Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/0256(CNS)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

A6-0141/2007

Debatten :

PV 23/05/2007 - 17
CRE 23/05/2007 - 17

Stemmingen :

PV 24/05/2007 - 7.2
CRE 24/05/2007 - 7.2
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0208

Volledig verslag van de vergaderingen
Donderdag 24 mei 2007 - Straatsburg Uitgave PB

10. Stemverklaringen
Notulen
  

– Verslag-Busk (A6-0171/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben ingenomen met het verslag-Busk, dat een aanzienlijke vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet opleveren. Hoewel ik een verdere hervorming van het GLB verlang, aanvaard ik het argument van de rapporteur dat dit niet "langs de achterdeur" mag gebeuren.

 
  
MPphoto
 
 

  Carl Schlyter (Verts/ALE), schriftelijk. – (SV) Het is goed dat het wettelijke kader vereenvoudigd wordt maar tegelijkertijd worden exportsubsidies en steun in de vorm van interventies behouden. Dat is een stand van zaken die ik niet kan accepteren en dus onthoud ik mij van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Salvatore Tatarella (UEN), schriftelijk. – (FR) Ik betwijfel de gegrondheid van de aanpak van de Europese Commissie, die – onder de eerder sympathieke dekmantel van een administratieve vereenvoudiging – van die aard is om de bijzonderheden van bepaalde productiewijzen minder in overweging te nemen. Ik vind het eveneens spijtig dat mijn collega’s van de Commissie landbouw en ikzelf niet de tijd hadden om het voorstel van de Europese Commissie in goede omstandigheden te bestuderen omwille van het helse tijdschema dat het voorzitterschap van de Raad ons opgelegd heeft. Deze hele procedure zou veel diepgaander denkwerk hebben verdiend binnen de Europese instellingen en ik betreur dat aan een dergelijk fundamenteel onderwerp niet meer tijd kon worden besteed.

Daarom heb ik me bij de eindstemming onthouden.

 
  
  

– Verslag-Glattfelder (A6-0141/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Opnieuw heeft de Landbouwcommissie van het Europees parlement een verslag opgesteld tegen een herziening van het gemeenschappelijke landbouwbeleid.

Wij willen de gemeenschappelijke organisatie van de markt voor graan afschaffen. Wij steunen echter het voorstel van de Commissie tegen de Landbouwcommissie van het Europees Parlement, omdat die commissie nu tegen het afschaffen van de interventieopkoop van maïs in wil gaan.

De Zweedse partij Junilistan stelt vast dat het onder deze omstandigheden een geluk is dat het Europees Parlement niet meebeslist over het landbouwbeleid van de EU, want dan zou de Unie in de val van protectionisme en zware subsidies aan verschillende groepen in de landbouw trappen.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor het verslag-Glattfelder over de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen gestemd, niet omdat ik volledig achter de inhoud ervan sta, maar omdat het in overeenstemming is met de hervorming van het GLB. Ook heb ik bij wijze van compromis ingestemd met het geleidelijk afschaffen van de publieke interventies ter ondersteuning van graangewassen.

 
  
MPphoto
 
 

  Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De hervorming van de interventieregeling voor maïs is een noodzaak.

Dat systeem was uitgebouwd als een veiligheidsnet om in geval van moeilijkheden de productie van de hand te doen. Het vervult nu echter niet meer alleen die eerste functie, met name in Hongarije, maar vormt een volwaardige afzetmarkt.

Toch mag de regeling niet van vandaag op morgen afgeschaft worden, en zeker niet op grond van een conjuncturele studie die gaat over twee uitzonderlijke verkoopseizoenen en die gebaseerd is op de moeilijkheden van één enkel land, Hongarije.

Het voorstel van de Commissie is onaanvaardbaar: het is overhaast en de producenten kunnen het niet in goede omstandigheden uitvoeren. We mogen snelheid en haast niet met elkaar verwarren.

Een beperking van de hoeveelheid die onder de interventieregeling valt en een nieuw onderzoek naar aanleiding van de gezondheidssituatie zouden een mooi compromis vormen tussen de noodzaak om te handelen en de tijd nemen om te handelen.

Een plaatselijk probleem vraagt om een plaatselijke oplossing. De Europese Commissie stelt een radicale en ondoordachte maatregel voor, waarop het Parlement zal antwoorden met een progressieve hervorming, met beraad, met een luisterend oor voor landbouwers en met een nieuw onderzoek naar aanleiding van de gezondheidssituatie.

 
  
  

– Verslag-Gargani (A6-0198/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Bruno Gollnisch (ITS). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zal volstaan met de betreurenswaardige constatering dat het het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen geen enkele moeite zal kosten om de stemming die heeft plaatsgevonden ten gunste van onze collega, teniet te doen. En weet u waarom? Omdat uw jurisprudentie meerduidig is.

Toen het erom te doen was om Jean-Marie Le Pen op schandelijke wijze zijn mandaat te ontnemen, hebt u zich beroepen op de nationale rechtsbevoegdheid en was u niet bereid om onder ogen te zien dat de Franse autoriteiten hem onrechtvaardig behandelden. En toen het ging om het onderzoek van de geloofsbrieven van onze collega Ruiz Mateos, was u op hetzelfde uit: u hebt u beroepen op nationale wetgeving.

Op dit moment wilt u de voorrechten van het Parlement verdedigen! Waarom niet? Uw houding heeft telkens geleid tot jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat u – spijtig genoeg – niet gunstig gezind is en dat bijgevolg de Latijnse spreuk Hodie mihi, cras tibi – Heden ik, morgen gij – bevestigt. De jurisprudentie van het Parlement kan enkel verdedigd worden als ze voor alle afgevaardigden gelijk is!

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In dit verslag worden ingewikkelde kwesties met verstrekkende gevolgen aan de orde gesteld, met name de soevereine macht van de lidstaten om leden van het Europees Parlement te benoemen en te bepalen hoe zij in het Europees Parlement vertegenwoordigd zullen worden in de context van het bestaande regelgevingskader betreffende de verkiezingen voor het Europees Parlement.

Ik wil hier niet nader ingaan op de procedurele en juridische aspecten, aangezien die door de betrokken lidstaat moeten worden beslecht, maar de Italiaanse overheden hebben op grond van een besluit van de Italiaanse Raad van State besloten om een politicus tot lid van het Europees Parlement te benoemen wiens geloofsbrieven ter discussie worden gesteld in het verslag dat wij hier voor ons hebben liggen.

Aangezien is voldaan aan alle criteria en voorwaarden voor de benoeming door een lidstaat van een vertegenwoordiger in het Europees Parlement – op zowel nationaal niveau als in het kader van het Europees Parlement – zijn wij van oordeel dat de lidstaat in kwestie toelating moet krijgen om de vertegenwoordiger te benoemen, in overeenstemming met het interne wetgevingskader.

 
  
  

VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS ROCA
Ondervoorzitter

 
  
  

- Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) (B6-0200/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Michl Ebner (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter. Ik wilde enkel zeggen dat ik me onthouden heb van stemming op het vlak van CITES, niet omdat ik het met bepaalde punten uit de resolutie niet eens ben, maar omdat we hier zo vaak voorschrijven hoe ontwikkelingslanden zich dienen te gedragen. Wij vinden dat een juiste manier van werken, maar voor deze landen is dat misschien niet zo prettig. Daarom heb ik me onthouden van stemming.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) De Overeenkomst inzake internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) is een internationale overeenkomst die tot doel heeft te waarborgen dat de internationale handel in bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten het voortbestaan van deze soorten niet in het gedrang brengt. De overeenkomst is ondertekend door 171 landen, waaronder Portugal, dat de tekst in december 1980 geratificeerd heeft. De overeenkomst is in maart 1981 in Portugal in werking getreden.

CITES is des te belangrijker omdat het voortbestaan van vele soorten gevaar loopt. De overeenkomst voorziet thans in de bescherming van 5000 dieren en 28000 planten, waarvan sommige op Portugees grondgebied aanwezig zijn. De soorten die onder de bescherming van CITES vallen, zijn onderverdeeld in drie bijlagen, overeenkomstig het vereiste beschermingsniveau.

De illegale handel in dieren en planten is in de loop der jaren uitgegroeid tot een ernstige bedreiging voor tal van soorten. Ofschoon vele landen de strijd hebben aangebonden met deze praktijken en veel waakzamer zijn geworden, is de bedreiging helaas nog steeds sterk aanwezig.

Zoals ook het geval is met andere overeenkomsten en beschermingsprogramma’s voor in het wild levende soorten is het welslagen van CITES mede afhankelijk van de ontwikkeling van een evenwichtige benadering die gegrondvest is op wetenschappelijke criteria en aanbevelingen door erkende instanties. Alleen op die manier kan worden gewaarborgd dat de ondernomen acties valabel en geloofwaardig zijn en dat de overeengekomen aanbevelingen op doeltreffende wijze ten uitvoer worden gelegd.

 
  
  

– Verslag-Gierek (A6-0159/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) In het verslag wordt innovatie beschouwd als een variabele van de interne markt. Er wordt gepleit voor liberalisering van de markten en een systematische afbouw van de obstakels die het vrije verkeer van goederen, diensten en kapitaal, de vrijheid van vestiging en de mobiliteit van arbeidskrachten belemmeren. Dit alles maakt deel uit van een kapitalistische benadering die gebaseerd is op concurrentie en concentratie.

Om de onderfinanciering van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling te compenseren wordt nog maar eens voorgesteld om gebruik te maken van de structuurfondsen en de totstandkoming van ‘publiekprivate partnerschappen te bevorderen en te versterken’, hetgeen erop neerkomt dat overheidsinvesteringen ten dienste worden gesteld van het verwerven van particulier gewin.

Er zou echter meer overheidsgeld geïnvesteerd moet worden in onderzoek, onderwijs en innovatie op grond van voor elk land vastgestelde strategieën voor duurzame ontwikkeling. Dat zou leiden tot een verbetering van de levenskwaliteit, meer werkgelegenheid (met rechten) en meer (rechtvaardig verdeelde) welvaart. De beoogde strategieën moeten een alternatief bieden voor de commercialisering van kennis, onderwijs en onderzoek en de gedachte dat er thans slechts ruimte is voor uitermate rendabel onderzoek, dat uitzicht biedt op goede marktresultaten. Zij moeten waarborgen dat er meer geïnvesteerd wordt in onderwijs en opleiding op alle niveaus en dat de toegang tot de bestaande programma’s en acties, met name voor kleine en middelgrote bedrijven, vergemakkelijkt wordt.

(Verklaring ingekort overeenkomstig artikel 163, lid 1, van het Reglement)

 
  
MPphoto
 
 

  Bogusław Liberadzki (PSE), schriftelijk. (PL) Terecht wordt in het verslag benadrukt dat we een brede innovatiestrategie moeten invoeren om het concurrentievermogen van de Europese economie te stimuleren. Deze innovatiestrategie moet gebaseerd zijn op gespecialiseerde kennisregio’s, hervorming van de octrooiwetgeving en fiscale stimulansen voor bedrijven die investeren in onderzoek en innovatie.

Om de overdracht van kennis tussen onderzoekscentra en economische subjecten te vergemakkelijken, is het bevorderen van gespecialiseerde kennisregio’s in de lidstaten volgens de rapporteur van cruciaal belang. Dit geldt ook voor het uitbreiden van grensoverschrijdende samenwerking en het intensiveren van de samenwerking met experts uit niet-lidstaten.

In het verslag staat dat het Europees Technologie-Instituut de voorwaarden moet scheppen voor het koppelen van kenniscentra aan bedrijven. Daartoe moet het Instituut zich concentreren op innovatie en bijdragen aan herleving van het concurrentievermogen op innovatieve terreinen van de economie. Ik sluit me daar volledig bij aan.

Een ander belangrijk element in het verslag is de noodzaak om het Europese octrooibeleid te herzien. Iedereen is het er namelijk over eens dat solide beschermde auteursrechten en octrooisystemen sleutelelementen zijn bij het creëren van een innovatieve economie en maatschappij.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik voor het verslag-Gierek gestemd, maar tegen alle amendementen die de discussies over de richtlijn betreffende de octrooieerbaarheid van in computers geïmplementeerde uitvindingen weer hadden kunnen doen oplaaien. Gegeven de inspanningen die het toch al heeft gekost om een meerderheid voor deze richtlijn te vinden, zou het niet handig geweest zijn om het debat te heropenen.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Van oudsher wordt aangenomen dat nauwe betrekkingen tussen het hoger onderwijs en de bedrijfswereld alleen maar voordelen opleveren voor beide partijen. Die regel gaat echter niet altijd op. De overheidsinstanties zetten zich over het algemeen in om voorwaarden te creëren (afhankelijk van methoden en tijden) die het wetenschappelijk en academisch onderzoek bevorderen, maar zij doen dat niet steeds – of kunnen dat niet doen – met dezelfde efficiëntie in de bedrijfswereld.

Het spreekt vanzelf dat het verlenen van steun voor innovatie in de bedrijfssector aan andere regels en methoden moet beantwoorden dan die welke aan de investeringen in academisch onderzoek ten grondslag liggen. Gelet op het feit dat innovatie in de meeste gevallen rechtstreeks wordt ingegeven door de bedrijfsactiviteit en het zoeken naar oplossingen voor marktbehoeften, ben ik evenwel van oordeel dat het Parlement met dit verslag een nuttige bijdrage levert aan de voorstellen die in de mededeling van de Commissie vervat zijn. Laten wij hopen dat de nationale en regionale overheden deze kansen benutten.

 
  
MPphoto
 
 

  Teresa Riera Madurell (PSE).(ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag uitleggen waarom ik vóór het verslag-Gierek over innovatie heb gestemd.

Ik heb dat gedaan omdat de rapporteur een verslag heeft opgesteld over een gecompliceerd onderwerp dat voor het behalen van de Lissabon-doelstellingen van cruciaal belang is, maar waaraan we nog niet werkelijk aandacht hebben besteed. Het werd tijd dat dit gebeurde.

Om de EU te transformeren in een geavanceerde kennismaatschappij hebben we niet genoeg aan goede prestaties op het gebied van technologisch onderzoek en ontwikkeling – en dan hebben we het over ons vermogen om nieuwe capaciteiten te genereren, te assimileren en door te geven aan bedrijven en de maatschappij als geheel. We zullen ook moeten kunnen beschikken over een sterk ontwikkeld vermogen om deze kennis om te zetten in welvaart en sociaal welzijn. Dát is innovatie.

Niet alle EU-landen bevinden zich op een zelfde niveau als we uitgaan van de indicatoren waarmee we het begrip kennismaatschappij hebben gedefinieerd, en datzelfde geldt voor de inspanningen die worden gedaan ten behoeve van innovatie. Het zoveel mogelijk uitvlakken van deze niveauverschillen zou iedereen ten goede komen.

Innovatie is misschien wel het enige instrument dat ons in staat kan stellen binnen een redelijk tijdsbestek de volgende belangrijke doestellingen te verwezenlijken:

1) het verbeteren van de kwaliteit en het concurrentievermogen van onze ondernemingen;

2) economische groei verenigbaar maken met het behoud van het milieu, de kwaliteit van het leven en de sociale cohesie;

3) innovatie inzetten voor het behoud van traditionele sectoren;

4) innovatie gebruiken om bij te dragen tot aanzienlijk verbeterde arbeidomstandigheden en de integratie van bepaalde groepen, zoals gehandicapten.

De meest recente economische analyses leggen een rechtstreeks verband tussen de inspanningen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie enerzijds en de productiviteit anderzijds. Dat is een interessant gegeven voor al die EU-landen (en het gaat dan om een meerderheid) waarvan de economie op de dienstensector is gebaseerd. In zulke landen is de productiviteit misschien wel een van de zwakste punten.

Al deze punten komen in dit verslag op de één of andere wijze aan de orde. Daarom heb ik vóór gestemd.

 
  
MPphoto
 
 

  Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. (PL) Ik stem voor het aannemen van het verslag van professor Adam Gierek over “Kennis in de praktijk brengen: een omvattende innovatiestrategie voor de Europese Unie”.

Momenteel bestaat er wereldwijd een diepe kloof op het gebied van innovatie. Enerzijds hebben we de landen die “innovatiefronten” vormen en waar zich een enorme hoeveelheid wetenschappelijke centra, onderzoek en ontwikkeling concentreert. Anderzijds zijn er de perifere landen die innovatie alleen kunnen importeren, of de landen met diffusie innovatie. De Verenigde Staten, Japan en lidstaten van de Europese Unie zijn wereldwijde koplopers op het gebied van innovatie, wat wordt gestimuleerd door de concurrentie tussen deze economieën.

In de Europese Unie is de laatste tijd de zogeheten “innovatieparadox” ontstaan. Gezien de mogelijkheden die de interne markt biedt, kunnen we de economische prestaties in Europa als teleurstellend beschouwen. Het voornemen om de Europese Unie te transformeren tot de “meest dynamische en concurrerende kenniseconomie” bewijst enerzijds dat we ons realiseren dat het nodig is om het economisch-maatschappelijke systeem grondig op de schop te nemen, en getuigt anderzijds van ambitie en het optimisme dat we zo’n verandering tot stand kunnen brengen.

De rapporteur toont in zijn verslag duidelijk aan hoe deze situatie is ontstaan en benadrukt bovenal de urgentie van een doeltreffende Europese innovatiestrategie.

 
  
  

– Verslag-Newton Dunn (A6-0152/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Zuzana Roithová (PPE/DE).(CS) Deze aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad betreffende de ontwikkeling van een strategische concept inzake de bestrijding van georganiseerde criminaliteit is, denk ik, belangrijk en welkom nieuws voor de Europese burger. Het bewijst wel dat de Unie zich kwijt van zijn cruciale taak op dit gebied, een gebied dat de meest nauwe internationale samenwerking vereist. Die samenwerking functioneert nu al prima, maar dat volstaat niet meer. Terrorisme en andere vormen van georganiseerde criminaliteit kennen geen grenzen en misbruiken letterlijk de voordelen die ons democratisch bestel biedt. Daarom moeten wij zorgvuldig afwegen wat ons in deze situatie het meeste waard is – bestrijding van criminaliteit of onbegrensde vrijheid. Op het moment dat deze prachtige onbegrensde vrijheid de bescherming van ons meest kostbare goed in de weg staat, namelijk het leven van een mens, moeten wij water bij de wijn doen. Het roer moet echt om en wij moeten een aantal interne belemmeringen wegnemen, bijvoorbeeld als deze het illegale gebruik van economische en financiële middelen beschermen. De Raad moet Europol en Eurojust meer onafhankelijkheid en macht geven. Dit is een nieuwe strategische taak, dit is een verantwoordelijkheid die wij dragen ten overstaan van de 500 miljoen burgers van de EU.

 
  
MPphoto
 
 

  Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat het initiatiefverslag van de heer Newton Dunn met een heel ruime meerderheid is aangenomen. Op die manier richt ons Parlement verschillende aanbevelingen tot de Raad over het opstellen van een strategisch concept in de strijd tegen de georganiseerde misdaad.

Het wegvallen van de binnengrenzen tussen de lidstaten van de Schengenruimte betekent ongetwijfeld een grote vooruitgang voor onze burgers, maar houdt eveneens een voordeel in voor de georganiseerde misdaad. De Europese Unie moet bijgevolg een uiterst belangrijke rol spelen op dit gebied.

De uitvoering van een preventief beleid en de uitwerking van efficiënte instrumenten zijn dringend en essentieel. Er moet aanzienlijke vooruitgang geboekt worden om meer vertrouwen te creëren tussen de lidstaten, en dan vooral tussen hun politiediensten. Bovendien moeten we onze landen ertoe aanzetten om voldoende financiële middelen uit te trekken voor uitwisselings- en opleidingsprogramma’s.

Ten slotte heeft ons Parlement nogmaals gewezen op de noodzaak om enerzijds de maatregelen voor de bescherming van slachtoffers en getuigen van criminele daden te verbeteren en anderzijds om programma’s voor de bewustmaking van de publieke opinie over mensenhandel te stimuleren.

Om al deze redenen heb ik de rapporteur gesteund en mij bij de eindstemming uitgesproken ten voordele van deze tekst.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik ben blij met het verslag van Bill Newton Dunn over de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Het is van levensbelang dat de EU de benodigde middelen krijgt om een gecoördineerde strategie voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad te bevorderen en te versterken. De rollen van Europol en Eurojust moeten worden uitgebreid en het publiek moet meer bewust gemaakt worden van de rol van de EU op dit vlak.

 
  
MPphoto
 
 

  Claude Moraes (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb gestemd voor het verslag over de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit van mijn Britse collega Bill Newton Dunn van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, omdat dat verslag zal zorgen voor versterking van de rol van Europol als inlichtingenorgaan op het gebied van criminaliteit, zodat Europol in staat wordt gesteld de lidstaten overeenkomstig zijn taak te voorzien van informatie en inlichtingen, ter verkrijging van doelmatigere resultaten bij de preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit.

De EU heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, en het is nu noodzakelijk om de Unie een krachtiger en ambitieuzer instrument in handen te geven voor een nauwere samenwerking met de lidstaten om de georganiseerde criminaliteit doeltreffender te bestrijden.

 
  
MPphoto
 
 

  Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. (PT) Meer dan een keuze of een plicht, is samenwerking bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit een praktische noodzaak, aangezien de georganiseerde criminaliteit steeds geraffineerder wordt, over betere instrumenten beschikt en efficiënter omgaat met de meest geavanceerde technologieën.

Wij moeten beseffen dat, behalve de openstelling van de fysieke grenzen ten gevolge van het integratieproces van de Europese Unie, ook de globalisering en haar mechanismen een rol spelen bij criminele praktijken. Zoals met alle technologische innovaties het geval is, kan ook deze ontwikkeling voor goede of slechte doeleinden worden aangewend. Daarom kan ik mij vinden in de basisideeën van dit verslag, waarin wordt gepleit voor meer samenwerking en wordt aangedrongen op de tenuitvoerlegging van een strategische benadering van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en alle aanverwante kwesties, van het begin tot het einde.

Gelet hierop kan de aanbeveling slechts nuttig en doeltreffend zijn als er niet alleen maatregelen op wetgevingsgebied worden genomen, maar ook stappen worden gezet om het wederzijdse vertrouwen aan te zwengelen tussen de instellingen die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit in de verschillende lidstaten. Het is gebleken dat dit soort vertrouwen, dat overigens niet steeds aanwezig is, van vitaal belang is voor het welslagen van deze missie.

 
  
MPphoto
 
 

  Martine Roure (PSE), schriftelijk. – (FR) De Europese Unie moet zichzelf instrumenten verschaffen om doeltreffender de strijd aan te binden met de georganiseerde misdaad die de grenzen overschrijdt en spijtig genoeg toeneemt.

De verschillende domeinen van de georganiseerde misdaad moeten de Europese Unie ertoe brengen om haar acties te coördineren en te versterken. De Europese Unie moet in staat zijn om te reageren, maar moet eveneens een preventief beleid uitwerken. Dankzij de opstelling van deze strategie zullen we onze kennis van de problematiek kunnen uitdiepen en zullen we middelen krijgen om de georganiseerde misdaad beter te bestrijden. De politiële en justitiële samenwerking versterken via Europol, Eurojust en OLAF is een van onze prioriteiten.

Een multidisciplinaire aanpak is doorslaggevend om het fenomeen van de georganiseerde misdaadbendes zo goed mogelijk te doorgronden. We moeten deze organisaties ontmantelen, de daders voor het gerecht brengen en hun de toegang tot producten van de misdaad ontzeggen. De bestrijding van het witwassen van geld en de wapenhandel vormt een van de Europese prioriteiten in die strijd, aangezien deze beide aspecten van de georganiseerde misdaad het terrorisme dienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Georgios Toussas (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Het verslag grijpt het – reële – probleem van de criminaliteit aan als een voorwendsel om een nog harder beleid te voeren voor de beknotting van de grondrechten, de versterking van de politiestaat en een nog teugellozer optreden van de onderdrukkingsmechanismen van de EU.

De voorstellen in dit kader luiden: convergentie van het strafrecht van de lidstaten door het pad te effenen voor communautarisering van het strafrecht en door een van de belangrijkste fundamenten van de nationale soevereiniteit van de lidstaten te beperken; instelling van gemeenschappelijke onderzoekteams in het kader van de onderdrukkingsmechanismen, het zelfstandig maken van Europol en Eurojust door hun aard en bevoegdheden te versterken en hen tot “motor” te maken in de beleidsvoering van de lidstaten; erkenning van de fundamentele rol van de antiterreurcoördinator van de EU; instelling van een “verklikkers”-mechanisme door op te roepen tot “erkenning van de status van personen die met justitie samenwerken op Europees niveau”.

Na dit alles hoeft het niemand te verwonderen dat nergens in het verslag wordt gesproken over de betrekkingen van de georganiseerde misdaad met de overheidsinstellingen en zelfs met de onderdrukkingsmechanismen van de staat, ofschoon die ondergrondse betrekkingen een publiek geheim zijn.

Uiteindelijk is gebleken dat het echte doel van het verslag is de democratische rechten en volksvrijheden te “bestrijden” en niet de georganiseerde misdaad.

 
  
  

– Verslag-Nicholson of Winterbourne (A6-0158/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Aangezien wij van mening zijn dat buitenlands beleid, en daarom dus ook uitspraken over buitenlandse aangelegenheden, niet op EU-niveau thuishoren, hebben wij tegen alle amendementen en het verslag in zijn geheel gestemd. Het lijdt geen twijfel dat veel van de voorstellen op zich wenselijk zijn, maar noch de EU, noch het Europees Parlement zou in deze kwesties zeggenschap moeten hebben.

 
  
MPphoto
 
 

  Richard Howitt (PSE), schriftelijk. – (EN) Tot hun tevredenheid hebben de Labour-afgevaardigden in het Europees Parlement een zekere mate van evenwicht en onpartijdigheid in dit verslag kunnen brengen, waaraan het in het eerste aan de commissie voorgelegde ontwerp ernstig schortte.

Wat betreft de amendementen 16 en 34 uiten wij onze grote zorgen over de schorsing van de Pakistaanse opperrechter en de daaropvolgende ongeregeldheden die meer dan 40 mensenlevens hebben gekost. In een moderne democratische samenleving is het van levensbelang om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te beschermen. In een verslag dat specifiek over de kwestie-Kasjmir gaat, is een verwijzing naar deze zaak echter niet op haar plaats.

Wat terrorismebestrijding aangaat, hebben we ingestemd met de constructievere en meer vooruitziende formulering in de amendementen 55 en 56, waarin wordt erkend dat er vooruitgang is geboekt in het terugdringen van de infiltratie door militante groeperingen, maar dat naast een aanzienlijke mate van “demilitarisering” verdere actie moet worden ondernomen.

Door voor de amendementen 18 en 56 te stemmen, benadrukken we opnieuw het recht op zelfbeschikking voor de Kasjmirse bevolking, een recht dat kan worden uitgeoefend door middel van een volksreferendum zodra de omstandigheden dit toelaten.

 
  
MPphoto
 
 

  Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. – (EN) Ik heb met enige terughoudendheid toch voor dit verslag gestemd. Ik erken dat het radicaal verschilt van de eenzijdige versie die oorspronkelijk aan de Commissie buitenlandse zaken werd voorgelegd, en ik dank de betrokkenen voor deze veranderingen. Kasjmir is een gebied dat door te geschiedenis verdeeld is en dat een twistappel is geworden. Om de zoveel tijd heeft het optreden van regeringen en militanten aan beide zijden van de bestandslijn het geweld weer doen oplaaien.

Dit is niet alleen een kwestie voor regeringen, maar ook voor de Kasjmirse bevolking. Ik betreur dat het Parlement niet ingestemd heeft met de steun voor het recht van deze mensen op zelfbeschikking door middel van een volksreferendum. Ik betreur evenzeer dat we onze oproepen tot demilitarisering niet hebben versterkt. Ik erken de rol van de militanten, maar we moeten toegeven dat aan Indiase zijde het aantal militairen en veiligheidsfunctionarissen in verhouding tot de bevolking tot de hoogste van de wereld hoort. We roepen op tot vertrouwenwekkende maatregelen en meer democratie, want onder dergelijke omstandigheden kan democratie niet gedijen. Kortom, ik zou willen dat het uiteindelijke verslag op deze cruciale terreinen sterker was geweest, maar ik erken ook dat deze versie nu een politieke waarde heeft voor de betrekkingen tussen de EU en de betrokken volkeren.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, dat evenwichtiger is dan de tekst die aan de commissie werd voorgelegd. Ik heb mij onthouden van stemming over het amendement waarin de schorsing van de Pakistaanse opperrechter wordt betreurd, niet omdat ik de kritiek niet deel, maar omdat ik het niet relevant achtte voor dit verslag. Ik heb voor het amendement gestemd waarin wordt opgeroepen om op termijn een volksreferendum te houden, omdat ik van mening ben dat de bevolking van Kasjmir over haar eigen toekomst moet kunnen beschikken.

 
  
MPphoto
 
 

  James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. – (EN) Ik ben in Kasjmir geweest en heb de verwoestende gevolgen gezien van het geweld dat heeft plaatsgevonden, maar ik heb ook een bevolking gezien die klaar is voor vrede. Dus steun ik dit verslag, omdat het zo belangrijk is voor de manier waarop de Europese Unie door het bieden van “best practice”-maatregelen en ervaring, ernaar streeft om andere landen te laten zien hoe een economische zone vrede en welvaart tot bloei kan brengen in gebieden met een geschiedenis van oorlog.

Ik juich de in dit verslag aangekondigde vertrouwenwekkende maatregelen toe, in het bijzonder de gezamenlijke waarnemingspost voor de uitwisseling van gegevens over seismische activiteit om vroegtijdig te kunnen waarschuwen voor mogelijke aardbevingen. Ook erken ik het belang van de maatregelen tot gemeenschapsvorming die de economie zullen aanjagen en onaangeboorde economische hulpbronnen in de regio zullen activeren.

Bovendien acht ik het van het grootste belang dat de regio van Azad Jammu en Kasjmir naar behoren vertegenwoordigd wordt in de Pakistaanse regering, hetgeen nog niet het geval is.

 
  
  

- Estland (B6-0205/2007)

 
  
MPphoto
 
 

  Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Mijnheer de Voorzitter, in de eerste plaats zou ik mijn collega’s willen bedanken die voor de resolutie over Estland hebben gestemd. De stemming van vandaag in het Europees Parlement heeft laten blijken dat het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU niet zomaar een dode letter is of een verzameling losse kreten, maar een concreet beleid. En het Europees Parlement heeft vandaag ook nog iets anders aangetoond, namelijk dat de solidariteit in de Europese Unie springlevens is en een concreet beginsel. Het is gemakkelijk om je solidair te verklaren en te betonen als er geen problemen zijn en alles koek en ei is. Maar het is veel belangrijker en moeilijker om solidariteit toe te passen op kritieke momenten, in tijden van crisis. Vandaag heeft het Europees Parlement bovendien laten zien dat er geen breuk door de Europese Unie loopt tussen oude en nieuwe, of tussen grote en kleine EU-lidstaten, en dat er geen onbelangrijke of minder belangrijke leden zijn wier belangen kunnen worden opgeofferd ten bate of in het belang van de grote landen.

 
  
MPphoto
 
 

  Gerard Batten en Derek Roland Clark (IND/DEM), schriftelijk. – (EN) De UK Independence Party betreurt de opstelling van Rusland jegens Estland, maar kan voor geen enkele resolutie van het Europees Parlement stemmen, daar zij de legitimiteit van dat Parlement niet erkent.

 
  
MPphoto
 
 

  Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. (PT) Wij zijn sterk gekant tegen de resolutie die het Parlement hier vandaag heeft aangenomen, omdat de ernstige en reële betekenis van de recente voorvallen in Estland in de tekst geminimaliseerd en verdoezeld worden in een duidelijke poging om de geschiedenis te herschrijven. Daarom hebben wij tegengestemd.

Er zij op gewezen dat in de resolutie met geen woord wordt gerept van de nazistische en fascistische acties die in Estland plaatsvinden, te beginnen met het eerherstel en de verheerlijking van voormalige nazi-collaborateurs wier deelname aan de brutale repressie en stelselmatige uitroeiing van duizenden mensen eenvoudigweg verhuld wordt.

De recente beslissing om uit het centrum van Tallinn een gedenkteken – met inbegrip van menselijke resten – weg te halen dat destijds is opgericht voor degenen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gesneuveld zijn in de strijd tegen de nazi’s en de fascisten is in dit verband de zoveelste provocatie op rij. De burgers van Estland hebben zich op legitieme wijze tegen deze beslissing verzet, maar hun acties zijn brutaal onderdrukt. Bovendien worden grote delen van de Russisch sprekende bevolking van Estland op onaanvaardbare wijze gediscrimineerd en wordt hun zelfs door de autoriteiten het burgerschap ontzegd.

Deze kwestie reikt veel verder dan de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Russische Federatie. Daarom is het van fundamenteel belang dat alle antifascisten en democraten in het geweer komen en hun verontwaardiging uiten.

 
  
MPphoto
 
 

  Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. – (SV) Ik steun de resolutie omdat wij van mening zijn dat de Russische inmenging in Estland zeer ernstig en niet acceptabel is.

Ik sta echter negatief tegenover paragraaf 8. Het is aan elke soevereine staat om te bepalen in hoeverre een dialoog gestart moet worden. In paragraaf 7 worden de uitgevoerde internetaanvallen besproken. Het gaat hier om zeer ernstige handelingen, maar ik vind niet dat de EU hierover een plan moet uitwerken, omdat zo’n kwestie het beste op lidstaatniveau kan worden behandeld.

 
  
MPphoto
 
 

  David Martin (PSE), schriftelijk. – (EN) Ik heb voor de resolutie over Estland gestemd, waarin wij ons solidair met dat land betonen, nu het te maken heeft met de inmenging van de Russische autoriteiten in zijn binnenlandse aangelegenheden. Ik steun in het bijzonder de oproep aan de Russische regering om de Conventie van Wenen inzake de bescherming van diplomaten te eerbiedigen.

 
  
MPphoto
 
 

  Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Ik heb – evenals de Fractie Europees Unitair Links/Noords Groen Links – tegen de compromisresolutie over de recente gebeurtenissen in Estland gestemd, omdat deze gekenmerkt wordt door eenzijdigheid. Mijns inziens is herziening van de geschiedenis onaanvaardbaar, hoezeer men ook onder de Sovjets te lijden heeft gehad. Het standbeeld dat werd verwijderd – en waardoor demonstraties werden uitgelokt en er spanning ontstond – is een monument van de overwinning op de fascisten. Je kunt het niet, in naam van het verzet tegen de sovjetoverheersing, anders gaan noemen. In de resolutie wordt het thema eenzijdig benaderd, en dat is onaanvaardbaar. Daarmee draagt men geenszins bij tot ontspanning tussen Estland en Rusland. Integendeel, daarmee voedt men deze alleen maar.

 
  
MPphoto
 
 

  Marek Siwiec (PSE), schriftelijk. (PL) De rellen in Tallinn en de aanval op de Estse ambassade in Moskou hebben aan het licht gebracht welke koers de huidige autoriteiten varen ten opzichte van afzonderlijke lidstaten. Deze keer echter heeft Moskou een vergissing begaan door zich bijzonder agressief op te stellen tegen één van de kleinste landen van Europa. Voor het eerst heeft Europa zich eensgezind tegen Rusland gekeerd, welhaast een unicum in de geschiedenis van de Europese Unie. Een van de grondbeginselen van de Gemeenschap is namelijk het solidariteitsbeginsel. Daarom ben ik blij me in het gezelschap van een zeer ruime meerderheid van de afgevaardigden te bevinden, die allen vóór het aannemen van deze resolutie hebben gestemd.

 
Juridische mededeling - Privacybeleid