De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over de mensenrechten in Sudan(1).
Karin Scheele (PSE), auteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter. Amouna Abdallah Daldoum, 23 jaar oud, en Sadia Idries Fadul, 22 jaar oud, zijn respectievelijk op 6 maart en op 13 februari 2007 veroordeeld tot de dood door steniging wegens overspel. Beide vrouwen waren door een strafrechtbank in de provincie Managil in de deelstaat Gezirah schuldig bevonden aan overspel. Volgens verslagen hadden de vrouwen tijdens het proces geen advocaat en konden ze zichzelf niet verdedigen omdat ze enkel de taal van hun eigen etnische groep beheersen. Het proces werd in het Arabisch gevoerd, zonder dat de vrouwen een tolk ter beschikking kregen.. Er werd beroep aangetekend tegen het vonnis.
Volgens informatie van de ambassade van Sudan in Brussel werd het doodvonnis door de rechtbank ingetrokken. Motivering: niet voldoende rechtsbijstand. We zijn blij met het intrekken van de doodstraf, als dit ook echt door de rechtbank bevestigd wordt, en vragen de Sudanese regering de lichamelijke en geestelijke integriteit van de twee vrouwen te garanderen.
Op 3 mei zijn twee zestienjarigen ter dood veroordeeld voor moord en diefstal. Het opleggen van de doodstraf aan minderjarige delinquenten is volgens het internationale recht verboden. Sudan heeft de overeenkomst van de Verenigde Naties over de Rechten van het Kind geratificeerd en zich er op die manier toe verbonden personen die jonger zijn dan 18 jaar niet te executeren. De Sudanese regering wordt opgeroepen de doodstraf van deze twee minderjarigen in te trekken en hun lichamelijke en geestelijke integriteit te garanderen.
We roepen de Commissie, de Europese Raad en de lidstaten op om de doodstraf, zweepslagen en andere wrede en vernederende straffen te veroordelen.
Ryszard Czarnecki (UEN), auteur. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dit is mijn eerste termijn in het Europees Parlement, maar als ik me goed herinner, debatteren we inmiddels al voor de derde keer over de kwestie Sudan. Voor de inwoners van Sudan zou het natuurlijk het beste zijn wanneer we ons niet met hen bezig hoefden te houden. Ik ben blij dat er tussen de zes grootste fracties van het Parlement overeenstemming bestaat over de Sudan en dat we dus kunnen uitgaan van een gemeenschappelijk standpunt. Paradoxaal genoeg is het blijkbaar zo dat het lijden en de afgrijselijke vonnissen die in Sudan worden voltrokken, ons Europeanen tot eendracht brengen. Die vonnissen zijn werkelijk uiterst onrechtvaardig.
In de eenentwintigste eeuw is het absoluut onacceptabel dat overspelige vrouwen ter dood veroordeeld worden door steniging of dat zestienjarigen worden opgehangen. Ja, wij mengen ons inderdaad in de binnenlandse aangelegenheden van Sudan. Sterker nog, we moeten dat doen uit morele overwegingen, maar niet alleen daarom. Ook omdat we dat land alleen al dit jaar 85 miljoen euro aan humanitaire hulp hebben geboden. Twee maanden geleden is dit bedrag zelfs nog verhoogd, want aanvankelijk zou het 40 miljoen euro zou zijn. Ook moeten we luid en duidelijk onze afkeur uitspreken over de andere wrede praktijken in dat land, zoals genitale verminking van kleine meisjes.
Een persoonlijke noot. In mijn land wordt gedebatteerd over de doodstraf, laten we er niet omheen draaien. Ik persoonlijk ben tegen de doodstraf. De gruwelijkheden die zich in Sudan afspelen, bevestigen mijn bezwaren tegen de doodstraf, hoewel de culturele context natuurlijk compleet anders is.
Ik benadruk dat we in deze kwestie eensgezind moeten optreden, samen één front moeten vormen, omdat alleen onze solidariteit, de solidariteit van de hele Europese Unie, ervoor kan zorgen dat deze absurde vonnissen niet meer worden voltrokken.
Marios Matsakis (ALDE), auteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Sudan is misschien het bekendst vanwege het conflict in Darfur, waar de mensenrechtenschendingen reusachtige vormen hebben aangenomen. Sudan is echter ook een staat waar de inachtneming van de mensenrechten in het algemeen in het gehele land ernstig tekortschiet.
Deze ontwerpresolutie herinnert ons eens te meer aan het anachronistische en primitieve rechtssysteem dat in Sudan wordt toegepast, een systeem waarin vrouwen tot de doodstraf door steniging veroordeeld kunnen worden als zij schuldig worden bevonden aan overspel, en waarin kinderen ter dood veroordeeld kunnen worden. Het is toch welhaast onvoorstelbaar dat er in de eenentwintigste eeuw nog altijd regeringen zijn die dergelijke uitermate barbaarse systemen blijven billijken en steunen.
We begrijpen heel goed dat Sudan een straatarm land is, met veel politieke en economische problemen, maar dergelijke problemen mogen geen excuus zijn om niet een koers van door het gezond verstand ingegeven vooruitgang te varen in de richting van het in acht nemen van de universele waarden van rechtvaardigheid en democratie. Bovendien vinden wij het moeilijk te aanvaarden hoe religie zich op zo’n drastische en soms sadistische wijze kan mengen in zaken op het gebied van het strafrecht en het burgerlijk recht.
We willen een sterk signaal afgeven aan de Sudanese regering dat ons geduld opraakt en dat onze tolerantiegrenzen al lang zijn overschreden. Wij dringen erop aan dat zij dringend hun rechtssysteem hervormen, waarbij rekening wordt gehouden met het internationaal recht, de VN-verdragen en de eerbiediging van de mensenrechten van de Sudanese bevolking. We vertrouwen erop dat dit spoedig gedaan zal worden, zodat wij niet tot drastischer overtuigingsmaatregelen hoeven over te gaan.
Bernd Posselt (PPE-DE), auteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter. Ik ben het roerend eens met collega Matsakis, op één punt na. Hij zegt dat Sudan een arm land is. Dat klopt. Maar Sudan is ook potentieel een zeer rijk land, door zijn olierijkdom en vele andere factoren. Maar het is een land dat uitgebuit wordt en waar internationale krachten en concerns de oorlog in Darfur en elders nog aangewakkerd hebben om hun eigen belangen op het vlak van energie veilig te stellen.
Sudan is echter ook een land dat zichzelf door een defect politiek systeem oneindig veel schade toebrengt, niet enkel door het conflict tussen noord en zuid, oost en west, christenen en moslims, zoals altijd generaliserend gezegd wordt, maar ook door een hele reeks aparte conflicten. Daarom moeten we er op toezien dat de elementaire mensenrechten hier gerespecteerd worden. Daarnet werd terecht gezegd dat we in Europa de doodstraf afwijzen. In het debat werd over Polen gesproken. De doodstraf is onverenigbaar met het lidmaatschap van de Europese Unie of de Raad van Europa – dat weten we. Maar natuurlijk moeten er in Afrika stilaan gelijkaardige normen worden ontwikkeld. Dit is met name een taak voor de Afrikaanse Unie, die nog in haar kinderschoenen staat, om stap voor stap – we weten dat dit niet van de ene dag op de andere mogelijk is – deze normen voor de mensenrechten niet enkel te ontwikkelen maar ook in wetgeving om te zetten en ten uitvoer te leggen..
Daarom roepen we de Sudanese regering op om de doodstraf niet alleen niet meer toe te passen – met name voor minderjarigen, wat een echte schande is – maar ook er van af te zien om a) de sharia zo verkeerd te interpreteren als nu gebeurt, want de barbaarse gewoonten ter plaatse hebben helemaal niets met de echte sharia te maken en b) bovendien de sharia niet toe te passen op niet-islamitische bevolkingsgroepen. Hier moet een normaal burgerlijk recht van toepassing zijn, dat voldoet aan de normen van de Verenigde Naties inzake mensenrechten.
Raül Romeva i Rueda (Verts/ALE), auteur. – (ES) Van al de verschrikkingen die een mens kan ondergaan is terechtstelling door steniging er ongetwijfeld één van de meest onbegrijpelijke en onaanvaardbare.
Het geval dat we nu bespreken – de terdoodveroordeling door steniging van Sadia Idris Fadul en Amouna Abdallah Daldoum – heeft twee dimensie, die beide even belangrijk zijn. Om te beginnen verplicht het ons opnieuw duidelijk te stellen dat wij ons uit principe verzetten tegen de doodstraf. Verder zijn we hier getuige van een flagrant geval van discriminatie op grond van geslacht. Het vonnis is immers gebaseerd op de beschuldiging van het begaan van een vergrijp – overspel – dat alleen als zodanig wordt aangemerkt als het om vrouwen gaat. Voor mannen is dat niet het geval.
Het volstaat dus niet om aan te dringen op de naleving van de internationale wetgeving met betrekking tot het ter dood brengen van minderjarigen. Het volstaat ook niet om al de landen die de doodstraf toepassen op te roepen deze straf naar een politiek en strafrechterlijk verleden te verwijzen. We zullen deze toestand ook moeten presenteren als een geval van ongegeneerd seksisme. Het gaat hier welbeschouwd om selectieve moorden ten behoeve van het patriarchaat.
Als we geconfronteerd worden met vonnissen die alleen voor vrouwen gelden, dan komt het erop neer dat er aan een vrouwenleven minder waarde wordt gehecht dan aan een mannenleven. Dat is niet aanvaardbaar – niet in Sudan, en ook niet in de rest van de wereld.
Ik ben daarom heel blij dat er met betrekking tot deze resolutie een zo’n brede consensus is bereikt. Ik hoop dat we er zo niet alleen toe bijdragen dat de doodstraf wordt afgeschaft, maar ook dat er een einde komt aan deze gewoonte om mannenlevens een grotere waarde toe te kennen dan vrouwenlevens.
Erik Meijer (GUE/NGL), auteur. – Voorzitter, al in de tijd dat de huidige staat Sudan nog bekend stond als de Anglo-Egyptische Sudan, was de vraag aan de orde of dit zeer omvangrijke gebied met sterk verschillende volkeren als één staat onafhankelijk moest worden. Een eenheidsstaat zou vooral de staat zijn van de Arabische bevolkingsgroep in het noorden, het oosten en het midden. De zwarte islamitische bevolkingsgroep in het westen en de zwarte christelijke en animistische bevolking in het zuiden zouden moeilijk een gelijkwaardige positie kunnen krijgen.
Die toen veel minder ontwikkelde gebieden lagen ver van zee en kregen nauwelijks internationale aandacht. Uiteindelijk heeft niemand rekening met ze gehouden. Na jarenlange oorlog lijkt een compromis bereikt voor het niet-islamitische zuiden, dat zelfbestuur en een vertegenwoordiging in de centrale regering heeft gekregen. Zoals we weten, geldt dat niet voor het westelijke Darfur.
Binnen de dominerende Arabische bevolkingsgroep, en vooral bij de bestuurlijke machthebbers en de justitie slaat het fundamentalisme toe. Doodstraffen vanwege overspel en zelfs toepassing van steniging zijn daarvan nu de ergste uitwassen. Terecht wijst de resolutie op internationale afspraken en de noodzaak tot afschaffing van de doodstraf. Daarvoor moet voldoende aandacht blijven, omdat er een verschrikkelijke situatie in Sudan ontstaat.
Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het conflict in Sudan sleept zich al vijftig jaar voort en heeft al tenminste twee miljoen slachtoffers geëist. Een keerpunt in deze oorlog, die één van de bloedigste in het hedendaagse Afrika is, vond plaats in 2005. Er werd toen een vredesovereenkomst in Nairobi getekend. In het westelijk gelegen Darfur duurt het conflict echter nog steeds voort. De balans wijst tot nu toe op vierhonderdduizend dodelijke slachtoffers en twee miljoen vluchtelingen. De inwoners van deze provincie zijn het slachtoffer van de grootste humanitaire ramp die momenteel plaatsvindt. Zij hebben niets te eten of te drinken en geen toegang tot gezondheidszorg. De tragedie in Darfur sleept zich al vier jaar voort. Tot nog toe heeft de Europese Unie geen enkele effectieve stap gezet om Hartum te dwingen een einde te maken aan de oorlogsmisdaden en de misdaden tegen de menselijkheid.
Onlangs is aan het licht gekomen dat minderjarigen in Sudan ter dood worden veroordeeld. Dit is de zoveelste flagrante bevestiging van stelselmatige schendingen van de mensenrechten in een land dat weliswaar veel internationale overeenkomsten heeft ondertekend, waaronder de Cotonou-overeenkomst, maar deze openlijk negeert. We kunnen niet langer alleen maar onze verontrusting over de situatie in Sudan uiten, zoals de Europese ministers van Buitenlandse Zaken de afgelopen drie jaar hebben gedaan in hun negentien verklaringen over deze zaak. De tijd is rijp om effectieve economische sancties te gaan instellen, waarmee we de leiders in Sudan inpeperen dat massaal geweld tegen de eigen burgerbevolking zijn prijs kent.
Danutė Budreikaitė, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de al vier jaar durende oorlog in Darfur biedt weinig hoop dat in landen in oorlog de mensenrechten geëerbiedigd zullen worden.
De benodigde documenten mogen dan ondertekend zijn, de verplichtingen zijn niet nagekomen.
Tijdens het militaire conflict in Darfur zijn zo’n tweehonderdduizend mensen omgekomen en zijn tweeënhalf miljoen inwoners van de provincie dakloos geworden. Het land is gedompeld in chaos en de regering denkt alleen aan haar eigen belangen.
Ik zou de aandacht willen vestigen op de omstandigheden die in Sudan militair geweld blijven teweegbrengen en aanleiding blijven geven tot de mensenrechtenschendingen.
Van wie zijn de wapens afkomstig die voor de gevechten in Darfur worden gebruikt? Volgens Amnesty International, leveren China en Rusland wapens aan Darfur, ook al ontkennen die dit en hebben zij de resolutie van de VN-Veiligheidsraad die het leveren van wapens aan Darfur verbiedt, gesteund.
Bovendien hebben de Chinezen veel energie- en grondstoffenbelangen in Sudan. Ze komen om winst te maken en het lijkt erop dat de instabiele situatie in hun voordeel is.
Het oplossen van het conflict en het herstellen van de mensenrechten in Sudan zal afhangen van onze samenwerking met de betrokken partijen en internationale organisaties, en hun verplichtingen, die deze landen niet gestand doen.
Dalia Grybauskaitė, lid van de Commissie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, de mensenrechtensituatie in Sudan blijft de Europese Commissie en de EU buitengewoon grote zorgen baren, zeker gezien de onzekere en buitengewoon explosieve situatie die nog altijd in gemarginaliseerde gebieden als Darfur heerst. De Sudanese regering heeft haar handtekening gezet onder een alomvattend vredesakkoord (CPA). Het is nu bijna twee jaar later en veel van de verplichtingen op het gebied van de mensenrechten die zij is aangegaan in het kader van het CPA en de binnenlandse nationale interimgrondwet, die in juli 2005 door de president van de republiek is ondertekend, komt zij verre van na.
Binnen de internationale gemeenschap zijn de Europese inspanningen om de bescherming van de burgers in Sudan te verbeteren, toegespitst op zowel de veiligheid als op politieke activiteiten door burgers. Sinds 2005 heeft de Commissie ongeveer 35 projecten gefinancierd ter bevordering van de mensenrechten en de democratie in Sudan, voor een bedrag van in totaal zo’n 6 miljoen euro.
Wat betreft de gevallen van de twee vrouwen die in de resolutie van het Parlement worden genoemd, kan ik de geachte leden van het Parlement verzekeren dat de Europese Unie en de Commissie de zaak aandachtig volgen. Deze zaak is voor het eerst aan de orde gesteld in de vergadering van missiehoofden die half maart in Nederland is gehouden, en vervolgens op de EU-trojka van 27 maart, die samengesteld was uit vertegenwoordigers van Duitsland, Griekenland en de Commissie.
Sindsdien heeft de EU het onderwerp aan de orde gesteld op de laatste vergadering van de adviesraad voor de mensenrechten op 16 april. Het Hof van beroep heeft de zaak terugverwezen naar de oorspronkelijke rechtbank – de staatsrechtbank van al-Gezira – om deze opnieuw te overwegen. Hoewel wij de doodstraf categorisch blijven afwijzen, is het in elk geval positief dat de zaak voor een nieuw proces is terugverwezen, en we hopen dat de vrouwen een eerlijk proces zullen krijgen in overeenstemming met de internationale mensenrechtennormen.
De laatste zaak waar we het nu over hebben is de zaak van twee jongens van zestien jaar, die tot de doodstraf door ophanging zijn veroordeeld. Verscheidene lidstaten en de Commissie hebben deze kwestie bij de Duitse ambassade aangekaart en wachten af totdat het EU-voorzitterschap dezer dagen het initiatief neemt in deze kwestie. Zo niet, dan is de Commissie voornemens deze kwestie rechtstreeks in een schrijven aan de Sudanese autoriteiten, waaronder de minister van Justitie en de adviesraad voor de mensenrechten, aan de orde te stellen.
De komende bijeenkomst met de adviesraad voor de mensenrechten, in het kader van de politieke dialoog tussen de EU en Sudan, zal begin juni plaatsvinden, en dat zou een goede gelegenheid kunnen zijn om deze zaak opnieuw ter sprake te brengen.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten.
De stemming vindt na afloop van de debatten plaats.
Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
Kathy Sinnott (IND/DEM), schriftelijk. – (FR) Hoe kan het dat deze situatie nog steeds voortduurt? Er zijn de afgelopen honderd jaar zoveel genocides geweest en elke keer weer zeggen we dat het nooit meer zal gebeuren. Maar we weten dat het nu in Darfur gebeurt, en de wereld weet dat het gebeurt, dus waarom zijn we niet bij machte deze toestand te doen ophouden?
In mijn eigen land, Ierland, zijn we in staat geweest de geweren het zwijgen op te leggen en gemeenschappen samen te brengen waarvan we dit nooit voor mogelijk hadden gehouden. Waarom zijn we niet in staat om in dit deel van de wereld vooruitgang te boeken?
Om deze vraag te beantwoorden moeten we de situatie in Darfur anders bekijken. Als het medeleven van de wereld en onze resoluties de bevolking van Sudan vrede en verlichting van de ellende konden brengen, dan was dat al lang gebeurd. We kunnen de regering in Sudan die toch niet luistert, blijven oproepen zich anders op te stellen, of we kunnen kijken waarom de steun voor haar onverzettelijkheid blijft voortduren. We moeten de aanvoerlijnen die brandstof leveren voor de verwoesting in Darfur, afsnijden, net als de aanvoer van de Chinese oliedollars en de Russische wapens. Zolang we niet bereid zijn om ons tegen deze machten te verzetten, zullen onze resoluties machteloos en vruchteloos blijven.