Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Volledig verslag van de vergaderingen
Woensdag 6 juni 2007 - Brussel Uitgave PB

16. Verdrag van Prüm: intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit - Visuminformatiesysteem (VIS) - Toegang tot en raadpleging van het visuminformatiesysteem (VIS) - Bescherming van persoonsgegevens (debat)
PV
MPphoto
 
 

  De Voorzitter. - Aan de orde is de gecombineerde behandeling van:

- het verslag (A6-0207/2007) van Fausto Correira, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het initiatief van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Finland, de Portugese Republiek, Roemenië en het Koninkrijk Zweden met het oog op de aanneming van het besluit van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit [06566/2007 - C6-0079/2007 - 2007/0804(CNS)]

- de twee verslagen van Sarah Ludford, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, te weten A6-0194/2007 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf [COM(2004)0835 - C6-0004/2005 - 2004/0287(COD)] en A6-0195/2007 over het voorstel voor een besluit van de Raad over de toegang tot het visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door de nationale veiligheidsdiensten van de lidstaten en Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten [COM(2005)0600 - C6-0053/2006 - 2005/0232(CNS)]

- het verslag (A6-0205/2007) van Martine Roure, namens de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken, over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (hernieuwde raadpleging) [07315/2007 - C6-0115/2007 - 2005/0202(CNS)].

 
  
MPphoto
 
 

  Peter Altmaier, fungerend voorzitter van de Raad. - (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte afgevaardigden, vandaag behandelen we drie dossiers die een forse stap vooruit betekenen bij de grensoverschrijdende politiesamenwerking in het kader van het Europees intern beleid. Daarbij gaat het in eerste instantie om het Verdrag van Prüm, dat oorspronkelijk een volkenrechterlijk verdrag was tussen een klein aantal lidstaten - aanvankelijk waren het er zeven - maar dat later door nog tien andere landen werd ondertekend. Dit verdrag heeft ertoe geleid dat er voor het eerst in Europa nationale DNA- en vingerafdrukbanken en kentekenregisters in een netwerk werden aaneengesloten.

Daarmee hebben we, met inachtneming van een hoge mate van gegevensbescherming, de grondsteen gelegd voor moderne gegevensuitwisseling op politieniveau in Europa. Dit tussen een aantal lidstaten gesloten verdrag wordt nu naar het Europese niveau overgeheveld. Het wordt in het recht van de Europese Unie geïntegreerd en zal - wat zijn kernelementen betreft - in alle zevenentwintig lidstaten uitgevoerd worden.

Daarmee leveren we een bijdrage aan de veiligheid van de burgers in Europa, want zelfs dankzij de ervaringen van een klein aantal lidstaten met DNA-vergelijking konden misdadigers worden geïdentificeerd en zware misdrijven bestraft worden. Daarnaast dragen we ook bij aan een grotere slagvaardigheid van de Europese Unie. Daarom is het goed dat dit verdrag voortaan niet meer wordt behandeld overeenkomstig het volkerenrecht, maar deel gaat uitmaken van ons gezamenlijke Europese rechtskader.

Ik bedank alle lidstaten, maar ook de Europese Commissie en de leden van het Europees Parlement, die de integratie van het Verdrag van Prüm ondanks een zeer krap tijdsschema mogelijk gemaakt hebben. Wij zullen bij de integratie en bij de omzetting ook de standpunten van het Europees Parlement de gepaste aandacht geven.

De komende weken nemen we een beslissing over het visuminformatiesysteem, waarover we in mei al overeenstemming met het Europees Parlement bereikt hebben. Nu er op Coreper-niveau overeenstemming bereikt is, bestaat er een gerede kans dat de Raad het toegangsbesluit de komende week zal bekrachtigen. Een formeel besluit komt er na de toetsing door de juristen-taalkundigen.

Het visuminformatiesysteem is een uiterst belangrijk instrument tot versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Om die reden zullen wij het opslaan van en de inzage in alfanumerieke en biometrische gegevens tijdens de visumprocedure mogelijk maken. Dit zal ons helpen om meervoudige visumaanvragen, valse identiteiten en andere vormen van misleiding beter dan voorheen te bestrijden.

Het VIS-toegangsbesluit biedt de veiligheidsdiensten ook de mogelijk om het VIS preventief te raadplegen, voor het opsporen en onderzoeken van terroristische en andere zware misdrijven. De aldus geschapen nieuwe recherchemogelijkheden voor de veiligheidsdiensten betekenen een grote stap vooruit in de bescherming tegen het internationale terrorisme en de georganiseerde misdaad. Ik wil benadrukken dat de overeenstemming die we met het Europees Parlement bereikt hebben, zeer evenwichtig is. Hierin wordt op uitgebalanceerde wijze rekening gehouden met de verschillende, naar voren gebrachte argumenten.

Als we erin slagen om de politiesamenwerking in Europa te verbeteren, in de met beide maatregelen beoogde mate, en onze burgers meer veiligheid te bieden, moeten we er ook voor zorgen dat de gegevensbescherming in de Europese Unie een prominente plaats krijgt en dat misbruik van door de lidstaten uitgewisselde gegevens effectief bestreden en waar mogelijk verhinderd wordt.

Het verheugt mij dan ook bijzonder dat er de laatste weken aanzienlijke vooruitgang geboekt is bij het kaderbesluit voor de gegevensbescherming in de derde pijler, dat we in de desbetreffende werkgroep van de Raad, in samenwerking met de rapporteur van het Europees Parlement, een nieuw ontwerp in twee lezingen wisten af te handelen en dat we het aantal voorbehouden, waardoor wij in het verleden altijd van snelle vooruitgang werden afgehouden, sterk hebben kunnen verminderen. Dit herziene ontwerp waarborgt een hoog beschermingsniveau. Het beschermingsniveau van Verdrag 108 van de Raad van Europa uit 1981en het aanvullende protocol van 2001 zal volledig gewaarborgd zijn.

Ook voor de kwesties van het toepassingsgebied en de regeling voor derde landen zullen we redelijke oplossingen weten te vinden. Het Europees Parlement heeft daar al een belangrijke bijdrage aan geleverd en ik wil u dan ook namens het voorzitterschap nogmaals hartelijk danken voor de bijzonder snelle behandeling van het herzien ontwerp. Met name ook bij het vraagstuk van een adequate gegevensbescherming in derde landen en de opneming van een regeling voor het doorgeven van gegevens aan niet-openbare instanties stevenen wij af op goede oplossingen

Ik geloof ook dat de evaluatieclausule die het Europees Parlement voor het toepassingsgebied heeft voorgesteld een bijzonder constructieve oplossing is, en we zullen de tijd die ons voorzitterschap rest, gebruiken om verdere vooruitgang te boeken. Commissaris Frattini heeft er met zijn vijftien principes voor gegevensbescherming voor gezorgd dat we de essentiële punten in deze kwestie snel konden omschrijven. Wij zullen de Raad voorstellen met een verklaring te komen en ervoor pleiten deze principes in het verdere verloop van de besluitvorming de aandacht te geven die ze verdienen.

 
  
MPphoto
 
 

  Franco Frattini, vice-voorzitter van de Commissie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik heb niet veel toe te voegen aan de overwegingen die de heer Altmaier namens de Raad naar voren heeft gebracht. Wat het eerste vraagstuk betreft kan ik zeggen dat wij van meet af steun hebben gegeven aan het initiatief van het Duitse voorzitterschap om de bepalingen van de derde pijler van het Verdrag van Prüm grotendeels over te hevelen naar het Europese wetgevingssysteem.

Dat zal de grensoverschrijdende samenwerking tussen de politiële en justitiële autoriteiten vergemakkelijken en versterken, en het zal zeker ook stimulerend zijn voor iets dat heel noodzakelijk zal blijken voor de versterking van de veiligheid van de Europese ruimte, namelijk de uitwisseling van informatie met het oog op preventie en onderdrukking van criminaliteit. Natuurlijk is deze exercitie ook gebaseerd op het feit dat daar waar de bepalingen van het Verdrag al zijn toegepast, zij hun nut bewezen hebben. In een interessant verslag van het voorzitterschap hebben wij kunnen lezen dat het Verdrag van Prüm tussen Duitsland en Oostenrijk al functioneert en dat het positieve en zelfs verrassende elementen heeft opgeleverd. Zo zijn er reeds ernstige criminele verantwoordelijkheden aan het licht gekomen, dankzij het gebruik van bepaalde bepalingen van dit Verdrag.

Hier kleeft een belangrijk aspect aan: de toepassing van het beginsel van beschikbaarheid - dus de uitwisseling van informatie ter bevordering van de informatiestroom - moet hand in hand gaan met een adequate bescherming van persoonsgegevens. In geval van misbruik moeten er duidelijke preventieregels zijn waarmee dit soort zaken voorgoed kunnen worden verhinderd. Volgens mij is het heel belangrijk dat het besluit van de Raad bevestigd wordt, zoals het voorzitterschap al heeft gedaan en waar ikzelf dus heel sterk voor pleit. Ik vertrouw erop dat dit besluit de komende week in Luxemburg zal worden goedgekeurd. Er staat een heldere verwijzing in naar de bescherming van persoonsgegevens, omdat wij helaas nog geen kaderbesluit inzake gegevensbescherming bezitten. Uiteraard moet dit besluit van de Raad, op grond waarvan de artikelen van het Verdrag van Prüm overgeheveld worden naar het Europese acquis, instaan voor gegevensbescherming, als zijnde de eerste voorwaarde voor een compatibele inlichtingenuitwisseling.

Mijn laatste opmerking betreft de periodieke evaluatie van dit besluit. Die evaluatie belooft belangrijk te worden, zowel wat betreft de operationele doelmatigheid, dus de manier waarop deze reeks bepalingen zal functioneren, als de werking van de vrijwaringsclausules. De evaluatie zal ook nuttig zijn voor het Parlement, waaraan zij natuurlijk zal worden voorgelegd.

Over het visuminformatiesysteem moet ik uiteraard de rapporteur, mevrouw Ludford, en het voorzitterschap feliciteren. Zij verdienen ook een pluim voor de inspanningen die zij tezamen hebben gedaan om een goed akkoord op tafel te krijgen. Een goed akkoord kan op de een of andere manier ook borg staan voor zowel de veiligheidseisen, waar veel regeringen om gevraagd hebben, als de noodzaak van bescherming van persoonsgegevens. Dit zijn rechten waarover volgens de Europese Unie niet onderhandeld mag worden. Op de consulaten en de grensposten krijgen wij dan te maken met beter functionerende instrumenten, die ter beschikking van eerlijke reizigers zullen worden gesteld en de politie de mogelijkheid zullen bieden om ernstige gevallen van wetsovertredingen op te sporen. De regels voor gegevensbescherming zijn krachtig verankerd in het akkoord over het visuminformatiesysteem. Er was grote behoefte aan dit soort regels, alsook aan regels voor vingerafdrukken. Dankzij dit akkoord kan de Commissie zich nu buigen over de technische toepassing. Hier is enige spoed vereist omdat, zoals u weet, wij het VIS-systeem vanaf de lente van 2009, volgens het uitgestippelde tijdpad, operationeel willen maken.

Wat het operationeel beheer van het systeem betreft is er een precies verzoek: nadat de effectbeoordeling is uitgevoerd, moet het operationeel beheer toevertrouwd worden aan een speciaal orgaan, aan een technische dienst. Voorgesteld kan worden dat deze technische dienst binnen twee jaar na inwerkingtreding van het VIS-stelsel operationeel wordt, zowel vanwege de economische implicaties die beoordeeld moeten worden, als vanwege de uit te voeren technische effectbeoordeling. Ik geef u nu al vast een persoonlijke indruk. Als er een operationeel beheersorgaan moet komen, kan dit niet slechts beperkt blijven tot het VIS. Er moet één operationeel beheersorgaan komen voor zowel SIS II als VIS. Op die manier kan namelijk optimaal gebruik worden gemaakt van de middelen en het arbeidsvermogen.

Het derde vraagstuk betreft het kaderbesluit inzake gegevensbescherming. Ook hier moet ik mevrouw Roure bedanken voor haar verslag, dat de Raad een goede steun in de rug geeft. Reeds in het verre 2005 had ik een voorstel terzake ingediend. Ik heb sedertdien verscheidene malen een oproep gedaan tot de ministers van de Raad, en vandaag naderen wij dan een oplossing waar ieder zich in kan vinden. Over één aspect wil ik nogmaals mijn mening uiten, welke overigens alom bekend is: ik zou graag hebben dat deze regels voor gegevensbescherming, de derde pijler, ook werden toegepast op de interne wetgeving van de lidstaten, en dus niet alleen in het geval van grensoverschrijdende uitwisseling van gegevens en grensoverschrijdende samenwerking. Ik sta dus achter het voorstel van mevrouw Roure. Uiterlijk drie jaar na goedkeuring van het kaderbesluit zullen wij het doel en toepassingsbereik opnieuw onder de loep moeten nemen, en dus misschien ook de mogelijkheid om deze regels uit te breiden tot de interne wetgeving. Drie jaar is voldoende tijd.

Mevrouw Roure rept van een evaluatie, precies het soort evaluatie waar wij het over hebben, om de regels inzake gegevensbescherming nog meer te harmoniseren. De ene mogelijkheid sluit de andere niet uit. Men kan beide zaken nastreven door gebruik te maken van dit verslag, dat drie jaar na de inwerkingtreding zal moeten bepalen of het mechanisme gefunctioneerd heeft, waar het verbeterd kan worden en waar het nog meer geharmoniseerd kan worden. Over één punt zou iedereen het eens moeten zijn, namelijk de noodzaak om het gebruik van gegevens uit te sluiten voor doeleinden die niet van tevoren afgesproken zijn. Anders geformuleerd, persoonsgegevens kunnen alleen gebruikt worden om veiligheidsredenen en voor politiedoeleinden, als van tevoren aangegeven wordt welke doelstellingen en doelgroepen de veiligheidsautoriteiten hebben. Dit is een sleutelbeginsel, waaraan wij vast moeten houden.

Tenslotte moet er nog een bespreking komen over de autoriteiten die controle moeten uitoefenen op de gegevensbescherming. Er moet in ieder geval een dieper bezinningsproces worden opgestart, omdat de huidige autoriteiten en de toekomstige Europese autoriteit heel andere bevoegdheden hebben. Waarschijnlijk is dus een besluit nodig dat de kwestie nader uitdiept. Ik heb een voorstel ingediend met vijftien grondbeginselen, om de weg naar het akkoord te effenen. Het doet mij deugd dat de voorzitter van de Raad mijn voorstel met de vijftien grondbeginselen, nuttig vindt. Ik rond af: er is sprake van een forse achterstand, maar wij kunnen de verloren tijd inhalen.

 
  
  

VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ
Ondervoorzitter

 
  
MPphoto
 
 

  Fausto Correia (PSE), rapporteur. - (PT) Mijnheer de Voorzitter, fungerend voorzitter van de Raad Altmaier, ondervoorzitter Frattini, beste collega's, ik wil graag iets zeggen over het Prüm-initiatief, het onderwerp waarover het Europees Parlement vandaag en morgen zal debatteren en waarover ik in de commissie burgerlijke vrijheden, justitie en interne zaken een verslag heb opgesteld.

Het nogal gedetailleerde voorstel van de Raad, dat nog geen drie maanden geleden door het Europees Parlement is ontvangen, is door onze commissie heel snel onderzocht en besproken. Het secretariaat van de LIBE-commissie heeft al het nodige gedaan om een openbare hoorzitting te organiseren. Het was de bedoeling om alle openbare en particuliere belanghebbenden bij het proces te betrekken en op die manier zo volledig mogelijk vast te stellen welke bezorgdheden er bij deze groepen leefden. We zijn daarbij uitgegaan van het idee dat een efficiënte politieke samenwerking verenigbaar moet zijn met de verdediging en de bevordering van de grondrechten.

Deze afweging is heel belangrijk, aangezien dit voorstel belangrijke mechanismen vastlegt voor strafrechtelijk optreden en onderzoek. Het kan zijn dat dit gevolgen heeft voor de rechten en vrijheden van de burgers, en dat is een aspect dat we niet kunnen en mogen negeren.

Dit initiatief is heel belangrijk en het is ook heel zichtbaar. Als rapporteur heb ik daarom eerst en vooral geprobeerd een evenwicht te vinden tussen de voorwaarden voor een doeltreffende politiesamenwerking in de strijd tegen degenen die de grondslagen van onze Europese Unie bedreigen - terroristen en criminelen - en de bescherming van de grondrechten van individuen.

U zult begrijpen dat het vinden van een dergelijk evenwicht en het omzetten daarvan in een tekst die door de overgrote meerderheid van de uit verschillende fracties afkomstige afgevaardigden in de LIBE-commissie aanvaard kon worden, geen gemakkelijke opgave was. Het is echter wel een dankbare taak gebleken. Ik ben er oprecht van overtuigd dat de voorstellen die nu aan het oordeel van de voltallige vergadering zullen worden voorgelegd, het oorspronkelijke ontwerp van de Raad aanzienlijk verbeteren. Ik ben daarom heel blij dat de wijzigingen die we zijn overeengekomen - en die het resultaat zijn van een ruime consensus onder de fracties in het Europees Parlement en van een nauwe samenwerking tussen de rapporteur en de schaduwrapporteurs - door de LIBE-commissie vrijwel unaniem, met slechts één onthouding, zijn goedgekeurd. Ik hoop dat deze wijzigingen in de voltallige vergadering op dezelfde wijze zullen worden onthaald.

Onder de voorgestelde amendementen zijn er die gevolgen hebben voor de economie, en er zijn er ook die volgens mij formeel in een kaderbesluit moeten worden ondergebracht. Ik noem hier een betere harmonisatie van de voorschriften inzake de toegang tot biometrische gegevensbestanden, die beperkt moet blijven tot onderzoek, behalve als het gaat om vingerafdrukgegevens, die ook bij preventie een rol kunnen spelen. We hebben verder behoefte aan een heldere definitie van de regels die van toepassing zijn in geval van een gemeenschappelijk optreden. Er zullen criteria moeten worden vastgelegd voor de overdracht van persoonsgegevens. Overdracht mag alleen plaatsvinden als daartoe een duidelijke noodzaak bestaat, als het gaat om delicate situaties of grootschalige gebeurtenissen, en om het voorkomen van terroristische aanslagen. Het hoofdstuk over gegevensbescherming moet ook worden toegepast op alle mogelijke soorten verwerking van gegevens. Daarmee geven we gevolg aan al de aanbevelingen die de Europese toezichthouder voor de gegevensbescherming met betrekking tot dit onderwerp heeft gedaan. Verder wordt er een maximumtermijn vastgelegd voor het bewaren van persoonlijke gegevens. Er worden expliciete waarborgen vastgelegd die een verbod inhouden op het gebruik van gevoelige gegevens die zouden kunnen worden aangewend voor etnisch profiling. De rol van het Parlement bij het opvolgen van dit voorstel voor een besluit moet worden versterkt, zeker als het gaat om het vaststellen van uitvoeringsmaatregelen en het beoordelen van zulke maatregelen. Tot slot zal duidelijk moeten worden gemaakt hoe dit besluit zich verhoudt tot het voorstel voor een kaderbesluit inzake gegevensbescherming in het kader van de derde pijler. Dat kaderbesluit geeft immers een algemeen wetgevingskader op dit gebied.

Ik wil er ook graag op wijzen dat het heel belangrijk is dat de interventiemechanismen die in het Verdrag van Prüm zijn vastgelegd, worden opgenomen in het juridisch acquis van de Europese Unie. Deze mechanismen spelen immers een belangrijke rol bij het bestrijden van terrorisme en georganiseerde criminaliteit. Ik moet wel eerlijk toegeven dat ik mij enige zorgen maak over de wijze waarop het advies van het Europees Parlement in de Raad zal worden ontvangen.

Ter afsluiting nog het volgende: de aanneming van het kaderbesluit van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit zal de nodige democratische legitimiteit ontberen indien aan de inbreng van het Europees Parlement geen - of niet de nodige - aandacht wordt besteed. En dat zal niet bijdragen tot het vertrouwen van de EU-burgers in het communautaire project. Integendeel!

 
Juridische mededeling - Privacybeleid