Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2121(REG)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0198/2007

Ingediende teksten :

A6-0198/2007

Debatten :

PV 23/05/2007 - 13
CRE 23/05/2007 - 13

Stemmingen :

PV 24/05/2007 - 7.3
CRE 24/05/2007 - 7.3
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0209

Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 23 mei 2007 - Straatsburg Uitgave PB

13. Onderzoek van de geloofsbrieven van Beniamino Donnici (debat)
Notulen
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0198/2007) van Giuseppe Gargani, namens de Commissie juridische zaken, over het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Beniamino Donnici (2007/2121(REG)).

 
  
MPphoto
 
 

  Giuseppe Gargani (PPE-DE), rapporteur. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik breng in dit Huis verslag uit over het werk dat de commissie heeft verricht. De commissie heeft uitgebreid beraadslaagd over de geloofsbrieven van de heer Donnici, en is gekomen tot een resultaat dat in grote meerderheid overeenkomt met wat in dit verslag staat.

Ik verdedig de commissie, waarvan ik de eer heb als voorzitter op te treden, en ik antwoord op degenen die kleingeestige insinuaties doen, die natuurlijk ook het Parlement geen eer aandoen, want deze commissie telt een aantal uitgelezen juristen. Beweerd wordt namelijk dat de commissie niet in alle rust heeft kunnen oordelen en dat zij niet objectief is geweest. Wij hebben personen en juristen van het kaliber als Lehne, Medina, Wallis, Frassoni, om alleen maar de coördinatoren te noemen, en nog vele andere persoonlijkheden die in de commissie zitten. Wij hebben steevast op hoog niveau overlegd, de kwestie is grondig uitgegraven en er is heel oprecht gesproken. Wij hebben altijd vóór al het andere rekening gehouden met de rol van dit Parlement. Het Parlement is een reus vanwege de vele dingen die het totstandbrengt en de functie die het in Europa heeft, maar soms is het een dwerg als men het in een bureaucratisch hoekje wil duwen.

De kwestie waarover wij spreken valt onder dit grote vraagstuk: de feiten zijn bekend, de terugtrekking van de heer Occhetto is in strijd met de Europese Akte en de heer Donnici kan geen positieve beoordeling krijgen.

De regels van de Europese verkiezingsprocedure vormen een materie die onder communautaire bevoegdheid valt. Vandaar dat de verwijzing naar de nationale bepalingen zoals aangegeven door de Europese Akte van 1976, slechts een aanvullend karakter heeft. Wel is het zo dat de nationale bepalingen moeten stroken met de basisbeginselen van het communautair recht, met de hoofdregels daarvan en tevens met de letter en de geest van de Akte van 1976. Om die redenen is het vanzelfsprekend dat de bevoegde nationale wetgevings- en bestuursautoriteiten evenals de rechtsinstanties rekening houden met het complexe communautaire rechtsstelsel op het vlak van verkiezingen.

De vraag over de conformiteit van de niet-aanvaarding van de heer Occhetto moet in de eerste plaats beoordeeld worden in het licht van artikel 4 van de Akte van 1976. Op grond daarvan mogen de leden van het Parlement “niet gebonden zijn door instructies en geen bindend mandaat aanvaarden”. De vrijheid en onafhankelijkheid van de leden is de belangrijkste steunpilaar van de vrijheid van de burger.

Dat staat in de Akte van 1976, maar het nieuwe Statuut van de leden van het Europees Parlement dat ik thans aanhaal, ondanks dat het pas in de volgende zittingsperiode van kracht wordt, is in de huidige situatie van de communautaire rechtsregels een wetgevingsbesluit van primair recht. Dit Statuut is door het Europees Parlement aangenomen onder goedkeuring van de Raad en gepubliceerd in het Publicatieblad. Het is overduidelijk dat het besluit tot niet-aanvaarding van de heer Occhetto voortvloeide uit een bewuste keuze, ingegeven en geconditioneerd door een afspraak die men had gemaakt nog voordat bekend werd op wie gestemd was in de Europese verkiezingen van 2004. Die afspraak was gemaakt met de andere kandidaat van de Lijst “Società civile Di Pietro/Occhetto”. Het is ook duidelijk dat deze niet-aanvaarding beschouwd moet worden als niet verenigbaar met de letter en de geest van de Akte van 1976, met name artikel 6. In geen enkel geval kon op geldige wijze van deze verkiezing worden afgezien, terwijl dat dus wel is gebeurd. In zijn toelichting op de negatieve uitspraak heeft de Italiaanse Raad van State – als Italiaan wil ik dat in dit Huis benadrukken – nergens melding gemaakt van of rekening gehouden met de genoemde beginselen van het communautair recht. Zodoende heeft de Raad van State niet alleen de letter en de geest van de Akte in de wind geslagen, maar tevens artikel 4 en artikel 6 van de tekst.

Op grond van een gevestigde rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen mag een schending van het communautair recht door de autoriteiten van een lidstaat – ook al wordt deze begaan door het hoogste rechtsorgaan, door middel van een uitspraak met kracht van gewijsde – geen beletsel vormen voor het Hof van Justitie om vast te stellen dat bovenvermelde schending van het communautaire recht door de hoogste nationale rechter is gepleegd. Maar dat betekent niet dat de staat waartoe die rechter behoort, in dit geval Italië, zich kan onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid, zoals dat is vastgesteld. Ik geloof dat dit alles duidelijk toont in welke situatie wij ons bevinden.

Ik wil u snel een paar dingen zeggen, die tot het Italiaans recht behoren. Het besluit tot niet-aanvaarding van het lidmaatschap kan op geldige wijze betrekking hebben op aanwezige rechten en in dat geval is de terugtrekking van de heer Occhetto ten opzichte van de heer Chiesa qua uitvoering en doelmatigheid volledig operationeel. Die terugtrekking is ook met het oog op de toekomstige rechten geldig, maar zij kan zeker herroepen worden voordat de gebeurtenis plaatsgrijpt, dus voordat degene die zich terugtrekt daadwerkelijk in de situatie komt dat hij afstand moet doen.

De terugtrekking die de heer Occhetto heeft aangekondigd nadat de verkiezingsuitslag bekend was geworden, heeft geen wijzigingen gebracht in de rangorde van kandidaten op de lijst Di Pietro-Occhetto. Het doorslaggevende argument, mijnheer de Voorzitter, is juist dat op grond van een elementair rechtsbeginsel erkend moet worden dat de niet-aanvaarding pas effect kan sorteren op het moment dat de noodzakelijke voorwaarden er zijn dat het recht gerealiseerd wordt.

Precies om die reden hebben wij in het besluit van 3 juli 2006 waarop men zich beroept om aan te tonen dat er tegenstrijdigheid was met wat wij gedaan hebben – juist omwille van dat besluit van de Commissie juridische zaken – een positief advies uitgebracht over de verkiezing van de heer Occhetto: omdat die bekendmaking destijds strookte met de Europese Akte en omdat wij erkenden dat zijn intrekking niet geldig was, niet toepasselijk en dus als nietig beschouwd moet worden. De uitzonderingen met betrekking tot de heer Donnici waren toen niet relevant. Precies daarom is er geen sprake van tegenstrijdigheid.

Zo luidde het besluit dat wij vorig jaar genomen hadden. Vandaag kunnen wij datzelfde besluit bevestigen, omdat het consequent is en omdat er goed over is nagedacht door een Juridische Commissie die natuurlijk absoluut onpartijdig is en voor het belang van dit Parlement ijvert, ter garantie en bevordering van de autonomie van ons Huis.

 
  
MPphoto
 
 

  Manuel Medina Ortega, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat dit een belangrijk moment is in de geschiedenis van dit Parlement. De heer Gargani heeft als rapporteur en voorzitter van de Commissie juridische zaken de juridische redenen toegelicht die wij ondersteunen. Mijn fractie heeft een reeks amendementen ingediend die er ook op gericht zijn een dergelijke juridische redenering te versterken.

Het zou echter goede zaak zijn deze kwestie in een breder perspectief te zien. Het Europees Parlement – de Commissie juridische zaken – heeft altijd de besluiten erkend van de nationale overheden inzake de aanstelling van een Europees afgevaardigde, waaronder ook electorale geschilprocedures.

Het kan echter niet zo zijn dat de Italiaanse rechtspraak, zo’n drie jaar na de laatste verkiezingen, en een jaar nadat de heer Occhetto is aangesteld als lid van dit Parlement, ineens met de boodschap komt dat die benoeming niet rechtsgeldig was.

De heer Gargani heeft de redenen toegelicht vanuit juridisch standpunt, maar er is een fundamenteel politiek aspect: het Parlement bestaat uit parlementsleden die benoemd zijn conform het nationaal recht, middels beslissingen van de nationale overheden: de bestuurlijke, gerechtelijke of verkiezingsautoriteiten.

Zitten we echter eenmaal in dit Parlement, dan hebben we te maken met het feit dat het Parlement een onafhankelijke instelling is, met een eigen persoonlijkheid, die het recht heeft zichzelf te verdedigen. Ik denk dat de zaak-Occhetto een belangrijk parlementair precedent zal worden. Vanaf nu zullen de nationale bestuurlijke of gerechtelijke overheden er namelijk van doordrongen zijn dat het Parlement op een bepaald moment van oordeel kan zijn dat een nationaal besluit niet conform het recht is, dat het onrechtmatig was.

Het Parlement heeft het recht en de plicht zijn leden te beschermen. Doen wij dat niet, dan lopen we het risico dat u, mijnheer de Voorzitter, of eender welk lid van dit Parlement, als gevolg van een onrechtmatig besluit van een nationale overheid of een nationale rechtbank, ons onze parlementaire status ontneemt. Een essentiële vereiste van het parlementaire werk is nochtans dat wij ons als afgevaardigden van het Parlement veilig voelen bij het uitoefenen van ons werk.

Ik denk dat de heer Gargani als voorzitter belangrijk werk heeft verricht – we hebben urenlang tal van onderwerpen besproken – en in dit geval heeft dit een akkoord opgeleverd dat alle partijen onderschrijven, dat geen partijbelangen weerspiegelt maar dat beantwoordt aan de noodzaak om het statuut van het Europees Parlement als zodanig te beschermen.

Het Europees Parlement, deze instelling die de volkeren van Europa vertegenwoordigt, wordt samengesteld als onafhankelijke instelling en het neemt zijn eigen besluiten. Het Parlement verschilt hierin van de Raad, die afhankelijk is van de wisselvalligheden van de nationale politiek. Als afgevaardigden hebben we een mandaat, een mandaat voor een vaste termijn die niet kan worden onderbroken door een willekeurig nationaal besluit.

Ik denk dan ook dat het besluit-Occhetto, nogmaals, als historisch besluit de geschiedenis van het Parlement zal ingaan, de geschiedenis van de bevestiging van de persoonlijkheid van het Parlement en van de rechten van de afgevaardigden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luigi Cocilovo, namens de ALDE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, als ik het ergens mee eens ben, is dat de constatering dat het besluit van dit Parlement een waarlijk historische etappe dreigt te markeren. Met dit besluit worden namelijk vraagstukken, problemen, principes en regels aangetast die veel verder reiken dan dit afzonderlijke geval. Dit Parlement heeft nooit en te nimmer getornd aan beginselen en regels die door het Verdrag gedicteerd worden inzake de nationale bevoegdheid om geschillen inzake de verkiezingsprocedure op te lossen en dus om bekend te maken wie de verkozenen zijn. Het Parlement moet dan vervolgens overgaan tot het onderzoeken van de geloofsbrieven, dus van de bewijsstukken van bevoegdheid.

Ter bevestiging van wat ik hier beweer, zal ik thans geen commentaar leveren op de inhoud van het besluit dat op 14 december 2004 door deze voltallige vergadering was aangenomen om het mandaat te bekrachtigen van ons allen die in die Europese verkiezingen gekozen waren. In plaats van commentaar daarop te leveren wil ik er liever uit citeren. Het mandaat is bekrachtigd, ik citeer nu letterlijk: “...onder voorbehoud van eventuele besluiten van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het geval van aanvechting van verkiezingsuitslagen”. Deze plenaire vergadering heeft een regel bevestigd die iedereen bekend is!

Ik voeg hieraan toe dat de Commissie juridische zaken, ter staving van haar eigen besluit, een beroep doet op een reeks artikelen van zowel de Europese verkiezingsakte als het Reglement, en daarbij blijft zij verwijzen naar de bevoegdheid van het Parlement om tussenbeide te komen in geval van ontslag. Maar hier gaat het niet om een ontslag! De kwestie waarover de Italiaanse magistratuur een vonnis heeft geveld, betreft de aanvechting, of de oplossing daarvan, van de verkiezing, toen de heer Di Pietro eenmaal weggevallen was als lid van het Parlement en vervangen moest worden door de heer Occhetto of de heer Donnici. Het geschil is opgelost met een voorlopige en niet definitieve uitspraak, op grond waarvan de heer Occhetto is uitgeroepen als lid van het Europees Parlement. Toen is de Raad van State – het kiesbureau, dat is hetzelfde, mijnheer Gargani, dat doet er niet toe – met een nieuwe uitspraak gekomen. Er is dus een definitieve uitspraak van de Raad van State gekomen waarbij de heer Donnici werd uitgeroepen als verkozene. Wij hebben het hier niet over het ontslag van Occhetto, over de compatibiliteit daarvan met de formule, de letter, het mandaat: wij hebben het hier uitsluitend over de vraag of de nationale autoriteiten het recht en de bevoegdheid bezitten om een lid uit te roepen als gekozene, waarvan vervolgens de geloofsbrieven bevestigd moeten worden.

De stemming waartoe wij straks overgaan, kan leiden tot een ernstig institutioneel conflict, tot een schending van de bepalingen van het Verdrag en een mogelijk vacante zetel, omdat de nationale autoriteiten in ieder geval bekend moeten maken wie gekozen is in plaats van degene wiens mandaat niet bekrachtigd is.

Ter afsluiting wil ik al mijn waardering uiten voor de leden van de commissie. Mijnheer Gargani, niemand trekt de bevoegdheid van de leden van de commissie in twijfel. U kunt zelfs op mijn grote bewondering rekenen, want de bedrevenheid van een jurist ontpopt zich niet als hij gewonnen zaken bepleit, maar als hij verloren zaken verdedigt. De manier waarop het u is gelukt dit resultaat te bereiken, verdient al mijn waardering en lof.

 
  
MPphoto
 
 

  Salvatore Tatarella, namens de UEN-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, met al het respect voor het grote aantal gezaghebbende juristen dat in de Commissie juridische zaken zetelt, vind ik in alle bescheidenheid dat als dit Huis morgen het verslag-Gargani aanneemt, het Europees Parlement dan een ongekend ernstige daad begaat. Dit zou een ongehoord willekeurig besluit zijn tegen een lid dat ten onrechte beroofd wordt van zijn Parlementsmandaat, een ongehoorde en uitzonderlijke schending van de verdragen die op verkiezingsvlak duidelijk erkennen dat de wetten, procedures en autoriteit van de lidstaten het zwaarst wegen; een ernstig conflict met een lidstaat die beroofd zou worden van een lid dat als zodanig erkend is door de wetten en de rechterlijke macht van dat land.

Mijnheer de Voorzitter, de Commissie juridische zaken heeft zich bevoegdheden toegeschoven die haar niet toebehoren. Ik opteer voor geen van beide twistende partijen. Politiek gezien laat het me koud, want beiden zijn van centrumlinks. Ik begrijp het persoonlijke probleem van de heer Occhetto, die ik bovendien ook nog sympathiek vind. Hier echter gaat het om het recht, de correcte samenstelling van het Europees Parlement, de geloofwaardigheid van het hoogste communautaire orgaan. Het recht moet gerespecteerd worden, alleen het recht. De politiek en alle partijpolitieke manoeuvres moeten buiten de deur gehouden worden. Wat voor vertrouwen kunnen de burgers in een Europees Parlement hebben dat zijn eigen samenstelling verstoort door een lid uit te sluiten dat volledig recht heeft om daarvan deel uit te maken?

Maar nu de feiten. De gerechtelijke autoriteit heeft met een definitieve uitspraak Donnici uitgeroepen als verkozene. De Italiaanse staat heeft die verkiezing aan het Europees Parlement meegedeeld. De commissie heeft opdracht gekregen de geloofsbrieven van de heer Donnici te onderzoeken. De commissie moest zijn geloofsbrieven nakijken en eventueel zien of er sprake was van onverenigbaarheid. Het is waar dat de commissie zich mocht buigen over een eventueel beroep van derden. Het was dan ook terecht dat de commissie zich heeft gebogen over het bezwaar dat de heer Occhetto had aangetekend. Maar wat de commissie niet mocht doen, was een besluit dat ten overstaan van een overheidsdienaar van een lidstaat was genomen, nietig verklaren. Dat is een rechtsactiviteit die uitsluitend toebehoort aan het rechtsorgaan van de lidstaat die zich ermee bezig heeft gehouden en daar een onherroepelijke en definitieve uitspraak over heeft geveld.

 
  
MPphoto
 
 

  Nicola Zingaretti (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik voer het woord om in de eerste plaats voorzitter Gargani te bedanken. Dit vraagstuk was werkelijk heel complex en moeilijk, de voorzitter heeft zijn werk met grote wijsheid en verantwoordelijkheidszin verricht, waarbij hij één criterium heeft gevolgd: vóór alles de rechten en voorrechten van dit Parlement beschermen.

Het standpunt op grond waarvan de besluiten zijn gevallen, is juist. Vooral wordt hiermee voorkomen dat er een precedent wordt geschapen, dus dat besluiten of initiatieven worden erkend die de keuzen van de kandidaten of van degenen die op het punt staan lid van het Europees Parlement te worden, aan banden leggen.

Het is waar dat dit een novum is en waarschijnlijk creëert dit ook een precedent, maar zo’n precedent en zo’n novum zijn goed en bieden de nodige garanties inzake de voorrechten van het Europees Parlement. De besluiten die wij op dit moment nemen houden verband met een functie, een recht dat ons erkend wordt: namelijk het recht om onze mening te uiten, om geloofsbrieven en besluiten die ons worden voorgelegd, te accepteren, te beoordelen of te weigeren. Dit is dus geen kwestie van rechtsberoving: het gaat hier alleen om het recht dat dit Parlement ons geeft, om een mening te uiten.

 
  
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. – Het is noodzakelijk om in de eerste plaats de rechten van onze collega’s en ten tweede de rechten van het Europees Parlement te beschermen.

Het debat is gesloten.

De stemming vindt donderdag om 12.00 uur plaats.

Schriftelijke verklaringen (artikel 142)

 
  
MPphoto
 
 

  Carlo Casini (PPE-DE), schriftelijk. - (IT) Ik zal tegen het ontwerpbesluit stemmen, om redenen die, naar ik stellig geloof, door het Hof van Justitie aangenomen zullen worden. Het voorstel is verkeerd, om de volgende redenen:

1) in het algemeen is de vaststelling van de verkiezingsuitslag voorbehouden aan de nationale organen, zoals bepaald in de artikelen 7 en 11 van de Akte van 20 september 1976;

2) letter C: de heer Occhetto heeft helemaal niet afgezien van zijn mandaat, maar van de benoeming door het Italiaanse Centrale Kiesbureau en van de positie op de lijst van gekozen kandidaten. Van niet-aanvaarding, zoals in artikel 3, lid 5, van het Reglement staat, is sprake als een lid al benoemd is. Dat geldt dus niet voor besluiten die voorafgaan aan de benoeming;

3) letter D: het verbod van een bindend mandaat slaat op de uitoefening van een mandaat dat al ontvangen is, en slaat dus niet op gedragingen die voorafgaan aan de benoeming;

4) letters E, F en G: het is absoluut misplaatst om een beroep te doen op het Statuut van de leden dat nog niet van kracht is en dat geldt ook voor de leden na de benoeming;

5) letters J, I, K en L: de Raad van State heeft met een definitieve uitspraak niet alleen het vorige besluit van het regionale bestuursgerecht nietig verklaard, maar dit ook hervormd;

6) nummer 2: het Parlement kan niet in de plaats treden van het Italiaans Kiesbureau bij de benoeming van een lid.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid