Der Präsident. Als nächster Punkt folgt die Aussprache über die Zukunft Europas unter Teilnahme des niederländischen Ministerpräsidenten und Mitglied des Europäischen Rates, Jan Peter Balkenende, den ich sehr herzlich hier im Europäischen Parlament begrüße.
(Beifall)
Zeer geachte minister-president, het is mij een grote vreugde om u vandaag als minister-president van Nederland in het Europees Parlement welkom te kunnen heten om over de toekomst van de Europese Unie te discussiëren.
Herr Ministerpräsident, lieber Jan Peter Balkenende! Das Königreich der Niederlande ist nicht nur eines der Gründungsmitglieder der Europäischen Union, sondern stand in den vergangenen 50 Jahren immer wieder und mit großer Entschlossenheit an der Spitze derjenigen, die den europäischen Integrationsprozess als unvergleichliches Erfolgsprojekt der Geschichte unseres Kontinents vorantreiben wollten und unterstützt haben. Bedeutende Verträge und Übereinkünfte der Europäischen Union tragen den Namen niederländischer Städte: der Vertrag von Maastricht, mit dem die Europäische Union begründet wurde, und der Vertrag von Amsterdam, mit dem dem Europäischen Parlament umfassende Mitentscheidungsrechte ermöglicht wurden.
Umso mehr schmerzt es uns, dass die Bürgerinnen und Bürger der Niederlande jenem Verfassungsentwurf, der für die Zukunft der Europäischen Union so wichtige Antworten enthält, in einem Referendum eine Absage erteilt haben. Gemeinsam mit meinen Kolleginnen und Kollegen im Europäischen Parlament und mit Ihnen, Herr Ministerpräsident, bin ich aber überzeugt davon, dass mit dieser Entscheidung kein Nein der Bürgerinnen und Bürger der Niederlande zur Europäischen Union selbst, ihrem Wert und ihren Werten zum Ausdruck gebracht wurde.
Das Europäische Parlament weiß Ihre Bereitschaft, Herr Ministerpräsident, zur heutigen Diskussion sehr zu schätzen, vor allem weil jetzt die Mitarbeit aller 27 Mitgliedstaaten notwendig ist, um eine erneuerte und zukunftssichere Grundlage für die Europäische Union zu erarbeiten. Die deutsche Ratspräsidentschaft, insbesondere Frau Bundeskanzlerin Angela Merkel, engagiert sich derzeit mit vollem Einsatz für eine gemeinsame Lösung, die alle zufrieden stellen kann: jene Länder, die den Vertrag nicht ratifiziert haben, aber auch jene 18 Mitgliedstaaten und damit die Mehrheit der Bevölkerung der Europäischen Union, die den Vertrag schon ratifiziert haben.
Das Europäische Parlament steht inhaltlich zum Verfassungsvertrag. Wir wollen, dass die Substanz des Verfassungsvertrags Wirklichkeit wird. Dazu gehören die notwendigen Reformen und unsere gemeinsamen Werte. Das Europäische Parlament wird sich unter keinen Umständen mit einem Ergebnis zufrieden geben, das nicht im Interesse der Europäischen Union und ihrer Bürgerinnen und Bürger ist.
Herr Ministerpräsident, wir sind uns der Tatsache bewusst, dass gerade auch die Bürgerinnen und Bürger der Niederlande ein großes Interesse daran haben, die Europäische Union auch für die Herausforderungen der Zukunft fit zu machen, und gemeinsam europäische Lösungen für globale Aufgaben zu ermöglichen. Mit gutem Willen – davon bin ich überzeugt – ist in den kommenden Wochen und Monaten bei den Verhandlungen nicht nur ein Aufeinanderzugehen, sondern auch ein Ergebnis für eine handlungsfähige, demokratische und transparente Europäische Union möglich. Herr Ministerpräsident, ich darf Sie bitten, zu uns zu sprechen.
Jan Peter Balkenende, Minister-president van Nederland. Voorzitter, geachte leden van het Europees Parlement, commissaris Wallström, commissaris Frattini, dames en heren, hartelijk dank voor uw uitnodiging om met u in debat te gaan over de toekomst van Europa. Ook wil ik hier mijn dank uitspreken voor het zeer nuttige bezoek van Voorzitter Pöttering aan Nederland op 12 april jl.
Herr Präsident! Herzlichen Dank, dass Sie in Den Haag gewesen sind. Wir haben Ihre Anwesenheit und Ihren Beitrag zur Diskussion sehr geschätzt. Es war ein wichtiger Besuch. Nochmals herzlichen Dank!
Voorzitter, het is goed om terug te zijn in uw Parlement en ik bewaar goede herinneringen aan de ontmoetingen met u tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2004. We hebben prikkelende debatten gevoerd, waar ik toen veel inspiratie uit heb geput.
Maar vandaag sta ik hier in een andere hoedanigheid, namelijk als vertegenwoordiger van de lidstaat Nederland. Een pro-Europees land. Een land waar de algemene steun voor de Europese samenwerking altijd bovengemiddeld was, en nog steeds is. Eind 2006 stond 75% van de bevolking achter het lidmaatschap van de Europese Unie.
Een land met een open economie dat veel welvaart en werkgelegenheid dankt aan de kansen die de interne markt biedt. Een land dat een actieve rol wil spelen in de wereld, getuige ook de Nederlandse betrokkenheid bij opbouwmissies in Afghanistan en elders in de wereld. Daarbij is Nederland op samenwerking aangewezen. Maar Nederland is ook een van de twee lidstaten waar een duidelijke meerderheid van de bevolking in 2005 "nee" zei tegen het Grondwettelijk Verdrag, en u, Voorzitter, u refereerde daaraan.
Ik weet dat een grote meerderheid in uw Parlement wél voor het Grondwettelijk Verdrag was. En ik respecteer dat. Maar hoe het oordeel over de Grondwet ook is geweest, het is nu noodzakelijk om gezamenlijk een oplossing te vinden. Een oplossing die voor ons allen acceptabel is. Een oplossing die recht doet aan de zorgen van burgers die in Nederland en in Frankrijk heel zichtbaar aan de oppervlakte kwamen. Zorgen die ook elders leven: in landen die al hebben geratificeerd en landen waar nog geen besluiten zijn genomen.
Ik ben er zeker van, meneer de Voorzitter, dat bruggen kunnen worden geslagen. Omdat de overeenkomsten in de toekomstvisies groter zijn dan de verschillen. Omdat we een stevig fundament van gedeelde waarden, en gedeelde belangen hebben.
Mijn visie op de toekomst van Europa begint bij de vaststelling dat de Unie een zeldzaam succesvol project is. Er is alle reden om trots te zijn op wat we in Europa samen tot stand hebben gebracht.
Het Europa dat verscheurd was door grote oorlogen en scherpe sociale tegenstellingen, kent nu een model van samenwerking en integratie dat in de wereld geen gelijke heeft. Een model dat gekenmerkt wordt door evenwicht. Evenwicht tussen economische dynamiek en sociale harmonie. Evenwicht tussen eenheid en verscheidenheid. Het Europese besluitvormingsmodel doet recht aan de gelijkheid van de lidstaten, maar ook aan die van de burgers.
Europa is een gerespecteerde wereldspeler. Een voorbeeld in de wereld. Door onze unieke vorm van samenwerking. Door onze gerichtheid op solidariteit. Door ons vermogen te binden. Verenigd door waarden en dialoog en niet door strijd.
Europa heeft zich vernieuwd. Het resultaat is de Europese Unie. In de wereldgeschiedenis is vijftig jaar een korte periode. Europa is een jonge, maar volwassen constructie, met een grote toekomst voor de boeg. Stap voor stap voortbouwend op onze verworvenheden nieuwe uitdagingen aangaan. Met daarbij steeds een scherp oog voor de verwachtingen en zorgen van de burger.
Eén van de hoofddoelstellingen van het nieuwe Nederlandse kabinet is om het draagvlak voor de Europese samenwerking verder te verstevigen. Om dat te doen, is het essentieel om goed te doorgronden waarom bijna 62% van onze bevolking "nee" zei tegen het Grondwettelijk Verdrag. En om daar op de juiste manier op te reageren.
Ik zal in het vervolg van mijn verhaal eerst de achtergronden van het Nederlandse "nee" schetsen. Daarna zal ik ingaan op wat Nederland voor ogen staat bij de onderhandelingen voor een nieuw verdrag.
In de vijftig jaar die er liggen tussen het Verdrag van Rome en de Verklaring van Berlijn, is er veel veranderd. De Unie van nu is niet alleen vele malen groter dan de Gemeenschap van de zes van toen, ze heeft ook een veel breder werkterrein.
De uitbreiding is een historisch succes. Het was de juiste keuze. Maar we moeten ook beseffen dat na deze grote uitbreidingsronde de burger tijd nodig heeft om te wennen. Het is allemaal snel gegaan. Voor sommigen te snel. Het gevoel van onderlinge verwantschap moet groeien.
Naast een aanzienlijke uitbreiding, heeft de Unie de afgelopen 15 jaar ook een enorme verdieping meegemaakt. De voltooiing van de interne markt, de open grenzen, de euro, het vele nieuwe beleid op belangrijke terreinen als milieu, veiligheid en recht. Stuk voor stuk positieve ontwikkelingen. Maar ook een aantal nieuwe realiteiten die voor burgers niet zonder slag of stoot gemeengoed zijn geworden. De aanwezigheid van Europese regelgeving op tal van terreinen wordt bijvoorbeeld niet altijd begrepen. En op het moment dat burgers de uitbreiding en de verdieping nog niet hadden verwerkt, hebben wij de burger een oordeel gevraagd over de Grondwet.
De vraag "stemt u in met de Grondwet voor Europa", werd door velen beleefd als "wilt u dat Europa het karakter van een staat krijgt?" of zelfs "wilt u dat Europa uiteindelijk in de plaats treedt van het Nederlandse landsbestuur?", en dat was duidelijk een brug te ver.
In iedere lidstaat heeft de term "grondwet" een andere lading. Voor sommigen is het een symbool voor democratie, voor een beteugeling van het gezag. Dat is natuurlijk ook zo. Maar elders - in ieder geval in Nederland - heeft het woord "grondwet" nog een heel andere connotatie, een andere betekenis. Een grondwet hoort bij een nationale staat. Een grondwet zegt iets over nationale identiteit. Daarom de Nederlandse inzet dat een nieuw verdrag geen grondwet is. De symboliek van een grondwet, was een belangrijke factor bij het Nederlandse "nee".
Er was een gevoel van verlies van controle, een vrees om eigen identiteit kwijt te raken. Maar mensen willen juist een herkenbaar en nabij bestuur. Mensen zien een grens aan wat Europa moet doen. Mensen willen controle hebben over de zaken die we in Europa gezamenlijk hebben te doen.
Uiteraard speelden er meer overwegingen voor mensen mee om "nee" te stemmen. Sommigen vonden dat Europa te veel regels maakt, of te veel dingen doet die we beter nationaal kunnen regelen. Anderen vinden het bestuur in Brussel te ondoorzichtig en ook zorgen over de Nederlandse financiële bijdrage speelden een rol. En mensen hadden te weinig zicht op de concrete toegevoegde waarde van de Europese samenwerking. Als je dat op je laat inwerken, dan is het zo dat deze vraagstukken voor een deel zijn op te lossen in een nieuw Verdrag.
Voor een ander deel, moeten we ons van deze zorgen – die bij heel veel burgers in de Unie leven - bewust zijn bij onze dagelijkse beleidsbeslissingen. Daar hebben we de afgelopen twee jaar al een goed begin mee gemaakt. Subsidiariteit en minder regelgeving staan bovenaan de agenda, ook in Brussel. Er is meer transparantie. Er is een begroting die ons tot 2013 in staat stelt te doen wat we moeten doen. En we stellen de juiste beleidsprioriteiten, zoals klimaatverandering en energiebeleid.
Dat, meneer de Voorzitter, leden van het Parlement, is de verdienste van uw Parlement, van de voorzitter van de Commissie, José Manuel Barroso, en van de voorzitters van de Europese Raad, achtereenvolgens Tony Blair, Wolfgang Schüssel, Matti Vanhanen en nu Angela Merkel. Het toont dat Europa bereid is prioriteit te geven aan de zaken die de burger bezighouden.
Voordat ik inga op de zaken die Nederland nastreeft in een nieuw verdrag, wil ik iets benadrukken. In vier lidstaten werd een referendum gehouden. Twee maal werd het "nee", tweemaal werd het "ja". In totaal zeiden achttien lidstaten via hun eigen democratische procedures "ja" tegen het Grondwettelijk Verdrag. In uw Parlement was brede steun voor het Grondwettelijk Verdrag. Wij kunnen en willen daar niet omheen. Maar ik hoop dat we ons zullen concentreren op de gezamenlijkheid. Op de overeenkomsten, en niet op de verschillen.
Het Nederlandse kabinet wil constructief een gezamenlijke oplossing nastreven. Dat is met het oog op de toekomst van Europa ook hard nodig. De punten waar Nederland zich op richt, houden rechtstreeks verband met de zorgen van de burgers die de afgelopen twee jaar naar boven kwamen. Niet meer, maar ook niet minder. Dat is ook nodig voor het draagvlak voor ratificatie van het nieuwe Verdrag.
In dat licht denk ik dat er, afgezien van specifieke wensen van instellingen en lidstaten, twee grote gezamenlijke ambities zijn bij het nieuwe Verdrag. In de eerste plaats willen we het democratisch functioneren van Europa verbeteren. In de tweede plaats willen we de slagvaardigheid van Europa vergroten.
Europa's uitdaging is steeds geweest om de instellingen zo in te richten dat aan beide, soms tegenstrijdige doelstellingen, zo goed mogelijk recht wordt gedaan. Het institutionele evenwicht dat de Conventie en de vorige IGC uitwerkten, biedt verbeteringen. Zowel van het democratisch gehalte, als van de slagkracht. Nederland wil die verbeteringen behouden, mits overeenstemming daarover hand in hand kan gaan met een geloofwaardige aanpak van de zorgpunten van de burger.
Ik zal u in een viertal punten schetsen wat Nederland voor ogen staat om gezamenlijk tot een oplossing te komen.
Ten eerste: voortzetting van de succesvolle methode van Verdragswijziging: stap voor stap Europa beter maken, met oog voor evenwicht. Ik schetste u daarnet dat de symboliek van een grondwet een belangrijke rol speelde bij het "nee" en daarom pleit Nederland voor een wijzigingsverdrag, net als Amsterdam en Nice. Dat is een succesvolle voortzetting van de methode-Monnet: kleine stappen vooruit, met een concrete betekenis. Het zet de schijnwerper op de verbeteringen, op de democratische waarborgen, op de verhoging van de slagvaardigheid. Zo kunnen we een positief debat hebben, en onder de schaduw van de verworpen Grondwet uitkomen. Kortom: zowel de naam, de vorm, als de inhoudelijke elementen die het beeld van een grondwet geven, verdienen heroverweging.
Ik kom bij mijn tweede punt. Nederland hecht zeer aan verbetering van het democratisch functioneren van de Unie. Een centrale les uit het referendum is dat Nederlanders zeker willen zijn dat ze mee beslissen. Ze willen dat hun stem in Europa wordt gehoord. De institutionele voorstellen van het Grondwettelijk Verdrag zijn een stap vooruit. Ik noem alleen al de regel dat het Europees Parlement steeds mee beslist als er in de Raad bij meerderheid wordt besloten.
Maar verbeteringen zijn mogelijk. Bij de subsidiariteitstoets van Europese wetgevingsvoorstellen zouden nationale parlementen een belangrijker rol moeten krijgen. Als een meerderheid van de nationale parlementen een negatief oordeel velt, moet dat consequenties hebben. Meer betrokkenheid van de nationale parlementen gaat niet ten koste van het Europees Parlement. Deze toetsing vindt plaats in de allereerste fase van de besluitvorming. Een oordeel over subsidiariteit is bij uitstek iets voor nationale parlementen. Het Europees Parlement houdt zijn volledige rol in de medebeslissingsprocedure. Er wordt geen inbreuk gemaakt op het initiatiefrecht van de Commissie. Zoals u me laatst ook zei, meneer de Voorzitter, het Europees Parlement en de nationale parlementen vullen elkaar aan. Als democratische partners.
Ik kom bij mijn derde punt: naast democratischer, moet en kan Europa ook slagvaardiger. En dan praten we over de belangrijke thema's van deze tijd die mensen bezighouden: klimaatverandering, energiebeleid, terrorismebestrijding en migratie vragen een voortvarende gezamenlijke aanpak.
Het Grondwettelijk Verdrag bevat belangrijke verbeteringen, met meer meerderheidsbesluitvorming. Maar we kunnen er niet omheen dat mensen bang zijn voor het opgeven van veto's. Bang zijn voor een sluipende uitbreiding van bevoegdheden. Daarom moeten we hier duidelijk zijn. Geen daadkracht zonder draagvlak. Waar nodig, moeten we dus de stap naar meerderheidsbesluitvorming durven zetten. En ik ben bereid die keuzes te verdedigen. Maar alleen als de soevereiniteitsoverdracht een bewuste keuze is, omgeven door de juiste waarborgen. De bevoegdheden van de Unie moeten helder zijn begrensd. Alleen dan kunnen we de aarzelingen over het overdragen van soevereiniteit verminderen. Nederland zal op dit terrein met voorstellen komen.
Een bijzonder punt dat hiermee samenhangt, heeft ook uw Parlement intensief bezig gehouden. Ik heb het over de relatie tussen de interne markt enerzijds en de bewegingsvrijheid van de lidstaten bij de vormgeving van hun publieke diensten anderzijds. Ook daar kan meer helderheid worden geschapen, zonder afbreuk te doen aan de interne markt. Ik ben voor een sterke interne markt. Daar hebben burgers van alle lidstaten profijt van.
Maar bij zaken als het pensioensysteem, de sociale zekerheid en het onderwijs willen de lidstaten de vormgeving af kunnen stemmen op de nationale situatie. Europa moet daarvoor ruimte bieden. Bijvoorbeeld door het vastleggen van een aantal criteria voor diensten van algemeen belang.
En dan tenslotte mijn vierde punt. Ik denk dat het goed is om de uitbreidingscriteria op te nemen in het nieuwe Verdrag. We hebben collectief de wijsheid gehad om de Unie uit breiden en ik sta volledig achter die beslissing. Het zegt iets over de toekomst van Europa en de verandering na het gedeelde Europa van na de Tweede Wereldoorlog.
Maar niemand kan er omheen dat bij de burgers ook twijfels leven over de uitbreiding. In Nederland leeft de perceptie dat de Unie haar eigen regels niet of niet voldoende serieus neemt. We hebben de criteria, maar die worden in de ogen van de Nederlanders niet strikt nageleefd. Dit tast de publieke steun voor Europa aan. Opneming van de criteria in het nieuwe verdrag is dus geboden.
Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Europa is in vijftig jaar ver gekomen. De verwachtingen zijn hoog. Gezamenlijk kunnen we het voorbeeld geven bij de aanpak van de klimaatverandering, bij de strijd tegen armoede en onveiligheid in de wereld. Samen kunnen we Europa's economisch potentieel benutten in een steeds meer geïntegreerde wereldeconomie. Samen moeten we ons inspannen voor een betrouwbare aanvoer van energie en grondstoffen. Samen moeten we de mensonterende uitwassen van illegale migratie bestrijden en daarbij hebben we een sterke en slagvaardige Europese Unie nodig. Een Unie die het vertrouwen van zijn inwoners geniet.
Een verdrag dat de vier elementen in zich draagt die ik u zojuist schetste, zal ik in Nederland voluit verdedigen. Omdat ik geloof dat de tijd daarvoor rijp is. Omdat ik groot vertrouwen heb in het voorzitterschap van Angela Merkel, en daarna José Socrates. En omdat ik geloof dat we samen de volgende stap kunnen zetten. Maar bovenal omdat dat verdrag nodig is om samen de uitdagingen van deze tijd aan te gaan.
Ik kwam laatst de woorden van Robert Schuman, een van onze visionaire founding fathers, weer tegen. En ik werd weer getroffen door de wijsheid en juistheid ervan. In zijn verklaring van 9 mei 1950 zei hij - en ik citeer - "De vereniging van Europa kan niet ineens worden verwezenlijkt, noch door een allesomvattende schepping tot stand worden gebracht. Het verenigd Europa zal moeten worden opgebouwd door middel van concrete verwezenlijkingen, waarbij een feitelijke solidariteit als uitgangspunt zal moeten worden genomen".
Ik denk dat Schumans woorden nog niets aan actualiteit hebben ingeboet en ook vandaag nog leidend kunnen zijn bij onze gezamenlijke opdracht verder te bouwen aan Europa. Dank u zeer.
(Applaus)
Der Präsident. Herr Ministerpräsident! Ich möchte Ihnen für diesen Beitrag danken und vor allen Dingen für Ihren – wie wir hoffen – entschlossenen Willen, dass wir dann auch gemeinsam zu einer guten Lösung kommen.
Joseph Daul, au nom du groupe PPE-DE. – Monsieur le Président, Monsieur le Président en exercice du Conseil, Madame et Monsieur les Commissaires, je vous remercie, Monsieur le Premier ministre Jan Peter Balkenende, pour la vision de l'Europe que vous nous avez livrée aujourd'hui, une vision que le groupe PPE-DE partage très largement.
(Protestations)
Je vois que ceux qui m'interrompent ont une très bonne vision et qu'ils ont bien écouté M. Prodi hier: il était prêt à se séparer du drapeau, vous nous avez apportés les vôtres aujourd'hui … C'est une très belle image et un très bel exemple!
L'Europe, c'est bien sûr une monnaie, un grand marché, l'ouverture des frontières ou les échanges d'étudiants. Mais l'Europe, c'est avant tout des idéaux, des principes, des valeurs, que le monde entier nous envie. L'Europe, ce sont des traditions, une civilisation, mais c'est aussi l'adaptation aux nouvelles réalités, c'est une certaine idée de la mondialisation, des réformes pour une société plus juste. L'Europe, ce n'est pas l'immobilisme, c'est le mouvement et le progrès.
Cher Jan Peter, vous êtes Premier ministre du pays peut-être le plus ouvert à l'esprit européen, je n'ai pas peur de le dire, un pays où la tolérance et la solidarité sont les moteurs de la cohésion sociale. Vos concitoyens se déclarent à 72 % favorables à l'intégration européenne, quand la moyenne européenne se situe à 53 %. Pourtant, les Néerlandais, comme les Français, ont dit non au traité en 2005. Cela veut certainement dire qu'aux yeux de la grande majorité d'entre eux, l'Europe n'est pas assez légitime, pas assez crédible, pas assez efficace. Cela veut certainement dire qu'ils jugent l'action de l'Union européenne trop éloignée de leurs réalités quotidiennes. Nous devons tirer des leçons de ces appréciations, même si nous ne partageons pas cet avis, souvent trop critique.
Je ne reviendrai pas ici sur les mérites de l'intégration européenne, nous les connaissons bien. Mais nous devons persuader les Européens que notre projet commun est non seulement bénéfique, mais aussi absolument indispensable. Le projet de traité contenait la plupart des réponses aux interrogations et aux insatisfactions de nos concitoyens. Il nous faut donc reprendre le meilleur de ce traité, à savoir l'essentiel des parties 1 et 2. Ce que les Européens attendent de nous, c'est une vie meilleure, c'est une Europe qui affirme ses valeurs dans le monde, comme elle vient de le faire à Moscou, comme elle doit le faire davantage au Proche-Orient, mais aussi au Darfour.
En nous mettant en position de décider, de façon à la fois démocratique et efficace, nous donnerons satisfaction aux Européens parce que nous pourrons nous attaquer aux vrais problèmes de fond. Sortons l'Europe de sa paralysie, donnons-nous les moyens de nos ambitions politiques: le plus tôt sera le mieux et l'échéance des élections européennes de 2009 est la plus opportune. Travaillons sans relâche dans cette perspective.
Monsieur le Premier ministre, vous avez eu le courage de faire dans votre pays des réformes ambitieuses, des réformes de long terme. Vous n'avez cédé ni à la facilité ni à la démagogie, et les résultats sont là. Ces réformes, vous les avez conduites en respectant des valeurs, de solidarité, d'ouverture et de responsabilité. C'est le chemin que mon groupe demande à l'Europe, dans son ensemble, d'emprunter. Vous avez évoqué le rôle des parlements nationaux ainsi que la nécessité d'une répartition plus claire des compétences entre les États membres et l'Union. Là encore, nous ne pouvons que vous soutenir.
Si les députés nationaux de nos pays ne s'emparent pas des affaires européennes, qui ne sont plus du ressort des affaires étrangères, mais des affaires nationales, si nos collègues parlementaires nationaux ne prennent pas à bras le corps la dimension européenne de nos grands enjeux, alors la route sera encore plus longue et plus difficile. Qui fait quoi? Qui est responsable de quelle politique? Les citoyens veulent le savoir! Une telle clarification empêchera les ministres de rejeter la faute sur Bruxelles et nous privera nous-mêmes d'un alibi national trop facile.
Vous avez également soulevé, Monsieur Balkenende, la question des élargissements de l'Europe. Sur ce point aussi nous devons être clairs. L'Europe ne peut plus faire adhérer des nouveaux membres tant qu'elle n'aura pas résolu ses problèmes internes.
Chers collègues, notre priorité immédiate, et celle de nos gouvernants, doit être de trouver un accord à 27, au plus vite, sur les institutions. Angela Merkel a créé la dynamique nécessaire et, en dépit des effets de manche, les positions des uns et des autres sont en train de converger. Saisissons cette chance, trouvons un accord à 27 sur les questions essentielles, à savoir les droits des citoyens et le processus de décision!
(Applaudissements)
Martin Schulz, im Namen der PSE-Fraktion. – Herr Präsident! Ich beginne mit einer aktuellen Bemerkung. Herr Ministerpräsident, Sie haben gesagt, dass Ihre Regierung einen Rechtsrahmen für Dienstleistungen befürwortet. Schönen Dank, sagen Sie das der EVP-Fraktion, Sie haben ja sehr enge Beziehungen zu ihr. Die hat das heute Morgen abgelehnt.
Herr Ministerpräsident, Sie haben zwei Bemerkungen gemacht, die ich aufgreifen möchte, da ich glaube, dass Sie in Ihrer Rede die beiden wichtigsten Bemerkungen waren. „Ich hoffe, dass wir uns auf das konzentrieren, was uns eint, und nicht auf das, was uns trennt.“ Das ist ein ermutigender Satz. Bisher hatten wir den Eindruck, die Niederlande setzen auf das, was uns trennt, und nicht auf das, was uns eint.
Wenn damit angekündigt worden ist, dass Jan Peter Balkenende und seine Regierung bereit sind, Kompromisse einzugehen und nicht darauf zu beharren, dass das Nein der Niederlande zu einer integralen Veränderung Europas führen muss, wenn das Nein der Niederlande bedeutet, dass die Verfassung nicht in dieser Form in Kraft treten wird, dafür aber eine andere, umfassende Reform, die zur Effizienz der Europäischen Union führt, und dass Jan Peter Balkenende bereit ist, dafür Kompromisse einzugehen und sie dann anschließend zu Hause zu verteidigen, dann war das eine gute Rede.
(Beifall)
Deshalb werden wir Sie daran messen, denn ich war ja in Rom und habe das gesehen. Wir hatten uns dort getroffen, als Sie die Verfassung mit einem goldenen Füller unterschrieben haben. Wie Sie wissen, bin ich bin ein aufmerksamer Beobachter der niederländischen Innenpolitik. Im Verhältnis zu anderen Kämpfen, die Sie in den Niederlanden durchgestanden haben, war Ihr Kampf um die Europäische Verfassung ein Kampf mit gebremstem Schaum – wenn ich das so auf Deutsch sagen darf. Wenn Sie sich zukünftig besser schlagen, ist es in Ordnung, sei es drum.
Europa muss schlagkräftiger werden, aber nicht mit 27 Staaten auf der Grundlage von Nizza oder „Nizza Minus“. Dann wird Europa nämlich nicht schlagkräftiger, sondern handlungsunfähiger. Europa braucht Handlungen! Denken Sie an die Situation im Nahen Osten. Denken Sie daran, dass an der Grenze zwischen dem Libanon und Israel 13 000 europäische Soldaten stehen, die das UNIFIL-Mandat ausüben, und dass uns in Palästina im Gazastreifen der Laden um die Ohren fliegt, dass dort eine „Somalisierung“ eingetreten ist. Warum ist Europa nicht mit einem Außenminister vor Ort, der handeln könnte? Weil es im Rat das Einstimmigkeitsprinzip gibt! Das macht Europa handlungsunfähig!
(Beifall)
Ich habe nichts gegen calvinistische Verzichtsethik. Ich höre, dass Sie keine Flaggen mehr, keine Hymne und keinen Außenminister wollen: Gut! Die Beethoven-Sinfonien haben Revolutionen und Kriege überlebt. Sie werden auch die Europäische Verfassung überleben.
(Beifall)
De Voorzitter van ons Parlement heeft de inleidende woorden van dit debat in het Nederlands gesproken. Dat wil ik nu ook doen, minister-president. Als de minister van Buitenlandse Zaken in de toekomst hoge vertegenwoordiger van Hare Majesteit de koningin van Nederland heet, prima. Als hij maar doet wat moet.
Der entscheidende Punkt ist nicht der Titel, der entscheidende Punkt ist die Substanz der Aufgabe, die er hat!
(Beifall)
Ich bin ein großer Bewunderer des niederländischen Volkes. Die Niederlande sind ein wunderbares Land mit großer Tradition, ein Land mit Seefahrertradition, und Seefahrer waren immer mutige Leute. Es waren Niederländer, die das Kap Hoorn zum ersten Mal umsegelt haben. Deshalb heißt es so: Kap Hoorn. Sie haben sich heute – das habe ich jedenfalls im Gefühl – auf ein Schiff begeben. Sie haben die Segel gesetzt! Mein Kollege Goebbels hat die Flagge schon auf Halbmast gesetzt. Ich bin nicht ganz so skeptisch. Ich habe den Eindruck, Sie haben die Segel heute halb aufgezogen. Ziehen Sie sie ganz auf, das Europäische Parlament bläst Wind hinein, das garantieren wir Ihnen. Dann segeln Sie in Richtung Kompromiss, Herr Balkenende.
Herr Prodi hat gestern seine Kompromissbereitschaft angeboten. Herr Prodi will die Verfassung ganz. Wenn Sie sie halb wollen und Sie beide sich zwischen Ganz und Halb treffen, dann werden wir sie zu drei Vierteln bekommen. 75 % des Verfassungsvertrages wäre die Verfassung ohne die Hymne, ohne die Flagge und ein Außenminister mit einem anderen Titel. Das wäre ein gutes Resultat!
(Beifall)
Graham Watson, on behalf of the ALDE Group. – Mr President, yesterday, in this Chamber, one of Europe’s great champions sketched his vision of a Union fit for the 21st century – a Union that is democratic, transparent and, above all, effective. However, crossing that Rubicon requires firm leadership, Mr Balkenende.
The German Presidency has shown its strength by uniting Member States under the banner of the Berlin Declaration. It must pull them together again in the weeks before the European Council and the Intergovernmental Conference which follows if we are to win the war of public opinion and unite around a revised Treaty.
The stakes are high. Your Foreign Minister, Mr Verhagen, said: ‘In today’s globalised world people are afraid of losing their jobs, their social security, their quality of life’. Yet that is not an argument for less Europe, indeed, it may well be an argument for more Europe.
(Applause)
Europe cannot secure its energy supply, combat climate change or tackle terrorism with a retreat into unilateralism. You, of all people, should know that, Mr Balkenende. For history teaches us that the Netherlands’ golden years – as the wealthiest nation in the 17th-century world – came from uniting the seven provinces, not dividing them. You must convince your citizens that unity and prosperity are inseparable; that inability to make progress on political integration means Europe will lose its place as a global standard-setter and end up at the mercy of powers like Russia with its belligerent energy policy.
To take key decisions on jobs, security and quality of life, the Union needs an end to unscrupulous use of national vetoes. To address the democratic deficit, it needs greater democratic accountability. To maintain its international prestige and internal effectiveness, its institutions must change with the times.
None of this is possible without the substance of what was agreed in the European Convention, and that substance must be maintained, whatever cosmetic surgery you try to effect on the surface.
We are not just talking about ideology here: we are talking about people’s jobs, their quality of life and their long-term prospects. It is time that you, and others like you, retook the initiative and brought Europe back to their people.
Nobody here is seeking a European superstate – diversity of customs, history and language will ensure that. However, we are seeking a European ‘superpeople’, a united people.
Too often our heads of government have taken the advice of the English Conservative Prime Minister Arthur Bonar Law when he exclaimed: ‘I must follow them; I am their leader’. But populism cannot move Europe forward, nor cement our quality of life, international influence or economic strength – only solidarity can do that.
When concerns over the so-called symbols of a superstate – like flags or anthems –supersede debate on real issues, then it is time for a change of strategy.
(Applause)
Your public demands energy security; it demands a European environment policy; it demands common action on migration. From the new Treaty, they will get it, for the tools are already in the text. So sell that to your people, instead of sidestepping the issues. Stop letting the tail wag the dog, and lead the Netherlands back to the heart of European decision-making, as befits the founder status of your country in our Union.
In conclusion, Prime Minister, I would say, do as your countryman Justus Lipsius advised: be stoical in adversity, embrace necessity and be constant in your faith in Europe. For your people’s peace, prosperity and security depend upon it.
(Applause)
Brian Crowley, on behalf of the UEN Group. – Mr President, I would like to thank the Prime Minister for his presentation today. I was struck by the ideals of compromise and consensus contained within his speech. Particularly when we look forward to Europe’s future, it is a Europe that has to be based on consensus, because, as Mr Daul said earlier on, if Europe means anything, Europe means equality. Europe means equality between nations, between peoples, between cultures. Europe means equality between all people within the European Union.
That means that you cannot drive a coach-and-four and force everybody down the same path. It makes it more difficult to find agreement, yes, but it is still the best way of finding agreement. What we heard yesterday from Mr Prodi was not the new way forward, it was a threat: a threat that we will create a two-speed Europe for those who are with us and those who are against us, words more reminiscent of George W. Bush than of a European statesman.
I am convinced that the future development of European policy and European ideals will not come from telling people to look at the great opportunities they have lost, to look at the things that they have thrown away. It will come by us convincing people that this is the best way forward, that this is the best path to follow.
Many here have mentioned issues such as climate change, pension security, energy security and others. Yes, Europe can play a role and Europe can do things that are positive. Likewise, with regard to immigration and our own internal security, we can do things in a cooperative and consensual way that can achieve good. We have already done that, but there are still things that are best left to Member States, things that require unanimous agreement in the Council, not qualified majority all of the time.
I think it is wrong, and I use this opportunity to point this out again. Commissioner Kovács and others are coming forward with proposals for harmonisation of taxes that they do not have the power to implement under the present Treaties and which the new Treaty would not give them the power to implement, and yet they continue to do it. Why? Because it is ideologically driven. It is a political move and one that is driving people further and further away. If officialdom can ignore the rules, why should we not ignore them too?
George Bernard Shaw once said that some men see things as they are, and wonder, ‘Why?’. We should dream things as they should be, and say, ‘Why not?’. Consensus, compromise, cooperation – yes, that is the way forward, but most importantly of all, we must convince the people that it is the right way forward.
(Applause)
Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALE-Fractie. – Voorzitter, ook mijn fractie wil premier Balkenende hartelijk welkom heten en bedanken dat hij de uitnodiging heeft aangenomen. In Nederland heeft het nieuwe kabinet net honderd dagen met de samenleving gepraat, maar over Europa was het vijfhonderd dagen stil. Het is goed dat daar een einde aan is gekomen. Maar de vraag is natuurlijk of er ook geluisterd is naar mensen.
U lijkt selectief te hebben gewinkeld. Bij uw interpretatie van het "nee" kiest u alleen maar die bezwaren tegen de Grondwet die leiden tot een minder ambitieus verdrag, tot minder veranderingen. En dat is toch een heel bizar gevolg. Denkt u nu werkelijk dat mensen tegen het Europees Verdrag hebben gestemd omdat ze zo tevreden zijn met de huidige Europese Unie? Denkt u ook dat de vlag en het volkslied werkelijk hun grootste probleem is?
80%, ook van de "nee"-stemmers in Nederland, vond dat de onderhandelingen moeten worden aangegrepen voor een grondigere hervorming en om Europa meer te democratiseren. 68% van de mensen wil ook een echt Europees buitenlands en veiligheidsbeleid.
Maar van die verdergaande democratische ambitie vind ik in uw voorstellen helemaal niets terug. U wilt ook de minister van Buitenlandse Zaken weghalen. U wilt alleen maar minder, en u presenteert dat als een onvermijdelijke ontwikkeling.
Het is een beetje alsof een ontevreden klant teruggaat naar de fietsenhandelaar en dan zegt deze "ja, u mag de fiets best wel ruilen, maar dan alleen maar voor een step". Maar Voorzitter, ik wil geen step, ik wil gewoon een betere fiets. Ook eentje waar remmen op zitten, dat mag best. Want niet alles hoeft in Brussel besloten te worden en het is goed om nationale en Europese bevoegdheden beter af te bakenen. Maar remmen hebben alleen maar zin als er ook trappers zijn.
U zegt dat mensen graag meer controle hebben. Maar dat rijmt toch weinig met uw inzet ten aanzien van het Handvest van de grondrechten. U heeft het hier niet genoemd, maar ik heb nog wel een tekst van de discussies in het nationale parlement in Nederland. Daar zegt u: "In de benadering van een wijzigingsverdrag zonder grondwettelijke pretenties, zou de tekst van het EU-Handvest van de grondrechten niet integraal opgenomen hoeven te worden". Dat is toch een bizarre uitleg van het "nee"! Er zullen maar weinig mensen tegen de grondwet hebben gestemd omdat ze dan meer rechten kregen.
(Applaus)
Het Europees Handvest van de grondrechten bevat, anders dan het EVRM, ook sociale grondrechten, en die kunnen een dam opwerpen tegen asociale ingrepen van Brussel in de verzorgingsstaat. Nou, dat is nu eens een fietsrem die ik wel verstandig zou vinden.
Laatste punt, Voorzitter, uw werkelijke reden om de vlag, de grondwet, het Handvest van de grondrechten en de liedjes weg te laten, is volstrekt binnenlands. Als het Verdrag geen kenmerken meer vertoont van een grondwet, dan kunt u een referendum in Nederland vermijden. Misschien kunnen we daarop dan tot een vergelijk komen. Ook mijn partij wil best wel afzien van een nationaal referendum, als u bang bent dat u in de toekomst weer geïsoleerd komt te staan. Maar misschien kunnen we dan in plaats daarvan een Europees referendum krijgen. Dan staat u niet meer geïsoleerd, maar doet u wel recht aan de democratie van de eenentwintigste eeuw. Graag daarop uw commentaar.
(Applaus)
Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, gisteren heeft de Italiaanse premier Prodi hier verteld dat de leden van dit Parlement in hun landen het oude ontwerp voor een Europese Grondwet moeten verdedigen, en dat dit ontwerp al zoveel compromissen bevat, dat verdere compromissen vrijwel onmogelijk zijn.
Zo'n verhaal doet het hier goed, want dit is een plek waar de democratie vooral wordt gezien vanuit een grootschalig niveau en van bovenaf. Die kant blijkt keihard te kunnen botsen met een kleinschalige democratie van onderop, waarbij veel meer mensen zich betrokken voelen.
In 2005 was ook in de parlementen van de lidstaten een grote meerderheid voor die grondwet. In Nederland was dat zelfs 85%. Anders dan in Frankrijk, waar alleen de president beslist waarover een referendum wordt gehouden, beslist in Nederland het parlement. Het referendum kwam er op voorstel van drie partijen die vóór de grondwet waren en die oprecht de verwachting hadden dat de kiezers hun mening deelden. Desondanks zei bij een hoge opkomst 62% "nee". Zeer waarschijnlijk had ook in België, Duitsland, Groot-Brittannië, Zweden en Denemarken een meerderheid van de kiezers "nee" gezegd, als zij daartoe de kans had gekregen.
De Nederlandse premier Balkenende heeft het hier vandaag moeilijker dan gisteren zijn Italiaanse collega. Begin dit jaar is overeenkomstig de wens van de kiezers in het regeerakkoord voor zijn coalitie het volgende overeengekomen - ik citeer "gestreefd wordt naar een wijziging en eventuele bundeling van de bestaande verdragen van de Europese Unie, waarin subsidiariteit en democratische controle zeker gesteld worden en die zich in inhoud, omvang en benaming overtuigend onderscheidt van het eerder verworpen Grondwettelijk Verdrag".
Terecht maakt de Nederlandse regering duidelijk dat in de Europese Unie de nationale parlementen een zwaardere stem moeten krijgen en dat nationale beslissingen over publieke diensten niet verstoord mogen worden. Dat wijkt af van de grondwetstekst die oproept tot een steeds verdergaande liberalisering van diensten en een vrije onvervalste concurrentie. Dit Parlement, dat op 10 mei mijn voorstel steunde om de lidstaten, hun regio's en hun gemeenten meer vrijheid te geven in de wijze waarop zij hun openbaar vervoer organiseren, zou daarvoor begrip moeten opbrengen.
Tegen minister president Balkenende en zijn regering zeg ik: als u in dit Parlement vandaag onvoldoende bijval krijgt, betekent dit niet dat u in Europa geïsoleerd staat. U heeft de moeilijke taak om uw regeerakkoord waar te maken. Er is geen enkele reden om u de wet te laten voorschrijven door diegenen die nog vasthouden aan het oude grondwetsproject.
(Applaus)
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, minister-president, als Nederlands Parlementslid ben ik bijzonder ingenomen met uw komst naar het Europees Parlement. In dit Huis is sinds het "nee" tegen de Europese Grondwet in ons land te vaak over Nederland gesproken in plaats van met Nederland. Het zal duidelijk zijn dat ik in grote lijnen instem met de inzet van de Nederlandse regering. Toch wil ik u enkele aanbevelingen doen ter voorbereiding van de Europese Raad van 21 en 22 juni.
In de eerste plaats deel ik uw moeite met de constitutionele aspiraties van de Grondwet. Ik denk dan aan de introductie van een vaste voorzitter. Deze figuur zal spoedig uitgroeien tot een Europese president. Ik stel daarom een roulerend triovoorzitterschap van anderhalf jaar voor, gevormd door een grote, een middelgrote en een kleine lidstaat. Hierdoor wordt onnodige machtsconcentratie rond de vaste voorzitter voorkomen en behouden alle lidstaten op gelijkwaardige basis uitzicht op een plaats in het voorzitterschap.
Minister-president, ik steun uw wens om de criteria van Kopenhagen in het nieuwe verdrag op te nemen. Het is echter evenzeer nodig om in dit nieuwe verdrag uitsluitsel te geven over de grenzen van de Europese Unie. Hier hebben de burgers en de buren van de Europese Unie recht op. Ik denk daarbij concreet aan het bieden van uitzicht op EU-lidmaatschap op lange termijn voor landen als Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland. Dit in combinatie met een krachtig nabuurschapsbeleid om deze landen te helpen structurele problemen op te lossen.
Ik ervaar enige aarzeling bij uw voorstel om nationale parlementen de bevoegdheid te geven wetgevingsvoorstellen van de Commissie te blokkeren. Ik denk dat het beter is om het Europees Parlement de bevoegdheid te geven een voorstel van de Commissie te weigeren waarbij de nationale parlementen hun zorgen aan het Europees Parlement kenbaar kunnen maken. Deze weg lijkt mij institutioneel gezien zuiverder en tegelijkertijd wordt de interparlementaire samenwerking tussen het EP en de nationale parlementen ermee versterkt. Minister-president, ik verneem graag hoe u over deze ingebrachte punten denkt.
(Applaus)
Philip Claeys, namens de ITS-Fractie. – Voorzitter, minister-president, de Nederlandse kiezers hebben zich massaal uitgesproken tegen de Europese grondwet. Ik kan alleen maar hopen dat uw regering zal blijven streven naar een nieuw verdrag en niet naar een grondwet. Ik hoop ook dat de kiezers de kans zullen krijgen om zich daarover uit te spreken, niet alleen in Nederland trouwens, maar in alle lidstaten.
Maar dit debat gaat niet alleen over de institutionele kwestie. Het gaat over de toekomst van Europa, dus ook over de fundamentele vraag van de grenzen van de EU, over de vraag of een niet-Europees land als Turkije kan toetreden. Toen u in 2004 het EU-voorzitterschap had overgenomen en voor het eerst naar het Europees Parlement kwam, zei u dat men er streng op toe zou zien dat Turkije voldoet aan alle criteria van Kopenhagen. Kunt u, mijnheer de minister-president, drie jaar later, met de hand op het hart verklaren dat dit arrangement is nagekomen?
De Turks-Armeense publicist Hrant Dink werd vermoord nadat hij door het Turkse gerecht werd veroordeeld als een crimineel. Orhan Pamuk, Nobelprijswinnaar literatuur, is naar het buitenland gevlucht, omdat ook hij wordt bedreigd. Voor de Turkse strafwet is het een misdaad om de Turkse identiteit zogenaamd te beledigen. Van vrije meningsuiting is dus geen sprake. Dan heb ik het nog niet over de moord op drie christelijke uitgevers en op een katholieke priester.
Ik zou het ook kunnen hebben over het feit dat Turkije nog altijd weigert nog altijd weigert een lidstaat van de Europese Unie te erkennen en zijn verplichtingen na te komen in verband met het openstellen van zijn havens en luchthavens. Ook de krachtmeting die nu aan de gang is tussen de islamisten enerzijds en de voorstanders van de lekenstaat anderzijds, zou in Europa tot bezorgdheid moeten leiden, maar de Europese Unie blijft verder onderhandelen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Van de grote meerderheid van de bevolking die tegen de toetreding is, trekt men zich niets aan. En of men het nu graag hoort of niet, die arrogantie en die wereldvreemdheid zijn de bedreiging nummer een voor het voortbestaan van de Europese Unie.
(Applaus)
Jim Allister (NI). – Mr President, one has to ask how much energy has now been wasted on chasing the moonbeam of an EU Constitution. In the rarefied atmosphere of this House, an EU Constitution may seem important, but frankly, most of our citizens have moved on and care more about things like good education, a good health service and rising house prices – things a constitution will not change.
Part of the reason that the EU institutions are stuck in this rut is because of the refusal to take a democratic ‘no’ for an answer. These debates are dominated by siren demands for what is unobtainable and with demands for stratagems to avoid letting the citizens have their say. Hence the ploys of a change of title, a slimmed-down text and a total aversion to referenda.
But rejig it as you might, that which imposes the apparatus of statehood on the EU, with a president and a foreign minister, and that which further savages national sovereignty by promoting even more qualified majority voting, is the same old tired, tarnished product that has already been rejected, and upon which citizens must have their say.
Desperate as my own government is to welsh on the pledge of a referendum in the United Kingdom, I say the people of each nation-state have a right to have their say. Only those lacking in confidence in their own case or with a knavish design to thwart public opinion run away from letting the people decide.
Prime Minister, you were brought here today – as I am sure you realise – so that the Euro-fanatics of this House could try to pressurise you to depart from the democratic decision made in your own country. I trust you will not be so foolish as to allow that to happen.
Jan Peter Balkenende, Minister-president van Nederland. Mijnheer de Voorzitter, ik wil de leden van het Parlement die hebben gesproken, zeer danken voor hun inspirerende bijdragen. Wat ik hier proef in het Parlement, en ik had niet anders verwacht, dat is een atmosfeer van bezieling, een sfeer van nadenken over de Europese idealen en dat in de context van het Europa van de 21ste eeuw.
Daarom sprak me zo geweldig aan wat de heer Daul zei, en dat is misschien wel het meest fundamentele, over de waarden die Europa hebben gemaakt, de waarden waar Europa voor staat en de waarden waar wij wereldwijd de verantwoordelijkheid voor hebben: vrede, veiligheid, democratie, mensenrechten, solidariteit. Dat heeft Europa sterk gemaakt en dat hebben we nu nodig. Dat is misschien de verbinding die ik zou willen leggen met het betoog van de heer Schulz.
Es ist wirklich sehr gut, dass wir einander wieder treffen. Ich erinnere mich noch an unsere Begegnungen. Es war wirklich herrlich, mit Ihnen zu diskutieren, und das ist es auch heute noch. Vielen Dank dafür!
U heeft gesproken over de internationale aspecten, de buitenlandse aspecten van de Europese Unie. Ik kan u alleen maar gelijk geven. Wij leven in een wereld met veranderingen in China, in India, in de Verenigde Staten. We zien veranderingen in de sfeer van veiligheid, de strijd tegen het terrorisme, het vraagstuk van het klimaat en energie. Op al die terreinen kan Europa beter presteren, beter werken en meer één geluid laten horen.
Dan kunnen we spreken over hoe je de representant noemt. Maar belangrijk is de inhoud en de boodschap van de waarden waar mijnheer Daul het over had. Laten we die uitdragen en laten we dat in gemeenschappelijkheid doen. Dat zijn vragen die iets zeggen over onze idealen met het Europa van de toekomst, niet alleen hier en op ons eigen continent, maar wereldwijd. U heeft dat pleidooi gevoerd en dat lijkt me goed en dat is ook nodig.
Dat brengt mij op het punt van de heer Watson. Hij stelt het concrete punt aan de orde van energie. Ik zou graag nog eens willen onderstrepen wat hij bij dit onderwerp heeft gezegd: wij kunnen niet zonder elkaar. Als Europa niet met één geluid komt, dan hebben we grote problemen. Energie is niet alleen een kwestie van de aanwezigheid van energie, energie heeft te maken met stabiliteit. Stabiliteit wat betreft energievoorziening, economisch, sociaal, ecologisch. Ook op dat punt hebben we elkaar nodig.
Als ik goed naar u luister, en dat heb ik gedaan, dan zie ik een verbinding tussen de Europese idealen, de manier waarop Europa naar buiten treedt, het buitenlands beleid, en het aanpakken van de concrete zaken waarvoor we staan - het punt van energie van de heer Watson. Als je dat laat inwerken, dan heeft Europa een grote taak.
Ik vond het aardig dat de heer Watson een vergelijking maakte met het Nederland van de zeventiende eeuw, de Gouden Eeuw. Een tijd waarin Nederland het mondiaal geweldig goed deed. Maar is dat vanzelf gegaan? Nee, dat is niet vanzelf gegaan. Daar moesten stappen voor worden gezet. Je moest de wereldzeeën willen bevaren en je moest ook je bestuurlijke structuur op orde hebben. Is dat van de ene op de andere dag gegaan? Nee, dat is niet gebeurd, dat heeft tijd gekost. Maar wel met de bepaaldheid van: wij willen zaken met elkaar bereiken.
Als u daaraan refereert, dan heeft u bij mij een gevoelige snaar geraakt, omdat het gaat om de vraag: hoe geven we vorm aan het Europa van de 21ste eeuw? Hoe kunnen we zorgen dat Europa kan presteren op het gebied van economie, energie, mondiale verhoudingen? De kernvraag van vandaag is: zijn de bestaande verhoudingen toereikend? Nee, dat zijn ze niet. Nice is niet genoeg om in te spelen op de eisen van de 21ste eeuw.
(Applaus)
Dan is natuurlijk de vraag, wat is dan de beste weg? Dan heb je het probleem dat wij in Europa te maken hebben met lidstaten die hebben geratificeerd, landen die "nee" hebben gezegd en landen die nog geen besluit hebben genomen. Dat is de realiteit.
De afgelopen jaren - de tijd van reflectie - is er niet voor niets geweest. Ik geloof dat we antwoorden hebben gegeven aan de burgers. We hebben gezegd, laten we werken aan de concrete projecten in Europa. Maak het belang van Europa zichtbaar voor mensen, zodat Europa in de hoofden en harten kan terugkomen.
We hebben gesproken over het proces van uitbreiding. Laten we daar een geloofwaardig project van maken. Laten we goed kijken naar de criteria, die ook zijn aangescherpt. Ook dat is een kwestie van de geloofwaardigheid van het Europees project.
We hebben gezegd, laten we die thema's aanpakken die voor mensen in Europa zo bepalend zijn. Dan praten over energie en over het klimaat. Ook om die reden heb ik samen met Tony Blair een brief geschreven naar mijn collega's om te zeggen dat wij het thema van klimaat en energie hoog op de Europese agenda willen. Het leeft ook bij u. Wij kunnen niet zonder elkaar. Laat Europa bewijzen wat het kan.
Voorzitter, dan is de periode van reflectie gebruikt. Maar het mag niet zo zijn, en ik zeg dat hier in alle duidelijkheid, dat we aan het eind van die periode van reflectie een klimaat hebben waarin de ene groep tegenover de andere groep komt staan, waarin de groep van de 18 ratificeerders tegenover de landen worden geplaatst die "nee" hebben gezegd. Als we dat op dit moment zouden doen, dan komen we er niet uit.
Het is mijn oprechte overtuiging dat het mogelijk is om oplossingen te vinden. Laten we dat doen op een manier waarin allen zich kunnen herkennen. Dan is volgens mij de methode van een verdragsverandering, zoals we dat eerder hebben gedaan, een begaanbare weg, omdat je de goede elementen van het Grondwettelijk Verdrag kunt overnemen. Omdat die elementen van een institutioneel compromis een grote rol behoren te spelen. Omdat we de zaken niet bij het oude kunnen laten.
Natuurlijk moet je dan kijken naar de verschillende onderdelen. Mevrouw Buitenweg heeft een opmerking gemaakt over het Handvest van de grondrechten. Dat ligt hier buitengewoon zwaar en dat begrijp ik. Als wij het hebben over dat Handvest, dan kunt u zich aan onze zijde scharen, want wij zijn evengoed van het belang van de grondrechten overtuigd. Alleen, wat doet zich voor? De vraag is of dat ook allemaal in zo'n Grondwet moet worden opgenomen dat wel of je daar door middel van andere methoden aan kunt refereren. Dat is het punt.
Laten we dan met elkaar praten over de betekenis van grondrechten. Maar laten we wel kijken wat de belemmeringen kunnen zijn van een Grondwet. Dat debat ga ik graag met u aan.
Het is mijn oprechte overtuiging dat we tempo moeten maken. Mijn droom en ideaal is dat, als het straks juni is, we kunnen zeggen: we maken een duidelijk tijdpad om eruit te komen. Om eruit te komen, omdat we binnen enkele jaren dit vraagstuk willen oplossen en dat kan alleen als we samenwerken.
Ik heb er in mijn betoog suggesties voor gedaan. Geen Grondwet, maar een veranderingsverdrag, rekening houden met de rol van de nationale parlementen zonder te tornen aan de rol van het Europees Parlement, want uw rol in onmisbaar in Europa. Ik heb die elementen genoemd en wij moeten in staat zijn gemeenschappelijkheid naar voren te brengen, om datgene onder ogen te zien wat ons bindt en niet wat ons scheidt, daar heeft u gelijk, mijnheer Schulz. En we moeten compromissen willen sluiten. Dat geldt voor ons allemaal.
Als het dan lukt, dan kunnen we stappen vooruit zetten, dat is mijn opzet. Ik doe dat ook met het gevoel en de overtuiging dat we ons ervoor moeten hoeden alleen te praten over een "nee" van twee landen, want gevoelens bij burgers en zorgen zijn een realiteit. Wij moeten antwoorden geven op de vragen die nu bestaan. Als we dat doen met een houding van er samen uit willen komen, op korte termijn conclusies trekken, kijken wat hiervoor nodig is, en ik heb hiervoor elementen aangedragen, dan is het mogelijk om oplossingen te vinden.
Wat wij namelijk niet kunnen hebben in een tijd van verdere globalisering, van mondialisering van maatschappelijke vraagstukken, is dat wij geen antwoorden zouden kunnen vinden, doordat de verdeeldheid die bestond, blijft bestaan.
Ik vind dat wij het verplicht zijn aan de grondleggers van de Europese Unie, Adenauer, Schuman, de Gasperi, Monet en al die anderen, om voort te gaan met de idealen, om, zoals Joseph Daul zei, de waarden van Europa steeds voor ogen te houden, de Europese droom. Niet voorbijgaan aan de zorgen van burgers, maar datgene doen wat nodig is. Als we in juni die conclusies kunnen trekken, dan kunnen we ver komen. Daar hebben elkaar voor nodig en ik vind ook dat we dat verplicht zijn aan de idealen die we nastreven.
Voorzitter, ik vond het inspirerend om uw geluiden te horen. Ik zal ze ook overbrengen aan Nederland en de opdracht van allen moet zijn om snel te komen tot oplossingen, met begrip voor elkaars posities, maar wel steeds met wat wij voor ogen moeten hebben, het werken aan een Europese droom in de 21ste eeuw.
(Applaus)
Maria Martens (PPE-DE). – Voorzitter, geachte premier, beste Jan-Peter, allereerst wil ik u graag bedanken voor uw komst hier naar Straatsburg.
Het is in ons aller belang dat er een nieuw verdrag komt. Nu Frankrijk en Nederland tegen de ontwerpgrondwet hebben gestemd, moet er opnieuw gezocht worden naar een tekst, zoals al gezegd is, waarin alle 27 landen zich kunnen vinden. Het spreekt vanzelf dat Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid heeft om zich daar voluit voor in te zetten. Daarom is het belangrijk dat u hier nog eens de gevoeligheden die in Nederland leven, heeft verwoord en dat u heeft aangegeven waar in Nederland oplossingsrichtingen worden gezien.
Nederland is medeoprichter van Europa en nog steeds is Nederland pro Europa. Elk onderzoek wijst dat uit. Maar Nederland wil niet te veel Europa, wil geen Europa als superstaat, wil geen constitutioneel karakter. Nederland ziet graag, u zei het, dat het stap voor stap verdergaat, met respect voor subsidiariteit van de lidstaten, een Europa dat democratischer en slagvaardiger is en dus op meer terreinen kan besluiten bij meerderheid en zou graag de uitbreidingscriteria opnemen in het verdrag.
Belangrijk is ook dat hier nog eens wordt gehoord waar de gevoeligheden en wensen in de andere lidstaten liggen. 18 Landen hebben zich immers al vóór de ontwerptekst uitgesproken en hechten aan de vooruitgang die hiermee geboekt had kunnen worden, met de tekst die er was. Waar het nu om gaat, is dat we met zijn allen op korte termijn komen tot een nieuwe verdragtekst. Dat is in het belang van ons allen.
Ik moest denken aan de woorden van Paul-Henri Spaak, die zei: "Sommige landen beseffen dat ze klein zijn, andere nog niet. Maar uiteindelijk kan geen enkel land het alleen." Hij zei dat in de jaren '50. Als dat toen al het geval was, hoeveel meer dan nu, in tijden van globalisering en internationalisering en met grote internationale vraagstukken, bijvoorbeeld op het gebied van migratie, energie, milieu en terrorismebestrijding.
U zei: Europa is een zeldzaam succesvol project. En inderdaad, goed voor de landen, goed voor de mensen. Wat we beter samen kunnen doen, moeten we samen doen. Wat beter op nationaal niveau geregeld kan worden, moeten we op nationaal niveau blijven doen. Het gaat dus niet om de discussie vóór of tegen Europa, het gaat om de vraag hoe we op korte termijn met alle 27 lidstaten een zo stevig mogelijk fundament leggen voor een slagvaardig, transparant, besluitvaardig Europa. De kranten kopten: Europa hoog op de agenda van de premier. Mijn complimenten hoe u zich daarvoor in Nederland en in Europa inzet.
(Applaus)
Margrietus van den Berg (PSE). – Voorzitter, welkom aan premier Balkenende in het Europees Parlement. We hebben hier natuurlijk aan de ene kant een vrij massief "nee" in Nederland en een vrij massief "ja" in het Europees Parlement. Ik vind het een verdienste van u dat u in uw bijdrage en ook in de antwoorden geprobeerd hebt voorbij het "nee" en het "ja" te komen en te kijken hoe we tot een verdrag kunnen komen. Niet een verdrag, met de gedachte van een verdrag ben ik het wel eens, dat uitgekleed is, maar een verdrag dat antwoord geeft op een aantal wezenlijke vragen waarvoor we staan. Soms betekent dat zelfs dat er meer nodig is dan in de oorspronkelijke grondwet staat, soms een stukje minder of anders.
Mag ik met een paar hele precieze vragen proberen dit debat nog iets verder te krijgen? U hebt gezegd dat u de gedachte steunt van criteria voor diensten van algemeen belang, zodat landen volkshuisvesting, gezondheidszorg of andere dingen meer zelf kunnen regelen. Bent u bereid via een protocol of in het verdrag een soort van basis hiervoor op te nemen, zodat er ook een soort van rechtsgrondslag is?
Ten tweede. U hebt iets gezegd over het Handvest. Als ik het begrijp, zegt u over het Handvest het volgende: wij zijn het als Nederlandse regering eens met de inhoud van het Handvest, wij willen ook dat het bindend wordt, maar het hoeft niet helemaal opgenomen te worden, als er in het nieuwe verdrag maar een tekst komt waardoor dat bindende karakter tot stand wordt gebracht. Mijn vraag: hebt u een formule waarmee dat kan? Dan ben ik het eens met uw redenering.
Een derde punt: subsidiariteit. Uw pleidooi op het gebied van subsidiariteit is om meer ruimte te scheppen, om wat lokaal kan ook lokaal te houden. Hebt u een formule om de subsidiariteit aan te scherpen, en welke, ten opzichte van de formule die in de ontwerpgrondwet staat? Bent u bereid om regio's daarbij als proeftuin meer ruimte te geven?
Een vierde punt. U zegt: ik wil een hoop veto's afschaffen en dan hebt u als Europees Parlement medebeslissingsrecht, dan hebt u dat nadrukkelijk vastgelegd, maar op sommige terreinen wilt u dat niet. Gaat het dan vooral om het strafrecht? Misschien kunt u daar nog een keer verduidelijken wat uw formule is.
U zei ook: "minister van Buitenlandse Zaken", zo noemen we het niet. Hoe noemen we het dan wel?
Tot slot, Voorzitter, als het van Nederland een verdrag mag zijn en als het van Nederland een stevig verdrag mag zijn, dan hoop ik dat de minister-president in zijn eigen land vooropgaat, met de leiders van de andere coalitiepartijen, om ook tijdig de Nederlandse bevolking te informeren en mee te krijgen, opdat een echt debat een basis voor positieve steun aan Europa levert.
(Applaus)
Andrew Duff (ALDE). – Mr President, Prime Minister, three elements puzzled and concerned me in your speech.
Firstly, your determination to keep the three-pillar structure will contribute neither to simplifying nor to making more transparent the system of the Union, nor will it strengthen the capacity of the Union to act effectively.
Secondly, I was quite unable to understand what you were saying on the issue of clarifying competences and the transfer of sovereignty. As we all know, sovereignty cannot be transferred and competences cannot be conferred without the full agreement of 27 Member States.
Thirdly, your demand that national parliaments should be able to block the Union’s legislative process seems to me to be a severe assault not only upon the right of initiative of the Commission, but also upon the legislative prerogatives of the Council and Parliament. The setting-up of an effective third legislative chamber would be quite the opposite of simplifying, it would be an abuse of the principle of the separation of powers and it would certainly confuse the public. I would be grateful for a single example of where the Tweede Kamer [the Dutch House of Representatives] so far could have raised a complaint about a draft proposal breaching the principle of subsidiarity.
(Applause)
Konrad Szymański (UEN). – Panie Premierze! Panie Przewodniczący! Przyszłość Europy jest bezpieczna. Szanse rozwojowe nowych krajów, przyspieszenie wzrostu gospodarczego starej Europy, w końcu emancypacja w relacjach międzynarodowych – to tylko niektóre przykłady sukcesu integracji. Unia Europejska działa.
Dlatego przestrzegam przed histerycznym wieszczeniem kryzysu Unii na skutek problemów z reformą traktatową. Logika: „traktat konstytucyjny albo śmierć”, którą wczoraj zaprezentował nam Romano Prodi, jest poważnym błędem. Potęguje tylko napięcie. To także zwolennicy tego sztywnego stanowiska są dziś współodpowiedzialni za spowolnienie negocjacji. Pakowanie starego traktatu w nową okładkę, czy dzielenie go na części, to bardzo tani chwyt.
Mam zaufanie, że jako premier państwa, które odrzuciło stary traktat, wykaże Pan więcej pragmatyzmu w sprawie substancjalnych zmian w projekcie nowego traktatu.
Pańskiego wystąpienia wysłuchałem razem z Janem Zahradilem, czeskim negocjatorem. Chciałbym dlatego powiedzieć, że pański pragmatyzm jest oczekiwany nie tylko w Polsce, ale i w Czechach.
(Oklaski)
Johannes Voggenhuber (Verts/ALE). – Herr Präsident, Herr Ministerpräsident! Vor wenigen Tagen hat ein junger Holländer im Fernsehen auf die Frage nach der europäischen Verfassung gesagt: Wozu brauchen wir eine Verfassung? Das ist ein Wirtschaftsraum. Ich dachte mir, wie ist es möglich, dass ein junger Mann heute in den Niederlanden, in einem Land, das Gründungsstaat war und sich vor sechzig Jahren als eines der ersten Länder um die Idee geschart hat, ein politisch vereinigtes Europa zu schaffen, und das Versprechen abgegeben hat, den Nationalismus zu überwinden, nicht mehr weiß, dass dies eine politische Union ist?
Auf diese Frage haben Sie mir heute die Antwort gegeben. Eine Regierung, die ein Symbol, eine Flagge entfernen will, will eine Idee entfernen. Sie will eine Idee unsichtbar machen, sie zum Verschwinden bringen. Wenn man die Dekorationen und Höflichkeiten von Ihrer heutigen Rede abzieht, ist es eine eiskalte, nationalistische Kampfansage an die Idee, die durch diese Flagge versinnbildlicht wird.
Gehen wir auf die verschiedenen Punkte ein. Vorrang des europäischen Rechts. Ich entnehme den Aussagen Ihres Außenministers, dass der Vorrang des europäischen Rechts nicht mehr im Vertrag erscheinen darf. Gleichzeitig betont Ihr Außenminister, dass natürlich am Vorrang des europäischen Rechts nicht gerüttelt werden darf. Das heißt, man täuscht und belügt die eigene Bevölkerung, man schreibt nicht in den Vertrag, was die Wirklichkeit dieser Union ist. Man versucht sie zum Verschwinden zu bringen, denn der Primat des europäischen Rechts wird aufrecht bleiben. Das wissen Sie. Verordnungen wollen Sie wieder statt Gesetze! Aber Herr Ministerpräsident, was sagt dieser Name aus? Das Gesetz hat nichts mit dem Nationalstaat zu tun. Auch in einer Republik hat es Gesetze gegeben; seit der Mensch existiert, hat es Gesetze gegeben. Das Gesetz verbürgt dem Bürger durch eine parlamentarische Gesetzgebung die demokratische Legitimation.
Herr Ministerpräsident, nachdem ich Ihre Forderungen gehört und Ihre Logik begriffen habe, war ich ja sehr dankbar, dass Sie erstens mit uns reden und zweitens nicht gleich auch die Abschaffung dieses Hauses, dieses Parlaments, verlangt haben, ja nicht einmal seine Umbenennung. Denn dieses Haus ist die Verkörperung des föderalen, des politischen Europa, der supranationalen Demokratie. Dieses Haus qua seiner Existenz verbürgt den Bürgern, dass es ein politisches Gemeinwesen und nicht eine Wirtschaftsorganisation oder ein Staatenbund ist.
Eine Verfassung hat nichts mit einem Nationalstaat zu tun. Sie ist das Grundgesetz eines politischen Gemeinwesens. Es gibt die europäischen Bürgerinnen und Bürger auch im künftigen Vertrag, es gibt die europäische Bürgerschaft. Hier ist das Parlament einer supranationalen Demokratie und einer europäischen Bürgerschaft. Wenn Sie die Charta aus dem Vertrag nehmen, aber sie mit Verweis rechtsverbindlich machen, was tun Sie? Wieder dieselbe Täuschung, Sie bringen sie für den Bürger zum Verschwinden, aber rechtskräftig ist sie sehr wohl. Das heißt, Sie akzeptieren die europäische Wirklichkeit, wo Sie es müssen, verleugnen dies aber. Herr Ministerpräsident, mit einer Lüge ist weder das 21. Jahrhundert, noch Europa zu gewinnen.
(Beifall)
Der Präsident. Herr Voggenhuber, bei aller Sympathie, wir sollten mit dem Begriff nationalistisch und Lüge etwas zurückhaltend sein.
Sylvia-Yvonne Kaufmann (GUE/NGL). – Herr Präsident! Herr Ministerpräsident, Ihre Regierung will, dass in der Europäischen Verfassung auf die Symbole der Europäischen Union verzichtet wird. Artikel I-8 soll ersatzlos gestrichen werden, da die blaue Fahne mit den zwölf goldenen Sternen und Beethovens „Ode an die Freude“ angeblich Ausdruck von Staatlichkeit seien.
Herr Ministerpräsident, jeder Ortsverein darf sich eine Fahne geben und das auch in seinem Statut festschreiben, aber der EU mit 500 Millionen Menschen soll das verwehrt werden? Nehmen Sie es mir nicht übel, aber das ist prähistorisches Denken und Dummenfang zugleich. Die Europäische Einigung ist ein beispielloses historisches Projekt und kein Staat, erst recht kein Superstaat. Von daher verblüfft es schon, dass solch eine skurrile Idee ausgerechnet von einem Gründungsmitglied der Europäischen Gemeinschaft ausgeht.
Ich sage Ihnen, wer 50 Jahre nach Unterzeichnung der Römischen Verträge vor den allseits bekannten und anerkannten Symbolen der EU die Augen verschließt, der gießt – symbolisch – Wasser auf die Mühlen jener, die die europäische Integration per se in Frage stellen und sich rückwärtsgewandt im eigenen Nationalstaat verschanzen wollen. Es ist doch nicht zu bestreiten, dass Hymne und Flagge unsere Staaten und Völker verbinden. Sie stiften Identität und deshalb gehören sie auch offiziell anerkannt.
Deshalb, Herr Ministerpräsident, bitte verschaukeln Sie die Bürgerinnen und Bürger Europas nicht, auch jene nicht, die in Ihrem Land „Nee“ gesagt haben. Die Menschen in Ihrem Land, in meinem und in anderen Ländern wollen keinen Fahnenstreit, sie wollen ein soziales und demokratisches Europa. Sie wollen eine Antwort auf die Frage: Wen schützt die Union – die Menschen oder die Märkte? Sie wollen, dass gegen Lohn-, Sozial- und Steuerdumping vorgegangen wird. Hier sollten Sie anknüpfen, hier sind nach vorne weisende Lösungen gefragt. Deshalb: Beenden Sie Ihre Scheingefechte gegen die Symbole der europäischen Einigung.
(Beifall)
Jens-Peter Bonde (IND/DEM). – Hr. formand! Hr. statsminister! De kan være stolt af det nederlandske folk. 62 % stemte nej - imod de fleste politikeres råd. Alligevel presses De nu af Tyskland, hvor mindst 70 % af borgerne ville stemme nej, hvis de kunne få lov til at stemme om forfatningen. Det er selvfølgelig en påstand, som tyskerne er velkommen til at modbevise. Men jeg, der er rejsende i forfatningskritik, har ikke været i noget land med større modstand. Borgerne ønsker, at EU blander sig mindre. De ønsker et reelt nærhedsprincip. Selv den tidligere tyske præsident Roman Herzog advarer nu mod overcentralisering og afdemokratisering. 84 % af de tyske love kommer fra Bruxelles. I Bruxelles er der ikke demokrati! Han siger, at det er tvivlsomt, om man kan kalde Forbundsrepublikken et parlamentarisk demokrati. Det er det Tyskland, som nu svinger hammeren over den franske og den nederlandske nabo og siger: jeres folk tog fejl. Giv forfatningen nye klæder, og afskaf folkeafstemninger!
Hvorfor accepterer De det, hr. statsminister? Hvorfor insisterer De ikke på, at også Tyskland skal konsultere vælgerne, før De går i krig med nabolandenes vælgere? De nederlandske forhandlere ønsker nu en anden præsentation af forfatningen - præsentation er nøgleordet! - så man kan undgå folkeafstemning. Men De foreslår ingen væsentlige og reelle ændringer i den forkastede tekst, og der er nu gået to år, og vi har ikke nået 80 % af landene. Forfatningen er juridisk død. Start på en frisk med nye forhandlinger og folkeafstemning i hele EU. Så bliver den tyske regering til at tale med.
Andreas Mölzer (ITS). – Herr Präsident! Es ist nicht nur für mich, sondern für Millionen Menschen überall in Europa erstaunlich, mit welcher Kreativität man immer wieder versucht, die tot geglaubte und auch totgesagte EU-Verfassung zu reanimieren. Eine handlungsunfähige und in Bedeutungslosigkeit versinkende Europäische Union ist dabei das Schreckgespenst, das man an die Wand malt, um einen Freibrief für Brüssel zu erreichen, um den offenbar unersättlichen Bedarf nach weiteren Zuständigkeiten zu befriedigen. Es kann aber meines Erachtens nicht Sinn und Zweck der Europäischen Union und auch der europäischen Integration sein, souveräne Entscheidungsspielräume der Mitgliedstaaten immer mehr zu untergraben.
Zusammenarbeit auf Regierungsebene ist sicher ebenso unverzichtbar wie das Einstimmigkeitsprinzip in den Kernbereichen nationaler Souveränität, insbesondere in den Bereichen Außen-, Sicherheits- und Verteidigungspolitik. Unsere Bevölkerung braucht keine EU-Verfassung, die man mit überarbeitetem Einband und kleineren Schönheitskorrekturen in geheimen Kämmerchen ausverhandelt und von einer abgehobenen EU-Elite ratifiziert als neues Werk verkauft. Auf einen solchen Etikettenschwindel werden die Bürger quer durch Europa wohl nicht hereinfallen. Wir müssen weg von einer neuen EU-Verfassung hin zu einem Grundlagenvertrag für gleichberechtigte Zusammenarbeit selbstbewusster Staaten und selbstbewusster Völker. Dabei hat als Grundsatz meines Erachtens größtmögliche Stärke nach außen und größtmögliche Freiheit nach innen zu gelten. Auch ist eine unmissverständliche Kompetenzverteilung zwischen der Europäischen Union und den Mitgliedstaaten festzulegen. In all diesen Bereichen wird man die Menschen mitreden lassen müssen; man wird Referenden abhalten müssen, denn gewichtige Vertragswerke wie ein solcher Grundlagenvertrag müssen zweifellos einem Referendum durch die EU-Bevölkerung in den einzelnen Mitgliedstaaten unterworfen werden.
Timothy Kirkhope (PPE-DE). – Mr President, I should like to welcome the Prime Minister and congratulate him on his election success earlier this year.
As he said, the June Summit will be an important one, and we know that the German Presidency is keen to reach an outline agreement then. Agreement will not be easy. The stated positions of the Member States continue to vary quite substantially and in these circumstances I believe it would be counterproductive to try to force through the wrong sort of agreement in Brussels.
You said recently at your bilateral meeting with the Prime Minister that any new amending treaty should not have the characteristics of a constitution. I wholeheartedly agree with this view and I believe that this is the view of many millions of people across our continent. You also said that you were keen to see the role of national parliaments strengthened. I strongly agree with this view too and I hope you will pursue this at the Summit. I believe that our citizens need to have assurances that their national parliaments will also play a greater role in scrutinising draft European legislation. There remains a tangible disconnection between the European institutions and the people at this time.
I have often said that I am not hostile to the idea of some solution that would improve the workings of the institutions in dealing with enlargement and which address the alienation people feel about the institutions themselves. However, I do not believe this solution is a constitution. We should not be seeking greater powers for the centre. Instead, we should be concentrating on policy delivery.
As you have said, and my party leader David Cameron has also said, there is an urgent need for a greater emphasis on making Europe more competitive, tackling global poverty and dealing with the serious issues of climate change. These issues are what people want us to tackle and Member States can do much more to cooperate in these fields.
I therefore urge the Prime Minister and his fellow heads of government not to get bogged down in institutional and constitutional debate in Brussels. Instead, let us begin responding to what people are asking us to do: reforming our economies, tackling global warming and alleviating the crushing poverty that we are seeing now in the developing world.
(Applause)
Richard Corbett (PSE). – Mr President, unlike some here I am actually quite encouraged by what Mr Balkenende has said. Mr Balkenende, you could, after all, have come here and done what some over on that side of the House are urging you to do, and say, ‘We said “no”, end of story. Forget it. No new Treaty. No reform’. But you are not. You are coming here and saying, ‘We said “no”, but we recognise that 18 countries have said “yes”, that an overwhelming majority of the European Union wants to go ahead and reform our Union in the way outlined in the Constitutional Treaty’.
You are saying yes, we will sit down and negotiate a compromise acceptable to all 27 countries, and on top of that you are saying that you want to salvage some of those useful key reforms that are contained in the Constitutional Treaty. You do not want to throw away everything in that Treaty, you want to drop some things which gave cause for concern, much of it to do with the presentation and the vocabulary of that draft Treaty, but the substance you are willing to negotiate on and to save. I think that is a lesson to the doomsayers, and I am encouraged that a compromise is possible.
(Applause)
Jules Maaten (ALDE). – Premier Balkenende, u hebt het lef getoond door u hier in het hol van de leeuw te begeven om de Nederlandse positie toe te lichten. Ik vind dat u, zeker in uw eerste antwoord zojuist, met overtuiging de Europese roeping van Nederland hebt onderstreept.
Daarmee komt een nieuw verdrag dichterbij en dat is belangrijk, want we hebben dat nieuwe verdrag nodig. Het gaat op dit moment namelijk gewoon niet goed genoeg. Het moet transparanter, het moet democratischer, dus meer bevoegdheden voor het Europees Parlement, en, u zegt dat heel terecht, voor de nationale parlementen.
Het moet effectiever, zodat we echt aan het werk kunnen met klimaatverandering, met energiebeleid, met immigratie en met het versterken van de rol van Europa in de wereld. Ik begrijp de principes en de inzet van u in die gesprekken.
Uiteindelijk is ook een pragmatische opstelling nodig. Want het is in het Europees en het nationaal belang dat we uit die impasse komen. Ik heb er wel vertrouwen in dat u dat kunt, want, als reactie op wat eerder werd gezegd, ik ken u een beetje. U bent geen nationalist en ik weet ook dat u niet liegt.
Tenslotte nog een opmerking. U zegt dat u de interne markt steunt. Ik ben blij dat u dat zegt, maar dan moet ook de daad bij het woord worden gevoegd. Als alle 27 lidstaten uitzonderingen op de interne markt gaan maken, en in Nederland gaat het die kant op, dat blijkt uit de discussie daar, dan blijft er geen interne markt over en dat is niet goed voor de Europese consument en niet goed voor de Europese economie.
Guntars Krasts (UEN). – Paldies prezident! Es nešaubos, ka gan tie, kas atbalsta Eiropas Konstitūciju, gan tie, kas to neatbalsta — visi vēlas redzēt Eiropu stiprāku. Atšķirības pastāv uzskatos, kā to panākt. Es, tāpat kā vairums šajā zālē esošo, ticu Eiropas Savienības idejai, taču sabiedrības atbalsta trūkums padara mūs vājākus šīs idejas realizācijā. Tāpēc jājautā, vai Konstitūcijas pieņemšana palīdzēs atgūt sabiedrības atbalstu. Es kā viens no Eiropas Konventa dalībniekiem Konstitūcijas sagatavošanai neesmu par to pārliecināts. Arī pastāvošo līgumu iespējas ne tuvu netiek izmantotas. Premjerministra kungs, Jūsu pieminētais Eiropas pakalpojumu tirgus ir uzskatāms piemērs tam. Un kvalificētā balsu vairākuma principa pielietošanas paplašināšana nebūtu līdzējusi pakalpojumu sektora liberalizācijai — drīzāk otrādi. Šajā vēstures periodā absolūti būtiski ir panākt dalībvalstu savstarpējās izpratnes un sadarbības vēlmes pieaugumu, kas balstīta uz kopīgām vērtībām un Savienības ideju, lai līdzīgi tiktu vērtētas lielo un mazo, bagāto un nabago, jauno un veco dalībvalstu intereses. Es apzinos, ka tas ir grūts uzdevums, bet bez tā atgūt stabilu sabiedrības atbalstu dalībvalstīs nebūs iespējams. Bez tā Savienība nevar kļūt ciešāka. Šos uzdevumus Konstitūcijas projekts nerisina.
Vladimír Remek (GUE/NGL). – Vážený pane premiére, vážení přítomní, slyšíme mnoho vznešených i méně vznešených myšlenek na téma budoucnosti Evropy. Obnovení smluvního rámce zejména v zájmu větší akceschopnosti určitě potřebujeme. Měli bychom ale mít jasno i v tom, co nabízíme občanům Unie už dnes.
S ohledem na to musím konstatovat, že řadu lidí například u nás nepálí debata o účelnosti společného ministra zahraničí, více se jich dotýká, že se jako i lidé z dalších tzv. nových členských zemí Unie nepohybují ani po třech letech v schengenském prostoru. Diví se, že v proklamované rovnoprávné Evropě stále v některých zemích nemohou vstoupit na pracovní trhy, když kapitál k nám a zejména od nás proudí zcela volně. Proč mají velké státy výhodnější podmínky pro některá odvětví než státy nové a menší? Proč jako ostatní nejezdíme bez víz do USA? Chceme posilovat evropské kompetence tam, kde to není třeba a tam, kde je to logické z různých zájmů zachováváme rozdíly podle síly hráčů na evropském hřišti. Nedivme se proto, že mnozí Evropané často naše hlubokomyslné diskuze o budoucnosti Evropy moc nechápou.
Nils Lundgren (IND/DEM). – Sommaren 1787 satt ett antal personer i Philadelphia, Pennsylvania och arbetade fram en författning för det som därmed blev Amerikas förenta stater. De stod på höjden av sin tids vetande om statskunskap, filosofi och demokrati. De presenterade öppet och ärligt ett förslag, fick folkligt stöd och stöd från de olika delstaterna.
Hur annorlunda är inte den process som nu pågår för att tvinga på EU-länderna en författning? EU:s politiska maktelit vet att de saknar folkligt stöd för sina planer på ett Europas förenta stater. Förhandlingarna sker i hemlighet. Det är inte frågan om demokratisk förankring av det europeiska projektet utan om ett bländspel. Angela Merkel ställer t.ex. frågan om det kan vara en god idé att ändra terminologin i författningsförslaget utan att därför ändra den legala substansen. Förslagen om flagga och nationalsång skall strykas. Hela upplägget är till för att den politiska eliten skall kunna driva fram ett Europas förenta stater utan att tvingas förvärva folkens förtroende för projektet. Detta är bedrägligt.
Jean-Luc Dehaene (PPE-DE). – Voorzitter, minister-president, als inwoner van de Benelux loop ik er de laatste tijd wat gefrustreerd bij. Wij waren het namelijk gewoon om samen in de eerste linies te staan voor het Europees project. Sinds het negatieve referendum in Nederland voel ik bij de Nederlandse beleidsvoerders evenwel wat koudwatervrees, als het over Europa gaat.
Dit vond ik onder meer terug in de manier waarop u over de uitbreiding van de meerderheidsbesluitvorming sprak, terwijl u toch wel weet dat dit een van de essentiële elementen is om de dynamiek in een uitgebreid Europa te behouden. Ik heb echter wel begrip voor de moeilijke positie waarin u zich bevindt.
U blijft, minister-president, er wellicht van overtuigd dat de tekst die u op de IGC goedkeurde, inderdaad een adequaat antwoord is op de uitdaging waarvoor we nu staan. Maar u moet inderdaad rekening houden met de uitspraak van uw bevolking. Ik waardeer dan ook uw inspanningen om oplossingen aan te reiken en te zoeken naar een compromis, waarbij u ook uitdrukkelijk erkent dat rekening gehouden moet worden met degenen die de tekst als dusdanig hebben goedgekeurd. Ik hoop dat dit tot een compromis kan leiden.
Ik ben echter zeer bezorgd door wat u zei over de betrokkenheid van de nationale parlementen. U pleit eigenlijk uitdrukkelijk voor de rode kaart. Dit lijkt mij niet de goede weg. In feite maakt u zo van de nationale parlementen een soort nieuwe instelling van de Unie en daar hebben wij geen nood aan. U moet uw nationale parlement overtuigen dat zijn rol erin bestaat de ministers te controleren met betrekking tot hun rol in de Raad. Dat is de rol van de nationale parlementen en de nationale parlementen die dit doen, hebben ook geen problemen.
Een andere bedenking die ik heb bij wat u zei en waarover u misschien eens even na moet denken, is dat, wanneer u de criteria voor uitbreiding in het verdrag wilt opnemen, zoals de Commissie, u er rekening mee moet houden dat u de uitbreiding dan ook onderwerpt aan de juridische controle van het Hof, terwijl het uiteindelijk toch over politieke besluitvorming gaat. Ik denk dat u daar toch even over na moet denken.
(Applaus)
Enrique Barón Crespo (PSE). – Señor Presidente, señor Primer Ministro, señor vicepresidente de la Comisión, estamos coronando la etapa que se inició en Maastricht y entonces –lo recuerdo como Presidente– la propuesta neerlandesa, la propuesta Lubbers-Kok, fue demasiado federalista. Ahora vienen ustedes con una posición absolutamente contraria. Son cosas que pasan en la vida de familia y estamos dispuestos a tender puentes.
Usted ha puesto cuatro condiciones. En relación con la codecisión y los Parlamentos nacionales, coincido con Jean-Luc Dehaene: la tarjeta roja de los Parlamentos nacionales a los Gobiernos, no a las instituciones europeas. Estamos dispuestos a mejorar nuestra colaboración.
En cuanto a las nuevas cuestiones que se añaden, el apartado 12 de nuestra propuesta de resolución las contiene. Estamos de acuerdo en eso. En cuanto al tema de los servicios públicos, convenza usted a su familia política.
Pero hay un problema fundamental: abrir en canal el Tratado, planteando enmiendas en vez de su estructura, es desmantelar todo y es ir en contra de la transparencia y de la comprensión por parte de los ciudadanos.
Una cosa más, señor Presidente, en relación con el himno: el otro día, en mi circunscripción, expliqué a mis paisanos que el himno nacional neerlandés, el «Wilhelmus», rinde homenaje al Rey de España. Me dijeron: «¡qué simpáticos los neerlandeses!»
Cuando luego les dije: «y hablan del español cruel», me dijeron: «eso es un problema de fútbol». Entonces, yo digo una cosa: esto de los himnos es muy complicado y yo me quedo con el Himno de la Alegría.
Sophia in 't Veld (ALDE). – Voorzitter, mijnheer Balkenende, het is mij net opgevallen dat u in het debat vooral bijval krijgt van de SP, Vlaams Belang, de partij van Haider, de Poolse Liga van families en de Eurosceptici uit Zweden en Denemarken. Ik vermeld het maar even.
De inzet van het kabinet getuigt van een bedroevende leegte en van gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef voor de toekomst van Europa. Want met een miniverdrag krijgen we minidemocratie, mini-invloed voor de burgers, minislagvaardigheid tegen klimaatverandering en terrorisme. Met een miniverdrag wordt Europa een politieke dwerg. De grondrechten moeten juridisch afdwingbaar zijn.
En is de PvdA in dit kabinet echt bereid de grondrechten op te offeren om een referendum te ontlopen? De nationale parlementen moeten inderdaad meer betrokken worden. Maar niet met verlammende rodekaartprocedures, maar door eindelijk actieve belangstelling en kennis te ontwikkelen. Dat kunnen ze nu ook, maar ze laten het er gewoon bij zitten.
Tenslotte is er veel demagogische prietpraat over een superstaat. Laten we daar eens mee ophouden, want ik heb uw partij daar ook niet over gehoord toen u voor het referendum campagne voerde vóór de grondwet. Zaken als bijvoorbeeld veiligheidsmaatregelen tegen terrorisme moeten natuurlijk op Europees niveau genomen worden. Maar niet zoals het nu gebeurt, in achterkamertjes, maar gewoon in de openbaarheid, democratisch en met meerderheidsbesluitvorming. Dat is geen superstaat, dat is democratie.
Premier Balkenende, Nederland kan zoveel beter dan dit in Europa. Laat u dat alstublieft zien.
Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). – Panie Przewodniczący! Warunkiem pomyślnej przyszłości zjednoczonej Europy jest rozwój świadomości europejskiej. Określa ją wszystko to, co nas Europejczyków łączy – historia, kultura chrześcijańska i zrozumienie, że przyszłość mamy tylko wspólną.
Trzeba pamiętać, że świadomości europejskiej nie zbudujemy na siłę. Nie stworzą jej żadne regulacje prawne, nawet przyjmowane w atmosferze największego sukcesu, a nie w klimacie niechęci. Dzieje się tak, gdyż to nie konstytucje tworzą wspólnoty, ale wspólnoty konstytucje. Dlatego też traktat konstytucyjny dla Europy nie spowoduje powstania nowej jakości w świadomości europejskiej i nie warto toczyć wojny w jego obronie, zwłaszcza gdy może ona wywołać niepotrzebne podziały. Trzeba natomiast zadbać, aby było więcej takich chwil w naszej wspólnej historii, jakie miały ostatnio miejsce w Samarze. Trzeba zadbać, aby częściej świat widział nas jako jedność. Trzeba mówić jednym głosem, tylko wtedy będziemy w stanie sprostać czekającym nas wyzwaniom.
Głęboko wierzę w to, że potrafimy tego dokonać właśnie dzięki naszej wspólnej świadomości, której nie zagwarantuje żaden akt prawny.
Adrian Severin (PSE). – Mr President, I should like to say to the Prime Minister that the Constitutional Treaty is not about losing identity but about organising solidarity in a just, effective and sustainable way. Those who oppose it on grounds of identity are not in fact afraid of citizens losing control over the State but of the State losing control over citizens.
In a world where the market, crime and poverty are globalised, the European Union must be political and coherent. We therefore need the double legitimacy of the European Union as a union of states and citizens and double majority voting.
You will agree that the European Union is simply unable to exist without legal personality and is unable to decide whether the single-country veto is its decision-making rule. While accepting that subsidiarity should be an important principle of the Union, we should also accept the precedence of European legislation over national legislation. We cannot expect European citizens to be loyal to the European institutions if their fundamental rights are not legally binding.
Likewise, without a social dimension, the European dream simply will not take off. However, a social Europe is not sustainable without a harmonised tax policy and European Union funds. Ultimately it is not possible to imagine a Europe which is economically and socially effective without a common foreign and security policy. By considering this aspect in a positive way you will certainly bridge the wishes of your citizens and the aspirations of other Europeans.
Jan Peter Balkenende, Minister-president van Nederland. Voorzitter, ik wil de leden van het Parlement van harte dankzeggen voor hun opmerkingen, nadat er al eerder het nodige is gezegd.
Voorzitter, laat ik beginnen door een groot misverstand weg te nemen. Ik heb enkele sprekers, mevrouw Kaufmann, de heer Voggenhuber, horen spreken over zaken als het volkslied, de titel minister van Buitenlandse Zaken, de vlag, alsof dat de punten van Nederland zouden zijn.
Daar gaat het helemaal niet om. Ik heb u aangegeven dat de vraag is of deze symbolen - die prachtig zijn, waar ik totaal niets tegen heb - in een grondwet verankerd moeten worden. Het zijn maar voorbeelden van de vraag of wij willen werken aan een grondwet dan wel een wijzigingsverdrag willen. Daar gaat het om. Laten we onze symbolen gewoon koesteren. Het is alleen de vraag of je ze moet opnemen.
Mijn verhaal ging veel dieper. Dat heb ik ook aangegeven. Ik heb geprobeerd antwoorden te geven op zorgen die leven. En ik heb in mijn betoog aangegeven dat we moeten denken in termen van een verdragswijziging, een subsidiariteitstoets door de nationale parlementen. Ik zal er zo iets over zeggen. Meerderheidsbesluitvorming in relatie tot de bevoegdheden van Europa en opname van de uitbreidingscriteria. Het ging ons om dit soort zaken. Het is niet alleen een kwestie van symbolen, dat is een karikatuur van de visie van Nederland.
Voorzitter, ik heb ook goed geluisterd toen de opmerking kwam over nationalisme. Ik heb die opmerking niet begrepen. Ook in de debatten die wij in de Nederlandse Tweede Kamer hebben gevoerd, ook na het "nee", heb ik klip en klaar gesteld dat onze toekomst in Europa ligt. Een positieve boodschap over de betekenis van Europa in het leven van iedereen. Wij kunnen helemaal niet zonder Europa. Dat is mijn boodschap steeds geweest en ik wens dan ook niet geassocieerd te worden met puur nationalistische tendensen.
Voorzitter, dan ook het verhaal dat Europa alleen maar economie zou zijn. U refereert daaraan. Natuurlijk. Iedereen zegt bepaalde dingen. U refereert aan het optreden van een jong iemand van de media. Voorzitter, mag ik er nog eens aan herinneren dat, toen wij het voorzitterschap hadden van de Europese Unie, ik een- en andermaal heb gezegd dat Europa veel meer is dan markt en munt. En weet u nog dat ik toen het initiatief heb genomen om conferenties te organiseren over waarden in Europa? Ik heb de vraag aan de orde gesteld: wat maakt ons tot Europeanen? Wat zijn onze gemeenschappelijke drijfveren? Wat maakt Europa tot dit continent? Het is mijn vurige wens dat het debat over de waarden in Europa wordt voortgezet. We kunnen niet zonder dat debat. En kom dan niet met het verhaal dat het alleen maar zou gaan over economie.
Voorzitter, als we nadenken over de toekomst van Europa, dan gaat het om de vraag over welke uitdaging we het eigenlijk hebben. Mevrouw Martens uit Nederland heeft er een belangrijke opmerking over gemaakt. Wat is eigenlijk het ideale? Wat wil je bereiken met elkaar? Dat leidt vervolgens tot tal van concrete vragen en ook die zijn hier naar voren gekomen.
Voorzitter, ik kan niet op alle vragen ingaan. Het zijn er gewoon te veel. Dat maakt de tijd ook onmogelijk. Maar laat ik een paar dingen noemen. Een van de punten die naar voren kwam, is het vraagstuk van de bevoegdheden, van de subsidiariteit. Het is mijn vaste overtuiging dat we daarin ook helder moeten zijn. De heer Duff zei het eigenlijk duidelijk: de Unie heeft alleen die bevoegdheden die de lidstaten haar verschaffen. Dat moeten we dan ook duidelijk vastleggen. Vervolgens komt met de uitoefening van die bevoegdheden de subsidiariteits- en proportionaliteitsvraag aan de orde.
Voorzitter, natuurlijk hebben nationale parlementen daarin een rol te vervullen. Dat gebeurt ook in Nederland. De Eerste en de Tweede Kamer en de Gemeenschappelijke Commissie staan stil bij de vraag wat Europa wel en niet hoort te doen. Dat is buitengewoon goed voor de betrokkenheid.
Te lang was het immers zo dat de debatten werden vermeden, dat ze op termijn werden gezet. En dat is ook de methode waarmee wij nu zeggen: laat nationale parlementen voluit betrokken zijn bij wat er in Europa gebeurt. En als er dan punten van kritiek zijn, breng die ook naar voren.
We hebben bijvoorbeeld opmerkingen gemaakt over de harmonisatie van het strafrecht bij het bestrijden van namaakproducten. De heer Frattini is daarbij betrokken. Nou, daar praat je dan over met elkaar. Zo kunnen nationale parlementen opereren. In bredere zin geldt dat het ook goed is dat de subsidiariteitsvraag ook in de nationale parlementen aan de orde wordt gesteld.
Laten we voorkomen dat nationale parlementen en het Europees Parlement tegenover elkaar komen te staan. U heeft verschillende bevoegdheden, en u speelt uw eigen rol in de democratie. Laten we dat niet als een teken van zwakte beschouwen, maar als een teken van kracht.
Dan de criteria van diensten van algemeen belang. De heer Van den Berg heeft daarover gesproken - hij heeft ook andere vragen gesteld. Het is mijn vaste overtuiging dat we een verheldering moeten krijgen. De manier waarop dat gebeurt, daar kunnen we over spreken. Tegelijkertijd zie ik de heer Maaten - we kennen elkaar goed uit de tijd dat we samen in de gemeenteraad van Amstelveen zaten, een stad in de buurt van Amsterdam, zo lang kennen we elkaar. Ik begrijp heel goed wat u nu zegt over de interne markt. Natuurlijk is het zo dat we naar die consequentie moeten kijken. Maar dan zeg ik op mijn beurt, als we het hebben over pensioensystemen, pensioenfondsen, onderwijsvoorzieningen, laten we dan eens goed kijken hoe de principes van de interne markt daar werken. Daar hebben we verduidelijking over nodig en over de manier waarop die er moet komen, daar kunnen we uiteraard verder over spreken.
U heeft het gehad - en ik heb het heel goed verstaan - over het belang van het Handvest van de grondrechten. En terecht, want ook die grondrechten horen bij de waarden waar de heer Daul over sprak. Alleen is de vraag - en dat onderschrijf ik zelf ook - of dit nu ook moet worden opgenomen in een Grondwet dan wel of je andere methoden kunt hanteren. Voorzitter, daar moeten we een oplossing voor vinden. Ik heb goed naar u geluisterd en gehoord hoe belangrijk het thema hier wordt gevonden.
Voorzitter, het was een genoegen om de heer Dehaene te horen. Ik waardeer hem om zijn betrokkenheid destijds bij de totstandkoming van het Grondwettelijk Verdrag en bij de Conventie en we hebben ook vaak met elkaar over zaken gesproken. Ik ben ook blij dat u begrip heeft voor de positie die nu eenmaal bestaat, wanneer een bevolking "nee" zegt in een referendum. U heeft ook aangegeven wat nodig is om tot oplossingen te komen. Dan zeg ik, we moeten wat pragmatischer zijn, zoals de heer Maaten aangeeft, maar uiteraard met behoud van de idealen die we met elkaar hebben.
Als we komen tot die oplossing, zullen we oog moeten hebben voor de posities die aan beide kanten bestaan. Exact dat, Voorzitter, is voor mij de reden geweest om hier vandaag ook nog eens te zeggen dat het noodzakelijk is dat we over de bestaande posities heen kijken, dat we geen blokvorming in Europa moeten hebben en dat dit wat mij betreft kan via een wijzigingsverdrag. Ik denk dat het dan ook mogelijk is om snel tot oplossingen te komen.
Voorzitter, er zijn veel opmerkingen gemaakt. Ik vind het moeilijk om daarop in te gaan, maar ik heb ze voor mezelf wel goed genoteerd. Ik heb goed geluisterd naar de heer Barón Crespo. U heeft gesproken over - en laat ik daarmee besluiten - de volksliederen. U heeft gerefereerd aan het Nederlandse Wilhelmus, ons volkslied waarin inderdaad de zin voorkomt: "de koning van Hispanje heb ik altijd geëerd".
Maar, Voorzitter, het feit dat destijds werd gezegd "de koning van Hispanje heb ik altijd geëerd", hing wel samen met het feit dat er wel andere dingen gebeurden van Spaanse zijde in Nederland. Dat heeft geleid tot een onafhankelijkheidsstrijd en een 80-jarige oorlog. Voorzitter, wat is het een grote tijd, dat wij op dit moment voor het eerst in de geschiedenis van Europa een tijd hebben van vrede en veiligheid. En dat we hier in vriendschap over zaken kunnen spreken.
Ik herinner me nog zo goed, toen ik in Madrid was en het klooster bezocht waar Filips II verbleef. Het was interessant om naast ons beeld van de geschiedenis ook eens te horen hoe het beeld eruit ziet aan Spaanse kant. Dat is het mooie in Europa, dat je verschillend kunt zijn. Europa is een continent van verscheidenheid, maar je hebt ook eenheid nodig. En ik vind het mooie van Europa dat we die culturele en religieuze pluriformiteit hebben. Dat heeft Europa sterk gemaakt.
Als het nu gaat om de idealen waar we voor staan, dan zeg ik: laten we gebruikmaken van wat Europa sterk heeft gemaakt: mensenrechten, democratie, werken aan veiligheid. Laten we het samen optrekken, scherp voor ogen houden. Laten we nationale parlementen erkennen in hun bevoegdheid, laten we het Europees Parlement voluit het werk laten doen dat gedaan moet worden.
Ik vind het altijd ongelooflijk stimulerend om hier te zijn, want het Europees Parlement is het symbool van een verenigd Europa. En ik geloof dat het goed is dat ook nationale politici met u een debat aangaan. Ik heb het debat vandaag met u als buitengewoon stimulerend ervaren. Natuurlijk hoef je het niet op alle punten met elkaar eens te zijn en natuurlijk begrijp ik kritiek. Maar er is meer dat ons bindt dan dat ons scheidt.
En als we ons laten leiden door de Europese droom, Voorzitter, dan zal het wis en waarachtig lukken om oplossingen te vinden voor de problemen die zijn ontstaan. Samen kunnen we het verschil maken, samen kunnen we werken aan die oplossing.
(Applaus)
Der Präsident. Für uns als Parlament hätte der Begriff Nationalismus heute nicht verwendet werden sollen, weil es hierfür keine Grundlage gibt. Ich möchte Ihnen aufrichtig im Namen aller Kolleginnen und Kollegen danken, dass Sie heute hier waren, wünsche Ihnen Erfolg für Ihre Politik, damit wir einen Weg finden, wie wir die Substanz der Verfassung – die notwendigen Reformen und auch die Werte, die wir anstreben – bewahren. Ich bedanke mich auch beim Vizepräsidenten der Kommission, Herrn Frattini, sowie bei Staatsminister Gloser.