nieuwe munitie dienen voor het argument waarom in deze landen – bijvoorbeeld de Oostzeestaten en de Balkanlanden – de euro nog niet kan worden ingevoerd, daarbij gebruikmakend van argumenten die zogenaamd worden ingegeven door inflatieoverwegingen, zodat deze landen ver uit de eurozone kunnen worden gehouden. Maar hoe zien we het voor ons dat dit in Bulgarije of Roemenië, met lonen van 100 à 150 euro, niet een drijfveer zal zijn voor de zwarte economie, criminaliteit en illegaal stoken van drank? Het gaat hier om de volksgezondheid! Of zullen de mensen in deze landen hun halve maandloon aan accijnzen uitgeven?
Om nog maar te zwijgen van het geniale idee dat ook over wijn, als vervanger van bier, een verplicht minimumtarief moet worden geheven, waarmee de oeroude Europese cultuur nog verder wordt getroffen. Als we echte convergentie willen en we het op dit gebied eens zijn over de strategie, moeten we een gedragscode in het leven roepen – waarvoor ik al een voorstel heb gedaan dat de Commissie zelfs al heeft aangenomen – waarin ook de lidstaten die boven of onder het gemiddelde accijnsniveau zitten, aanvaarden dat ze alleen maar ingrijpen in de accijnzen om dichter bij het gemiddelde te komen, mits hun economische omstandigheden dat toelaten.
Er is geen sprake van het opnieuw instellen van grenzen, noch van het schrappen van accijnzen, maar dit is de enige mogelijke oplossing voor het accijnsbeleid. Er vindt uitbreiding plaats en lidstaten die zich in zeer uiteenlopende ontwikkelingsstadia bevinden (hier wordt de toespraak onderbroken).
Antolín Sánchez Presedo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, de onderlinge aanpassing van de accijnzen op alcohol en alcoholhoudende dranken, waarmee de minimumniveaus voor de accijnstarieven worden vastgesteld, is een goede methode voor het beperken van concurrentieverstoringen en ongelijkheden in de werking van de interne markt, waarbij de lidstaten tevens ruimte wordt gelaten om hun fiscale bevoegdheden uit te oefenen.
De herziening van de tarieven, die niet gewijzigd zijn sinds 1992, is noodzakelijk om te voorkomen dat het systeem ontregeld raakt en zijn bestaansreden verliest. Het is ook een complexe operatie omdat, hoewel de oorspronkelijke inspanning voor het bereiken van onderlinge aanpassing mettertijd aan waarde heeft ingeboet, ze is uitgebreid met de integratie, sindsdien – en in drie achtereenvolgende golven – van vijftien lidstaten met zeer uiteenlopende omstandigheden en culturen.
Het communautaire acquis opgeven, zoals de rapporteur voorstelt, betekent een stap achteruit, wat een destabiliserend effect met ongewenste gevolgen zou kunnen hebben. Instandhouding belet de lidstaten niet om te speuren naar en vooruit te lopen op nieuwe ontwikkelingen door middel van zachte formules, zoals gedragscodes.
Volgens berekeningen zal het Commissievoorstel om met ingang van 1 januari 2008 31 procent van de inflatiestijging die zich heeft voorgedaan tussen 1983 en 2005 te recupereren, in de meeste lidstaten geen effect sorteren, daar zij hogere minimumtarieven hebben, al zal het vermoedelijk leiden tot een sterke stijging van de tarieven in andere lidstaten en negatieve gevolgen hebben voor de producenten, de werkgelegenheid en de prijsbeheersing.
Om al deze redenen denk ik dat in de herziening wijn ongemoeid moet worden gelaten, dat de voorgestelde tarieven moeten worden beperkt, de speciale gevoeligheid van bier en tussenproducten in aanmerking nemende, en dat er gewerkt moet worden aan een geleidelijke aanpassing in de nieuwe lidstaten, die nogal uiteenlopende uitgangsposities hebben.
Het lijkt mij wenselijk als er in de toekomst regelmatig herzieningen worden doorgevoerd, ofschoon de automatische indexering dit fiscale instrument zou kunnen loskoppelen van het economisch beleid in de Europese Unie.
Ivo Strejček (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, goedenavond. Mevrouw Lulling, u heeft vanavond al lof geoogst. Naast mijn persoonlijke felicitaties wil u ook zeggen dat ik echt blij ben met uw verslag. Uw verslag bevat namelijk minstens vier opmerkingen die ik hier nog eens voor het voetlicht wil brengen.
Ten eerste gaat uw verslag uit van de premisse dat grensoverschrijdende handel, met het vrije verkeer van goederen, een van de basisbeginselen is van de Europese integratie. De klant beslist op basis van de prijs en kiest dus voor die goederen die het laagst belast zijn. Als sommige lidstaten hun goederen te zwaar belasten, moeten zij dat via hun eigen belastingbeleid rechtzetten in plaats van te wachten op redding vanuit de Europese Unie.
Ten tweede, en dit is naar mijn mening een van de sleutelelementen van uw verslag, is fiscale mededinging goed en gezond. Het scheppen van een Europese markt zonder belastingverschillen aan de binnengrenzen is niets anders dan een moderne vorm van protectionisme.
Ten derde, en dit is hier al herhaaldelijk naar voren gebracht, heeft elke lidstaat het recht op een eigen, onafhankelijk belastingbeleid. Belastingen en het beheer van de belastingopbrengsten vormen de kern van het politieke spel. Zoals u weet, mevrouw Lulling, vertegenwoordig ik in dit Parlement de Tsjechische Republiek en zijn belangen, en aangezien de Tsjechische Republiek een belangrijke bierproducent en –exporteur is, wil ik er tot slot op hameren dat er werkelijk geen enkele reden bestaat waarom de Tsjechische bierbrouwerijen en de Tsjechische consument gestraft zouden moeten worden met een geharmoniseerde verbruiksbelasting.
Jan Andersson (PSE). – (SV) Eigenlijk vind ik dat het oorspronkelijke Commissievoorstel met een aanpassing vanaf 1993 het beste was, maar ik besef dat om een compromis in de Raad te bereiken, een aanpassing vanaf 2004 de enige mogelijkheid is. Waarom ben ik voor het Commissievoorstel? Wel, op grond van de eerder naar voren gebrachte argumenten. Ik ben voor belastingen, dat wil zeggen minimumbelastingen op milieugevaarlijke activiteiten, omdat ik die milieugevaarlijke activiteiten wil reduceren.
Zo is het ook met alcohol. Alcohol kost ons enorme bedragen in termen van volksgezondheid. Een effectief instrument is dan het inzetten van minimumaccijnzen om de consumptie te verminderen. In dit debat is een merkwaardig argument aangevoerd, namelijk dat deze matige verhoging de inflatie zou aanwakkeren. Om dat in welk land dan ook te bereiken moet de alcoholconsumptie daar zo ongelooflijk hoog zijn dat het echt tijd zou zijn om de accijnzen te verhogen.
László Kovács, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil alle sprekers bedanken voor hun bijdrage aan het debat. Zoals ik al zei in mijn inleiding, zou intrekking van de richtlijn en afschaffing van de minimumtarieven ernstige gevolgen hebben. Ik wil hier graag iets meer over zeggen.
Zonder minimumtarieven zou er voor de lidstaten geen enkele verplichting bestaan om accijns te heffen op alcohol. Dat we dit moeten beschouwen als een reële mogelijkheid, blijkt wel uit het weinige belang dat sommige lidstaten hechten aan alcoholaccijnzen, gezien de lage tarieven die ze hanteren.
Ik ben ervan overtuigd dat sommige lidstaten zonder de minimumtarieven striktere beperkingen willen opleggen aan de hoeveelheid alcohol die individuen mogen meenemen van de ene lidstaat naar de andere. Ze zullen de onvermijdelijke inkomstenderving immers willen ondervangen. Dit zou minder vrijheid betekenen voor de burgers. Daarnaast is gezegd dat minimumtarieven ingaan tegen de soevereiniteit van de lidstaten. Het tegendeel is waar. De soevereiniteit van de lidstaten wordt er juist door gesteund. De lidstaten kunnen immers hun eigen fiscale beleid blijven voeren, zonder hierbij het risico te lopen dat dit beleid wordt ondermijnd door andere lidstaten en met name door shoppen over de grens en smokkel.
Dit betekent niet dat de minimumtarieven zijn bedoeld om de lidstaten met hogere belastingen te beschermen. De minimumtarieven zijn relatief laag en blijven ook na de verhoging met 4,5 procent aan de lage kant. De lidstaten behouden dus ruim voldoende armslag. Het staat ze vrij om hun nationale tarief in de buurt van het minimum of ver daarboven vast te leggen, zolang ze maar de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de consequenties.
Ik wil nogmaals bevestigen dat het voorstel zeker geen harmonisatie en ook geen onderlinge aanpassing tot doel heeft. Het gaat om een opwaardering. Er is gezegd dat de verhoging van de minimumaccijnstarieven inflatie wellicht in de hand werkt. Dat is zeker niet het geval. De verhoging is een compensatie voor de inflatie die al heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is het argument gebruikt dat de zwarte markt erdoor kan groeien. Daarover zou ik willen zeggen dat het gebrek aan of de afschaffing van accijnzen juist kan leiden tot smokkel en grensoverschrijdend winkelen, wat niets meer te maken heeft met eerlijke mededinging.
Tot slot een opmerking over de Tsjechische brouwerijen en consumenten. Zij zullen er niet onder lijden, omdat de huidige accijns in Tsjechië ver boven het nieuwe verhoogde gemeenschappelijke minimumtarief ligt.
Astrid Lulling (PPE-DE), rapporteur. – (FR) Ik wil graag het woord voeren in mijn hoedanigheid van rapporteur, zoals in de meeste nationale parlementen het geval is. Ik ben 25 jaar lid geweest van een nationaal parlement, en afgevaardigden kunnen daar reageren als rapporteur. Ik wil graag zeggen, commissaris, …
De Voorzitter. Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw Lulling, ik zal u nog een minuutje geven om af te ronden en te zeggen wat u nog van belang vindt. Er is geen spreektijd voor u voorzien, dus u krijgt niet meer dan een minuut.
Astrid Lulling (PPE-DE). – (EN) Nadat u de commissaris zoveel tijd hebt gegeven, laat u mij niet antwoorden. Dit is geen debat! We zijn hier in een Parlement!
De Voorzitter. Zeker, we zitten in een Parlement, en daarom moet ik zorgen dat de zaken enigszins ordelijk verlopen.
Astrid Lulling (PPE-DE). – (FR) Wij bevinden ons in een parlement, mijnheer de Voorzitter, en ik heb het recht te reageren op de commissaris en de sprekers. Ik wil graag reageren op mevrouw Berès, die mij ervan beschuldigde een streep onder het verleden te willen zetten door accijnzen af te schaffen.
Mijnheer de Voorzitter, mijn voorstel is volkomen verkeerd begrepen. Ik wil die misverstanden graag rechtzetten, omdat gezegd is dat accijnzen worden afgeschaft. Nee! Minimumtarieven afschaffen betekent niet accijnzen schrappen: elke lidstaat is vrij ze vast te stellen, en elke lidstaat is tevens vrij ze aan te passen. Wij moeten hier echter geen dingen zeggen die kant noch wal raken. Als wij het alcoholisme, de bestrijding van het alcoholisme en de accijnstarieven op een hoop gooien, wil ik u erop wijzen dat het alcoholisme het ergst is in de lidstaten met de hoogste accijnzen.
Ik betreur het zeer, mijnheer de Voorzitter, dat u mij geen tijd geeft om te reageren, met name op de commissaris, omdat de commissaris probeerde de indruk te wekken dat ons amendement over een gedragscode zou leiden tot accijnzen op wijn van 48 euro/hl …